Wat is goede zorg? Op initiatief van het Kwaliteitsinstituut praten patiënten, specialisten en zorgverzekeraars op een deskundigenbijeenkomst over praktijkvariatie. Een verslag van dit gesprek. Uit onderzoek van Zorgverzekeraars Nederland blijkt dat voor een specifieke groep aandoeningen aanzienlijke verschillen kunnen bestaan tussen het aantal operaties per regio en per ziekenhuis. Het onderzoek naar praktijkvariatie wordt met wisselende reacties ontvangen, maar roept vooral veel nieuwe vragen op. Vanwaar die verschillen? Wat weten we nu eigenlijk? En wat kunnen we ermee? Het Kwaliteitsinstituut van Zorginstituut Nederland wil weten in hoeverre praktijkvariatie iets zegt over de kwaliteit van de geleverde zorg en hoe je de kennis van praktijkvariatie kunt aanwenden in het streven naar een meer gepast gebruik van zorg. Daarom heeft het Kwaliteitsinstituut het initiatief genomen voor een bijeenkomst over praktijkvariatie op het kantoor van ZN. Onder de deelnemers zijn patiëntvertegenwoordigers, medisch specialisten, zorgbestuurders, verzekeraars en onderzoekers. Gespreksleider is econoom en ziekenhuisdirecteur Hugo Keuzenkamp; tevens lid van de Advies Commissie Kwaliteit van het Kwaliteitsinstituut. Persoonlijk verwelkomt hij de informatie over praktijkvariatie. Het levert hem spiegelinformatie waarmee hij de dialoog kan aangaan met specialisten en met verzekeraars. Keuzenkamp: ‘Dat is constructiever dan dat je het alleen over een bak met geld moet hebben.’ Diana Delnoij is hoofd van het Kwaliteitsinstituut. In een korte toelichting op het doel van deze bijeenkomst stelt Delnoij drie vragen: ‘Wat is goede zorg? Hoe meet je kwaliteit? En hoe ontsluit je die informatie aan de patiënt, om hem te helpen bij de juiste keuze in het zorgproces?’ Het gesprek over praktijkvariatie kan volgens Delnoij de kwaliteit van zorg bevorderen. Zij wil daarom met alle betrokken partijen en met de kennis van nu, de juiste onderzoeksvragen formuleren. Wie weet waar de norm ligt? Patiëntenorganisaties zijn blij met dit soort onderzoek. Jacqueline Baardman van de NPCF legt uit waarom. ‘Patiënten worden zich zo bewust van het feit dat er überhaupt verschillen zijn, dat er kennelijk een keuzemogelijkheid is en dat je hierover het gesprek met de arts kan aangaan. Alleen als de patiënt goed geïnformeerd is, neemt hij medisch verstandige beslissingen.’ Zorgverzekeraars onderschrijven dit patiëntenbelang, zegt Gerard Salemink van ZN, maar het was niet de eerste reden voor het onderzoek naar […], aldus Loos. 15/04/2014 1 praktijkvariatie. De verzekeraars wilden het gebruiken in het gesprek met zorgaanbieders over gepast gebruik en indicatiestelling. Hij benadrukt het open karakter van die dialoog. ‘Praktijkvariatie kan wijzen op overbehandeling, maar ook op onderbehandeling. We pretenderen niet te weten waar de norm ligt.’ Medisch specialisten zijn terughoudend als het gaat om het proces van openbaarstelling van praktijkvariatie. Marjolein Kallewaard van de Orde: ‘Voordat je iets publiceert, moet je eerst een goed gesprek voeren met de beroepsgroep. Want hoe duid je de geconstateerde verschillen? Wij zijn vóór transparantie. Maar het moet wel leiden tot verbeteren van de keuzemogelijkheden. Het is belangrijk om eerst je kennisvraag te formuleren. Wat is de beste behandeling? Neem de praktijkvariatie in de behandeling van het carpaletunnelsyndroom; we weten daarvoor nog niet wat de beste behandeling is. Dus wat zegt de praktijkvariatie dan? Wegwijs in statistieken Het onderzoek van ZN naar praktijkvariatie wordt uitgevoerd door Vektis. Voor de bijeenkomst is Judith van Erkelens gevraagd om een toelichting te geven op de gekozen werkwijze. Het is geen eenvoudige materie. Vektis onderzoekt de praktijkvariatie bij een zevental aandoeningen. Uit de presentatie blijkt hoe lastig het is om het zorgproces rondom een specifieke aandoening in harde statistische gegevens uit te drukken. Van Erkelens maakt de deelnemers wegwijs in de wondere wereld van kwantielen, tellers, noemers, spreidingscoëfficiënten en kernmaten. Hoe maak je met de beschikbare set gegevens inzichtelijk of bij een vergelijkbare populatie meer of minder operaties worden uitgevoerd? Hoe maak je populaties vergelijkbaar? En de hamvraag: hoe interpreteer je de bevindingen? Van Erkelens: ‘Is een spreidingscoëfficiënt van een factor twee nou veel of weinig? Wijst het op een onduidelijke richtlijn of op verschillende interpretaties van een richtlijn? De praktijkvariatie bij een rughernia is het hoogst. Komt dat omdat in Nederland twee behandelwijzen prevaleren, één van afwachten en één van opereren?’ De deelnemers stellen kritische vragen, onder meer over de betrouwbaarheid van de brongegevens. De huidige declaratiesystematiek heeft inderdaad zijn beperkingen, maar de beschikbare data lijken bij een zorgvuldige statistische bewerking wel degelijk een afspiegeling te vormen van een zorgpraktijk waarin de meeste ziekenhuizen zich herkennen. Blijdschap, verwarring en wanhoop De deelnemers gaan in kleine groepen uiteen met de opdracht om vanuit verschillende perspectieven het thema praktijkvariatie te beoordelen: emotioneel, pessimistisch, optimistisch, objectief, creatief of procedureel. Bij […], aldus Loos. 15/04/2014 2 de terugkoppeling blijkt: wat voor “de zwartkijker” een bedreiging is, is voor “de optimist” een kans. Waar in de “emotionele” groep blijdschap omslaat in verwarring of zelfs wanhoop, zoeken de “objectieve” en “procedurele” groepen naar concrete manieren om data te valideren en nieuwe kennisvragen te formuleren. De meeste deelnemers zijn in principe positief over praktijkvariatie. Vanuit verschillende perspectieven wordt in wisselende bewoordingen het belang van een juiste duiding van praktijkvariatie geformuleerd. Iedereen is het er over eens dat praktijkvariatie pas echt iets zegt als je deze koppelt aan kwaliteitsgegevens en gegevens over de uitkomst van de behandeling. De een ziet dit als een voorwaarde, en wil daarom wachten met publicatie van praktijkvariatie, de ander ziet dit als een logische vervolgstap. Specialisten zijn huiverig voor publicatie. Daarvoor geven zij verschillende redenen. Iemand in de “emotionele” groep merkt op dat praktijkvariatie inspeelt op angst bij aanbieders. En hij voegt eraan toe dat angst geen goede motivator is. Het onderzoek naar praktijkvariatie geeft geen verklaring voor de geconstateerde verschillen bij operaties, meent hij. Daarin schuilt het gevaar dat er voorbarige conclusies worden getrokken. Dit zou het vertrouwen in de specialist ondermijnen. Een neuroloog zegt: ‘Laten we niet meteen het zorglandschap omver gooien op basis van dit soort data. Eerst moeten we het eens zijn over de kwaliteitsnormen, dan mag je pas naar buiten treden.’ Een ander noemt het hoogmoed: ‘We doen alsof we weten wat de beste zorg is, maar van de meeste aandoeningen weten we dat niet eens.’ Iemand van de NZa brengt daar tegenin dat praktijkvariatie op zich zelf geen kwaliteitsinformatie geeft, maar dat de feiten uit het onderzoek wel de discussie over kwaliteit kunnen voeden. ZN zegt daarom ook hard op zoek te zijn “naar betrouwbare kwaliteitsindicatoren die ook iets zeggen over de uitkomst”. Baardman van de NPCF merkt op: ‘Dit is pas het begin. Duiding van praktijkvariatie komt inderdaad pas als je het combineert met uitkomstgegevens. Voor nu is van belang dat de patiënt bewust wordt van het bestaan van praktijkvariatie en dat zo’n 50% van behandelingen niet evidence based is.’ Een specialist benoemt het financiële belang van zorgverzekeraars, die volgens hem praktijkvariatie inzetten in de onderhandelingen met zorgaanbieders om zo de laagst mogelijke prijs af te dwingen. De zorgverzekeraars brengen hier tegenin dat zij niet louter inkopen op prijs. Bovendien, zegt Salemink: ‘Ook wij zaten als inkopers met het probleem van de interpretatie van de gegevens. De onderzoeken naar praktijkvariatie hebben we niet gebruikt als inkoopinstrument. In de praktijk zijn de wetenschappelijke verenigingen ermee aan de slag zijn gegaan. Zij hebben voorstellen gedaan voor dataregistraties, die wij als zorgverzekeraars hebben ondersteund.’ […], aldus Loos. 15/04/2014 3 Een kwestie van vertrouwen Patiënten, specialisten en zorgverzekeraars delen de wens om kwaliteit inzichtelijk te maken. Wetenschappelijke verenigingen hebben inmiddels gedefinieerd waaraan indicatiestellingen voor verschillende aandoeningen moeten voldoen en hebben dit vervat in kwaliteitsindicatoren. Wat ontbreekt is hoe tevreden de patiënt hiermee is. Die uitkomst kan gemeten worden met zogenaamde PROMS, Patient Reported Outcome Measures. De wetenschappelijke verenigingen zijn bezig deze PROMS te valideren. Daar gaat nog wel wat tijd in zitten, meldt één van hen. De Vries van ZN en Delnoij van het Kwaliteitsinstituut slaken daarop beurtelings een “cri de coeur”. Want De Vries wil er liever vandaag dan morgen mee beginnen. En ze roept de verenigingen op om de kennis vooral breed te delen. Delnoij vraagt de beroepsgroepen om vooral het patiëntenperspectief centraal te stellen. Baardman van de NPCF sluit daarop aan. Zij weerspreekt dat patiënten moeilijk te bewegen zouden zijn om PROMS in te vullen. Haar ervaring met ZorgKaartNederland.nl en diverse meldacties onder patiëntenpanels bewijst wat haar betreft het tegendeel. Patiënten gaan ook zonder gevalideerde uitkomstindicatoren op zoek naar relevante informatie. Baardman: ‘Het is een kunst om mensen goed te bereiken. Hou de vragenlijsten daarom vooral simpel.’ Op al deze onderwerpen ziet Delnoij een goede taak weggelegd voor de zogenaamde “kraamkamers”. Dit zijn gespecialiseerde werkgroepen waarvoor het Kwaliteitsinstituut deskundigen wil uitnodigen van de Orde, de patiëntenverenigingen en de verzekeraars. Delnoij: ‘In zo’n kraamkamer hebben we de juiste mensen aan tafel om per onderwerp onderzoeksvragen te formuleren en te beantwoorden, of als dat niet lukt, ze voor te leggen aan die partijen die dat wel kunnen. Het belangrijkste is dat we elkaar vertrouwen. Je hoort wel eens dat transparantie zou leiden tot vertrouwen, maar volgens mij ligt het anders. Transparantie vráágt om vertrouwen; vertrouwen in elkaar en in de kwaliteit van de informatie die we met elkaar te delen. Dat is waar we aan gaan werken in de kraamkamers.’ April 2014 Hans Loos, voor Zorginstituut Nederland […], aldus Loos. 15/04/2014 4
© Copyright 2025 ExpyDoc