Drechtstedenbestuur De heer A.A.M. Brok, voorzitter Geachte heer

Drechtstedenbestuur
De heer A.A.M. Brok, voorzitter
datum
behandeld door
ons kenmerk
doorkiesnummer
onderwerp
LEH van Klaveren
1296294
14-078
Zienswijze Regionaal
Meerjarenprogramma
Geachte heer Brok,
In de vergadering van 6 november jl. heeft de raad van Papendrecht zich gebogen
over het raadsprogramma en uitvoeringsprogramma voor de Drechtsteden, het
rMJP. Onder dankzegging voor de inspanningen die zowel de Drechtraad, de ad hoc
commissie rMJP als het Drechtstedenbestuur hebben gepleegd om tot het nu
voorliggende rMJP te komen, wil onze raad graag de zienswijze daarop aan u
kenbaar maken. Wij kiezen voor een zienswijze op hoofdlijnen.
Het rMJP van de Drechtsteden zet in op een krachtige regio waarin een sterke
economie als motor en vliegwiel wordt gezien voor de regionale fysieke en sociale
opgaven. De economische kracht is de basis voor een sterke, aantrekkelijke en
sociaal krachtige regio. Het rMJP is opgebouwd langs drie pijlers en negen
speerpunten: het versterken van de economische kracht op duurzame wijze, het
aantrekkelijker maken van ons gebied en de ondersteuning en (zelf)redzaamheid
van onze inwoners.
Binnen het kader van de netwerksamenwerking spreekt het voor zich dat het
gemeentebestuur steeds op zoek blijft naar hoe zij lokaal onderscheidend kan zijn
en blijven. Met het belang van de inwoners van Papendrecht nadrukkelijk voorop
moet de vraag bij de te maken keuzes in de regionale samenwerking voortdurend
zijn: welke meerwaarde heeft de netwerksamenwerking op lokaal niveau? Dat is ook
een van de uitgangspunten in het Papendrechtse collegeprogramma:
‘Samenwerking doen we vooral wanneer het een duidelijke meerwaarde heeft (…)’.
Dat kader voor het rMJP is helder gesteld. Onze raad meent dat het rMJP de
regionale samenwerking consolideert op een wijze die de gemeente Papendrecht
past.
In het sociale domein sluiten de regionale en lokale ambities nauw op elkaar aan.
Het efficiënt bieden van lokaal voldoende ondersteuning ten behoeve van de sociale
participatie lukt alleen indien de regionale verantwoordelijkheid op dit terrein, zoals
opgenomen in het rMJP, op een goede wijze is ingevuld. Anderzijds kan de regio de
maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo alleen goed invullen (en waarmaken binnen
de financiële kaders) indien de afzonderlijke gemeenten hun verantwoordelijkheid
nemen voor de algemene voorzieningen. In beide gevallen moeten de ambities van
de regio en van de gemeenten dus goed op elkaar aansluiten en helder zijn, zodat
de verwachtingen over en weer helder zijn en blijven. Het rMJP is in deze dan ook
een vertaling van eerder vastgesteld beleid op lokaal en regionaal niveau.
Een van de andere speerpunten in het rMJP is het inzetten op de bereikbaarheid
van de regio. De regionale inzet ziet op verbetering van de bereikbaarheid op alle
modaliteiten: weg, water, spoor en openbaar vervoer. De ambities in dit verband
sluiten naadloos aan op de ambities die de coalitie van Papendrecht bijvoorbeeld ten
aanzien van het Project A15 en de duurzame snelweg heeft vastgelegd in het
collegeprogramma. De lobby die ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de
A15 en de verbetering van de bereikbaarheid door de netwerksamenwerking kan
worden georganiseerd, versterkt die lokale ambities.
Ook in het economische domein is de verbinding tussen het rMJP en de lokale inzet
terug te vinden. Het rMJP zet sterk in op een sterke en duurzame economie, onder
meer via lobby en innovatie. Ook de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven
blijft in dit verband een regionaal speerpunt dat prima aansluit bij het lokale streven
naar een goede verbinding tussen onderwijs en ondernemers. Waar in het
collegeprogramma wordt ingezet op het bevorderen van de aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt, vult het rMJP dat streven aan met (onder andere)
initiatieven op bovenregionaal niveau en specifiek binnen de maritieme sector.
Het college heeft in haar programma opgenomen dat de samenwerking in de
Drechtsteden intensief blijft op het gebied van werkgelegenheid en grote thema’s als
ruimtelijke ordening en vestigingsbeleid voor grote bedrijven, waarbij de focus ligt op
de sectoren logistiek en maritiem. Het college zet in dat verband bijvoorbeeld
concreet in op het verankeren van het onderwijs-arbeidsmarktprogramma, de
promotie van Papendrecht als vestigingslocatie voor bedrijven en het organiseren
van regionale promotie en acquisitie. De ambities en speerpunten uit het rMJP zijn
een belangrijke steun in de rug van onze lokale ambities. Zo draagt de regionale
inzet op het vormgeven van een herkenbaar economisch profiel van de regio bij aan
het aantrekken van nieuwe ondernemers, en ook kennisinstellingen, scholen en
inwoners. Het economisch profiel van de regio vervolgens door promotieactiviteiten,
samenwerking met andere regio’s en bovenregionale netwerken vanzelfsprekend
ook bij aan de promotie van Papendrecht als vestigingslocatie.
Met de noodzakelijke meerwaarde voor de inwoners van Papendrecht als
richtinggevend kader heeft onze raad het rMJP beoordeeld en komt tot de conclusie
dat in het raadsprogramma de verbinding tussen lokale en regionale ambities is
gemaakt. Zo blijft lokaal wat lokaal de beste keuze is, en is de regionale
samenwerking een aanvulling op de lokale ambitie of een noodzaak vanwege de
vereiste schaalgrootte om lokale ambities waar te maken. In het rMJP zijn dan ook
keuzes voor samenwerking gemaakt op thema’s die niet lokaal met zoveel kracht
kunnen worden opgepakt.
Bovendien kent het rMJP een duidelijke focus op welke onderwerpen wel, maar
vooral ook niet op de agenda staan. Dat maakt het ook een goede leidraad om op
regionaal en lokaal niveau ‘dubbelingen’ in de uitvoering weg te nemen. In het
uitvoeringsprogramma zijn de abstracte lijnen van het raadsprogramma zo concreet
ingevuld als passend bij de regionale samenwerking binnen de Drechtsteden.
Daarbij merkt de raad op dat de verdere uitwerking van het rMJP zodanig concreet
moet zijn dat op lokaal niveau, bijvoorbeeld, de inzet van middelen (meer of minder)
goed kan worden beoordeeld.
2
Zoals ook uitgesproken in het collegeprogramma van Papendrecht is het
rapporteren over de opbrengsten, kosten en overige effecten van de regionale
samenwerking van groot belang. Het uitvoeringsprogramma is zo ingericht dat er
naar het oordeel van het college voldoende indicatoren zijn om het
Drechtstedenbesrtuur op de uitvoering ervan te kunnen beoordelen.
Voor de uitvoering van het rMJP wordt voor 2015 een incidentele bijdrage gevraagd
en een structureel hogere bijdrage. De gevraagde bijdragen zijn inmiddels verwerkt
in de gemeentelijke begroting.
In het vertrouwen u hiermee voldoende inzicht te hebben gegeven in de zienswijze
van de raad van Papendrecht, zien wij de behandeling van het definitieve rMJP in
het Drechtstedenbestuur en in de Drechtraad met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
De raad van de gemeente Papendrecht,
de griffier,
de voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin
3