Factsheet veiligheid van het gasdistributienet In de meeste woningen in Nederland wordt aardgas gebruikt voor het verwarmen van het huis, om te koken en/of om warm water te kunnen gebruiken. Dat gas wordt via leidingen in de straten naar de woningen gebracht. Bij een lek kan er gas in de woningen terecht komen. Dit kan brand of explosies veroorzaken. Gasnetbeheerders willen dit uiteraard voorkomen. Hoe houden zij de leidingen veilig? De netbeheerders bepalen hiertoe de risico’s van lekkages van leidingen. De grootte van die risico’s bepalen of er maatregelen nodig zijn, en zo ja, welke. De risico’s bestaan altijd uit twee delen: de kans op een lekkage en het effect ervan. In een compleet gasnet zijn grote en kleine risico’s aanwezig. Sommige risico’s zijn zo klein dat ze verwaarloosd kunnen worden. De zwaarte van een risico kan beoordeeld worden met behulp van een ‘risicomatrix’ (zie voorbeeld in figuur hieronder). Potentiele gevolgen Categorie Kans op incident met gevolgen Vrijwel Onwaar- Mogelijk onmogelijk schijnlijk Waarschijnlijk Geregeld Jaarlijks Maandelijks dagelijks permanent Rampzalig M L M L H M H M ZH H ZH H ZH ZH ZH ZH ZH ZH V v L L M M H H ZH V V V V L L M M H V V V V V V L L M Ernstig Hevig Matig Klein Meerdere doden Ongevallen met dodelijke afloop of zeer ernstig letsel Ongevallen met ernstig letsel met verzuim Ongevallen met letsel met verzuim Bijna ongevallen met gering letsel/EHBO zonder verzuim V = verwaarloosbaar risico L = laag risico M = middelmatig risico H = hoog risico ZH = zeer hoog risico Afgeleid uit NTA 8120 Lekkages binnenshuis Deze factsheet heeft betrekking op het gasdistributienet. Er kunnen echter ook lekkages binnenshuis optreden. De leidingen binnenshuis worden niet beheerd door de gasnetbeheerders. Daarvoor zijn de bewoners zelf verantwoordelijk. De netbeheerders geven via de website www.energieveilig.nl wel voorlichting aan consumenten over de veiligheid van gas (en overigens ook elektriciteit) in huis. Deze voorlichting beperkt zich niet tot het risico van gaslekkages maar reikt ook tot de risico’s van gastoestellen (bijvoorbeeld het risico van de vorming van koolmonoxide). Omwille van de leesbaarheid beschrijft deze factsheet alleen op hoofdlijnen hoe netbeheerders omgaan met de veiligheid van het distributienet. In de praktijk kunnen situaties complexer en gedetailleerder zijn. Risico’s van hoofdleidingen In het gasdistributienet zijn leidingen van verschillende materialen gebruikt. Ieder materiaal kent zijn eigen risico’s. Bij die risico’s moet gelet worden op de omgeving waar de leidingen in liggen en op menselijk handelen. In de bijlage wordt een opsomming gegeven van de materialen die zijn toegepast en hun risico’s. De grootste risico’s worden gevormd door graafwerkzaamheden. Daarnaast zijn er risico’s voor materialen die weinig buigspanning kunnen opnemen, minder sterk zijn en corrosiegevoelig zijn. Materialen die weinig buigspanning kunnen opnemen zijn grijs gietijzer en asbest cement. Alle netbeheerders hebben voor deze materialen een vervangingsprogramma gemaakt dat is afgestemd met de toezichthouder (SodM). In de categorie materialen die minder sterk zijn, valt hard PVC. Dit materiaal kan minder goed bestand zijn tegen slagbelasting (wat kan voorkomen bij graafwerkzaamheden). Uit onderzoek blijkt dat de meeste hard pvc-leidingen wel bestand zijn tegen handmatige graafwerkzaamheden. Er is daarom geen vervangingsprogramma voor dit materiaal. In de categorie van corrosiegevoelige materialen vallen onbekleed en slecht bekleed staal. Het risico hierbij is afhankelijk van de corrosiviteit van de bodem en de leeftijd van de leiding. Sommige netbeheerders hebben vervangingsprogramma’s voor een gedeelte van deze stalen leidingen. De risico’s van de overige materialen zijn dusdanig van aard dat vervanging niet in overweging komt. Dat wil niet zeggen dat ze nooit lek kunnen raken. De meest voorkomende oorzaak van lekkages is graafschade, maar deze lekkages kunnen niet worden voorkomen door de leidingen te vervangen. Daarvoor worden andere maatregelen getroffen. Risico’s van aansluitleidingen Aansluitleidingen vormen de verbinding tussen de hoofdleidingen en de gasinstallatie van een woning. In Nederland is in het verleden een veelheid aan verschillende soorten en typen aansluitconstructies toegepast. Aansluitleidingen ondervinden dezelfde soort risico’s als hoofdleidingen. Deze worden vooral bepaald door de omstandigheden en de eigenschappen van de leiding. De belangrijkste eigenschappen in dit verband zijn flexibiliteit, trekvastheid en corrosiebestendigheid. De grootste risico’s bij aansluitleidingen worden net als bij hoofdleidingen gevormd door graafwerkzaamheden. Daarnaast zijn er risico’s door zakking en corrosie van de bodem. In de eerste categorie (zakking) vallen aansluitleidingen die in zakkende grond liggen en die onvoldoende flexibel zijn om de zakking op te vangen. Dit wordt bepaald door de constructie van de aansluitleiding. Netbeheerders met aansluitleidingen in zakkende grond hebben hiervoor een vervangingsprogramma. In de tweede categorie (corrosie) vallen stalen leidingen die in corrosieve grond liggen. Vooral onbeklede leidingen en leidingen met een slechte bekleding kunnen onderhevig zijn aan corrosie. Netbeheerders met slecht- of onbeklede leidingen in corrosieve grond hebben vervangingsprogramma’s voor aansluitleidingen in een gebied waar relatief veel lekkages zijn vastgesteld. Factsheet beheermaatregelen Om risico’s te verlagen kunnen verschillende maatregelen worden getroffen. Eén daarvan is het vervangen van de leidingen. Dit is echter niet altijd de meest optimale oplossing en wordt alleen toegepast als de leiding een verhoogd risico kent en als er geen zicht meer is op een alternatief. Een andere oplossing is een beheersmaatregel in de vorm van bijvoorbeeld periodieke inspecties. Daarnaast worden legio andere maatregelen getroffen om risico’s zoveel mogelijk te beperken. Enkele voorbeelden zijn: het laten melden van graafwerkzaamheden, lekzoeken, controle van de ruikbaarheid van aardgas, 24/7 storingsdiensten, het in kaart brengen en volgen van grondzakkingen. Al vele jaren kent de sector richtlijnen voor het ontwerpen en onderhouden van gasleidingen, wat resulteert in uniforme uitvoeringsmethodes en operationele beheersmaatregelen. De in beeld gebrachte risico’s, zeker de grotere risico’s, zijn eveneens identiek, zij het dat de ene netbeheerder andere materialen en omstandigheden kent dan de ander. De criteria om bepaalde delen van leidingen en appendages te vervangen zijn grotendeels hetzelfde, evenals de hoogste prioriteiten. Binnen de beleidskeuze om leidingdelen te vervangen, stellen de netbeheerders wel sub-prioriteiten, die plaatsgebonden zijn en daardoor onderling verschillend. Voorbeelden van plaatsgebonden omstandigheden zijn de mate en snelheid van grondzetting, de grondsoort, het aantal gemeten lekkages per km, de bewoningsdichtheid, de afstand tot een pand, etc. Overigens worden vervangingen zoveel mogelijk op natuurlijke momenten uitgevoerd, zoals tijdens renovaties van wijken en straten, verleggingen ten behoeve van planologische ontwikkelingen of het oplossen van capaciteitsvraagstukken. Systematische aanpak Alle netbeheerders werken met kwaliteitsborgingssystemen, zowel voor de materialen zelf, de installatie daarvan, als het beheer van het net (assetmanagement). Om de twee jaar rapporteren de netbeheerders met het zogenaamde Kwaliteits- en Capaciteitsdocument (KCD) aan de toezichthouders SodM en ACM over de specifieke risico’s bij hun bedrijf en de daarbij gehanteerde beheersmaatregelen. Netbeheerders kunnen al naar gelang de specifieke situatie en omstandigheden bij hun bedrijf soms verschillende keuzes maken in bijvoorbeeld de prioriteiten of werkmethoden. Door kennisdeling en gemeenschappelijke onderzoek is er wel een hoge mate van consensus over de te hanteren beheersmaatregelen inzake de specifieke componenten en materialen in diverse omgevingscondities. De Nederlandse gasnetbeheerders werken al jaren samen onder de vlag van de branche organisatie Netbeheer Nederland. De veiligheid van de gasdistributie staat hierbij prominent op de agenda. De netbeheerders hebben gezamenlijk onderzoek laten verrichten naar de mate van veiligheid van de gasdistributie ten opzichte van de veiligheid in andere sectoren. Hieruit komt naar voren dat de Nederlandse gasnetten over het algemeen vergelijkbaar scoren met diverse andere sectoren. Dit onderzoek is gebaseerd op het faalgedrag uit het verleden, maar er wordt ook gekeken naar de toekomst: met statistische modellen wordt het toekomstig faalgedrag van de afzonderlijke componenten in de gasnetten op hoofdlijnen voorspeld. Daarmee wordt het risico van de steeds ouder wordende netten goed in kaart gebracht. Tweejaarlijks wordt dit onderzoek bijgewerkt en worden de diverse vervangingsscenario’s tegen het licht gehouden. Het uitgangspunt hierbij is het zoveel als mogelijk handhaven van de huidige veiligheidsniveau ’s. Beheer hoofdleidingen Er worden verschillende beheermaatregelen getroffen om de risico’s voldoende laag te houden. Allereerst wordt er actief gezocht naar lekkages. Normaal gebeurt dit om de vijf jaar, maar in risicogebieden wordt vaker gezocht. Alle lekkages worden geregistreerd en geanalyseerd. Als er in een gebied veel lekkages voorkomen, wordt nader onderzoek uitgevoerd. Om graafschade te voorkomen wordt informatie verstrekt over de ligging van kabels en leidingen. Bovendien wordt op sectorniveau met andere betrokken partijen overlegd hoe het aantal graafschades kan worden verminderd. Lekkages die een onmiddellijk gevaar vormen worden zo snel mogelijk gerepareerd. Alle netbeheerders beschikken over een storingsdienst die 24/7 beschikbaar is om storingen te verhelpen en gevaarlijke situaties veilig te stellen. Beheer aansluitleidingen De beheermaatregelen die worden getroffen om graafschades te voorkomen zijn dezelfde als bij de hoofdleidingen. Om het risico van lekkage door corrosie te beperken, worden op basis van analyses van storingen vastgesteld of er in een gebied meerdere lekkages door corrosie optreden. Als dat zo is, wordt een vervangingsprogramma opgesteld. Totdat de leidingen vervangen zijn, kan vaker worden lekgezocht. Het risico van zakking wordt beperkt door in gebieden met zakkende grond na te gaan welke constructies zijn toegepast, hoeveel zakking deze constructies kunnen opvangen en dat te vergelijken met de hoeveelheid zakking die al is opgetreden. Als de opgetreden zakking in de buurt komt van de zakking die de constructie kan opvangen, wordt de leiding vervangen. Bijlage: toegepaste materialen voor gasleidingen en hun risico’s Grijs gietijzer Dit materiaal is sterk, maar bros (in metaalkundige betekenis). Het kan onder hoge buigbelasting breken. Daarnaast is het materiaal vaak verbonden met lood-striktouwverbindingen. Deze verbindingen zijn vaak in de loop van de tijd gaan lekken, als gevolg van uitdroging door de overstap van stadsgas op aardgas. Er zijn diverse reparatiemethoden toegepast. Deze zijn niet altijd blijvend afdoende gebleken, waardoor in de loop van de tijd toch lekkages optreden. Het materiaal is gevoelig voor corrosie, maar door de grote wanddikte treedt er weinig lekkage op. Op basis van het verloop van de corrosiesnelheid mag verwacht worden, dat optredende corrosie bij de nog overgebleven grijs gietijzeren leidingen niet of nauwelijks zal leiden tot lekkage. Het materiaal is tot ruwweg 1970 toegepast, altijd zonder bekleding. In uitzonderingsgevallen zijn wel ‘sleeves’ aangebracht. Alle netbeheerders die gietijzeren leidingen hebben, hebben hiervoor een vervangingsprogramma opgesteld waarover afspraken zijn gemaakt met de toezichthouder. Asbest cement Dit materiaal is minder sterk dan grijs gietijzer, en het gedraagt zich ook bros. Het kan dus ook breken onder hoge buigbelasting. Alle netbeheerders die asbest cement leidingen hebben, hebben hiervoor een vervangingsprogramma gemaakt waarover afspraken zijn gemaakt met de toezichthouder. Nodulair gietijzer Dit materiaal is sterker en taaier dan grijs gietijzer. Het zal daarom niet breken als gevolg van buigbelasting. Het materiaal is gevoelig voor corrosie, en door de kleinere wanddikte als grijs gietijzer is er in het verleden wel eens lekkage opgetreden. De leidingen liggen al zo lang, dat de meest corrosiegevoelige leidingen zich al gemanifesteerd hebben. Op basis van het verloop van de corrosiesnelheid mag verwacht worden dat optredende corrosie bij de nog overgebleven nodulair gietijzeren leidingen niet of nauwelijks zal leiden tot lekkage. Staal – slecht beschermd (onbekleed, gemenied, verzinkt of met slechte bekleding, zonder KB) Dit materiaal is gevoelig voor corrosie. De snelheid van de corrosie is bepalend voor de levensduur van de leidingen. De corrosiesnelheid is afhankelijk van de samenstelling van de bodem waarin de leiding ligt. Daarnaast kunnen deze leidingen met hennep zijn gefit. Deze verbindingen kunnen gaan lekken (zie onder ‘grijs gietijzer’). Stalen leidingen zijn dusdanig sterk en taai dat ze onder normale omstandigheden niet zullen bezwijken door de uitgeoefende krachten. Vervanging vindt plaats als uit de storingscijfers blijkt dat er veel lekkages zijn in een populatie, of als bij werkzaamheden blijkt dat de conditie slecht is. Staal – goed beschermd (goed bekleed) De corrosiebestendigheid van dit materiaal hangt af van de toepassing van kathodische bescherming (KB). Beklede leidingen met KB zijn beschermd tegen corrosie en kunnen een zeer hoge levensduur bereiken, mits de bekleding in goede staat blijft en de KB goed in stand wordt gehouden. Nagenoeg alle hoge drukleidingen worden kathodisch beschermd. Bij de lage drukleidingen is dat niet altijd het geval. Als bekleding zijn bitumen en polyetheen (PE) toegepast (resp. voor en na ruwweg 1970). Vervanging vindt plaats als de leiding niet meer goed beschermd kan worden tegen lekkage door corrosie (als bijvoorbeeld de bekleding heel slecht van kwaliteit is geworden). Polyetheen (PE) (2e generatie en volgend) Dit materiaal is niet gevoelig voor corrosie. Het is minder sterk dan staal, maar veel taaier. Het zal daarom niet bezwijken als gevolg van grondbelasting, verkeersbelasting, etc. Het kan wel bezwijken als gevolg van graafschade, maar dit geldt in meerdere of mindere mate voor elk materiaal. PE (1e generatie) Dit materiaal is toegepast tot ca. 1975. Dit materiaal wijkt af van 2e en 3e generatie PE omdat het gevoelig kan zijn voor scheurvorming als gevolg van puntbelasting. Lekkage door puntbelasting komt dusdanig weinig voor, dat dit geen aanleiding geeft tot preventieve vervanging. Slagvast PVC Dit materiaal is niet gevoelig voor corrosie. Het is minder sterk dan staal, maar veel taaier. Het zal daarom niet bezwijken als gevolg van grondbelasting, verkeersbelasting, etc. Het kan wel bezwijken als gevolg van graafschade, maar dit geldt in meerdere of mindere mate voor elk materiaal. Hard PVC Dit materiaal is aangelegd tot het begin van de 70’er jaren. Toen werd bekend dat het materiaal gevoelig is voor verbrossing door gascomponenten en lijmverbindingen. Uit onderzoek is gebleken dat de materiaalkwaliteit sterk wisselend is, met name de slagvastheid. De brosheid zal niet optreden onder langzame belasting, alleen onder snelle belasting. Dit betekent dat het materiaal niet zal bezwijken als gevolg van gronddruk en verkeersdruk, maar wel als gevolg van slagbelasting. Deze kan optreden als gevolg van graafwerkzaamheden. Bij machinale graafwerkzaamheden geldt een meldingsplicht voor de partij die de graafwerkzaamheden uitvoert (Wet Informatieuitwisseling Ondergrondse Netten). Handmatige graafwerkzaamheden kunnen schade veroorzaken als de slagvastheid te laag is. In het Kenniscentrum Gasnetbeheer wordt onderzoek verricht naar een grenswaarde die aan de slagvastheid kan worden gesteld. Alhoewel er nog geen exacte grenswaarde bekend is, is wel een orde van grootte bekend en kan al wel worden geconcludeerd dat het merendeel van de onderzochte hard pvc leidingen niet gevoelig is voor handmatige graafwerkzaamheden.
© Copyright 2024 ExpyDoc