Verwachte krimp zorg Drechtsteden 2014 WGV ZW ZHZ

Gevolgen van de hervormingen langdurige zorg op het personeelsbestand van
zorginstellingen in Zuid-Holland Zuid
Opgesteld t.b.v. projectgroep Extramuralisering AWBZ
30 januari 2014
Ben van Asten
Inleiding en samenvatting
Door ongewenste kostenstijgingen in de zorgsector zijn door de opvolgende kabinetten Rutte majeure
hervormingen voor de sector in gang gezet. Deze hervormingen hebben hun weerslag op het
personeelsbestand van de zorgorganisaties. Hoewel de hervormingen landelijk zijn ingezet, verschillen de
gevolgen per regio. In dit rapport vindt u een analyse naar de mogelijke personele consequenties van de
ingezette hervormingen voor de regio Zuid-Holland Zuid (Drechtsteden en Alblasserwaard
Vijfheerenlanden. Voor de analyse worden drie methodes toegepast:
1. Krimpprognoses op basis van uitspraken regionale zorgaanbieders,
2. Krimpprognoses op basis van doorrekeningen productgroepen,
3. Krimpprognoses op basis van beleidsdocumentatie VGZ i.c.m. kabinetsplannen.
De drie rekenmethodes komen uit op een personeelskrimp door overheidsbeleid van 3.600 tot 4.000
medewerkers, waarbij methode 1 de hoogste uitstroom verwacht, methode 2 een iets lagere en methode
3 de laagste.
Methode 1 is gebaseerd op de reacties van bestuurders en personeelsfunctionarissen van
zorgorganisaties en deze wijzen gezamenlijk op een gemiddelde krimp van 15% voor de hele sector.
Methode 2 en 3 liggen redelijk dicht bij elkaar en gebruik respectievelijk vooral cijfers van het CIZ of van
het zorgkantoor. Het grootste verschil wordt hierbij veroorzaakt door verschillende aantallen voor de
extramuralisering van de gehandicaptenzorg.
Het onderzoek is niet gericht op het verkrijgen van exacte cijfers van de verwachte krimp van de sector,
nog probeert het onderzoek iets te zeggen over de gevolgen van groeiverwachtingen. Wel hoopt het
onderzoek dat de uitkomst van 3.600 tot 4.000 medewerkers die geraakt worden in hun functie door het
overheidsbeleid aanleiding geeft om:
1. Beleid te vormen hoe deze uitstroom uit de sector kan worden opgevangen.
2. Relevante partners aan te moedigen om zelf informatie aan te leveren om nauwkeurig zicht te
krijgen op de cijfers én beter in beeld te krijgen om welke type medewerkers het nou exact gaat
die te maken krijgen met het verdwijnen of veranderen van de functie.
Doel van het onderzoek
Voor het doorrekenen van de gegevens zijn verscheidene aannames gemaakt. Met elke aanname neemt
de betrouwbaarheid van de exacte uitkomsten af. Eén van de belangrijkste aannames is bijvoorbeeld dat
1
de bezuinigingen allemaal direct zijn doorgerekend naar personeel. Een aanname die
overigens door diverse zorginstellingen wel bevestigd is als waarschijnlijk. Dit
onderzoek is dan ook niet uitgevoerd om exacte uitspraken te doen over krimp en/of
groeicijfers, maar is gericht op het verkrijgen van zicht op de orde van grootte die aan
uitstroom verwacht kan worden uit de zorgsector als gevolg van de bezuinigingen.
De grootste bekende effecten van de hervormingen vinden beslag in de periode 2013 t/m 2017. Voor dit
onderzoek wordt dan ook onderzocht wat de totale uitstroom betreft als gevolg van de hervormingen in
de jaren 2014 t/m 2017. Echter zoals een medewerker van VWS meldde, is het huidige voorgestelde beleid
de start van de transitie in de gezondheidszorg. Meer zal dus nog volgen. Voor 2018 is bijvoorbeeld nog
een korting gepland van 5% op het intramurale zorgbudget. Aangezien nu nog onzeker is hoe groot dat
budget is door alle transities wordt dit niet meegenomen in het onderzoek, maar gezien de
arbeidsintensieve zorg waar de intramurale zorg dan uit zal bestaan, zal dit zeker ook een groot effect
hebben op het personeelsbestand van intramurale zorgaanbieders.
Naast het tijdskader is het goed om te melden dat dit onderzoek een analyse betreft van de krimpcijfers.
De terreinen binnen de sector waar juist groei ontstaat in plaats van krimp, zoals wordt verwacht in de
extramurale zorg, worden niet meegenomen in de analyse maar wel in de discussie achteraf. Dit heeft
onder andere te maken met de grote onzekerheid over de groeicijfers door allerlei remmende factoren
op de zorgvraag zoals de verhoging van de eigen bijdrage. Daarnaast is nog nagenoeg niets van groeicijfers
in beleid vastgelegd. Enkel de aanname dat de groei als gevolg van o.a. de vergrijzing zijn vaste koers van
2,5% zal behouden. Een grove aanname.
Bovenstaande valt samen te vatten met de zin dat het onderzoek gericht is op het vinden van het aantal
medewerkers binnen de sector waarvan te verwachten valt dat zij binnen de komende vier jaar een
andere functie moeten vinden binnen of buiten de eigen organisatie, branche of zelfs sector. Daarbij is
het belangrijk om te vermelden dat het stuk is gebaseerd op kennis en beleid zoals dat in 2013 werd
voorgesteld. Dit geldt in het bijzonder voor de beleidsdocumentatie van zowel VGZ als het rijk. Dat de
werkelijkheid vaak andere wegen vindt is een gegeven.
Krimpprognose op basis van uitspraken regionale zorgaanbieders (methode 1)
Na het uitkomen van de hoofdlijnenbrief “Hervorming Langdurige Zorg” heeft de werkgeversvereniging
een inventarisatie uitgevoerd onder haar leden rondom de verwachte krimp als gevolg van het
kabinetsbeleid. De uitkomsten van deze evaluatie zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1
Branche
Personeel
Krimp %
Surplus personeel
Ziekenhuis
7.182
5%
359
VVT
11.815
20%
2.363
GHZ
4.902
20%
980
GGZ
1.599
15%
240
Jeugdzorg
227
20%
46
De personele gegevens uit tabel 1 zijn afkomstig van de nulmeting die de werkgeversvereniging in 2013
heeft uitgevoerd in samenwerking met PGGM HR Advies. De peildatum voor de personeelsaantallen
2
betreft 1 januari 2013. De doorrekening van de krimppercentages leidt op basis van
de voorgestelde prognoses van de regionale zorgaanbieders tot een totale afname
van het personeelsbestand in de periode 2014 t/m 2017 van 3.988 medewerkers. Dit
komt neer op ongeveer 1000 medewerkers per jaar, circa 3,9% van de in de
genoemde branches werkzame personen.
Krimpprognose op basis van doorrekening productgroepen (methode 2)
Voor het bepalen van de krimpprognose op basis van een theoretische doorrekening van de
kabinetsplannen per productgroep wordt gekeken naar de volgende bezuinigingsoperaties:
1. Extramuralisering van de lagere ZZP’s.
2. Kortingen op de extramurale producten:
a. Begeleiding Individueel
b. Begeleiding Groep (dagbesteding)
c. Kortdurend Verblijf
d. Persoonlijke verzorging
e. Verpleging
3. De korting op de huishoudelijke hulp
4. Algemene budgetkortingen
1. Extramuralisering lage ZZP´s
Zodra bekend werd dat de lagere ZZP´s versneld moesten extramuraliseren is door de
werkgeversvereniging voor zorg- en welzijnsinstellingen in Noord-Brabant een methode ontwikkeld om
de personele consequenties hiervan door te rekenen. Deze methode bestaat uit het inventariseren van
het totale aantal cliënten per ZZP via de gegevens van het CIZ en vervolgens het vermenigvuldigen van
deze aantallen met de gemiddelde tijdsbesteding per ZZP. Op deze wijze is een totaal aantal uren te
verkrijgen aan personele inzet voor alle afzonderlijke ZZP’s. Deze exercitie is ook uitgevoerd voor ZuidHolland Zuid. De peildatum van de gegevens is 1 juli 2013.
De extramuralisering betreft de branches Verzorging en Verpleging, de Gehandicaptenzorg en de GGZ. De
personele gevolgen van de extramuralisering zijn weergegeven in tabel 2. De omrekening van cliënten
naar uren is gebaseerd op de “Onderbouwing aantal uren per week per zorgzwaartepakket 2013” van de
NZA.
Tabel 2
Branche
Aantal cliënten met lage ZZP
Totaal aantal uur
Surplus medewerkers
V&V
1.260
11.832
691
GHZ
535
8.239
421
GGZ
100
1.123
52
Totaal
1.895
21.106
1.164
Bij Tabel 2 moet de opmerking geplaatst worden dat voor de GGZ alleen is gekeken naar de ZZP’s 1 en 2. In zijn
totaliteit heeft de GGZ een overeenkomst met VWS om 33% van de intramurale capaciteit af te bouwen ten
3
opzichte van de capaciteit in 2008. Dit komt neer op honderden medewerkers bovenop de
getoonde aantallen in Tabel 2. Helaas zijn meer exacte aantallen niet te achterhalen, maar de
getoonde 15% uit Tabel 1 lijkt hiermee waarschijnlijk.
2. Korting op extramurale producten
Ook voor de doorrekening van de personele gevolgen van de korting op de extramurale producten is
gebruik gemaakt van de gegevens van het CIZ. Het aantal geïndiceerde extramurale producten is
vermenigvuldigd met de gemiddelde tijdsbesteding per cliënt zoals bekend bij het CIZ. Het totale aantal
uur per productgroep voor de regio is vervolgens omgezet naar het benodigde aantal medewerkers voor
deze dienstverlening. De resultaten zijn weergegeven in tabel 3.
Tabel 3
Productgroep
Aantal cliënten
Totaal aantal uur
Aantal FTE
Productkorting
Surplus medewerkers
BGI
3.255
13.997
389
25%
135
BGG
1.980
9.702
270
25%
95
KVB
325
9.360
325
25%
113
PV
6.870
39.159
1.088
15%
259
VP
1.885
6.032
168
5%
13
Totaal
14.315
78.250
2.239
615
3. Korting op de huishoudelijke hulp
Voor het bepalen van de personele gevolgen rondom de korting op de huishoudelijke hulp is gebruik
gemaakt van de gegevens van CBS (peildatum november 2012). Hierbij is een scheiding gemaakt tussen
de Drechtsteden gemeenten en de gemeenten in de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (AV)
aangezien de Drechtstedengemeenten afwijken van het gemiddeld aantal uur huishoudelijke hulp (2,5
uur i.p.v. 3,0).
Voor de analyse is gebruik gemaakt van het aantal cliënten op peildatum i.p.v. het totaal aantal cliënten
aangezien niet alle cliënten langdurig recht op huishoudelijke hulp hebben. Het totaal aantal
medewerkers dat geraakt wordt door deze bezuinigingsmaatregel is 855.
Tabel 4
Regio
Aantal cliënten
Totaal aantal medewerkers
Surplus medewerkers bij -40%
Drechtsteden
7.040
1.467
587
Alblasserwaard & Vijfheerenlanden
2.680
670
268
4. Algemene budgetkortingen
Naast bovenstaande bezuinigingen heeft het rijk nog twee algemene budgetkortingen doorgevoerd
(wegens een beperkte beschikbaarheid aan gegevens is de algemene budgetkorting op de jeugdzorg
buiten beschouwing gelaten). Dit betreft een korting op de contracteerruimte van landelijk € 265 miljoen.
Voor Waardenland betreft dit een korting van € 7,3 mln, ongeveer 1,4% op het totale AWBZ budget.
4
Daarnaast is er een korting van 1% op de maximale tarieven voor ZZP’s en
extramurale verpleging. Vanuit de gegevens zijn deze percentages niet gekoppeld aan
de verschillende branches. Voor het onderzoek wordt daarom de aanname gemaakt
dat de verhouding intramuraal-extramuraal ligt op 2:1. De korting van 1% geldt
daarmee voor 2/3e van de medewerkers van de branches VVT en GHZ.
Voor de GGZ zijn ongeveer 30% van de opbrengsten afkomstig uit de AWBZ. Dit houdt in dat de korting
van 1,4% geldt over 30% van het personeel en de korting van 1% geldt daarmee voor 20% van het
personeel.
Voor de ziekenhuizen is geen bruto korting ingezet door VWS maar is het groeipercentage gemaximeerd.
De doorrekening van de algemene budgetkortingen zijn zichtbaar in tabel 5.
Tabel 5
Branche
Personeel binnen AWBZ
Korting 1,4%
Korting 1% (waarvan 2/3 telt)
Surplus medewerkers
VVT
9.687
135
65
200
GHZ
4.902
69
33
101
GGZ
480
7
3
10
Totaal:
De totale doorrekening van de maatregelen van VWS doorgerekend naar afzonderlijke producten komt
uit op de volgende personeelsreductie:
•
•
•
•
Maatregel 1: 1.164 medewerkers
Maatregel 2: 615 medewerkers
Maatregel 3: 855 medewerkers
Maatregel 4: 311 medewerkers
Het totaal betreft 2.945 medewerkers.
Krimpprognose op basis van beleidsplannen VGZ (methode 3)
De bepaling van de krimpprognose op basis van de beleidsplannen van VGZ komen behoorlijk overeen
met de rekenwijze voor de prognose op basis van de kabinetsplannen. Een belangrijk onderdeel dat niet
naar voren komt uit de gegevens van de plannen van VGZ is de huishoudelijke hulp aangezien deze onder
de WMO valt. Daarnaast zijn ook de kortingen op de extramurale producten overgenomen uit de
voorgaande methode aangezien deze onderdelen binnen de periode 2014 t/m 2017 buiten de AWBZ en
daarmee de beleidsplannen van het zorgkantoor komen te vallen. De krimpprognose zal daarom de
uitkomsten van maatregel 2 en 3 overnemen van de voorgaande prognosemethode. Voor maatregel 1 en
4 volgt hieronder een specifieke uitwerking op basis van de beleidsstukken en maatregelen vanuit het
VGZ – Zorgkantoor Waardenland. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het gaat om plannen en normen
zoals deze in 2013 geformuleerd zijn. Het zorgkantoor Waardenland heeft aangegeven dat deze mogelijk
5
in 2014 al worden heroverwogen. Gezien de consistentie van de uitkomsten uit dit
onderzoek, is er vanuit het onderzoek niet de verwachting dat hierin grote wijzigingen
zullen plaatsvinden t.o.v. 2013.
1. Extramuralisering lage ZZP’s
Voor het bepalen van de personele gevolgen van het extramuraliseren van lage ZZP’s wordt gebruik
gemaakt van de cijfers van drie verschillende bronnen:
i. Het beleidsplan “Extramuraliseren” van VGZ uitgebracht in 2013.
ii. Het regionaal inkoopplan 2014 regio Waardenland van VGZ.
iii. Kwantitatieve afspraken tussen zorgkantoor en zorgorganisaties vanuit individueel contact met
zorgaanbieders.
Verzorging & Verpleging
Het beleidsplan “Extramuraliseren” geeft aan dat de streefnorm voor het aantal intramurale plaatsen per
duizend 80+-ers gesteld op 124 in 2019. De prognose van CBS gebaseerd op cijfers uit 2012 wijst op 20.900
80+-ers in 2019. Het totaal aantal intramurale plaatsen (incl. VPT) komt daarmee uit op 2.592. Het aantal
80+-ers in 2013 bedroeg op basis van dezelfde cijfers 17.800. Het aantal intramurale plaatsen in
Waardenland op dat moment was 205 plaatsen per duizend 80+-ers. In totaal komt dit neer op 3.649
plaatsen. Het totaal aantal intramurale plaatsen dat daarmee afgebouwd moet worden in Waardenland
voor het behalen van de streefnorm van 124 bedraagt, gerekend vanaf 1 januari 2013 t/m 31 december
2013, 1.057 plaatsen.
Het inkoopplan Waardenland 2014 geeft net iets andere cijfers, maar wel extra inzichten. In dit plan
worden de cijfers getoond met de verhoudingen van aantal ZZP’s binnen verzorgingshuizen en binnen
verpleeghuizen, tevens gescheiden voor de regio’s AV en Drechtsteden. In totaal zijn er in de AV-regio 786
verzorgingshuisplaatsen en 1088 verpleeghuisplaatsen. In de Drechtstedenregio zijn er 612
verzorgingshuisplaatsen en 958 verpleeghuisplaatsen. Voor de AV-regio geldt dat 446 van de
verzorgingshuisplaatsen benut werden door ZZP 1 t/m 3 plus 50% van ZZP 4 en 27 van de
verpleeghuisplaatsen. Voor de Drechtstedenregio geldt dat 419 van de verzorgingshuisplaatsen benut
werden door ZZP 1 t/m 3 plus 50% van ZZP 4 en 16 van de verpleeghuisplaatsen. Wanneer al deze plaatsen
worden opgeheven op basis van de kabinetsplannen dan komt dat uit op een krimp van 908 plaatsen,
ofwel 26% van het totale aanbod aan intramurale plaatsen.
In deze analyse wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat verzorgingshuizen in zijn geheel
kunnen verdwijnen door leegstand. De bewoners met de hogere ZZP’s hebben namelijk nog steeds recht
op intramuraal verblijf en de aanname wordt gemaakt dat die capaciteit regionaal ook beschikbaar blijft.
Zoals ook wordt vermeld in de beleidsstukken van VGZ zal de krimp op het aantal plaatsen per 80+-ers
niet alleen zijn beslag vinden op de plaatsen bestemd voor de lagere ZZP’s. Dit komt overeen met de
meldingen die de werkgeversvereniging heeft ontvangen in gesprek met zorgaanbieders. Een aantal
zorgaanbieders heeft de volumekortingen doorgerekend en komt uit op een volumekorting van 7% in
2014 en zij hebben daarbij de verwachting dat dit volume ook zal gelden voor 2015, het jaar waarin de
totale zorgkosten voor de langdurige zorg in Nederland het laagste punt bereikt voor de totale
6
hervormingsperiode. De verwachting is daarmee plausibel en in lijn met landelijk
beleid. Wanneer het kortingspercentage van 7% namelijk gecombineerd wordt met
de doorrekening van het beleidsplan Extramuraliseren (zie eerste alinea Verzorging &
Verpleging), dan moet dit percentage in vier opeenvolgende jaren toegepast worden
om te komen tot de krimp van ongeveer 1.000 intramurale plaatsen. Met een start in 2014 zou dan eind
2017 de doelstelling voor 2019 zijn bereikt.
Aangezien verschillende gezichtspunten wijzen op een zelfde uitkomst is het aannemelijk om aan te
nemen dat de totale afbouw van de intramurale V&V capaciteit in de periode 2014-2017 uitkomt op 1.057
plaatsen voor de gehele regio Zuid-Holland Zuid. Gebruikmakend van de stelregel van 0,4 FTE per
verzorgingshuisplaats komt dit neer op 423 FTE. Met een gemiddelde deeltijdfactor van 0,63 FTE per
medewerker komt dit neer op 671 medewerkers.
Gehandicaptenzorg
De analyse voor de verzorging en verpleging kan ook worden uitgevoerd voor de gehandicaptenzorg. De
eerste analyse op basis van het beleidsplan “Extramuraliseren” wijst op een streefnorm voor de
gehandicaptenzorg in het jaar 2025 van 353 intramurale plaatsen per 100.000 inwoners. In 2013 waren
er 427 plaatsen per 100.000 inwoners. Wanneer deze aantallen gekoppeld worden aan de prognose van
CBS voor de bevolkingsgroei dan volgt hieruit een totale krimp van 252 intramurale plaatsen voor de GHZ.
Vanuit het inkoopbeleid Waardenland voor 2014 wordt ingezet op een krimp van 20 plaatsen. Wanneer
deze krimp geldt voor de gehele periode van 2014 t/m 2025 dan is met dit aantal de gewenste krimp op
een tiental plaatsen na te behalen. Wanneer evenals bij de V&V gemikt wordt op het behalen van het
streefaantal een jaar voor de gestelde datum dan valt de krimp 50 plaatsen lager uit. Het is daarmee
waarschijnlijk dat het aantal nog iets zal stijgen per jaar, maar niet in grote sprongen. De krimp van 252
plaatsen komt vervolgens overeen met 140 medewerkers.
GGZ
De GGZ heeft een bestuurlijk akkoord gesloten met VWS om te werken naar een streefcapaciteit aan
intramurale plaatsen in 2018 die 33% lager valt dan het aantal in 2008. Voor de GGZ-zorg geleverd vanuit
de AWBZ komt dit overeen met 85 plaatsen per 100.000 inwoners. In 2013 lag dit aantal voor de regio
Waardenland op 122. Gecombineerd met het aantal inwoners in 2013 en de prognose voor de
bevolkingsgroei van het CBS komt dit neer op een krimp van 143 intramurale plaatsen. Wanneer dit over
vier jaar wordt verspreid, van 2014 t/m 2017, dan komt dat neer op ongeveer 36 plaatsen per jaar. Het
inkoopplan van VGZ, specifiek voor de GGZ en los van de zorgkantoorregio’s, spreekt over een krimp van
ongeveer 10% per jaar. Dit zou inhouden dat evenals de V&V-sector het streven bestaat om een jaar voor
de streefdatum de streefcapaciteit te bereiken. De jaarlijkse afbouw voor intramurale GGZ op AWBZ-basis
voor Waardenland komt dan uit op 49 plaatsen per jaar. De totale krimp van 143 plaatsen komt vervolgens
overeen met 72 medewerkers.
7
Tabel 6 geeft het totaal weer van de uitkomsten uit de 3 bovenstaande analyses.
Branche
Aantal plaatsen 2013
Streefnorm per streefdatum
Afbouw intramurale capaciteit
Streefjaar
Surplus medewerkers
VVT
3.649
2.592
1.057
2019
671
GHZ
1.696
1.444
252
2025
140
Tabel 6
GGZ
485
342
143
2018
72
2. Algemene budgetkortingen
De gegevens voor dit laatste onderdeel van de analyse zijn helaas zeer beperkt en komen qua percentages
niet overeen met het VWS-beleid. De kortingen die zorgorganisaties hebben doorgegeven kunnen
afhankelijk zijn van individuele afspraken tussen aanbieders en het zorgkantoor en daarom niet te
gebruiken voor een analyse over de hele regio. Vanuit het zorgkantoor is wel een algemene beleidslijn
verkregen rondom de korting voor de thuiszorg en deze zal dan ook in het onderzoek worden
meegenomen als algemene korting voor de VVT. De kortingen voor de GGZ en GHZ worden overgenomen
uit de voorgaande rekenmethode.
De algemene tariefkorting voor de extramurale AWBZ zorg, kent 2 onderdelen. Een prijskorting van 5%
en een volumekorting van 2%. Voor het onderzoek wordt de aanname gemaakt dat deze
kortingspercentages wat betreft hun omrekening naar personeel zijn op te tellen. Wanneer vervolgens de
zeer grove verdeling wordt gemaakt tussen intramurale zorg en extramurale zorg van 2:1 dan volgt een
surplus aan medewerkers zoals getoond in tabel 7.
Tabel 7
Branche
Aantal medewerkers
Surplus thuiszorg (Korting 7%)
Surplus medewerkers
VVT
3.229
226
226
GHZ
GGZ
101
10
Het totale verschil tussen de krimp zoals weergegeven in tabel 5 en tabel 7 bedraagt 26 medewerkers,
ongeveer een achtste verschil. Of dit verschil veroorzaakt wordt door de gekozen verhouding van 2:1
tussen intramuraal en extramuraal of het verschil tussen de gekozen beleidslijnen van het zorgkantoor en
VWS is met dit onderzoek niet aan te tonen. Het totale effect van de maatregel veroorzaakt een surplus
van 337 medewerkers.
Totaal:
De totale doorrekening van de maatregelen van VWS doorgerekend op basis van de beleidsplannen van
VGZ komt neer op de volgende personeelsreductie:
8
•
•
•
•
Maatregel 1: 883 (waarvan ongeveer 100 na 2017)
Maatregel 2: 615 medewerkers
Maatregel 3: 855 medewerkers
Maatregel 4: 337 medewerkers
Het totaal betreft 2.690 medewerkers.
Vergelijking rekenmethodes
De drie rekenmethodes geven zoals te verwachten drie verschillende uitkomsten.
Methode 1. Personeelsreductie van 3.988 medewerkers
Methode 2. Personeelsreductie van 2.941 medewerkers
Methode 3. Personeelsreductie van 2.690 medewerkers
Het kleinste verschil zit tussen methode 2 en 3, de methodes die ook het meest op elkaar lijken. Het
verschil bedraagt 251 en komt voornamelijk voort uit het verschil in uitkomst voor maatregel 1, de
extramuralisering van de lagere ZZP’s. Hierbinnen verschillen de uitkomsten tussen voor de VVT en de
GGZ voor beide rekenmethodes maar 20 per branche. Het grootste verschil is dus gelegen in de
extramuralisering van de gehandicaptenzorg. Wat hier precies van de oorzaak is, is met dit onderzoek niet
te achterhalen.
Het grootste verschil is het verschil tussen rekenmethode 1 en rekenmethodes 2 en 3 van respectievelijk
35% of 48%. Dit komt allereerst doordat in rekenmethode 2 en 3 geen krimp is meegenomen van het
ziekenhuis en de Jeugdzorg (405 medewerkers uit tabel 1). De gevolgen van de krimp van 33% van de
totale intramurale capaciteit van de GGZ was niet te kwantificeren voor dit onderzoek, maar er zou sprake
zijn van honderden medewerkers. Deze zou ook nog bij methode 2 en 3 moeten worden opgeteld. Voor
de discussie gaan we uit van minimaal honderd medewerkers, waardoor voor een eerlijke vergelijking
tussen de methodes nog een totaal van 505 medewerkers moet worden opgeteld bij de rekenmethode 2
en 3. Het verschil tussen rekenmethode 1 en rekenmethode 2 en 3 wordt dan respectievelijk 16% en 25%.
De oorzaak van dit verschil moet gevonden worden in het percentage niet-zorg gebonden medewerkers,
de overhead. Hoewel een rekbaar begrip, is de overhead wel via benchmarks verkregen door onder
andere Berenschot (Benchemark Care 2012). De overhead voor VVT is gemeten op 13,6%, voor de GHZ
op 15,0% en voor de GGZ op 22,3%. Aangezien het grootste deel van de personeelskrimp veroorzaakt
wordt door de VVT en de GHZ wordt hier uitgegaan van een gemiddelde overhead van 15%. Wanneer
deze overhead doorgerekend wordt bovenop de uitkomsten van rekenmethode 2 en 3 en vervolgens de
aantallen van de jeugdzorg, het ziekenhuis en de extra krimp van de GGZ hier bovenop worden geteld dan
volgen de volgende uitkomsten voor de drie rekenmethodes:
Methode 1. Personeelsreductie van 3.988 medewerkers
Methode 2. Personeelsreductie van 3.887 medewerkers (2.941*1.15+505)
Methode 3. Personeelsreductie van 3.599 medewerkers (2.690*1.15+505)
9
Conclusies
De rekenmethodes geven een beeld van de verwachte krimp in het
personeelsbestand van zorginstellingen als gevolg van de verschillende
overheidsmaatregelen. In de berekeningen is zoveel mogelijk getracht om enkel te kijken naar
reductiemaatregelen zonder verwachte groeiprognoses mee te nemen. Dit is uiteraard niet in zijn
totaliteit mogelijk geweest, vooral voor methode 1 en 3, gebaseerd op het beleid van respectievelijk
instellingen en het zorgkantoor. Een factor die in ieder geval niet is meegenomen in de cijfers is de
verwachte groei in de extramurale zorgverlening. Dit is bewust niet gedaan omdat nog onduidelijk is hoe
groot deze groei zal zijn als ook vanwege het feit dat de overstap van intramurale zorg naar extramurale
zorg geen stap is die gemaakt kan worden zonder dat ook medewerkers begeleid (of zelfs geschoold)
worden in het maken van die overstap.
De uitkomsten variëren grofweg tussen 3600 en 4000 medewerkers, ofwel tussen de 14,0% en 15,5% van
gehele zorgsector: ziekenhuizen, VVT, Gehandicaptenzorg, GGZ en Jeugdzorg. De periode van het
onderzoek betreft vier jaar van 2014 t/m 2017. De totale krimp bedraagt daarmee tussen de 3,5% en 3,9%
per jaar.
Zoals aangegeven zijn er geen groeicijfers meegenomen in dit rapport. De berichten hieromtrent tonen
te weinig overeenkomsten om als betrouwbaar aan te nemen. Wel is duidelijk dat met deze bezuinigingen
de hervorming van de zorg nog niet is afgerond. De bezuiniging van 5% op het totale budget van de Wet
LIZ in 2018 is daarvan een duidelijk signaal. De vraag is dan ook of de geschetste krimp is op te vangen
door de sector, met wel of niet verplichte uitstroom, zonder belangrijke instrumenten als opleiden en
naamsbekendheid voor werkzoekenden helemaal te niet te doen. Het in de ijskast plaatsen van deze
instrumenten voor meerdere jaren, kan weer grote gevolgen hebben wanneer door groei een nieuwe
periode van tekorten lijkt aan te breken. Nauwe samenwerking en continue afstemming lijkt hierbij
noodzakelijk, naast betrouwbare en accurate informatie van alle betrokken partijen, zorgorganisaties,
zorgverzekeraars en gemeentes.
Dat er sprake zal zijn van een netto overschot aan personeel voor de sector is zeer waarschijnlijk. Het is
dan ook raadzaam om niet alleen vanuit het perspectief van de maatschappelijke ondersteuning de
personeelsconsequenties te bezien, maar dit mee te nemen in het regionale arbeidsmarktbeleid. Zowel
UWV als de Sociale Diensten kunnen een toename verwachten van klanten met kwalificaties voor zorg en
welzijn waar op de arbeidsmarkt in ieder geval tijdelijk geen ruimte meer voor zal zijn. Het is dan ook aan
te raden om vooraf al na te gaan welke baanmogelijkheden er te verwachten zijn voor deze mensen en
bij gebrek aan betaald werk, welke rol zij dan kunnen betekenen in de komende participatiesamenleving.
Wat in ieder geval voorkomen moet worden is dat de ontslagen in de zorg leiden tot hoge frictiekosten
en daarmee tot nog hogere aantallen ontslagen. Goede afstemming tussen uitkeringsaanbieders en
zorgorganisaties, mogelijk zelfs in de vorm van een regionaal mobiliteitscentrum, kunnen dit voorkomen.
10
Regionale ontwikkelingen – toevoeging februari 2014
Dat de landelijke beleidskeuzes regionaal verschillende gevolgen hebben blijkt al uit de analyse. Als heel
concreet voorbeeld hiervan wordt nog de korting op de huishoudelijke hulp genoemd in de regio
Drechtsteden. Onlangs is duidelijk geworden dat door de regio Drechtsteden al is voorgesorteerd op de
40% korting op de huishoudelijke hulp. De korting op dit product komt voor de regio Drechtsteden uit op
10%. De krimp doorgerekend naar aantal medewerkers komt daarmee uit op 147 in plaats van 587, een
verschil van 440 personen. De totale krimp varieert daarom tussen 3159 en 3548 medewerkers.
11