De Stam van Israël

HOOFDSTUK 10
De Stam van Israël
Het gevecht voor de bloedlijn
Heilige Boek der Gevallen Engelen
368
DE STAM VAN ISRAËL
De geschiedenis van Israël is een verborgen geschiedenis die alleen
via de Kabbala, Zohar en Thora te begrijpen is en voorbestemd
voor ingewijden op het hoogste niveau. Toch zal ik het me niet
weerhouden om een deel van haar geheimen u prijs te geven. Als
we het verhaal willen beter leren kennen van Israël moeten we de
geschiedenis herschrijven (lees meer studiewerk: Twaalf Stammen
van Israël). De stam van Israël was uit de toekomst gekomen voor
de ondergang van Atlantis, “zij die hun les moesten overdoen”. De
vraag die we ons kunnen stellen is, waarom? hadden ze iets
verkeerd gedaan? Moeten ze de toekomst wijzigen? Met andere
woorden, we leven in een tweede tijdlijn van onze geschiedenis
(lees meer: “Deja-Vue”). De eerste aanwijzigingen van de stam
van Israël is tijdens de periode van hun aankomst op Atlantis.
Sommige kabbalisten zeggen dat de Stam van Israël de
AN.NU.NAKI zijn (gevallen engelen) die uit de toekomst terug
kwamen. Ze waren uit de toekomst daar aangekomen. Zijn staan
mee aan de oorsprong en ondergang van Atlantis. De priesters van
Israël waren de personen achter de bouw van de Arks des Verbond
(opslagplaats) voor EN.KI (Aartsengel Lucifer) ziel na zijn dood of
wederopstanding als zonnegod RA. De stam van Israël waren de
personen, omhulsels of lichamen waar de AN.UNNA.KI (gevallen
engelen) reïncarneerden na de ondergang van Atlantis. Zoals de
gevallen engelen die hun onsterfelijkheid hadden afgestaan, gingen
de overblijvende AN.UNNA.KI reïncarneren in de lichamen van
de stam van Israël. De vraag dat we ons kunnen stellen waren het
de AN.UNNA.KI zelf die terug kwamen uit de toekomst als de
stam van Israël. Deze stam van Israel beweerden dat zijn
afstamden van Kaïn (zoon van EN.KI & Eva). Wanneer wij de
afstammingsreeks van Eva's zoon Kaïn weergeeft, is de bijbel zeer
karig (Genesis4:17-18) en noemt slechts één van zijn zonen,
Enoch, gevolgd door de opvolgers van Enoch, Irad, Mehujael,
Methusael en Lamech. Parallel met deze reeks wordt de
afstamming uit Eva's zoon Seth (tweede zoon van Eva & Adam)
(Genesis 4:26, 5:1-25) gegeven, en met toevoeging van twee extra
generaties, bereikt deze reeks eveneens een Lamech (vader van
Noach):
Heilige Boek der Gevallen Engelen
369
Bloedlijn via
Kaïn (Eva & EN.KI)
Enoch
Kaïnan
Irad
Mehujahel
Methusael
Lamech
Seth (Eva & Adam)
Enos
Mahalaleël
jared
Enoch
Methuselah .
Lamech
De enigste reden waarom deze twee stammen uitkomen op Lamech
(vader van Noach) is de reden dat Lamech uit de bloedlijn komt van
EN.KI & Eva via Kaïn. Lamech zijn vrouw komt uit de bloedlijn
van Adam & Eva via Seth. Voor deze reden dat beide stammen of
bloedlijnen hun voorvader Noach noemen of uitkomen op Lamech.
Als we naar de stambomen kijken die in Genesis staan beschreven
dan zien we dat Adam pas stierf nadat Lamech al 56 jaar oud was.
Vanuit der bloedlijn van Noach kinderen komen we uit tot bij
Abraham (stamvader van Islam & Israël). Shem (zoon van Noach)
stierf pas toen Abraham 150 jaar oud was (Abraham werd 175 jaar
oud). Maar er ligt een diepere betekenis en oorsprong. Zoals we
hebben gezien is Adam gemaakt door delen (DNA) van EN.KI
(Aartsengel Lucifer). De vrouw is gemaakt uit een deel van Adam
(de symbolische rib) waar EN.LIL (Aartsengel Michaël) het DNA
manipuleert van Eva. Vanaf die tijd worden beide scheppingen als
Ying & Yang gezien. Positieve en negatieve, EN.LIL & EN.KI. Het
symbool van ying & yang staat ook voor het oneindige, zoals het
symbool Kaïn die op zijn voorhoofd kreeg. Deze Ying & Yang
worden gezien als de eeuwige bloedlijn en gevecht tussen de twee,
die later in de geschiedenis een belangrijke rol zou gaan spelen bij
de conflicten tussen de stammen van Israël.
Voor de ondergang van Atlantis waren de priesters van Israël
verantwoordelijk om de Ark des Verbond (kist van EN.KI) te
verplaatsen van de Heilige Piramide van Atlantis naar de Heilige
Piramide van Gizah. Tevens de archieven van Atlantis werden
verplaats naar Egypte voor de ondergang. Na de ondergang
installeerden de stam van Israël zich in Egypte als de priesters van
de Tempels en als de eerste elite naast de Farao van het land. De
Heilige Boek der Gevallen Engelen
370
Bijbelse figuren die wij kennen uit de bijbel en stam van Israël zijn
de volgende:
Abraham
Izaäk
Jakob
Saul
David
Salomo
2000-1850 v.Chr.
1900-1750 v. Chr.
1800-1650 v.Chr.
1020-1000 v.Chr.
1000-960 v.Chr.
960-922 v.Chr.
Van deze Bijbelse figiguren is nooit bewezen dat ze geleefd
hebben. Het grote rijk van Salomo met zijn paleizen en temples is
nooit echt bewezen. De grote uittocht van Egypte en vele andere
feiten zijn nooit bewezen. Een groot rookgordijn van desinformatie
werd destijds opgezet door de stammen van Israël om de waarheid
te verbergen wat niet geweten mag worden bij het grote publiek.
Daarin tegen zijn onze Bijbelse figuren wel terug te vinden in de
geschiedenis en bloedlijn van Egypte.
ISRAËL IN EGYPTHE
Abraham (onze stamvader) zou de bekende Farao geweest zijn
Amenemhet I (1991-1962 v.Chr.) van deze werd gezegd dat hij
niet van Egyptische Koninklijke bloeden was.
(Abraham - Amenemhet I)
Heilige Boek der Gevallen Engelen
371
Koning David zou de bekende Farao Psusennes I (1039-991
v.Chr.) geweest zijn. Deze had een zoon die Farao Slamun (978959 v.Chr.) waarvan de naam Koning Salomo (970-931 v.Chr.)
zou zijn afgeleid. Salomo wat betekende zoon van AMON
(Lucifer). De Tempel van Salomo zou in feiten een Egyptische
Tempel zijn geweest van AMON. De naam AMON-RA is in feiten
de eerste incarnatie van LUCIFER (EN.KI) als god wezen.
AMON, AMUM, AMEN, wat betekend “de verborgene”
(daarvoor de Ark). Abraham had twee zonen Jacob & Isaac. Jacob
is de bekende Farao Jakuber (1655-1646 v.Chr.). Jacob (Farao
Jakuber) vertrok naar Israël waar later de 12 stammen van Israël
zijn ontstaan. Mozes is de bekende Farao Thutmose III (14791425 v.Chr.). Deze was bekend voor zijn oorlog in Kanaän met de
bekende slagveld van Mediggo. Zijn vader was niemand meer dan
Tatmose die met zijn zuster Isis trouwden, vandaar het Isis
mysterie. Maar waarom zouden ze dit allemaal willen verbergen
voor de wereld ? één oorzaak, want de Farao’s en Joden komen
van één dezelfde bloedlijn, van EN.KI. De Koninklijke stammen
van Israël (stammen van Kaïn) hadden zich vermengd met de
Koninklijke bloedlijn van de Farao’s. De Koninklijke bloedlijn van
Israël verborgen hun namen in Egyptische namen en bloedlijnen en
namen zo de heerschappij van Egypte over. Dit hielden ze
verborgen.
JAKOB ZOON VAN ISMAËL EN REBECCA
Jakob of Jacob (Hebreeuws: Ja'ako), beter bekend als Farao
Jakuber (1655-1646 v.Chr.) later ook “Israël” genoemd, is in de
Tenach en de Bijbel de derde aartsvader, de kleinzoon van
Abraham en de zoon van Isaäk en Rebekka. Hij is de stamvader
van de Israëlieten, wier “twaalf stammen” uit zijn twaalf zoons
ontstaan zijn. Het Bijbelboek Genesis bevat in de hoofdstukken 2550 zijn volledige levensgeschiedenis, met een scherpe
karaktertekening. Ook komt hij verschillende malen in de Koran
voor. Jakob was er een van een tweeling, de andere helft was zijn
broer Esau, die als eerste ter wereld kwam. Jakob (Farao Jakube)
kreeg twaalf zonen en minstens twee dochters. Een zoon - Jozef
Heilige Boek der Gevallen Engelen
372
genaamd - was zijn lievelingszoon. Uit jaloezie werd hij daarom
door zijn broers aan slavenhandelaren verkocht. Jozef kwam in
Egypte terecht, wist daar op te klimmen tot de positie van
onderkoning en tijdens een periode van zware hongersnood
kwamen zijn broers noodgedwongen in Egypte terecht alwaar
Jozef zich uiteindelijk aan hen openbaarde. Jakob trok vervolgens
met heel zijn huishouden naar Egypte, waar hij later overleed.
Voordat hij de geest gaf maakte hij duidelijk dat hij niet definitief
in Egypte, maar te zijner tijd in Kanaän (land van Kaïn) begraven
wilde worden.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
373
De twaalf zonen van Jakob zijn (in volgorde van leeftijd):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Ruben
Simeon
Levi
Juda
Dan
Naftali
Gad
Aser
Issaschar
Zebulon
Jozef
Benjamin
Jakob had minstens twee dochters, waarvan er een met name wordt
genoemd:
13.
Dina
12 STAMMEN VAN ISRAËL VAN 4 VERSCHILLENDE
MOEDERS
De zonen van Jakob waren twaalf:
De zonen van Lea; Reuben, Jacob de eerstgeborene, en Simeon, en
Levi, en Juda, Issakar, Zebulon en:
De zonen van Rachel, Jozef en Benjamin:
En de zonen van Bilha, Rachel's handmaid; Dan en Naftali:
En de zonen van Zilpah, Lea's handmaid; Gad en Aser: dit zijn de
zonen van Jakob, die zijn geboren hem in Padan - aram.
JAKOB LEVENEINDE EN BEGIN VAN DE TWAALF
STAMMEN
Jakob woonde zeventien jaar in Egypte; hij werd honderdzevenenveertig jaar. Toen hij voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet
hij zijn zoon Jozef bij zich komen. ‘Als je het goed met me
voorheb,’ zei Israël, ‘leg dan je hand in mijn lies en geef mij blijk
Heilige Boek der Gevallen Engelen
374
van je liefde en trouw: zweer dat je me niet in Egypte begraaft. Als
ik straks gestorven ben, breng mij dan weg uit Egypte en begraaf
me in het graf van mijn voorouders.’ Jozef beloofde het. ‘Zweer
het mij,’ zei Israël. Jozef zwoer het hem, en daarna knielde Israël
neer op het hoofdeinde van zijn bed.
DE TWAALF STAMMEN VAN ISRAEL (JAKOB)
EN HUN ZEGEN
Daarop liet Jakob (Farao Jakube) al zijn zonen bij zich roepen en
zei: ‘Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de
toekomst zal vergaan. Kom hier en luister, zonen van Jakob, luister
naar Israël, je vader.
Ruben, mijn oudste zoon ben jij, de eerste vrucht van mijn
manlijke kracht, in fierheid en macht de voornaamste. Onstuimig
ben jij als het water – nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij
hebt je vaders bed beslapen, je vaders legerstede ontwijd. Hij heeft
mijn bed beslapen!
Simeon en Levi zijn altijd samen, zij beramen niets dan geweld. Ik
wil niet deelnemen aan hun beraad, op hun bijeenkomsten wil ik
niet zijn. In woede ontstoken doden zij mannen, moedwillig
verlammen ze stieren. Vervloekt zijn hun grimmige woede,
vervloekt hun ontembare razernij. Ik zal hen verstrooien over
Jakobs volk, hen over Israël verspreiden.
Juda, jou zullen je broers bejubelen,voor jou buigt de vijand de
nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. Sterk als een jonge
leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger
terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich
neer – wie zou hem durven wekken? In Juda’s handen zal de
scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt
die er recht op heeft, (49:10) totdat hij komt die er recht op heeft –
Betekenis van het Hebreeuws onzeker. Ook mogelijk zijn de
vertalingen: ‘totdat Silo komt’, ‘totdat hij naar Silo komt’, ‘totdat
zijn heerser komt’, ‘totdat tribuut is gebracht aan hem’.die alle
volken zullen dienen. Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel, aan een
Heilige Boek der Gevallen Engelen
375
wingerd het jong van zijn ezelin, in wijn wast hij zijn gewaad, in
druivenbloed zijn bovenkleed. Zijn ogen fonkelen door de wijn,
zijn tanden zijn wit van de melk. Zebulon, aan de zee zal hij
wonen, aan zijn strand de schepen ontvangen. Zijn gebied strekt
zich uit tot aan Sidon.
Issachar is een sterke ezel, liggend tussen de manden. Hij zag hoe
weldadig de rust was en hoe bekoorlijk het land; er werd hem
zwaar werk opgelegd, hij boog zich en droeg zijn last.
Dan, hij handhaaft het recht van zijn stam als elk van de stammen
van Israël. Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad;
hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. Op uw hulp
hoop ik, HEER! Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij
achtervolgt zijn belagers.
Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij
voort. Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt.
Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron,
met ranken die reiken tot over de muur. De boogschutters, zij
haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef
gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de
Machtige, de Machtige van Jakob, door de nabijheid van de
Herder, de Rots van Israël, door de God van je vader, de
Ontzagwekkende. Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met
zegeningen van de hemel daar boven en van de oervloed in de
diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot. De zegen
van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de
kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op
Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers.
Benjamin, een verscheurende wolf; ’s morgens verslindt hij zijn
prooi, s avonds verdeelt hij de buit.’ Dit waren alle stammen van
Israël, twaalf in getal, en met deze woorden gaf hun vader elk van
hen een eigen zegen.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
376
Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: ‘Als ik straks met
mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot
op het land van de Hethiet Efron, in de grot op de akker in
Machpela, dicht bij Mamre, in Kanaän, de akker die Abraham van
Efron heeft gekocht omdat hij daar een eigen graf wilde hebben.
Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en
Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. Het stuk land
waarop die grot ligt, is van de Hethieten gekocht.’ Na zijn zonen
deze opdracht te hebben gegeven trok Jakob zijn voeten weer op
het bed. Toen blies hij de laatste adem uit en werd hij verenigd met
zijn voorouders. Abraham zou het beloofde zaad verder brengen
waaruit ooit de Messias zal uitkomen. Dus één van de drie
lichtmeesters (Boeddha, Jezus en Mohamed). De twaalf stammen
van Israël zijn de twaalf hoofdwortels waaruit de verschillende
bloedlijnen ontspruiten en de sleutel zijn van het heiligbloed en het
conflict tussen de broers en aartsengelen Michaël & Lucifer.
Er waren twaalf oorspronkelijke Hebreeuwse stammen en elk van
die stammen ontsproot aan een bepaalde sterrenbron. Er zijn in
totaal 12 stammen van Israël:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Ruben
Simeon
Levi
Juda
Dan
Naftali
Gad
Aser
Issaschar
Zebulon
Jozef
Benjamin
Om zijn beloften aan Abraham te vervullen, sloot EN.KI een
verbond met de nakomelingen van Israël (Jakob) en schiep
daarmee het grondvest voor een aan God gewijd land. EN.KI
vormde het volk Israël tot zijn volk, zijn Koninkrijk Israël was
Heilige Boek der Gevallen Engelen
377
Gods volk en de Heer was de Koning van Israel. Omdat de
Israëlieten graag een koning wilden zoals de andere volken hadden,
kregen ze die in de persoon van Saul uit de stam Benjamin. Na
koning Saul kwam koning David (Farao Psusennes I) die, nadat hij
eerst gezalfd werd tot koning over Juda, later koning van alle
stammen over geheel Israël werd. Van die twaalf stammen was
Juda de stam van het koningschap, de anderen vormden het
koninkrijk. Onder koning David (Farao Psusennes I) kregen het
koningschap en het priesterdom vaste voet aan de grond.
12 STAMMAN VAN ISRAËL HERENIGD IN EGYPTE
Het volgende deel van de Bijbel vertelling brengt ons naar Joseph
die in Egypte. Het belangrijkste punt van de Genesis verhaal van
Jozef wordt om aan te tonen hoe uiteindelijk alle 12 zonen zijn
herenigd in Egypte en dus alle 12 stammen, de kinderen van Israël
(afstammelingen van de AN.UNNA.KI), leven in Egypte en
vermenigvuldigen zich.
BLOEDLIJNEN UIT DE 12 STAMMEN
Uit de stam van Benjamin komt Maria Magdalena, de vrouw van
Jezus. Zij was een prinses van de Benjamin stam. Uit de stam van
Juda, komt de prins Jezus Christus (de Koning). Uit de stam van
Levi (hogepriesters) komt Mozes. Uit de stam van Dan komt later
de drie Antichristen. Uit de stam van DAN komen de vorsten van
Denemarken. Widsors komen uit de stam van EPHRAIM. De
Visigoten komen uit de stam van ASER en NEPTHALIM. Uit de
stam NEPTHALIM komen de Rotschilds. De druïden komen uit de
stam van LEVI. De Merovingers komen uit de stam van Ruben en
Benjamin. En zo kunnen we nog enkele pagina’s doorgaan (lees
meer: 12 Stammen van Israël en 13 Illuminati).
Heilige Boek der Gevallen Engelen
378
EERSTE MELDING VAN ISRAËL
Onder farao “Merneptah” wordt de eerste melding van 'Israël'
gemaakt op de "Overwinnings stele" ('Israël stele') van Merneptah:
(Overwinnings stele van Merneptah 'Israël stele')
"Israël is drooggelegd, zijn zaad is niet". Egypte overheerst de
regio nog tot de 12de eeuw v.Chr. Tussen 1200 en 1100 v.Chr.
namen Israëlieten steeds meer gebied van Kanaän in. Het is
vreemd dat de naam 'Israël' in Egypte maar één keer voorkomt. Er
is een andere naam (van een stad of gebied) die veel vaker
voorkomt: 'Isr. Sommige deskundigen (Aharoni, Hadley) zien
daarin de naam van de stam Asjer; andere (Kitchen) zijn het daar
niet mee eens. Waar 'Isr lag is niet bekend. De naam komt voor het
eerst voor op een lijst van veroverde steden van Seti I en komt
daarna enkele malen voor in lijsten van Ramses II (Farao die
Mozes achtervolgd als hij uit Egypte vertrekt).
Heilige Boek der Gevallen Engelen
379
(De vermelding Omri koning van Israël
op de stèle van de Moabitische koning Mesa)
In namen werd de naam van een god vaak weggelaten. In dit geval
kan 'El' zijn weggelaten uit 'Isra-El'. Als Seti I inderdaad Sisak is,
dan kunnen we in zijn tijd de eerste vermelding van de afgesplitste
staten Juda en Israël verwachten. Juda wordt blijkbaar pas later
genoemd, maar 'Isr kan volgens mij heel goed Israël zijn. In de
Papyrus Anastasi I uit de late 19de dynastie pocht de schrijver Hori
over zijn kennis van Kanaän tegenover de jonge schrijver
Amenemope. Hij zegt daarbij dat de laatste moet oppassen dat hij
niet in dezelfde positie terechtkomt als 'Qazardi, heerser van 'Isr,
toen de hyena hem een boom in gejaagd had!' Als we die koning
Qazardi konden opsporen, zou dat nog een interessant
synchronisme opleveren. Helaas is er geen koning van Israël
bekend die Qazardi heet. De naam die er nog het meest op lijkt is
die van Achazja (rond 850), een zoon van Achab. Hij was volgens
de Bijbel een slechte koning en viel uit het raam (2 Koningen 1:2).
Als hij impopulair was bij het volk, kan het best zijn dat er na zijn
val allerlei grappen vol leedvermaak over hem verteld werden. Hij
zou het dus best kunnen zijn. Of de naam kan kloppen, moeten
taalkundigen maar uitmaken. Wat betekent 'Israël' eigenlijk?
Volgens Genesis 32 betekent het 'Hij vecht met God' omdat Jacob
met een engel worstelde, maar dat lijkt me volksetymologie, een
sprookje dus. In het Arabisch betekent 'Asr 'kasteel, vesting'; zou
'Isra-el' soms 'de vesting van God' betekenen? Dat lijkt me een
toepasselijke verklaring. Het klopt ook met het lied van Luther,
Ein' feste Burg ist unser Gott, en met het imago van de moderne
staat Israël, die ook veel weg heeft van een fort in een vijandige
omgeving.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
380
HET VOLK ISRAËL
Israëlieten of het volk Israël, niet te verwarren met Israëliërs of het
Israëlisch volk, is synoniem geworden voor Joden of het Joodse
volk (stam van JUDA).
Oorspronkelijk was de term Israëlieten, tijdens en na de tijd van het
volk Israël in Egypte en voor de dood van SALOMO. Israël de
collectieve naam voor de leden van de 12 stammen van Israël. Het
werd toen ook de naam voor de inwoners van het latere koninkrijk
Israël. Volgens het boek Genesis stammen de Israëlieten af van de
12 zonen van Jakob (die Israël werd genoemd). Door een
hongersnood gedwongen vestigden zij zich, op uitnodiging van
hun broer Jozef die door God onderkoning (vizier) werd van de
Farao, in het land Gosen in Egypte. Gedurende enkele eeuwen
groeiden hun afstammelingen snel uit tot een flink volk. De
Egyptenaren, ondertussen bang geworden dat zij overvleugeld
zouden worden door de zich snel vermenigvuldigende Israëlieten,
dwongen hen tot slavendienst en bevalen uiteindelijk zelfs dat
pasgeboren jongetjes gedood moesten worden. In deze periode trad
Mozes (Leviët) op en op Gods bevel leidde hij het volk uit Egypte.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
381
DE VALSE GESCHIEDENIS VAN MOZES
(Mozes met zijn bekende bokken horens)
We kennen allemaal het verhaal van Mozes. De meester die zijn
volk uit Egypte leidde. Kan u zeggen , schuif die verhaal aan de
kant, want hier komt een verhaal dat je nog niet bekend is. Zoals ze
zeggen het is de overwinnaar die de geschiedenis schrijft. En dat is
ook het geval geweest met de stam van Israël. Zij hebben hun
eigen geschiedenis herschreven, voor hun daden te verdoezelen. Zo
hebben zijn hun eigen verhaal geschreven dat ons bekend is van
Mozes die zijn volk uit Egypte leidde. Maar één krusiaal element
Heilige Boek der Gevallen Engelen
382
hebben de AN.UNNA.KI uit het verhaal weggehaald. De reden
waarom of het conflict dat aan de oorzaak ligt van Mozes vluchten
uit Egypte. Zoals we allemaal kennen of zoals ze ons doen geloven
zou de stam van Israel als slaven hebben geleefd ten tijde in
Egypte. Dit is NIET juist. De stam van Israël zijn de bouwers,
metsers en architecten geweest van Babel, zijn de bouwers en
architecten geweest van Egypte en nog veel andere groot steden uit
het oude Rijk. Voor de ondergang van Atlantis is deze stam van
Israël al gevlucht met de Ark Des Verbonds naar Egypte.
In die wel bepaalde periode in Egypte was de stam van Juda (één
van de stammen van Israël) heer en meester in het gebied. Zij
waren de prinsen (Farao’s) uit Egypte. De bekende Farao Ramses
kwam uit de stam van Juda. De priesters Leviëten hadden in de
periode vooraf veel macht verworven en hadden al is een poging
gewaagd om de Ark Des Verbond te stelen uit de Heilige Tombe
die in Egypte was gebouwd. De reden dat de stam Levi deze Ark
wou stelen was om de macht over te nemen van de stam van Juda
in Egypte en als het zelf kan over de wereld. De Farao had de
Leviëten en hun families verbannen van het heiligdom en had hun
gevangen genomen om als slaven te werken. Vandaar het verhaal
van Mozes die de Stam van Israël uit Egypte leidde als ze slaven
waren. Het verhaal van Mozes dat hij als baby op de Nijl werd
gezet , klopt gedeeltelijk. Toch werd hij grootgebracht door de
zuster van de Farao en was Ramses II niet op de hoogte dat Mozes
uit de stam van de Leviëten kwam. Veel later als Mozes volwassen
was geworden keerde hij zich tegen de Farao. Mozes had de Farao
gewaarschuwd als hij de stam van Israël “Leviëten” (de slaven van
de Tempel) niet liet gaan dat hun God (EN.KI Aartsengel Lucifer)
de plagen over Egypte zou brengen. De Farao (uit de Stam van
Juda) wou Mozes niet geloven en de bekende plagen kwamen over
Egypte. Het ultieme dilemma was de dood van de eerste geborene
uit Egypte, waar de zoon van Farao die slachtoffer werd van de
vloek. Zo liet uiteindelijk de Farao, de Levi stam vertrekken uit
Egypte. Maar de stam van Israël vertrok niet alleen.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
383
DE ARK DES VERBONDS WORDT GESTOLEN
Tijdens de grote plaag van Egypte heerste erg grote chaos, uit die
chaos maakte de stam van Israël (Leviëten) gebruik voor de Ark des
Verbond (ziel van EN.KI,aartsengel Lucifer) te stelen en een replica
in de plaats te leggen. De stam van Israël onder heerschap van de
Leviëten vertrokken uit Egypte met de Ark des Verbond. Na hun
vertrek werd de Farao op de hoogte gebracht dat de Ark des
Verbond gestolen was. Dit was een grote ramp sinds duizende jaren
was deze veilig opgeborgen. Deze was in alle staten en besloot met
zijn leger achter Mozes aan te gaan. Bij de bekende oversteek van
de zee die zich splitst was de Ark des Verbond de oorzaak van deze
splitsing.
(bij de oversteek de Leviëten met de Ark)
Het volk van Israël en de Leviëten konden oversteken maar toen de
Farao wou oversteken sloot de zee zich achter de stam van Israël.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
384
(de Farao (Juda stam) met zijn leger verwoest in de zee)
Zo besloten de stam van Israël verder te trekken naar de berg Jebel
el Lawz (Jabal Al Lawz): Berg der Rechtsgeleerdheid, en niet
Sinaï zoals ze beweren, waar ze aan de berg kwamen van Jabal Al
Lawz om hun overwinning te vieren. Op deze plaats kennen wij het
verhaal uit onze geschiedenis dat ze daar de Ark Des Verbond
maakten. Dit is gedeeltelijk juist. De Ark was degelijk gestolen uit
Egypte. Maar op de berg Jabal Al Lawz waar Mozes de Ark liet
maken (volgens de bijbel), was in feite het omhulsel voor de
bestaande Ark. En de kist die Mozes liet maken was op aanbeveling
van EN.KI (Aartsengel Lucifer). Het verhaal van de 10 geboden is
ook gedeeltelijk juist. Het zijn niet de 10 geboden die wij kennen
(dit is een vervalsing) maar daar werden de eerste 10 geboden van
de protocollen van Zion voorspeld. De bestaande Ark kreeg een
nieuw omhulsel (de gouden kist met de twee cherubijnen (gevallen
engelen) op, wachters van de Tempel). De bestaande Ark vandaag
bestaat uit twee kisten. Zo is het verhaal ontstaan dat de stam van
Israël de Arks des Verbond had gemaakt op de berg van Mozes.
Vandaar vertrokken ze verder met de Ark naar het beloofde land
van hun voorvader Kaïn, Kanaän.
VERDELING VAN KANAÄN
In de vlakte van Moab, aan de Jordaan ter hoogte van Jericho, zei
de heer EN.KI (Aartsengel Lucifer) tegen Mozes:‘
Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie de Jordaan oversteken
naar Kanaän, moeten jullie de bewoners van dat land verdrijven.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
385
Vernietig al hun stenen met afbeeldingen en al hun gegoten
beelden, en verwoest de offerplaatsen. Neem het land in bezit en ga
er wonen, ik geef jullie dit land in eigendom. Jullie moeten het land
door middel van loting onder de verschillende geslachten verdelen.
Geef een groot geslacht een groot stuk grond in bezit, een klein
geslacht een klein stuk. Het lot bepaalt wat elk geslacht krijgt. Zo
moeten jullie het land onder de verschillende stammen verdelen.
Maar als jullie de bewoners ervan niet verdrijven, zullen degenen
die je van hen overlaat zich vijandig tegenover je opstellen
wanneer jullie eenmaal in het land wonen; ze zullen tot stekels in je
zij en tot dorens in je ogen worden. En dan zal ik met jullie doen
wat ik van plan was met hen te doen.”’ De heer zei tegen Mozes:
‘Deel de Israëlieten het volgende mee: “Wanneer jullie in Kanaän
zijn aangekomen, zullen dit de grenzen zijn van het grondgebied
dat jullie toevalt: Jullie zuidgrens loopt vanaf de woestijn van Sin
langs het gebied van Edom, en begint dus bij de uiterste
zuidoostpunt van de Zoutzee. Hij loopt in een bocht zuidelijk om de
Schorpioenenpas heen, gaat dan verder naar Sin, loopt vervolgens
rechtstreeks naar een punt ten zuiden van Kades-Barnea, en gaat
via Chasar-Addar verder naar Asmon. Bij Asmon buigt de grens af
naar de wadi die de grens met Egypte vormt, en van daar loopt hij
rechtstreeks naar de zee. De westgrens wordt gevormd door de
Grote Zee; houd dat als westgrens aan. Jullie noordgrens loopt als
volgt: Trek een lijn van de Grote Zee naar de Hor, en trek van deze
berg een lijn naar Lebo-Hamat. De grens loopt daarna
rechtstreeks naar Sedad vervolgens naar Zifron, en eindigt bij
Chasar-Enan. Houd dit als noordgrens aan. Voor de grens in het
oosten moeten jullie een lijn trekken van Chasar-Enan naar Sefam.
Van Sefam loopt de grens naar beneden, naar Haribla, ten oosten
van Aïn, vervolgens gaat hij verder omlaag en loopt hij vlak langs
de bergketen ten oosten van het Meer van Kinneret. Daarna loopt
hij nog verder omlaag, volgt de Jordaan en komt uit bij de Zoutzee.
Dat zijn de grenzen van het land dat voor jullie bestemd is.”’
Dit zijn hun namen: voor de stam Juda Kaleb, de zoon van
Jefunne; voor de stam Simeon Semuël, de zoon van Ammihud;
voor de stam Benjamin Elidad, de zoon van Kislon; voor de stam
Dan het familiehoofd Bukki, de zoon van Jogli; wat de
Heilige Boek der Gevallen Engelen
386
nakomelingen van Jozef betreft: voor de stam Manasse het
familiehoofd Channiël, de zoon van Efod, en voor de stam Efraïm
het familiehoofd Kemuël, de zoon van Siftan; voor de stam
Zebulon het familiehoofd Elisafan, de zoon van Parnach; voor de
stam Issachar het familiehoofd Paltiël, de zoon van Azzan; voor de
stam Aser het familiehoofd Achihud, de zoon van Selomi; voor de
stam Naftali het familiehoofd Pedaël, de zoon van Ammihud.’ Dit
waren degenen aan wie de heer opdroeg om Kanaän onder de
Israëlieten te verdelen.
DE ONDERGANG VAN ELI EN DE ARK DES VERBONDS
Enige tijd later trokken de Israëlieten ten strijde tegen de
Filistijnen. Ze sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer; de Filistijnen
lagen in Afek. Nadat de Filistijnen zich in slagorde tegenover de
Israëlieten hadden opgesteld, brandde de strijd los. Israël werd
door de Filistijnen verslagen: vierduizend man sneuvelden in de
slag. Toen het leger naar het kamp was teruggekeerd, vroegen de
oudsten van Israël: ‘Hoe komt het dat de Heer EN.KI ons
vandaag tegen de Filistijnen een nederlaag heeft laten lijden? De
ark van het verbond met de Heer EN.KI moet uit Silo hierheen
worden gehaald. Dan zal de Heer EN.KI in ons midden zijn en
ons bevrijden uit de greep van onze vijanden.’ Het leger liet de ark
van het verbond uit Silo overbrengen, de ark van EN.KI van de
hemelse machten, die op de cherubs troont. Chofni en Pinechas, de
beide zonen van Eli, kwamen met de ark mee. Toen de ark van het
verbond met EN.KI in het legerkamp aankwam, barstten alle
Israëlieten uit in luid gejuich, zodat de aarde ervan dreunde. De
Filistijnen hoorden het lawaai en vroegen: ‘Wat klinkt daar voor
gejuich uit het kamp van de Hebreeën?’ Toen ze vernamen dat de
ark van EN.KI in het legerkamp was aangekomen, werden ze bang
en zeiden: ‘Hun God is naar het legerkamp gekomen. Het ziet er
slecht voor ons uit, want zoiets is nooit eerder gebeurd. Het ziet er
slecht voor ons uit! Wie redt ons uit de greep van die machtige
God? Het is dezelfde God die in de woestijn de Egyptenaren met
allerlei plagen heeft getroffen. Verlies de moed niet, Filistijnen, laat
zien wat je kunt! Anders worden wij slaven van de Hebreeën zoals
zij het van ons zijn geweest. Laat dus zien wat je kunt. Ten aanval!’
Heilige Boek der Gevallen Engelen
387
De Filistijnen gingen tot de aanval over en de Israëlieten werden
verslagen. Ieder vluchtte naar zijn eigen woonplaats. Het was een
zware nederlaag voor Israël, waarbij dertigduizend man voetvolk
omkwamen. De ark van God werd buitgemaakt en Chofni en
Pinechas, de beide zonen van Eli, vonden de dood. Een
Benjaminiet maakte zich uit de gelederen los en rende naar Silo,
waar hij nog dezelfde dag aankwam. Hij had zijn kleren gescheurd
en stof over zijn hoofd geworpen. Toen hij aankwam, zat Eli op
een bankje langs de kant van de weg op de uitkijk, want hij maakte
zich ernstig ongerust over de ark van God. Zodra de man in de stad
verslag had uitgebracht, begon de hele bevolking te jammeren. Eli
hoorde het geschreeuw en vroeg: ‘Wat is dat voor lawaai?’ De man
haastte zich naar Eli om het hem te vertellen. Eli was toen
achtennegentig jaar; zijn ogen waren helemaal star geworden en hij
kon niets meer zien. De man zei tegen Eli: ‘Ik kom van het
slagveld, ik ben zojuist van het slagveld gevlucht.’ ‘Maar wat is er
dan gebeurd?’ vroeg Eli, en de bode antwoordde: ‘Israël is op de
vlucht geslagen voor de Filistijnen. Er is een grote slachting
aangericht onder onze soldaten. Ook uw zonen Chofni en Pinechas
zijn gesneuveld. En de ark van God is ons ontnomen.’ Op het
moment dat de man de ark van God noemde, viel Eli van het
bankje naast de stadspoort achterover op de grond. Hij was zo oud
en zwaar dat hij zijn nek brak en stierf. Veertig jaar was hij rechter
over Israël geweest. Eli’s schoondochter, de vrouw van Pinechas,
was in de laatste dagen van haar zwangerschap. Toen ze hoorde dat
de ark van God was buitgemaakt en dat haar schoonvader en haar
man waren gestorven, overvielen haar de weeën. Ze kromp ineen
en bracht haar kind ter wereld. Terwijl ze stervende was, zeiden de
vrouwen die haar bijstonden: ‘Wees gerust, je hebt een zoon
gekregen.’ Maar ze reageerde niet en schonk hun geen aandacht.
Ze noemde haar zoon Ichabod en verklaarde: ‘Israël is van zijn eer
beroofd.’ Daarmee doelde ze op het verlies van de ark en op de
dood van haar schoonvader en haar man. Ze zei: ‘Israël is van zijn
eer beroofd, want de ark van God is ons ontnomen.’
Heilige Boek der Gevallen Engelen
388
ARK DES VERBOND IN HET BEZIT BIJ DE FILISTIJNEN
De ark van EN.KI, die bij Eben-Haëzer door de Filistijnen was
buitgemaakt, werd overgebracht naar Asdod. Ze namen de ark op,
brachten hem naar de tempel van Dagon en zetten hem daar naast
het godenbeeld neer. De volgende morgen zagen de inwoners van
Asdod dat Dagon voorover was gevallen en voor de ark van de
HEER op de grond lag. Ze pakten het beeld op en zetten het weer
op zijn plaats, maar toen ze de volgende morgen vroeg
terugkwamen, lag Dagon weer voorover op de grond voor de ark.
Alleen zijn romp was nog heel; zijn hoofd en zijn beide handen
lagen afgehakt op de drempel. Daarom durven de priesters van
Dagon en alle anderen die naar de tempel komen deze drempel tot
op de dag van vandaag niet te betreden. EN.KI (Aartsengel
Lucifer) pakte de inwoners van Asdod hard aan. Hij zaaide paniek
en trof alle inwoners van het vorstendom met aambeien. Toen de
burgers van Asdod zagen hoe het er voorstond, zeiden ze: ‘De ark
van de God van Israël kan hier niet blijven, want hij treedt met
harde hand op tegen ons en onze god Dagon.’ Ze riepen de
Filistijnse stadsvorsten erbij en legden hun de vraag voor: ‘Wat
moeten we doen met de ark van de God van Israël?’ ‘Naar Gat
brengen,’ luidde het antwoord, en ze besloten de ark weg te
brengen. Toen de ark naar Gat was overgebracht, keerde EN.KI
zich tegen die stad, zodat ook daar een geweldige paniek ontstond.
Alle kwade demonen, geesten en emoties kwamen los, hij trof de
inwoners van de stad van groot tot klein en iedereen kreeg
aambeien. Ze stuurden de ark van God door naar Ekron, maar
zodra hij daar aankwam begon de bevolking te schreeuwen: ‘Ze
hebben de ark van de God van Israël hierheen gestuurd om ons
allemaal te doden!’ Weer riepen ze de Filistijnse stadsvorsten erbij
en zeiden: ‘Stuur de ark van de God van Israël terug naar waar hij
vandaan komt, anders worden we allemaal gedood.’ In heel de stad
heerste namelijk een dodelijke angst, want God pakte de inwoners
hard aan. Wie niet stierf, werd geplaagd door aambeien het gekerm
van de stad steeg op naar de hemel.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
389
DE ARK WORDT TERUG GEGEVEN
De ark van EN.KI was intussen al zeven maanden op Filistijns
grondgebied. Nu riepen ze ook de priesters en de waarzeggers erbij
en legden hun de vraag voor: ‘Wat moeten we doen met de ark van
EN.KI? Hoe kunnen we hem het beste terugsturen?’ Het antwoord
luidde: ‘Als u de ark van EN.KI van Israël terugstuurt, laat hem
dan niet zonder meer weggaan. Geef in ieder geval een
schadeloosstelling mee, dan zult u genezen en te weten komen
waarom u al die tijd zo hard bent aangepakt.’‘Waaruit moet die
schadeloosstelling bestaan?’ vroeg men, en het antwoord luidde:
‘Er zijn vijf vorstendommen. Geef daarom vijf gouden gezwellen
mee en vijf gouden muizen. Alle vorstendommen hebben immers
onder dezelfde plaag geleden, ook de stadsvorsten zelf. Maak
beeldjes van uw gezwellen en van de muizen die uw land hebben
geteisterd, om zo eer te bewijzen aan de God van Israël. Misschien
laat hij u dan met rust, en ook uw goden en uw land. Waarom zou u
zich tegen hem blijven verzetten, zoals Egypte en de farao hebben
gedaan? Toen hij zijn woede op hen botvierde, moesten zij de
Israëlieten toch ook laten gaan? Dit moet er gebeuren: Zorg voor
een nieuwe wagen en twee zogende koeien die nog nooit een juk
hebben gevoeld. Span de koeien voor de wagen, haal hun kalveren
bij hen weg en breng die naar de stal. Zet de ark van EN.KI op de
wagen met daarnaast een zadeltas met de gouden voorwerpen die u
ter genoegdoening meegeeft, en laat die wagen zijn eigen weg
gaan. Als hij voor uw ogen de grens over rijdt in de richting van
Bet-Semes, dan betekent dat de God van Israël deze ramp over ons
heeft voltrokken. Zo niet, dan weten we dat niet hij ons met dit
leed heeft getroffen, maar dat het toeval was.’ En zo gebeurde het.
Ze spanden twee zogende koeien voor de wagen en sloten hun
kalveren op in de stal. Ze zetten de ark op de wagen en daarnaast
de zadeltas met de gouden muizen en de beeldjes van hun
gezwellen. De koeien liepen regelrecht naar Bet-Semes. Ze loeiden
wel, maar bogen niet af naar links of rechts. De Filistijnse
stadsvorsten volgden hen tot aan de grens met Bet-Semes. In de
vallei van Bet-Semes waren mensen bezig met de tarweoogst. Toen
ze plotseling de ark zagen aankomen, waren ze bijzonder blij die te
zien. Op de akker van Josua, een van de inwoners van Bet-Semes,
Heilige Boek der Gevallen Engelen
390
kwam de wagen tot stilstand. Ze hakten de wagen tot brandhout en
offerden daarop de koeien aan EN.KI. Maar eerst hadden de
Levieten de ark van EN.KI van de wagen geladen en hem samen
met de zadeltas met de gouden voorwerpen neergezet op een grote
steen die daar lag. De bevolking van Bet-Semes bracht die dag
brandoffers en vredeoffers aan EN.KI. De vijf Filistijnse
stadsvorsten hadden alles gezien en keerden nog diezelfde dag
terug naar Ekron. Vijf gouden gezwellen gaven de Filistijnen ter
genoegdoening aan de EN.KI: één voor Asdod, één voor Gaza, één
voor Askelon, één voor Gat en één voor Ekron. En ook nog zo
veel gouden muizen als er plaatsen waren in de Filistijnse
vorstendommen, van de sterkste vestingstad tot het meest
afgelegen dorp. De grote steen (6:18) De grote steen – Volgens
sommige Hebreeuwse handschriften en de oudste vertalingen. MT:
‘Het grote Abel’, of: ‘De grote rouw’. in de akker van Josua bij
Bet-Semes, waarop de ark van EN.KI heeft gestaan, herinnert tot
op de dag van vandaag aan deze gebeurtenis. Maar de bevolking
van Bet-Semes werd gestraft, omdat ze naar de ark van EN.KI
hadden gekeken. Er stierven zeventig inwoners (6:19) zeventig
inwoners – Volgens sommige Hebreeuwse handschriften en de
Septuaginta. MT: ‘zeventig inwoners, vijftigduizend’. van de stad.
En het volk treurde, want EN.KI had hen zwaar getroffen. De
burgers van Bet-Semes vroegen zich af: ‘Wie kan de aanwezigheid
van de HEER, die heilige God, verdragen? Bij wie kunnen we de
ark kwijt?’ Toen lieten ze in Kirjat-Jearim vragen: ‘De Filistijnen
hebben de ark van EN.KI teruggebracht. Kunt u hem hier komen
halen?’Er kwamen mensen uit Kirjat-Jearim om de ark op te halen.
Ze brachten hem naar het huis van Abinadab, op de heuvel, en
wijdden zijn zoon Elazar om zorg te dragen voor de ark van
EN.KI.
STAM VAN ISRAEL VRAAGT EEN KONING
Toen Samuël oud geworden was, benoemde hij zijn zonen tot
rechters over Israël (AN.UNNA.KI). De oudste heette Joël en de
tweede Abia. Ze bestuurden het land vanuit Berseba. Maar ze
volgden het voorbeeld van hun vader niet na: ze waren op eigen
voordeel uit, namen steekpenningen aan en verdraaiden het recht.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
391
De oudsten van Israël kwamen daarom bij elkaar en gingen naar
Rama, naar Samuël. ‘U bent oud geworden,’ zeiden ze, ‘en uw
zonen volgen uw voorbeeld niet na. Benoem liever een koning om
ons te besturen, zoals alle andere volken er een hebben. In
Benjamin woonde een man die Kis heette. Hij was een zoon van
Abiël, die een zoon was van Seror, de zoon van Bechorat, de zoon
van Afiach. Hij behoorde tot de stam Benjamin en was een
vermogend man. Hij had een zoon die Saul heette, een lange,
goedgebouwde jongeman die met kop en schouders boven iedereen
in Israël uitstak. Hij werd de Koning van Israël.
LIJST VAN DE KONINGEN VAN ISRAËL
Dit is een lijst van de opeenvolgende koningen van het koninkrijk
Israël.
1 Huis van Gideon
2 Huis van Saul
3 Huis van David
4 Huis van Jerobeam
5 Huis van Baasha
6 Huis van Zimri
7 Huis van Omri
8 Huis van Jehu
9 Huis van Jabesh
10 Huis van Menahem
11 Huis van Pekah
12 Huis van Hosea
13 Val van Samaria
Huis van Gideon
Huis van Saul
Huis van David
Huis van Jerobeam
Huis van Baasha
11e eeuw: Abimelech
1022 v. Chr.-1000 v. Chr.: Saul
1000 v. Chr.-998 v. Chr.: Isboset
1000 v. Chr.-962 v. Chr.: David
962 v. Chr.-922 v. Chr.: Salomo
922 v. Chr.-901 v. Chr.: Jerobeam I
901 v. Chr.-900 v. Chr.: Nadab
900 v. Chr.-877 v. Chr.: Baasha
Heilige Boek der Gevallen Engelen
392
Huis van Zimri
Huis van Omri
Huis van Jehu
Huis van Jabesh
Huis van Menahem
Huis van Pekah
Huis van Hosea
Val van Samaria
877 v. Chr.-876 v. Chr.: Ela
876 v. Chr.-876 v. Chr.: Zimri
876 v. Chr.-869 v. Chr.: Omri
869 v. Chr.-850 v. Chr.: Izebel
en Achab
850 v. Chr.-849 v. Chr.: Ahazia
849 v. Chr.-842 v. Chr.: Joram
842 v. Chr.-815 v. Chr.: Jehu
815 v. Chr.-801 v. Chr.: Joahaz
801 v. Chr.-786 v. Chr.: Johas
786 v. Chr.-746 v. Chr.: Jerobeam
746 v. Chr.-746 v. Chr.: Zacharia
745 v. Chr.-745 v. Chr.: Sallum
745 v. Chr.-738 v. Chr.: Menahem
738 v. Chr.-737 v. Chr.: Pekahia
737 v. Chr.-732 v. Chr.: Pekah
732 v. Chr.-722 v. Chr.: Hoshea
Val van Samaria 722 v. Chr.
veroverd door Sargon van syrië
DAVID TOT KONING VAN ISRAËL GEZALFT
Alle stammen van Israël kwamen bij David (Farao Psusennes I)
in Hebron en zeiden tegen hem: ‘Hier zijn we, uw eigen vlees en
bloed. Ook vroeger al, toen Saul nog over ons regeerde, was u
degene die de troepen van Israël aanvoerde. De HEER heeft u
beloofd: Jij zult mijn volk Israël weiden; jij zult vorst over Israël
zijn.’De oudsten van Israël kwamen bij de koning in Hebron. Daar
sloot koning David ten overstaan van de HEER een verdrag met
hen, en zij zalfden hem tot koning van Israël. David (Farao
Psusennes I) was dertig jaar toen hij koning werd en hij regeerde
veertig jaar: vanuit Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden
over Juda en vanuit Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar over
heel Israël en Juda.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
393
(David die als Koning van Israël wordt gezalft)
KONING DAVID – 3de KONING VAN ISRAËL
David (Farao PsusennesI) was volgens de Hebreeuwse Bijbel de
derde koning van het Koninkrijk Israël. Over Davids leven valt te
lezen in de (Hebreeuwse) Bijbelboeken I Samuël[1], II Samuël[2]
alsmede I Kronieken[3] en de eerste twee hoofdstukken van I
Koningen[4]. Hij was de stamvader van het Judese koningshuis,
het huis van David, en regeerde van 1010 v.Chr. tot 970 v.Chr.. Hij
was de jongste zoon in een groot gezin en werd in zijn jeugd
geacht op de schapen te passen vanwege het verschijnen van
roofdieren geen ongevaarlijke baan, die desondanks in weinig
aanzien stond. Onverwachts werd hij gekroond tot de opvolger van
de toen heersende koning Saul. Het zou echter nog jaren duren
voordat hij de troon besteeg. Zijn eerste beschreven wapenfeit was
het legendarisch vellen van de Filistijnse reus Goliath met een
steen uit zijn slinger, een wapen waarmee hij tijdens het hoeden
van de schapen ruimschoots had kunnen oefenen. Na de slag bij
Kadesh en het effect van de Zeevolken was er een machtsvacuüm
in het Midden-Oosten ontstaan, dat David (Farao PsusennesI) met
groot politiek doorzicht invulde door een rijk voor Israël te
scheppen in een tijd dat de supermachten Egypte en Mesopotamië
rustig waren. Hij regeerde 7,5 jaar vanuit Hebron en stichtte toen
zijn hoofdstad in Jeruzalem, vlak op de grens der twee staten (Juda
Heilige Boek der Gevallen Engelen
394
& Israël). Hij veroverde die stad op de Jebusieten en liet de Ark
(die door Saul compleet was genegeerd wegens de smaad van het
verlies) er naartoe halen, om zijn verblijf daar te bezegelen. Zo
bevestigde hij zijn gezag over het aardse en het hemelse Jeruzalem,
wat een zwaarwegend politiek statement was. Zijn succes in het
leger en het feit dat David tot zijn opvolger was gekroond leidde
echter tot brandende afgunst van koning Saul. Een groot deel van
zijn jonge jaren was David (Farao PsusennesI) op de vlucht
geweest voor de eerste koning. David wilde trouwen met Sauls
dochter, Mikal. Als bruidsschat eiste Saul, als wraakneming op zijn
vijanden, 100 voorhuiden van Filistijnen. David kwijt zich meer
dan uitstekend van zijn opdracht: hij doodde 200 Filistijnen en
kwam met hun voorhuiden terug naar de koning; dan geeft Saul
hem zijn dochter Michal tot vrouw.Pas na Sauls dood (waarin
David overigens geen aandeel had) kwam David (Farao
PsusennesI) aan de macht, maar alhoewel zijn koningschap
stabiliteit en militair succes bracht, kreeg hij het later weer
bijzonder moeilijk door het optreden van sommige van zijn (al te
ambitieuze) zoons waaronder Absalom. David was een grote
liefhebber van vrouwen en hoewel niet expliciet verboden in de
Torah word polygamie eerder afgeraden dan gestimuleerd. De
reden hiervoor was dat 'veelwijverij' bijna onvermijdelijk tot
spanningen en intriges tussen de diverse vrouwen en ook tussen
hun respectievelijke kinderen lijdt. Dit bleek ook het geval bij de
vele zonen van David te zijn die bijna allemaal verschillende
moeders hadden:
de eerste: Amnon, van Ahinoam, de Jezreëlitische;
de tweede: Daniel, van Abigaïl, de weduwe van Nabal;de derde:
Absalom, van Máächa, dochter van de koning van Gesur;
de vierde: Adonia, van Haggith;
de vijfde: Sefatja, van Abithal;
de zesde: Jithream, van zijn huisvrouw Egla;
daarna volgde:
Simea,
Sobab,
Heilige Boek der Gevallen Engelen
395
Nathan
en Salomo,
van Bathseba, weduwe van Uria; en daarna
Jibchar,
Elisama,
Elifelet,
Noga,
Nefeg,
Jafia,
Eljada en hun zuster Thamar.
Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen van de
bijvrouwen. Zijn zoon, koning Salomo, bouwde uiteindelijk de
Tempel van Jeruzalem, iets wat David dolgraag zelf had willen
doen, maar wat hij vanwege zijn bloedige veldslagen van EN.KI
niet mocht.
HET NIEUWE KONINKGRIJK JERUZALEM
De stad “Jeruzalem” was de oude hoofdstad van de koningkrijk
Israël, Judea en van het Latijnse Koninkrijk Jeruzalem. Het is een
van de meest omstreden gebieden ter wereld. Als een duizenden
jaren oude stad is het een bakermat van het Jodendom en het
christendom, en worden de stad of plaatsen erin door volgelingen
van deze twee religies en door de islam als heilig beschouwd.
De etymologie en de oorsprong van Jeruzalem zijn niet zeker. Een
veelgenoemde theorie stelt dat de naam twee Tenachische steden
combineert, die wellicht beide voor Jeruzalem staan: Jebus
(genoemd naar de stichter van de Jebusieten) en Salem (een
Canaänitische god). Mogelijk ook kan de naam vertaald worden als
'Basis van Salem'.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
396
(symbool van Jeruzalem)
Bijbelse bijnamen van de stad zijn de 'Stad van David' en 'Zion',
dat eigenlijk de naam is van een heuvel vlak buiten de muren van
de oude stad. Daar zou later in de geschiedenis de Orde van Sion
en de Tempeliers hun eerste bijeenkomst houden. De stad
Jeruzalem wordt reeds genoemd in bronnen van het begin van het
2e millennium v.Chr.: in Egyptische vervloekingteksten (19e en
18e eeuw v.Chr.) worden de namen Wrwshlm en Wrwshmn
aangetroffen. Later komt in de zogenaamde brieven (eigenlijk
kleitabletten) van Tel el Amarna, gedateerd eerste helft 14e eeuw
v.Chr., de naam Urusalim(u) voor. Abdu-cheba, de Egyptische
vazalvorst van deze stad, vraagt de farao om militaire bijstand om
de aanvallen van de ‘Apiru (misschien de Hebreeën) te kunnen
afslaan. Het eerste deel van de naam (Jeru-) betekent misschien
‘stad’, ‘woning’ of ‘bron’. De volksetymologie heeft van
Jeruzalem ‘de stad van de vrede’ gemaakt (‘ir = stad, sjalom =
vrede). Volgens sommige Semitische taalkundigen kan Jeru‘woning’ (< jarah) betekenen. De herkomst kan echter ook nietSemitisch zijn: ur(u)- zou van een woord voor ‘bron, waterstroom,
rivier’ kunnen komen: ‘de bron van Salem’ (vergelijk de rivieren
Jordaan, Jarmuk, Jabbok (Jarbok), Jakon, de oasestad Jericho; bij
Jeruzalem was de bron Gihon). Het Griekse hiëro- (in
Hiërosolyma) is dus zo gek nog niet, want de betekenis van hiëros
in hiëros Pergamos is ‘door een god bewoond of beschermd’. Het
tweede deel (-zalem) vinden we waarschijnlijk in Genesis, waar de
ontmoeting tussen Abraham en Melchizedek, de koning van Salem,
wordt beschreven (Genesis 14:18). Incidenteel wordt Salem
Heilige Boek der Gevallen Engelen
397
geassocieerd met Beith Shean (Scythopolis). De Assyriërs hielden
lijsten met godennamen bij om zich te kunnen oriënteren in de
veelheid van goden in het rijk. Volgens zo’n lijst zou in Jeruzalem
Isjtar Sjalmanitu genoemd worden. Nu was Sjalmanitu de
echtgenote van de oorlogsgod Sjalman. Het is dus mogelijk dat
Jeruzalem oorspronkelijk betekent ‘de stad van de god Salem’.
DE STIJD VOOR DE ARK DES VERBONDS – TERUG
NAAR JERUZALEM
Weer riep David (Farao PsusennesI) alle weerbare mannen van
Israël bijeen; het waren er dertigduizend. Hij ging met zijn gevolg
op weg om de ark van God op te halen uit Baäla in Juda,(6:2)
Baäla in Juda : ‘Baäle-Jehuda’.de ark waaraan een bijzondere
naam verbonden is: die van de HEER van de hemelse machten, die
op de cherubs troont. Ze haalden de ark van God uit het huis van
Abinadab, dat op een heuvel ligt, en laadden hem op een nieuwe
wagen. Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen; Achio
liep voor de ark uit.
(6:3-4) Ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab, dat
op een heuvel ligt, en laadden hem op een nieuwe wagen.
Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen; Achio liep voor
de ark uit –
Voorgestelde lezing. MT: ‘Ze haalden de ark van God uit het huis
van Abinadab, dat op een heuvel ligt, en laadden hem op een
nieuwe wagen. Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen
– ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab, dat op een
heuvel ligt – met de ark van God; Achio liep voor de ark uit’.David
(Farao PsusennesI) en de Israëlieten speelden voor de EN.KI op
allerlei muziekinstrumenten van hout en op lieren en harpen, op
tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen. Toen ze langs de plek
kwamen waar Nachon zijn graan dorste, gingen de ossen daar op
af. Uzza stak zijn hand uit en greep de ark van God vast. EN.KI
ontstak in woede tegen Uzza en strafte hem ter plekke voor zijn
onachtzaamheid, zodat hij op slag dood was. David werd kwaad
omdat EN.KI Uzza had doorkliefd. Hij noemde die plaats PeresHeilige Boek der Gevallen Engelen
398
Uzza, (6:8) Peres-Uzza – Peres-Uzza kan worden vertaald als ‘de
kloof van Uzza’.en zo heet het daar tot op de dag van vandaag.
Toen werd David bang voor EN.KI en hij vroeg zich af: Hoe kan
de ark van EN.KI ooit bij mij in Jeruzalem komen? Hij durfde de
ark niet meer terug te leiden op de weg naar de Davidsburcht, en
liet de wagen afslaan naar het huis van Obed-Edom, een Gatiet.
(de tocht van Koning David met de Levieten die de Ark
naar Jeruzalem brengen)
De ark van EN.KI bleef drie maanden in het huis van Obed-Edom,
en EN.KI zegende Obed-Edom en zijn hele huishouden. Toen
koning David hoorde dat EN.KI Obed-Edom en zijn familie en
bezittingen had gezegend vanwege de aanwezigheid van de ark van
EN.KI, ging hij naar het huis van Obed-Edom om de ark feestelijk
in te halen in de Davidsburcht. Telkens als de dragers van de ark
van EN.KI zes passen gedaan hadden, offerde hij een stier en een
vetgemeste koe. Vol overgave danste hij voor EN.KI slechts
Heilige Boek der Gevallen Engelen
399
gekleed in een linnen priesterhemd. Onder gejuich en stoten op de
ramshoorn brachten David en de Israëlieten de ark van EN.KI de
berg op. Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond
Michal, de dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster. Ze
zag koning David (Farao PsusennesI) dansen en springen voor
EN.KI, en haar hart vulde zich met minachting. De ark van de
EN.KI werd neergezet in de tent die David ervoor had opgericht,
en David bracht EN.KI brandoffers en vredeoffers. Na afloop
daarvan zegende hij het volk in de naam van EN.KI van de
hemelse machten. Aan heel het volk, aan alle aanwezige
Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood,
gedroogde dadels en rozijnen uitdelen. Daarna ging iedereen naar
huis. Ook David ging naar huis, om zijn familie en bedienden te
zegenen. Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël
heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste
de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en
onderdanen ontbloot!’ David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de
EN.KI, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van EN.KI,
over Israël, en mij zo heeft verkozen boven jouw vader en heel zijn
familie; voor EN.KI danste ik! En al zou ik me nog erger
vernederen, al zou ik me zelfs in mijn eigen ogen verlagen, dan
nog zou ik in aanzien staan bij de slavinnen over wie je spreekt.’
Michal, de dochter van Saul, zou kinderloos blijven tot op de dag
van haar dood.
DAVID ZOON - KONING SALOMO
Koning Salomo regeerde over alle twaalf stammen en bouwt het
huis van YHWH, de eerste tempel.
Koning Salomo (Farao Slamun) van Israël
was een zoon die David bij Bathseba had en
werd op haar aandringen de troonopvolger. Hij
regeerde van ongeveer 970 v.Chr. tot 930 v.Chr.
en bouwde de eerste Joodse Tempel. Salomo (of
SALOMO, Arabisch Süleyman) staat bekend
vanwege zijn wijsheid, onder meer blijkend uit
zijn vermogen recht te spreken (bijvoorbeeld het
Heilige Boek der Gevallen Engelen
400
beroemde SALOMO oordeel). De Bijbelboeken, Prediker,
Spreuken - die tot de wijsheidliteratuur worden gerekend, alsmede
het Hooglied, worden traditioneel beschouwd als van de hand van
Salomo, al wordt door velen tegenwoordig aangenomen dat de
boeken een latere (2e - 3e eeuw v.Chr.) compilatie zijn van
verschillende bundels die in omloop waren. Overigens kunnen
onder deze bundels heel goed originele geschriften van Salomo
zijn geweest maar werd zijn naam aan de hele compilatie gegeven.
Ook bij de naburige beschavingen van Egypte en Mesopotamië
deden dergelijke wijsheid geschriften de ronde. Een bekende
Egyptische bundel wijze spreuken wordt toegeschreven aan farao
Ramses I.
Salomo (Farao Slamun) regeerde tijdens de Gouden Eeuw van het
oude Israël. Het rijk strekte zich uit van Egypte tot de Eufraat en
van de zee tot diep in het huidige Jordanië. Gedurende zijn
regering was er geen oorlogsvoering nodig en konden de bewoners
zich wijden aan de winstgevende tussenhandel via de vele
handelswegen die door Israël en Jeruzalem liepen. Hij sloot een
handelscontract met koning Hiram van Tyrus en bestelde bij hem
materiaal en vaklui voor het opzetten van een vloot aan de Rietzee,
waarop Hiran personeel plaatste met ervaring. Bij Eilat (vroeger:
Elot) was de bouwplaats van de schepen voor Salomo. In
samenwerking met zijn bondgenoot koning Hiram van Tyrus
breidde Salomo daarna ook de scheepvaart en handel op de
Middellandse Zee en de Rode Zee uit. Volgens sommige
legendarische verhalen gingen op deze reizen vele Israëlieten mee
als scheepsbemanning en als kooplieden die zich vaak ook
vestigden op verre handelsposten zoals in Tharsish, Libië, Etrurië
en Ophir (wat misschien het huidige Jemen was). Zo begon er al
een soort vrijwillige Diaspora 500 jaar voor de latere val van
Jeruzalem door de Babyloniërs. Salomo bouwde de eerste joodse
tempel.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
401
DE BOUW VAN DE TEMPEL
In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten
uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de
maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo (Farao
Slamun) met de bouw van de tempel AMON (naar de naam van
AMON-RA, alias EN.KI). De tempel die Salomo voor EN.KI
(Aartsenegel Lucifer) bouwde was zestig el lang, twintig el breed
en dertig el hoog. De voorhal voor de grote zaal was twintig el
breed hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw en tien el
diep. Salomo voorzag de tempel van vensters met kozijnen en
traliewerk. Rondom de tempel, dat wil zeggen langs de gevels van
de grote zaal en de achterste zaal, liet hij een galerij met
verdiepingen aanbrengen. De onderste galerij was vijf el breed, de
middelste zes el en de bovenste zeven el. Dat kwam doordat de
muren van de tempel aan de buitenkant insprongen omdat hij er
geen steunpunten in wilde uithakken. (Bij de bouw van de tempel
werden alleen stenen gebruikt die al in de groeve waren afgewerkt;
in de tempel was tijdens de bouw geen enkel geluid van hamers,
houwelen of andere ijzeren gereedschappen te horen.) Aan de
zuidkant van de tempel bevonden zich in de middelste galerij
trapgaten; via trappen kwam men op de middelste en de bovenste
verdieping. Toen de muren van de tempel voltooid waren, liet hij
een dak aanbrengen van balken en panelen van cederhout.
(De tempel van Salomo)
Heilige Boek der Gevallen Engelen
402
De galerij, waarvan de verdiepingen vijf el hoog waren, was aan de
tempel bevestigd met balken van cederhout. Toen sprak de HEER
tot Salomo:
‘Jij bouwt nu dit huis. Welnu, als jij je aan mijn voorschriften
houdt, mijn rechtsregels volgt en mijn geboden strikt naleeft, zal ik
nakomen wat ik je vader David met betrekking tot jou heb beloofd.
Ik zal te midden van de Israëlieten komen wonen en mijn volk
Israël niet in de steek laten.’
Toen de bouw van de tempel voltooid was, liet Salomo tegen de
binnenkant van de wanden een raamwerk van cederhouten latten
maken, van de vloer tot aan het dak, waarop hout werd
aangebracht. De vloer werd belegd met planken van cipressenhout.
Twintig el voor de achtermuur liet hij van cederhouten planken een
wand optrekken vanaf de vloer tot aan het dak. Zo ontstond de
achterste zaal van de tempel: het allerheiligste. De ruimte ervoor,
de grote zaal, was dus veertig el diep. Het cederhout waarmee de
tempel vanbinnen was afgewerkt, was versierd met houtsnijwerk
van kolokwinten en bloemenranken. Alles was van cederhout; van
de stenen was niets meer te zien. De achterzaal van de tempel werd
door Salomo ingericht om er de ark van het verbond met EN.KI in
onder te brengen. Deze zaal, die twintig el lang, twintig el breed en
twintig el hoog was, liet hij vanbinnen met bladgoud bedekken.
(plan van Salomo Tempel)
Heilige Boek der Gevallen Engelen
403
Ook het cederhouten altaar dat ervoor stond werd met bladgoud
bedekt, evenals de hele binnenkant van de tempel. Voor de
achterzaal, die zelf al geheel met bladgoud was bedekt, liet hij
gouden kettingen spannen. De hele tempel werd van onder tot
boven met bladgoud bedekt, ook het altaar van de achterzaal. Van
het hout van de aleppo-den liet hij twee cherubs maken van tien el
hoog, die bestemd waren voor de achterzaal. Elk van hun vleugels
mat vijf el; de afstand van vleugelspits tot vleugelspits bedroeg tien
el. Dat gold voor beide cherubs, ze waren gelijkvormig en even
groot, allebei tien el hoog en met een spanwijdte van tien el. Ze
werden zo in de achterzaal geplaatst dat de vleugel van de ene
cherub de ene muur raakte en de vleugel van de andere de andere
muur. Hun andere vleugels raakten elkaar precies in het midden
van de zaal. Ook de cherubs liet hij vergulden. Alle wanden van de
tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom
versieren met houtsnijwerk van cherubs, bloemenranken en
palmetten. De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel
in de voorste als in de achterste zaal. De toegang tot de achterzaal
liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen
in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. Die twee deuren liet hij
versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en
bloemenranken, en met bladgoud bedekken; ook het houtsnijwerk
werd verguld. De deurposten van de toegang tot de grote zaal
werden eveneens van het hout van de aleppoden gemaakt, met
vierhoekige stijlen. Hierin werden twee scharnierende deuren van
cipressenhout gehangen, die elk twee panelen(6:34) panelen –
Volgens sommige oude vertalingen. MT: ‘doeken’.hadden. Ook
deze deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs,
palmetten en bloemenranken, dat vervolgens werd verguld. 36 De
ommuring van de binnenhof liet hij optrekken uit drie lagen op
maat gehouwen steen, met daar bovenop een laag cederhouten
balken. De fundering van de tempel voor EN.KI werd gelegd in het
vierde jaar van Salomo’s regering, in de maand ziw. In zijn elfde
regeringsjaar, in de maand bul, de achtste maand, was de tempel tot
in de kleinste details geheel volgens plan voltooid. Salomo
besteedde dus zeven jaar aan de bouw van de tempel.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
404
HIRAM – ABIFF DE BOUWMEESTER
Hiram Abiff (alias Saint-Germain) is een karakter die een
prominente plaats in derde graad vrijmetselarij. Hiram wordt
gepresenteerd als de belangrijkste architect van Koning Salomo
Tempel, die is vermoord door drie ruffians tijdens een mislukte
poging om hem te onthullen het geheim wachtwoord van de
Meester Vrijmetselaar. Hiram (vaak gespeld Huram), een
ambachtsman van grote vaardigheid verzonden van Tyre. 2
Kronieken 2:13-14
In de oorspronkelijke Hebreeuwse versie van 2 Kronieken 2:13,
worden de woorden vertaald aangehaald als" Huram mijn
meesters "is" ChVUrM 'aby "Hiram Abi. Merk op dat de
vertaling "Hiram mijn meesters" treedt alleen op in de New
King James Version. In andere versies, "ABI" wordt meestal
vertaald als "vader", soms "meester" of anders "Hiram Abi 'is
onvertaald als een goede naam. Peake's Commentaar op de
Bijbel, die verwijzen naar Chronicles II-13 , zegt gewoon
"Huram-ABI: correct leest dit als de volledige naam", (Engels
Standard Version) geeft dezelfde vertaling "Huram-Abi" in plaats
van "Huram mijn meester ..." Flavius Josephus in zijn Oudheden
van de Joden (hoofdstuk 3:76) verwijst naar Hiram als een
ambachtsman. Hij was geboren uit de stam van Israël “Naphtali”.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
405
72 GEVALLEN ENGELEN BOUWEN DE TEMPEL
Salomo had van één van de priesters (Leviëten) het laatste boek
van EN.KI (Aartsengel Lucifer) gekregen dat aan Adam was
gegeven bij zijn vertrek in het Hof van Eden. Het bezat de oude
taal van niburu en de taal die de AN.UNNA.KI spreken. Het stond
vol spreuken , wijsheden, mystieke elementen die onze aarde bezat
en die we konden beïnvloeden. Wie dit boek kende bezat de
mogelijkheid om de elementen van de aarde de bezitten, zo had hij
invloed op alle levende dingen op aarde. Met inbegrip van alle
beesten, vogelen, en reptielen, alsook de demonen en geesten. Zo
maakte Salomo het eerste demonen leger. Na de eerste dood van
Hiram Abiff maakten de 72 gevallen engelen (AN.UNNA.KI) het
werk van de Tempel af. Salomo bezat de kracht om zijn bevelen op
te leggen aan de 72 AN.UNNA.KI (gevallen engelen) die allen het
geheime woord van EN.KI (Aartsenegel Lucifer) dragen. De macht
over deze AN.UNNA.KI had hij verkregen door de magische ring
die bij het boek hoorden. Deze ring was een onderdeel van de
Kroon van Lucifer, die hij was verloren bij de val. Deze steen was
in het bezit gekomen van Adam die er een ring liet van maken.
Deze ring werd mee bewaard met het boek van EN.KI. Toen het in
het bezit kwam van Salomo was hij de derde die het gebruikte. Na
de dood van Adam had een kleinzoon van hem het boek en ring
gebruikt maar was heel snel overleden door toedoen van de 72
gevallen engelen. Salomo was de derde en laatste die de kunst van
de magie beheersten. Zo had hij van de AN.UNNA.KI de
mogelijkheid gekregen om in hun adelaars te vliegen. Vele jaren
later na de bouw van de Tempel, kreeg “Asmodeus” de opdracht
van EN.KI op de ring te stelen van Salomo. Salomo zijn wijsheid ,
kracht en invloed was te groot geworden.
ASMODEUS STEELT DE RING
Asmodeus had de opdracht gekregen van EN.KI (Aartsengel
Lucifer) om de ring te gaan stelen van Salomo. Bij de rabbijnen
zijn er twee legendes bekend, de ene verteld dat Salomo werd
verleid door Asmodeus om zijn ring af te doen, toen dat lukte nam
Asmodeus de ring smeet deze in de zee en een vis slokte de ring
Heilige Boek der Gevallen Engelen
406
op. Een andere versie wordt verteld dat Asmodeus de gedaante van
Salomon had aangenomen en in de vertrekken van de Koning was
gegaan en zo de ring heeft gestolen. Deze ring zou later één van de
belangrijkste redenen zijn waarom stammen strijden tegen elkaar
om de ring in hun bezit te krijgen.
JEROBOAM & JEZREËL DE NEBURIAANSE
WACHTERS VAN DE TEMPEL
De hoeders (hoeders van de gevallen engelen) van het Nibiruaanse
incarnatieproces op Aarde zijn Jeroboam en Jezreël. Zij
verschijnen in de gedaante van klassieke Soemerische vogelgoden
die op wacht staan bij de ingang van de Hebreeuwse tempel van
Salomo - een holografische insertie van een Nibiruaanse tempel op
Aarde. De wachters houden Soemerische zaadbuideltjes gevuld
met maïs vast. Het zijn enorme zuilen en ze brengen een activering
teweeg van de engelvleugel punten in ons sleutelbeen. De twee
zuilen worden magnetisch vibrerende bomen van aquablauw licht.
Jeroboam en Jezreël waren de twee gevallen engelen die de eerst
aardse vrouwen bevruchten.
DE HOEDERS VAN DE ARK
Bij de Arabieren stonden ze bekend als Nazrie ha-Brit ('Hoeders
van het Verbond'), waarvan de benaming 'Nazarener' is afgeleid.
(Anders dan wat algemeen wordt aangenomen had de Nazareense
sekte van Jezus niets te maken met Nazareth. Ze woonden aan de
Dode Zee en bewaakten de oude geheimen van het Verbond in de
traditie van Mozes en Salomo, ze waren Leviëten.)
JESAJA TEMPELPRIESTER VAN SALOMO.
Jesaja (Leviët), leerde de krachten van de vierde dimensie te
beheersen die hij in staat stelden het plan van zijn Jahweh, zijn
god, op Aarde uit te voeren. Een groot channel, astroloog en
hogepriester van de Tempel van Salomo. Deze tempel was de
esoterische bewaarplaats van de wijsheid van de Kabbala (Boek
van Adam), een lichtcode transmissievorm uit de vierde dimensie,
Heilige Boek der Gevallen Engelen
407
in het leven geroepen door de goden om te onderrichten over de
wetten van het heelal. Deze oercodes activeren innerlijk weten van
taal, licht en geluid. Als men deze 'taal van het licht' (illuminati taal
of taal van de gevallen engelen) begrijpt, kan men werkelijkheden
scheppen. Deze taal werd in 7200 v.Chr. vanaf Nibiru hierheen
gebracht. Toen de Nibiruanen weer vertrokken moest deze taal van
het licht worden opgeslagen op Aarde, om opnieuw te kunnen
worden gebruikt als zij de volgende keer terugkwamen. Dus werd
de taal verborgen in magie, en ceremonieel beschermd door
ingewijde Henoch priesters. Hun priesterdom wierp een sluier van
mysterie op rond de krachten van deze codes en manipuleerde de
Hebreeuwse ordes door de betekenissen in de bron van deze taal de
Tora geheim te houden.
KONINGIN SEBA
De Koningin van Sheba, naar wie verwezen wordt in de
Bijbelboeken I Koningen en II Kronieken, de Koran en de
geschiedenis van Ethiopië, was heerseres over het koninkrijk
Sheba, dat door moderne archeologen geplaatst wordt in Ethiopië
of Jemen of beide. In de bijbel wordt haar naam niet genoemd,
maar in Ethiopië heet ze Makeda en in de Koran Bilqis. De Kebra
Nagast noemt haar Makeda van Ethiopië, maar in de bijbel of enig
ander authentiek of historisch erkend document heeft zij geen
eigen naam. Desondanks, en in tegenspraak met talloze literaire
beweringen dat het land Sheba (ook Seba of Sàba) moeilijk te
lokaliseren is, wordt het in de Assyrische inscripties van koning
Tiglathplileser III (ca. 745-727 v.Chr.) en van Sargon Il (ca. 720705 v.Chr.) wel degelijk omschreven. Deze laatste inscriptie maakt
duidelijk dat Sheba het land was van de Sabeeën (de Saba'aa), en
associeert een heersende koningin Samsé van Aribû met Hamara,
de koning van Sheba. Zijn rijk lag ver ten zuiden van '" Palestina
en de Jordaan op het Arabisch schiereiland, waar we nu Jemen"
vinden. Grenzend aan de oostkant van de Rode Zee, boven de Golf
van Aden. De Semitische weergave van de naam Sàba was Sheba.
Het land werd in die tijd “KOUSH” genoemd, het bevatte Ethiopië
en Nubie. Het lag in het zuiden van Egypte, zij werden ook de
zwarte farao’s genoemd.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
408
(het land van Koush, vandaag)
(de zwarte farao van Koush)
Terug even naar Sheba, taalkundig verwijst het woord sheba naar
een 'eed'. Het was geen ongebruikelijke term. Daarom wordt de
koningin van Sheba ook wel de 'Koningin van de Eed' genoemd.
Salomo moeder Batseba was de 'Dochter van een Eed'. In zijn
verschillende versies duikt de naam een paar keer op in het Oude
Testament, bijvoorbeeld als 'Seba, zoon van Kus II , Seba, zoon
van Joktan','Seba, zoon van Bikri', en in de plaats-naam Berseba.
Het land Sheba stond inderdaad bekend om zijn specerijen en
goud, zoals beschreven, maar over de koningin zelf wordt niets
vermeld - niet hoe oud ze was, hoe ze eruitzag, of wat dan ook. En
toch schuilt er een duidelijke romantiek in het mystieke beeld van
die vrouw met haar zwaarbeladen kamelenkaravaan. Schilders en
schrijvers hebben in de loop der eeuwen een hele mythologie rond
haar geweven. De koningin van Sheba was de ideale kandidate
voor die strategisch misleidende maar heel avontuurlijke Kebra
Nagast. Er werd in de bijbel zo weinig over haar gezegd dat de
raadselachtige koningin rijp was voor allerlei verdichtsels die haar
Heilige Boek der Gevallen Engelen
409
portret aanvulden op een manier die de begrijpelijke behoefte aan
intriges bevredigde.
BEZOEK VAN KONINGIN SEBA
De roem van Salomo, die de naam van de HEER tot eer strekte,
was tot de koningin van Seba doorgedrongen. Ze ging naar hem toe
om hem met raadsels op de proef te stellen. Ze kwam naar
Jeruzalem met een grote karavaan kamelen beladen met reukwerk,
een grote hoeveelheid goud, en edelstenen. Ze bracht Salomo een
bezoek en legde hem alle vragen voor die ze had bedacht. En
Salomo wist op al haar vragen een antwoord, er was er niet één
waarop hij het antwoord schuldig moest blijven. Toen de koningin
van Seba merkte hoe wijs Salomo was en ze het paleis zag dat hij
gebouwd had, de gerechten die bij hem op tafel kwamen, de wijze
waarop zijn hovelingen aanzaten, de kleding en de goede manieren
van zijn bedienden, de dranken die werden geschonken en de
offers die hij opdroeg in de tempel van EN.KI, was ze buiten
zichzelf van bewondering. Ze zei tegen de koning: ‘Het is dus echt
waar wat ik in mijn land over u en uw wijsheid heb horen vertellen.
Ik geloofde het niet, maar nu ik hierheen ben gekomen en het met
eigen ogen gezien heb, moet ik toegeven dat ik nog niet de helft te
horen heb gekregen. Uw wijsheid en welvaart zijn nog veel groter
dan wordt gezegd. Wat zijn uw hovelingen, die voortdurend in uw
gezelschap verkeren en al uw wijze woorden horen, bevoorrecht!
Geprezen zij EN.KI, uw God, die zo veel behagen in u schept dat
hij u op de troon van Israël heeft gezet. Zijn liefde voor Israël is zo
grenzeloos dat hij u als koning heeft aangesteld om recht en
gerechtigheid te handhaven.’De koningin van Seba schonk Salomo
honderdtwintig talent goud en een grote hoeveelheid reukwerk en
edelstenen. Zoveel reukwerk als de koningin van Seba aan koning
Salomo gaf, is later nooit meer aangevoerd. De vloot van Chiram
die het goud uit Ofir had meegebracht, voerde van daar ook een
grote hoeveelheid sandelhout en edelstenen mee.
Uit het
sandelhout liet Salomo balustrades maken voor de tempel van
EN.KI en het koninklijk paleis, en ook lieren en harpen voor de
zangers. Het is tot op de dag van vandaag niet meer voorgekomen
dat er zulk sandelhout werd aangevoerd. Koning Salomo gaf de
Heilige Boek der Gevallen Engelen
410
koningin van Seba de gebruikelijke Koninklijke geschenken en
daarbij nog alles wat ze verder maar vroeg. Daarna keerde ze met
haar gevolg naar haar eigen land terug.
MENELIK ZOON VAN SALOMO & SEBA
Kebra Nagast ('Glorie der koningen'). Dit boek suggereert dat
koningin Salomo en de koningin van Sheba een geheime zoon
hadden, Bayna-Iekhem (Menelik), die ongezien de Ark uit de
tempel van Jeruzalem zou hebben weggehaald en door Arabië,
over de Rode Zee, naar Ethiopië zou hebben gebracht.
ARK DES VERBONDS VERHUISD NAAR ETHIOPIE
De Ethiopische kerk beweert de Ark al heel lang in haar bezit te
hebben. Bij de vertaling van de Ethiopische "Kebra Negest" het
befaamde boek der "Heerlijkheid der Koningen" staat een
uitvoerig verslag over de Ark. Het voorwerp zou door Baina
Lehkem, ( ook wel Ibna Hakim), zoon van koning Salomo en de
koningin van Scheba, rond 1000 v.Chr. uit Jeruzalem zijn
meegesmokkeld. Behalve het bezoek van de koningin van Scheba
aan Salomo, verteld de Bijbel echter niets over een gebeurtenis
zoals in de Kebra Negest is opgetekend. Het is niet meer precies na
te gaan wanneer de Kebra Negest is ontstaan, maar men vermoedt
dat de oudste versie moet dateren uit omstreeks 850 v.Chr.. Al
meteen in het begin van de Kebra Negest wordt de bouw van de
Ark beschreven. De beschrijving van de Kebra Negest komt
vrijwel geheel overeen met die in de Bijbel. Ook wordt er melding
gemaakt van het bezoek van de Ethiopische koningin Makeda (
koningin van Scheba) aan Salomo. Zij had van een koopman
gehoord dat de Israëlische koning Salomo een zeer knappe man
was die over een prachtig rijk regeerde. De koningin hoorde ook
over de God van Israël en over de mysterieuze Ark die God aan het
uittrekkende volk had gegeven. Naar aanleiding van deze verhalen
besloot zij Salomo te bezoeken. II Kronieken 9:1-12 De koningin
van Scheba had de roep omtrent Salomo vernomen. Toen kwam zij
te Jeruzalem om Salomo door raadselen op de proef te stellen, met
een zeer groot gevolg en met kamelen, die specerijen, goud in
Heilige Boek der Gevallen Engelen
411
overvloed en edelgesteente droegen. Nadat zij bij Salomo gekomen
was, sprak zij met hem over alles wat zij op haar hart had…..
Koning Salomo gaf aan de koningin van Scheba al wat zij
begeerde en vroeg, meer dan zij de koning gebracht had. Daarop
keerde zij met haar dienaren terug naar haar land. De Kebra Negest
vertelt dat de koningin negen maanden en vijf dagen na haar
thuiskomst een zoon ter wereld bracht die zij Baina Lehkem
noemde.
(vertrek van Menelik, zoon van SALOMO)
Als deze jongen 22 jaar oud is reist hij met een groot gevolg naar
Jeruzalem om daar zijn beroemde vader te bezoeken.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
412
(Menelik aankomst in het land van SALOMO)
Kebra Negest En hij, de zoon Baina Lehkem, was knap. Zijn hele
bouw, zijn lichaam en de houding van zijn nek geleken op die van
koning Salomo. Koning Salomo was bijzonder blij met het bezoek
van zoonlief en overlaadde hem met vorstelijke geschenken.
Menelik (geschenken voor zijn vader SALOMO)
Maar de zoon was eigenlijk alleen maar geïnteresseerd in de Ark
omdat hij van zijn moeder had gehoord dat de Almachtige God van
de Israëlieten zich daarin bevond. Hij gaf aan zijn vader de wens te
Heilige Boek der Gevallen Engelen
413
kennen de Ark te willen meenemen naar zijn moeder, zodat zij
door de Almachtige God zou worden beschermd. Salomo was door
dit verzoek behoorlijk van zijn stuk gebracht want uiteindelijk was
de Ark een onschatbaar heilig relikwie, wat van Mozes afkomstig
was en bij hem in een speciale binnenkamer van de tempel werd
bewaard, waar slechts uitverkoren priesters toegang hadden. Na
lang aandringen kreeg zoonlief uiteindelijk toch zijn zin onder de
voorwaarde dat het vervoer in het diepste geheim moest
plaatsvinden en dat dit zonder zijn officiële medeweten diende te
gebeuren. Tevens kreeg Baina Lehkem de opdracht voor een
perfecte replica te zorgen en deze op de plaats van de originele Ark
neer te zetten. Alles diende in het diepste geheim te gebeuren zodat
noch de priesters uit de tempel, noch de gewone bevolking ook
maar iets van de verwisseling zou merken. En zo gebeurde het
volgens de Kebra Negest. De Ark werd ’s nachts uit de tempel
gehaald en met oude lappen bedekt naar het kamp van de
Ethiopiërs buiten Jeruzalem gebracht. Een week later braken de
Ethiopiërs op en vertrokken naar huis en niemand in Jeruzalem had
tot dat moment gemerkt wat er in de tempelkamer met de Ark was
gebeurd. Kebra Negest. Ze namen nu afscheid en trokken heen.
(vertrek van Menelik naar Ethiopië met de Arks des Verbond)
Tevoren hadden ze Zion (de Ark) ’s nachts op een wagen geladen
samen met waardeloze dingen en onreine klederen en allerlei gerei.
De oudsten stonden op en bliezen de bazuin en de jeugd hief
Heilige Boek der Gevallen Engelen
414
gejuich aan….. Hoe sterk de Ethiopiërs geloven dat hun
Koningshuis afstamt van Salomo wordt duidelijk in artikel 2 van
hun grondwet (1955 geschreven) De Koninklijke waardigheid zal
voor alle eeuwigheden afstammen van dezelfde geslachtslijn als
die zonder onderbreking van de dynastie van "Koning Menelik de
Eerste" de zoon van de koningin van Saba ( Scheba) en koning
Salomo van Jeruzalem afkomstig is.
(Menelik en de Ark des Verbond in Ethiopië)
Axum (Aksoem) is een belangwekkende religieuze stad voor de
Ethiopische kerk omdat hier volgens de overlevering uiteindelijk
de Ark van het Verbond is terechtgekomen. Hoewel niemand hem
mag zien is de aanwezigheid voor velen voelbaar, zeker in de
omgeving van de kleine kerk ( de Heilige Maria van Zion-kerk)
waarin hij zich zou bevinden. Alleen de wachter, aangesteld voor ’t
leven, heeft toegang tot de kerk. Vreemd is dat op de vraag waar de
Ark zou zijn, steevast een ontwijkend dan wel een ander
nietszeggend antwoord wordt gegeven! Op onderstaande foto is
overduidelijk het teken van de Tempeliers te zien. Uitgehouwen uit
een rots waar volgens de Ethiopiërs zich de Ark bevindt.
Heilige Boek der Gevallen Engelen
415
(bouwwerk voor de Ark des Verbonds)
De Ark des Verbonds zou daar blijven liggen tot 1189, dan werdt
hij gestolen door de Orde van Tempeliers en terug naar Frankrijk
gebracht. (lees meer; Twaalf Stammen van Israël).
Heilige Boek der Gevallen Engelen
416
Heilige Boek der Gevallen Engelen
417