vb.2_1 mei regeling A5.indd

Reglement inschrijving
en voorbereiding
Inleiding
In het Reglement inschrijving en voorbereiding staan de belangrijkste regels
omtrent het inschrijven als student of extraneus bij Hogeschool Rotterdam.
Tevens zijn de toelatingseisen opgenomen waaraan de aanmelder moet
voldoen om zich als student te kunnen inschrijven voor een opleiding aan
Hogeschool Rotterdam. Dit zijn grotendeels de reguliere eisen die voor elke
opleiding gelden, maar voor sommige opleidingen en in sommige gevallen
gelden aanvullende toelatingseisen. Ook vindt men hierin gegevens over
wanneer men niet kan worden ingeschreven als student. Het Reglement
inschrijving en voorbereiding is van belang voor de rechtspositie van aanmelders. Het is raadzaam dit reglement door te lezen bij vragen over de inschrijvingsvoorwaarden voor en/of toelaatbaarheid tot een opleiding.
Dit reglement is van kracht per 1 december 2013 en vervangt alle eerder
vastgestelde reglementen inschrijving en voorbereiding.
Hogeschool Rotterdam,
College van Bestuur
Vastgesteld: d.d. 17 december 2013
3
Inhoudsopgave
Inleiding
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
1.1.1
Diploma’s 1.1.2 Profieleisen/vakkenpakketeisen 1.1.3 Nederlandse taalbeheersing
1.1.4 Toelatingsonderzoek 21+
1.1.5 Voorbereiding toelatingsonderzoek 21+, onderzoek NT2 en
onderzoek deficiëntie
1.1.6 Inschrijving als student of extraneus
Artikel 1.2
Inschrijving na een afwijzing BSA
Artikel 1.3
Plaatsing bij fixus en selectieprocedure kunstopleidingen
1.3.1 Fixus
1.3.2 Specifieke toelatingsprocedures kunstopleidingen,
Logopedie en Verloskunde
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
1.4.1 Begripsbepalingen in het kader van de aanmelding
1.4.2 Studiekeuzecheck 1.4.3 Selectieve opleidingen 1.4.4 Procedurele bepalingen Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek 1.4.5 Bijzondere groepen 1.4.6 Hardheidsclausule 1.4.7 Klachten en geschillen 9
9
10
12
13
15
15
17
18
18
19
20
20
20
22
23
24
25
26
5
Artikel 1.5
Overige bepalingen 27
Artikel 2.1
Algemene bepaling collegegeld en examengeld
30
Artikel 2.2
Wettelijk collegegeld
31
Artikel 2.3
Instellingscollegegeld
33
Artikel 2.4
Vermindering vrijstelling en collegegeld
34
Artikel 3.1
Rechtsbescherming
35
Artikel 3.2
Bureau Klachten en Geschillen
36
Artikel 3.3
Klachten en geschillen op grond van of bij de Wet 3.3.1 Klachten 3.3.2 Geschillenadviescommissie
3.3.3 College van beroep voor de examens
3.3.4 College van beroep voor het hoger onderwijs Den Haag 3.3.5 Indieningstermijn 37
37
37
38
38
39
6
Bijlagen
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Reglement Geschillenadviescommissie (publiek domein)
Reglement Klachten (publiek domein) Reglement College van beroep voor de examens Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
Reglement Toelatingscommissies op grond van artikel 1.4.6.
van het Reglement inschrijving en voorbereiding Bijlage Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing
Onderzoek 21+, NT2 en DV Veel gestelde vragen
41
44
47
54
65
67
75
7
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
1.1.1
Diploma’s
Om ingeschreven te kunnen worden bij een bachelor opleiding of Associatedegree programma van Hogeschool Rotterdam moet de aanmelder ten
minste in het bezit zijn van één van de volgende diploma’s:
diploma middelbare school:
HBS A;
HBS B;
MTS;
MMS;
gymnasium A oude stijl;
gymnasium B oude stijl;
vwo;
havo;
havo/(m)bo (diploma afgegeven voor een combinatie van havo en (m)bo);
mbo niveau 4;
oudere diploma’s (oude stijl); hiervoor geldt dat er vakkenpakketeisen
gesteld kunnen worden (zie ook lid 2 hieronder); informatie hierover is te
verkrijgen bij afdeling Studievoorlichting & Aansluiting.
overige diploma’s:
Europese school;
propedeusediploma van hbo of universiteit;
einddiploma van hbo of universiteit.
Degene die niet in het bezit is van één van bovengenoemde diploma’s kan
onder bepaalde omstandigheden een toelatingsexamen afleggen, zie artikel
1.1 lid 5 hierna.
Voor toelating op grond van een buitenlands diploma is er een speciale
diplomawaarderingsprocedure. Informatie daarover wordt verstrekt door
de afdeling Studenten Service Center van de hogeschool.
Aanmelders (studenten) zijn onder de voorwaarden van het verdrag betref9
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
fende de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio toelaatbaar, tenzij het College van Bestuur een aanzienlijk verschil
heeft aangetoond tussen de algemene eisen betreffende de toegang op het
grondgebied van het land waar de kwalificatie werd behaald en de algemene
eisen bij of krachtens de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk
onderzoek - WHW.
1.1.2
Profieleisen/vakkenpakketeisen
Voor sommige opleidingen binnen de hogeschool geldt naast de vooropleidingseis van artikel1.1 lid 1 een profieleis/vakkenpakketeis;
Het havo-diploma met oud profiel geeft géén rechtstreekse toelating meer tot
alle opleidingen van het hbo. Het instellingsbestuur kan wel een toelatingsbeschikking afgeven. Het vwo diploma met oud profiel geeft voor 2014 - 2015 nog
wel rechtstreekse toelating, maar met ingang van 2015 - 2016 niet meer.
Voor alle opleidingen die Hogeschool Rotterdam aanbiedt, geldt per 1 september 2003 de regeling dat inschrijving mogelijk is als niet aan de profieleis/
vakkenpakketeis is voldaan. Voorwaarde is daarbij altijd dat de aanmelder
aantoont, tóch aan de nodige bekwaamheidseisen te voldoen. Aan deze eisen
moet dan zijn voldaan vóór aanvang van de opleiding. Deze regeling is gebaseerd op artikel 7.25 lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW.
Iemand die een opleiding wil gaan volgen, maar beschikt over een havo-,
vwo-, of mbo-lang-diploma met een doorstroomprofiel of vakkenpakket
waarmee men niet rechtstreeks toelaatbaar is, heeft één of meer zogenaamde “vak deficiënties”. Indien er vastgesteld wordt dat er vakkenpakketeisen
gelden voor aanmelders met een mbo-diploma op niveau vier dan zijn deze
ook van toepassing op aanmelders bij Hogeschool Rotterdam. Die deficiënties moeten opgeheven zijn voordat met de opleiding begonnen kan worden.
10
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
Bij enkele, speciaal door de minister van OCW aangewezen opleidingen, is
toelating mogelijk zonder aan de profieleis/vakkenpakketeis te voldoen.
Deze aanmelders hebben dan een “formele deficiëntie”. In de hogeschoolgids
van de betreffende opleidingen staat aangegeven aan welke verplichtingen
de aanmelder moet voldoen om de deficiëntie op te heffen. De instituutsdirectie bepaalt welke deze verplichtingen zijn, binnen de wettelijke verplichtingen en hogeschoolkaders. Aan deze verplichtingen moet zijn voldaan vóór
het propedeutisch examen. Op dit moment zijn er bij de hogeschool geen
opleidingen waarbij dit van toepassing is.
Conform artikel 7.25 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW wordt de inhoud van het onderzoek deficiëntie door het College
van Bestuur vastgesteld. De inhoud van het onderzoek deficiëntie wordt na
overleg met de instituutsdirectie door de directeur Communicatie & Externe
Betrekkingen bepaald. De eisen worden opgenomen in de hogeschoolgids
van de betreffende opleiding. De tabellen waarin de deficiëntievakken worden genoemd wordt jaarlijks gepubliceerd op de website van Hogeschool
Rotterdam.
Het onderzoek deficiëntie kan slechts in vastgestelde periodes worden afgelegd en voor ieder toetsmoment geldt een sluitingsdatum voor inschrijving.
Als de aanmelder deelneemt aan het onderzoek deficiëntie is een financiële
bijdrage verschuldigd. De aanmelder die het onderzoek deficiëntie behaalt,
ontvangt een verklaring van onderzoek deficiëntie. Zie voor nadere regels
voor het onderzoek deficiëntie bijlage Reglement Toetsing Onderzoek 21+,
NT2 en DV.
De aanmelder kan tegen een besluit van het College van Bestuur genomen
op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 7.25 lid 4 Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW (aanvullend onderzoek) in
beroep gaan bij het College van beroep voor de examens, zie bijlage Reglement College van beroep voor de examens. Alvorens de aanmelder in beroep
gaat bij het College van beroep voor de examens moet bezwaar worden
gemaakt bij de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
11
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
1.1.3
Nederlandse taalbeheersing
Als een aanmelder is toegelaten op grond van een buitenlands diploma, dient
de aanmelder een toets Nederlandse taal met goed gevolg af te leggen. Deze
toets dient te zijn:
onderzoek NT2 van Hogeschool Rotterdam of;
het staatsexamen NT2 programma II.
Voor die opleidingen waarvan is vastgesteld dat deze in een andere taal dan
het Nederlands worden verzorgd, is deze eis niet van toepassing, zie artikel
7.2 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW. In
voorkomende gevallen staat dit vermeld in de onderwijs - en examenregeling
van de desbetreffende opleiding.
Conform artikel 7.28 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek - WHW wordt de inhoud van het onderzoek NT2 van Hogeschool
Rotterdam door het College van Bestuur vastgesteld. De inhoud van het
onderzoek NT2 wordt na overleg met de instituutsdirectie door de directeur
Communicatie & Externe Betrekkingen bepaald. De eisen worden opgenomen
in de onderwijs- en examenregeling van de betreffende opleiding.
Het onderzoek NT2 bestaat uit twee fasen waarvan de onderdelen voldoen aan
niveau B1/B2 van het Europees Referentie Kader. De eerste fase omvat de leesen schrijfvaardigheid en de tweede fase de spreek- en luistervaardigheid.
Het onderzoek NT2 kan slechts in vastgestelde periodes worden afgelegd
en voor ieder toets moment geldt een sluitingsdatum voor inschrijving. Als
de aanmelder deelneemt aan het onderzoek NT2 is een financiële bijdrage
verschuldigd. De aanmelder die het onderzoek NT2 behaalt, ontvangt een
verklaring onderzoek NT2. Zie voor nadere regels voor het onderzoek NT2
bijlage Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
De aanmelder kan tegen een besluit van het College van Bestuur genomen
op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 7:28 lid 2 Wet op het hoger
12
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW in beroep gaan bij het
College van beroep voor de examens, zie bijlage Reglement College van beroep voor de examens. Alvorens de aanmelder in beroep gaat bij het College
van beroep voor de examens moet bezwaar worden gemaakt bij de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
1.1.4
Toelatingsonderzoek 21+
Het Toelatingsonderzoek 21+ bestaat uit een Aanlegtest en een onderzoek 21+.
De aanmelder maakt eerst de Aanlegtest. De Aanlegtest gaat (eventueel)
gepaard met een selectiegesprek. Bij een positief resultaat van de Aanlegtest
wordt het toelatingsonderzoek 21+ voortgezet. De Aanlegtest is geldig voor
het komende studiejaar en het studiejaar daarop. Het College van Bestuur
stelt een commissie in om de geschiktheid van de aanmelder om de betreffende opleiding vast te stellen.
Ook hierbij is kennis van de Nederlandse taal een vereiste. De beschikking
wordt pas afgegeven, indien is aangetoond dat iemand over voldoende kennis van de Nederlandse taal beschikt om het onderwijs met vrucht te kunnen
volgen (artikel 7.29 lid 1 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW). Deze bepaling geldt voor sommige opleidingen niet. Om een
toelatingsonderzoek 21+ te kunnen afleggen moet de aanmelder minstens 21
jaar oud zijn op 1 oktober van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
Voor een bezitter van een buitenlands diploma dat in eigen land toegang
geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs (artikel 7.29
lid 3 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW), kan
het College van Bestuur afwijken van deze leeftijdsgrens. Van deze leeftijdsgrens kan het College van Bestuur ook afwijken, indien in bijzondere gevallen
geen diploma kan worden overgelegd.
Conform artikel 7.29 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW wordt de inhoud van het toelatingsonderzoek 21+ door het
13
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
College van Bestuur vastgesteld. De bevoegdheid tot het vaststellen van de
inhoud en het afnemen van het toelatingsonderzoek 21+ is door het College
van Bestuur gemandateerd aan de directeur Communicatie & Externe Betrekkingen. Deze stelt de inhoud vast na overleg met de betrokken instituutsdirecteur. De eisen worden opgenomen in de Hogeschoolgids van de betreffende opleiding. De lijst met examenvakken onderzoek 21+ wordt jaarlijks op
de website van Hogeschool Rotterdam gepubliceerd.
Het toelatingsonderzoek 21+ kan slechts in vastgestelde perioden worden
afgelegd. Er geldt een sluitingsdatum voor aanmelden inschrijving, men
dient zich aan te melden uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Als de aanmelder deelneemt aan het toelatingsonderzoek
21+ is een financiële bijdrage verschuldigd. De aanmelder die de Aanlegtest
en de voorgeschreven vakken van het onderzoek 21+ behaalt, ontvangt een
verklaring van toelatingsonderzoek 21+. De verklaring van toelatingsonderzoek 21+ geeft uitsluitend toegang tot de opleiding waarvoor de beschikking
is afgegeven. Zie voor nadere regels voor het toelatingsonderzoek 21+ bijlage
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV. De opleidingskeuze kan op
verzoek van de aanmelder onder bepaalde omstandigheden na beslissing van
de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV worden gewijzigd.
De aanmelder met een deelcertificaat van het staatsexamen havo of het vwo
voor een vak van het onderzoek 21+ wordt voor dat vak vrijgesteld. Zie voor
de aanvraag van een vrijstelling voor een vak van het onderzoek 21+ bijlage
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV. Deze aanmelder moet echter
wel altijd deelnemen aan de Aanlegtest.
De aanmelder kan tegen een besluit van het College van Bestuur genomen
op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 7.29 lid 1 Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW (toelatingsonderzoek 21+)
in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens, zie bijlage Reglement College van beroep voor de examens. Alvorens de aanmelder in beroep
gaat bij het College van beroep voor de examens moet bezwaar worden
gemaakt bij de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
14
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
1.1.5
Voorbereiding toelatingsonderzoek 21+,
onderzoek NT2 en onderzoek deficiëntie
Aanmelding voor het toelatingsonderzoek 21+, onderzoek NT2 en onderzoek
deficiëntie geschiedt door aanmelding voor een opleiding aan Hogeschool
Rotterdam via Studielink en dient te gebeuren uiterlijk op 1 mei voorafgaand
aan het desbetreffende studiejaar. Daarna kan de aanmelder zich inschrijven
voor het toelatingsonderzoek 21+, het onderzoek NT2 of het onderzoek deficiëntie bij de afdeling Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs. De
aanmelder die zich heeft ingeschreven kan zich voorbereiden op de toetsing.
Er wordt onderwijs geboden voor de voorbereiding op de het onderzoek 21+
onderzoek NT2 en het onderzoek deficiëntie. Als de aanmelder deelneemt aan
het onderwijs is een financiële bijdrage verschuldigd. Het onderwijs bestaat uit
cursussen. Informatie over de inhoud van het onderwijs wordt gegeven in de
informatiegids van afdeling Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs.
1.1.6
1.
2.
3.
4.
5.
Inschrijving als student of extraneus staat slechts open
voor degene die:
de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;
vreemdeling is en jonger dan achttien jaar op de eerste dag waarop de
opleiding begint waarvoor voor de eerste maal inschrijving wordt gewenst;
vreemdeling is en achttien jaar of ouder op de eerste dag waarop de opleiding begint waarvoor voor de eerste maal inschrijving wordt gewenst
en op die dag rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8 van
de vreemdelingenwet 2000;
vreemdeling is en buiten Nederland verblijf houdt op de eerste dag
waarop de opleiding begint waarvoor voor de eerste maal inschrijving
wordt gewenst;
vreemdeling is, niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, gesteld
onder b, c of d en eerder in overeenstemming met een van die onder15
Artikel 1.1
Eisen vooropleiding
delen is ingeschreven voor een opleiding van een instelling, welke opleiding nog steeds wordt gevolgd en nog niet is voltooid.
Indien na inschrijving blijkt dat deze op welke grond dan ook niet in overeenstemming met bovengenoemde voorwaarden heeft plaatsgevonden, wordt
de inschrijving van de student of extraneus onmiddellijk beëindigd.
16
Artikel 1.2
Inschrijving na een afwijzing BSA
(Bindend Studieadvies)
Een student die een studieadvies heeft ontvangen met daaraan verbonden
een afwijzing, kan niet meer voor dezelfde opleiding of een Ad-programmaonderdeel van dezelfde opleiding bij de hogeschool worden ingeschreven als
student of extraneus. Dit geldt zowel voor het voltijdse, het deeltijdse als het
duale onderwijs.
Deze student kan zich ook niet meer inschrijven als student of extraneus
voor het voltijdse, deeltijdse of duale programma van opleidingen, dat de
propedeuse gemeenschappelijk heeft met de opleiding, waarvoor de student
een afwijzing heeft gekregen. In de onderwijs- en examenregeling van elke
opleiding waarbij sprake is van een gemeenschappelijke propedeuse, staat
dit vermeld. Ook wordt aangegeven wélke opleidingen eenzelfde propedeuse
hebben.
De student kan een jaar later een gemotiveerd verzoek richten aan de instituutsdirectie om opnieuw toegelaten te worden.
De student kan zich wel inschrijven voor dezelfde opleiding aan een andere
hogeschool. Omgekeerd, als een student bij een andere hogeschool een
afwijzing heeft gekregen, kan hij dezelfde studie opnieuw beginnen bij Hogeschool Rotterdam. Na een jaar studie krijgt deze student een studieadvies,
waaraan een afwijzing kan worden verbonden.
Na aanmelding voor een andere opleiding dan die waarvoor de student is
afgewezen dient de aanmelder deel te nemen aan de studiekeuzecheck,
zoals bedoeld in artikel 1.4. Gelet op het feit dat het advies met een afwijzing,
dan wel de uitkomst van een beroepsprocedure dienaangaande niet voor
1 augustus bekend is, geldt in dat verband de uiterste aanmelddatum voor
een opleiding, zoals bedoeld in artikel 1.5. niet.
Aanmelders met een studieadvies met bindende afwijzing van een opleiding
bij een andere hogeschool melden zich op de reguliere wijze aan; zij dienen
deel te nemen aan de studiekeuzecheck, zoals bedoeld in artikel 1.4.
17
Artikel 1.3
Plaatsing bij fixus (artikel 7.53 of 7.56 van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW) en selectieprocedure kunstopleidingen Willem de Kooning Academie,
Logopedie en Verloskunde
1.3.1 Fixus
1.
Er zijn drie situaties, waarin wordt geloot om vast te stellen welke aanmelders ingeschreven kunnen worden bij een bepaalde bachelor opleiding:
a. het aantal aanmelders, dat zich heeft aangemeld bij een bepaalde
opleiding van de hogeschool is groter dan de onderwijscapaciteit van
die opleiding, die is geregistreerd bij DUO;
b. het totaal aantal aanmelders, dat zich bij DUO heeft aangemeld voor
een bepaalde opleiding is groter dan de landelijke capaciteit;
c. het aantal afgestudeerden van een bepaalde opleiding is veel groter
dan de behoefte van de arbeidsmarkt; deze fixus wordt door de
minister vastgesteld.
2. Inschrijving bij een opleiding waarvoor een fixus geldt, is alleen mogelijk
onder overlegging van het bewijs van toelating, dat door DUO wordt
afgegeven aan degenen die zijn ingeloot.
3. In de voorlichtingsbrochures van de opleidingen waarvoor geloot moet
worden en op de website van de hogeschool staat vermeld voor welke
opleidingen een lotingsprocedure geldt.
4. Inschrijven voor een hoger jaar van een opleiding waarvoor een fixus
geldt, kan worden geweigerd aan studenten, die niet eerder bij deze
opleiding waren ingeschreven. De hogeschool kan de inschrijving in dat
geval weigeren op grond van een tekort aan onderwijscapaciteit in de
postpropedeutische fase.
Voor deze aanmelders is de studiekeuzecheck (zie artikel 1.4) niet verplicht.
Bepaalde opleidingen met fixus bieden echter wel een facultatieve studiekeuzecheck aan. De aanmelder wordt sterk aangeraden hieraan deel te
nemen. Wel is een gesprek met de opleiding, voorafgaande aan de aanmelding, verplicht.
18
Artikel 1.3
Plaatsing bij fixus en selectieprocedure kunstopleidingen
1.3.2 Specifieke toelatingsprocedures kunstopleidingen
Willem de Kooning Academie, Logopedie en Verloskunde
Voor een aantal opleidingen geldt een specifieke toelatingsprocedure.
Dit betreft:
1. Willem de Kooning Academie
Willem de Kooning Academie hanteert een specifieke toelatingsregeling
voor de kunstenopleidingen. De aanmelder dient aan te tonen dat hij
over voldoende artistieke aanleg beschikt en maakt, als hij niet voldoet
aan de diplomavoorwaarden van artikel 1.1.1 én 21 jaar of ouder is, de
21+ WdKA-test van de afdeling Toelatingsexamens en ondersteunend
Onderwijs. Voor een aantal opleidingen van de Willem de Kooning Academie geldt het onderzoek 21+ zoals beschreven in dit reglement artikel
1.1.5. Dit zijn de opleiding Vrijetijdsmanagement en de opleiding Docent
Beeldende Kunst en Vormgeving. Voor de opleiding Docent Beeldende
Kunst en Vormgeving moet tevens aangetoond worden dat de aanmelder
beschikt over artistieke aanleg.
Toelating tot de kunstopleidingen van de Willem de Kooning Academie
biedt geen toegang tot andere opleidingen aan Hogeschool Rotterdam
en andersom.
2. Specifieke toelatingsregelingen zijn er eveneens voor de opleidingen
Logopedie en Verloskunde, zie de website van Hogeschool Rotterdam
(www.hogeschoolrotterdam.nl).
3. Voor de aanmelders bedoeld in artikel 1.3.2. is de studiekeuzecheck (zie
artikel 1.4) niet van verplicht. Bepaalde opleidingen met specifieke toelatingsprocedures bieden echter wel een facultatieve studiekeuzecheck
aan. De aanmelder wordt sterk aangeraden hieraan deel te nemen. Van de
genoemde specifieke toelatingsprocedures maakt een gesprek deel uit.
19
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies (op grond van artikel 7.31.b Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW)
1.4.1 Begripsbepalingen in het kader van de aanmelding
Gesprek: onderdeel van de studiekeuzecheck. In het gesprek komen in
elk geval de onderwerpen aan de orde waarover de uitkomst van Startmeter NOA / Matching informatie geeft. In het gesprek kunnen naast de
uitkomsten van Startmeter NOA / Matching ook andere onderwerpen
betreffende de studie aan de orde worden gesteld.
Schoolwerkdagen: alle dagen, met uitzondering van zondag en de Christelijke en Nationale feestdagen, niet zijnde schoolvakantiedagen, zoals
bedoeld in het studentenjaarrooster.
Selectieve opleidingen: opleidingen die door Hogeschool Rotterdam
overeenkomstig artikel 7.31.d, lid 2 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek – WHW zijn aangemerkt als opleiding waarbij
een negatief studiekeuzeadvies met aanmelding na 1 mei leidt tot niet
inschrijving van de desbetreffende opleiding.
Startmeter NOA / Matching: twee meters, waarvan er één door de aanmelder digitaal wordt ingevuld voorafgaande aan het te voeren gesprek.
Studiekeuzeadvies: studiekeuzeadvies, zoals bedoeld in artikel 7.31.b Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek – WHW.
Studiekeuzecheck: studiekeuzeactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 7.31.b
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW.
Werkdagen: maandag t/m vrijdag.
1.4.2 Studiekeuzecheck
De studiekeuzecheck beoogt inzicht te geven in de geschiktheid van de
aanmelder voor de desbetreffende opleiding, alsmede in factoren die een
succesvolle deelname aan de opleiding in de weg zouden kunnen staan. Het
studiekeuzeadvies maakt melding van de geschiktheid van de aanmelder
20
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
voor de desbetreffende opleiding, alsmede voor andere in aanmerking komende opleidingen. Indien het oordeel over de geschiktheid positief is, volgt
er een positief advies; bij een negatief oordeel volgt een negatief advies. Het
studiekeuzeadvies vermeldt voorts of het wenselijk is dat er wordt deelgenomen aan ondersteunings- of bijspijkeractiviteiten.
De studiekeuzecheck bestaat voor de aanmelders voor instroom in het eerste
jaar voor een voltijdse of duale bachelor opleiding of Associate-degree
programma uit twee verplichte onderdelen te weten: een Startmeter NOA /
Matching en een gesprek en mondt uit in een studiekeuzeadvies.
Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van de uitkomsten van de startmeter NOA / Matching. Ten behoeve van het gesprek kan de opleiding, naast
de uitkomsten van de Startmeter NOA / Matching aanvullende punten aan de
orde stellen. Deze aanvullende punten worden vooraf bekend gemaakt,
zo mogelijk door publicatie op de website van Hogeschool Rotterdam
(www.hogeschoolrotterdam.nl). Indien er ten behoeve van die aanvullende
punten tijdens het gesprek documenten (bijvoorbeeld motivatiebrieven,
cijferlijsten) beschikbaar dienen te zijn, wordt dit eveneens vooraf bekend
gemaakt.
Voor aanmelders voor instroom in het eerste jaar voor een deeltijdse
bachelor opleiding- of Associate-degree programma bestaat de studiekeuzecheck uit in elk geval een gesprek en mondt uit in een studiekeuzeadvies.
Het gesprek wordt gevoerd met functionarissen die daartoe door de hogeschool zijn aangewezen.
Aanmelden uiterlijk op 1 mei
Aanmelders zijn verplicht deel te nemen aan de studiekeuzecheck. Niet deelnemen aan de studiekeuzecheck betekent dat de aanmelder dan geen recht
21
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
heeft op inschrijving overeenkomstig artikel 7.32 t/m 7.34 Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW.
Aanmelden na 1 mei
Voor aanmelders die zich tussen 2 mei en 1 augustus voor de eerste keer
aanmelden bij Hogeschool Rotterdam voor een niet-selectieve opleiding,
geldt hetzelfde als bij aanmelding uiterlijk op 1 mei.
Voor aanmelders die zich tussen 2 mei en 1 augustus voor de eerste keer
aanmelden bij Hogeschool Rotterdam voor een selectieve opleiding, geldt
dat zij niet alleen verplicht zijn deel te nemen aan de studiekeuzecheck, maar
ook de eis dat de deelname leidt tot een positief studiekeuzeadvies. Krijgt
de aanmelder een negatief studiekeuzeadvies dan heeft deze geen recht op
inschrijving overeenkomstig artikel 7.32 t/m 7.34 Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek - WHW.
Voor degenen die zich uiterlijk op 1 mei hebben aangemeld bij Hogeschool
Rotterdam voor een opleiding en na 1 mei besluiten de aanmelding om te zetten naar een selectieve opleiding, geldt dat deelname aan een studiekeuzecheck voor de desbetreffende opleiding een vereiste is voor inschrijving. De
eis dat er een positief studiekeuzeadvies nodig is, geldt in dit geval niet.
Overige aanmelders
Voor aanmelders die zich bij een andere hogeschool hebben aangemeld en
daar het inschrijvingsrecht hebben verworven en nadien besluiten zich aan te
melden bij Hogeschool Rotterdam, is onder verwijzing van artikel 7.31.b Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW deelname aan de
studiekeuzecheck verplicht om voor inschrijving in aanmerking te komen.
1.4.3 Selectieve opleidingen
De lijst van selectieve opleidingen wordt door het College van Bestuur
vastgesteld en wordt jaarlijks op de website van de hogeschool gepubliceerd.
Voor 2014/2015 betreft dit:
22
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
Accountancy
Ad Officemanagement
Ad Ondernemen
Bedrijfseconomie
Bedrijfskunde MER
CE; Sport Marketing & Management
Commerciële Economie
Communicatie
Financial Services Management
Fiscaal Recht en Economie
Human Resource Management
International Business and Languages
International Business and Management Studies
Lerarenopleiding Economie
Lerarenopleiding Engels
Lerarenopleiding Wiskunde
Logistiek en Economie
Small Business en Retail Management
Trade Management gericht op Azië
Vastgoed en Makelaardij
Vrijetijdsmanagement (Leisure Management)
1.4.4 Procedurele bepalingen op grond van artikel 7.31.a
en verder van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek - WHW
De studiekeuzecheck vindt plaats op uitnodiging van Hogeschool Rotterdam.
Voorafgaand aan het gesprek wordt de startmeter ingevuld door de aanmelder. De tijdstippen waarop Hogeschool Rotterdam het gesprek als onderdeel
van de studiekeuzecheck aanbiedt, zijn gelegen na 1 maart. Hogeschool Rotterdam bepaalt de plaats en de tijd waar het gesprek zal plaatsvinden.
23
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
De aanmelder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om door middel van
een reserveringssysteem een tijdstip te kiezen. Bij de tijdstippen waaruit gekozen kan worden zijn ten minste twee tijden die gelegen zijn uiterlijk dertig
schoolwerkdagen na de aanmelding (te rekenen na 1 maart).
Indien een aanmelder niet verschijnt bij het gesprek als onderdeel van de
studiekeuzecheck, wordt geen studiekeuzeadvies uitgebracht en wordt er
een tweede kans voor een gesprek aangeboden. Bij herhaling van het niet
verschijnen volgt een (derde) laatste kans. Indien een aanmelder ook daar
niet aanwezig is, kan de deelname aan de studiekeuzecheck niet meer plaatsvinden en vervalt daarmede de mogelijkheid tot inschrijving voor de desbetreffende opleiding.
Bij deelname aan de studiekeuzecheck vindt identificatie plaats met behulp
van wettelijke bewijsmiddelen. Controle vindt plaats door een door Hogeschool Rotterdam aangewezen functionaris.
Het studiekeuzeadvies wordt uiterlijk tien werkdagen na deelname aan de
studiekeuzecheck aan de aanmelder op schrift toegezonden.
In geval een aanmelder zich voor meer dan één opleiding aanmeldt, dient
de aanmelder voor de studiekeuzecheck een keuze te maken voor één de
opleiding.
1.4.5 Bijzondere groepen
1.
Aanmelders met een functie-beperking
Bij een aanmelder met een beperking wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met deze omstandigheid bij het afnemen en beoordelen
van een studiekeuzecheck.
De aanmelder dient een dergelijke omstandigheid vijftien werkdagen
vóór aanvang van de studiekeuzecheck schriftelijk te melden. Deze brief
moet vergezeld gaan van een medische verklaring.
2. Aanmelders afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
24
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
Voor aanmelders afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten
geldt dat zij verplicht zijn deel te nemen aan de studiekeuzecheck, maar
desgewenst voor de studiekeuzecheck niet op de hogeschool aanwezig
hoeven te zijn en kunnen deelnemen door middel van digitale communicatiemiddelen.
Controle van de identificatie vindt plaats op de plaats van deelname door
een door Hogeschool Rotterdam aangewezen of voor die taak erkende
persoon.
3. Aanmelders met een buitenlandse vooropleiding dienen te voldoen aan
de algemeen geldende voorwaarden om te kunnen studeren bij Hogeschool Rotterdam. Deze aanmelders wordt geadviseerd deel te nemen
aan de studiekeuzecheck. Aanvullend aan de inschrijfvereisten dienen
aanmelders afkomstig van buiten de Europese Economische Ruimte te
beschikken over verblijfsdocumenten. Zij dienen daarvoor zelf de termijnen te bewaken.
1.4.6 Hardheidsclausule
Aanmelders die vanwege bijzondere omstandigheden niet hebben kunnen
deelnemen aan de studiekeuzecheck en niet ingeschreven worden, kunnen een
heroverweging van dit besluit aanvragen bij de directeur Financiën en Studentregistratie. Deze beslist daarover binnen uiterlijk 14 schoolwerkdagen.
Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden wordt verstaan:
1. ziekte of zwangerschap en bevalling van de betrokkene;
2. bijzondere zwaarwegende familieomstandigheden;
3. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de betrokkene;
4. overige zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, niet zijnde vakantie en/of verblijf in buitenland in verband met stage.
25
Artikel 1.4
Procedure aanmelding: studiekeuzecheck en studiekeuzeadvies
1.4.7 Klachten en geschillen
1.
Ingeval een aanmelder niet wordt toegelaten, kan deze een verzoek tot
heroverweging indienen. Dit verzoek moet binnen veertien werkdagen
na afwijzing worden ingediend. Verzoeken tot heroverweging bij een
negatief studiekeuzeadvies na 1 mei bij een selectieve opleiding worden
behandeld door de toelatingscommissie van desbetreffende opleiding.
De toelatingscommissie verricht haar werkzaamheden overeenkomstig
het Reglement toelatingscommissie dat als bijlage aan dit document is
gevoegd.
2. Overige verzoeken worden behandeld door de directeur Financiën en
Studentregistratie.
a. Indien de heroverwegingsprocedure leidt tot een negatief oordeel,
kan de aanmelder bezwaar indienen bij de Geschillenadviescommissie. De Geschillenadviescommissieprocedure is terug te vinden in het
Reglement Geschillenadviescommissie.
b. Gedurende de procedure van heroverweging en de bezwaarprocedure wordt de aanmelder niet ingeschreven. De aanmelder kan wel
via het aanvragen van een voorlopige voorziening in de gelegenheid
gesteld worden deel te nemen aan het onderwijs. Deze voorlopige
voorziening kan worden afgegeven door de directie van de opleiding
waar men zich voor heeft aangemeld.
26
Artikel 1.5
Overige bepalingen
1.
Vóór 1 september moet aan alle toelatingsvoorwaarden voldaan zijn. Om
aan alle voorwaarden te kunnen voldoen, dient de aanmelder zich vóór
1 augustus aangemeld te hebben.
Voor de bijzondere categorieën, waarbij de 1 augustusdatum niet automatisch van toepassing is, wordt verwezen naar de desbetreffende bepalingen van dit reglement artikel 1.3. (studieadvies binnen de hogeschool),
artikel 1.3. (fixus en kunstopleidingen, Logopedie en Verloskunde), artikel
1.4.5 lid 2 (Aanmelders afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten), artikel 1.4.5 lid 3 (aanmelders met een buitenlands diploma) en
artikel 1.4.6. (hardheidsclausule).
2. Relevante werkzaamheden
Als een opleiding (deeltijdvariant) als eis voor inschrijving stelt ‘het ver
richten van relevante werkzaamheden’, staat in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding vermeldt aan welke eisen de werkzaamheden moeten voldoen, welke onderwijseenheden het werk omvat en
hoe groot de studielast is.
Als het mogelijk is om vrijgesteld te worden van de verplichting tot relevante werkzaamheden door het verrichten van alternatieve taken, dient
in de hogeschoolgids van de betreffende opleiding vermeld te zijn onder
welke voorwaarden dat mogelijk is.
3. Inschrijven gedurende het collegejaar is in drie gevallen mogelijk.
a. De opleiding heeft een regulier instroommoment in februari. In dit
geval is de regeling met betrekking tot de studiekeuzecheck van
toepassing (met aangepaste termijnen).
b. De student heeft al een actieve inschrijving bij Hogeschool Rotterdam in dat collegejaar en wil van opleiding of opleidingsvorm
veranderen (overstappen). De instituutsdirectie van de betrokken
opleiding dient daar toestemming voor te verlenen. Verzoeken tot
overstappen kunnen tot 1 juni van het collegejaar worden ingediend
bij het Studenten Service Center.
c. De student heeft al een actieve inschrijving bij een andere instelling
voor hoger onderwijs voor dat collegejaar en wil overstappen naar
27
Artikel 1.5
Overige bepalingen
een opleiding van Hogeschool Rotterdam. De instituutsdirectie van
de betrokken opleiding dient daar toestemming voor te verlenen.
Verzoeken tot overstappen vanuit een andere onderwijsinstellingen
kunnen tot 1 oktober van het collegejaar worden ingediend bij het
Studenten Service Center.
4. De hogeschool kent regels van procedurele aard voor de inschrijving.
Deze regels worden aan aanmelders schriftelijk bekend gemaakt in de
opleidingsbrochures.
5. De student die is ingeschreven, ontvangt van de hogeschool een bewijs
van inschrijving (collegekaart). Op het bewijs van inschrijving wordt verklaard, dat de Hogeschoolgids van toepassing is op de rechtsverhouding
tussen de student en de hogeschool.
6a. Tot inschrijving wordt pas overgegaan, nadat het bewijs is overgelegd
dat het collegegeld dan wel het examengeld is voldaan binnen de gestelde termijn. Dit geldt ook bij een tweede inschrijving. De inschrijving
wordt niet afhankelijk gesteld van enige andere geldelijke bijdrage.
6b. Bij ontstaan van schulden binnen Hogeschool Rotterdam is het beleid
dat deze schuld binnen het studiejaar afgelost moet worden. Aanmelders
kunnen niet ingeschreven worden indien een openstaande schuld niet is
voldaan.
7. Inschrijving als extraneus is slechts mogelijk indien naar het oordeel van
het College van Bestuur de aard of het belang van het onderwijs zich
daartegen niet verzet.
8. Een aanmelder die zich voor de eerste maal inschrijft voor de propedeuse, dient zich in te schrijven via Studielink. Bij bepaalde opleidingen
dienen aanmelders voorafgaande aan de inschrijving een toelatingsexamen met goed gevolg af te leggen.
9. Voor iedereen die in een studiejaar als student staat ingeschreven bij
Hogeschool Rotterdam en zijn inschrijving in het direct daarop volgende
(nieuwe) studiejaar voort wil zetten, gelden de volgende regels:
a. de student dient het verzoek tot herinschrijving in via Studielink
b. de student ontvangt via Studielink bericht over de betaling van het
collegegeld;
28
Artikel 1.5
Overige bepalingen
c. student betaalt het collegegeld middels de digitale machtiging in
Studielink (door hemzelf, zijn ouders/verzorgers of een derde te
bevestigen), een garantieverklaring van de werkgever of een bewijs
betaald collegegeld;
d. student blijft altijd hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het
collegegeld, ook in het geval dat er een garantieverklaring door de
werkgever is afgegeven;
e. bij ontstaan van schulden binnen Hogeschool Rotterdam is het
beleid dat deze schuld binnen het studiejaar afgelost moet worden;
student kan niet ingeschreven worden voor het nieuwe studiejaar
indien openstaande schuld niet is voldaan;
f. de student wordt ingeschreven nadat het verschuldigde collegegeld
volledig is betaald of een bewijs betaald collegegeld van een andere
instelling voor hoger onderwijs is overlegd;
g. de hogeschool meldt de inschrijving aan DUO in Groningen;
h. de student ontvangt een bewijs van inschrijving (collegekaart) van
Hogeschool Rotterdam.
i. aanmelding geschiedt via Studielink en dient te gebeuren voor
1 augustus als men zich voor de eerste keer voor een bachelor opleiding aanmeldt. Herinschrijving kan tot 1 september. Betaling van
collegegeld dient vóór 1 september in orde te zijn.
29
Artikel 2.1
Algemene bepaling collegegeld en examengeld
1.
2.
3.
4.
5.
30
Een student is voor elk studiejaar, dat hij door het College van Bestuur
voor een opleiding is ingeschreven, aan de hogeschool wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd. De student kan het collegegeld in termijnen betalen, overeenkomstig een door de hogeschool
te treffen betalingsregeling. Het bedrag aan administratiekosten dat
hiervoor maximaal in rekening gebracht kan worden, is bij wet bepaald.
Een extraneus is, voor elk studiejaar dat hij door het College van Bestuur
voor een opleiding is ingeschreven, aan de hogeschool examengeld verschuldigd. Het College van Bestuur stelt de hoogte van het examengeld
vast. Dit examengeld kan alleen door betaling ineens worden voldaan.
De hoogte van het wettelijke collegegeld en de door het College van
Bestuur vast te stellen instellingscollege- en examengelden worden jaarlijks vóór 1 april aan de toekomstige studenten bekend gemaakt via de
website van de hogeschool. Behoudens dwingende regelgeving door de
overheid die na deze datum wordt vastgelegd en bekend is gemaakt.
De hoogte van het volledige wettelijke collegegeld wordt bij algemene
maatregel van bestuur vastgesteld. De hoogte van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld wordt door het College van Bestuur vastgesteld en is
gelegen tussen een minimum- en maximumbedrag. Deze bedragen worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld (artikel
7.45 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW.
Het College van Bestuur stelt regels van procedurele aard vast om te
kunnen bepalen welke studenten het wettelijke collegegeld verschuldigd
zijn en welke studenten het nader vast te stellen collegegeld. Het College
van Bestuur stelt ook regels van procedurele aard vast om vast te kunnen stellen welk examengeld extranei verschuldigd zijn.
Voor bepaalde categorieën buitenlandse studenten kunnen speciale
bepalingen gelden ten aanzien van het te betalen collegegeld, vast te
stellen door het College van Bestuur.
Artikel 2.2
Wettelijk collegegeld
1.
Een student, die zich inschrijft als student voor een opleiding is het
wettelijk collegegeld verschuldigd op basis van artikel 7.45a Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW. Dit wil zeggen
dat het wettelijk collegegeld verschuldigd is door een student die:
a. blijkens het Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRIHO),
bedoeld in artikel 7.52 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, sinds 1 september 1991 voor een inschrijving
aan een bachelor opleiding niet eerder een bachelor graad heeft
behaald of voor een inschrijving aan een masteropleiding niet eerder
een mastergraad heeft behaald,
b. woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de
Bondsrepubliek Duitsland, en
c. tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de
Wet studiefinanciering 2000, behoort of de Surinaamse nationaliteit
bezit.
De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geldt niet voor
een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van
onderwijs of gezondheidszorg volgt.
2. Een student die aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet en
die is ingeschreven voor een voltijdse opleiding is het volledige wettelijke
collegegeld, bedoeld in artikel 7.45 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, eerste lid, verschuldigd.
3. Een student die aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet en die
is ingeschreven voor een deeltijdse of duale opleiding, is een door het
College van Bestuur te bepalen deel van het wettelijk collegegeld verschuldigd, dat ligt tussen een bij of krachtens een algemene maatregel
van bestuur te bepalen bedrag en het volledig wettelijk collegegeld.
4. Indien een student als bedoeld in het eerste lid meer dan één opleiding
volgt en de opleiding waarvoor hij het eerst is ingeschreven met goed gevolg afrondt, is deze student het wettelijk collegegeld verschuldigd voor
het resterende deel van het studiejaar. Het verschuldigde bedrag wordt
31
Artikel 2.2
Wettelijk collegegeld
in dat geval berekend naar rato van het aantal resterende maanden van
het desbetreffende studiejaar.
5. Met bachelor graad en mastergraad als bedoeld in het eerste lid, worden
gelijkgesteld op grond van artikel 7.20 Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek - WHW behaalde titels.
6. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met
een student die een bachelor graad heeft behaald gelijkgesteld:
a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft
afgelegd van een hoger beroepsopleiding met en studielast van 240
studiepunten, volgens de wet zoals die luidde op 31 augustus 2002;
b. een student die met goed gevolg het kandidaatsexamen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld
in artikel 7.8 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002.
7. Voor de voorwaarde, bedoelt in het eerste lid, onderdeel a, wordt met
een student die en mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld:
a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld
in artikel 7.3 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002;
b. een student die op grond van artikel 18.14 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW met goed gevolg het
afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs;
c. een student die op grond van artikel 18.15 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW met goed gevolg het
afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
32
Artikel 2.3
Instellingscollegegeld
1.
De student die zich inschrijft voor een bachelor opleiding is het door het
College van Bestuur vast te stellen instellingscollegegeld, dat ten minste
gelijk is aan het wettelijke collegegeld, verschuldigd, indien deze student
niet voldoet aan de voorwaarden als vermeld in artikel 2.2 van dit reglement.
2. Het College van Bestuur kan per opleiding of groep van opleidingen of
per groep of groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld
vaststellen.
3. Het College van Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel. Indien de student, bedoeld in het eerste lid gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in
artikel 2.2 eerste lid van dit reglement of artikel 7.45 tweede lid Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW:
a. is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het
wettelijk collegegeld verschuldigd;
b. betaalt het College van Bestuur hem het voor het restant van het
studiejaar reeds betaalde instellingscollegegeld terug.
33
Artikel 2.4
Vermindering en vrijstelling collegegeld
1.
Indien een student als bedoeld in artikel 2.2 bij een instelling is ingeschreven voor een opleiding en aan dezelfde of een andere bekostigde
instelling, met uitzondering van de Open Universiteit, een tweede
inschrijving wenst, is hij voor de tweede inschrijving vrijgesteld van het
betalen van collegegeld, tenzij het betaalde dan wel te betalen bedrag
voor de eerste inschrijving lager is dan het wettelijk collegegeld. In dat
geval is het verschil verschuldigd.
2. Degene die voor het volgen van uit de openbare kas bekostigd onderwijs
les- of cursusgeld verschuldigd is op grond van de Les- en cursusgeldwet,
en die in plaats daarvan, dan wel daarnaast in hetzelfde studiejaar wenst
te worden ingeschreven en daarvoor het wettelijk collegegeld is verschuldigd, is voor de inschrijving voor een opleiding aan een bekostigde
instelling, met uitzondering van de Open Universiteit, een collegegeld
verschuldigd, dat het verschil bedraagt tussen de reeds voldane bijdrage
en het bedoelde, hogere collegegeld. Indien hij een collegegeld verschuldigd is dat lager is dan het reeds voldane bedrag wordt hij van het
betalen van collegegeld vrijgesteld.
3. Een student is slechts een gedeelte van het door hem verschuldigde wettelijk collegegeld verschuldigd, indien de student zich gedurende het studiejaar inschrijft. In dat geval wordt het verschuldigde bedrag berekend
naar rato van het aantal resterende maanden van het desbetreffende
studiejaar.
34
Artikel 3.1
Rechtsbescherming
Dit artikel behandelt klacht- en geschilmogelijkheden voor studenten/extranei, aanmelders en cursisten. Tegen beslissingen met betrekking tot “nadere
vooropleidingseisen” en met betrekking tot het “toelatingsexamen” kan
beroep aangetekend worden bij het College van Beroep voor de Examens.
Met betrekking tot andere beslissingen die bij of op grond van dit Reglement
inschrijving en voorbereiding worden genomen kan een geschil aanhangig
worden gemaakt. In overige gevallen kan men een klacht indienen.
35
Artikel 3.2
Bureau Klachten en Geschillen
Er is een Bureau Klachten en Geschillen. Bij dit bureau komen alle klachten
en geschillen binnen via een klaagschrift waaronder te verstaan een brief
of een klachtenformulier dat digitaal ingediend wordt. Ook kan men hier
mondeling informatie vragen betreffende het indienen van klachten. Het
bureau stuurt een ontvangstbevestiging naar de indiener van de klacht of
het geschil en meldt hierin aan wie de klacht is doorgestuurd ter afhandeling.
Alle klachten en geschillen worden na afhandeling gearchiveerd door het
Bureau Klachten en Geschillen, zodat jaarlijks verslag kan worden gedaan.
Dit klachtenjaarverslag is onderdeel van het jaarverslag dat de Hogeschool
Rotterdam uitgeeft.
36
Artikel 3.3
Klachten en geschillen op grond van of bij de Wet
De hogeschool kent de volgende klachten- en geschillenregelingen.
Onder een klacht wordt verstaan: een klacht, zoals bedoeld in artikel 7.59b
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, is een
uiting van ontevredenheid door een student/ aanmelder of extraneus/toekomstige extraneus over een gedraging van een persoon of orgaan verbonden aan Hogeschool Rotterdam of over de kwaliteit van voorzieningen en die
in het voortraject niet tot genoegen van de klager is afgehandeld. De klacht
is erop gericht te komen tot een oordeel of uitspraak van de hogeschool.
Een geschil wordt kenbaar gemaakt middels het maken van schriftelijk bezwaar c.q. indienen van een beroep door een student/ aanmelder of extraneus/toekomstige extraneus tegen een beslissing genomen door een orgaan
van Hogeschool Rotterdam, niet zijnde een besluit van algemene strekking of
van privaatrechtelijke aard.
3.3.1
Klachten
Er geldt een algemeen recht om een klacht in te dienen. De klacht zal gewoonlijk primair behandeld worden door de directie in het voortraject. Mocht
blijken dat de directie de klacht niet tot genoegen heeft afgehandeld kan de
student of de groep studenten zich schriftelijk wenden tot het College van
Bestuur, via het Bureau Klachten en Geschillen.
De behandeling van de klachten vindt plaats op een manier die overeenkomt
met de wijze waarop de behandeling van klachten in titel 9.1 van de Algemene
wet bestuursrecht geregeld is, zie bijlage Reglement klachten.
3.3.2 Geschillenadviescommissie
De Geschillenadviescommissie is een op basis van de Wet ingestelde onafhankelijke adviescommissie. Zij geeft advies aan het College van Bestuur
over alle overige geschillen die niet door het College van beroep voor de
examens worden behandeld.
37
Artikel 3.3
Klachten en geschillen op grond van of bij de Wet
Er is een Reglement Geschillenadviescommissie en degene die een geschil
aanhangig maakt, is gehouden aan de procedures zoals die in het Reglement
Geschillenadviescommissie zijn voorzien, zie bijlage Reglement Geschillenadviescommissie.
3.3.3 College van beroep voor de examens
Het College van beroep voor de examens is een op basis van de wet ingesteld
onafhankelijk college. Het College van beroep voor de examens oordeelt bij
uitsluiting over het beroep ingesteld door studenten of extranei tegen onder
andere:
a. beslissingen tot afwijzing op basis van een bindend studieadvies (artikel
7.8b en 7.9 van Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW);
b. beslissingen van examencommissie en examinatoren.
Voor de volledige opsomming van gevallen waartegen beroep ingesteld
kan worden, wordt verwezen naar de bijlage Reglement College van
beroep voor de examens. Degene die het beroep instelt (appellant) is
gehouden aan de procedures zoals die in het procedurereglement voor
de rechtsgang bij het College van beroep voor de examens zijn voorzien,
zie bijlage Reglement College van beroep voor de examens.
3.3.4
College van beroep voor het hoger onderwijs Den Haag
De student kan beroep instellen bij het College van beroep voor het hoger
onderwijs tegen een beslissing bij uitspraak inzake een geschil. Tegen
uitspraken van het College van beroep voor het hoger onderwijs staat geen
hoger beroep open. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na bekendmaking bestreden beslissing.
38
Artikel 3.3
Klachten en geschillen op grond van of bij de Wet
3.3.5 Indieningtermijn
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt
zes weken. Bij de berekening van deze termijn blijft buiten beschouwing de
duur van de studentenvakanties zoals aangegeven in het vastgestelde hogeschooljaarrooster. De termijn gaat in op de dag na de bekendmaking van de
beslissing.
39
Bijlage 1
Reglement Geschillenadviescommissie (publiek domein)
ARTIKEL 1
Begripsbepaling
Een geschil wordt kenbaar gemaakt middels het maken van schriftelijk bezwaar c.q. indienen van een beroep door een student/ aanmelder of extraneus/ toekomstig extraneus tegen een beslissing genomen door een orgaan
van de Hogeschool Rotterdam, niet zijnde een besluit van algemene strekking of van privaatrechtelijke aard.
ARTIKEL 2
Geschillenadviescommissie
1. Er is binnen de hogeschool een geschillen-adviescommissie ten behoeve
van studenten, extranei en andere belanghebbenden (artikel 7.63a lid 1
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW). De
leden van de Geschillenadviescommissie zijn functioneel onafhankelijk.
2. De Geschillenadviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste
twee leden, waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. De Geschillenadviescommissie beslist over de toepassing van artikel 7:4,
zesde lid, van artikel 7:5, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.
4. De Geschillenadviescommissie brengt aan het instellingsbestuur advies
uit over bezwaren met betrekking tot andere beslissingen dan wel het
ontbreken ervan op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen dan die, bedoeld in artikel 7.61.
ARTIKEL 3
Indiening van het geschil
1. Een geschil wordt schriftelijk ingediend bij het Bureau Klachten en
Geschillen.
2. Indiening geschiedt binnen een termijn van zes weken nadat het besluit
waarbij het geschil wordt ingediend kenbaar is gemaakt.
3. Het geschrift waarmee het geschil wordt ingediend is ondertekend en
gedateerd en bevat naam, adres en woonplaats van de indiener, geeft
een volledige en nauwkeurige beschrijving van het geschil en de daarbij
41
Bijlage 1
Reglement Geschillenadviescommissie (publiek domein)
relevante omstandigheden en is bij voorkeur voorzien van (kopieën van)
schriftelijke stukken, die het geschil onderbouwen en/of toelichten. De
indiener dient in zijn geschrift de gronden voor zijn geschil duidelijk en
gemotiveerd aan te geven.
4. De indiener ontvangt een ontvangstbevestiging.
ARTIKEL 4
Minnelijke schikking
De Geschillenadviescommissie gaat na of een minnelijke schikking tussen
partijen mogelijk is.
ARTIKEL 5
Spoedprocedure
Indien sprake is van onverwijlde spoed kan de voorzitter of plaatsvervangend
voorzitter desgevraagd bepalen dat de Geschillenadviescommissie zo spoedig mogelijk advies uitbrengt aan het instellingsbestuur.
De voorzitter of plaatsvervangend voorzitter bepaalt binnen een week na ontvangst van het bezwaar of er sprake is van onverwijlde spoed en belegt een
zitting. Het instellingsbestuur neemt dan, wat de openbare instellingen betreft
in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier
weken na ontvangst van het bezwaar door de faciliteit een beslissing.
ARTIKEL 6
Hoor en wederhoor
1. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen
opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet
werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
2. Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken
van het recht te worden gehoord,
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan ge42
Bijlage 1
Reglement Geschillenadviescommissie (publiek domein)
stelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van
het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
3. Een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt voor het horen
uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het
standpunt van het bestuursorgaan te geven.
ARTIKEL 7
Advies
Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht aan het College
van Bestuur en bevat een verslag van het horen.
ARTIKEL 8
Beslissing
1. Het bevoegd gezag (College van Bestuur) neemt zo spoedig mogelijk,
maar binnen tien weken een beslissing, nadat het advies van de Geschillenadviescommissie ontvangen is. Het besluit wordt schriftelijk kenbaar
gemaakt, het advies wordt bijgevoegd.
2. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en
wordt het advies met de beslissing meegezonden.
ARTIKEL 9
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 september 2011 en kan aangehaald worden als Reglement Geschillenadviescommissie.
43
Bijlage 2
Reglement Klachten (publiek domein)
ARTIKEL 1
Definitie
Onder een klacht wordt verstaan: een klacht, als bedoeld in artikel 7.59b Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, is een uiting
van ontevredenheid door een student/ aanmelder of extraneus/ toekomstige
extraneus over een gedraging van een persoon of orgaan verbonden aan de
Hogeschool Rotterdam of over de kwaliteit van voorzieningen en die in het
voortraject niet tot genoegen van de klager is afgehandeld. De klacht is erop
gericht te komen tot een oordeel of uitspraak van de hogeschool.
ARTIKEL 2
Indiening
1. De klacht wordt schriftelijk ingediend via een brief of het digitale klachtenformulier bij het Bureau Klachten en Geschillen.
2. Het Bureau Klachten en Geschillen stuurt een ontvangstbevestiging en
zendt de klacht door naar het daartoe bevoegde orgaan.
ARTIKEL 3
Behandelaar
De klacht wordt in beginsel behandeld door de instituuts- of dienstendirectie.
Het College van Bestuur kan besluiten de klacht zelf in behandeling te nemen.
ARTIKEL 4
Mogelijkheid tot horen
1. De behandelaar stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht
betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien:
a. de klacht kennelijk ongegrond is;
b. de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht
te worden gehoord, of
c. de klager niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke
termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden
gehoord.
44
Bijlage 2
Reglement Klachten (publiek domein)
ARTIKEL 5
Termijn afhandeling
1. De klacht wordt binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift
afgehandeld.
3. De behandelaar kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de
klager en aan degene op wiens gedraging de klacht van toepassing is.
ARTIKEL 6
Afhandeling
De behandelaar stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de
bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover alsmede
van de eventuele consequenties die het daaraan verbindt. De behandelaar
zendt een afschrift hiervan aan het Bureau Klachten en Geschillen.
ARTIKEL 7
Beroep
Blijkt dat de behandelaar de klacht niet tot genoegen van de student afhandelt kan de student of groep van studenten zich schriftelijk wenden tot het
College van Bestuur. Het College van Bestuur kan de klacht zowel inhoudelijk
als procedureel toetsen. De student kan bij de decaan hulp en advies vragen
bij het indienen van de klacht. De decaan zal evenwel niet in de procedure
optreden als raadsman voor de student.
ARTIKEL 8
Niet-ontvankelijkheid
1. De behandelaar is niet verplicht de klacht te behandelen indien zij
betrekking heeft op een gedraging;
a. waarover reeds eerder een klacht is ingediend en is behandeld,
b. die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden,
c. waartegen door de klager bezwaar gemaakt had kunnen worden,
d. waartegen door de klager beroep kan worden ingesteld.
45
Bijlage 2
Reglement Klachten (publiek domein)
2. De behandelaar is niet verplicht de klacht te behandelen indien het
belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk
onvoldoende is.
3. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo
spoedig mogelijk doch uiterlijk vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld. Het Bureau Klachten en Geschillen
ontvangt hiervan een afschrift. Mocht klager het niet eens zijn met de
zienswijze van de behandelaar kan men zich schriftelijk wenden tot het
College van Bestuur.
ARTIKEL 9
Slotbepaling
Dit reglement treedt in werking op 1 september 2011 en kan aangehaald worden als Reglement Klachten.
46
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
ARTIKEL 1
College van beroep voor de examens
Op meerdere plaatsen in deze hogeschoolgids wordt verwezen naar het
College van beroep voor de examens. In het algemeen moet een beroep op
het College van beroep voor de examens gezien worden als laatste middel:
pas als alle andere pogingen om tot de oplossing van een geschil te komen
niet zijn gelukt, wordt in beroep gegaan. Meestal kunnen conflicten of
klachten sneller opgelost worden met hulp van de studentendecaan of de
studieloopbaancoach. Als dat niet lukt, is het raadzaam voordat het officiële
beroepschrift wordt verzonden, contact op te nemen met de decaan of het
hoofd studentenzaken van de opleiding. Hier kan de student informatie krijgen over de vorm die het beroepschrift moet hebben, welke andere stukken
met het beroepschrift meegezonden moeten worden en de termijn waarbinnen het beroep gedaan moet worden.
De uitspraken van het College van beroep voor de examens zijn bindend voor
het bevoegd gezag en de student. Hoger beroep binnen de hogeschool is niet
mogelijk. Wel is beroep mogelijk bij het College van Beroep in Den Haag.
1. De wettelijke taken van het College van beroep voor de examens
Er is binnen de hogeschool een College van beroep voor de examens ten
behoeve van studenten, extranei en andere belanghebbenden (artikel
7.60 Wet). Dit college heeft de bevoegdheden die in de Wet worden
toegekend aan het College van beroep voor de examens. Het College van
beroep voor de examens kan besluiten Kamers in te stellen (artikel 7.60
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW). Dit
is bij de hogeschool gebeurd. Er zijn twee Kamers ingesteld.
2. Samenstelling van het College van beroep voor de examens
Het College van beroep voor de examens heeft een voorzitter, een
plaatsvervangend voorzitter, leden en eventueel plaatsvervangende
leden, die allen benoemd worden door het College van Bestuur. De voorzitter is niet in dienst van de Hogeschool Rotterdam. Er is een inspanningsverplichting voor het College van Bestuur om per Kamer één der
47
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
leden en, voor zover van toepassing, één der plaatsvervangende leden te
benoemen vanuit de studenten van de Hogeschool Rotterdam. De Centrale Medezeggenschapsraad wordt telkens uitgenodigd, voor de in dit
lid bedoelde studentleden en eventuele plaatsvervangende studentleden
een voordracht tot benoeming te doen.
3. Vereisten met betrekking tot de voorzitter en de plaatsvervangende
voorzitter
De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter voldoen aan de
vereisten voor benoembaarheid tot rechter van een arrondissementsrechtbank, bedoeld in artikel 48, eerste lid van de Wet op de Rechterlijke
Organisatie.
ARTIKEL 2
Bevoegdheid van het College van beroep voor de examens
1. Het College van beroep voor de examens oordeelt bij uitsluiting over het
beroep ingesteld door studenten of extranei tegen:
a. beslissingen als bedoeld in de artikelen 7.8b, derde en vijfde lid, en
7.9, eerste lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW (dit betreft beslissingen tot afwijzing op basis
van een bindend studieadvies).
b. beslissingen inzake vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in de artikelen 7.9a Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek - WHW alsmede beslissingen inzake
het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen,
bedoeld in artikel 7.9d van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW,
c. beslissingen inzake de omvang van de vrijstelling, bedoeld in artikel
7.31a, derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW,
d. beslissingen, niet zijnde besluiten van algemene strekking, genomen
op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 van hoofdstuk 7
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WHW, met het oog op de toelating tot examens,
48
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
e. beslissingen, genomen op grond van het aanvullend onderzoek,
bedoeld in de artikelen 7.25, vierde lid, en 7.28, vierde lid van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW,
f. beslissingen van examencommissies en examinatoren,
g. beslissingen van commissies als bedoeld in artikel 7.29, eerste lid Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, en
h. beslissingen, genomen op grond van de artikelen 7.30a en 7.30b Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW met
het oog op de toelating tot de in dat artikel bedoelde opleidingen.
2. Met een beslissing wordt een weigering om te beslissen gelijk gesteld.
Indien een beslissing niet binnen de daarvoor krachtens de wet gestelde
termijn of, bij het ontbreken van een dergelijke termijn, niet binnen
redelijke tijd is genomen, wordt dit gelijkgesteld met een weigering om te
beslissen. Een redelijke termijn is maximaal drie weken.
3. Het beroep kan worden ingesteld door de belanghebbende, student,
aanstaande student of extraneus.
ARTIKEL 3
Gronden van Beroep
Het beroep als bedoeld in artikel 2 kan worden ingesteld ter zake dat:
a. de beslissing in strijd is met enig algemeen verbindend voorschrift;
b. het desbetreffende orgaan bij het nemen van de beslissing van zijn bevoegdheid kennelijk tot een ander doel gebruik heeft gemaakt dan tot de
doeleinden waartoe die bevoegdheid is gegeven;
c. het desbetreffende orgaan bij afweging van de betrokken belangen niet
in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen;
d. de beslissing in strijd is met enig ander in het algemeen rechtsbewustzijn
levend beginsel van behoorlijk bestuur.
ARTIKEL 4
Inlichtingenplicht
De organen en personeelsleden alsmede de examinatoren van de instelling
verstrekken aan het College van beroep voor de examens de gegevens die dit
college voor de uitvoering van zijn taak nodig oordeelt.
49
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
ARTIKEL 5
Instelling van het beroep
Degene die het beroep instelt (de appellant), is gehouden aan de procedures
zoals die in het procedurereglement voor de rechtsgang bij het College van
beroep voor de examens zijn voorzien. Het volledige reglement van orde van
het College van beroep voor de examens is te verkrijgen bij de secretaris en
de decanen. Hieronder volgt een korte samenvatting van de meest gebruikelijke procedure.
1. De termijn
Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zes weken.
Bij de berekening van deze termijn van zes weken blijft buiten beschouwing de duur van de studentenvakanties zoals aangegeven in het
vastgestelde hogeschooljaarrooster. De termijn gaat in op de dag na de
bekendmaking van de beslissing. Bij verzending van het beroepschrift
per post dient dit voor het einde van de termijn per post bezorgd te zijn
bij het Bureau Klachten en Geschillen.
Als het beroepschrift niet tijdig wordt ingediend, wordt het niet behandeld, tenzij appellant kan aantonen dat de overschrijding van de termijn
het gevolg is van overmacht.
2. Het beroepschrift
Het beroepschrift moet aan een aantal eisen voldoen:
a. het dient te zijn ondertekend;
b. het dient ten minste naam, adres, woonplaats en studentnummer te
bevatten;
c. het beroepschrift moet zijn gedateerd;
d. er dient aangegeven te zijn tegen welke beslissing van welk orgaan
of personeelslid beroep wordt ingesteld en op welke grond.
50
Bij het beroepschrift moet het schriftelijk besluit van het orgaan, waar
de student het niet mee eens is, bijgevoegd worden. Soms is dit niet mogelijk, bijvoorbeeld als het orgaan weigert te beslissen of als het beroep
een handeling betreft. De appellant moet duidelijk aangeven wat zijn
bezwaar is, waarom hij vindt dat het besluit niet in stand moet blijven en
welk eis hij stelt. Dit kan in eenvoudige taal.
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
Het verdient aanbeveling hierbij hulp te vragen van de decaan of een
andere deskundige.
Het beroepschrift dient duidelijk leesbaar (bij voorkeur getypt) te worden
gericht aan het College van beroep voor de examens en te worden ingediend bij het Bureau Klachten en Geschillen.
3. De ontvankelijkheid
De ontvankelijkheid van de indiener van het beroepschrift hangt af van
de vraag of deze de wettelijke termijn in acht heeft genomen, eventuele
procedurele verzuimen heeft hersteld en van de vraag of de indiener
door de bestreden beslissing rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
4. De fase van de minnelijke schikking
De voorzitter van het College van beroep voor de examens verzoekt aan
partijen een minnelijke schikking te beproeven. Het betreffende orgaan
heeft hiervoor een termijn van drie weken. Als een schikking niet mogelijk
is gebleken, stuurt het orgaan tegen wiens besluit de student in beroep is
gegaan (de verweerder) een verweerschrift. Bij het verweerschrift dienen
alle voor het beroep noodzakelijke en relevante bescheiden te worden
gevoegd. Voor het indienen van het verweerschrift kan het orgaan enig
respijt vragen. De voorzitter van het College van beroep voor de examens
beslist op dit verzoek. Daarna kan nog meer wisseling van stukken plaats
vinden. Partijen worden geïnformeerd door de secretaris.
5. De zitting
Indien de minnelijke schikking geen resultaat heeft opgeleverd, wordt
het beroep van appellant door het College van beroep voor de examens
behandeld. Doorgaans worden partijen voor een zitting uitgenodigd.
Van datum en tijdstip van de zitting worden partijen tijdig op de hoogte
gesteld. Partijen kunnen zich te allen tijde laten bijstaan door een
raadsman of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Zij kunnen
ook getuigen en deskundigen meenemen. De voorzitter kan op verzoek
van één der partijen besluiten de zitting of een gedeelte ervan achter
gesloten deuren te houden. De namen van deze getuigen en deskundigen dienen vier dagen voor aanvang van de zitting van het College van
beroep voor de examens te worden opgegeven aan de secretaris. Indien
51
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
getuigen zullen optreden voor de ene partij dan wordt de andere partij
daar binnen twee schoolwerkdagen van in kennis gesteld en dan is deze
partij alsnog gerechtigd ook getuigen in te brengen.
Voorts is het mogelijk dat appellant een conclusie van repliek indient,
waarop verweerder weer kan reageren met een conclusie van dupliek.
Alle stukken liggen drie dagen voor aanvang van de zitting van het College van beroep voor de examens voor belangstellenden ter inzage bij
de secretaris, tenzij het stukken van zeer persoonlijke aard betreffen (te
bepalen door de voorzitter).
Het College kan ook zelf getuigen of deskundigen oproepen. Ter zitting
krijgen partijen de gelegenheid de standpunten nogmaals toe te lichten.
Tenslotte kunnen partijen de inhoud van het beroepschrift, het verweerschrift, de conclusie van repliek of dupliek alsmede de gronden waarop
deze berusten tot aan de sluiting van de zitting wijzigen, tenzij daardoor
de wederpartij onredelijk zou worden benadeeld.
Het College van beroep voor de examens kan verwante zaken samenvoegen of niet samenhangende zaken splitsen.
6. De uitspraak
Het College van beroep voor de examens beraadslaagt en beslist in de
raadkamer en wel binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift.
Een verlenging van de termijn wordt door de voorzitter van het College
van beroep voor de examens naar partijen toe gemotiveerd. Dit gedeelte
van de zitting is niet openbaar.
De schriftelijke uitspraak volgt doorgaans op een termijn van twee á drie
weken. Deze termijn kan worden verlengd. De uitspraak wordt gegrond
op de stukken en het geen ter zitting naar voren is gebracht.
De uitspraak van het College van beroep voor de examens kan als volgt luiden:
1. het beroep is geheel of gedeeltelijk gegrond
het desbetreffende besluit wordt geheel of gedeeltelijk vernietigd; het
College kan de verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen
met inachtneming van de uitspraak van het College, soms wordt hiervoor
een termijn gesteld in de uitspraak;
52
Bijlage 3
Reglement College van beroep voor de examens
2.
3.
het beroep is ongegrond
de bestreden beslissing blijft in stand;
het beroep is niet-ontvankelijk
dit betekent eveneens dat het beroep wordt afgewezen. Het College van
beroep voor de examens komt aan een inhoudelijke beoordeling niet toe.
ARTIKEL 6
De Spoedprocedure
In spoedeisende gevallen kan appellant in afwachting van de uitspraak in de
hoofdzaak aan de voorzitter van het College een voorlopige voorziening vragen. Dit verzoek moet schriftelijk en beargumenteerd worden ingediend. De
voorzitter beslist, nadat hij het betrokken orgaan of de betrokken examinator
heeft gehoord, althans heeft opgeroepen.
Na beoordeling van het verzoek doet de voorzitter van het College van beroep voor de examens zo spoedig mogelijk schriftelijk uitspraak.
ARTIKEL 7
Slotbepaling
Dit reglement treedt in werking op 1 september 2013; op die datum vervallen
dan bestaande hogeschoolbrede reglementen met betrekking tot het College
van beroep voor de examens en kan aangehaald worden als Reglement
College van beroep voor de examens.
53
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
ARTIKEL 1
Algemene informatie Aanlegtest
1. Inkooptermijn
Voor de deelname aan de Aanlegtest geldt een inkooptermijn. De aanmelder dient uiterlijk vijf werkdagen voor de afname de Aanlegtest te
hebben ingekocht.
2. Kosten
Er zijn kosten verbonden aan de Aanlegtest. De kosten worden aangegeven in de informatiegids.
3. Verplaatsing Aanlegtest
Voor verplaatsing van de Aanlegtest dient de aanmelder de Aanlegtest
opnieuw in te kopen.
4. Verplaatsing selectiegesprek
Verplaatsing van het selectiegesprek kan schriftelijk en slechts eenmalig.
5. Afwezigheid
De aanmelder die afwezig is dient de Aanlegtest opnieuw in te kopen.
6. Te laat
a. De aanmelder wordt tot tien minuten na de start van de afname van
de Aanlegtest of het selectiegesprek toegelaten.
b. De aanmelder heeft niet het recht om de verloren tijd na afloop van
de afname van de Aanlegtest of het selectiegesprek in te halen.
c. Bij melding na tien minuten geldt de regel voor afwezigheid als bedoeld onder artikel 1.5.
7. Legitimeren
De aanmelder dient zich te kunnen legitimeren bij de afname van de
Aanlegtest en het selectiegesprek. Indien de aanmelder zich niet kan
legitimeren dient de aanmelder de Aanlegtest opnieuw in te kopen.
8. Uitslag
a. De uitslag van de Aanlegtest wordt uiterlijk vijf werkdagen na de
afname bekend gemaakt via de Hogeschool e-mailaccount van de
aanmelder.
b. De uitslag van het selectiegesprek wordt uiterlijk vijf werkdagen na
het selectiegesprek schriftelijk bekendgemaakt.
54
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
9. Uitslag
De aanmelder heeft na ontvangst van de uitslag in het komende studiejaar en het studiejaar daarop recht op inzage. Binnen vijf werkdagen na
ontvangst van het verzoek tot inzage wordt de mogelijkheid tot inzage
geboden. Bij onvoorziene omstandigheden kan door de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV van deze termijn worden afgeweken.
ARTIKEL 2
Algemene informatie voorbereiding en toetsing
1. Definitiebepaling toetsing
Onder toetsing valt: het onderzoek deficiëntie, het onderzoek NT2 en het
onderzoek 21+. De onderzoeken bestaan uit één of meer toetsen.
2. Inkooptermijn
Voor deelname aan toetsing geldt een inkooptermijn. De aanmelder
dient uiterlijk tien werkdagen vóór de gekozen toetsdatum de toets te
hebben ingekocht.
3. Kosten
Er zijn kosten verbonden aan deelname aan de toetsing. De aanmelder
dient voor ieder vak van het examen of iedere toets te betalen. De kosten
worden aangegeven in de informatiegids.
4. Aanvraag vrijstelling voor de poort
a. De aanmelder die in aanmerking denkt te komen voor één of meer
vrijstellingen dient vijf werkdagen voor de eerste toetsdatum een
verzoek in en/of stuurt een officieel gewaarmerkte fotokopie van de/
het behaalde deelcertifica(a)t(en) op.
b. De aanmelder kan geen vrijstelling aanvragen voor een onvoldoende
cijfer.
c. De vrijstelling is pas van kracht op het moment dat de aanmelder het
schriftelijke bewijs daarvan van de Commissie Toetsing Onderzoek
21+, NT2 en DV heeft ontvangen.
5. Gekoppelde toetsmomenten
Het eerste en tweede toetsmoment (herkansing) zijn aan elkaar gekoppeld.
6. Verplaatsing
55
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
a. Verplaatsing is alleen mogelijk voor het eerste toetsmoment door dit
schriftelijk aan te vragen, minimaal tien werkdagen vóór de gekozen
toetsdatum waarvoor de aanmelder zich eerder had aangemeld.
b. Valt de aanvraag voor verplaatsing buiten de termijn dan dient de
aanmelder opnieuw te betalen.
7. Afwezigheid
De aanmelder die afwezig is wordt niet naar een volgend toetsmoment
verplaatst. Indien het niet de herkansing betreft heeft hij het recht om van
zijn herkansings-mogelijkheid gebruik te maken als enig toets-moment of
de aanmelder betaalt opnieuw voor twee nieuwe toetsmomenten.
8. Afmelden voor toetsing
a. Een afmelding is alleen mogelijk door dit schriftelijk aan te vragen,
minimaal tien werkdagen vóór de gekozen toets-datum waarvoor de
aanmelder zich heeft aangemeld.
b. Valt de afmelding buiten de termijn dan vervalt het recht op teruggave van de financiële bijdrage.
ARTIKEL 3
Algemene informatie over de toetsing
3.1 Legitimatie
1. De aanmelder moet zich kunnen legitimeren bij deelname aan een toets.
2. De aanmelder die aan een schriftelijk toets deelneemt, dient een legitimatiedocument ter controle door de surveillanten zichtbaar op de hoek
van de tafel te leggen.
3. De legitimatiedocumenten die worden geaccepteerd zijn een geldige collegekaart, rijbewijs, paspoort of identiteitskaart.
4. Indien de aanmelder zich niet kan legitimeren wordt de aanmelder uitgesloten van deelname aan de toets.
56
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
3.2 De schriftelijke toets
1. Begin- en eindtijd
Schriftelijke toetsen beginnen op de tijd zoals vermeld op het toetsrooster en eindigen op de tijd zoals vermeld op het toetsrooster.
2. Voor de aanvang van de toets
De aanmelder:
a. wordt geadviseerd om tien minuten voor aanvang van de toets aanwezig te zijn;
b. neemt plaats achter een tafel, tenzij hem een zitplaats wordt toegewezen, zet zijn tas voor zijn tafel en hangt zijn jas over de rugleuning
van zijn stoel en schakelt de mobiele telefoon en alle andere communicatiemiddelen uit voorafgaande en tijdens de toets en plaatst deze
in de tas;
c. plaatst vóór, bij binnenkomst, of na aanvang van de toets (dit ter beoordeling van de surveillant) zijn handtekening op de presentielijst;
d. legt zijn identiteitsbewijs op de hoek van zijn tafel. De aanmelder die
zich niet kan legitimeren, wordt uitgesloten van deelname aan het
toets;
e. legt schrijfbenodigdheden op zijn tafel. Toegestaan zijn: pen, potlood
en een gum;
f. legt op zijn tafel de eventueel andere toegestane hulpmiddelen. Deze
staan op het voorblad van de toets vermeld;
g. mag gedurende het toets alleen de door de surveillant verstrekte
materialen gebruiken.
3. Start van de toets
De aanmelder:
a. wordt eenmalig toegelaten tot tien minuten na het aangekondigde
tijdstip van de start van het toets, tenzij de Commissie Toetsing
Onderzoek 21+, NT2 en DV anders heeft bepaald.
b. noteert direct na het uitdelen van het toets op het uitwerkpapier en
het kladpapier zijn naam en studentnummer;
c. controleert of hij bij de juiste toets aanwezig is;
d. controleert of de toets compleet is;
57
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
e. neemt tijdens de toets absolute stilte in acht;
f. dient te vermijden dat hij door gedrag en lichaamshouding de indruk
wekt inzicht te willen hebben in het werk van een andere aanmelder;
g. dient te vermijden dat een andere aanmelder kennis kan nemen van
het door hem gemaakte werk;
h. volgt te allen tijde de aanwijzingen van de surveillant op.
4. Tijdens de toets
a. Tijdens de toets mogen geen hulpmiddelen (boeken, aantekeningen,
calculators e.d.) worden uitgeleend.
b. Tijdens de duur van de toets geeft de surveillant aan wanneer
aanmelders mogen vertrekken. Het eerste moment van vertrek kan
dertig minuten na aanvang plaatsvinden. De aanmelders die willen
vertrekken, geven dit door handopsteken te kennen. De surveillant
neemt bij het tafeltje van de aanmelder het werk in. Nadat dit bij alle
aanmelders die willen vertrekken, is gebeurd, geeft de surveillant
deze aanmelders toestemming het lokaal te verlaten.
c. Toiletbezoek is vanaf een half uur na de start van de toets toegestaan, wanneer een surveillant de aanmelder naar de toiletruimte
begeleidt. De surveillant geeft aan wanneer de laatste tien minuten
zijn ingegaan. De aanmelder verlaat pas bij het einde van de toetstijd
op een teken van de surveillant het lokaal.
d. Tijdens de toets zijn consumpties (etenswaren) niet toegestaan.
Het drinken van water is tijdens tentamens wel toegestaan, mits
het drankje uit een transparante bidon of uit een andere op fraude
controleerbaar verpakking wordt genuttigd.
5. Aan het eind van de toets
a. Aanmelders die tot het einde van de toetstijd met de toets bezig zijn,
bergen op een teken van de surveillant hun schrijfgerei op en blijven
zitten totdat de surveillant hun toetsuitwerking heeft opgehaald.
b. De aanmelder levert de opgave(n) en het kladpapier gelijktijdig met
zijn uitwerking in bij de surveillant.
58
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
3.3Plichten m.b.t. toetsuitwerkingen
1. Indien ingeleverde uitwerkingen zijn zoekgeraakt nadat ze door de
surveillant zijn geregistreerd, wordt de aanmelder bij de eerstvolgende in
de vastgestelde toetsperiode opgenomen herkansingsmogelijkheid in de
gelegenheid gesteld de toets te herkansen.
2. Indien uitwerkingen zijn zoekgeraakt nadat door de examinator een
score is toegekend, zal het vastgestelde resultaat gelden als het definitieve resultaat.
3. Indien geen score wordt toegekend of indien het vastgestelde resultaat
onvoldoende is, wordt de aanmelder bij de eerstvolgende in de vastgestelde toetsperiode opgenomen herkansingsmogelijkheid in de gelegenheid gesteld de toets te herkansen.
3.4 Definitie fraude en plagiaat
1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van
een aanmelder waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en
vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan:
a. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder door hem of haar gemaakte uitwerkingen niet inlevert of
ingeleverd heeft;
b. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder gebruik maakt, gebruik heeft gemaakt van hulpmiddelen
(voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken,
syllabi, aantekeningen, etc.) waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan;
c. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder kijkt of gekeken heeft naar/op/in het werk van (een) andere
aanmelder(s);
d. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder aanleiding/mogelijkheden heeft gegeven aan andere aanmelder
zijn of haar werk in te zien;
59
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
e. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder tijdens de toets informatie geeft of heeft gegeven aan andere
aanmelders over de inhoud en uitwerking van de toets;
f. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelders tijdens het toets onjuiste of valse informatie geeft of heeft
gegeven over zijn of haar identiteit;
g. wanneer tijdens of na een toets geconstateerd wordt dat de aanmelder zich door iemand anders heeft laten vertegenwoordigen;
h. zich voor de datum of het tijdstip waarop het toets zal plaatsvinden,
in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende toets;
3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan:
a. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten,
gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding;
b. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur
dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelf
indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen;
c. het parafraseren van (passages uit) de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen;
d. het weergeven van cijfers en illustraties zonder het vermelden van
de bron;
e. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare
tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen;
f. het overnemen van werk van aanmelders en dit laten doorgaan voor
eigen werk;
3.5 Fraude bij toetsing
1. Indien een aanmelder fraudeert, kan de Commissie Toetsing Onderzoek
21+, NT2 en DV (de commissie) de betrokkene het recht ontnemen één of
meer door de commissie aan te wijzen toetsen af te leggen, gedurende
een door de commissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar. Bij
ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de commissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief
weigeren.
60
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
2. Een maatregel als bedoeld in lid 1 wordt door de commissie niet opgelegd
dan nadat diegene die van de fraude wordt beschuldigd, in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. De overtreder kan zich hierbij doen
bijstaan door een vertrouwenspersoon of raadsman dan wel zich doen
vertegenwoordigen door een gemachtigde.
3. Een besluit van de commissie tot het opleggen van een maatregel, als in
de voorgaande leden bedoeld, wordt met redenen omkleed. Het besluit
wordt door de commissie schriftelijk en binnen twee weken na de dag
waarop de beslissing is genomen, aan de overtreder meegedeeld.
4. De betreffende aanmelder heeft het recht tegen één van de bovengenoemde beslissingen van de commissie in beroep te gaan bij het College van
beroep voor de examens, zie bijlage College van beroep voor de examens.
3.6 Proces-verbaal
1. Indien een aanmelder op enig moment onregelmatigheden pleegt, kan
door de surveillant zonder verdere discussie de toets van de student
onderbroken worden, het werk ingenomen en de aanmelder de verdere
toegang tot de toetsruimte ontzegd worden.
2. De surveillanten dienen het bij elke toets bijgevoegde proces-verbaal na
afloop te ondertekenen en van belang zijnde bevindingen op dit formulier te vermelden.
3. Wanneer fraude of plagiaat wordt geconstateerd, deelt de examinator dit
schriftelijk mee aan de commissie.
3.7 Sancties bij geconstateerde fraude en plagiaat
1. De commissie is bevoegd ingeval van fraude of plagiaat sancties op te
leggen als bedoeld in artikel 7.12b Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW, dan wel – ingeval van ernstige fraude –
het College van Bestuur te adviseren de inschrijving van betrokkene te
(doen) weigeren.
2. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, plagiaat, (recidive)
daaronder begrepen, legt de voorzitter van de commissie aan de aanmelder sancties op. Dit kan variëren van een berisping tot uitsluiting van alle
toetsen voor maximaal één jaar.
61
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
3.6 Studeren met een beperking
Aan aanmelders met een beperking wordt door de commissie de gelegenheid
geboden de toetsen zo nodig op een aan hun beperking aangepaste wijze af
te leggen. Dit na advisering door de decaan. Waar nodig dient de student een
bewijs te kunnen overleggen.
3.7 Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV (de commissie)
Indien de aanmelder van mening is dat een genomen beslissing of gegeven
aanwijzing niet juist en voor hem nadelig is, dient de aanmelder zich te wenden tot de commissie.
3.8 Hardheidsclausule
Alle zaken met betrekking tot de regels omtrent het afnemen van toetsen, die
niet in dit reglement aan de orde komen, zijn ter beoordeling van de commissie.
ARTIKEL 4
Regels van herkansing en slagen
1. Algemeen
De aanmelder kan één keer per jaar deelnemen aan onderwijs (cursussen) en toetsing.
Bij deelname aan toetsing dient de aanmelder alle toetsen te voltooien,
tenzij anders door de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
wordt bepaald.
2. Uitslag
Het resultaat van een toetsing wordt binnen vijftien werkdagen na het
afnemen van de toets schriftelijk bekend gemaakt. Bij onvoorziene
omstandigheden kan door de Commissie Toetsing Onderzoek 21+. NT2 en
DV van deze termijn worden afgeweken.
3. Herkansing
De aanmelder heeft recht op maximaal één herkansing per toetsing,
tenzij anders door de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
wordt bepaald. De mogelijkheid tot een herkansing wordt alleen geboden
indien het resultaat onvoldoende is.
Bij een herkansing geldt het hoogst behaalde cijfer.
62
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
4. Regels voor slagen
a. De algemene regel is dat de aanmelder een gemiddelde van minimaal een 5,5 moet behalen en maximaal één onvoldoende van
minimaal een 5. Bij de berekening van het gemiddelde wordt het niet
afgeronde, exacte cijfer, met één cijfer achter de komma gehanteerd.
b. Cijfers van vrijstellingen behaald op de havo/vwo worden niet in de
berekening meegenomen, slechts (eerder) behaalde cijfers van het
onderzoek 21+ van Hogeschool Rotterdam.
c. Het examenvak Nederlands bestaat uit een samengesteld cijfer. Het
onderdeel schrijven en lezen. Het onderdeel schrijven moet minimaal
een 5,0 zijn.
d. De aanmelder die leraar wil worden moet minimaal een 6,0 behalen
voor het vak waarin hij leraar wil worden.
e. De aanmelder moet minimaal een 6,0 behalen voor het examenvak
Engels als zijn opleiding valt onder de English stream.
f. De aanmelder die het onderzoek deficiëntie moet afleggen is geslaagd wanneer hij voor alle toetsen minimaal een zes heeft behaald.
g. De aanmelder die een onderzoek NT2 moet afleggen is geslaagd
wanneer hij deze met een voldoende heeft afgesloten en daarmee
het niveau B1/B2 van het Europees Referentie Kader heeft behaald.
h. Voor een aantal opleidingen kan de opleiding aanvullende eisen stellen. Deze worden aangegeven in de informatiegids.
5. Inzage
De aanmelder heeft na ontvangst van de uitslag recht op inzage in het
komende studiejaar en het studiejaar daarop. Binnen vijf werkdagen na
ontvangst van het verzoek tot inzage wordt de mogelijkheid tot inzage
geboden. Bij onvoorziene omstandigheden kan door de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV van deze termijn worden afgeweken.
6. Recht op nabespreking
Na de bekendmaking van de uitslag van een toets kan door het bedrijfsbureau een nabespreking worden georganiseerd. De Commissie Toetsing
Onderzoek 21+, NT2 en DV bepaalt voor welke toetsing een nabespreking
wordt georganiseerd. Voor zover van toepassing vindt deze nabespreking plaats uiterlijk vijf werkdagen voor de herkansing.
63
Bijlage 4
Reglement Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en Deficiëntie
7. Termijn verklaring toelatingsonderzoek 21+, onderzoek NT2,
onderzoek deficiëntie.
a. De verklaring toelatingsonderzoek 21+, onderzoek NT2, onderzoek
deficiëntie is geldig voor het komende studiejaar en het studiejaar
daarop.
b. Los behaalde toetsen zijn geldig voor het komende studiejaar en het
studiejaar daarop.
64
Bijlage 5
Reglement Toelatingscommissies op grond van artikel
1.4.6. van het Reglement inschrijving en voorbereiding
ARTIKEL 1
Toelatingscommissie
Voor iedere selectieve opleiding wordt een toelatingscommissie ingesteld.
Toelatingscommissies kunnen worden ingericht voor meerdere opleidingen,
dit ter beoordeling aan de instituutsdirecteur(en).
De toelatingscommissie bestaat uit drie leden met kennis van de opleiding en
bestaat uit medewerkers die niet eerder bij de desbetreffende studiekeuzecheck zijn betrokken. Zij worden voor de periode van één jaar benoemd door
de instituutsdirecteur. De commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.
ARTIKEL 2
Verzoek tot heroverweging
Ingeval een aanmelder niet wordt toegelaten, kan deze een verzoek tot heroverweging indienen. Dit verzoek moet binnen veertien schoolwerkdagen nadat het negatief bindende studiekeuzeadvies is ontvangen worden ingediend
Het verzoek wordt schriftelijk (hieronder ook digitale berichtgeving te verstaan) ingediend onder vermelding van de gronden.
Een verzoek tot heroverweging wordt gericht aan het Bureau Klachten en
Geschillen van de Hogeschool. Dit bureau zorgt ervoor dat het verzoek aan
de juiste toelatingscommissie wordt voorgelegd.
ARTIKEL 3
Behandeling van het verzoek
De toelatingscommissie vormt zich een oordeel op basis van het studiekeuzeadvies en op basis van eigen waarneming in een gesprek met de aanmelder en
toetst het studiekeuzeadvies aan de vooraf door de opleiding bepaalde criteria.
Ten aanzien van het eerder uitgebrachte studiekeuzeadvies kan de commissie aan de opsteller om een toelichting vragen (schriftelijk of mondeling). De
voorzitter van de commissie bepaalt de tijd en de plaats van het gesprek. Het
gesprek vindt plaats met inachtneming van de in artikel 5 bepaalde termijn.
In geval de indiener van het verzoek onder opgave van redenen aangeeft niet
te kunnen verschijnen op het door de commissie bepaalde tijdstip, wordt een
65
Bijlage 5
Reglement Toelatingscommissies op grond van artikel 1.4.6. van
het Reglement inschrijving en voorbereiding
nieuw gesprek belegd. De termijn waarbinnen overeenkomstig artikel 5 een
uitspraak moet worden gedaan, is dan niet langer van toepassing en wordt
vervangen door een door de commissie te bepalen termijn.
De indiener van het verzoek kan zich bij het gesprek doen bijstaan door een
vertrouwenspersoon.
ARTIKEL 4
Besluitvorming
De commissie besluit alleen als er drie leden aanwezig zijn en bij meerderheid van stemmen. De stemverhouding wordt niet bekend gemaakt.
De voorzitter is verantwoordelijk voor de wijze van behandeling van het verzoek en ondertekent de uitspraak.
De commissie kan ondersteund worden door een ambtelijk secretaris.
De voorzitter kan taken overdragen aan de secretaris.
ARTIKEL 5
Uitspraak
De toelatingscommissie komt tot een oordeel over het eerder aan de aanmelder
uitgebrachte studiekeuzeadvies. De uitspraak van de toelatingscommissie bevat
het oordeel gegrond of ongegrond en wordt binnen veertien schoolwerkdagen
na het indienen van het heroverwegingsverzoek aan de aanmelder beschikbaar
gesteld met een afschrift naar het instituut en naar F&S. In geval er een gegrondverklaring wordt uitgesproken, wordt het studiekeuzeadvies door het instituut
aangepast aan de hand van de uitspraak van de commissie.
In geval er een ongegrondverklaring wordt uitgesproken gebeurt dit onder
opgave van redenen en onder de vermelding dat een bezwaar kan worden
ingediend bij de Geschillenadviescommissie.
Dit reglement treedt in werking op 1 februari 2014 en kan aangehaald worden
als Reglement Toelatingscommissies.
Vastgesteld door het College van Bestuur
d.d. 17 december 2013
66
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie
Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
ARTIKEL 1
Bevoegdheid Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV is de commissie die op
basis van het toelatingsonderzoek 21+, het onderzoek NT2 en het onderzoek
deficiëntie vaststelt of de aanmelder het onderzoek met goed gevolg heeft
afgelegd.
1.
De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV heeft de navolgende
taken en bevoegdheden:
a. het vaststellen of de aanmelder op basis van het resultaat van de
Aanlegtest verder kan met het toelatingsonderzoek en start met het
onderzoek 21+;
b. het afnemen van de toetsing;
c. het vaststellen of een aanmelder geslaagd of gezakt is;
d. het uitreiken van de verklaring toelatingsonderzoek 21+, onderzoek
NT2 en onderzoek deficiëntie ten bewijze dat toetsing met goed
gevolg is afgelegd;
e. het nemen van besluiten ten aanzien van onregelmatigheden en
fraude;
f. het nemen van besluiten ten aanzien van bezwaarschriften;
g. het nemen van besluiten ten aanzien van wijziging opleidingskeuze;
h. het verlenen van vrijstellingen voor de poort;
i. het bepalen van de toetsing;
j. het bepalen voor welke toetsing het recht van nabespreking bestaat.
k. het bewaken van de kwaliteit van de toetsen van de toetsing.
2. Aan de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV in die hoedanigheid worden geen andere bevoegdheden opgedragen c.q. toegekend dan
vermeld in artikel 1 lid 1.
67
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
ARTIKEL 2
Uitzonderingen
In gevallen waarin de Reglementen van de Commissie Toetsing Onderzoek
21+, NT2 en DV niet voorzien, dan wel in gevallen waarin de toepassing van
de regels uit de Reglementen van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2
en DV leiden tot kennelijke onbillijkheden beslist de (voorzitter van de) Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV dan wel de directeur van de dienst
Communicatie en Externe Betrekkingen.
Onder “kennelijke onbillijkheden” kan begrepen worden:
1. Bijzondere omstandigheden, zoals die worden genoemd in artikel 3.1,
op grond waarvan de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV of
de directeur Communicatie en Externe Betrekkingen kan besluiten een
voorziening te treffen;
2. In het geval waarin aanmelders (die vallen onder de 21+ regeling) een
negatief studieadvies met bindende afwijzing ontvangen kan voorzien
worden door voor deze aanmelders voor de ontbrekende onderdelen een
voorziening te treffen;
3. Overige kennelijke onbillijkheden.
ARTIKEL 3
Bijzondere omstandigheden
Als een bijzondere omstandigheid worden de omstandigheden aangemerkt,
die in de wet (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WHW) worden aangegeven. Deze bijzondere omstandigheden zijn de volgende.
1. Bijzondere persoonlijke omstandigheid
a. Ziekte of zwangerschap en bevalling van de betrokkene;
b. bijzondere zwaarwegende familieomstandigheden;
c. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de betrokkene;
d. topsport (zie hierna);
e. andere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, niet zijnde
vakantie.
68
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
2. Topsport
In uitzonderlijke gevallen kunnen topsportactiviteiten een zodanige
hoeveelheid tijd in beslag nemen dat daardoor vertraging ontstaat voor
het tijdig starten met het toelatingsonderzoek (ex. 7.29 Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - WHW) Het dient in dat geval
te gaan om sportactiviteiten op (inter)nationaal niveau, waarbij sprake
is van een substantiële tijdsbesteding. De betrokken aanmelder dient tot
de nationale selectie van een bij het NOC/NSF aangesloten sportbond
te behoren. Een beroep op dit artikel is niet mogelijk in combinatie met
het gebruik van andere, groepsgewijze voorzieningen die de hogeschool
heeft getroffen.
3. Andere zwaarwegende omstandigheden
In geval van onbillijkheden van overwegende aard kan de directeur Communicatie & Externe Betrekkingen ook in andere omstandigheden dan
genoemde de aanmelder ondersteunen (hardheidsclausule).
ARTIKEL 4
Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
1. Samenstelling
a. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV bestaat uit
maximaal vijf leden waaronder een voorzitter en een secretaris. De
secretaris is tevens stemgerechtigde.
b. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV kiest uit haar midden een voorzitter.
c. De manager en medewerkers van het bedrijfsbureau kunnen geen lid
zijn van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
d. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV kan zich laten
adviseren door een persoon met een bepaalde expertise.
e. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV wendt zich tot
het bedrijfsbureau van de afdeling Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs ter ondersteuning van haar werkzaamheden.
2. Benoeming van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
a. De leden van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
69
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
worden benoemd door de directeur van de dienst Communicatie en
Externe Betrekkingen.
b. De commissieleden worden voorgedragen door de manager.
c. Commissieleden worden benoemd voor de periode van één cursusjaar.
d. Er worden jaarlijks een aantal plaatsvervangers benoemd.
e. De maximale aaneengesloten zittingsduur bedraagt maximaal vier
jaar.
3. Vergaderingen
a. De voorzitter van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
is bevoegd de commissie bijeen te roepen zo dikwijls deze zulks in
het belang van de voortgang van de werkzaamheden van de commissie noodzakelijk oordeelt, of indien twee leden van de commissie
daartoe, schriftelijk en onder opgave van de te behandelen punten
aan de voorzitter een verzoek richten. De voorzitter reageert binnen
vijf werkdagen op het verzoek.
Als niet binnen vijf werkdagen door de voorzitter wordt gereageerd
zijn verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met
inachtneming van de vereisten van formaliteit.
b. De oproeping tot vergadering geschiedt, behoudens het in het vorige
lid bepaalde, door of namens de voorzitter binnen een termijn van
ten minste vijf werkdagen, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend, door middel van e-mail en/of een agendaverzoek. Hierbij worden behalve plaats en tijdstip van de vergadering,
de te behandelen onderwerpen opgenomen.
c. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV; bij afwezigheid bepaalt
de voorzitter wie namens hem/haar de vergadering zal leiden. In
principe zal dit de secretaris zijn. Er worden notulen van het ter vergadering behandelde opgemaakt. Voor het opmaken van de notulen
kan de secretaris worden ondersteund door een persoon van het
bedrijfsbureau. In de volgende vergadering worden de notulen ter
goedkeuring aan de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
70
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
overgelegd en ten bewijze daarvan door de voorzitter ondertekend.
d. De vergaderingen van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en
DV zijn besloten.
e. Een lid van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV kan
zich ter vergadering niet door een ander laten vertegenwoordigen
door middel van een volmacht.
f. De zaken die in de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
aan de orde zijn, zijn aan geheimhouding onderhevig. De resultaten
worden slechts door of namens de voorzitter bekend gemaakt.
4. Vergaderfrequentie
De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV vergadert in principe
maandelijks. In ieder geval vergadert de Commissie Toetsing Onderzoek
21+, NT2 en DV ten minste vier maal per jaar.
5. Quorum
Het quorum bestaat uit drie leden.
6. Besluitvorming
a. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV neemt haar
besluiten met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen van
de ter vergadering aanwezige stemgerechtigde leden, met dien verstande dat voor het nemen van besluiten ten minste de helft van de
leden van de commissie aanwezig dient te zijn.
b. In spoedeisende gevallen kan een voorlopige voorziening worden getroffen. In principe wordt de voorlopige voorziening getroffen door
de voorzitter en een ander lid. Anders wordt de voorlopige voorziening getroffen door de secretaris en een ander lid.
c. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd,
tenzij de voorzitter een andere wijze van stemming bepaalt of
toelaat en geen der stemgerechtigden zich voor de stemming tegen
de wijze van stemming verzet. Schriftelijke stemming geschiedt bij
ongetekende gesloten briefjes.
d. Blanco stemmen zijn van onwaarde en worden geacht niet te zijn
uitgebracht.
e. Bij staken van stemmen over zaken wordt in dezelfde vergadering,
71
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
na discussie, een herstemming gehouden. Indien de stemmen ook bij
herstemming staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
f. Bij staken van stemmen over personen wordt in dezelfde vergadering, na discussie, een herstemming gehouden. Indien de stemmen
ook bij herstemming staken, beslist het lot.
g. Ieder stemgerechtigd lid van de Commissie Toetsing Onderzoek 21+,
NT2 en DV heeft recht tot het uitbrengen van één stem.
h. Indien in een vergadering van de Commissie Toetsing Onderzoek
21+, NT2 en DV alle leden van de commissie aanwezig zijn, kunnen
geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende
onderwerpen, ook al zijn de door dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen, mits de besluiten genomen worden met algemene stemmen.
i. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV kan in plaats van
in vergadering ook schriftelijk door middel van e-mail besluiten nemen, mits met algemene stemmen van alle leden van de Commissie
Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV.
7. Taken secretaris
1. De secretaris heeft de navolgende taken:
a. het organiseren van de vergadering;
b. het opmaken en verspreiden van de notulen;
c. het leggen van externe contacten ter ondersteuning van de
besluitvorming;
d. het archiveren van notulen en bezwaarschriften.
2. Aan de secretaris in die hoedanigheid worden geen andere taken
opgedragen dan vermeld onder dit punt.
8. Examinatoren
a. De Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV wijst jaarlijks examinatoren aan, met dien verstande dat op grond van deze regeling
alle leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs
in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast, geacht worden te
zijn aangewezen als examinator, tenzij de Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV anders beslist. Voor de strekking van dit artikel
72
Bijlage 6
Huishoudelijk Reglement Commissie Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV
worden onder ‘leden van het personeel’ ook diegenen begrepen die
de functie van personeelslid uitoefenen op basis van detachering of
inhuur (personeel dat niet in loondienst is).
b. De aanwijzing als examinator, voor wat betreft leden van het personeel, vervalt met onmiddellijke ingang zodra betrokkene geen deel
meer uitmaakt van het personeel dat belast is met de verzorging van
het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.
9. Gedrag commissielid
Gedrag van een commissielid dat het functioneren van de Commissie
Toetsing Onderzoek 21+, NT2 en DV belemmert wordt ter vergadering
besproken: bij herhaling van dit gedrag wordt het voorgelegd aan de
directeur van de dienst Communicatie en Externe Betrekkingen.
.
73
Veel gestelde vragen
versie januari 2014
Vragen over de belangrijkste data en juridische omgeving
1. Waarom 1 mei?
Het is van groot belang dat aanmelders (studiekiezers) de tijd nemen om
zich te oriënteren en bewust een goede studiekeuze maken om de kans
van slagen te vergroten en daarmee onnodige uitval te verlagen. Dat
doen we door gerichte en eerlijke voorlichting en een goed studiekeuzeadvies.
2. Wie heeft 1 mei bepaald?
De minister OCW heeft dit in overleg met alle hogescholen en universiteiten vastgelegd in de Wet kwaliteit in verscheidenheid (KIV) die op 1
september 2013 in werking is getreden. De belangrijkste wetswijzigingen
heeft ze in haar brief van 30 augustus 2013 vermeld.
Deze brief is te vinden op hint: aanmeldingsbeleid2014
3. Onderschrijft de wetgeving de verplichting die we instellen voor
de studiekeuzecheck?
Ja, de wet biedt ons de mogelijkheid de studiekeuzecheck voor nieuwe
aanmelders te verplichten. Voor de hogeschool zijn de verplichtingen
rond het aanmelden vastgesteld op 17 december 2013 in het Reglement
inschrijving en voorbereiding dat te vinden is op hint: aanmeldingsbeleid2014
4. En wat als wij zelf niet hierin voldoen?
Dan hebben we een probleem. Een aanmelder mag niet de dupe worden
van het feit dat wij niet aan onze verplichtingen kunnen voldoen. We hebben dit ingezet om deze jonge mensen te helpen in het keuzeproces. Dan
moeten we onze verplichtingen ook nakomen.
5. Wat als de aanmelder vergeet zich aan te melden voor 1 mei?
De aanmelder (studiekiezer) kan zich bij Hogeschool Rotterdam tot
1 augustus 2014 aanmelden, maar de selectieve opleidingen geven na
1 mei een positief of negatief bindend studiekeuzeadvies.
6. Inschrijven voor aanmelders (studiekiezers) is toch mogelijk tot
1 september 2014?
Er is een verschil tussen aanmelden en inschrijven. Aanmelden kan tot
75
Veel gestelde vragen
versie 8 januari 2014
1 augustus 2014 via Studielink waarna de aanmelder tot 1 september
2014 de tijd heeft om te voldoen aan alle toelatingsvoorwaarden, zoals
studiekeuzecheck, betaling van het collegegeld, diploma etc.
7. Mag je je voor 1 augustus inschrijven zonder aan te melden?
Nee. Je moet de aanmeldingsprocedure doorlopen. Deze is strenger
geworden. We communiceren dat de aanmelder (studiekiezer) zich voor
1 mei moet aanmelden via Studielink. Maar het ‘moeten’ is in werkelijkheid genuanceerder. Formele einddatum van aanmelding is tot 1 augustus 2014 (tot en met 31 juli).
Bij aanmelding via Studielink na 1 mei geldt voor sommige opleidingen
(de zogenaamde selectieve opleidingen) een strengere procedure.
8. Hoe voeren we gesprekken met studiekiezers die zich tóch te laat
aanmelden bijvoorbeeld eind juli?
De gesprekken moeten dan door de studieloopbaancoaches in augustus
(kalenderweek 34) gevoerd worden.
9. Bij late aanmelders moeten de studiekeuzechecks in de zomervakantie plaatsvinden. Hoe organiseren we dit?
Het aanmeldingsgedrag blijven we nauwkeurig monitoren. Tot nu toe
(medio december 2013) lijkt het gewijzigde aanmeldingsbeleid effect te
hebben op het aanmeldingsgedrag (35% meer aanmeldingen dan voorgaand jaar). Echter bij achterwege blijven van vroegtijdige aanmeldingen
rond 1 mei zullen we op basis van de aanmeldingscijfers extra promotionele activiteiten inplannen en uitvoeren.
10. Zijn de aanmeld- en inschrijfdata landelijk of alleen van Hogeschool
Rotterdam?
De data uiterlijk op 1 mei en uiterlijk voor 1 september zijn door de minister vastgesteld. De uiterste datum van aanmelding via Studielink is tot
1 augustus 2014 (tot en met 31 juli) door het CvB vastgesteld.
Hogeschool Inholland (Rotterdam) hanteert dezelfde data.
76
Veel gestelde vragen
versie 8 januari 2014
11. Voor hoeveel opleidingen kan een aanmelder (studiekiezer) zich
aanmelden?
De aanmelder (studiekiezer) mag zich aanmelden voor maximaal 4
opleidingen via Studielink (ook bijvoorbeeld voor een opleiding van een
andere instelling). De datum van eerste aanmelding uiterlijk op 1 mei of
na 1 mei is bepalend voor de aanmeldingsprocedure van de eventuele
2e of 3e aanmelding.
Vragen over de studiekeuzecheck (SKC) en studiekeuzeadvies
12. Is er een verschil in de studiekeuzecheck bij voltijd, duaal
en deeltijd?
Ja, bij voltijd en duaal bestaat de studiekeuzecheck uit een startmeter
(NOA of Matching) en een gesprek met de toekomstige slc’er.
Bij deeltijd bestaat de studiekeuzecheck uit (minimaal) een gesprek,
Reden is dat bij deeltijd het gesprek uitgebreider is en meer in gaat op
de werkervaring van de aanmelder en dat EVC’s (elders verworven competenties) worden meegenomen in het vaststellen van het leerplan van
betreffende aanmelder.
13. Wat houdt de studiekeuzecheck in bij Hogeschool Rotterdam?
De studiekeuzecheck bestaat uit een startmeter (digitale vragenlijst
Matching/NOA) en een gesprek. Uit het gesprek met de studieloopbaancoach volgt een studiekeuzeadvies. Het onderbouwde advies kan inhouden welkom bij de opleiding en/of een advies naar een andere opleiding
die beter past bij de aanmelder. Het advies kan ook inhouden welkom bij
de opleiding en gepaard gaan met een doorverwijzing naar bijvoorbeeld
Summerschool, decanaat, ondersteunend onderwijs etc.
14. Voor wie geldt de studiekeuzecheck?
De studiekeuzecheck is voor alle studiekiezers (aanmelders) voltijd,
deeltijd en duaal die zich voor het eerste jaar bij een bacheloropleiding
of een associate-degree programma aanmelden verplicht. De studiekeuzecheck is dus niet alleen voor aanmelders die voor het eerst het hoger
onderwijs binnenkomen, maar ook bijvoorbeeld voor studenten die van
77
Veel gestelde vragen
versie 8 januari 2014
studie wisselen (switchers), studenten met een hbo-propedeuse en studenten die toelating hebben op basis van een 21+ toelatingsexamen.
Meer informatie: hint.hro.nl/aanmeldingsbeleid2014
15. Hoe werkt het bij herinschrijvers?
Een herinschrijver die zich aanmeldt voor een andere studie dient ook
een studiekeuzecheck te doen maar is te allen tijde toelaatbaar (mits
aan de toelatingseisen is voldaan).
16. Is de studiekeuzecheck verplicht?
Ja. De studiekeuzecheck is één van de eisen van toelating bij Hogeschool
Rotterdam. Zonder startmeter en/of gesprek is de aanmelder (studiekiezer) voor de gekozen opleiding niet toelaatbaar.
17. Geldt de studiekeuzecheck van de ene opleiding automatisch ook
voor een andere opleiding van de hogeschool?
Nee. Voor elke gekozen opleiding geldt alleen de betreffende studiekeuzecheck.
18. Wie bepaalt de criteria voor de studiekeuzecheck?
De studiekeuzecheck bestaat uit een digitale vragenlijst (Startmeter
Matching of Startmeter NOA) en een gesprek met de (toekomstige)
studieloopbaancoach en is vastgesteld door het CvB. Om het studiekeuzeadvies meer inhoud te geven is het mogelijk aanvullende informatie te
vragen aan de aanmelder (studiekiezer) voor het gesprek. Deze informatie kan bijvoorbeeld een motivatieschrijven zijn en/of een recente
cijferlijst etc.
19. Wat is de geldigheidsduur van het negatief bindend studiekeuzeadvies?
Het studiekeuzeadvies is van kracht tot 1 september (deze datum geldt
niet voor de februari-instroom)en wordt geregistreerd in Osiris en wordt
geregistreerd bij de Dienst Financiën & Studentenregistratie in verband
met de controle op de toelatingsvoorwaarden.
20.Mogen aan de studiekeuzecheck aanvullende eisen gesteld worden?
Ja, zoals motivatieschrijven en actuele cijferlijst. Resultaten van bijvoorbeeld instaptoetsen mogen niet het uiteindelijke studiekeuzeadvies
(positief/negatief) bepalen. Het resultaat kan wel een advies zijn voor ex78
Veel gestelde vragen
versie 8 januari 2014
tra ondersteuning via bijvoorbeeld Summerschool en/of ondersteunend
onderwijs.
21. Selectieve opleidingen?
Selectieve opleidingen zijn ‘brede’ opleidingen die vaak vrijmoedig worden
gekozen en waarbij de uitval de eerste maanden relatief heel hoog is.
22.Hoe zorg je dat de student enthousiast blijft als hij/zij zich vroeg
aanmeldt? Bijvoorbeeld aanmelding in februari, gesprek in maart.
Hoe binden wij de aanmelder tot 1 september 2014 aan de opleiding?
Dat is aan het instituut/opleiding om te bepalen. Ook op centraal niveau
zullen we over deze vraag nadenken.
Vragen over het te geven advies
23.Wat houdt een bindend negatief studiekeuzeadvies in?
Uit de studiekeuzecheck volgt een studiekeuzeadvies dat positief of
negatief kan zijn. Bij de niet selectieve opleidingen en bij aanmelden tot
en met 1 mei geldt dat de aanmelder, ondanks het advies, altijd toelatingsrecht heeft. Een bindend negatief studiekeuzeadvies geldt alleen
als de aanmelder (studiekiezer) zich na 1 mei heeft aangemeld voor
een selectieve opleiding en volgens de opleiding na het gesprek niet de
competenties heeft die noodzakelijk zijn om succesvol te starten bij de
opleiding.
Bij de bepaling na 1 mei dient rekening gehouden te worden met de
aanmelder die vóór 1 mei al een aanmelding heeft ingediend voor een
andere opleiding bij een andere onderwijsinstelling.
24.Op basis van welke gronden kunnen we een negatief bindend studiekeuzeadvies geven?
Afwijzing wordt gebaseerd op resultaten van de startmeter en het
gesprek. De kwaliteit van het gesprek is overigens van doorslaggevend
belang. Om de kwaliteit van het gesprek te borgen worden in januari/
februari 2014 meer dan 500 studieloopbaancoaches getraind in gespreksvoering aan de hand van de resultaten uit startmeter Matching en startmeter NOA.
79
Veel gestelde vragen
versie 8 januari 2014
25.Wat te doen bij twijfel over het te geven advies tijdens het gesprek?
De studieloopbaancoach kan bij twijfel over het te geven advies bedenktijd invoeren om overleg te voeren met collega’s. De aanmelder dient
dan wel binnen 2 weken na het gesprek schriftelijk geïnformeerd te worden over het uiteindelijke advies. Dit kan bijvoorbeeld ook inhouden dat
we de aanmelder adviseren deel te nemen aan studieondersteunende
activiteiten zoals Summerschool.
26.Is de gespreksvoerder/SLC in staat om op een juiste manier door
te verwijzen?
Indien tijdens het gesprek met de aanmelder (studiekiezer) blijkt dat
deze verdere ondersteuning nodig heeft of meer op z’n plek is bij een
andere opleiding, vormt deze doorverwijzing onderdeel van het advies.
Dit onderwerp (doorverwijzing) en de bijbehorende kennis is onderdeel
van de training van de studieloopbaancoaches
27. Kan de aanmelder naar aanleiding van een negatief bindend studiekeuzeadvies in beroep gaan?
Ja, tegen het bindend negatief studiekeuzeadvies kan de aanmelder binnen 14 dagen een heroverweging aanvragen bij het Bureau Klachten en
Geschillen van de hogeschool.
80