Eindrapport verhuurdersheffing Vastgoed Belang (2)

Eindrapport
De particuliere vastgoedbelegger in beeld
Verhuurdersheffing en extra huurinkomsten
dr. H.M.H. van der Heijden
drs. C.J.M. Lamain
28 augustus 2014
De particuliere vastgoedbelegger in beeld
De particuliere vastgoedbelegger in beeld
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van:
Vastgoed Belang
Auteurs:
dr. H.M.H. (Harry) van der Heijden
drs. C.J.M. (Cor) Lamain
28 augustus 2014
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft
Jaffalaan 9, 2628 BX Delft
Tel. (015) 278 30 05
E-mail: [email protected]
http://www.otb.bk.tudelft.nl
 Copyright 2013 by OTB - Research for the Built Environment, Faculty of Architecture and the Built
Environment, Delft University of Technology.
Inhoudsopgave
1
Inleiding .................................................................................................... 5
1.1 Aanleiding ................................................................................................ 5
1.2 Waar gaat het om? ................................................................................... 5
1.3 Onderzoeksvragen .................................................................................... 6
1.4 Werkwijze ................................................................................................ 6
1.5 Analyse .................................................................................................... 7
1.6 Resultaat: Respons en representativiteit .................................................... 8
2
Verhuurdersheffing en extra huurinkomsten.......................................... 13
2.1 Inleiding ................................................................................................. 13
2.2 Uitgangspunten voor de analyse............................................................... 13
2.3 Theoretische verdiencapaciteit versus feitelijke huurverhoging ................... 14
2.4 Uitwerking van de analyse ....................................................................... 15
2.4.1 Berekening extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie .............. 15
2.4.2 Berekening verhuurdersheffing ................................................................ 16
2.5 Resultaten van de analyse ....................................................................... 16
2.6 Consequenties voor particuliere vastgoedbeleggers ................................... 17
2.6.1 Vertaling van de resultaten van de Ledenpeiling 2014
naar het woningbezit van alle leden van Vastgoed Belang ........................ 17
2.6.2 Vertaling van de Ledenpeiling 2014 naar de woningen van alle
particuliere vastgoedbeleggers ............................................................... 19
Bijlage A
Vragenlijst .............................................................................. 21
Bijlage B
Datatabel bij de ledenenquête van Vastgoed Belang ............ 22
Bijlage C
Toelichting voor het invullen van de datatabel...................... 23
Bijlage D
Toelichting bij de internetversie van de Ledenpeiling ........... 26
3
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Vastgoed Belang streeft naar meer transparantie in de vastgoedmarkt. Die transparantie is nodig om
de belangen van particuliere vastgoedbeleggers beter te kunnen behartigen. In dit kader is het niet
alleen belangrijk om over informatie te beschikken over de omvang en aard van het bezit van leden
van Vastgoed Belang, maar ook om zicht te krijgen op het totale bezit van alle particuliere vastgoedbeleggers in Nederland. In de afgelopen periode heeft Vastgoed Belang een start gemaakt met het
uitwerken van een traject om hiervoor periodiek de benodigde gegevens te verzamelen.
Dit traject werd echter doorkruist door recente discussies over de verhuurdersheffing en een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Om in deze discussies de belangen van de particuliere
vastgoedbeleggers duidelijk en onderbouwd te kunnen behartigen, was op korte termijn informatie
nodig van zo veel mogelijk leden van Vastgoed Belang. Daarom heeft Vastgoed Belang besloten om in
de vorm van een ledenpeiling aan haar leden te vragen om gegevens te verstrekken die relevant zijn
in het kader van de hiervoor genoemde discussies. Vastgoed Belang heeft het OTB gevraagd om deze
ledenpeiling te verzorgen.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt eerst verder ingegaan op de achtergrond van de ledenpeiling
en de benodigde informatie. Vervolgens komen de uitvoering van de werkzaamheden aan de orde en
tenslotte wordt ingegaan op de representativiteit van de resultaten van het onderzoek. De resultaten
van de Ledenpeiling 2014 van Vastgoed Belang zijn verwerkt in drie afzonderlijke rapportages. In de
voorliggende rapportage wordt op basis van de resultaten van de Ledenpeiling 2014 ingegaan op het
gecombineerde effect van de verruiming van het huurbeleid en de verhuurdersheffing voor particuliere vastgoedbeleggers.
1.2
Waar gaat het om?
De regering heeft in het kader van een hervorming van de woningmarkt het huurbeleid verruimd en
een heffing geïntroduceerd voor verhuurders met meer dan 10 gereguleerde huurwoningen. Deze heffing loopt op van 1,1 miljard euro in 2014 tot 1,7 miljard euro1 in 2017. Daarbij wordt er van uit gegaan dat op termijn de heffing kan worden betaald uit de extra inkomsten door de verruiming van het
huurbeleid. In een brief aan de Eerste Kamer (dd. 17 december 2013) heeft minister Blok aangegeven
dat de werking van de wet en het effect ervan op de woningmarkt jaarlijks nauwkeurig zal worden
gemonitord.
Vastgoed Belang is van mening dat de heffing door particuliere verhuurders structureel niet kan worden opgebracht uit de extra huurinkomsten. Minister Blok heeft aangegeven opnieuw naar de heffing
voor particuliere verhuurders te zullen kijken zodra Vastgoed Belang dit kan aantonen. Hiervoor, maar
ook voor de door de minister aangekondigde monitoring van de effecten van de nieuwe wet, is het
van groot belang voor Vastgoed Belang om te beschikken over informatie van de leden.
1
Exclusief 700 miljoen euro die moet worden opgebracht als gevolg van de heffingskorting die van toepassing is op enkele gespecificeerde investeringen.
5
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
1.3
Onderzoeksvragen
Voor het totale onderzoek zijn de volgende vragen geformuleerd:
1. Wat is de aard en omvang van het woningbezit van leden van Vastgoed Belang?
2. Wat zijn de gevolgen van de voorgenomen aanpassing van het woningwaarderingsstelsel voor de
te realiseren huurinkomsten (op basis van maximaal redelijke huren) voor gereguleerde zelfstandige huurwoningen van leden van Vastgoed Belang?
3. Wat zijn de financiële gevolgen voor de leden van Vastgoed Belang van het gecombineerde effect
van de extra huurinkomsten door de inkomensafhankelijke huurverhoging en de verhuurdersheffing?
Van deze drie vragen wordt in deze rapportage alleen de derde vraag beantwoord. Over de overige
twee onderzoeksvragen is verslag gedaan in andere rapportages (zie paragraaf 1.5).
1.4
Werkwijze
Zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven, is informatie verzameld via een enquête onder de leden van
Vastgoed Belang. De enquête bestond uit twee delen:
• een beperkt aantal korte vragen over informatie op het niveau van de verhuurder, zoals het aantal
woningen en niet zelfstandige wooneenheden in bezit, de fiscale teboekstelling en het al dan niet
aanvragen van een account bij de belastingdienst waarmee inkomensverklaringen kunnen worden
verkregen voor het doorvoeren van de inkomensafhankelijke huurverhoging.
• een datatabel waarin gegevens op het niveau van individuele woningen en niet zelfstandige
wooneenheden konden worden ingevuld. Het ging daarbij om de volgende gegevens:
Adresgegevens (postcode, huisnummer inclusief eventuele toevoeging)
Woningtype (eengezins- of meergezinswoningen)
WOZ-waarde peildatum 2012 en 2013
Totaal aantal WWS-punten
WWS-punten voor woonvorm en woonomgeving
Woonoppervlak vertrekken en overige ruimten (m2)
Energielabel
Kale huur per maand in juni 2014
Kale huurprijs per maand in juli 2014
Het grootste deel van de benodigde gegevens (zie hiervoor) is begin april in de vorm van een enquête
bevraagd bij de leden van Vastgoedbelang. Deelname aan de enquête kon op verschillende manieren
plaatsvinden: per internetenquête (waarbij voor het verstrekken van informatie op woningniveau een
data-file kon worden geüpload) en per post (waarbij een hard-copy versie van de ingevulde vragenlijst
kon worden verstuurd).
De vragenlijst is door het OTB opgesteld, in overleg met Vastgoed Belang (zie bijlage 1). Vastgoed Belang heeft de hard copy versie van de vragenlijst met toelichting verspreid onder de leden. OTB heeft
een internetversie van de enquête samengesteld (zie bijlage 2 voor de startpagina van deze internetenquête) en heeft de enquêteresultaten verzameld en de analyses uitgevoerd.
Afgesproken is dat de door de leden aangeleverde gegevens strikt vertrouwelijk worden behandeld en
geanonimiseerd verwerkt. Verstrekte adresgegevens van verhuurde woningen en wooneenheden
worden alleen gebruikt om de data te verrijken en om analyses uit te voeren. Rapportages vinden uitsluitend plaats op geaggregeerd niveau. Gegevens over individuele (ver)huurders of individuele woningen worden niet in rapportages opgenomen.
6
1.5
Analyse
De via de enquête (inclusief de door leden ingevulde datatabellen) verzamelde informatie is gebruikt
om de drie onderzoeksvragen te beantwoorden. In het vervolg van deze paragraaf wordt hierop per
onderzoeksvraag een korte nadere toelichting gegeven.
Aard en omvang van het woningbezit van leden van Vastgoed Belang
De resultaten van de enquête zijn gebruikt om een beeld te krijgen van de aard en omvang van het
woningbezit van leden van Vastgoed Belang.
Helaas ontbreken ‘populatiegegevens’ van het woningbezit van zowel leden van Vastgoed Belang als
van alle particuliere vastgoedbeleggers in Nederland, waardoor de representativiteit van de resultaten
van de ledenpeiling voor alle leden van Vastgoed Belang of voor alle particuliere vastgoed beleggers in
Nederland niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Dit probleem geldt overigens niet alleen voor
deze studie, maar voor alle onderzoeken naar de sector particuliere vastgoedbeleggers. In paragraaf
1.6 wordt hierop nader ingegaan.
In een afzonderlijke rapportage is op basis van de resultaten van de gehouden enquête een beeld geschetst van de leden van Vastgoed Belang die beleggen in woningen en van het woningbezit van leden van Vastgoed Belang2.
Gevolgen van de voorgenomen aanpassing van het woningwaarderingsstelsel
De voorgenomen aanpassing van het woningwaarderingsstelsel voor gereguleerde zelfstandige woningen heeft betrekking op het laten vervallen van de sdchaarstepunten, het vervangen van de WWSonderdelen woonomgeving en woonvorm door de WOZ-waarde in combinatie met de WOZ-waarde
per vierkante meter, en een verlaging van de prijs per punt voor alle gereguleerde woningen. Op basis van de onder leden gehouden enquête kan op het niveau van individuele woningen het totaal aantal wws-punten verminderd worden met (waar aanwezig) schaarstepunten, punten voor woonomgeving en woonvorm. Vervolgens kan de puntprijs worden verlaagd en kunnen punten worden toegevoegd op basis van de WOZ waarde (per m2).
Omdat het onderzoeksbureau ABF in opdracht van het Ministerie van BZK analyses heeft uitgevoerd
over de mogelijke gevolgen van diverse varianten voor een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel op basis van het WoON-onderzoek en op basis van door Aedes en de IVBN aangeleverde micro-bestanden, is met Vastgoed Belang afgesproken dat het efficiënter zou zijn om de analyses op het
micro-bestand dat is samengesteld op basis van de enquête onder leden van Vastgoed Belang ook
door ABF te laten uitvoeren. ABF heeft hierover inmiddels gerapporteerd aan Vastgoed Belang3. De
beantwoording van de tweede onderzoeksvraag is daarom niet opgenomen in deze rapportage.
Financiële gevolgen van het gecombineerde effect van de extra huurinkomsten door de
inkomensafhankelijke huurverhoging en de verhuurdersheffing
Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven heeft de regering een heffing geïntroduceerd voor verhuurders
met meer dan 10 gereguleerde huurwoningen. Voor 2013 en 2014 is het huurbeleid verruimd via een
inkomensafhankelijke huurverhoging. Vanaf 2015 zal de inkomensafhankelijke huurverhoging volgens
de plannen van de regering worden vervangen door een huurverhoging via een huursombenadering.
Daarbij wordt er door de regering van uit gegaan dat op termijn de heffing kan worden betaald uit de
extra inkomsten door de verruiming van het huurbeleid.
2
Heijden, H.M.H. van der en C.J.M. Lamain, 2014, De particuliere vastgoedbelegger in beeld, Resultaten Vastgoed Belang Ledenpeiling 2014, OTB
3
Gopal, K. en B. Marchal, 2014, Notitie Effectberekeningen woningbezit Vastgoed Belang, ABF
7
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
‘Theoretisch’ gezien kan het gecombineerde effect van de extra huurinkomsten door de inkomensafhankelijke huurverhoging en de verhuurdersheffing voor 2014 voor gereguleerde huurwoningen van
verhuurders met meer dan 10 gereguleerde huurwoningen op woningniveau als volgt worden vastgesteld: extra huurverhoging (= toegestane maximale inkomensafhankelijke huurverhoging minus basishuurverhoging) minus verhuurdersheffing. Omdat om privacy redenen in de enquête niet gevraagd
is naar de maximale inkomensafhankelijke huurverhoging op woningniveau is het niet mogelijk om
deze berekeningen uit te voeren. Daarom is ervoor gekozen om de feitelijke huurverhoging van 2014
als uitgangspunt te nemen. Het voordeel hiervan is dat niet de theoretische verdiencapaciteit als uitgangspunt wordt genomen, maar de door verhuurders gehanteerde feitelijke verdiencapaciteit. Nadeel
is dat alleen voor 2014 de aangezegde huurverhoging bekend is (op basis van de huur per juni 2014
en de voorgenomen huur per juli 2014). Daarom is verondersteld dat over de gehele periode 20132017 verhuurders een gelijke huurverhoging hanteren. Meer uitleg over de uitgevoerde analyse en de
resultaten daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 2.
1.6
Resultaat: Respons en representativiteit
Respons
De enquête is uitgezet door Vastgoed Belang onder haar circa 4700 leden. Niet bekend is welk deel
van de leden woningen verhuurt. Op de enquête hebben 724 leden gereageerd; 498 via internet en
226 schriftelijk. Een aantal leden (133) heeft de (internet)enquête zeer onvolledig of meer dan één
keer ingevuld. Als we hiervoor corrigeren, blijven er 591 enquêtes over die geschikt zijn voor analyse.
Hiermee komt de respons uit op 13% van de leden. Deze leden verhuren in totaal 32.906 zelfstandige
woningen en 2.616 niet zelfstandige woonruimten/kamers.
Onderdeel van de korte enquête was het verzoek om gegevens te verstrekken op het niveau van individuele woningen via een datatabel. Aan dit verzoek hebben 328 respondenten voldaan. In totaal is er
door de leden van Vastgoed Belang informatie op woningniveau beschikbaar gesteld over 22.311 woningen. Daarbij is niet van alle woningen alle gevraagde informatie bekend. Zo is van 324 van de
22.311 woningen uit de geretourneerde datatabellen niet de huur bekend (zie tabel 1.1).
Tabel 1.1 Respons op de ledenpeiling Vastgoed Belang 2014 naar aantal verhuurders en
woningen
Respondenten
Zelfstandige woningen
Totaal Gereguleerd
GeliberaliHuur onbeseerd
kend
Enquête (A)
591
32.906
24.051
8.855
Datatabel (B)
328
22.311
17.542
4.445
324
B als % van A
55,5%
67,8%
72,9%
50,2%
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014
Representativiteit van de resultaten voor de particuliere vastgoedbeleggers in Nederland
Helaas ontbreken ‘populatiegegevens’ van het woningbezit van alle particuliere vastgoedbeleggers in
Nederland. Hierdoor is het niet goed mogelijk om de resultaten van de enquête te ‘vertalen’ naar de
aard en omvang van het totale woningbezit van particuliere vastgoedbeleggers.
Daarmee is eigenlijk ook niet vast te stellen in hoeverre de resultaten van de enquête representatief
zijn voor de ‘sector’ particuliere vastgoedbeleggers.
8
Tabel 1.2 Spreiding van particuliere verhuurders over de provincies volgen verschillende
bronnen
‘Overige verhuurders’
Particuliere personen
Ledenpeiling VGB
en bedrijven volgens
2014
woningvoorraadbestand
CBS 2012 Huurenquête CBS 2013
Groningen
3
3
1
Friesland
3
3
1
Drenthe
2
1
2
Overijssel
6
4
3
Flevoland
1
2
1
Gelderland
11
6
8
Utrecht
7
6
4
Noord-Holland
22
22
25
Zuid-Holland
24
36
38
Zeeland
2
5
1
Noord-Brabant
12
8
6
Limburg
7
6
7
Nederland
100
100
100
Bron: CBS, ABF, Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014
Ter illustratie is in tabel 1.2 vanuit drie verschillende bronnen de verdeling van particuliere huurwoningen over de provincies opgenomen. De kolom ‘overige verhuurders’ is afkomstig uit het woningvoorraadbestand van het CBS. In dit bestand is in eerste instantie onderscheid gemaakt tussen eigen
woningen en huurwoningen. Binnen de categorie huurwoningen kunnen de woningen in bezit van
toegelaten instellingen worden onderscheiden. Wat rest is de categorie ‘overige verhuurders’, waarvan
ook de institutionele beleggers deel uitmaken. In het periodieke WoON-onderzoek (waarvan geen cijfers in tabel 1.2 zijn opgenomen), dat door het CBS in opdracht van het Ministerie van BZK wordt uitgevoerd, worden binnen de particuliere huursector wel verschillende categorieën eigenaren onderscheiden, maar veel respondenten kunnen niet aangeven tot welke categorie eigenaren hun verhuurder behoort, met als gevolg een zeer grote categorie ‘overig’. Een nadere uitsplitsing binnen de particuliere huursector naar soort eigenaar kan daarom ook binnen het WoON-onderzoek niet goed worden gemaakt.
De tweede kolom (Huurenquête) in tabel 1.2 is eveneens afkomstig van het CBS. Het CBS verzamelt
jaarlijks nadere informatie over de huurontwikkeling in de huurenquête. Daarbij wordt voor wat betreft de ‘particuliere verhuurders’ een nader onderscheid gemaakt tussen institutionele beleggers, natuurlijke personen en bedrijven. In tabel 1.2 is de verdeling van woningen in het bezit van de natuurlijke personen en bedrijven over de provincies weergegeven. Een nadeel van deze huurenquête is dat
de verhouding tussen de verschillende categorieën particuliere verhuurders niet meegenomen kan
worden bij de trekking van de steekproef, omdat deze verhouding niet bekend is. Het gevolg is dat
de huurenquête wel representatief is voor de verhouding tussen het aandeel corporatiewoningen versus particuliere huurwoningen, maar dat niet bekend is in hoeverre de enquête representatief is voor
de verschillende onderscheiden categorieën particuliere verhuurders. Companen4 (2013) heeft in de
publicatie over de Huurenquête 2013 bij de tabel over de omvang van het bezit naar type verhuurder
dan ook een noot opgenomen waarin wordt aangegeven dat de onderverdeling naar de verschillende
commerciële verhuurders een benadering is op basis van de gevonden verhoudingen in het bestand
van de CBS-huurenquête. Bovendien is het aantal woningen in de steekproef voor de huurenquête re-
4
Lijzenga, 2013, Feiten en achtergronden van het huurbeleid 2013, Companen
9
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
delijk beperkt. Zo zijn de categorieën natuurlijke personen en bedrijven in de steekproef vertegenwoordigd met circa 1.500 woningen. De laatste kolom in tabel 1.2 is gebaseerd op de resultaten van
de Ledenpeiling 2014 van Vastgoed Belang, met ruim 22.000 woningen.
ABF heeft in het kader van de uitgevoerde effectberekeningen van de gevolgen van de voorgenomen
aanpassing van het woningwaarderingsstelsel getracht om vast te stellen of de resultaten van de ledenpeiling Vastgoed Belang 2014 representatief zijn voor het woningbezit van de categorieën natuurlijke personen en bedrijven uit de Huurenquête 2013. De conclusie van ABF is dat “niet duidelijk vastgesteld kan worden of de steekproef in zijn totaliteit wel of geheel niet representatief is”5. Maar datzelfde geldt natuurlijk voor de Huurenquête. Ook daarvan kan niet met zekerheid worden vastgesteld
of die representatief is voor de woningen van particuliere personen en bedrijven.
Omdat populatiegegevens ontbreken, kunnen dus over de representativiteit van de resultaten van de
ledenpeiling Vastgoed Belang 2014 voor de het totale woningbezit van particuliere vastgoedbeleggers
in Nederland geen eenduidige uitspraken worden gedaan.
Representativiteit voor de leden van Vastgoed Belang
De vereniging Vastgoed Belang behartigt de belangen van particuliere Vastgoedbeleggers in Nederland. De vereniging telt ongeveer 4.700 leden. Zoals hiervoor al is aangegeven beschikt Vastgoed Belang in zeer beperkte mate over informatie omtrent de aard en omvang van het woningbezit van haar
leden. Het totale woningbezit van haar leden wordt door Vastgoed Belang geschat op circa 250.000
woningen. De beperkte informatie over het woningbezit van de leden van Vastgoed Belang maakt het
niet goed mogelijk om te bepalen of de resultaten van de ledenpeiling 2014 een representatief beeld
geven van het woningbezit van leden van Vastgoed Belang.
Wat wel beschikbaar is, is de verdeling van leden van Vastgoed Belang over verschillende grootteklassen en het aantal zelfstandige woningen, afkomstig uit de Ledenpeiling 2013. De resultaten van de
ledenpeiling 2013 zijn in tabel 1.3 vergeleken met die van de ledenpeiling 2014.
Tabel 1.3: Particuliere vastgoedbeleggers met zelfstandige woningen naar grootteklasse,
op basis van de ledenpeiling Vastgoed Belang 2013 en 2014
Ledenpeiling 2013
Ledenpeiling 2014
Aandeel verAandeel woAandeel ver- Aandeel wohuurders
ningen
huurders
ningen
1-10 woningen
67,7
8
62,8
4
11-25 woningen
17,8
8
17,0
5
26-50 woningen
7,1
7
9,4
6
7
4,8
6
51-100 woningen
3,4
101-500 woningen
3,1
24
4,4
19
501-1000 woningen
0,2
6
0,6
7
1.001 of meer woningen
0,6
40
0,9
54
Totaal
100
100
100
100
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2013, 2014
Bij een vergelijking van de resultaten van beide ledenpeilingen valt op dat de kleine verhuurders in de
ledenpeiling 2014 zijn ondervertegenwoordigd ten opzichte van de ledenpeiling 2013. Mogelijk speelt
hierbij de oprichting van de stichting Professioneel Platform Vastgoed een rol, waardoor het aantal
5
Gopal, K. en B. Marchal, 2014, Notitie Effectberekeningen woningbezit Vastgoed Belang, ABF
10
(zeer) grote leden van Vastgoed Belang recent is gestegen. Maar het kan ook het gevolg zijn van de
voor veel kleine verhuurders mogelijk te gedetailleerde vraagstelling in met name de datatabel waarin
gegevens op het niveau van individuele woningen werd gevraagd.
Hoewel over de representativiteit van de resultaten van de Ledenpeiling 2014 voor het woningbezit
van alle leden van Vastgoed Belang geen eenduidige uitspraken gedaan kunnen worden omdat populatiegegevens ontbreken, is het aannemelijk dat deze Ledenpeiling, waaraan 13% van de leden heeft
meegewerkt en waarmee informatie beschikbaar is over ruim 22.000 woningen, een goed beeld geeft
van het woningbezit van de leden van Vastgoed Belang.
De ledenpeiling biedt bovendien een goede basis voor het volgen van ontwikkelingen in de sector,
waarop in de komende jaren door Vastgoed Belang voortgebouwd kan worden. Mede gezien het toenemende belang (ook beleidsmatig) van de particuliere huursector in Nederland is het de moeite
waard om in samenwerking met het Ministerie van BZK en het CBS te bezien of het mogelijk is om
meer inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de woningen in de totale sector particuliere
vastgoedbeleggers in Nederland zodat populatiegegevens beschikbaar komen over deze sector en de
daarin actieve beleggers.
11
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
12
2
Verhuurdersheffing en extra huurinkomsten
2.1
Inleiding
Zoals in Hoofdstuk 1 al is aangegeven heeft de regering een heffing geïntroduceerd voor verhuurders
met meer dan 10 gereguleerde huurwoningen. Deze heffing loopt op van 1,1 miljard euro in 2014 tot
1,7 miljard euro in 2017. Voor 2013 en 2014 is het huurbeleid verruimd via een inkomensafhankelijke
huurverhoging. Vanaf 2015 zal de inkomensafhankelijke huurverhoging volgens de plannen van de
regering worden vervangen door een huurverhoging via een huursombenadering6. Daarbij wordt er
van uit gegaan dat op termijn de heffing kan worden betaald uit de extra inkomsten door de verruiming van het huurbeleid. In dit hoofdstuk brengen we op basis van de resultaten van de ledenpeiling
Vastgoed Belang 2014 de gevolgen in kaart van het gecombineerde effect van de extra (boveninflatoire) huurinkomsten en de verhuurdersheffing voor leden van Vastgoed Belang.
2.2
Uitgangspunten voor de analyse
In de tot nu toe gemaakte berekeningen van het saldo van de verhuurdersheffing en de extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie, wordt uitgegaan van de ‘theoretische’ verdiencapaciteit7.
Hierbij wordt het gecombineerde effect van de maximaal toegestane extra huurinkomsten door de inkomensafhankelijke huurverhoging en de verhuurdersheffing voor 2014 voor gereguleerde huurwoningen van verhuurders met meer dan 10 gereguleerde huurwoningen op woningniveau als volgt
vastgesteld: extra huurverhoging (= toegestane maximale inkomensafhankelijke huurverhoging minus
basishuurverhoging) minus verhuurdersheffing.
Een dergelijke aanpak kan op basis van de resultaten van de ledenpeiling Vastgoed Belang 2014 niet
worden gevolgd, omdat om privacy redenen in de enquête voor de ledenpeiling 2014 niet gevraagd is
naar de maximale inkomensafhankelijke huurverhoging op woningniveau. Hierdoor kan de toegestane
maximale inkomensafhankelijke huurverhoging niet worden bepaald. Daarom is ervoor gekozen om de
feitelijke huurverhoging van 2014 als uitgangspunt te nemen. Het voordeel hiervan is dat niet de theoretische verdiencapaciteit als uitgangspunt wordt genomen, maar de door verhuurders gehanteerde
feitelijke verdiencapaciteit. In paragraaf 2.3 wordt hierop nader ingegaan. Een nadeel van de gekozen
aanpak is dat alleen voor 2014 de aangezegde huurverhoging bekend is (op basis van de huur per juni 2014 en de voorgenomen huur per juli 2014). In paragraaf 2.4.1 wordt aangegeven hoe op basis
hiervan de (extra) huurverhoging voor de jaren 2015-2017 is bepaald.
Op twee andere punten wijkt de in het kader van dit onderzoek uitgevoerde analyse af van de eerder
door ABF in opdracht van het Ministerie van BZK uitgevoerde studie naar het huurbeleid en de verhuurdersheffing. Zo is in de ABF-studie de (op basis van aannamen vastgestelde) huurverhoging als
gevolg van harmonisatie ineens bij mutatie meegenomen als extra huurinkomsten. In overleg met
Vastgoed Belang is dat in deze studie niet gedaan omdat de met harmonisatie samenhangende extra
huurinkomsten niet het gevolg zijn van de verruiming van het huurbeleid. Daarnaast is er in de door
ABF uitgevoerde studie van uitgegaan dat de huren van geliberaliseerde woningen als gevolg van de
6
Uitgangspunt bij de uitwerking van de huursombenadering is dat de verdiencapaciteit gelijk blijft aan die bij de inkomensafhankelijke huurverhoging.
7
Poulus, C. en G. Marchal (2013) Huurbeleid en verhuurderheffing, ABF
13
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
verruiming van het huurbeleid met 1% boven inflatie zouden kunnen stijgen. In dit onderzoek zijn de
geliberaliseerde woningen in de berekening van de huurinkomsten door boven-inflatoire huurverhogingen buiten beschouwing gelaten. Uit de Ledenpeiling 2014 blijkt namelijk dat de gemiddelde feitelijke huurverhoging per 1 juli 2014 voor de geliberaliseerde zelfstandige huurwoningen van leden van
Vastgoed Belang namelijk 2,1% bedroeg en daarmee onder de inflatie van 2013 (2,5%) lag, zodat er
geen sprake is van boven-inflatoire huurinkomsten.
2.3
Theoretische verdiencapaciteit versus feitelijke huurverhoging
Bij het vaststellen van de theoretische verdiencapaciteit wordt, afhankelijk van het inkomen van de
huurder, het maximale huurverhogingspercentage doorberekend over de totale periode 2013-2017.
Hierbij wordt geen rekening gehouden met de situatie op de huurwoningmarkt. Waar de markt dat
niet toelaat, zal (een deel van) de theoretische verdiencapaciteit in de praktijk niet worden gerealiseerd. Omdat we te maken hebben met commerciële vastgoed beleggers, kan ervan worden uitgegaan dat de feitelijk doorgevoerde huurverhoging redelijk overeenkomt met het volgens de verhuurders maximaal haalbaar geachte huurverhoging.
Dat de theoretische verdiencapaciteit in de praktijk niet altijd haalbaar is blijkt ook uit tabel 2.1, waarin informatie uit de Ledenpeiling 2014 van Vastgoed Belang is opgenomen over het al dan niet aanvragen van een account bij de belastingdienst waarmee inkomensverklaringen kunnen worden verkregen voor het doorvoeren van de inkomensafhankelijke huurverhoging
Tabel 2.1 Leden van Vastgoed Belang en gereguleerde zelfstandige woningen van deze
verhuurders naar het al dan niet aanvragen van een account voor de inkomensverklaring, in procenten
Aandeel gereguleerde
Aandeel
verhuurders
zelfstandige woningen
Ja, aangevraagd en gekregen
31,6%
86,1%
Ja, maar aanvraag is mislukt
4,6%
1,2%
Nee, geen verhuur van gereguleerde
7,6%
0,3%
zelfstandige huurwoningen
Nee, de toegestane maximale huur is reeds bereikt
5,6%
1,1%
Nee, de markthuur is reeds bereikt
11,1%
1,4%
Nee, ik wens geen inkomensafhankelijke huur aan te
21,4%
5,7%
zeggen
Nee, inkomens van huurders bekend/onder de laag8,3%
1,9%
ste inkomensgrens
Nee, te veel administratieve rompslomp
1,2%
0,3%
Nee, niet (tijdig) op de hoogte
1,8%
0,1%
Nee, minder dan 10 gereguleerde woningen
1,5%
0,2%
Nee, overige redenen
5,3%
1,8%
Totaal
100%
100%
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014
Ruim 36% van de particuliere vastgoedbeleggers heeft in 2014 een account aangevraagd bij de belastingdienst en meer dan 31% heeft het account ook verkregen. Het betreft vooral de grotere verhuurders; de meer dan 31% van de particuliere vastgoed beleggers die een account hebben ontvangen,
14
verhuurt ruim 86% van de gereguleerde zelfstandige woningen. Overigens wil het aanvragen van een
account inkomensverklaring nog niet zeggen dat de huur van alle woningen daadwerkelijk met het
maximale percentage wordt verhoogd.
De belangrijkste reden die door verhuurders wordt genoemd om geen account aan te vragen is dat
men geen inkomensafhankelijke huur wenst aan te zeggen, bijvoorbeeld omdat men ‘zuinig is op goede huurders’. Daarnaast geeft ruim 16% van de verhuurders aan dat er geen account is aangevraagd
omdat de markthuur of de toegestane maximaal redelijke huur reeds is bereikt.
2.4
Uitwerking van de analyse
De wijze waarop de analyses zijn uitgevoerd, en welke aannames en uitgangspunten daarbij zijn gehanteerd, wordt in deze paragraaf beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de berekening van de extra huurinkomsten door boven-inflatoire huurverhoging en de berekening van de verhuurdersheffing.
Voor de berekening van de verhuurdersheffing en de extra huurinkomsten door huurstijging boven
inflatie is voor gereguleerde woningen op woningniveau informatie nodig over de huur per juni 2014
en per juli 2014, de WOZ-waarde peildatum 1-1-2012 en/of de WOZ-waarde peildatum 1-1-2013 en
het aantal WWS-punten. De berekeningen zijn gebaseerd op de 13.022 woningen uit de Ledenpeiling
2014 van Vastgoed Belang waarvan deze gegevens bekend zijn. Het onderscheid tussen gereguleerde
en geliberaliseerde woningen is bepaald op basis van de liberalisatiegrens8.
2.4.1 Berekening extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie
Als extra huurinkomsten in 2014 worden beschouwd de (aangezegde) huurverhoging per 1 juli 2014
minus de inflatie in het voorafgaande jaar. Om te kunnen komen tot extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie voor de periode 2013-2017, is verondersteld dat door verhuurders gedurende
de gehele periode dezelfde opslag op de inflatie is/wordt gehanteerd als in 2014. Bij woningen waarbij
de huurverhoging minder dan de inflatie bedraagt, zijn de extra inkomsten gelijk aan nul. Bij woningen die in juni 2014 een huur hebben die op of boven maximaal redelijk ligt, is een huurverhoging
volgens inflatie toegepast en zijn de extra inkomsten gelijk aan nul. Woningen die door een boveninflatoire huurverhoging in enig jaar boven de maximaal redelijke huur zouden komen, krijgen vanaf
dat moment een huur die gelijk is aan maximaal redelijk. Voor deze drie categorieën woningen geldt
dat ze geen bijdrage leveren (positief of negatief) aan de extra inkomsten uit huurverhoging boven
inflatie. Ze hebben wel invloed op de ontwikkeling van de huursom. Verder gaan we er van uit dat de
inkomensklasse van huurders ongewijzigd blijft en houden we geen rekening met verhuizingen, waardoor effecten van huurharmonisatie bij mutatie niet zijn meegenomen in de berekeningen (zie paragraaf 2.2).
Voor wat betreft de inflatie is voor 2012 en 2013 de door het Ministerie van BZK gehanteerde inflatie
voor de huurverhoging in 2013 en 2014 gebruikt (2,5%). De inflatie voor 2014 is op basis van de CPB
raming uit december 2013 vastgesteld op 1,5%. Voor 2015 en 2016 is uitgegaan van een inflatie van
2%.
8
Hiermee wordt het aantal gereguleerde huurwoningen benaderd. Gereguleerde huren kunnen namelijk een huur hebben boven de liberalisatiegrens en omgekeerd kan het voorkomen dat geliberaliseerde huurwoningen een huur hebben
onder de liberalisatiegrens.
15
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
2.4.2 Berekening verhuurdersheffing
Voor verhuurders met meer dan 10 gereguleerde zelfstandige woningen bedraagt de heffing in 2014
0,381% van de totale WOZ-waarde (peildatum 1-1-2013), verminderd met 10 keer de gemiddelde
WOZ-waarde 2013. Voor de heffing in 2013 en in 2015-2017 wordt een vergelijkbare rekenwijze toegepast, maar verschillen de heffingspercentages: 0,014 (2013), 0,449 (2015), 0,491 (2016) en 0,536
(2017).
In de Ledenpeiling 2014 van Vastgoed Belang is op woningniveau de WOZ-waarde peildatum 1-12012 en de WOZ-waarde peildatum 1-1-2013 gevraagd. Waar één van beiden bekend is, is de ander
geschat met behulp van de prijsindex bestaande koopwoningen van CBS/Kadaster. De WOZ-waarden
per 1-1-2012 en per 1-1 2013 zijn gebruikt om de heffing in 2013 en in 2014 vast te stellen.
Om de heffing voor 2015 te kunnen berekenen, is de WOZ-waarde 2014 berekend als de WOZwaarde 2013, aangepast met ontwikkeling van de prijsindex bestaande koopwoningen in 2013 per
provincie (volgens CBS/Kadaster). Voor de berekening van de WOZ-waarden 2015 en 2016 uitgegaan
van een prijsontwikkeling die gelijk is aan de inflatie. De berekende verhuurdersheffing is weergegeven in tabel 4.4.
2.5
Resultaten van de analyse
De resultaten van de berekeningen zijn weergegeven in de tabellen 4.2 tot en met 4.4. Tabel 4.2 laat
de ontwikkeling zien van de huursom (per maand en per jaar) in de periode 2013-2017. In tabel 4.3
zijn de huursomstijging in euro’s en in procenten op jaarbasis weergegeven. De procentuele huursomstijging minus de inflatie geeft de procentuele boven-inflatoire huurverhoging op jaarbasis. Deze boven-inflatoire huurverhoging neemt in de loop van de tijd af, omdat een toenemend aantal woningen
de maximaal redelijke huur bereikt en vanaf dat moment geen bijdrage meer levert aan de extra (boven-inflatoire) huurinkomsten.
Tabel 4.2: Huursom 2013-2017 op basis van huurverhoging per 1 juli 2014
Huursom per jaar (€)
Huursom per maand (€)
Huur 2012/2013 (huur juni 2013)
6.490.551
77.886.612
Huur 2013/2014 (huur juni 2014
6.750.771
81.009.252
Huur 2014/2015 (huur juli 2014)
7.013.064
84.156.768
Huur 2015/2016 (huur juli 2015)
7.208.012
86.496.144
Huur 2016/2017 (huur juli 2016)
7.437.959
89.255.508
Huur 2017/2018 (huur juli 2017)
7.668.178
92.018.136
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
Tabel 4.3: Huursomstijging, inflatie en huursomstijging
sis van huurverhoging per 1 juli 2014
Huursomstijging per
Huursomstijging per
jaar in euro
jaar in procenten
2013
3.122.640
4,0%
2014
3.147.516
3,9%
2015
2.339.376
2,8%
2016
2.759.364
3,2%
2017
2.762.628
3,1%
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
16
boven inflatie 2013-2017 op baInflatie
2,5%
2,5%
1,5%
2,0%
2,0%
(2012)
(2013)
(2014)
(2015)
(2016)
Huursomstijging
boven inflatie (%)
1,5%
1,4%
1,3%
1,2%
1,1%
Tabel 4.4 geeft de extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie per jaar voor de periode
2013-2017. Daarbij werkt in latere jaren ook de huurverhoging boven inflatie uit eerdere jaren door9.
Daarnaast is in de tabel ook de verhuurdersheffing per jaar opgenomen. Het saldo van beiden is in
3013 positief maar slaat in 2014 om in negatief. Dit negatieve saldo loopt op tot ruim 12,5 miljoen euro over de gehele periode 2013-201710.
Tabel 4.4: Extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie en verhuurdersheffing
2013-2017 op basis van huurverhoging per 1 juli 2014
Verhuurdersheffing
Saldo
Extra huurinkomsten door
huurstijging boven inflatie
2013
1.307.640
256.358
1.051.282
2014
2.520.672
6.503.470
-3.982.798
2015
3.672.768
7.171.537
-3.498.769
2016
4.812.984
7.960.007
-3.147.023
2017
5.924.316
8.863.330
-2.939.014
2013-2017
18.238.380
30.754.702
-12.516.322
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
2.6
Consequenties voor particuliere vastgoedbeleggers
De in tabel 4.4 opgenomen resultaten hebben betrekking op de 13.022 woningen uit de Ledenpeiling
2014 van Vastgoed Belang waarvan alle benodigde gegevens om de analyse te kunnen uitvoeren beschikbaar waren. De uitkomsten geven wel een beeld van de verhouding tussen de extra inkomsten
en de uitgaven (verhuurdersheffing) maar niet van de bedragen die hiermee zijn gemoeid op het niveau van alle leden van Vastgoed Belang of van alle woningen van particuliere vastgoedbeleggers.
Hoewel niet eenduidig vastgesteld kan worden of de resultaten van de ledenpeiling van Vastgoed Belang representatief zijn voor het totale woningbezit van de leden van Vastgoed Belang of voor de totale sector particuliere vastgoed beleggers (zie paragraaf 1.6), is in de tabellen 4.5 en 4.6 voor zowel de
extra inkomsten door huurstijging boven inflatie als voor de verhuurdersheffing en het saldo van beiden een ‘vertaling’ gemaakt naar alle leden van Vastgoed Belang respectievelijk naar de totale sector
van particuliere vastgoedbeleggers.
2.6.1 Vertaling van de resultaten van de Ledenpeiling 2014 naar het woningbezit van
alle leden van Vastgoed Belang
Voor wat betreft de vertaling naar alle leden van Vastgoed Belang is het door Vastgoed Belang geschatte aantal woningen van de leden van deze vereniging (250.000 woningen) als uitgangspunt genomen. Volgens de in het kader van de ledenpeiling 2014 gehouden enquête wordt 73,1% van de
door de leden verhuurde zelfstandige woningen, verhuurd in het gereguleerde segment. 182.750
9
Zo zijn de extra huurinkomsten in juli 2017 te berekenen als:
Extra huur2017 = huur2017 – huur2013 * (1 + inflatie2012) * (1 + inflatie2013) * (1 + inflatie2014) * (1 + inflatie2015) * (1 +
inflatie2016)
10
De in de tabellen 4.4 tot en met 4.6 opgenomen bedragen zijn weergegeven in lopende prijzen. Het saldo van de ex-
tra huurinkomsten door huurverhoging boven inflatie en van de verhuurdersheffing voor de totale periode 2013-2017 in
de tabellen 4.3 en 4.4 is dus feitelijk gebaseerd op euro’s uit verschillende jaren en dus met een verschillende waarde.
17
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
Op basis van de verhouding (1:14,03) tussen de 13.022 woningen waarop de in de tabel 4.4 gepresenteerde berekeningen zijn gebaseerd en de 182.750 gereguleerde zelfstandige huurwoningen in de
sector particuliere vastgoedbeleggers volgens de huurenquête 2013, is tabel 4.5 samengesteld.
De informatie uit tabel 4.5 is nogmaals weergegeven in de figuren 2.1 en 2.2. Figuur 2.1 geeft voor
de periode 2013-2017 per jaar de opbrengsten van de boven-inflatoire huurverhoging, de kosten voor
de verhuurdersheffing en het saldo van beiden. Alleen voor 2013 is dit saldo positief. In de daaropvolgende jaren is steeds sprake van een negatief saldo, dat overigens in omvang daalt in de periode
2014-2017 van bijna 56 miljoen euro in 2014 naar ruim 41 miljoen euro in 2017. In figuur 2.2 is het
saldo van de opbrengsten van de boven-inflatoire huurverhogingen en de kosten voor de verhuurdersheffing cumulatief weergegeven. Het totale tekort aan extra huurinkomsten ten opzichte van de
verhuurdersheffing loop voor de leden van Vastgoed Belang in de periode 2013-2017 op tot meer dan
175 miljoen euro.
Tabel 4.5: Extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie en verhuurdersheffing
2013-2017 op basis van huurverhoging per 1 juli 2014, opgehoogd naar het
geschatte aantal woningen van alle leden van Vastgoed Belang
Extra huurinkomsten door
Verhuurdersheffing
Saldo
huurstijging boven inflatie
18.346.189
3.596.703
14.749.486
2013
35.365.028
91.243.684
-55.878.656
2014
51.528.935
100.616.664
-49.087.729
2015
67.526.166
111.678.898
-44.152.733
2016
83.118.153
124.352.520
-41.234.366
2017
255.884.471
431.488.469
-175.603.998
2013-2017
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
Figuur 2.1 Extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie, verhuurdersheffing en
saldo per jaar (2013-2017) opgehoogd naar het geschatte aantal woningen
van alle leden van Vastgoed Belang
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
18
Figuur 2.2 Cumulatief saldo van extra huurinkomsten en verhuurdersheffing (20132017), opgehoogd naar het geschatte aantal woningen van alle leden van
Vastgoed Belang
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
2.6.2 Vertaling van de Ledenpeiling 2014 naar de woningen van alle particuliere
vastgoedbeleggers
Voor wat betreft de vertaling van de uitkomsten van de ledenpeiling 2014 van Vastgoed Belang naar
de omvang van de totale sector particuliere vastgoed beleggers, is de huurenquête 2013 als uitgangspunt genomen. Volgens de huurenquête telt de sector bij benadering 423.000 woningen, waarvan
325.710 gereguleerde zelfstandige huurwoningen. Op basis van de verhouding (1:25,01) tussen de
13.022 woningen waarop de berekeningen zijn gebaseerd en de 325.710 gereguleerde zelfstandige
huurwoningen in de sector particuliere vastgoedbeleggers volgens de huurenquête 2013, is tabel 4.6
samengesteld.
Tabel 4.6: Extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie en verhuurdersheffing
2013-2017 op basis van huurverhoging per 1 juli 2014, opgehoogd naar de
sector particuliere vastgoedbeleggers (volgens de Huurenquête 2013)
Extra huurinkomsten door
Verhuurdersheffing
Saldo
huurstijging boven inflatie
2013
32.704.076
6.411.514
26.292.563
2014
63.042.007
162.651.785
-99.609.778
2015
91.855.928
179.360.140
-87.504.213
2016
120.372.730
199.079.775
-78.707.045
2017
148.167.143
221.671.883
-73.504.740
2013-2017
456.141.884
769.175.097
-313.033.213
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
De informatie uit tabel 4.6 is nogmaals weergegeven in de figuren 2.3 en 2.4. Deze figuren zijn qua
ontwikkeling vergelijkbaar met de figuren 2.1 en 2.2, maar verschillen voor wat betreft hoogte van de
bedragen, omdat de resultaten zijn opgehoogd naar het woningbezit van de totale sector particuliere
vastgoed beleggers.
19
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
2.7
Conclusie
Het beeld dat naar voren komt uit de uitgevoerde analyses is duidelijk. Op basis van het feitelijk door
particuliere vastgoedbeleggers gevoerde huurbeleid, kan de verhuurdersheffing in de periode 20132017 niet worden opgebracht uit de boven-inflatoire huurinkomsten. Het verschil tussen de boveninflatoire huurinkomsten en de verhuurdersheffing is bovendien zeer groot; de inkomsten uit de boven-inflatoire huurinkomsten bedragen nog geen 60% van de te betalen verhuurdersheffing.
Figuur 2.3 Extra huurinkomsten door huurstijging boven inflatie, verhuurdersheffing en
saldo per jaar (2013-2017), opgehoogd naar de sector particuliere vastgoedbeleggers (volgens de Huurenquête 2013)
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
Figuur 2.4 Cumulatief saldo van extra huurinkomsten en verhuurdersheffing (20132017), opgehoogd naar de sector particuliere vastgoedbeleggers (volgens de
Huurenquête 2013)
Bron: Ledenpeiling Vastgoed Belang 2014, OTB-bewerking
20
Bijlage A
Vragenlijst
21
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
Bijlage B Datatabel bij de ledenenquête van Vastgoed Belang
Volgnr.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
Post-code
Huisnr.
Huisnr. Toevoeging
Zelfstandigof
kamer
Type
WOZ
2012
WOZ
2013
WWS
punten
WWS
Woonvorm
WWS
Omgeving
Label
Woonoppervlak
Huur
juni
2014
Huur
juli
2014
Z of O
E of M
€
€
6-positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
22
m
2
Bijlage C Toelichting voor het invullen van de datatabel
Volgnummer verhuurobject
Reeds ingevuld. Bij meer dan 250 woningen/kamers graag zelf aanvullen.
Desgewenst kunnen de 'voorgedrukte' volgnummers ook worden vervangen door eigen unieke objectnummers.
A. Postcode
Volledige postcode: 4 cijfers en 2 letters, zonder spatie.
B. Huisnummer
Getal.
C. Huisnummertoevoeging
Getal en/of letter.
D. Zelfstandige woning of kamer
Voor zelfstandige woningen kunt u hier een Z invullen en voor onzelfstandige woonruimte (kamer) een O.
Een zelfstandige woning is een woning met eigen toegang en eigen keuken en toilet. Is er geen sprake van een eigen toegang of wordt de keuken of het toilet
gedeeld met de bewoners van andere woningen/kamers? Dan is het een onzelfstandige woning.
23
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
E. Woningtype
Hier kunt u een E (eengezins) of een M (meergezins) invullen voor zelfstandige woningen. Voor niet zelfstandige woningen (kamers) hoeft u deze kolom niet in te vullen.
Een eengezinswoning is elke woning welke tevens (verticaal) een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen en (horizontaal)
aan elkaar gebouwde woningen, zoals twee onder één kap woningen, rij- en hoekwoningen.
Als meergezinswoning wordt beschouwd elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten (verticaal) een geheel pand vormt.
Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten,
voor zover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
F. WOZ 2012
De WOZwaarde van het verhuurobject op peildatum 1-1-2012, zoals vermeld op de gemeentelijke beschikking, in euro’s.
Deze kolom hoeft u alleen in te vullen voor zelfstandige woningen.
G. WOZ 2013
De WOZwaarde van het verhuurobject op peildatum 1-1-2013, zoals vermeld op de gemeentelijke beschikking, in euro’s.
Deze kolom hoeft u alleen in te vullen voor zelfstandige woningen.
H. WWS punten
Totaal aantal punten, indien voorhanden, van het verhuurobject volgens het Woningwaarderingsstelsel (WWS).
I. WWS-punten voor woonvorm
Aantal punten voor ‘woonvorm’ volgens het WWS. Deze kolom hoeft alleen in te vullen voor zelfstandige woningen.
J. WWS-punten voor woonomgeving
Aantal punten voor ‘woonomgeving’ volgens het WWS. Deze kolom hoeft u alleen in te vullen voor zelfstandige woningen.
24
K. Energielabel
Als de woning een offi cieel aangemeld label heeft, vermeldt u hier het label (bijv. D) óf als er geen label is laat u dit antwoord open.
Deze kolom hoeft u alleen in te vullen voor zelfstandige woningen.
L. Woonoppervlak
Totaal van het oppervlak van vertrekken en overige ruimten volgens het WWS.
M. Kale huurprijs per maand, juni 2014
Kale huurprijs per maand in euro’s (met twee decimalen), exclusief servicekosten, die u ontvangt in juni 2014 (dus vóór de huurverhoging per 1 juli 2014)
of zou ontvangen als de woning (kamer) is verhuurd.
N. Kale huurprijs per maand, juli 2014
De verwachte kale huurprijs per maand in euro’s (met twee decimalen), exclusief servicekosten, die u gaat ontvangen in juli 2014
(dus na de huurverhoging per 1 juli 2014) of zou ontvangen als de woning (kamer) is verhuurd.
25
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
Bijlage D Toelichting bij de internetversie van de
Ledenpeiling
26
27
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving
Faculteit Bouwkunde, TU Delft
Jaffalaan 9, 2628 BX Delft
Postbus 5030, 2600 GA Delft
Telefoon: +31 (0)15 278 30 05
E-mail: [email protected]
www.otb.bk.tudelft.nl