Lees hier het hele interview

INTERVIEW
‘Mij krijg
je niet
omver’
Acteur Dirk Zeelenberg (45) heeft zichzelf opgeleid
door als dertienjarig jongetje avond aan avond in de
schouwburg te zitten. Met toneel is hij gestopt, maar
een podium heeft hij nog wel: als tv-acteur en met
zijn ondernemingen.
tekst Gijs Groenteman fotografie Lukas Göbel
p zijn achttiende brak Dirk
Zeelenberg door als acteur.
Sindsdien heeft hij een stormachtige carrière gehad. Niet
alleen op het toneel, maar
ook als organisator van feesten en als Twitterondernemer, om maar eens wat te noemen. Nu speelt hij in
de hitserie Divorce, waarvan het tweede seizoen binnenkort begint op RTL4. Een kat met vele levens is
hij, vaak verbleekte zijn roem, net zo vaak kwam hij
weer terug.
Voel je je in de eerste plaats acteur?
“Ik vind acteren – en dan bedoel ik het moment van
‘actie’ tot ‘stoppen’ – het leukste wat er is, dat wel.
Speelhonger, dat heb ik. Maar met alles wat daar omheen zit, daar voel ik me vaak niet mee verwant. Die
wereld, daar heb ik niks mee, de adoratie, de heiligheid die er omheen hangt. Vanaf het moment dat we
O
opliepen totdat we afgingen vond ik top, de toneelpraktijk is lang niet altijd top.”
Ik herinner me je allereerste toneelstuk: je
was een sensatie. Je werd een jeune premier
genoemd
“Ja. haha nou, dat is niet helemaal uitgekomen.
Vanaf mijn veertiende wilde ik per se acteur worden.
Ik had meegedaan aan een productie in de Toneelschuur, in een film met Peter Faber, aan twee jongerenproducties van Toneelgroep Amsterdam onder
regie van Alize Zandwijk. Ton Lutz had mij gezien en
gaf me een hoofdrol in De zaak Kenny, ik speelde een
aapmens. Toen dacht ik: nou zal ik godverdomme
eens laten zien wat ik kan. Dat was met zo’n ongelofelijke power dat ik een droomdebuut had. Grote artikelen in de Volkskrant, over hoe goed het was. Fantastisch.”
“Met een enorme woede speelde ik. Vier keer was ik
PS 15 MAART 2014
11
afgewezen voor toneelscholen: voor Amsterdam was
ik nog te jong, in Maastricht vonden ze mijn bovenlichaam ’te weinig muzisch’, in Antwerpen vonden ze
me helemaal niet leuk. In Antwerpen vroegen ze of
ik niet een droom aan het najagen was. ‘Dat ben ik
absoluut ja,’ zei ik.”
“Als ik erop terugkijk, ben ik heel blij dat het zo gelopen is, want daardoor heb ik heel snel de toneelpraktijk leren kennen en wist ik ook dat ik iets náást
het toneel wilde doen.Ik wist al erg vroeg dat ik financieel onafhankelijk van de acteerwereld wilde
worden. Op leeftijdsgenoten liep ik zo’n zestien stukken voor. Het enige nadeel is dat ik nooit in een achterafzaaltje een paar weken gênant heb kunnen zijn,
ik moest altijd meteen naar een prestatie toe.”
Heb je die woede waarmee je speelde nog
altijd?
“Woede niet, drive heb ik wel, ik vind ook dat dat
mijn plicht is. Maar voor de duidelijkheid: ik zie acteren als een beroep, niet als een heilige roeping.
Vandaar mijn irritatie over de heiligheid. Er is menig
interview met een acteur waarbij ik het uitgier van
het lachen. Wat die mensen allemaal zeggen over
hun beroep! Dat ze hun rol mee naar huis nemen,
hoe zwaar het allemaal is. Ik vind dat echt gelul! Als
ik hier nu woedend en tierend de zaak uit moet
lopen, dan doe ik dat zo voor je. Daar is toch niks ingewikkelds aan?”
Jij neemt je rol niet mee naar huis?
“Nee natuurlijk niet! Thuis zijn mijn kinderen, daar
ga ik mijn rol toch niet mee naartoe nemen?”
Hoe was het toen je meteen tot jeune premier
werd uitgeroepen?
“Ik schrok me de tering van het succes. Ik kon nog
niks hè? Als je als jong acteur begint, kun je toevallig
raak schieten. Mijn tweede stuk was met Mary Dresselhuys, die heb ik helemaal leeggezogen qua kennis.
We hebben een vriendschapsband van vijftien jaar
opgebouwd. Tijdens lange avonden, met veel flessen
chardonnay, heeft ze mij het vak bijgebracht. Ze had
een huis in Zuid-Frankrijk, daar gingen we vaak
naartoe. Avondenlang tetteren.”
“Ton Lutz, ook belangrijk voor me geweest, leerde
me nadenken tijdens het spelen. Ik was ook iemand
die Pierre Bokma in café De Smoeshaan aansprak om
te vragen of hij me les wilde geven. Dat heeft hij een
paar middagen gedaan. Op een gegeven moment
besloot ik bij toneelgezelschap De Appel te gaan spelen, waar ik naast Sacha Bulthuis stond. Ik was heel
‘Ik zie
acteren als
een beroep,
niet als een
heilige
roeping’
Geboren op 11 maart 1969 in
Rotterdam
1981-1986 Eerste Christelijk Lyceum
in Haarlem (tot klas 5 atheneum)
1987 eindexamen aan avondschool
Erasmus College
1987 Ifigeneia in Aulus, jongerenproductie Toneelgroep Amsterdam
1988 Voorjaarsontwaken, jongeren-
12 15 MAART 2014 PS
goed bevriend met Lodewijk de Boer, veruit één van
de geestigste mensen die ik ooit gekend heb, die me
de kracht van de verbeelding heeft geleerd.”
Je hebt veel oudere leermeesters gehad door
je leven heen.
“Ik hou heel erg van vroeger, van degelijk. Hip, daar
hou ik helemaal niet van.”
Wat vonden jij en Mary Dresselhuys in
elkaar?
“Allereerst: een enorme liefde voor het toneelvak.
En: heel veel lachen. Wij vertelden echt – écht – alles
tegen elkaar. Als dat enorme leeftijdsverschil er niet
was geweest, hadden we vast een relatie gehad, daar
kwam het wel op neer. We waren dol, dol, dol op elkaar. Een onmetelijk geestige vrouw was ze, hoe ze
naar het leven keek, hoe ze omging met mensen.”
Deed zij heilig over het vak?
“Nee, niet heilig. Maar het vak was wel alles voor
haar. Ze vond het ook oprecht jammer dat ik dingen
naast het toneelspelen deed. Heel jammer dat ze het
succes van Divorce niet heeft meegemaakt, daar had
ze van genoten.”
Mis je haar?
“Nee. Als ik nu over haar praat, merk ik dat ik een
ongelofelijk warm gevoel krijg. Maar missen… iemand die 97 is geworden, dan moet je realistisch zijn.
Maar toen het gebeurde, godverdomme, mijn beste
vriend ging dood. De laatste jaren zaten we vaak in
restaurant Vis aan de Schelde, ze drukte altijd haar
peuk uit in de puree. ‘Mary, alsjeblieft!’ zei ik dan.
Daar genoot ze van. De kern van onze relatie was dat
iedereen voor haar boog en de rode loper uitrolde. Ik
speelde altijd haar geïrriteerde, wat jaloerse man die
vond dat ze te langzaam liep. Vooral ík had het zo
zwaar dat zíj zo oud was – dat was de rolverdeling.
Dat deed niemand, dus dat vond ze enig. En ik ook.”
Ben je thuis degelijk gevormd?
“Helemaal niet, nee. Mijn ouders zijn gescheiden en
lieten mij min of meer aan mijn lot over.”
Haalde je je opvoeding in bij die oudere
acteurs met wie je bevriend was?
“Dat denk ik wel, ja. En het is een mooi rijtje mensen
hè? Alle lof gaat naar hen, echt waar.”
Hoe kreeg je liefde voor toneel?
“Als tiener zat ik vijf keer per week in de Stadsschouwburg van Haarlem. De dame van de kassa
vond het zo ontzettend leuk dat dat jongetje daar
steeds weer kwam, dat ze me maar doorliet. Ik zag
alles en dat is heel goed, want dan krijg je kritisch
productie Toneelgroep Amsterdam
1989 Hoofdrol in De zaak Kenny
1990 première Harold & Maude met
Mary Dresselhuys
1995 oprichting Omdehaverklap producties, organiseert feesten en evenementen, zoals De Club
2000 Op bezoek bij meneer Green
met John Kraaijkamp sr.
2000 Bram in All Stars (film en serie)
2005 Wouter in LOI-reclame
2012 oprichting Spreadthebrand.com,
campagnes via Twitter
2012 David Mändelbaum
in Divorce (RTL4)
Dirk Zeelenberg is getrouwd met
Suus. Ze hebben drie kinderen, Bobbi
(bijna 3), Kees (bijna 5) en Zoé
(bijna 7).
vermogen. Ik denk dat ik daarom op al die toneelscholen ben afgewezen, want ik wist precies wat ik
wilde. Door heel veel te zien had ik mezelf opgeleid,
dat is misschien wel belangrijker dan een officiële
opleiding.”
Was het ook een vlucht van huis, alsmaar
naar de schouwburg?
“Weet je wat het is? Door Divorce heb ik het afgelopen
jaar zó veel over mijn achtergrond moeten praten,
dat ik daar een beetje genoeg van heb. Ik ben zo bang
dat mensen denken: ah, daar komt ie weer met zijn
zielige jeugd. Alsof het een soort selling point is. Het
komt gewoon door het onderwerp van die serie dat
ik er nu alsmaar over moet praten. Zo’n grote rol
speelt het niet in mijn leven.”
Een dertienjarig jongetje dat avond aan
avond alleen in de schouwburg zit – het is een
mooi, maar ook wat eenzaam beeld.
“Het is maar hoe je het filmt, hoor. Want je ziet ook
iemand die weet: dít vind ik leuk. En dat is toch
mooi?”
Je zag het niet als een eenzame exercitie?
“Wat ik wel aan mijn jeugd heb overgehouden, is dat
ik heel sterk ben geworden. Noodgedwongen. Mij
krijg je niet omver. Met helemaal niks, durf ik te beweren. Dat is geen stoere praat. Ik heb een aantal
dingen meegemaakt, en daar heb ik zó op gereageerd, dat ik weet dat hoe slecht of penibel de situatie ook is, ik er sterker uitkom. Ook zakelijk, trouwens.”
“Ik was feestenorganisator en er zijn feesten waar ik
tonnen op heb verloren. Letterlijk. Dat waren tijden
dat ik het privé juist het leukst had. Ik ben gewoon
heel sterk. Ik heb wel eens een gigantisch feest georganiseerd voor drieduizend man, waarvoor we
ADVERTENTIE
14 15 MAART 2014 PS
‘Ik heb nou
eenmaal het
onverwoestbare geloof
dat ik altijd
boven tafel
blijf’
twee dagen van tevoren 125 kaartjes hadden verkocht.”
“Een wetmatigheid in feestenland is dat de kaartverkoop drie dagen van tevoren écht op gang moet zijn
gekomen. Financieel maakte het me al niet meer uit,
maar ik wilde mijn reet redden. Ik ben de Kalverstraat doorgelopen met allemaal prachtig ingepakte
kaartjes. Naar alle winkeliers ben ik gegaan: ‘Om jullie te bedanken voor de geweldige hulp bij het uitverkopen van ons feest – er kan echt helemaal niemand
meer bij – heb ik hier nog vier kaartjes voor je. Die
hebben we achtergehouden, speciaal voor jouw personeel. Nee, geen zes kaartjes, dat gaat niet, hier heb
je er vier.’ Die mensen hadden geen idee waar ik het
over had, maar een dag later was dat feest stampvol.
Met 193.000 euro verlies, dat wel, na acht maanden
werken. Dat hebben we gevierd in het Amstel Hotel.
Lallend ten onder.”
Dat onverwoestbare gevoel, had je dat ook al
toen je vijftien, zestien jaar was?
“Nee. Maar ik moest het wel allemaal alleen doen.
Daar komt het van. Dat is ook best een ding in de
opvoeding van mijn eigen zoons: ik wil de opvoeding
die ik heb gehad niet herhalen, ik wil ze liefdevol opvoeden, maar ik weet niet wanneer ik vind dat ze zélf
ook iets moeten kunnen. Toen ik zes was, waste ik de
auto’s van de hele straat. Omdat ik mezelf moest redden, maar ook omdat ik dat ín me had. Ik was gewoon ondernemer. En ondernemen is niet alleen
maar geld verdienen, ondernemen is ook weten dat
het handiger is om alle auto’s in één keer te wassen.”
Heb je ooit getwijfeld of je zelf een goede
vader zou kunnen zijn?
“Tot mijn 35ste heb ik geen kind gewild. Ik vond de
wereld te hard. Je moet echt stevig zijn om het een
beetje leuk te hebben in dit leven. Vind ik eigenlijk
nog steeds, maar de scherpe randjes zijn er bij mij
van afgegaan. Mijn vrouw heeft mij duidelijk gemaakt dat het goed is dat ik er was, en toen veranderde het allemaal. Suus heeft mij doen inzien dat ik
het waard ben om van te houden. Het klinkt een
beetje wee, maar zo is het wel. Nu dank ik god op
mijn blote knieën dat ik kinderen heb. Drie stuks, ik
had er wel tien willen hebben. En Suus. Een fantastische vrouw.”
Was je een dolende ziel totdat je haar
ontmoette?
“Ik was zoekende. In de liefde, ook. Veel vriendinnen, nooit het gevoel dat ik de ware tegenkwam. Een
enige tijd hoor. Er zijn honderden vrouwen in Amsterdam, echt te gek, kan ik iedereen aanraden. Dat
was twintig kilo geleden, toen zag het er allemaal wat
anders uit. Maar het was ook een onzekere periode,
vol faalangst, die ik euforisch overschreeuwde.”
Niet voor niks dat je feesten organiseerde.
“Het ging mij om de essentie van pret hebben, van
lol maken. Ik heb geprobeerd te bedenken wat ik nou
écht goed kan, en dat is genieten. Dus een goed feest
geven, dat kan ik gewoon. Genieten staat bij mij hoog
in het vaandel. Altijd al gehad. Als ik vroeger een
prachtige rol kreeg aangeboden en de collega’s bevielen mij niet, dan dééd ik het niet, al kon ik me dat
financieel eigenlijk helemaal niet permitteren. Al
heel vroeg in mijn leven heb ik besloten dat het me
erom ging dat ik het leuk had in mijn leven.”
Hoe leerde je dat, het organiseren van
feesten?
“Mijn eerste idee over een feest was: wat zijn de zondagmiddagen toch saai. Dus organiseerde ik feestjes
die zondagmiddag begonnen en als je om twaalf uur
naar huis ging, had je een heel feest achter de rug.
Dat was De Club. Gelukkig deed ik toen een commercial voor Amstel want de eerste twee jaar moest er
elke week vijftienhonderd gulden bij. Maar we geloofden in het concept. En terecht, want het is een gigan-tisch succes geworden, lange rijen voor de
Odeon, jarenlang.”
Was het een wilde tijd?
“Met drugs enzo? Nee hoor. Het was de klassenavond
van vroeger, met soul, funk en disco, niks heftigs. We
hadden toen ook al kinderopvang. Mijn eerste blowtje heb ik pas gerookt toen ik 29 was. Maar het was
wel rock-’n-roll, keihard werken. Mijn kompaan en ik
plakten zelf de posters, dwars over de reclames van
Marlboro heen.”
Werd dat toneelspelen geen blok aan je been?
“Mijn laatste voorstelling was met John Kraaijkamp
sr., daar had ik het zo te gek mee, dat vond ik wel een
mooi moment om het af te sluiten. De belangrijkste
reden om niet meer op het toneel te staan is dat ik
mijn kinderen wil zien, en ik heb een te leuke vrouw
om naar Leeuwarden af te reizen.”
Wanneer ontmoette je je vrouw?
“Twaalf jaar geleden op Curaçao, waar ik twee evenementen deed op Mambo Beach. We zagen elkaar
zitten en zij heeft mij toen versierd, heel leuk. Ik ben
onmiddellijk gestopt met mijn bedrijf, verkocht aan
mijn kompaan. Tien dagen later zaten we op Tahiti
en zijn we begonnen aan een wereldreis van tweeënhalf jaar. Ik heb de stekker volledig uit mijn leven getrokken toen. We klommen in en op elkaar, alleen
maar gepraat over hoe we ons leven zouden gaan
doen. Ik had centjes verdiend, maar je moet wel iemand hebben om het mee op te maken. Die had ik,
eindelijk. Een geweldige tijd.”
“Toen ik terugkwam had ik nog duizend euro, dat
was alles. Ik ga gewoon weer acteren, dacht ik. Nou,
dáár had ik me in vergist. Opgestaan, plaatsje vergaan. Het duurde een jaar voor ik weer een beetje
werk kreeg, en dat was nóg snel.”
Werd je nooit mismoedig?
“Ik heb nou eenmaal het onverwoestbare geloof dat
ik altijd boven tafel blijf. Dat doe ik trouwens met
wisselend succes hoor, ik heb in mijn leven meer ondernemingen opgezet die niet zijn gelukt dan wel. Ik
heb nooit iets cadeau gekregen. Ik ken mensen die
een strandtent in Zandvoort opzetten die vanaf dag
één liep. Heb ik nou nog nooit gehad. Met alles wat
ik ben begonnen heb ik me de tyfus moeten werken wilde het een béétje gaan lopen. Met De Club,
met Omdehaverklap producties, met het Spreadthebrand dat ik nu heb – noem maar op.”
Vanaf het moment dat je geboren werd, heb je
je geluk moeten bevechten.
“Ik kan in elk geval niks bedenken wat ik in de
schoot geworpen heb gekregen.”
Je bent daar nooit geborneerd en wrokkig om
geworden?
“Tegenover wie zou ik geborneerd of wrokkig moeten
zijn? Bovendien, als je mijn verhaal afzet tegen dat
van veel anderen, is het gewoon lachwekkend.”
Had het ook mis met je kunnen gaan: een te
grote schuld, een te wild leven, een verkeerde
afslag?
“Het is maar net hoe het valt, natuurlijk had ik spuitend onder een brug kunnen eindigen. Er zijn tijden
geweest dat ik door Amsterdam zwierf, ik heb grote
risico’s genomen, maar ik heb het nooit zo ver laten
komen dat het écht fout kon gaan. Als ik mensen
ergens zie miezeren en ze zitten een jaar later nóg te
miezeren, vind ik dat wel een beetje saai, ja. Het
leven is zo kort joh. Mensen die sparen voor over vier
jaar, dat snap ik niet. Ik denk letterlijk dat ik elk moment dood kan neervallen. Met standvastige discipline jaag ik het grote genieten na.” n
PS 15 MAART 2014
15