Handelingen PS 29 januari 2014 definitief

Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Inhoud
1.
Opening en mededelingen .............................................................................................................. 3
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ................................................................... 4
A.1 Bestuurlijke organisatie provincie Groningen .................................................................................. 4
A.2 Partiële herziening provinciale omgevingsverordening – uitbreiding zoekgebieden
windturbineparken Eemshaven en Delfzijl ............................................................................................ 24
A.3 Uitkomsten onderhandelingsakkoord gaswinning Groningen ....................................................... 50
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Voorzitters: M.J. van den Berg (tot en met agendapunt A.2) en P.H.R. Brouns (agendapunt A.3)
Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen
Aanwezig 40 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M.
Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit
(PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de
Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas
(PvdA), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD),
mevrouw N. Homan (GroenLinks), W.J. Hut (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA),
mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek
(SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post
(GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen
(ChristenUnie), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M.
Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M.
Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66)
Afwezig: R.H. van der Born (ChristenUnie), A.J.M. van Kesteren (PVV), C. Swagerman (SP)
Aanwezige leden Gedeputeerde Staten:
mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S.
Wilpstra
1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER (de heer VAN DEN BERG): Dames en heren, als u allemaal uw plek wilt innemen
dan gaan we starten. Ik open deze extra Statenvergadering. Omdat het een extra vergadering is,
hebben we deze dag niet het systeem van ‘gasten van de Staten’. Maar iedereen die toch als gast of
belangstellende op de tribune zit: van harte welkom.
Afwezigheidsmeldingen zijn binnengekomen van Rinze van den Born, Ton van Kesteren en
Kees Swagerman. Gedeputeerde Staghouwer is niet aanwezig bij het vergaderdeel van overdag in
verband met het ingelaste overleg met staatssecretaris van EZ, mevrouw Dijksma. Ik neem dat hij
later nog aanschuift. Het overleg raakt de financiering van het akkoord over het programma voor
natuurherstel en de transitie garnalenvisserij Waddenzee en we dachten dat we daar wel twee
belangen hadden waarbij het nuttig was om daar ook even als provincie Groningen in persona bij te
zijn. Dus daar hebben we kracht afgevaardigden heengestuurd, maar ik neem aan dat in de loop van
de dag dat overleg ook weer afgelopen is en dan schuift de heer Staghouwer ongetwijfeld hier weer
aan. Want we hebben een vergadering die qua omvang zowel de dag als de avond betreft – daar kom
ik nog op terug.
Maar eerst een officieel ‘welkom terug’. Dit zinnetje voelt wat raar, moet ik zeggen, want we
werken alweer heel wat weken samen in de vergadering van Provinciale Staten met gedeputeerde,
mevrouw Besselink. Maar het is nu eenmaal een mooie traditie dat we namens de Staten altijd een
cadeau overhandigen en dat mag u ook doen. En we feliciteren u met de geboorte van uw dochter
Minou. Ook die is ondertussen alweer enige tijd – en daar zijn we ook alweer erg aan gewend – op
deze wereld, maar ik laat natuurlijk niet de kans voorbijgaan om een cadeau aan te reiken. Ik begrijp
dat de eigenzinnigheid van zowel de moeder als het kind zodanig is dat het cadeau zó vormgegeven
dat het nog veel te kiezen overlaat. Bij dezen van harte gefeliciteerd. [Applaus. De Commissaris
overhandigt mevrouw Besselink het cadeau.] En speciaal voor de gelegenheid is er straks
krentenwegge bij de koffie naar goed Twents gebruik.
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen
De VOORZITTER: Door omstandigheden hebben we vandaag een heel stevige agenda met drie
hoofdgerechten – een typisch Groningse aanpak, zou ik zeggen. En dat gaan we dan ook zo doen.
Vanochtend de bestuurlijke organisatie, dat kan afhankelijk van de lengte van de bespreking natuurlijk
nog een stukje doorlopen in de middag. Vanmiddag is de partiële herziening aan bod van de
Provinciale Omgevingsverordening inzake de uitbreiding van de zoekgebieden voor windenergie. En
we hebben mede ook in het presidium afgesproken dat we op het programma een vast tijdstip zetten
voor het debat over de uitkomsten van het onderhandelingsakkoord over de gaswinning in Groningen.
Dan kunnen diegenen die daarin geïnteresseerd zijn, dit rechtstreeks volgen via de streaming of op
dat tijdstip hier kunnen komen om dat deel bij te wonen. Het aanvangstijdstip daarvan is half acht
vanavond. Het kan zijn dat we in de loop van de middag op gegeven moment klaar zijn en dan is er
daarna even pauze met een klein buffetje. Hoe eerder we dat kunnen gebruiken, des te lekkerder en
dan gaan we straks wel kijken hoe een en ander uitpakt in de tijd.
b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Ten opzichte van de agenda die u afgelopen vrijdag van ons hebt ontvangen zijn
er nog enkele aanvullingen geweest. Het betreft één aanvullende voordracht bij agendapunt A.2. Dit
was al bekend, die is iedereen nagestuurd. Op uw verzoek was die aanvulling nodig om de zaak goed
af te ronden en die zijn samen met de overige aanvullingen toegevoegd aan de verschillende
agendapunten.
Dan is eigenlijk nu mijn algemene vraag: bent u akkoord met de agenda zoals voorgelegd?
Dat is het geval, dus dan is dat vastgesteld.
Dan zitten we bij de spreektijden. Het presidium vond het nodig, gegeven toch de betekenis
van de verschillende onderwerpen, om daarvoor bij de Statenfracties stevig de tijd te nemen. Maar
men vond het ook wel weer verstandig om dat ook weer niet onbeperkt te doen en is uiteindelijk
uitgekomen op 20 minuten per fractie. Voor het College betekent dat 70 minuten. Onze ervaring leert
dat naarmate je dat je ruimer de spreektijden stelt, de gedachte is dat je wel daarbinnen kunt blijven,
maar dat het toch tegenvalt. Dus iedereen toch bij dezen weer gevraagd om zich te focussen. Stemt u
hiermee in? Dat is zo, dus dan zijn de spreektijden vastgesteld en helpt u de voorzitter door u hieraan
te houden.
Zonder beraadslaging of stemming vastgeteld.
3.
Bespreekpunten
A.1
Bestuurlijke organisatie provincie Groningen
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 januari 2014, nr. 2014-00573, PPM, betreffende de
stand van zaken en het vervolgproces op weg naar verandering van de bestuurscultuur en
vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen (nummer 3/2014),
inclusief de bijlagen.
Hierbij worden betrokken:
 Het raadsbesluit van de gemeente De Marne van 3 december 2013;
 De brief van de stuurgroep Samenwerking Westerkwartier van 21 november 2013;
 De e-mail namens het presidium van de gemeente Eemsmond van 12 december 2013
betreffende verzoek doorgeleiden rapport StiBaBo, getiteld ‘Quo Vadis’;
 De brief van de raad van de gemeente Oldambt van 16 december 2013, betreffende besluit
raad Oldambt inzake herindelingsvariant;
 E-mail van VNO NCW en MKB-Nederland van 18 december 2013, betreffende gemeentelijke
herindeling in de provincie Groningen;
 De mail van de griffier van Hoogezand-Sappemeer van 17 januari 2014 betreffende
getekend raadsbesluit 2 december 2013;
 De brief van B&W en de raad van Ten Boer van 16 januari 2014 betreffende bevestiging
standpunt gemeente Ten Boer rapport ‘Grenzeloos Gunnen’;
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014




De brief van de heer Koot van 13 januari 2014 betreffende gemeentelijke herindeling in
onze provincie;
E-mail en bijlage van de heer Biezeveld d.d. 24 januari 2014 namens Burgercomité
herindeling Haren;
De brief van GS van 24 januari 2014, nr. 2014-04297/5, PPM, Provinciale regierol
herindelingsproces;
De brief van de heer Wieten van de Stichting Boermarke Essen en Aa's, d.d. 27 januari
2014, betreffende hartenkreet voor bestuurders van Bellingwedde, Stadskanaal,
Vlagtwedde en de provincie.
De VOORZITTER: Wat we bespreken als eerste agendapunt is de voordracht van GS van 17 januari
2014 over de stand van zaken en het vervolgproces op weg naar de verandering van de
bestuurscultuur én vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen. Dat is een
omvangrijk pakket met alle bijlagen en brieven van derden. Als extra bagage voor het debat hebt u de
inhoud van de in januari gehouden gesprekrondes mee kunnen nemen, waaraan bijna alle Groninger
gemeenten hebben deelgenomen. Daarmee hebt u ook weer een fors stuk werk verzet.
Ik begin met de eerste termijn en ik kijk naar de Partij voor de Arbeid: de heer Visser heeft het
woord.
De heer VISSER (PvdA): Terugkijkend op zijn lange politieke en bestuurlijke loopbaan zag Willem
Drees met het meeste genoegen terug op zijn periode als raadslid en wethouder in Den Haag
gedurende de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Niet alleen duidde hij hiermee op wat je als
wethouder van sociale zaken – want dat was natuurlijk zijn portefeuille – juist in crisistijd heel concreet
voor kwetsbare groepen kon bereiken, maar hij wees ook op de waarde van wat later de wethouder
Socialisme is gaan heten voor de sociaaldemocratie en de landspolitiek. Ik citeer: ‘Het opbouwende
werk in de gemeentebesturen is betere propaganda geweest dan de hardnekkige, maar vaak
vergeefse oppositie in de landspolitiek.’
Als Partij van de Arbeid-fractie steunen wij de voordracht over het advies van het College over
de bestuurlijke organisatie juist omdat wij als partij staan voor krachtig lokaal bestuur, dat optimaal
bemeten is om sociaal-economische opgave – vooral die opgave van onze regio – ter hand te nemen.
Dan gaat het om het bevorderen van werkgelegenheid, het hervormen van de sociale werkvoorziening
zonder dat wie dan ook kansloos in de kou komt te staan en het organiseren van solidariteit en
bestaanszekerheid. Het gaat om het scheppen van kansen en uitdagingen voor iedereen. Daarbij
dient de gemeente zo autonoom mogelijk te kunnen zijn, liefst via vergroting van het eigen
belastinggebied, terwijl de gemeenteraden hun wetgevende en controlerende taken daadkrachtig
kunnen vervullen in nauwe samenspraak met de gemeenschap in dorpen en wijken. Dat moet er ook
iets te kiezen zijn, want de ervaring leert – ook de afgelopen weken in ons huis – dat de burgers de
volksvertegenwoordigers uitstekend weten te vinden als er ook écht iets op het spel staat.
Tijdens de inspraakronde die we de afgelopen tijd met de vertegenwoordigers van 21 van de
23 gemeenten in onze provincie hebben gehouden, onderschrijft vrijwel iedereen nut en noodzaak van
het perspectief dat er in de voordracht en de visie van het College wordt geschetst. Dat er daarbij vele
vragen en zorgen leefden, is in de commissievergadering van vorige week woensdag met de
verantwoordelijke gedeputeerde gedeeld en hij heeft ons afdoende overtuigd van de bereidheid van
het College om de gerezen knelpunten naar vermogen te helpen aanpakken.
Bij enkele daarvan wil ik nog kort stilstaan. Zo bleken er nogal wat onduidelijkheden te
bestaan over de provinciale regierol in het herindelingsproces en het leek onze fractie daarom gepast
dat het College daar helder over zou communiceren. Wij danken het College daarom voor de brief van
24 januari jongstleden, waarin onze rol en positie in formele zin worden verduidelijkt.
Veel gemeenteraden geven aan, zorgen te hebben over hun financiële posities of die van
beoogde fusiepartners, die het realiseren van de herindelingen zouden kunnen belasten. Wij zijn het
met het College eens dat de betrokken gemeenten zelf alles op alles moeten zetten om zo gezond
mogelijk aan de start te verschijnen – natuurlijk. Maar we verwachten wel dat het College bereid is om
gemeenten die buitenproportioneel worstelen met hun financiële positie, met raad én daad bij te
staan. Hierbij duiden wij niet alleen op wat er in de voordracht en de visie is verwoord, gehoor gevend
aan de motie die we in september hebben aangenomen – dank daarvoor. Maar we duiden er ook op
en we vragen u ook of u zonodig voorfinancieringen kunt bevorderen vanwege andere overheden –
want wij als provincie zijn door de Wet HOF beperkt in dezen – en deze inspanningen het liefst samen
met de VGG kunt leveren.
Ook bleek uit de standpunten van de verschillende gemeenteraden de behoefte aan
verschillen in tempo. De ene gemeente kan het niet snel genoeg gaan, bleek ons. De andere wenst
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
meer tijd, vooral ook met het oog op de toekomstvisies die er voor de beoogde nieuwe gemeenten
moeten worden gemaakt. U hebt aangegeven dat er wel enige rek in het tijdspad zit, maar in juni 2015
moeten die visies er liggen. U hebt ook aangegeven dit soort processen te kunnen ondersteunen.
Kunt u in uw overleg met de VGG in april aanstaande nagaan hoe u kunt bijdragen aan het nodige
maatwerk, ook in relatie tot de zogenaamde decentralisaties waardoor gemeenten niet in de knel
komen bij het behalen van de nodige deadlines?
Er is terecht om aandacht gevraagd voor kwetsbare en waardevolle gebieden in onze
provincie zoals Middag-Humsterland en Westerwolde – ik noem er twee, die wat onze fractie betreft in
één bestuurlijke hand komen vanuit respect voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarde,
die door de inwoners van deze gebieden vaak intens wordt beleefd. Wat betreft de zogenaamde G7gemeente die er mogelijk in Noord-Groningen gaat ontstaan – al delen niet alle betrokken
gemeenteraden die voorkeur en dient er voor definitieve keuzes nog het nodige te worden onderzocht
– vinden wij dat het advies van de commissie-Jansen – twee gemeenten in dit gebied: Hoogeland en
Eemsdelta – niet lichtvaardig opzijgeschoven moet worden. Hoewel er in dit gebied nadrukkelijk
opgaven aan de orde zijn die om krachtig bestuur over het geheel vragen – niet in de laatste plaats
vanwege de aardbevings- en leefbaarheidsproblematiek – worden de afstanden letterlijk en figuurlijk
wel heel groot. Wij wachten daarom met spanning af welke kant het met Noord-Groningen opgaat –
evenals in Oost-Groningen overigens, waarover de commissie-Jansen II binnenkort adviseert – en
zullen daarop op een gepast moment in de Staten terugkomen. Dit hebben we ook al in de commissie
besproken.
De raden van Vlagtwedde en Bellingwedde hebben gisteren een grote stap gezet, waarvan wij
hopen dat die een krachtig samenspel met andere gemeenten in het gebied niet in de weg staat. We
zijn benieuwd hoe een en ander zich verhoudt tot het nog komende advies van de commissie-Jansen
II, al hebben al wel begrepen – zeker van vertegenwoordigers van de gemeente Vlagtwedde – dat de
deur naar andere gemeenten nadrukkelijk open blijft staan.
Natuurlijk kan bij zo’n ingrijpende verandering in het lokale bestuur de provincie niet
achterwege blijven. Wij onderschrijven de rol- en taakveranderingen zoals die in de voordracht en de
visie van het College worden geformuleerd. Via het proces van opschaling van de Groninger
gemeenten komt voor onze fractie ook nadrukkelijk de vraag aan de orde of wij als provincie zélf wel
bestuurskrachtig genoeg zijn. Recent onderzoek heeft namelijk aangetoond dat veel provincies,
waaronder ook wel de onze, ondanks een soms ogenschijnlijk riante financiële positie als gevolg van
de verkoop van aandelen in nutsbedrijven, tekortschiet. Dat onderstreept nog eens de noodzaak van
het proces, waarover we het vandaag hebben en vergt van ons als Staten de openheid en eerlijkheid
die we ook van de gemeenten verlangen. Daarbij wenst mijn fractie op voorhand niets uit te sluiten als
het om de toekomst van onze provincie gaat.
Dan rond ik af. Sinds september 2011, toen we als Staten de aanzet gaven tot het proces dat
in goede samenwerking met de VGG heeft geleid tot het advies van de commissie-Jansen van nog
geen jaar geleden, is er heel veel werk verzet door alle betrokkenen: door ons maar vooral ook door
de gemeentebesturen en –raden – onze grote complimenten daarvoor. Het directe contact met de
vertegenwoordigers in de gemeenteraden in de afgelopen periode heeft ons duidelijk gemaakt dat er
nog heel veel werk aan de winkel is, maar dat de grote stappen vooruit zijn en nog worden gezet. Wij
stellen ons voor dat we gaandeweg het proces ons nog eens met de betrokken gemeenteraden
verstaan, want dat is mij en mijn fractie uitstekend bevallen en onderstreept het gemeenschappelijke
karakter van de opgave die we alleen door eendrachtige samenwerking onder het motto van
‘Grenzeloos gunnen’ tot een goed einde kunnen brengen.
De heer BAKKER (VVD): Een nieuwe bestuurlijke indeling in de provincie Groningen: een proces dat
alweer sinds 2006 loopt. Aanvankelijk leek het te gaan in de richting van samenwerking in clusters
waardoor de bestaande gemeenten konden blijven bestaan. Na een grondige evaluatie bleek dit geen
haalbare kaart. Dit was een van de belangrijke gegevens voor het rapport ‘Grenzeloos gunnen’ van de
commissie-Jansen. De commissie heeft de opdracht namens alle gemeenten uitgevoerd. De
conclusies waren en zijn volstrekt duidelijk: herindelen niet ‘óf’ maar ‘hoe’. De voorliggende voordracht
is een tussenstap in het proces om op 1 januari 2018 te komen tot een bestuurlijke herindeling. GS
vraagt in deze voordracht ons als Staten te oordelen over de provinciale rol en taken, de contouren
van de nieuwe indeling en over het vervolgproces.
Over de rolopvatting willen wij duidelijk zijn: het is en blijft primair een gemeentelijk proces.
Ons Collegeprogramma is hier ook duidelijk over. Ik citeer: ‘Wanneer gemeenten er onderling niet
goed uitkomen, vervullen we een actieve, bemiddelende en zonodig regisserende rol.’ Einde citaat.
Wat de fractie van de VVD betreft zitten we nu nog steeds in de actieve, bemiddelende rol. Wij gaan
ervan uit dat de meer regisserende rol eigenlijk niet nodig zou moeten zijn. In maart 2014 brengt het
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
ministerie een handreiking uit over de gemeentelijke herindeling. Indien de handreiking ertoe
aanleiding geeft dat de procesafspraken die wij nu maken, gewijzigd moeten worden, gaan wij ervan
uit dat het College in overleg met de Staten nadere procesafspraken met de gemeenten maakt.
Wij willen hier niet ingaan op de situatie in iedere individuele gemeente. Wij hebben in een
drietal hoorzittingen gemerkt dat iedere gemeente op een bijzonder serieuze wijze met deze materie
omgaat. Dit leidt ertoe dat hier en daar ruimte wordt gevraagd: ruimte qua gebied en ruimte qua tijd.
Wij vinden dat deze ruimte in beginsel moet worden geboden. Daarbij zijn wat ons betreft in ieder
geval twee uitgangspunten belangrijk: de herindeling gaat door en de ingangsdatum is 1 januari 2018.
De opschaling van gemeenten betekent dat de verhouding tussen de provincie en het lokale bestuur
aanmerkelijk verandert. De kerntaken van de provincie zijn duidelijk. Aan een verdere overdracht van
niet-kerntaken dient een invulling te worden gegeven. Morgen beginnen en misschien doet een goed
voorbeeld goed volgen.
Tot slot zit de kracht soms in de herhaling en dus nogmaals: de VVD-fractie is van mening dat
Schiermonnikoog bij de provincie Groningen hoort.
Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij hebben de afgelopen járen – denk ik bijna – heel veel stukken voorbij
zien komen en ook vandaag staan er heel veel stukken onder dit agendapunt bij elkaar geschaard.
Wat ons betreft gaat het over twee grote stukken met heel veel bijlagen, elk met zijn eigen waarde. Bij
één groot stuk zal ik iets langer stilstaan en bij het andere stuk volg ik in beginsel de lijn die
uitgesproken is door de gedeputeerde in de laatste commissievergadering, die over dit onderwerp
ging. De gedeputeerde gaf in die commissie namelijk aan dat hij – in mijn woorden vat ik alles samen
– eigenlijk niet zo uitgebreid wilde spreken over hoe die nieuwe provincie eruit zou moeten zien,
omdat hij vindt dat dat iets wat we straks samen met de Vereniging van Groninger Gemeenten
moeten gaan oppakken en invullen.
U kent onze opstelling over de kerntaken en onze provincie: wat dicht bij mensen kan, moeten
we dicht bij mensen doen. En wat regionaal moet, doen we dan ook regionaal. We komen daar
inderdaad nog wel uitgebreid over te spreken de komende perioden, maar ik wil vóór die discussie
alvast wel meegeven dat wij als SP, gedwongen door alle bezuinigingen die plaatsvinden op
gemeenten, nu wel op de lijn aankomen van dat je als provincie doet wat je moet doen, je dat ook
goed doet, maar niet wegkijkt als je iets kúnt doen. En volgens mij kom ik daarmee heel dicht bij wat
de heer Visser net ook zei dat daar waar wij op elk vlak dan ook een hand kunnen uitsteken naar
gemeenten, moeten we dat ook niet nalaten.
Dan die voordracht over de bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen. Een
bestuurskracht- en/of herindelingsdiscussie die inmiddels – de heer Bakker zei het ook al – acht jaar
loopt in Groningen. Gestart in 2006 vanuit een onderzoek naar de bestuurlijke drukte in gemeenten.
En toen werd dit in het najaar van 2011 kracht bijgezet met een meerderheidsmotie in de Statenzaal,
waarbij de optie van herindeling niet uitgesloten mocht worden. En als finale het akkoord Jansen I met
als uitkomst de oplossing van alle problemen in bestuurlijk Groningen: zes nieuwe grote gemeenten
op 1 januari 2018. Al acht jaar lang gesprekken tussen bestuurders, de Vereniging van Groninger
Gemeenten en op zijn hoogst minimaal met raadsleden. En afgelopen jaar werd er naar onze mening
met stoom en kokend water gepraat in zaaltjes en dorpshuizen met een bevolking, die vaak summier
geïnformeerd was en vaak als belangrijkste vraag kreeg: met wie?
Over de definitie van ‘van onderop’ gaan wij het vandaag niet eens worden. Daarvoor hebben
wij vaak genoeg met elkaar van gedachten gewisseld – en dat wil de heer Post nog een keer
overdoen, denk ik.
De heer POST (GroenLinks): Dat wil ik niet overdoen, ik kom even terug op uw voorgaande zin. U zei
dat wij het laatste jaar met stoom en kokend water de discussie over de toekomst van de gemeenten
moeten volgen. Bent u het met mij eens dat de afgelopen acht jaar de gemeentelijke samenwerking
ook herhaaldelijk is voorgelegd aan en besproken met bewoners en bewonersgroepen? En dat die
discussie dus wel degelijk binnen gemeenten is gevoerd?
Mevrouw VEENSTRA (SP): Die discussies zullen wel in de gemeenten gevoerd zijn. Het beeld dat ik
krijg van de verschillende raadsleden is dat die discussies summier geweest zijn. En het beeld dat ik
op lokaal niveau krijg van de bevolking is ook dat die discussies summier geweest zijn – in elk geval
de informatievoorziening rondom hoe dat dan zou moeten en wat de noodzaak daarvan zou moeten
zijn, summier is geweest.
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer POST (GroenLinks): Ja, je kunt altijd discussiëren over wat summier is, maar in uw eerste
bijdrage zei u aanvankelijk dat de discussie in feite het laatste jaar gevoerd is met stoom en kokend
water. En die veronderstelling deel ik in elk geval niet.
Mevrouw VEENSTRA (SP): Dan delen wij het dat we het daarbij niet eens zijn met elkaar. Het
afgelopen halfjaar is die discussie gevoerd in verschillende dorpshuizen en zaaltjes. Sommige
gemeenten hebben het heel uitgebreid gedaan in veertien dorpen, andere hebben dat centraal
gedaan op de gemeentehuizen. Bij ons is in elk geval wel heel sterk het beeld blijven hangen dat die
discussie heel summier geweest is en de bevolking weinig geïnformeerd is met als enige insteek met
wie men wilde herindelen. Ik denk niet dat we het daarover eens gaan worden, meneer Post. Dat
mag, ook van mij.
Over de definitie van herindeling van onderop gaan wij het dus niet met elkaar eens worden,
vrees ik. Daarvoor hebben wij vaak genoeg met elkaar van gedachten gewisseld. Wij zijn als SP geen
principieel tegenstander van herindelingen, maar in het proces is voor ons de mening van inwoners
leidend. En in onze ogen – en nogmaals: daar hoeft u het niet met ons eens te zijn – is die te laat,
onvoldoende en in elk geval met te weinig informatie gepraat. Er is vaker gevraagd door ons en door
gemeenten om meer tijd. Naar onze mening terecht en het blijkt ook nodig. Want de negen OostGroninger gemeenten hebben een ronde-Jansen II nodig. Dat advies komt naar alle waarschijnlijkheid
volgende week, naar ik begrepen heb. Waar was dan de brand dat wij daar niet op konden wachten?
Hadden we niet beter op dit ‘Jansen II-advies’, zoals de gedeputeerde dit zelf genoemd heeft – ik heb
het niet zelf bedacht – kunnen wachten, zodat we alles in één ronde met elkaar hadden kunnen
bespreken? Dat is de korte termijn van een week. Maar ook de termijn van het komende halfjaar en
anderhalf jaar knelt naar de mening van de SP. In de commissie gaf de gedeputeerde aan dat de
voorbereidingen op die herindeling, het opstellen van die gebiedsvisies, én de overdracht van drie
grote wetten vanuit Den Haag, de zogenaamde decentralisaties, samen moeten kunnen gaan. Ik kom
op het laatste zo nog even terug.
Een complicerende factor kunnen wat ons betreft ook de mogelijke raadsverkiezingen van
19 maart zijn. U kunt ten eerste te maken krijgen met totaal andere gemeenteraden, die mogelijk níét
de mening delen van de gedeputeerde dat – en ik vat dat in mijn woorden samen – men besluiten uit
de vorige periode meeneemt en zich daar niet aan kan onttrekken. Onze inschatting en ons
uitgangspunt is dat we veel meer op het standpunt staan van dat wat wij met mensenhanden
ondertekenen, diezelfde mensenhanden ook weer ongedaan kunnen maken. Het zijn maar
principebesluiten in veel gemeenten en met nieuwe fasen kunnen vaak ook nieuwe wetten volgen.
Dan de tijd die u zichzelf en de gemeente gunt. De verkiezingen zijn op 19 maart, dan volgen
de onderhandelingen en op zijn vroegst begin april zal er sprake zijn van nieuwe colleges van B&W,
mogelijk zelfs op sommige plekken pas in mei. Die moeten ingewerkt worden en dan zitten we al heel
dicht tegen het zomerreces aan. Daarna belanden we in september en zitten er dus colleges met een
herindelingsopdracht, moeten ze gebiedsvisies maken, moeten ze drie landelijke wetten invoeren
waarvan de helft nog niet duidelijk is op dit moment vanuit Den Haag en dat alles in een begrotingstijd
waarin de gemeenten alle touwtjes aan elkaar moeten knopen om het geheel financieel rond te
breien.
Het klinkt bijna een beetje alsof wij als SP geen vertrouwen hebben in de lokale
gemeenteraden. Dat is absoluut niet waar: ik heb het volste vertrouwen in de lokale
volksvertegenwoordiging. Maar áls men al zou willen, dan lijkt het schier onmogelijk. En eerlijk gezegd
hebben wij liever een raad die haar energie steekt in het borgen en zekerstellen van de hulp aan
ouderen en de jeugdzorg dan dat zij zich in deze periode druk moeten maken over gebiedsvisies, die
ook later kunnen worden ingevuld als daar meer tijd voor gegeven wordt.
De heer VISSER (PvdA): Ik wou mevrouw Veenstra iets voorleggen. U veronderstelt dat er wel een
hele grote breuk komt via de verkiezingen, alsof er geen continuïteit zou zijn. Uw partij investeert
nogal wat in scholing, u bent daar ook zelf bij betrokken. Bent u niet van mening dat, gezien wat u
zegt, menig politieke partij en ook nieuwe partijen die aan de verkiezingen deelnemen, nu al met de
voorbereiding doende zijn en zich dus uitstekend kunnen oriënteren op de zaken die komen gaan?
Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik heb ook expliciet genoemd dat waar het gaat over de drie grote wetten,
het op dit moment zelfs nog volstrekt onduidelijk is welk deel van de wet in welke vorm en hoeveel
geld er komt. Die onzekerheden zijn nog steeds niet weg. En ik heb het volste vertrouwen – dat heb ik
ook gezegd – in de lokale volksvertegenwoordiging. Inderdaad doen heel veel partijen aan scholing en
het begeleiden van lokale raadsleden en dergelijke. Maar u vraagt ook of er enige consistentie in die
gemeenteraden zou kunnen zitten. Ja, dat kan op sommige plekken het geval zijn, maar in sommige
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
gemeenten kan er een totaal nieuwe werkelijkheid ontstaan. En daar moeten we dan wel mee
handelen en dat kan wel eens een lastige factor worden als we al deze zaken gelijktijdig gaan doen
vanaf september, met alle onzekerheden die er in Den Haag blijven hangen.
De heer POST (GroenLinks): Dit verhaal over het spanningsveld tussen de decentralisatieopgave en
de herindeling hebben we natuurlijk ook nadrukkelijk besproken met de gemeenten. En wat mij
daarvan bijgebleven is, is dat daar een zorg over is uitgesproken. Maar de allesoverheersende
gedachte daarbij was dat dat de uitdaging is die we met elkaar aangaan. Het was niet een kwestie van
‘dat gaan we niet redden’, maar ‘dat zullen we met elkaar moeten oplossen en laten we elkaar daarom
nu vasthouden’. Dus als dat de opvatting is in elk geval binnen de nuances die gemaakt zijn van de
verschillende gemeenten, dan denk ik dat we ook die gemeenten de kans moeten geven die lastige,
maar niet-onuitvoerbare opdracht ook uit te voeren.
Mevrouw VEENSTRA (SP): Absoluut. Inderdaad gaan we die uitdaging ook aan, we gaan ons best
doen om daar vorm aan te geven. Maar het gaat mij om de tijd die erin zit, hoe beperkt die is en de
onzekerheden die er nog steeds vanuit Den Haag liggen. Je kunt nog zoveel willen, maar als niet
duidelijk is wat je moet en als dat ook nog een keer gaat knijpen in de tijd, dan kan het ook wel eens
mislopen. En nogmaals: ik heb liever dat gemeenteraden zich straks heel druk gaan maken over hoe
zij inderdaad de zorg gaan borgen voor ouderen, hoe ze de jeugdzorg gaan invullen en hoe ze gaan
zorgen dat al die mensen in de sociale werkvoorziening hun veilige plekken kunnen gaan houden dan
dat ze zich druk gaan maken over gebiedsvisies, wat in onze optiek ook later kan. En die ruimte zou
er wat ons betreft moeten kunnen zijn.
Ik kom tot een afronding en u verwacht natuurlijk nu dat ik weer met een hele stapel moties
aankom. Maar u hebt allang gezien wat ik hier heb liggen: we gaan dat niet doen. Wij hadden ervoor
kunnen kiezen om wederom moties op te stellen: een motie om inderdaad meer tijd te vragen, een
motie waarin wij zeggen dat wij Bellingwedde en Vlagtwedde de keuzes laten maken die zij samen
met de bevolking belangrijk vinden, een motie om het referendum straks in Haren te respecteren, een
motie om de volkspeiling – in mijn woorden – van bijvoorbeeld Menterwolde te respecteren of een
motie die aangekondigd is door mijn collega Swagerman om de gemeente Bedum zelfstandig te laten
zijn. Dan hebben we heel vaak zo gedaan de laatste jaren. Maar ik ben niet – in mijn woorden, het is
misschien niet heel parlementair woordgebruik, maar goed – achterlijk. Wij kunnen ook tellen en wij
weten dat de overgrote meerderheid in deze Staten van Groningen het rapport-Jansen I leidend wil
laten zijn in deze discussie en het College ondersteunt dat dus ook. Ook dat is democratie en die
democratie – dat weet u – respecteer ik, ook als ik het niet leuk vind. Maar u kunt zich dan ook
waarschijnlijk al wel een idee vormen hoe ons stemgedrag aan het einde van dit debat zal zijn.
Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Het proces van de herindeling rolt zich verder voor ons uit. Er is de
commissie-Jansen, er zijn makelaars en er is zelfs een commissie-Jansen II in Oost-Groningen aan
het werk, de drie hoorzittingen en vanmorgen was in de krant het besluit te lezen van de gemeenten
Bellingwedde en Vlagtwedde. In de hoorzittingen hebben de gemeenteraden zich kunnen uitspreken
over hoe zij staan in de voorgenomen herindeling.
Voor het CDA is daar een duidelijke lijn uitgekomen. Namelijk: gemeenten willen wel in het
licht van de decentralisatietaken, ze zien de noodzaak ook, maar vinden loslaten van bestaande
structuren ook best moeilijk. Er ligt sentiment maar er ook praktische bedenkingen. Gemeenten kijken
duidelijk naar financiële gevolgen, naar cultuurhistorische gronden en ze hebben een diverse kijk op
de schaalvergroting en de burgernabijheid. In elke regio hebben gemeenten nog uiteenlopende
standpunten inzake hun toekomst: hoe groot en met wie wil men verdergaan? En deze variëteit aan
geluiden vergt dat de gemeenten voldoende tijd moeten krijgen om onderling gesprekken aan te gaan,
verkenningen uit te voeren en daar waar gewenst samen met de ingestelde kwartiermakers zorgvuldig
te komen tot een gestructureerde eindbeslissing van onderop. Het CDA is van mening dat in het
gehele proces de bottom-uplijn gevolgd moet worden. Draagvlak zoeken is ook heel duidelijk een van
de uitkomsten van de hoorzittingen. Zo moet er ook een evenwicht gezocht gaan worden in het
tijdspad: wil de ene gemeente zo snel mogelijk, wil de andere gemeente meer tijd. Ook hier ligt een
duidelijke rol voor de provincie, zonder op te jagen maar ook zonder te frustreren.
In de brief van GS die wij na de commissie hebben mogen ontvangen – waarvoor dank – zijn
het proces en de gestelde dilemma’s ook goed weergegeven. De gestelde criteria, de
randvoorwaarden uit het rapport van de commissie-Jansen en de bestuurlijke visie van de provincie
onderschrijven wij. En in uw brief en ook in de commissie spreekt het College over ‘evenwichtige
gemeenten’. Graag willen wij hier nog een verduidelijking over, hoe u dit ziet – mede ook in het licht
van ‘van onderop’. Er lijkt zich momenteel iets anders af te tekenen, namelijk van klein naar groot naar
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
supergroot. En voor het CDA is het van belang dat in de nieuwe gemeenten het karakter moet zijn dat
de burgers er zich in herkent, de burgernabijheid aanwezig is en de kleinschaligheid in
grootschaligheid ontwikkeld gaat worden.
De heer JANSEN (PVV): U hebt het heel terecht over draagvlak zoeken onder de bevolking in de
gemeenten. Wat als dat draagvlak er uiteindelijk niet komt? Wat moet er dan gebeuren volgens u?
Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Daarvoor heeft de provincie kwartiermakers in het leven geroepen en
op hen kan dan een beroep gedaan worden om in gezamenlijkheid te kijken hoe je aan draagvlak kunt
werken en tot een nieuwe herindeling kunt komen in die gebieden waar misschien geen draagvlak
aanwezig zal zijn. Maar je moet ook kijken wat draagvlak is en hoe breed dat moet zijn.
De heer JANSEN (PVV): Hoor ik het nou goed dat u eigenlijk zegt dat als er geen draagvlak is op dit
moment, het moet worden afgedwongen?
Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Dat hoort u mij niet zeggen. Ik zeg alleen maar dat je draagvlak
gezamenlijk moet creëren, hetzij met eigen kracht, hetzij samen met de provincie want die heeft hier
een duidelijke taak in om met kwartiermakers – en daar is zelfs een behoorlijk bedrag voor
uitgetrokken – daar samen aan te gaan werken.
De heer JANSEN (PVV): Ik denk niet dat geld in dezen draagvlak creëert. Maar goed, dat is mijn
optiek.
Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ik zeg ook niet dat geld draagvlak creëert, maar het is wel een middel
om in gezamenlijkheid te komen tot draagvlak.
Voor het CDA is het van groot belang dat de provincie richting de gemeenten een faciliterende
rol gaat spelen. De gemeenten Veendam en Hoogezand-Sappemeer – dit hebben wij ook tijdens de
hoorzittingen gehoord – hebben dit momenteel goed op orde, daar waar kleinschaligheid binnen
grootschaligheid een feit kan zijn.
Tegelijkertijd willen wij nogmaals aandacht vragen voor twee zaken die spelen binnen het
kader van evenwichtige gemeenten. Namelijk dat je binnen kleine gemeenten wederom moet gaan
werken met veel gemeenschappelijke regelingen en andere samenwerkingsverbanden, wat nou juist
democratisch ongezond is volgens de commissie-Jansen. En anderzijds zijn te grote gemeenten
ongezond voor de burgernabijheid: je krijgt dan afstand tot het publieke domein en dit is dan ook nog
eens geografisch zo te zien. Tijdens de hoorzittingen hebben wij vele oproepen gehoord waarin de
provincie om een sturende, faciliterende en ook regisserende rol werd gevraagd. Daarnaast
voorwaardenscheppend in het kader van de werkgelegenheid. En in de beantwoording van de
gedeputeerde werd aangegeven om met de nieuwe rolinvulling van de provincie zeer terughoudend
om te gaan, ‘tenzij…’. En vanuit die houding gaf de gedeputeerde ook aan dat de provincie meer in
dialoog met de gemeenten zal gaan en gemeenten een grotere beleidsvrijheid zal geven, met name
ook op het gebied van ruimtelijke ordening zoals de Provinciale Omgevingsvisie en de gebiedsvisies.
Voor het CDA is dit een welkome koerswijziging van de provincie: verspreiden van
verantwoordelijkheden en dat alles heeft te maken met vertrouwen.
Ten slotte geeft het College bij elk cluster een beoordeling. Er is tijdens de hoorzittingen
duidelijk gebleken dat niet alle beoordelingen parallel lopen met de gedachtegang van de
desbetreffende gemeenten. Wij vragen het College om zijn beoordelingen nog eens te toetsen aan de
bevindingen van de gemeenten en de Staten goed te blijven informeren over de uitkomsten van de
onderzoeken van de commissie-Jansen II, maar ook over de uitkomsten van het op pad gaan van de
kwartiermakers.
Er liggen momenteel nogal wat losse eindjes en de nieuwe gemeentegrenzen zijn nog
allerminst vastgesteld. Wij verzoeken het College in dezen te komen met een tijdspad, zodat ook
gemeenten samen met de VGG weten waar, wanneer en hoe ze moeten koersen. Juist in zo’n groot
en divers proces is helderheid noodzakelijk. En de randvoorwaarden zoals ze gesteld zijn in het
rapport van de commissie-Jansen, zijn voor het CDA heldere uitgangspunten waarlangs de meetlat
van de gemeentelijke herindeling gelegd kan worden.
De heer ZWERTBROEK (D66): Ik kijk graag naar schaatsen en binnenkort zijn de Open Nederlandse
Kampioenschappen marathonschaatsen op de Weissensee in Oostenrijk. En dat kost veel tijd en de
trainingstijd nog veel meer. Het is ook een complex, intensief en lastig proces om naar zo’n marathon
te komen, heb ik begrepen. Herindeling kun je daarmee vergelijken. We zijn nu bezig met de
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
voorbereidingen. Die zijn lastig, complex en intensief en we moeten nog komen tot de marathon zelf,
de herindeling. Daarbij zijn contacten met teamgenoten essentieel. De teamgenoten zijn in dit geval
onze collega-volksvertegenwoordigers, die wij in meerdere dagdelen hebben gesproken over de
situatie in hun gemeente en hoe zij die situatie bekijken. Want die dialoog zorgt voor wederzijds
respect en begrip.
Mijn fractie achtte deze hoorzittingen dan ook als waardevol. Ze zijn van groot belang voor het
proces. Maar kwaliteit van openbaar bestuur hoort bij de aanvoerder van het team en in dit geval is
dat de provincie, waarvan het een kerntaak is. Kwalitatief goed overdragen van taken is dan ook iets
wat de prioriteit is van deze provincie. Een voorwaarde daarvan is wat D66 betreft dat de gemeenten
gelijk zijn.
Als je kijkt naar de hele provincie, dan gaf dat een tegenstrijdig maar tegelijk ook een duidelijk
beeld. Veel gemeenten waren erover uit: herindeling is nodig.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wat bedoelt u ermee dat alle gemeenten gelijk moeten
zijn?
De heer ZWERTBROEK (D66): D66 is van mening – en dat is bij iedereen ook bekend – dat veel
kerntaken richting de gemeenten komen. Zij krijgen een grote verantwoordelijkheid en daarbij lijkt het
voor D66 van belang dat bij gemeenten een optimale gelijkwaardigheid is, zodat ze allemaal de
kerntaken die ze in de toekomst krijgen, aankunnen. En daarom vinden wij die gelijkwaardigheid van
belang. Bij de stad Groningen is dat wat anders, want die is nu al veel groter. Alleen, wij vinden het
voor de Ommelanden ook van belang dat die gelijkwaardigheid er is.
Als je kijkt naar de hele provincie, dan gaf dat een tegenstrijdig maar tegelijk ook een duidelijk
beeld. Veel gemeenten waren erover uit: herindeling is nodig. Het Westerkwartier is daar druk mee
bezig. Noord-Groningen is bezig met een onderzoek naar de G7 c.q. de optie van twee gemeenten. In
Oost-Groningen is commissie-Jansen II bezig en daarbij wachten wij in spanning op de resultaten. De
gemeenten zijn verschillend, maar tegelijkertijd zien zij allemaal het besef dat die herindeling nodig is
om uiteindelijk ook die kwaliteit van het openbaar bestuur te behouden.
Daarnaast is ook vanuit het rapport van de commissie-Jansen de rol van de provincie een
onderdeel in dit proces. En ik ben blij – gedeputeerde Moorlag heeft daar laatst ook nog iets over
gezegd richting RTV Noord – dat ook het besef er is dat er bij de provincie wat moet veranderen en
dat het stapje terug gedaan moet worden. Wat D66 betreft mocht dat wel eerder, maar wij zijn blij dat
deze stappen nu gezet worden richting kerntaken wellicht, maar in ieder geval richting daar waar de
provincie nodig is en niet overal bij gemeenten.
Mijn fractie hoopt dat de dialoog zoals wij die als Staten gevoerd hebben, maar ook zoals de
gedeputeerde met de Vereniging van Groninger Gemeenten bezig is geweest, zal blijven. Want
uiteindelijk is samenwerking tussen de provincie en de lokale overheden altijd van belang. Wij wensen
de gedeputeerde dan ook succes met de voorbereidingen op de aanstaande schaatsmarathon met
het team van de Groninger gemeenten. Want het is een zware tocht, het kan een barre tocht worden –
dat hebben we wel gezien in de Elfstedentocht in het verleden – maar uiteindelijk moeten we wel met
zijn allen de finish halen.
De heer POST (GroenLinks): Ik wil even bij de metafoor van de marathon blijven. Je weet een aantal
dingen zeker bij de marathon: als je aan de start staat, weet je hoe lang die gaat duren. Nou dat
hebben we hier met elkaar wel zo’n beetje afgesproken: de ene marathon is 100 kilometer, de andere
200 kilometer – ik ben geen deskundige. Maar over het algemeen weet men ook waar de finish ligt en
waar je naartoe schaatst. Daar heb ik u niets over horen zeggen. Waar ligt wat u betreft de
eindstreep?
De heer ZWERTBROEK (D66): De finish ligt in 2018, dus het is een lange marathon. Dan hebben we
uiteindelijk te hopen dat die grotere gemeenten er zijn. En D66 gaat er dan vanuit dat er dan ook veel
taken richting de gemeenten zijn gegaan. Wij hopen dan dat er een nieuwe situatie is ontstaan van
een provincie die meer teruggetrokken, gemeenten die groter zijn en uiteindelijk ook die taken
aankunnen, die op gegeven moment bij hen terechtkomen.
De heer POST (GroenLinks): En dat eindbeeld – die finish – is wat u betreft – tenzij er betere afslagen
in de route komen – dus het eindbeeld van de commissie-Jansen?
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer ZWERTBROEK (D66): Mijn fractie heeft altijd de adviezen van de commissie-Jansen als
leidend beschouwd. En de gedeputeerde heeft ook al gezegd dat als er gemeenten zijn met een beter
voorstel, dan mag dat en dan zien we die graag tegemoet.
De heer JANSEN (PVV): Sommige gemeenten werken reeds intensief samen, andere kan een fusie
niet snel genoeg gaan en weer andere zouden liever in kleiner verband of zelfs op zichzelf
verdergaan. De afwegingen die gemaakt worden bij de keuzes van de gemeenten zijn ook divers.
Deze kunnen onder meer geografisch, cultuurhistorisch, economisch of financieel van aard zijn, maar
hebben veelal ook betrekking op de angst dat de afstand tussen de burger en het bestuur te groot
wordt. Onzes inziens is dit een gegronde angst die niet onderschat mag worden. Zeker nu veel
bevoegdheden en taken gedecentraliseerd worden en gemeenten hun handen vol hebben om deze
warme overdracht de taken te realiseren.
Juist vanwege deze diverse afwegingen en belangen, die overigens veelal door GS worden
onderkend, is het proces van herindeling uiterst complex. Het is daarom zaak niet alleen te luisteren
naar gemeenten en inwoners, maar vooral ook te handelen naar hun wensen. Niemand kan immers
beter inschatten wat wenselijk is dan de inwoners van de betreffende gemeente zelf. Een
terughoudende maar ondersteunende rol van de provincie is in dezen dan ook gepast.
De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben het met de heer Jansen eens dat niemand het beter weet dan
de inwoners zelf. Maar tegelijkertijd zijn er allerlei inwonersbijeenkomsten geweest bij de verschillende
gemeenten en nu is die bijvoorbeeld in Haren heel erg goed bezocht en daarom is die raad ook van
plan een volksraadpleging te doen. Maar tegelijkertijd zijn er ook heel veel bijeenkomsten waar bijna
niemand op afkwam. Hoe moeten wij daar dan achterkomen?
De heer JANSEN (PVV): Ik ben het met de heer Zwertbroek eens dat het in de ene gemeente meer
leeft dan in de andere. En op dat verhaal in Haren wil ik nog even ingaan: er is inderdaad een
volksraadpleging gepland en daar zijn ook moties over ingediend die niet zijn uitgevoerd – en zoals
het er nu uitziet ook niet wórden uitgevoerd. Dus dat pleit des te meer nog voor een referendum daar,
zeker omdat die bewonersbijeenkomsten drukbezocht waren. Maar ik denk dat het aan de gemeenten
zelf is om te bepalen of daar een referendum nodig is. En als het blijkbaar leeft in een gemeente, dan
lijkt me het uiterst nuttig om daar een referendum over te houden.
De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, maar is de heer Jansen het met mij eens dat die gemeenteraden
ook volledig de ruimte hebben om een volksraadpleging te doen, al dan niet bij de verkiezingen of op
een ander moment? En dat ook heel veel gemeenteraden juist ook hebben aangegeven dat zij
democratisch hebben gekozen voor die herindeling?
De heer JANSEN (PVV): Ja, dat ben ik met de heer Zwertbroek eens.
Goed, ik ga verder. De PVV heeft in het verlengde hiervan veelvuldig gepleit voor lokale
referenda en waar nodig zouden die ook moeten plaatsvinden. Maar op zijn minst moet de wens – en
daarbij kom ik de heer Zwertbroek tegemoet – van de gemeentebesturen gehonoreerd worden, zeker
aangezien GS en veel partijen in deze Staten in het verleden ook hebben geopperd dat
herindelingsplannen altijd van onderaf dienen plaats te vinden en nooit van bovenop moeten worden
opgelegd. Het is dan ook onacceptabel voor de PVV-fractie als zou blijken dat GS fusies afdwingt of
dat GS gemeenten chanteert onder het mom van ‘als jullie er zelf niet uitkomen, dan doen wij het’.
In maart dit jaar zijn er gemeentelijke verkiezingen: onzes inziens een uitgelezen moment om
de burger een aantal keuzemogelijkheden voor te leggen. Ook wij snappen namelijk best dat de
complexe keuzes met financieel zware consequenties niet zonder meer door kleine gemeenten
genomen en gedragen kunnen worden. Maar het is niet gezegd dat de creatie van 100.000+gemeenten de enige oplossing is.
Kortom: wij pleiten voor een absoluut democratische keuze voor de burgers van Groningen en
zo hoort het.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In het dossier inzake de bestuurlijke toekomst van
Groningen zijn wij goed op weg. Er zijn sinds het verschijnen van het rapport van de commissieJansen in korte tijd grote stappen gezet. Er is veel werk verzet door de gemeenten, waarvoor wij ook
onze waardering willen uitspreken. Zij zijn allereerst bij zichzelf en ook bij de eigen bevolking te rade
gegaan. Ze hebben vervolgens het gesprek met de omliggende gemeenten gevoerd en al dan niet
richtinggevende uitspraken gedaan met het oog op de toekomst te vormen gemeenten. Dat betekent
dat het eindbeeld al duidelijk is: we zijn nog onderweg, maar wat ons betreft wel in de goede richting.
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Uit de gesprekken met de gemeenteraden hebben wij een rode draad geconstateerd. Het
overgrote deel van de gemeenten beseft dat het samengaan met andere gemeenten noodzakelijk is
om de bestuurskracht te versterken. Slechts een enkele gemeente denkt daar anders over. Zorgen
zijn er over het proces en de samenhang van de herindeling met de drie decentralisaties. Gemeenten
zien een regierol voor de provincie weggelegd, maar uiteindelijk ook een beslissende rol als zij er
onderling niet uitkomen. Daarnaast dient ook de provincie zich te bezinnen over haar eigen provinciale
rol- en taakopvatting in een nieuwe situatie van een paar grote gemeenten.
De uitspraken van gemeenten leveren nog geen eenduidig beeld op. Een paar opmerkingen
wensen wij hierbij te plaatsen. Voor de regio Noord-Groningen zijn nog geen richtinggevende
uitspraken gedaan. Wel is er een onderzoek ingesteld naar een samenwerking tussen zeven
gemeenten. Voor ons is leidend dat de nieuw te vormen gemeente(n) voldoet aan de vereisten van
het advies van de commissie-Jansen. Toch horen wij uit verschillende gemeenten twijfels bij deze
grote variant. De huidige gemeente Eemsmond vormt het scharnier tussen eventuele alternatieven.
Voor deze regio begrijpen wij de keuze die de commissie-Jansen in haar advies heeft voorgesteld.
Ook wij zijn benieuwd welke kant het in deze regio uiteindelijk op zal gaan, waarbij bij voorkeur ook
gelijkwaardige gemeenten zullen moeten worden gevormd.
Ten aanzien van de regio Oost-Groningen zijn we nog in afwachting van wat het bindende
advies van de visitatiecommissie. Onze fractie voelt zich aangesproken door de argumenten die de
verschillende gemeenten naar voren hebben gebracht voor de vorming van een tweetal gemeenten in
deze regio, waarbij een verdeling is van voorzieningen: in beide gemeenten een theater en een
ziekenhuis en ook een verdeling van de werkvoorzieningschappen en beide grenzend aan Duitsland.
Wij zijn benieuwd naar het advies waar de visitatiecommissie mee zal komen en vinden ook dat de
provincie uiteindelijk niet moet nalaten een knoop door te hakken als dat nodig is – daarbij gesteund
door de opmerkingen van een aantal gemeenten in deze regio.
De ChristenUnie hecht aan samenhang in dit proces, dat de Groninger gemeenten samen
begonnen zijn. Daarbij dienen gemeenten niet alleen oog te hebben voor hun eigen positie, maar ook
voor die van gemeenten om hen heen. In dit licht zijn wij kritisch ten aanzien van de keuze die de
gemeenten Vlagtwedde en Bellingwedde gisteravond hebben gemaakt. Wij roepen het College op, in
het proces oog te hebben voor samenhang en verbinding te hebben en gemeenten die zich dreigen
los te weken van het geheel – bekend is dat die er zijn – bij het proces te blijven betrekken.
In de voordracht worden de Staten gevraagd in te stemmen met de richtinggevende kaders
voor het vervolgproces, ook met het oog op de rol- en taakopvatting van de provincie. Wij kunnen de
uitgangspunten onderschrijven en hechten aan een goede uitwerking van die paragraaf met een
nadere concretisering, als het bijvoorbeeld aankomt op het overdragen van taken. Daarbij is
duidelijkheid geboden.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Mevrouw Van der Graaf heeft het over gemeenten die
zich willen losweken van het geheel. Die moeten bij de les getrokken worden. Over welk geheel
hebben wij het hier? Legt u dat eens helder uit.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Nou ja, zoals u weet is het proces gezamenlijk gestart
met alle 23 gemeenten uit de Vereniging van Groninger Gemeenten en de provincie. Het advies
‘Grenzeloos gunnen’ van de commissie-Jansen is daarin ook heel duidelijk geweest over solidariteit in
dit gehele proces. Ik constateer dat een aantal gemeenten is – en daar vrees ik wel voor – dat zich
daarvan wat los willen weken en een eigenstandige positie willen behouden, maar daarbij gelijk ook
aangeven dat ze niet voldoende bestuurskrachtig zijn. Over de samenwerkingsverbanden is de
commissie-Jansen heel duidelijk geweest: daar zit niet de duurzame toekomst voor de provincie als
geheel en in de afzonderlijke gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat dit proces, dat gezamenlijk is
gestart, ook gezamenlijk doorlopen wordt.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ligt aan dit proces niet ten grondslag dat de herindeling
van onderaf plaatsvindt? U pleit nu toch eigenlijk voor een soort regie van bovenaf? Voor u is
klaarblijkelijk het plaatje al rond.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Nee, voor ons is het plaatje zeker niet rond. Dat heb ik
net aangegeven: we zijn nog in afwachting van wat er zich in Noord-Groningen uiteindelijk zal gaan
ontwikkelen. Hetzelfde geldt ook voor wat er zich in Oost-Groningen zal ontwikkelen. Ja, wij hebben
wel een opvatting en die heb ik net kenbaar gemaakt. Ik weet dat uw gedachten daar anders zijn over
de stappen die gisteravond zijn genomen in Vlagtwedde en Bellingwedde. Wij als ChristenUnie
denken dat zij daarbij vooral naar hun eigen positie hebben gekeken, onvoldoende ook de positie van
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
omliggende gemeenten in ogenschouw hebben genomen en daarmee ook een beetje losgaan van het
advies dat de commissie-Jansen heeft gegeven en toch uiteindelijk ook door de Vereniging van
Groninger Gemeenten is onderschreven. Ik hoop dat ik daarmee voldoende duidelijk ben geweest.
Bij de vervolgstappen vragen wij, mede naar aanleiding van de gesprekken die wij met de
gemeenteraden hebben gevoerd, aandacht nog voor de volgende punten. Maak zo snel mogelijk
concreet hoe het proces van de herindeling zich verhoudt tot de drie grote decentralisaties. Met een
motie hebben wij daar ook in december toe opgeroepen. De kwartiermakers die worden voorgesteld,
zijn een goed idee in onze ogen, maar als zij nog van betekenis willen zijn, zullen zij zo snel mogelijk
moeten worden ingezet. Want de deadlines van de decentralisaties komen heel snel dichterbij. Het feit
dat de definitieve contouren nog niet bekend zijn, zit daarbij wel in de weg. Wij roepen het College op,
zo snel mogelijk in overleg te gaan met de gemeenten om tot een voorstel voor ondersteuning te
komen naar hun wens.
In de gesprekken kwam naar voren dat de gemeenten behoefte hebben aan duidelijkheid voor
wat betreft het financiële perspectief voor nieuw te vormen gemeenten. Wij roepen het College op,
ook daarin zo snel mogelijk faciliterend op te treden. Houd oog voor de nabijheid tussen bestuurders
en bewoners en houd ook oog voor de zorg die binnen een aantal gemeenten bestaat over het
behoud van het eigen karakter van dorpen. Blijf dit punt betrekken in het vervolgproces. Wij roepen
het College op, ook in de komende tijd regie te houden op het proces, maar ook ondersteuning te
bieden bij de inhoudelijke opgave. Wij ondersteunen de brief van vorige week van het College over de
invulling van die regierol. De rek die in het tijdspad zou bestaan voor het komen tot toekomstvisies
voor de nieuw te vormen gemeenten, zou wat de ChristenUnie betreft benut kunnen worden, mocht
dat nodig zijn gelet op de inhoud die de visies zouden moeten bevatten.
Ik kom dan tot een afronding. Wij constateren dat het College op de goede weg is en goede
vervolgstappen voorstelt. Men kan wat ons betreft dan ook doorgaan op de weg die is ingeslagen naar
een evenwichtig eindbeeld voor de bestuurlijke toekomst in de provincie Groningen en naar voldoende
bestuurskrachtige gemeenten, die in staat zullen zijn de urgente opgaven die er liggen, aan te pakken.
De heer POST (GroenLinks): De fractie van GroenLinks is niet van plan om de discussie, die we in de
commissie met elkaar gevoerd hebben, over te doen. We zullen dus een meer beschouwend verhaal
hebben en dat wordt wat mij betreft – net als mijn collega van de Partij van de Arbeid dat deed – een
vanuit historisch perspectief. Ik neem u mee naar de jaren tachtig, naar Oost-Groningen.
Eind jaren tachtig werd ik politiek actief in de toenmalige gemeente Muntendam. Het waren de
jaren van de voorbereiding op de herindeling die in 1990 haar beslag zou krijgen en de alom
heersende gedachte was dat dit een volstrekt overbodige en ongewenste ontwikkeling was. Toen ik in
1994 toetrad tot de gemeenteraad van Menterwolde, kreeg ik van het politieke establishment al snel te
horen: ‘Jongen – ik was destijds het jongste raadslid, u kent dat gevoel waarschijnlijk ook nog wel uit
het verleden – we hebben het niet goed gedaan. We gunnen elkaar het licht in de ogen niet.’ Iedere
gemeente ontwikkelde in die jaren haar eigen beleid, zoals bijvoorbeeld op het gebied van de
werkgelegenheid. Zo herinner ik mij een Amerikaans bedrijf dat zocht naar een geschikte locatie voor
zijn fabriek en daarvoor ook onze gemeente benaderde. Het ging om relatief veel werkgelegenheid en
de directie van het bedrijf ging samen met het toenmalige college in een helikopter het gebied van
boven verkennen. Ik vermoed dat de helikopterpiloot de opdracht had, het rondje beperkt te houden
en het uitzicht redelijk te beperken. Alles vooral in het geheim, zodat de buurgemeente er maar niet
achter zou komen. Uiteindelijk vestigde het bedrijf zich naar volle tevredenheid in een gemeente in
Zuid-Drenthe, tot op de dag van vandaag.
Nadat ik in 2002 was toegetreden tot het College van Menterwolde, behelsde mijn portefeuille
een twintigtal samenwerkingsverbanden binnen en buiten de regio. Een ware lappendeken aan min of
meer vrijwillig samenwerkende gemeenten. Ambtenaren hadden er een dagtaak aan om mij te
informeren met wie ik over wat afspraken had gemaakt. Het was de tijd van een afkalvende solidariteit
en de Streekraad Oost-Groningen werd van binnenuit uitgehold. De vraag die mij regelmatig in de
gemeenteraad werd gesteld, was: ‘Wethouder, wat hebben wíj hier nog over te zeggen?’
In 2006 waren we het zat. Overtuigd van ons eigen gebrek aan bestuurskracht, maar ook
beducht voor een nieuwe herindeling werd een exclusieve samenwerking gezocht met een drietal
omliggende gemeenten. Op een veerboot werd gezamenlijk het ‘Pact van Borkum’ gesloten,
overtuigend en samenwerkingsbereid. Hoe anders zou het lopen. Uiteindelijk besloten alleen
Veendam en Pekela in 2009 tot een ambtelijke fusie. Wat zo mooi begon, stierf in schoonheid.
Met deze ervaring belandde ik in 2011 in Provinciale Staten en ontmoette daar al snel een
motie van de ChristenUnie, die vroeg om een provinciale visie op de bestuurlijke organisatie van
Groningen. En geheel volgens het verkiezingsprogramma van GroenLinks vroegen wij daarbij
aandacht voor bestaande vormen van slimme samenwerking, zoals die in Pekela en Veendam maar
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
ook in Ten Boer en Groningen. Het zal dan ook niemand verbaasd hebben dat GroenLinks die motie
destijds heeft omhelsd. In nauwe samenspraak met de VGG werd de commissie-Jansen gevraagd om
met een advies te komen. De analyse van de heersende stand van zaken, de ineffectiviteit van
samenwerking en het onderling misgunnen werden breed erkend en onderschreven.
In 2013 zijn de gemeenten onderling en binnen hun eigen organisatie druk doende geweest,
de aanbevelingen uit het rapport een gevolg te geven. En het doet mijn fractie deugd te constateren
dat de afgelopen jaren vooral in een constructieve houding het onderwerp handen en voeten werd
gegeven. Er is veel energie in gestoken en met GS wil ook GroenLinks de gemeenten hiervoor een
compliment maken. In grote lijnen tekent zich een herkenbare nieuwe indeling van de bestuurlijke
organisatie van onze provincie af: dat is de winst van de afgelopen maanden.
En het beeld dat nu ontstaat, is voor GroenLinks redelijk helder. De Westerkwartiergemeenten kiezen eensgezind voor elkaar, daarbij een provincieoverschrijdende samenwerking met
Drentse buurgemeenten niet schuwend. Daar vraagt de hereniging van het Middag-Humsterland nog
aandacht en onze fractie vertrouwt erop dat de huidige gemeenten Zuidhorn en Winsum hiervoor met
een passende oplossing zullen komen.
In Centraal-Groningen vraagt de financiële positie van de gemeente Ten Boer om aandacht –
dat hebben meerderen ook aan gerefereerd. En de reactie van de gedeputeerde tijdens de commissie
stelde ons gerust dat ook hier in samenwerking tussen gemeenten, provincie en Rijk een uitkomst zal
worden gevonden. Het meerderheidsbesluit van de gemeente Haren om met Ten Boer en Groningen
het avontuur aan te gaan, heeft eveneens onze instemming. Dat laat onverlet dat de plaatselijke
onvrede over het blokkeren van nader onderzoek naar de provinciegrensoverschrijdende fusie met
Tynaarlo voor ons herkenbaar is. De houding van het College om die grens op voorhand al in een
eerder stadium heilig te verklaren vinden wij onnodig beperkend en star. Een gemiste kans om zo
effectief ten volle aan te kunnen tonen welke variant inhoudelijk het meest passend is bij de Harense
situatie. Maar de huidige reacties van alle gemeenten in de regio – ook die vanuit Drenthe – doen ons
concluderen dat dat inmiddels een gepasseerd station is.
De wens van de noordelijke gemeenten om een gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar de
zogenaamde G7-variant heeft onze instemming. Wij hopen op een heldere uitkomst, die gedragen
wordt door alle betrokken gemeenten – ook wanneer die uitkomst zou zijn dat het beter is om twee
gemeenten op te richten. Wij willen benadrukken dat in die discussie het organiseren van
kleinschaligheid en burgerbetrokkenheid essentieel is. Dat vraagt om met een moderne blik te kijken
naar de rol van inwoners, buurt- en dorpscomités en andere plaatselijke organisaties. En daarbij is
niet de schaal van de gemeente bepalend, maar de politiek-bestuurlijke wil om veel over te laten aan
je eigen inwoners, het verenigingsleven en de sociale cohesie binnen dorpsgemeenschappen. Zo
keek ik soms zelf met enige jaloezie hoe goed het wijk- en buurtbeheer was georganiseerd bij een
buurgemeente die toch tweeënhalf keer zo groot was als mijn eigen gemeente.
Ook willen we aandacht vragen voor de geografische herkenbaarheid. Hoewel een burger zijn
identiteit vooral ontleent aan zijn eigen dorp of wijk, lijkt er ons toch ook een grens te zitten aan het
besef, je inwoner te voelen van een mogelijk allergrootste gemeente van Groningen qua oppervlakte.
Het plaatje in Oost-Groningen is nog volledig diffuus. Het lijkt een kluwen van zeer uiteenlopende
wensen, gericht op het voordeel voor de eigen gemeenten. Met spanning maar ook voldoende scepsis
wachten we de aanvullende rapportage van de commissie-Jansen af. GroenLinks roept alle betrokken
gemeenten op om vanuit het gezamenlijke belang tot een breedgedragen oplossing te komen.
De huidige, maar ook de toekomstige rol van de provincie komt hier op de voorgrond. In zijn
recente brief geeft GS wat GroenLinks betreft uitstekend aan waaruit die rol met betrekking tot het
huidige proces bestaat. Daarbij staat het creëren van een evenwichtige uitgangspositie wat ons betreft
centraal. Wij zijn voorstander van een vergaande overdracht van nu nog provinciale taken aan
bestuurskrachtige en redelijk gelijkwaardige gemeenten. Het zal duidelijk zijn dat daar de vorming van
een relatief zeer kleine gemeente niet past. Door deze wens te honoreren zal een voedingsbodem
worden gelegd voor de vorming van evident ongelijkwaardige buurgemeenten met als gevolg het
eerder beschreven proces van misgunnen, concurrentie en een lappendeken aan aanvullende
samenwerkingsverbanden.
Om, afrondend, daadwerkelijk te komen tot een bestuurskrachtige herindeling van de
gemeenten in Groningen is een forse opschaling gewenst en noodzakelijk. Daartoe ligt in de ogen van
GroenLinks een goede voordracht. Het jongste Beleidskader Herindeling van Binnenlandse Zaken
vraagt van ons als provincie de ontwikkelingen te bezien vanuit die regionale context. Het criterium
draagvlak, wel vaker genoemd vandaag, is daartoe verruimd. Naast draagvlak vanuit de bevolking en
het openbaar bestuur is er eveneens draagvlak nodig in de opvatting van de buurgemeenten en vanuit
het provinciale perspectief.
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Laten wij niet dezelfde fouten maken als in 1990. Wanneer we de analyse van het rapport
‘Grenzeloos gunnen’ serieus nemen en werkelijk staan voor onze rol als provinciaal bestuur – nu en in
de toekomst – kiezen we vandaag voor krachtige en toekomstbestendige gemeenten voor onze
provincie en haar inwoners. Het is niet alleen de gedeputeerde die de kans krijgt, zijn eigen werk nog
eens over te doen.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): ‘Het hemd is nader dan de rok.’ Het hemd is in mijn
geval Westerwolde en de rok is de commissie-Jansen.
Roel van Duijn is een naam die denk ik voor velen van u wel ergens in het brein zweeft. Hij is
medeoprichter van Provo. Toen Roel van Duijn in 1977 na een zeer roerige periode in Amsterdam rust
en inspiratie zocht voor zijn ideaal van een vredelievende samenlevingsgemeenschap, gebaseerd op
wederzijdse participatie, vestigde hij zich in Oud-Veele. Na zes jaar keerde hij verkwikt terug naar
Amsterdam en hielp daar de politieke beweging van de grond tillen die bekend is onder de naam
GroenLinks. Dat doet Westerwolde met mensen. De unieke wisselwerking van de mensen die het
landschap maken en het landschap dat de mensen vormt. Dit heeft al eeuwen een heilzame invloed
op lichaam en geest van de bevolking. De Westerwoldinger heeft een sterke hang naar zelforganisatie
en zit vol vrolijke levenslust. Dat wekt helaas ook afgunst en heerszucht.
Westerwolde is eeuwenlang veroordeeld geweest om de rol van stiefkind te spelen. Onder de
bisschop van Munster, onder de tirannie van de Addinga’s – de beruchte burchtheren van Wedde,
onder de stad Groningen, onder de graven, onder de republiek, onder het koninkrijk, altijd was
Westerwolde te vergelijken met Assepoester. Goed voor de keuken, te min voor de woonkamer. Goed
voor zwaar werk, te min om te mogen genieten na gedane arbeid.
En toch is de Westerwolder van vandaag met recht trots op wat hij heeft bereikt. Aangevoerd
door de legendarische liberale boer Boelo Tijdens is de waterhuishouding begin vorige eeuw op orde
gebracht, waardoor de gronden van Wollinghuizen tot Wessinghuizen ’s zomers niet meer lijden onder
overstromingen en de aan- en afvoer van gewassen tegen een billijke prijs mogelijk is. Bourtange is in
oude luister hersteld. De burcht in Wedde is een droomkasteel geworden, waar minder bedeelde
kinderen gratis vakantie mogen vieren. En de ongelukkigen die als heks op de Geeselberg het leven
lieten, worden elke eerste zaterdag van het nieuwe jaar geëerd met een ode van tientallen
midwinterhoorns, waar ieder jaar meer mensen op afkomen – dit jaar meer dan 1.300. Puur voor de
sfeer, voor het beleven van het gevoel van authenticiteit, dat hier nog bestaat. Westerwolde heeft
geen Ede Staal zoals het Hoogeland, maar Westerwolde heeft Alex Vissering, een struinende
troubadour. Hij zingt: ‘Veur gain gold wil ik die ruilen veur n stad mit minsen’. En wie er woont,
geboren en getogen of uit vrije keuze zoals ik, zingt dat refrein met hem mee.
Westerwolde wil weer helemáál zichzelf worden, maar dat gaat niet zomaar. En dit keer is de
boze stiefmoeder de provincie. ‘U bent te klein’, is het argument. ‘Wij willen dat u groter wordt.’ Wel, u
wordt op uw wenken bediend: de inwoners van de boermark Essen en Aa’s, die bestaat uit
Onstwedde, Wessinghuizen, Höfte, Ter Wupping, Sterenborg, Smeerling en Oud-Veele, willen geen
rafelrandje van een groot veenkoloniaal gebied met Veendam en de Pekela’s worden. Ze willen bij
Westerwolde horen zoals het groter was. Want daar en daar alleen ligt hun hart. Daar voelen ze zich
verbonden met de herinneringen en de associaties die eeuwenlang van generatie op generatie zijn
doorgegeven en het landschap van Westerwolde hebben gevormd, dat op zijn beurt nu de unieke
cultuur en verbeelding van de Westerwolders vormt. Wie dit evenwicht wil verstoren uit naam van
postmoderne principes en alles wat heilig is, heilloos verklaren, is een cultuurbarbaar.
De heer POST (GroenLinks): Ja, een korte bijdrage van een cultuurbarbaar. U gaat iets verder terug
in de geschiedenis dan ik dat heb gedaan. Ik zou u toch nog even willen vragen om stil te staan bij de
afgelopen dertig jaar en de traditie die juist vanuit Westerwolde er een is geweest van
samenwerkingen beginnen en samenwerkingen afbreken. Ik neem aan dat u daarvan ook kennis
heeft genomen.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik ben niet zo goed op de hoogte van die ontwikkelingen
zoals de heer Post dat klaarblijkelijk is. Wat ik wel weet is dat GroenLinks in de raad van Vlagtwedde
gisteravond van harte heeft ingestemd met het ontwerp-herindelingsbesluit om Bellingwedde en
Vlagtwedde samen te voegen – overigens geldt dat ook voor de ChristenUnie.
Zolang ik lid van deze Staten ben, zal ik de stiefkinderlijke bejegening ten opzichte van de in
ere te herstellen gemeente Westerwolde met alle vuur dat in mij is, bestrijden en ik zal vechten voor
het recht van de boermarke Essen en Aa’s om weer bij Westerwolde te mogen horen. Daarvoor heb ik
de volgende motie.
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1 zonder titel van de fractie Vrij Mandaat:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Kennisgenomen hebben van
 de voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende de stand van zaken rond en het
vervolgproces op weg naar verandering van de bestuurscultuur en vernieuwing van de
bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen;
Overwegende dat
 de gemeenteraden van Vlagtwedde en Bellingwedde hebben besloten te fuseren om zo de
vorming van de gemeenten Westerwolde mogelijk te maken;
 de boermarke Essen en Aa’s te kennen heeft gegeven, deel te willen uitmaken van de nieuwe
gemeente Westerwolde;
 de dorpen en buurtschappen die de boermarke Essen en Aa’s vormen, van oudsher deel
uitmaken van het gebied Westerwolde;
 het gebied Westerwolde uniek van karakter is en als zodanig een historische status heeft die
bijzondere bescherming verdient;
 het ontwerp-herindeling Vlagtwedde-Bellingwedde voldoende zekerheid biedt dat de nieuwe
gemeente Westerwolde over de bestuurskracht en bestuurscultuur beschikt die de provincie
passend acht met het oog op de verandering in rol- en taakopvatting van de provincie en een
heldere rol- en taakverdeling tussen de provincie en de gemeenten;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. het ontwerp-herindeling voor de nieuwe gemeente Westerwolde welwillend in overweging te
nemen en waar mogelijk te bevorderen;
2. het verzoek van de boermarke Essen en Aa’s om te worden ingedeeld bij de nieuwe gemeente
Westerwolde en daarmee de eeuwenoude grenzen en de culturele beleving van de betreffende
inwoners van Westerwolde te herstellen, in studie te nemen;
En gaan over tot de orde van de dag!’
De heer BAKKER (VVD): Is de heer Veerenhuis-Lens ervan op de hoogte dat de helft van de
gemeente Vlagtwedde tot de Veenkoloniën behoort en dat de helft van Westerwolde in de huidige
gemeente Stadskanaal ligt?
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, daar ben ik mee bekend en dat is dus ook de
strekking van mijn motie, dat er welwillend gekeken wordt naar de mogelijkheid om de oude grenzen
van Westerwolde te herstellen. En dat betekent inderdaad letterlijk een gemeentelijke herindeling.
Ik kom tot een afsluiting en dat wil ik graag doen met het citeren van de eerdergenoemde
Boelo Luitjen Tijdens, lid van de Tweede Kamer, verwoord in een brief van zijn hand aan de uitgevers
van dit boekje ‘Westerwolde in woord en beeld’, daterend uit het jaar 1897. Hij schrijft aan de
uitgevers: ‘Moge de uitgave liefde en geestdrift wekken voor de streek die wij allen liefhebben. Want
Westerwolde verdient de belangstelling en de steun van heel Nederland en heeft er tot op zekere
hoogte zédelijk recht op.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, wat moet je na zulke prachtige proza dan nog zeggen? Ik vraag me
overigens wel af of de trots waar de heer Veerenhuis-Lens over spreekt, nou wel zo typisch
Westerwolds is. Ik bijvoorbeeld ben niet opgegroeid in Westerwolde, maar tussen de aardappelen en
de veensloten: een prachtig uitgestrekt landschap, gekenmerkt door strakke rechte lijnen en
horizonten. Ik ben geboren en getogen Knoalster en ook ík ben trots op mijn afkomst. En ook ík ben
op zoek naar een schone en mooie omgeving en naar wereldvrede. Dus wellicht dat het beeld dat de
heer Veerenhuis-Lens schetste, niet typisch Westerwolds is, maar meer kenmerkend is voor OostGroningen.
De Partij voor de Dieren is altijd terughoudend geweest over de herindeling. Schaalvergroting
leidt vrijwel nooit tot verbetering, schaalvergroting is ook geen doel op zich, vinden wij. We
constateren dat ook na een jarenlange periode van onderzoeken en discussies nog veel
onduidelijkheden en ook nog heel veel verschillende meningen zijn omtrent de herindeling. En dat
maakt ons op zich ook niet veel enthousiaster. Wij willen in ieder geval dat de burger actief betrokken
wordt bij het herindelingsproces. En we zijn dan ook benieuwd naar de nieuwe herindelingswebsite
die voor burgers gemaakt wordt.
We zien dat veel gemeenten de burgers ook actief proberen te betrekken bij het proces. We
zien ook dat de gemeenten constructief zoeken naar samenwerking met buurgemeenten, zoeken naar
een manier om de bestuurlijke druk terug te brengen en kosten te besparen. En we hopen dat die
trend zich ook door zal zetten. Verder hopen we natuurlijk dat de provincie de gemeenten hierin zal
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
blijven ondersteunen – dat zien we gelukkig ook in het voorstel terug. Die ondersteuning zou wat de
Partij voor de Dieren ook in de vorm van financiële ondersteuning kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer
gemeenten een volksraadpleging, een referendum of een peiling willen organiseren. Als inwoners in
gemeenten tot een eigen oplossing komen voor de herindeling, dient dat serieus bekeken te worden.
Provinciale dwang vinden wij onwenselijk. En die dwang is wat ons betreft niet alleen onwenselijk voor
het ‘hoe’ maar ook voor het ‘wanneer’. Als gemeenten onderling samenwerking zoeken, dan moeten
ze daar ruimte, middelen en de tijd voor krijgen.
Wij lezen de planning dan ook meer als leidraad. Een leidraad die flexibel is en waarbij
zorgvuldigheid boven deze planning en tijdslijn gesteld wordt. Met die kanttekening kunnen wij ons
ook wel vinden in de voordracht die voorligt.
De VOORZITTER: Ik kijk even, omdat we aan het eind van de eerste termijn zijn gekomen, of de
gedeputeerde even wil schorsen. Of wil hij gelijk antwoorden? Ja? Fijn, dan gaan we dat zo doen. Het
woord is nu aan het College van GS, gedeputeerde Wilpstra.
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik zal de verleiding weerstaan om in navolging van de heer Post
terug te kijken naar de jaren tachtig, want dan zou ik al meer dan de toegemeten spreektijd nodig
hebben, denk ik. Dus ik zal mij richten op datgene wat door de verschillende woordvoerders naar
voren is gebracht en op de vragen die zijn gesteld – dat zijn er overigens niet zoveel, heb ik begrepen
– om die te beantwoorden. Maar voordat ik daaraan begin toch een paar algemene opmerkingen
vooraf.
In de eerste plaats wil ik dat doen met betrekking tot dat deel van de voordracht dat gaat over
de rol- en taakopvatting van de provincie en de taken die de provincie zou willen behouden c.q.
overdragen – dat hele cluster. We hebben in de voordracht de uitgangspunten daarvoor geschetst. Ik
heb begrepen dat alle fracties daarmee kunnen instemmen, dat is verheugend. En wij zullen ons met
verve zetten aan de uitwerking samen met de partners, want dat is de kern: om het samen met de
partners verder te ontwikkelen. Dat is ook de reden waarom wij in de voordracht geen concrete
voorbeelden hebben opgesomd die voor overdracht in aanmerking zouden kunnen komen.
Dan ook nog een paar algemene opmerkingen over het onderdeel in de voordracht dat
betrekking heeft op de herindelingsoperatie. Ja, we zitten nu, even afhankelijk van de vraag waar je
begint in 2006 of in 2011, ruim over de helft van de periode of bijna over de helft van de periode. Maar
in ieder geval is het een belangrijk moment in het hele proces, dat we vandaag met elkaar gaan
bespreken en waar de Staten een besluit over gaan nemen. ‘Herindeling is geen doel op zich’, heb ik
iemand horen zeggen en dat onderschrijf ik. Het is eigenlijk niet anders dan een instrument om
schaalvergroting ook mogelijk te maken, die nodig is vanwege de taken die de gemeenten vandaag
de dag moeten uitoefenen op een zodanige wijze dat er ook in voldoende mate democratische
controle mogelijk is op het uitvoeren van die taken. En daar schort het in belangrijke mate aan – dat
bleek ook uit het onderzoek naar de bestuurskracht, dat vooraf is gegaan aan de motie van september
2011. We proberen dus met deze operatie dat te herstellen en het aantal gemeenschappelijke
regelingen tot het minimum te beperken. Dat is de kern van het verhaal.
En als je het wat ruimer bekijkt en kijkt naar de wijze waarop in Nederland het openbaar
bestuur is ingericht, dan is dat eigenlijk ook de prijs – zou je kunnen zeggen – die gemeenten moeten
betalen voor de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van die discussie: overdracht van taken
naar de bestuurslaag zo dicht mogelijk bij de burgers, een afgeslankt middenbestuur en het Rijk dat
bereid is om die taken die door de gemeenten worden gewenst, ook inderdaad over te dragen. Dat
vereist op gemeentelijk niveau de schaalvergroting en die zin bedoel ik dat dat de prijs is die betaald
moet worden voor die hele operatie met betrekking tot het inrichten van het openbaar bestuur in ons
land.
Er is een aantal punten aan de orde geweest in de bijdragen van de verschillende sprekers
dat ik heel samenvattend kan beantwoorden. Er is door verschillende leden van de Staten gesproken
over grenscorrecties. Nou, dat is een afzonderlijke ronde in het proces – zo hebben we dat ook
aangekondigd. Het is wel de bedoeling dat grenscorrecties worden meegenomen in het
herindelingsvoorstel en we zullen ook binnenkort die ronde starten met het verzamelen van de
grenscorrectiewensen zoals die bij de verschillende gemeenten leven. En Middag-Humsterland is
prominent naar voren gekomen en de grenscorrectie rond Meerstad is aan de orde geweest. En zo
leven er nog wel meer wensen met betrekking tot grenscorrecties. Wij zullen daar in een afzonderlijke
ronde, zoals ik al zei, naar kijken en u daarover ook over informeren.
Er is door verschillende sprekers gesproken over de ondersteuning van de provincie in het
proces. Wij hebben dat tot nu toe gedaan, wij zullen daar ook mee doorgaan. Kwartiermakers zijn
beschikbaar, daar is geld voor uitgetrokken – vier ton – en wij zullen die kwartiermakers ook inzetten
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
waar dat gewenst wordt geacht vanuit de gemeenten. Wij zijn met betrekking tot de financiën op
verschillende fronten in overleg, onder andere met BZK. In ieder geval is al duidelijk dat de vergoeding
die gemeenten krijgen voor frictiekosten, met 25% wordt uitgebreid – maar dat wist u waarschijnlijk
ook al – en dat het moment van uitkering een jaar naar voren wordt gehaald. Verder is er op dit
moment een discussie gaande over het probleem van de voet in de uitkering uit het Gemeentefonds,
ook een bekende problematiek. Over wat de uitkomst daarvan is, kan ik op dit moment niets zeggen,
maar die wordt in de vorm van een standpunt van het kabinet in maart verwacht.
Dan nog even iets over de rol van de provincie. Tot nu toe hebben wij ons terughoudend
opgesteld tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat in het beleidskader van de minister van BZK
wordt geschetst, namelijk dat gemeentelijke herindeling zomogelijk van onderop moet komen. Maar in
datzelfde beleidskader wordt ook aangegeven dat er grenzen aan de duur van het proces tussen de
gemeenten onderling. Als het zo dat naar het oordeel van de provincie het te lang duurt dan wel dat er
een onevenwichtig beeld ontstaat, dan kan de provincie met dat beleidskader in de hand – zal ik maar
zeggen – ook op gegeven moment zeggen dat de gemeenten dan lang genoeg onderling bezig zijn
geweest en het tijd wordt dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt en haar eigen opvattingen
naar voren brengt. Of het zover komt, zullen we nog moeten afwachten. Met name waar het om OostGroningen gaat wachten wij het advies van de commissie-Jansen, afgekort tot Jansen II, af. Dat zal
naar verwachting de volgende week komen en dan zullen we op grond daarvan beoordelen wat in het
vervolgtraject voor Oost-Groningen onze rol zou moeten zijn. Tot zover een aantal algemene
opmerkingen.
Ik kijk dan verder even naar wat de verschillende sprekers naar voren hebben gebracht. Ik
begin bij de heer Visser, die over het tempo heeft gesproken en ik beantwoord alleen die punten die in
de algemene opmerkingen had meegenomen. Ik heb dat in de commissievergadering ook gezegd,
maar wij houden wel vast aan de einddatum 1 januari 2018, maar daarbinnen is ruimte om tot nader
overleg, nader onderzoek enzovoort te komen. Wij zijn over dat soort zaken van hoe binnen het
tijdpad tussen nu en de beoogde einddatum 1 januari 2018 omgegaan moet worden met het geven
van ruimte voor onderzoek enzovoort, voortdurend in overleg met de Vereniging van Groninger
Gemeenten, waarmee wij in het hele proces – ik wil dat nog even benadrukken – voortreffelijk hebben
samengewerkt. En ik hoop dat we dat ook in de rest van het proces kunnen blijven doen.
De heer Visser heeft ook gezegd dat voor het noorden van de provincie de varianten die in
Jansen I worden genoemd, Hoogeland en Eemsdelta, niet lichtvoetig terzijde moeten worden
geschoven – zo heeft hij dat geloof ik gezegd. Nou, dat is ook allerminst onze bedoeling. We hebben
ruimte gegeven aan de gemeenten in het gebied om te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van
de grote gemeenten ‘van Lauwerszee tot Dollard tou’ en wij wachten de conclusies van de gemeenten
op dat punt af. Dat is dan weer een ijkmoment in de procedure en dan kunnen we vandaaruit kijken
hoe we verdergaan.
De heer Visser heeft ook gesproken over Vlagtwedde en Bellingwedde en anderen hebben
dat ook gedaan, zoals de heer Post en ik dacht ook mevrouw Van der Graaf en anderen wellicht ook.
Nou, ik onderschrijf de opmerkingen die zijn gemaakt, onder anderen door de heer Post en ook door
mevrouw Van der Graaf, dat gemeenten ook naar de buren moeten kijken en zich niet alleen moeten
richten op zichzelf en het eigenbelang. Dat is een plicht die alle gemeenten in onze ogen moeten
hebben in het kader van dit proces. Dan meteen ook refererend aan wat de heer Veerenhuis-Lens
daarover zei in de lofzang op het gebied Westerwolde, die welluidend uit zijn mond naar voren kwam.
Die lofzang – laat ik het zo zeggen – is niet is niet afhankelijk van de vraag of Bellingwedde en
Vlagtwedde één gemeente vormen. Dat zou ook heel goed vormgegeven kunnen worden binnen de
gebiedsvisie die de nieuwe gemeente – welke dat dan ook is, maar waar Westerwolde een deel van
gaat uitmaken – zelf tot uitdrukking kan brengen als dat gewenst wordt. In de gebiedsvisie kun je
accenten liggen voor verschillende delen van gemeenten – ik zeg het maar even kort – en dat zou in
dit geval ook zo kunnen zijn. Dus met andere woorden: het behouden van het karakter van dat gebied
is niet afhankelijk van de vraag of het wel of niet één gemeente is.
De heer Bakker heeft gezegd dat het een zaak van de gemeenten zelf blijft. Nou, dat
onderschrijf ik, maar daar is wel een grens aan – ik heb dat al aangegeven. Die bemiddelende rol
hebben wij tot nu toe vervuld en die zullen wij ook blijven vervullen totdat wij van oordeel zijn dat het
beter is om daarmee te stoppen gezien de situatie die zich voordoet. Inderdaad is het zo dat voorzien
is dat over enkele maanden een handreiking van de minister van BZK komt over de herindeling. Als
die handreiking – hoewel die waarschijnlijk geen verplichtend karakter heeft, vermoed ik zo – naar ons
oordeel aanleiding geeft om het proces op een of meer punten nog eens tegen het licht te houden,
dan zullen wij u daarover nog informeren.
Mevrouw Veenstra heeft vervolgens duidelijk aangegeven dat de opvatting van haar fractie en
die van het College van elkaar verschillen. Ik heb dat tijdens de commissievergadering ook in de
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
richting van de heer Swagerman gezegd en een compliment gemaakt voor de consistentie in de
opvatting – niet voor de opvatting zelf, om misverstanden te voorkomen. Die heeft mevrouw Veenstra
hier eigenlijk ook weer verwoord vanochtend, maar dat verschil blijft. Die visies naderen niet tot elkaar
en ik denk ook dat we vandaag niet met elkaar erin zullen slagen om die toenadering tot stand te
brengen.
De opmerking die mevrouw Veenstra heeft gemaakt over ‘met stoom en kokend water’ – en
de heer Post heeft daar ook in een interruptie op gereageerd – onderschrijf ik ook niet, want wat ons
betreft zijn er in ieder geval geen stoom en kokend water gebruikt. Wat er binnen gemeenten gebeurt,
voltrekt zich ook gedeeltelijk aan mijn waarneming – misschien dat mevrouw Veenstra daarop doelde
– maar wat ons betreft is er geen gebruik gemaakt van de middelen stoom en kokend water. Om met
andere woorden hetzelfde te zeggen: er is voldoende ruimte in het proces ingebouwd voor gemeenten
om de bevolking te raadplegen op de manier die past bij de lokale democratie van die gemeenten.
De combinatie van herindeling en de drie decentralisatieoperaties stelt de gemeenten in ieder
geval voor een forse uitdaging – dat erkennen wij. Maar we hebben niet begrepen van de gemeenten
– noch individueel, noch in het overleg dat we met de VGG regelmatig hebben – dat dat een
onmogelijke opgave wordt geacht.
Dat mevrouw Veenstra – en dat is de slotopmerking in haar bijdrage – de democratie
respecteert, waarderen wij zeer en dat zij op grond daarvan geen moties heeft ingediend, omdat ze op
grond van diezelfde democratische overwegingen verwacht dat die moties geen meerderheid zullen
halen, bekort de duur van de vergadering en ook dat is gewenst.
Dan ga ik naar mevrouw Van Kleef. Zij heeft nog eens een keer gewezen op wat de bevolking
vaak als nadeel voelt wanneer de schaal wordt vergroot. Dan ga ik nu toch even terug naar de jaren
tachtig, want toen was het anders dan nu. Immers, in die periode hadden we te maken met heel veel
kleine gemeenten. En daar was het vaak zo dat gemeente en gemeenschap eigenlijk hetzelfde was in
die hele kleine gemeenten. Als je dat dan doorknipt, raak je veel meer dan nu het geval is. In feite is
toen een stap gemaakt – achteraf bekeken misschien niet fors genoeg, zeg ik even in de richting van
de heer Post – en de stap die je nu zet is een verdere schaalvergroting, die veel minder wordt gevoeld
dan toen, is mijn overtuiging. En dat blijkt ook uit het feit dat de bevolking zich veel minder heeft
geroerd – als ik het zo mag zeggen – dan in die tijd. Maar dat door velen het verlaten van de schaal
waaraan ze gewend zijn, wordt ervaren als een verlies, kan ik op zich goed begrijpen. Dan ga ik even
terug naar de eerdere opmerking die ik maakte, dat schaalvergroting geen doel op zich is, dat het
naast voordelen ook duidelijk nadelen heeft en dat het uiteindelijk een afweging van al die elementen
die je doen besluiten om tot schaalvergroting te komen.
Mevrouw Van Kleef heeft ook gezegd dat wij moeten kijken naar financiële knelpunten. Ik heb
u al eerder in de commissievergadering gezegd dat wij daar volop mee bezig zijn, ook met betrekking
tot individuele gemeenten met Ten Boer als sprekend voorbeeld in dit verband. Dus dat heeft onze
volledige aandacht, kan ik u zeggen.
Gemeenten moeten voldoende ruimte krijgen voor discussie. Wij zijn van oordeel dat dat
binnen het tijdschema zoals dat er nu is met de einddatum 1 januari 2018, mogelijk is. U zegt dat de
provincie niet moet opjagen en frustreren. Nou, dat is zeker ook niet onze taakopvatting. Aan de
andere kant – ik heb dat eerder gezegd – als er zich situaties voordoen waarin knopen moeten
worden doorgehakt ten faveure van het doorgaan van het hele proces, dan zullen wij niet aarzelen om
dat te doen. En wij hebben ook de mogelijkheid om dat te doen met het beleidskader van de minister
van BZK in de hand.
Mevrouw Van Kleef zijn erop ingegaan dat als je over schaalvergroting praat, het eigenlijk om
de administratieve organisatie die de gemeente is, gaat. Dan moet je tegelijkertijd ook volop aandacht
hebben voor de plek die de inwoners daarin gaan innemen. Met andere woorden: je moet praten over
de manier waarop je de burgernabijheid in relatie tot overheidsparticipatie vorm wilt geven. En dat
vereist, zeker als je kijkt naar de grote variant in het noorden van de provincie, een andere aanpak.
Daar zijn wel voorbeelden van: ik heb onlangs nog eens even gekeken hoe ze dat in de grote
gemeente Zuidwest-Friesland hebben geregeld. Die gemeente draait nu drie jaar en daar hebben ze
naar mijn oordeel dat op een heel goede manier gedaan en zo zijn er ook wel andere voorbeelden te
noemen hoe je dat zou kunnen vormgeven. Maar de burgernabijheid – ook in zo’n grote organisatie –
is van essentieel belang. Want de gemeente is van de burgers en niet andersom.
Dan kom ik bij de heer Zwertbroek. Ik ben geen grote schaatsliefhebber. Wel om ernaar te
kijken maar niet zozeer om eraan mee te doen. Maar in ieder geval is het belangrijk dat wij de dialoog
met de VGG – want dat was een van de achtergrond van zijn metafoor, dacht ik – blijven aangaan,
ook in de toekomst in het kader van het herindelingsproces. Maar ook daarna, wanneer we verder
praten over de takenoverdracht van provincie naar gemeenten. Op dat punt nemen wij de kerntaken
die de provincie heeft, als uitgangspunt. Maar uiteraard zijn uitzonderingen daarop mogelijk en
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
nuances kunnen anders gelegd worden dan de provinciale kerntaken zoals die in de IPO-notitie zijn
verwoord. En het kan ook zijn dat je in de fasering dingen moet doen, maar dat zijn allemaal zaken die
bij de uitwerking horen.
Dan kom ik bij de heer Jansen. Hij heeft gezegd dat je moet handelen naar de wensen van de
inwoners. Nou, dat is natuurlijk ook de essentie van het uitgangspunt dat je van onderop het probleem
moet problemen op te lossen. Maar, zeg ik in de richting van de heer Jansen, hij gaf als ik het goed
heb begrepen geen grenzen aan het handelen van de inwoners. In onze ogen kunnen daar wel
degelijk grenzen aan zijn, wanneer andere belangen, die in dit proces ook een rol spelen, niet
voldoende aan bod komen – laat ik het zo maar zeggen.
Dan deed de heer Jansen de uitspraak dat Gedeputeerde Staten de gemeenten chanteren.
Hij illustreert dat met de opmerking ‘als jullie er niet uitkomen, dan doen wij het wel’. Nou, dat noem ik
geen chanteren, dat is gewoon verantwoordelijkheid nemen voor het proces, als dat van onderop niet
tot voldoende resultaat komt. En dat is in mijn ogen heel iets anders dan chanteren.
Mevrouw Van der Graaf heeft haar zorg uitgesproken over het proces in combinatie met de
drie decentralisatieoperaties. Daar ben ik al op ingegaan. Zij heeft verder benadrukt dat wij onze
regierol moeten pakken wanneer dat nodig mocht blijken te zijn in het proces. Nou, die opvatting
onderschrijven wij volledig. Er is nog geen eenduidig beeld, zei mevrouw Van der Graaf. Nou, dat
klopt. Ook in Noord-Groningen vindt nog nader onderzoek plaats, dus het kan best zo zijn dat dat
uitwijst dat de gemeenten tóch kiezen voor twee gemeenten in Noord-Groningen. Dat valt dan onder
het motto ‘Jansen, tenzij…’ zal ik maar zeggen.
Voor Oost-Groningen is de situatie onduidelijk. Wij wachten het advies van de commissieJansen af, dus ik doe daar ook op dit moment geen uitspraken over. Maar wat wel duidelijk is dat als
mocht blijken – iets wat wij niet hopen – dat men er onderling, ook onder leiding van de commissieJansen, niet uitkomt, dan zullen wij niet aarzelen om onze verantwoordelijkheid op dit punt ook te
nemen.
Mevrouw Van der Graaf heeft nadrukkelijk ook stilgestaan bij het besluit van de gemeenten
Vlagtwedde en Bellingwedde van gisteravond om de herindelingsprocedure te starten. Zij heeft
gezegd dat zij vindt dat die gemeenten daarbij onvoldoende om zich heen hebben gekeken. Nou, wij
onderschrijven die opvatting die door haar naar voren is gebracht.
Verder heeft mevrouw Van der Graaf nog een aantal aandachtspunten genoemd zoals het
concreet maken van de verhouding tussen deze herindelingsoperatie en de drie
decentralisatieoperaties. Wij zullen daar – als ik het goed in mijn hoofd heb – op 11 februari weer
overleggen met het bestuur van de VGG en dat zal ongetwijfeld een van de gesprekspunten zijn in die
bijeenkomst. Dus dan hopen wij ook wat meer van de kant van de gemeenten te weten te komen hoe
zij daar op dit moment instaan. Maar nogmaals, ik heb het eerder gezegd: ik heb geen signalen
ontvangen dat de gemeenten daar onoverkomelijke problemen mee hebben.
Kwartiermakers kunnen sneller worden ingezet, indien gewenst. En ondersteuning op het
financiële punt is mogelijk. Ik ben al ingegaan op de verruiming met betrekking tot de
frictiekostenvergoeding. Ik ben ook ingegaan op de discussie die op dit moment in Den Haag bezig is
over de voet in de uitkering uit het Gemeentefonds.
In de commissievergadering ben ik ook al uitvoering ingegaan op de ruimte in de tijd met
betrekking tot het maken van de gebiedsvisies. 1 juni 2015 is wat dat betreft wel een deadline, omdat
het vigerende POP dan afloopt en er iets nieuws moet zijn. En het is nadrukkelijk de bedoeling om de
gebiedsvisies die de gemeenten maken de Provinciale Omgevingsvisie tezamen te sluiten, zal ik maar
kort zeggen.
Dan de positie van de gemeente Haren. Het is niet zo dat het punt inzake de provinciegrens
helemaal gesloten is, wij hebben de mogelijkheid opengelaten dat er gesproken zou kunnen worden
over een herindeling tussen Haren en Tynaarlo. De gemeenteraad van Haren heeft het voorlopige
besluit genomen om samen te gaan met Groningen en Ten Boer met daarbij een volksraadpleging of
consultatief referendum – hoewel het officieel niet die naam mag hebben, denk ik – samen met de
raadsverkiezingen. En we wachten af wat de uitkomst van die volksraadpleging is. Als vervolgens
bekend is wat de gemeenteraad van Haren daarmee wil doen, kijken we verder of zij van haar
voorlopige besluit een definitief besluit wil maken dan wel dat er een ander besluit uitkomt. Wij
wachten dat af.
Wij wachten ook af wat er in Noord-Groningen uitkomt – ik heb dat al eerder gezegd. Dat kan
nog twee kanten opgaan. Die grote gemeente kan er komen en het kan ook zijn dat die gemeenten er
alsnog voor kiezen om tot twee gemeenten te komen. Wat dat betreft is de uitkomst van het rapport
van de commissie-Jansen I voor ons leidend.
Oost-Groningen is inderdaad diffuus. Wij wachten het advies van de commissie-Jansen, dat
volgende week afkomt, af en dan besluiten wij hoe wij daarmee om moeten gaan.
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Ik kijk nog even naar de bijdrage van heer Veerenhuis-Lens. Ik daar al even op ingegaan in
feite. Ik heb niet de indruk dat hij mij verder vragen heeft gesteld.
Dan ga ik naar mevrouw Hazekamp. Zij heeft net als anderen ervoor gepleit dat vanuit de
provincie de gemeenten moeten worden ondersteund en dat dat zo moet blijven. Nou, dat heb ik al
onderschreven. Een toezegging over financiële steun doe ik niet. In de notitie die op dit moment
geagendeerd wordt voor de volgende commissievergadering BFE over het omgaan met provinciaal
vermogen, zit een aanknopingspunt om gemeenten in ieder geval in de sferen van de liquiditeit
tegemoet te komen. Als die notitie door uw Staten wordt aanvaard, dan kan dat wellicht een kapstok
zijn – als ik het zo mag zeggen – om gemeenten in de sfeer van de liquiditeit wat tegemoet te komen.
Maar rechtstreeks financiële steun is iets wat ik absoluut niet toezeg op dit moment.
Ik dacht dat ik daarmee de punten wel bij langs was gelopen. Dan nog de motie die is
ingediend. Dat kan ik meteen wel zeggen, ook zonder dat we daarvoor een schorsing nodig hebben:
wij raden die motie af.
De VOORZITTER: Hartelijk dank voor uw uitvoerige en precieze beantwoording. Dan stel ik voor dat
we schorsen voor koffietijd. Om twaalf uur gaan we dan weer voort met de tweede ronde.
[Schorsing van 14 minuten.]
De VOORZITTER: Akkoord, dan heropen ik de vergadering en beginnen wij weer met de vergadering.
De tweede ronde is van agendapunt A.1 is aan de orde, voor zover u daar behoefte aan hebt. Ik kan
me ook voorstellen dat alles gezegd is en duidelijk is. Maar waar u nog behoeftes hebt aan het woord,
stel ik voor om uw betoog vooral toe te spitsen op ofwel een hele concrete vraag ofwel dat u met een
paar zinnen in één keer uw standpunten heel helder wilt maken. Het woord is weer aan de heer
Visser.
De heer VISSER (PvdA): Wij zien af van een tweede termijn, wij kunnen volstaan met een
stemverklaring over de motie in latere instantie.
De VOORZITTER: Hartelijk dank. Stemverklaringen doen we inderdaad zometeen, dan hoeft u nu niet
te doen in deze ronde. De heer Bakker slaat deze ronde ook over. Mevrouw Veenstra?
Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik kan het met een stemverklaring af zometeen.
De VOORZITTER: Dank u. Mevrouw Van Kleef en de heer Zwertbroek ook geen behoefte, begrijp ik?
De ChristenUnie, mevrouw Van der Graaf? Hetzelfde. Dan de PVV, de heer Jansen?
De heer JANSEN (PVV): Dank u, voorzitter, we hebben geen behoefte aan een tweede termijn.
De VOORZITTER: Dank. GroenLinks, de heer Post? U wenst wel het woord? Prima. Gaat uw gang.
De heer POST (GroenLinks): Wat mij betreft geen uitgebreide tweede termijn. Dank voor de
beantwoording, we hebben al veel gewisseld tijdens de commissievergadering. Het beeld zoals de
gedeputeerde zich hierin opstelt, is voor ons volstrekt duidelijk en verdient alle steun. Ik ben blij met
de toezegging dat er binnen het tijdspad van 1 juni 2015 nog enige nuance mogelijk is voor een aantal
nadere onderzoeken en daarmee zijn wij buitengewoon content.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zeg de gedeputeerde dank voor zijn beantwoording.
Ik heb nog wel een paar reacties en ook nog wel een paar vragen. Als ik u goed verwoord, zegt u:
opschaling is de prijs die de gemeente moeten betalen voor de verandering in de bestuurlijke
organisatie van Nederland. Bent u het met mij eens dat opschaling niet alleen de prijs is, maar dat die
prijs aanmerkelijk hoger is dan opschaling alleen?
Verder hebt u gesproken over uw voornemen om in het kader van het herindelingsproces nog
te kijken naar grenscorrecties. In het geval van Bellingwedde en Vlagtwedde en de vorming van
Westerwolde ís er sprake van grenscorrecties. Dus dat zou betekenen dat u daar wel degelijk naar
wilt kijken.
U hebt in het spoor van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie betoogd dat Vlagtwedde
en Bellingwedde onvoldoende kijken naar andere gemeenten. Ik ben het daar niet mee eens. Dat
wordt ook wel degelijk gedaan: in het ontwerp-herindelingsbesluit wordt ook wel degelijk ruimte
opengehouden voor andere gemeenten. Westerwoldes karakter is niet afhankelijk of het één
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
gemeente is, zegt u. Dat ben ik in zekere zin met u eens, maar volgens de bewóners, die een heel
belangrijke rol gespeeld hebben in de besluitvorming in Vlagtwedde en Bellingwedde, is dat wel
degelijk zo. Voor hen valt de identiteit van het gebied samen met de naam van het gebied. En die
identiteit heeft alles te maken met het vermogen tot zelfbeschikking.
U hebt het over het nemen van de verantwoordelijkheid gehad door de provincie. Wel, het
besluit van Bellingwedde en Vlagtwedde kan óók gezien worden als het nemen van
verantwoordelijkheid.
De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan de heer Wilpstra voor zijn reactie namens
het College, met het verzoek zich te beperken tot de specifiek genoemde punten.
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik moet eigenlijk alleen ingaan op wat de heer Veerenhuis-Lens
heeft gezegd. Nou, ik heb in zijn algemeenheid gesproken over de besluiten die zijn genomen over de
bestuurlijke organisatie van Nederland in haar geheel en de lagen daarbinnen. Kijk, of de prijs hoger is
dan de opschaling op zichzelf, daar kun je nog een hele discussie over houden, denk ik. Waar het mij
om gaat is dat opschaling niet alleen voordelen biedt, maar ook nadelen en dat je moet proberen om
die nadelen zo goed mogelijk te ondervangen. En dat kan door op een moderne manier vorm te geven
aan burgernabijheid in die nieuwe gemeenten. Dat sluit eigenlijk ook een beetje aan op wat wij in het
deel van de voordracht over de taak- en rolopvatting van de provincie hebben geschreven: ook dat
vraagt verandering in cultuur en datzelfde moet je eigenlijk kunnen opbrengen wanneer je praat over
burgernabijheid in een grote gemeente.
De heer Veerenhuis-Lens zegt dat ik ook naar de grenscorrecties van het nieuwe
Westerwolde ga kijken. Nou, dat zeg ik niet toe, want het nieuwe Westerwolde is iets wat voor ons niet
een gegeven is op dit moment. Ja, vanuit de gemeenten gezien wel, maar vanuit het hele gebied
gezien absoluut niet. Dus die toezegging doe ik niet en daarmee heb ik dacht ik dat punten die in
tweede termijn gesteld zijn, van een antwoord voorzien.
De VOORZITTER: Hartelijk dank en dat brengt mij bij het feit dat we zometeen de stemmingen
hebben over de motie en daarna over de voordracht. Er zijn geen amendementen ingediend en er is
een aantal stemverklaringen. Ik stel voor dat zover u die wilt afleggen, dan we dat nu even doen vanaf
de zitplaatsen en u die verklaringen zowel over de motie doet als over de voordracht. Dan kan het in
één keer. Als u geen stemverklaring wil afleggen, dan hoeft dat dus niet.
De heer VISSER (PvdA): Gezien onze bijdrage ligt het voor de hand dat wij deze motie niet zullen
steunen.
De heer BAKKER (VVD): Wij hebben op dit moment geen enkele behoefte om nu in de rechten van
gemeenten te treden. We zijn dan ook tegen de motie.
Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij zullen de motie van de heer Veerenhuis-Lens steunen. Met betrekking
tot de voordracht is onze lijn inderdaad altijd consistent geweest: herindeling kan alleen als het écht
van onderop komt met de inwoners als fundament daarvan. En daar is naar onze mening
onvoldoende aan voldaan en daarom steunen wij de voordracht niet.
Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Wat betreft de motie gaat het ons om de casus cultuurhistorisch en ‘van
onderop’. En gelet ook op de beantwoording van de gedeputeerde kijken naar grenscorrecties zijn wij
van mening dat deze motie dit ook voorstelt. Wat betreft de grenscorrecties Meerstad en MiddagHumsterland is er ook nog geen sprake van vastomlijnde nieuwe gemeenten, dus in die zin zien wij
ook de grenscorrectie in de eventueel nieuw te vormen gemeente Westerwolde in deze lijn. Dus wij
zijn met deze argumenten vóór deze motie en voor het overige kunnen wij ook instemmen met de
voordracht en alle stukken die daarbij horen.
De heer ZWERTBROEK (D66): De motie zullen wij niet steunen. De gedeputeerde heeft aangegeven
dat hij nog met werkgroepen van de verschillende clusters in overleg gaat, het is nog allemaal
onderdeel van het proces. Wij hebben ook niet de behoefte om op de stoel van de gemeenten te gaan
zitten wat dat betreft. Verder zullen wij de voordracht steunen.
De heer JANSEN (PVV): Wij zullen de motie van de heer Veerenhuis-Lens steunen en de voordracht
niet.
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De ChristenUnie zal de motie niet steunen, wij zijn in
afwachting van het advies van de visitatiecommissie voor Oost-Groningen. Wij stemmen wel in met de
voordracht.
De heer POST (GroenLinks): Ten aanzien van de motie volgen wij de argumentatie van de heer
Bakker. Wij zullen de motie dan ook niet steunen en de voordracht van harte wél steunen.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Het is onze motie, dus die zal ik uiteraard steunen. De
voordracht zal ik niet steunen.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): In eerste termijn hebben wij aangegeven dat wij dwang absoluut
onwenselijk vinden en dat wij de planning in de voordracht zien als een flexibele leidraad. De
gedeputeerde heeft duidelijk aangegeven dat hij dwang zeker niet uitsluit. Hij noemt dat dan anders,
hij zegt: ‘Wij nemen onze verantwoordelijkheid.’ Ja, dat heeft ons doen besluiten om toch tegen de
voordracht te gaan stemmen. Als we kijken naar de motie, dan lijkt die ook wel heel erg sturend, maar
gelet op het feit dat het gaat om het in studie nemen kunnen wij daarmee instemmen.
De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we toe aan de stemmingen.
Als eerste breng ik motie 1 van Vrij Mandaat in stemming. Wie is hiervóór? De fracties van de
Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat, de PVV en het CDA. Wie zijn ertegen? De Partij van de
Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD en de ChristenUnie. Dan is de motie verworpen.
Dan ben ik bij de voordracht. Wie is vóór de voordracht? Dat zijn de fracties van de Partij van
de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wie zijn daartegen? De fracties
van de Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Dan is de voordracht aanvaard en is
daarmee dit punt afgerond.
A.2
Partiële herziening provinciale omgevingsverordening – uitbreiding zoekgebieden
windturbineparken Eemshaven en Delfzijl
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 november 2013, nr. 2013-51.310, RS, betreffende
de partiële herziening 2013 van de omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 –
uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl (nummer 66/2013).
Hierbij worden betrokken:
 Bijlagen 1, 2, 3: Besluitvorming PS van 29 mei 2013;
 Bijlage 4: Verkennende windstudie Eemshaven;
 Bijlage 5: Verkennende windstudie Geefsweer;
 Bijlage 6: Notitie testturbines Eemshaven, 22 maart 2013;
 Bijlage 7: Nota reacties en commentaar;
 Bijlage besluit bijlage 1: Beleidskader sanering en opschaling, gebiedsfonds en
participatie;
 Bijlage besluit bijlage 2a: Bijlage 11, kaart 5b-1;
 Bijlage besluit bijlage 2b: Bijlage 11, kaart 5b-3;
 Bijlage besluit bijlage 3: Toelichting op de partiële herziening 2013;
 Bijlage besluit bijlage 4a: Kaartbijlage toepassing PCR Eemshaven;
 Bijlage besluit bijlage 4b: kaartbijlage toepassing PCR Delfzijl.
Aanvullende voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014, nr. 2014-03853, RS, ter
vervanging van de kaart getiteld "Provinciale Coördinatieregeling windturbineparken, kaart 1
(nummer 66a/2014)”.
Hierbij worden betrokken:
 de brief van GS van 17 oktober 2013, nr. 2013-43.032/42/A.16, RS, betreffende aanmelding
8e tranche Crisis- en herstelwet ten behoeve van realisatie van doelstellingen windenergie;
 de brief van GS van 10 december 2013, nr. 2013-53.510/50/A.11, RS, betreffende toelichting
aanmelding 8e tranche Crisis- en herstelwet t.b.v van realisatie en doelstellingen
windenergie;
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014






de brief van de heer A. Ammersken, woordvoerder van Stichting Platform Tegenwind N33
van 24 november 2013, betreffende agendapunt 7d, commissie O&M, 27 november 2011;
de e-mail van Natuur en Milieufederatie Groningen van 26 november 2013, betreffende
reactie op ingekomen stuk: Aanmelding 8e tranche Crisis- en Herstelwet ten behoeve van
realisatie van doelstellingen windenergie voor de provincie Groningen;
de brief van de heer Noordhuis te Hornhuizen, namens Stichting Eemswind, d.d.
10 december 2013, betreffende memo POV-windgebieden Eemsmond en Delfzijl;
de brief van de heer Van Bruggen van NUON Wind Development BV, d.d. 16 december
2013, betreffende memo aangaande ontwerp partiële herziening omgevingsverordening;
de brief van Stichting Platform Tegenwind N33, d.d. 16 januari 2014, betreffende herziening
zoekgebied inzake windparken Groningen;
de brief van het Comité Dorpsbelangen Borgsweer, d.d. 19 januari 2014, betreffende
overwegingen bij realisering windparken Groningen.
De heer DIETERS (PvdA): De voordracht die nu voorligt, is in de commissievergadering Omgeving en
Milieu van 18 december uitvoerig besproken en we hebben nog een aanvullende voordracht
gekregen, met name over de Provinciale Coördinatieregeling.
De Partij van de Arbeid vindt het van het grootste belang dat de afgesproken taakstelling van
855 megawatt wordt gehaald, dat wij gebieden gaan aanwijzen om dit te gaan realiseren en dat wij
door dit te doen weer de regie over onze eigen ruimtelijke ordening ten aanzien van de windenergie in
handen en niet het Rijk – en de gevolgen daarvan waren bekend. Bij het plaatsen van windturbines
gaat het om een afgewogen inpassing in de omgeving. We blijven de concentratiegedachte steunen.
Bij de inpassing gaat het om voor de mensen die in het gebied wonen de overlast zoveel mogelijk te
beperken. Dat alles wordt gedaan om geluid tegen te gaan, daar zijn oplossingen voor en dat moet
voor de Partij van de Arbeid een eis zijn. Om over de ‘rode lampjes’ nog maar niet te spreken, maar
dat kán worden opgelost, we hebben daar eerder al iets over gezegd.
Daarnaast is het van belang dat lusten en lasten eerlijker worden verdeeld. Een deel van de
opbrengst van de wind moet ten goede komen aan de lokale bevolking en maatschappelijke
doeleinden. Laat het absoluut helder zijn: geen afkoopregeling, maar een profijtregeling. De besteding
dus in samenspraak met de omgeving. Zij kunnen de prioriteiten stellen. U stelt een parkfonds voor,
gevoed met een bijdrage van 1.050 euro per megawatt per jaar. Wij willen u nog nadrukkelijk
verzoeken om deze bijdrage wat verder op te hogen. Hebt u daar nog mogelijkheden toe? Want wij
denken dat dit nog niet voldoende is. Vanmorgen hebben we ook nog in de krant een artikel kunnen
lezen over de bewoners van Borgsweer: die hadden ook een plan ter compensatie van de
woonlasten. Misschien kunt u daar ook nog even iets over zeggen.
Ook belangrijk is het dat burgers mee kunnen investeren in een windpark en als zodanig
kunnen meeprofiteren van het rendement van deze investering. Is er zicht op wanneer dit is geregeld?
Laten dus meer mensen hiervan profiteren dan alleen maar de initiatiefnemers.
De Partij van de Arbeid heeft meerdere keren gepleit voor repowering: het saneren van
solitaire molens. Geen gemakkelijke opgave gezien de vele belangen en grondposities. Dat laatste
vinden we toch wel storend: het zet de zaak vast. Een vraag: is er nu voldoende ruimte voor turbineeigenaren om de repowering door te zetten? Zijn er goede plannen? En worden ze in die
ontwikkelingen niet tegengewerkt?
De Partij van de Arbeid gaat akkoord met de voorgestelde herziening van de
Omgevingsverordening. Van belang is dat er ruimte wordt geboden voor een testveld voor
windturbines. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van windenergie op zee. Het biedt tevens de spinoff voor technologische ontwikkelingen in de Eemshaven. Uit de aanvullende voordracht begrijpen wij
dat de Provinciale Coördinatieregeling nu van tafel is, dat goede afspraken zijn gemaakt met de
gemeenten Delfzijl en Eemsmond over te maken bestemmingsplannen. We hopen dat dat proces ook
snel doorgezet wordt.
Het is niet aan de orde, maar toch moet het mij van het hart: de N33. Als fractie hebben wij
daar gisteren weer een mail van ontvangen. En de kern is: het onderbrengen van de N33 in de Crisisen Herstelwet. Daar worden dus suggesties aan de gedeputeerde gedaan waar ik wel meer
duidelijkheid over zou willen. Ook wethouder Schmaal van Veendam sprak zich in die zin uit.
Gedeputeerde, kunt u dat nog eens klip en klaar uitleggen, zodat we dat hoofdstuk kunnen afsluiten
hoe het precies is gegaan?
Ten slotte hebben insprekers gevraagd, nog eens te kijken naar de locatie van het testveld en
de molen Goliath. Toegezegd is dat er nog een gesprek zou plaatsvinden. Is dat er geweest en wat
was hiervan de uitkomst?
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer MIEDEMA (GroenLinks): De heer Dieters begon met de stelling dat we die doelstelling van
855 megawatt moeten halen en dat die heel belangrijk is. Dat ben ik heel erg met hem eens. Alleen,
met de huidige locaties die zijn aangewezen, zijn er nog een tal van problemen, hindernissen die
genomen moeten worden, bij de Waddendijk is het nog de vraag of dat volgens de MB-wet kan, je zit
nog met Ruidhorn, bij de N33 is nog heel veel tegenstand. Dus de kans dat we die doelstelling in die
huidige zoekgebieden niet halen, is heel groot. En wat gaat u dan doen?
De heer DIETERS (PvdA): Ja, ‘als… dan’. Dat is een hypothetische vraag. Wij hebben daarnaar
gekeken, we hebben die kaarten gezien. Wij hebben daar een discussie c.q. een debat over gehad in
de commissie. Wij hebben de indruk dat de megawatts die hier staan, die 105+, dat we die wél
kunnen halen in de zoekgebieden waar we nu de uitbreiding voor neerleggen. Dus dat hebben we ook
vertrouwen in, want op die kaart stonden veel meer windturbines dan voor 105 megawatt, dus dat
wachten we af. En ja, we hebben ook al die ontwikkelingen gehoord zoals het bouwen van een molen
op de zeedijk en dergelijke. Ook dat is waar we het vandaag over hebben: zoekgebieden aanwijzen
en de Partij van de Arbeid heeft de indruk dat het is te realiseren. En als het niet zo mocht zijn – dat is
weer die ‘als… dan’-vraag, dan zien we het dan wel weer.
De heer MIEDEMA (GroenLinks): U begon zelf daarnet over de N33. Er is daar ontzettend veel
weerstand tegen die huidige locatie, met name omdat daar ook heel veel woningen staan. Hoe groot
schat u de kans in dat dat ook daadwerkelijk 100 megawatt gerealiseerd wordt op de huidige locatie?
De heer DIETERS (PvdA): Ach, meneer Miedema, ik heb samen met de gedeputeerde in de klei
gestaan bij het protest bij de N33. Dus ik weet drommels goed wat daar aan de hand is, wees daar
gerust om. Maar het ligt wel bij het Rijk: het Rijk heeft met de Crisis- en Herstelwet de invulling van de
N33 in handen en niet de provincie – wat we er ook van vinden. En dat is ook in de Kamer
uitgesproken.
Mevrouw WULFSE (VVD): Voor ons ligt een heldere voordracht van het College, waarin we menen
het begin van een nieuwe werkwijze te herkennen. Heel duidelijk en specifiek wordt benoemd
waarover wij beslissen. Er is een onderbouwing en de historie van de windparken in Groningen wordt
beschreven. Al met al qua redactie een heel mooie voordracht.
En de inhoud? Hoe staat de VVD daarin? De VVD heeft zich verbonden aan de opgave in
Groningen, de 855,5 megawatt in drie gebieden. En daarvoor is de uitbreiding in twee gebieden nu
nodig. Daar hebben wij geen moeite mee. Luisterend naar de insprekers blijft bij ons enige
onzekerheid hangen: halen we die megawatts in die gebieden wel? En zo niet, is er dan ruimte voor
nieuwe gebieden? Is daar al over nagedacht? En nog een andere belangrijke: zijn wij nu echt
gevrijwaard van risico’s van planschade?
We beslissen vandaag ook over een parkfonds, het opruimen en vervangen van oude molens
en mogelijkheden tot deelname c.q. participatie in windmolens. De VVD vindt deze ontwikkelingen
positief.
Tot slot nog kort iets over de Provinciale Coördinatieregeling. We hebben ook nog een
aanvullende voordracht gehad. Voor ons is die niet helemaal helder, wij vonden haar multiinterpretabel. Wat betekent zij nu? Het gaat met name om de zinsnede dat er in de voordracht staat
dat we op voorhand de Provinciale Coördinatieregeling van toepassing verklaren op alle, ook
toekomstige, windparken. Nou, er is ook nog een aanvullende voordracht. Misschien kunt u enige
helderheid geven: wat betekent dit voor onze rol? En dan denken wij eigenlijk ook even aan de relatie
met het vorige onderwerp. Gaat de provincie dan voor grotere gemeenten ook die coördinatieregeling
toepassen? Met andere woorden: blijft de provincie ook in de toekomst bevoegd gezag? Graag een
reactie van het College.
De heer MASTENBROEK (SP): Veel over dit onderwerp is in de commissievergadering al gezegd,
maar toch wil nog een aantal punten benoemen. Ten eerste herhaal ik hier dat mijn fractie het erg
verkeerd vind dat er nu nieuwe ruimte wordt aangewezen waarin windmolens worden toegestaan
zonder dat er onderzoek is gedaan naar alternatieven. Wij worden geacht nu maar in te stemmen met
deze gebieden zonder dat wij voors en tegens in beeld hebben. Ik heb ook al genoemd – en ook dat
herhaal ik – dat je op deze manier de schijn wekt dat niet argumenten vóór en tegen een gebied
doorslaggevend zijn, maar persoonlijke voorkeuren en willekeurige andere zaken. En dat is geen goed
bestuur.
Wij hebben verder grote problemen met de trucjes die nu met de Crisis- en Herstelwet worden
uitgehaald. De drie gebieden N33, Eemshaven en Delfzijl worden onder de nummers 35 tot en met 37
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
opgenomen in een bijlage bij de Crisis- en Herstelwet en dat betekent onder meer dat vrijwel niemand
meer bezwaar kan maken of in beroep kan gaan. De rechtsbescherming voor burgers wordt hiermee
volledig uitgehold en dat dat op initiatief van deze provincie gebeurt, vindt mijn fractie droevig. Dat de
gedeputeerde de indruk heeft gewekt dat dat maar een kleine logische stap is, terwijl er nu grote
groepen burgers en ook gemeenten nu buiten spel worden gezet, maakt ons nog veel droeviger. En
dat geldt ook voor het nu al inzetten van de Provinciale Coördinatieregeling. Daar is ook in de
beperktere variant die nu voorligt, geen aanleiding voor, want gemeenten moeten gewoon hun zegje
kunnen doen. Kom je er dan niet uit, dan kan het alsnog. Maar nu loopt je voor de muziek uit, lijkt het
alsof je niet naar de gemeenten wilt luisteren en dat is een verkeerd signaal.
De conclusie moet zijn dat dit voorstel erop neerkomt dat de gedeputeerde zonder goed
onderzoek naar alternatieven een aantal uitbreidingsgebieden heeft aangewezen. Daarbij worden en
passant en nota bene op verzoek van de provincie de rechten van gemeenten, inwoners en andere
belanghebbenden nog even beknot door de Crisis- en Herstelwet van toepassing te laten zijn en de
coördinatieregeling in stelling te brengen. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij niet kunnen
instemmen met de voordracht en daartegen zullen stemmen.
De opmerking van de heer Dieters over wat er moet gebeuren als wij hier met deze gebieden
de doelstelling niet kunnen realiseren – ‘dat zien wij dan wel weer’ – straalt geen en in ieder geval wat
mij betreft te weinig visie uit. En om ongefundeerde keuzes in de toekomst uit te sluiten, heb ik nog
een motie voor u, die u vast bekend voorkomt.
De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Onderzoek
windmolens’ van de fractie van de SP:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 de provincie Groningen op dit moment een aantal locaties heeft aangewezen voor grootschalige
windparken, te weten de Eemshaven, Delfzijl en de N33;
 in IPO-verband de provincie Groningen een doelstelling van 850 megawatt is overeengekomen
voor 2020;
 het niet zeker is dat binnen de huidige aangewezen begrensde locaties, inclusief de voorgestelde
uitbreiding daarvan, ruimte wordt geboden voor het behalen van de nieuwe provinciale
doelstelling;
 er maatschappelijk veel weerstand bestaat tegen de aanleg van een windpark bij de N33;
 de bestaande onderzoeken naar de huidige locaties voor windenergie op land gedateerd zijn;
Overwegende dat
 de technologische ontwikkelingen, de vergrote productieopgave en de impact op de omgeving om
een zorgvuldige afweging vragen;
 in het POP de provincie de ruimtelijke reservering voor de aanleg van windparken beperkt tot drie
locaties;
 de provincie Groningen de concentratie van windenergie op land in de provincie blijft nastreven;
 niet uit te sluiten valt dat op enig moment in de toekomst de doelstelling voor de provincie
Groningen opnieuw vergroot zal worden;
Spreken uit dat het College van Gedeputeerde Staten
1. op korte termijn onderzoek moet doen naar geschikte alternatieve locaties, waarbij aandacht is
voor de landschappelijke inpassing, maatschappelijke acceptatie, ecologische belemmeringen en
economische geschiktheid van deze locaties;
2. de Staten zo spoedig mogelijk over de uitkomsten hiervan rapporteert;
En gaan over tot de orde van de dag!’
De heer DIETERS (PvdA): Het gaat nog even over die gebieden. Er ligt natuurlijk wel een Statenbrede
steun voor deze locatiegebieden die we hebben afgesproken. Laten we dat niet vergeten. Dat wordt
gemakshalve maar even weggewuifd, maar die steun is er wel: het staat in het POV en er zijn
meerderheden voor. Maar wat ik net even merkte bij de opmerking die ik zou hebben geplaatst over
het aantal molens dat wordt geplaatst: ‘dat zien we dan wel weer’. Ik heb er op dit moment vertrouwen
in – dat klinkt anders – dat het wél gerealiseerd wordt. Maar dan vraag ik aan u: waarom hebt u dat
vertrouwen niet? En op basis waarvan denkt u meer locaties te moeten aanwijzen?
De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, dat hebben we denk ik in de commissie ook uitvoering aan de
orde gehad. Er zijn grote problemen met de uitbreidingen nu en dan noem ik even de
Waddenzeekust, een Natura 2000-gebied waarbij het maar zéér de vraag is of je daar molens kunt
neerzetten en of dat weer lukt zoals het de vorige keer is gegaan – ik denk dat eerlijk gezegd niet. Je
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
zit met andere gebieden die mogelijk ook vanwege interferentie met andere molens niet geschikt zijn,
je zit met grote problemen bij de N33 en, zoals ook in de motie staat, je zit ook met de niet uit te
sluiten mogelijkheid dat er in de toekomst een hogere opgave zal komen. Ik kan dat nog wel wat
harder zeggen: het ligt ontzettend voor de hand dat er uiteindelijk nog meer molens in Groningen
zullen moeten komen. Dan wil mijn fractie graag een afgewogen keuze kunnen maken en daarom
moet er nu een onderzoek komen.
De heer KEURENTJES (CDA): In de voordracht die ter besluitvorming voorligt, wordt de mogelijkheid
gecreëerd om de geplande gebiedsuitbreiding voor de productie van extra duurzame energie aan te
geven. Daarmee wordt voldaan aan de overeenkomst die de provincie heeft gesloten met het Rijk om
tot die 855,5 megawatt te komen. Dat vinden wij een goede zaak.
Daarnaast zijn op basis van de motie in mei 2013 door de Staten voorwaarden gesteld, die te
maken hebben met participatie en repowering – daar werd over gesproken. Die voorstellen die in het
onderliggende beleidskader zijn opgenomen, hebben onze instemming. We hebben echter begrepen
dat in de uitwerking op dit moment toch een terugtrekkende beweging plaatsvindt bij de provincie bij
de uitvoering daarvan. Graag willen we daar een reactie van het College op.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Om de vraag zo te kunnen beantwoorden: kan de heer
Keurentjes de zinsnede ‘terugtrekkende beweging’ toelichten?
De heer KEURENTJES (CDA): Sinds de commissievergadering in november en deze
Statenvergadering is, hebben wij begrepen, ambtelijk verder gewerkt aan de uitvoering van onder
andere repowering en participatie. Wij hebben in ieder geval signalen uit het gebied ontvangen dat de
voortgang die op dat punt gemaakt wordt, eerder een terugtrekkende beweging in zich heeft door het
College dan een verdergaande uitwerking.
Wat blijft – daar heeft de heer Dieters van de Partij van de Arbeid ook over gesproken – is het
gedoe rondom de N33 bij Veendam als het gaat over het aangewezen gebied. En die discussie lijkt
toch een politiek feestje te worden omdat er aan de ene kant geen meerderheid is in deze Staten om
tot een aanpassing van het gebied te komen, terwijl er wel steeds een hele discussie over is.
Verzoeken uit deze Staten om tot een aanpassing te komen van dit gebied hebben geen meerderheid
gehaald – dat is een feit. Desalniettemin constateren wij dat zeker in de discussie in de laatste
commissie en de informatiebrieven die we hebben ontvangen als het gaat over de plaatsing van de
locatie N33 in het kader van de Crisis- en Herstelwet in de brief van het ministerie, vraagtekens
oproept. Eigenlijk is mijn vraag aan het College om daar opheldering over te geven en onduidelijkheid
over dat punt weg te nemen.
Een ander element dat ook in de commissie duidelijk aan de orde kwam en waar naar onze
informatie nu geen duidelijkheid over is, heeft betrekking op de discussie bij de Eemshaven en
Emmapolder. De discussie over de plaatsing van windmolens op de zeedijk van RWE gaat over
veiligheidsrisico’s. Wij vinden dat daar, zeker in het licht van de aardbevingen, goede garanties voor
moeten worden ingebouwd en wij willen eigenlijk van het College weten of men die ook kunnen geven
en hoe zij omgaan met die veiligheidsrisico’s.
Een tweede element dat in het kader van de Eemshaven en Emmapolder speelt, betreft de
positie van het ECN in relatie tot de NUON. Aangezien in de voorwaarden die in de voordracht zijn
gesteld om tot plaatsing van testturbines te komen, eigenlijk alleen het ECN daaraan voldoen en de
grondposities contractueel in handen zijn van de NUON, lijkt er sprake te zijn van een patstelling. En
wij vinden dat GS, om uiteindelijk tot realisatie van die 855,5 megawatt te komen, stappen moet zetten
om uit die impasse te komen.
Dus alles overziend vinden wij dat het College een goede voordracht voorlegt, maar er zit een
aantal elementen in dat wat ons betreft het risico dat de totale productie niet gerealiseerd kan worden,
zou kunnen verhogen. Wij vragen het College om daar duidelijkheid over te geven teneinde die
productie uiteindelijk wel mogelijk te maken.
De heer DIETERS (PvdA): Is de heer Keurentjes ook met ons van mening dat die grondposities die op
dit moment door allerlei initiatiefnemers worden aangehouden, niet leiden tot deze patstellingen. En
dat die juist verstarrend werken, omdat ze elkaar – ik zeg het even heel voorzichtig – het licht in de
ogen niet gunnen? Wat vindt u daarvan?
De heer KEURENTJES (CDA): Nou, dat laatste is uw woordkeuze en conclusie dat ze elkaar het licht
niet in de ogen gunnen. Het is een fact of life dat er tegengestelde belangen kunnen zijn. Daar laten
wij ons verder niet over uit, dat is een fact of life. Wij vinden dat het College – en daar spreken wij hen
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
op aan – zich moet inzetten om die impasse te doorbreken. Want het gaat ons erom dat uiteindelijk
die overeenkomst met het Rijk inzake die 855 megawatt ook gerealiseerd kan worden. En als er dan
sprake is van een patstelling ten gevolge van tegengestelde belangen – laat ik ze zo noemen – dan
vinden wij dat wij het College daarop moeten aanspreken om die impasse te doorbreken.
Mevrouw DE GRAAF (D66): In de huidige roerige tijden in onze provincie lijkt windenergie wat minder
belangrijk. Echter, niets is minder waar: de energietransitie is belangrijker dan ooit. We moeten ervoor
zorgen dat Groningen ook over enige decennia nog zijn brood kan verdienen en ook met energie.
Windenergie is cruciaal onderdeel van deze transitie. Plaatsing van windmolens ligt gevoelig en
individuele belangen zijn vaak tegenstrijdig met aan de ene kant overlast voor onze burgers en de
natuur en aan de andere kant zijn er ontwikkelaars en grondeigenaren die een verdienmodel zien en
tegelijkertijd wijzen op de economische spin-off in krimpgebieden. Deze tegenstrijdige belangen
maken het volgens D66 noodzakelijk dat de Provinciale Staten aan het roer blijven staan van het
behalen van de doelstelling, zodat maatwerk mogelijk blijft. Met deze voordracht houdt de provincie de
regie over de locaties en blijft het concentratiebeginsel gehandhaafd. In de vergadering van 29 mei
jongstleden is er een amendement ingediend, waarin Provinciale Staten oproept tot het creëren van
dit draagvlak, onder andere door participatie, repowering en gebiedsfondsen. Deze drie aspecten
blijven een cruciaal uitgangspunt in het komende proces. Daarnaast is D66 dat er ook offshorelocaties
worden onderzocht. Offshorewind zal in de toekomst een belangrijk aandeel zijn van de te behalen
megawatts en onderzoek hiernaar is zeer belangrijk.
De provincie houdt met deze voordracht de regie in handen. Echter, er blijft een aantal vragen.
Betekent dit bijvoorbeeld ook werkelijk dat de Rijkscoördinatieregeling in de vrieskist verdwijnt en niet
als een zwaard van Damocles boven ons hoofd blijft hangen? Het Rijk zal dit provinciale voorstel
namelijk ook beoordelen op de taakstelling van 855 megawatt. Zijn over deze taakstelling, naast het
onderzoek van Pandora, al positieve berichten ontvangen vanuit het Rijk? Initiatieven van particulieren
zijn belangrijk om de 855 megawatt te halen. Zorgen de Provinciale Coördinatieregeling, de Crisis- en
Herstelwet en de gemeentelijke bestemmingsplannen voor genoeg ruimte om deze taakstelling ook
daadwerkelijk te halen? En wat als er op lokaal vlak kleine aanpassingen nodig zijn in de aangewezen
gebieden om meer draagvlak te creëren en behoort dit tot de mogelijkheden?
Dan toch nog de N33. De vragen die de heer Dieters gesteld heeft, zijn duidelijk: helderheid
van GS is nodig. Dit zijn de vragen waar wij graag helderheid over willen. U begrijpt: D66 steunt de
voordracht en wil de energietransitie zo snel mogelijk bewerkstelligen. Het is tijd dat Nederland zich
ontdoet van zijn gasverslaving. In het bewerkstelligen van deze transitie is maatwerk en
samenwerking met initiatieven die vanuit de vastgestelde gebieden komen, cruciaal. D66 wil graag
weten hoe PS op de hoogte gehouden wordt van de voortgang in het behalen van de taakstelling, om
zo controle te kunnen houden op het maatwerk én dat de Rijkscoördinatieregeling definitief in de
vrieskist blijft.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Laat ik mevrouw De Graaf vragen hoe zij denkt dat
windenergie een Nederlander van zijn gasverslaving af zal helpen.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Tja, ik geloof dat u mijn mondhoeken zo ongeveer naar mijn knieën kunt
zien zakken. U begrijpt toch dat gas gebruikt wordt voor energiecentrales en elektriciteit opwekt en dat
wij met elkaar zo ontzettend veel elektriciteit verbruiken dat dat mogelijk ook op een groene manier
kan, zonder onze fossiele bronnen? Of is dat vraagteken bij u nog steeds niet verdwenen? Ik sta echt
volledig een beetje met mijn mond vol tanden over deze vraag.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, zo ziet u maar. Mevrouw De Graaf kan geeneens
‘piep’ meer zeggen.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Maar, meneer Veerenhuis-Lens, het ‘piep’-probleem hebben wij al een
keer gehad en ik geloof niet dat het gepast is in dit onderwerp om er op die manier over te spreken.
Energie is een belangrijk onderdeel en vinden wij dat een belangrijk speerpunt in deze provincie. Wij
hebben in dat kader meerdere problemen en dat betreft onder andere problemen en zorgen van onze
inwoners in specifieke gebieden. Andere vormen van energie zouden in dat kader lucht geven. Als u
daar anders over denkt, dan is dat uw mening en die apprecieer ik. Maar ik wil die graag bij u laten.
En daar houd ik het bij.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): In onze familie noemen we dat een jij-bak. U gebruikt
zware woorden. U zegt dat het tijd wordt dat Nederland afraakt van zijn gasverslaving en dat doet u in
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
relatie tot de bespreking van een voordracht met betrekking tot windenergie. En ik vraag u daarom
nogmaals: geeft u nou eens aan – in één enkele zin, wat mij betreft – hoe u denkt dat windenergie het
Nederlandse volk zal helpen af te komen van de gasverslaving. En overigens, wat die windenergie
betreft sta ik niet alleen. Ook de bewindsman de heer Willem Vermeend heeft een stuk gepubliceerd
waaruit blijkt dat windenergie absoluut niet zal bijdragen en dat wij straks opgescheept zitten met
duizenden peperdure windmolens.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Ach, meneer Veerenhuis-Lens, ik begrijp dat wij in dit kader gewoon van
mening verschillen. Ik begrijp dat u voor de onderbouwing van uw mening draagvlak en steun zoekt bij
diverse partijen – dat moet ik in dit kader constateren. Ik denk dat wij hierover van mening blijven
verschillen, ik denk dat windenergie, zonnepanelen en andere vormen van groene energie die in dat
kader mogelijk zijn, kunnen bijdragen aan een verminderd verbruik van ons gas. En als u daar iets
anders over denkt: prima, dat is uw mening. Maar die is niet van ons en daar wil ik het graag bij laten.
De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, ik zou ook iets kunnen aanvullen.
De VOORZITTER: Als dat vragen zijn, ja.
De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, dat is een aanvulling op het antwoord. Is de heer Veerenhuis-Lens
ermee bekend (…).
De VOORZITTER: Nee nee nee, u moet een vraag stellen. Ja, nu bent u weer bij een vraag. Ja?
De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik wilde vragen of de heer Veerenhuis-Lens ermee bekend is dat
wanneer wij onze doelstelling die geformuleerd is in het Energieakkoord om te komen tot 6.000
megawatt windvermogen op land en 4.500 op zee, vele en vele miljarden boven de 10 miljard kuub
per jaar gas – het hangt er een beetje vanaf hoe je het aanwendt – kunnen worden uitgespaard.
De VOORZITTER: Akkoord, dit is dus nog even dezelfde discussie over de relatie tussen kwantiteit
wind versus afname gas. De heer Veerenhuis-Lens?
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, ik ben behoorlijk op de hoogte van de feiten waar de
heer Rijploeg naar verwijst. Maar een feit is ook dat het Energieakkoord nog altijd niet een voldongen
feit is. En ik mag u ook wijzen op het feit dat er voor 18 miljard euro in windmolens dreigt te worden
geïnvesteerd, die slechts een marginale bijdrage zullen leveren aan de energietransitie.
De VOORZITTER: Langzamerhand naderen wij een debat over het nationale energieakkoord, hè?
De heer RIJPLOEG (PvdA): Mag ik u dan vragen of u 10 miljard kuub gas minder ‘marginaal’ vindt?
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wat de gaswinning betreft: daar gaan we het nog over
hebben. Er is meer dan genoeg gas buiten Nederland te vinden.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Mag ik daar iets op zeggen? Ik wil ten eerste meneer Rijploeg bedanken
voor zijn ondersteuning hierin. Daarnaast wil ik meneer Veerenhuis-Lens erop attenderen dat als er
meer dan genoeg gas in deze wereld is, u het probleem van de gaswinning dus niet neerlegt bij onze
inwoners, maar gewoon heel simpel doorschuift naar andere inwoners in deze wereld. En ik moet
zeggen: dat vind ik in zeer hoge mate ongepast.
De VOORZITTER: Ik zie dat de heer Veerenhuis-Lens hierop wil reageren. Heel kort even dan, ja?
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, je kunt het politiek het met elkaar niet eens zijn, dat
hoeft helemaal niet. Maar ik heb een vrij mandaat en ik heb het volste recht om hier te zeggen wat
mijn mening is. En het gaat niemand aan, wie dan ook – al zou u het zijn – om mijn bijdrage daarin en
mijn mening daarin in dit huis ongepast te vinden.
De VOORZITTER: En dat brengt ons bij de volgende spreker. Hieruit blijkt weer dat iedereen gewoon
kan zeggen hier wat hij of zij wil.
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil toch een punt van orde maken. Ik wil in ieder geval opmerken
dat mijn fractiegenote dat niet heeft gezegd waarvan de heer Veerenhuis-Lens net beweerde dat mijn
fractiegenote zou hebben gezegd. Dat is niet ter sprake gekomen.
De VOORZITTER: Ik snap dat iedereen nu probeert om mij nu even in die rol te krijgen. Wat ik
gehoord heb is dat u, mevrouw De Graaf, gezegd dat u die uitlating naar de inhoud gemeten niet
gepast vond. En tegelijkertijd hebt u de vraag of u die dingen mag zeggen, niet aan de orde geteld.
Het gaat natuurlijk om de inhoudelijke beoordeling en daarom begrijp ik het heel goed dat de heer
Veerenhuis-Lens daar weer even zijn mening over wil geven. Dat is dus beide gebeurd en daarmee is
dit punt in ieder geval voldoende helder en zijn wij onherroepelijk gekomen bij de bijdrage van de
PVV, de heer Ram.
De heer RAM (PVV): Aan het bouwen van windmolens zitten grote nadelen voor burgers, zoals
gezondheidsklachten, geluidshinder en horizonvervuiling. Deze industrie is dan ook niet duurzaam.
Windturbines staan er voor een korte periode: vijftien tot twintig jaar. Ze reduceren nauwelijks CO2 –
tenminste, als je in de klimaatdoelstellingen gelooft – en leven op subsidies. De door de Europese
Unie opgelegde energietransitie moet Nederland en daardoor Groningen gigantische windparken
verplaatsen. De totale subsidie loopt op tot bijna 19 miljard en levert in het gunstigste geval 10.000
banen op: dat is 2 miljoen per baan. Dat geeft wel aan hoe absurd deze situatie is en dit geld komt
rechtstreeks van de belastingbetaler vandaan. Dat gezegd hebbende, heeft de meerderheid gekozen
voor deze heilloze weg en zitten we nu in Groningen met de uitbreiding van de zoekgebieden
Eemshaven en Delfzijl, terwijl er geen alternatieven zijn onderzocht.
Daarnaast zijn er zoekgebieden aangemeld voor de Crisis- en Herstelwet. Hierover enkele
vragen. Tot onze grote verbazing zijn alle locaties aangemeld voor de Crisis- en Herstelwet. En dit
betekent dat de inspraak en de gang naar de rechter grotendeels voor burgers en het bedrijfsleven
worden afgesneden. Volgens de PVV is dit slecht beleid. Burgers en bedrijven hebben recht op
inspraak wanneer het hun leef- en woonomgeving betreft. Voor de gebieden Eemshaven en Delfzijl is
er nu een uitbreiding, maar ook de locatie N33 is aangemeld. Eerst dit zoekgebied. Naar mening van
de PVV is het een politieke strategische overweging geweest om het windmolenpark N33 onder de
verantwoordelijkheid van het Rijk te laten vallen. Dan ligt de schuld van de totstandkoming van het
windpark niet bij het lokale of provinciale bestuur, maar bij het Rijk en kan gedeputeerde Moorlag van
PvdA-huize zich daar mooi achter verschuilen. Alleen is het door alle weerstand maar de vraag of het
park wel boven de 100 megawatt blijft en dan kan het wel weer onder de verantwoordelijkheid van de
provincie vallen.
De heer RIJPLOEG (PvdA): Bent u ermee bekend dat de Crisis- en Herstelwet in eerste instantie het
werk was van het kabinet waarin de PVV gedoogd werd?
De heer RAM (PVV): Daar ben ik mee bekend.
De vraag aan het College is waarom u het zoekgebied N33 hebt aangemeld voor de Crisis- en
Herstelwet. Het valt toch onder de RCR, de Rijkscoördinatieregeling? Dan valt het onder de
verantwoordelijkheid van het Rijk, dus waarom meldt de provincie dan dit gebied aan bij de minister?
Kan het Rijk in dat geval dan zonder pardon tot uitbreiding overgaan of het zoekgebied anders
indelen, zodat het traject tóch boven de 100 megawatt en onder de verantwoordelijkheid van het Rijk
blijft? Dat scheelt dan weer het dragen van politieke verantwoordelijkheid door de provincie.
De PVV vindt het onverteerbaar dat als een dichtbewoond gebied de mogelijkheid wordt
ontzegd om een bezwaar in te dienen tegen elke mogelijk nieuwe plannen. Dit argument geldt ook
voor de uitbreiding van de zoekgebieden Eemshaven en Delfzijl. Daarvoor dienen wij de volgende
motie in.
De VOORZITTER: ‘Inspraak burgers bij windmolenparken’ is de titel van deze motie met nummer 2,
ingediend door de fractie van de PVV:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 de uitbreiding van de zoekgebieden bij de windturbineparken Eemshaven en Delfzijl nieuwe
gebieden zijn;
 door deze zoekgebieden onder de Crisis- en Herstelwet te laten vallen, de mogelijkheid van
burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om een bezwaar en/of zienswijze in te
dienen, ernstig beperkt wordt;
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014

alle in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties waaronder het windpark N33 zijn
aangemeld om onder de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet te vallen;
Overwegende dat
 windmolenparken door laagfrequent geluid tot grote gezondheidsklachten kunnen leiden en dit tot
bezwaren van burgers leidt;
 plaatsing van windturbines op een primaire waterkering tot bezwaren kan leiden van burgers en
bedrijven;
Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om
1. de aanmelding bij de minister van I&M in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties voor
windenergie en de uitbreidingsgebieden voor de Crisis- en Herstelwet terug te trekken;
2. de minister van I&M en de Tweede Kamer hiervan op de hoogte te stellen;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Ik heb de indruk dat deze motie interfereert met de voordracht, het is geen amendement maar een
motie. Dus ik vraag de griffie nog even te bekijken hoe die zich verhoudt tot de tekst van de
voordracht. Maar voorlopig verspreiden we de motie even en krijgt zij nummer 2.
De heer RAM (PVV): En dan de Emmapolder en de zeedijk. De plaatsing van windturbines op een
zeedijk, een primaire waterkering, is volgens de PVV zeer gevaarlijk in een aardbevingsgebied en
daarnaast tegen de wet, namelijk de Barro, zolang de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet
niet is vastgesteld. Maar het College vraagt wel Provinciale Staten een Provinciale
Omgevingsverordening vast te stellen, die op dit moment dus tegen de wet is. Hoe kan GS verlangen
dat Provinciale Staten iets vaststelt wat tegen de wet is? Vindt u dit een vorm van behoorlijk bestuur?
En zo ja, waarom? Wij vinden dat het College niet moet marchanderen met onze veiligheid. Het is
namelijk helemaal niet gezegd dat de Tweede Kamer de windturbines op de zeedijk goedkeurt. Wat
zijn de gevolgen als de Tweede Kamer de achtste tranche niet goedkeurt? Kunt u daar een toelichting
op geven?
Daarnaast een vraag over de gasleiding die onder de zeedijk loopt. Naar mijn weten moeten
gecertificeerde windmolens minimaal 500 meter en ongecertificeerde molens minimaal 1.000 meter
van deze gasleiding verwijderd zijn. Wanneer daarvoor de zeedijk wordt gebruikt, kunnen er ervóór en
erachter ook geen windmolens geplaatst worden vanwege de windrichting. Wat is uw beleid omtrent
het plaatsen van windturbines bij gasleidingen? Leidt dit niet tot het niet-halen van die 855,5
megawatt? Daarnaast willen wij een motie indienen over geen windmolens op de zeedijk.
De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Geen windturbines op
de zeedijk’ van de fractie van de PVV:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 artikel 2.11.3 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) het verbiedt om te
bouwen op primaire waterkeringen;
Overwegende dat
 de geplande windturbines op de zeedijk een destabiliserende werking kunnen hebben met grote
gevolgen voor de waterveiligheid in het gebied;
Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om
1. zich aan de nationale wetgeving te houden en geen windmolens op een zeedijk toe te staan;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Hier geldt hetzelfde voor als bij motie 2: ik noem dit stuk eerst motie 3, maar we gaan even na of dit
een amendement had moeten zijn of niet.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De uitdaging waar Nederland voor staat als het gaat om
het ontwikkelen van grootschalige windmolenparken op land, kan niet worden gerealiseerd zonder het
vergroten van het draagvlak onder de lokale bevolking en de publieke acceptatie. In de ogen van de
ChristenUnie is daarvoor een betere verdeling nodig van lusten en lasten. Dat is ook voor mij de reden
geweest om namens de ChristenUnie in januari 2013 een voorstel in te dienen om daartoe landelijk
een kader te ontwikkelen en in mei 2013 een amendement in onze eigen Staten om in onze eigen
provincie daar handen en voeten aan te geven. En beide keren kon het rekenen op een breed
draagvlak hier in deze Staten.
De voordracht die vandaag voorligt, bevat het beleidskader dat de uitwerking vormt van dit
amendement. En ik wil de Staten heel graag een compliment maken. Want wij constateren dat de
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Staten onder aanvoering van de ChristenUnie in deze periode een doorbraak heeft bereikt op het
dossier windenergie. We hebben met zijn allen het dossier een andere wending gegeven. Het dossier
vormt in onze ogen een proeftuin als het gaat om het betrekken van de bevolking bij grote en
ingrijpende ontwikkelingen en daarbij reikt de impact en de uitstraling dan ook veel verder. Wij
constateren dat wij in plaats van vier jaar lang alleen gesproken te hebben over locaties, momenteel
gewerkt wordt aan die betere verdeling van lusten en lasten – een concreet en tastbaar resultaat.
Dan een inhoudelijke beoordeling van het beleidskader vanuit onze hoek. Daarover zijn wij
positief: het komt tegemoet aan de wensen van de ChristenUnie om de bevolking te betrekken
teneinde iets voor het gebied als collectief te betekenen bij de ontwikkeling van windenergie, om
bewoners mogelijkheden te geven om financieel mee te doen of te compenseren voor eventuele
hinder die zij ondervinden.
Er zijn nog wel een paar aandachtspunten. Allereerst vinden wij dat de communicatie met de
bevolking verbeterd kan worden. In een vroeg stadium zal de bevolking betrokken moeten worden bij
het oprichten van nieuwe windparken. Belangrijk ook is dat het beleidskader uitvoerbaar is, ook ten
aanzien van bijvoorbeeld repowering – een aantal fracties heeft daar al aandacht voor gevraagd. Wij
vragen om bij het verdere uitwerken van het beleid in het kader daarvoor voldoende aandacht te
houden. We hebben begrepen dat er nog een aantal knelpunten is en onze oproep aan het College is:
probeer daar uit te komen.
Het beleidskader is verbonden met de Provinciale Coördinatieregeling, maar die regeling
wordt nu niet ingezet voor alle gebieden – dat blijkt ook uit de aanvullende voordracht. Hoe wordt
verzekerd dat deze afspraken, gericht op de bevolking, tóch worden uitgevoerd? Wat ons betreft lag
ook in de letterlijke tekst en in de geest van het amendement besloten dat ook voor de locatie N33 tot
een beleidskader gekomen zou worden. Dat is onze wens nog steeds en wij roepen het College op
om zich daarvoor in te spannen. We weten ook wat daarvoor de economische en juridische
hinderpalen kunnen zijn, maar toch hechten wij er zeer aan dat die inspanning wordt verricht.
Het College vraagt onze instemming om het kader verder uit te werken in de aangegeven
richting. Op die instemming kan het College wat de ChristenUnie betreft rekenen. Wij kunnen
instemmen met de Partiële Herziening van de Provinciale Omgevingsverordening. Wat is de reactie
van het College op de kritiek van bijvoorbeeld de Natuur- en Milieufederatie om de aanvraag onder de
achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet onder te brengen, waardoor de weging van alternatieven
niet meer aan de orde is?
Dan afrondend nog een vraag ten aanzien van de landelijke ontwikkeling. Aan de uitwerking
van het SER-Energieakkoord, waarin bepalingen zijn opgenomen om participatie en compensatie uit
te werken in een gedragscode, wordt momenteel gewerkt. Die gedragscode had er eigenlijk eind 2013
moeten liggen, maar die is er nog niet. Wij vernemen geluiden dat het proces momenteel moeizaam
verloopt en dat er ook getwijfeld wordt aan hoe verbindend die gedragscode zou moeten zijn. Wat ons
betreft is het Energieakkoord daarover duidelijk: daar zijn bindende afspraken op hun plaats en daar
zullen alle partijen zich aan moeten houden. Wij roepen het College op, daar scherp op toe te zien.
Overall zijn wij tevreden met dit resultaat. Wij roepen het College op, door te gaan op deze
weg en het beleidskader verder uit te werken en daarop bij ons terug te komen.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks vindt het van groot belang dat er volop op alle soorten
hernieuwbare energie wordt ingezet om de energietransitie ter versnellen. Afgelopen zondag heeft
onze fractie prachtige ontwikkelingen gezien die energie op kunnen leveren. Bij het Energy Transition
Centre was men bezig om van hackle – in goed Gronings: drek – energie te maken. Dat is wellicht
toekomstmuziek. Maar nu hebben we gelukkig ook al duurzame oplossingen, zoals zonnepanelen die
steeds meer opleveren. Blue energy uit getijdebewegingen, windwokkels waarmee je energie op kan
wekken in tochtige gangen en de windmolens.
Vandaag bespreken wij de gedeeltelijke herziening van de POV en voor GroenLinks is dit een
bijzondere bespreking. In de voordracht geeft GS een handige opsomming van de totstandkoming van
de huidige situatie: de situatie waarin Groningen vóór 2020 855,5 megawatt aan wind op land moet
realiseren. Dat is over zes jaar en dat is snel. De fractie betreft het ten zeerste dat er de afgelopen
jaren niet genoeg is ingezet op participatie in windmolens, iets wat men bijvoorbeeld in Friesland beter
heeft aangepakt. Daar zijn voorbeelden van dorpen zoals Pingjum die eigen windmolens hebben, die
niet alleen mensen door middel van stroom met elkaar verbindt, maar ook de mensen zelf met elkaar
verbindt. Samen in een coöperatie werken aan het behoud van het dorp: dat is wat schone energie
moet doen. En daarom zijn wij ook blij dat er nu volop wordt ingezet op participatie en draagvlak en
worden wij graag op de hoogte gehouden. Voor draagvlak is het noodzakelijk om te erkennen dat er
mensen zijn die echt last hebben van geluidsoverlast van windmolens. Dit vindt GroenLinks niet
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
wenselijk: wij horen dan ook graag hoe het standpunt over de uitkoop van deze mensen die
aangetoond last hebben of dreigen te krijgen van windmolens.
De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik ben even een beetje verbaasd over wat u over geluidsoverlast zegt.
Vindt u niet dat die molens gewoon geen geluid moeten maken? Wat is dit nou? Het kan en het moet
dus.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat zou zeker wenselijk zijn, dat zal ik niet ontkennen. Maar we
moeten gewoon erkennen dat windmolens gewoon wél geluid maken en dat dit zo gaat door de
omgeving heen. En als je dat bij elkaar optelt, dus cumulatief – wat op dit moment nog niet gedaan
wordt met windmolens die er al langer staan – kan dat geluidsoverlast veroorzaken en er zijn mensen
die daar last van hebben.
De heer RIJPLOEG (PvdA): Als ze er al staan, hebt u een punt. Maar windmolens kun je toch gewoon
aan de strengste eisen laten voldoen met de techniek.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat klopt. Dat zou de nieuwste techniek moeten doen en dat zou fijn
zijn. Maar blijft het feit dat als er meerdere windmolens of molenparken zijn, dat deze niet bij elkaar
opgeteld hoeven te worden en het uiteindelijk voor de bewoners natuurlijk wel zo is dat het geluid wél
bij elkaar optelt. Ik hoop dat ik zo duidelijk ben geweest met mijn beantwoording.
Van het veelgenoemde draagvlak is geen sprake bij de N33. Daar is zelfs veel weerstand. In
de door u gemaakte opsomming geeft u aan dat het uitgangspunt is dat er op bedrijventerreinen
windmolens worden geplaatst. Met de beste wil van de wereld is dat niet meer in te denken bij de
N33. Daar staan ze ingepland in en om de huizen. De gehele raden van Veendam en Menterwolde en
het overgrote deel van de bevolking verzetten zich daarom tegen deze locatie. Daarom wil GroenLinks
u én deze Staten om een amendement te steunen, dat de problemen van de huidige locatie bij
Wildervank, Veendam en Meeden afhaalt. Een amendement dat de locatie deels verschuift naar de
Eekerpolder, het gebied tussen Meeden en het daarboven gelegen Winschoterdiep. Daar gaan in
totaal 100 megawatt aan windmolens geplaatst worden. Dat is wellicht de laatste kans om het
draagvlak voor windmolens in deze streek weer terug te krijgen. Binnen een straal van 750 meter van
deze nieuwe locatie liggen geen woonhuizen en zelfs de actiegroep Tegenwind heeft zich positief
uitgelaten over de nu door ons voorgestelde locatie. We roepen daarom alle partijen op om ons
amendement op dit moment te steunen en de impasse rondom windpark N33 eindelijk te doorbreken.
De VOORZITTER: Dat is een amendement met een kaart. Het wordt onder u verspreid met nummer
A1. Het amendement behelst – dat even als kern voor het debat, u kunt het zometeen zelf lezen – de
partiële herziening van de POV 2009 uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en
Delfzijl en het is dan de concrete verschuiving die u voorstelt van het ene stuk naar het andere stuk. Is
dat correct?
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ja, met een gedeeltelijke overlap.
De VOORZITTER: Met een gedeeltelijke overlap, het kaartje zit erbij. Ik stel voor dit amendement
even zo snel mogelijk te verspreiden. Gaat u verder, mevrouw Homan.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks wil u graag ook nog een keer wijzen op het bod van de
Stad. De stad Groningen wil bijdragen aan de taakstelling met 70 megawatt aan windmolens op
bedrijventerreinen bij de Stad met voorrang aan burgerinitiatieven en lokale energiecoöperaties. Onze
motie om gehoor te geven aan dit bod, werd afgeraden en afgewezen. GroenLinks hoort graag van de
Gedeputeerde Staten hoe men daar nu over denkt. GroenLinks is erop voorbereid dat u vreest voor
precedentwerking: straks wil ieder dorp een windmolen. Die discussie willen wij dan ook graag met u
voeren. En om die discussie te voeren moeten wij als Staten die ruimte wel krijgen. Dat betekent dat
het Rijk niet het stokje moet overnemen en dat wij die 855,5 megawatt goed moeten plannen. Met de
huidige locaties kan dat volgens GroenLinks niet en daarom willen wij verschuivingen en extra
locaties. Wij willen dat er hierbij wordt geluisterd naar de mensen en dat er niet klakkeloos wordt
gepland in beschermd natuurgebied zoals Ruidhorn of op de Waddendijk, aan de rand van beschermd
natuurgebied en Werelderfgoed: de Waddenzee.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zal het kort houden. Tegenwind N33 voelt zich door
de gedeputeerde op het verkeerde been gezet en ik kan me dat wel voorstellen als ik kijk naar wat hij
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
in de commissie van 27 november en later in die van 18 december verklaard heeft met betrekking tot
de Crisis- en Herstelwet. Ik zou hem dan ook willen vragen om helder uit te leggen wat nu precies de
consequenties zijn van opneming van het Windpark N33 in de bijlage van de Crisis- en Herstelwet.
Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de MER-procedure die KDE begonnen is en waarvan ik meen dat
wij die ook ieder moment mogen verwachten?
Dan nog een tweede vraag aan de gedeputeerde: wanneer precies – welke datum – heeft GS
kennisgenomen van de voorpublicatie inzake de wijziging van de Crisis- en Herstelwet? Het
Kamerstuk is van 16 december.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We staan voor een ingrijpende keuze. Ik heb in de commissie gezegd:
‘Het lijkt wel een onmógelijke keuze.’ We moeten zo snel mogelijk af van kolen en gas – daar spreken
later nog uitvoerig over – en een transitie naar hernieuwbare energie is heel hard nodig: energie uit
zon, wind en water bijvoorbeeld. Maar wat ons betreft alleen als dit geen gevaar of ernstige overlast
voor mens, dier of landschap oplevert. En daar is nog veel onduidelijkheid over. De Partij voor de
Dieren keurt het absoluut af dat het College een zorgvuldige afweging voor alternatieve locaties voor
grootschalige opwekking voor windenergie achterwege laat. En waarom doet men dat? Om vertraging
te voorkomen. Maar ook voor nieuwe uitbreidingslocaties wordt deze afweging geschrapt: nieuwe
locaties die nog niet in beeld waren bij de eerder uitgevoerde afweging van alternatieven en waarvoor
dus nog geen milieu-effectenrapportage is uitgevoerd om de effecten op de omgeving in beeld te
brengen.
De grootschalige opwekking van windenergie kan enorme gevolgen hebben voor de
omgeving. Zowel mens, dier als landschap kan figuurlijk maar ook letterlijk beschadigd raken. Dat
vraagt om een zorgvuldige afweging over zoekgebieden en zeker wanneer ook alternatieve,
dunbevolkte locaties met minder kwetsbare natuur bij voorbaat worden uitgesloten. En dat dat meer
tijd en moeite kan kosten is wat ons betreft van ondergeschikt belang. Neem bijvoorbeeld de
uitbreidingslocatie van de Emmapolder: een windpark van enorme omvang, direct grenzend aan
natuurgebieden Ruidhorn en de Waddenzee, niet te vergelijken met een industriële omgeving zoals
de Eemshaven. De Raad van State heeft bovendien enkele jaren geleden al beoordeeld dat niet met
zekerheid kan worden vastgesteld dat de bouw van 17 windturbines de natuurlijke kenmerken van het
gebied niet zullen aantasten. Dit gebied verdient een zorgvuldige afweging en daarvoor is onderzoek
naar de effecten noodzakelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een plan-MER en daarom dien ik de
volgende motie in.
De VOORZITTER: Eens kijken, ‘Onderzoek milieu-effecten windmolens’ is de titel van deze motie met
nummer 4 van de Partij voor de Dieren:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 de bestaande en uitbreidingslocaties voor windmolenparken onder de werking van de Crisis- en
Herstelwet zullen vallen;
 er voorafgaand aan het toewijzen van de uitbreidingslocaties geen onderzoek naar de effecten op
mens, dier en milieu heeft plaatsgevonden;
Overwegende dat
 het plaatsen van windmolens grote gevolgen kan hebben op de mensen, de dieren en/of het
landschap van dit gebied;
 dit bijvoorbeeld geldt bij de uitbreiding naar de Emmapolder, die grenst aan unieke, soms
internationaal beschermde natuurgebieden zoals de Waddenzee;
 er met het oog hierop mogelijk geschiktere locaties zijn voor het plaatsen van windmolens dan de
voorliggende zoekgebieden;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. de effecten voor mens, dier en milieu te onderzoeken alvorens de (uitbreidings)locaties voor
windmolenparken definitief vastgesteld worden;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Zo’n onderzoek naar de gevolgen is hard nodig, zeker nu de
locatiekeuze onder de werking van de Crisis- en Herstelwet zal vallen. Deze wet zet de regels die
milieu, natuur en een leefbare omgeving beschermen, buitenspel en beperkt bovendien de
inspraakmogelijkheden van burgers en organisaties tot een absoluut minimum. Dit is volgens ons niet
de oplossing voor het versnellen of verbeteren van de besluitvorming. Zorgvuldigheid is daarvoor de
oplossing. De gedeputeerde heeft aangegeven dat de Crisis- en Herstelwet eigenlijk nauwelijks
nadelige gevolgen heeft voor de burgers of hun omgeving. En hij heeft ook aangegeven dat de N33
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
hier niet onder zou vallen. Kan het College aangegeven of men nog steeds achter deze uitspraak
staat, nu een brief van de minister aan de Tweede Kamer in ieder geval laat zien dat een deel van dit
antwoord onjuist was.
Doordat het College door de koker van drie zoekgebieden heeft gekeken naar de
uitbreidingsmogelijkheden, zijn gebieden met wellicht minder nadelige effecten op mens en dier buiten
beschouwing gebleven. Het voorstel bijvoorbeeld van corporatie Windcluster Midwolda zou wat ons
betreft prima passen in de nieuwe kaders van participatie en compensatie en kan bovendien de druk
op de Waddenzee verlichten. Door niet naar alternatieve locaties te kijken sluiten we dergelijke
mogelijkheden bij voorbaat al uit en wij kunnen daar niet achter staan. De gedeputeerde zei eigenlijk
in de commissie hierover – ik geef een vrij vertaald citaat: ‘We hebben nu zoekgebieden aangewezen,
want alle andere alternatieve gebieden zijn niet geschikt omdat ze buiten die zoekgebieden liggen. En
daar houden we aan vast, omdat de zoekgebieden niet uitgebreid worden. Althans, we breiden twee
gebieden wel uit, maar het derde gebied niet – in ieder geval niet tot het blijkt dat er dwingende
redenen zijn waarom we zouden moeten doen. En óf er dwingende redenen zijn, ja, dat weten we niet
omdat we daar geen onderzoek naar doen.’ Daar is geen speld tussen te krijgen. Zonder inzicht te
hebben in de direct en indirecte gevolgen van windmolens voor mens en dier, zonder inzicht in
mogelijke oplossingen om deze gevolgen te verkleinen, zonder inzicht in alternatieve locaties kunnen
wij ook geen zorgvuldige afwegingen maken. Ik zou graag een duidelijke reactie horen van het
College en de bereidheid om de gevolgen alsnog beter in kaart te krijgen, want er is volgens de Partij
voor de Dieren een noodzaak om de gaskraan dicht te draaien en in te zetten op andere
energiebronnen. En we zouden het dan ook erg jammer vinden als we tegen het voorstel van het
College zouden moeten stemmen. Maar als we niet in staat worden gesteld om een zorgvuldige
afweging te maken, dan hebben we geen andere keus.
De VOORZITTER: Dank. Het is één uur en we zijn gekomen aan het einde van de eerste ronde. Ik
constateer bij de ingediende moties dat we van de twee moties van de PVV even nagaan of die de
vorm van een motie of een amendement moeten hebben. En we gaan even na bij de motie die u,
mevrouw Hazekamp, net tot slot indiende, of deze eigenlijk qua dictum niet volstaat om tegen de
voordracht te stemmen. Want als deze over precies hetzelfde gaat, dan heeft de motie niet zoveel zin.
Maar dat checken we even, dan kom ik daar zometeen wel op terug.
Ik stel voor dat we om kwart voor twee weer beginnen – de kroketten zijn nu warm – en dat de
gedeputeerde Moorlag dan namens het College met de beantwoording van de eerste ronde kan
beginnen.
[Schorsing van 45 minuten.]
De VOORZITTER: Ik zie dat iedereen weer op zijn of haar plaats is teruggekeerd, misschien dat de
deur dichtkan. Dan heropen ik de vergadering en is het woord voor de beantwoording in eerste
instantie aan gedeputeerde Moorlag.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik zal eerst ingaan op wat niet in de voordracht staat, maar wat
wel in de verschillende bijdragen voor het voetlicht is gebracht. En dat is onze aanvraag in het kader
van de Crisis- en Herstelwet en met name de relatie met het windparkproject N33. Wat wij hebben
gedaan – en dat is ook in de commissie toegelicht – is dat we u bij brief de dato 17 oktober – als ik het
goed heb – hebben geïnformeerd over de aanvraag die wij hadden ingediend bij het minister van I&M
voor toepassing van de Crisis- en Herstelwet. Het ging om drie onderdelen: in de eerste plaats het
verkorten van de termijn waarvoor windmolens gevestigd kunnen worden, dus het toestaan dat de
gronden tijdig worden bestemd zodat windturbines na 25 jaar weer afgebroken kunnen worden – dat
was ook een suggestie die onder meer door de PVV was gedaan. Het tweede is om de Crisis- en
Herstelwet beter te verankeren – of ervoor te zorgen er op basis van de Wet ruimtelijke ordening – de
lusten en lasten beter worden verdeeld. Wij stellen weliswaar nu een beleid vast, maar dat werkt niet
rechtstreeks minder door naar ontwikkelaars. Dus juridisch willen we dat beter verankeren. En het
derde wat we hebben gesteld is dat we afwillen van de situatie waarbij keer op keer op keer alle
locaties opnieuw in beeld worden gebracht – bij het POP, bij de Structuurvisie ‘Wind op Land’ en
vervolgens weer bij een concreet besluit. Dus wij hebben gezegd dat het liefst een locatieonderzoek
willen om als je eenmaal na een jarenlang debat locaties hebt aangewezen, je niet opnieuw in de
positie komt dat je weer allerlei locaties opnieuw moet gaan onderzoeken. Temeer omdat je weet dat
een initiatiefnemer doorgaans op veel van die te onderzoeken alternatieve locaties niet kan gaan
ontwikkelen, omdat de grondposities in handen van anderen zijn.
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Hier wordt het beeld gevestigd alsof wij de rechten van burgers willen gaan beknotten en alsof
wij ook bij de locatie N33 een alternatief locatieonderzoek zouden willen verhinderen. Niets is minder
waar, want bij de locatie N33 – de procedure daartoe is inmiddels door het Rijk gestart – loopt een
MER-onderzoek en dan worden alle alternatieven daarbij in beeld gebracht. Dus dat verzoek van ons
raakt die lopende MER niet. En als je dat zo ziet, verraste mij ook wel dat het Rijk de N33-locatie had
opgenomen in de brief die men op 16 december naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Maar goed,
als u dat heel precies wilt lezen, dan gaat het daar ook om windprojecten in de categorie 5 tot 100
megawatt. Nou, die gaan we daar niet ontwikkelen, omdat de N33-locatie boven de 100 megawatt zit
en die locatie wordt ook onder bevoegdheid en regie van het Rijk ontwikkeld met een MER-onderzoek
waarbij alle locatiealternatieven in beeld worden gebracht. De bewering dat wij rechten van burgers
willen beknotten, is er een die verdient – ja, we hebben haar helaas niet in de Cultuurnota opgenomen
– toch wel een plek in het nu nog virtuele Museum voor Schone Onzin. Want van enige beknotting van
rechten van burgers is geen sprake. Windprojecten die onder een rijksinpassingsplan of een
provinciaal inpassingsplan worden uitgevoerd – waarbij de Rijkscoördinatieregeling respectievelijk de
Provinciale Coördinatieregeling van toepassing is – stromen wel door de procedures, maar het recht
van bezwaar en beroep blijft recht overeind staan. Dat heeft helemaal niets te maken met een
aanmelding in het kader van de Crisis- en Herstelwet. Wat wel standaard in die Crisis- en Herstelwet
is opgenomen, is dat provinciale inpassingsplannen en rijksinpassingsplannen niet voor bezwaar en
beroep openstaan van lagere overheden. Dus een provincie niet in bezwaar of beroep gaan tegen een
rijksinpassingsplan en een gemeente kan niet in bezwaar of beroep gaan tegen een provinciaal of een
rijksinpassingsplan. Maar dat staat los van de vermelding van een lijst, dat vloeit dan voort uit de
systematiek van de Crisis- en Herstelwet zelve. Dus alle suggesties daaromtrent wil ik graag verre van
mij werpen.
De heer MASTENBROEK (SP): Ik denk dat dat gewoon niet waar is wat de gedeputeerde hier zegt,
want de beroepsprocedure in het kader van de Crisis- en Herstelwet is gewoon anders. Vindt u dat
niet? Dat is toch gewoon een feit? U noemt één belangrijk aspect – lagere overheden mogen geen
beroep instellen – maar daarnaast zijn er ook beperkingen ten aanzien van de aan te voeren
beroepsgronden en is de procedure een geheel andere. Dat bent u toch – neem ik aan – met mij
eens? En dan is het denk ik een kwalificatie vervolgens, of je vindt dat daarmee rechten ontnomen
worden. Maar ik blijf daar dan helemaal achter staan.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Waar ik afstand van neem – en ook blijf nemen – is dat dat
voortkomt uit het feit dat de provincie een aanmelding heeft gedaan in het kader van de Crisis- en
Herstelwet. Dat vloeit al automatisch en rechtstreeks voort uit de Crisis- en Herstelwet. Dat staat
helemaal los van onze aanvraag.
De heer MASTENBROEK (SP): Dat is inderdaad wat de Crisis- en Herstelwet onder meer inhoudt.
Maar wat de provincie gedaan heeft, is deze windprojecten in deze gebieden aanmelden en de
regering verzoeken om die op de bijlage 2-lijst te zetten. Als ze daar niet opgezet waren, was de
Crisis- en Herstelwet hier niet van toepassing. Bent u dat met mij eens?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): De Crisis- en Herstelwet bevat automatisch al bepaalde
wettelijke bepalingen, zonder vermelding op de lijst, over het inperken en stroomlijnen van bezwaar en
beroep. Dat staat los van de vermelding op de projectenlijst. In de Crisis- en Herstelwet is zelve al
bepaald dat rijksinpassingsplannen en provinciale inpassingsplannen niet voor bezwaar en beroep
vatbaar zijn voor lagere overheden. In de Crisis- en Herstelwet is voor type projecten,
energieprojecten, al bepaald dat de processen gestroomlijnd worden. Dat vloeit ook voort uit de
Rijkscoördinatieregeling en de Provinciale Coördinatieregeling: die leiden ertoe dat processen worden
gestroomlijnd, dat de vergunningverlening wordt vereenvoudigd en dat er slechts eenmaal bezwaar en
beroep mogelijk is. Maar dat heeft helemaal niets van doen met het plaatsen op bijlage 2 van de
Crisis- en Herstelwet. Dat was ook zonder die aanmelding al het geval en materieel – ten overvloede
– heeft het geen enkel effect voor het windpark N33, omdat het Rijk het project op de lijst gemeld voor
zover het 5 tot 100 megawatt is. En het project langs de N33 is een project bóven de 100 megawatt
en bovendien een project waar de provincie niet bevoegd gezag in is. Dus in dat licht bezien is het
soms misschien een kwestie van close reading, maar dan vind ik wel dat er ongefundeerd zware
woorden zijn gebruikt en zware verwijten zijn gemaakt. En daar neem ik dus afstand van.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Die voorschriften waar u nu op doelt, namelijk dat projecten met een
bepaalde omvang onder de Crisis- en Herstelwet vallen, gelden niet voor een aantal andere locaties.
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Was er een mogelijkheid geweest om het buiten de werking van de Crisis- en Herstelwet te houden?
Want daarmee was dus wél een ruimere inspraakmogelijkheid mogelijk geweest.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, want bij de invoering van de Crisis- en Herstelwet is ook de
Elektriciteitswet gewijzigd. De Rijkscoördinatieregeling en de Provinciale Coördinatieregeling zijn
daarbij van toepassing verklaard, dat staat los van de vermelding op de lijst. Dus het is al van
rechtswege zo dat de Crisis- en Herstelwet in belangrijke mate van toepassing is op windprojecten. En
het voorstel dat wij doen om ook het project langs de Emmapolder onder de Provinciale
Coördinatieregeling te brengen, leidt er wel toe dat de vergunningverlening en de procedures worden
vereenvoudigd en gebundeld, waardoor er ook slechts één keer bezwaar en beroep mogelijk is. Maar
nogmaals: dat staat los van de vermelding op de lijst en dit vloeit dus rechtstreeks voort uit de Crisisen Herstelwet en de Rijks- en Provinciale Coördinatieregeling.
Ik kom bij de voordracht. De heer Dieters is aangegaan op ons beleidskader, waarin onder
meer wordt gestreefd naar een betere verdeling van lusten en lasten. U vraagt of het mogelijk is om
dat bedrag op te hogen. Als wij de ruimte zien om dat bedrag op te hogen, dan zullen wij dat niet
nalaten. Aan de andere kant worden er businesscases van ontwikkelaars al redelijk zwaar belast door
ons beleid, omdat ook een deel van de capaciteit ingezet moet worden voor repowering en een deel
van de verdiencapaciteit zal ingezet moeten worden voor een betere verdeling van lusten en lasten.
We nemen dus dit als richtsnoer en als we ruimte zien voor betere regelingen, dan zullen we die
ruimte niet onbenut laten. Als ik ook kijk naar de voorstellen die mij recentelijk via de krant bereikten
en die in de pauze ook zijn toegelicht, dan lijkt het ook wel nodig te zijn om wensen in die orde van
grootte te gaan honoreren. Maar dat is iets wat in het verdere overleg met de Dorpsvereniging
Borgsweer – want daar duid ik op – besproken zal moeten worden en trouwens ook met de
vertegenwoordigers van de andere aanliggende dorpen.
Is er voldoende ruimte voor repowering? Nee, met het beleidskader dat we nu hebben,
kunnen we niet voor 100 procent gaan repoweren, maar we kunnen wel een aanmerkelijk deel van de
solitaire windmolens wegnemen.
De heer Dieters suggereerde nog dat de Provinciale Coördinatieregeling door onze
aanvullende voordracht van tafel is. Dat is niet het geval. Dat is wel het geval voor twee
bestemmingsplannen, namelijk dat van Oosterhorn en – wat bij aanvullende voordracht is gesteld –
het bestemmingsplan van het zuidoosten van de Eemshaven. We hebben daar goede afspraken over
gemaakt met de gemeente en uit doelmatigheidsoverwegingen is daarvoor gekozen, omdat een
provinciaal inpassingsplan anders ook belemmerend kan werken voor het bestemmen van andere
functies in die gebieden.
De heer Dieters vroeg naar de stand van zaken rond de molen Goliath aan de Heuvelderij.
Dat overleg loopt nog, inhoudelijk kan ik u daar nog geen mededelingen over doen. Als daar
consensus uit komt met alle belanghebbenden – dus degenen die daar graag een aantal windturbines
willen ontwikkelen, de bewoners van de Heuvelderij en de stichting die de molen Goliath beheert –
dan heeft dat verreweg de voorkeur.
De VVD vraagt, net als andere fracties, of wij de taakstelling van 855,5 megawatt wel halen.
Wij hebben de foto redelijk scherp gekregen, inmiddels zijn we ook wel een beetje door hoeveel
capaciteit er langs de N33 onder de regie van het Rijk gerealiseerd kan worden. We hebben een
onderzoek laten doen naar de locaties in de Eemshaven en Delfzijl. Daaruit blijkt dat er in principe
voldoende ruimte is, maar je hebt pas een precies beeld – dat heb ik ook in de commissie gesteld –
nadat je de MER hebt doorlopen, waarbij alle belemmeringen scherp in beeld zijn gebracht. Dan doel
ik onder meer ook op de buisleidingen waar de heer Ram over sprak. Dus dan pas krijg je de foto
scherp. Maar om op voorhand nu al meer ruimte te gaan reserveren, daar is dit College geen
voorstander van.
Risico’s op planschade werden door de VVD genoemd. Ja, dat risico is er altijd. We zullen
daartoe arrangementen moeten maken met de ontwikkelaars dat die risico’s in principe voor rekening
en risico van hen komen.
Op de Provinciale Coördinatieregeling ben ik net al ingegaan en het stroomlijnen van de
procedure.
Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, ik had uw uitleg goed gehoord. Waar het mij om gaat, is voor de
duidelijkheid het derde aandachtsstreepje van de voordracht op pagina 3. Daar staat: ‘Wij stellen voor
dat de Provinciale Coördinatieregeling van toepassing te verklaren op álle gebieden van
windmolenparken die nog moeten worden ontwikkeld.’ Dus mijn vraag is: als het zo is dat over
windmolenparken gaat – waar we het nu over hebben – dan is dat volstrekt duidelijk. Maar deze zin
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
suggereert dat als we bij wijze van spreken over twee of drie jaar denken dat we nog een
windmolenpark erbij willen, we dan nu al gezegd hebben dat die PCR van toepassing is.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, dat is niet iets wat wij mogen. Als dat daar onduidelijk staat
geformuleerd, dan mijn excuses. Volgens mij staat het in de besluittekst wél goed geformuleerd en
ook in de kaderbeelden die bij het besluit zijn gevoegd. Daar wordt gewoon glashelder vermeld voor
welke gebieden wij de Provinciale Coördinatieregeling willen toepassen. En we preluderen niet op
eventueel toekomstige situaties.
De heer Mastenbroek suggereerde dat de uitbreidingen wellicht te veel gebaseerd zouden zijn
op persoonlijke voorkeuren en op willekeur. Dat is ook iets wat ik van me afwerp. Keer op keer is in de
loop der jaren door Provinciale Staten het concentratiebeleid bevestigd en herbevestigd. Dat wij nu
kiezen voor een uitbreiding bij die concentratiegebieden, ligt in de rede en het besluit van uw Staten is
daarin bepalend. Dus voor zover u zou vinden dat ik persoonlijke voorkeuren heb of willekeur zou
voorstaan, is uw besluitvorming uiteindelijk bepalend. Dat was in het verleden zo en dat is nu nog
steeds het geval.
Op de andere punten van de heer Mastenbroek ben ik al ingegaan, behalve het punt over wat
nu als blijkt dat na het doorlopen van bijvoorbeeld de MER-procedures de capaciteit van deze
gebieden niet toereikend is? Daarover zijn glasheldere afspraken gemaakt met het Rijk. Als die
situatie zich voordoet, dan zijn de provincies – meervoud, dus ook deze provincie – verplicht om
aanvullende capaciteit te gaan zoeken. Wij kiezen ervoor om dat op dit moment niet te gaan doen. Wij
hebben vooralsnog de overtuiging dat we die 855,5 megawatt in deze gebieden kwijtkunnen. Als blijkt
dat dat niet het geval is, dan krijgen wij van het Rijk ook de ruimte om vervangende gebieden aan te
gaan wijzen.
De heer MASTENBROEK (SP): En dan gaat u ongetwijfeld weer onze uitgangspunten van
concentratiegebieden hanteren en dan gaat u daar zelf een stukje aanplakken? Is het dan niet goed
om nu eens te kijken welk stukje daar dan aangeplakt moet worden en of dat wel het beste idee is om
daar iets aan te plakken?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als je er nu iets aan vastplakt, dan moet je initiatiefnemers die
een aanvraag indienen om daar in die vastgeplakte gebieden te gaan ontwikkelen, ook gaan
honoreren. En dan zou het zomaar kunnen zijn dat wij straks in plaats van 855,5 megawatt 900 of
1.000 megawatt hebben. We hebben een afspraak gemaakt met het Rijk over 855,5 megawatt: niks
minder voor het Rijk maar ook niet ruim erboven, als het aan mij ligt. Want Groningen neemt al een
heel ruim aandeel van de nationale taakstelling op zich.
De heer Keurentjes stelde een vraag over de voortgang in de repowering. Hij stelde dat er
sprake is van een terugtrekkende beweging. Dat is niet het geval, het beleidskader is voor ons
gewoon bepalend. Wat je wél merkt – tenminste, zo heb ik dat beluisterd in de gesprekken tussen
ambtenaren en degenen die de repowercapaciteit aanbieden – is dat dat overleg in zoverre stroef kan
gaan verlopen op het moment als er verlangens liggen om paal voor paal of bijna paal voor paal te
gaan repoweren, oftewel in een maatvoering die ver uitstijgt boven datgene wat ons beleid vóórstaat.
En we hebben gewoon oprechte wensen om te gaan repoweren, maar het is niet zo dat we
onbeperkte capaciteit gaan aanbieden aan de initiatiefnemers die die capaciteit aanbieden.
Het bouwen in de zeewering is een punt waar de PVV een motie over indient. Wat voor
garanties heb je dat dat op een verantwoorde wijze kan? Die garanties zijn er nu niet, het is ook zo dat
het op dit moment ook niet is toegestaan, dat staat ook in de motie van de PVV. Deze provincie heeft
niet de ambitie om zeg maar contra legem te gaan opereren. We gaan niet in strijd met de wet iets
toestaan. Er vindt in IPO-verband met Rijkswaterstaat en de waterschappen overleg plaats en het
vooruitzicht is dat er straks mogelijkheden zijn om op verantwoorde wijze in de zeewering te bouwen.
En dan zal doorvertaald moeten worden in de nationale regelgeving. Voor die tijd is bouwen in de
zeewering niet toegestaan en ook niet mogelijk.
De heer RAM (PVV): Vloeit die aanpassing van de regelgeving ook voort uit de Crisis- en Herstelwet?
Wordt daarmee de Barro aan de kant geschoven?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee. Waar het uit voortvloeit is dat er eerst studies worden
gedaan naar de effecten van funderingen in zeeweringen. Als blijkt dat die studies uitwijzen dat dat op
een verantwoorde wijze kan – dus dat dat de veiligheidsnormen niet schaadt – dan zal dat voor het
Rijk aanleiding zijn om de beperkingen die er nu in de wet- en regelgeving zijn, op te heffen. Maar niet
eerder. Ook het feit dat wij onze voordracht nu gebieden aanwijzen waar ook zeeweringen onder
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
vallen, betekent bepaald niet dat er automatisch in zeeweringen gebouwd kan worden. Dat is een van
de beperkingen die er op dit moment ligt. Dus we geven pas groen licht voor bouwen in zeeweringen
op het moment dat de wet- en regelgeving dat toelaat en ook uit onderzoeken is gebleken dat dat op
verantwoorde wijze kan.
De heer RAM (PVV): Dat komt er dus op neer dat op het moment dat wij vinden dat dat
onverantwoord is – dat is ook onze mening op dit moment – dat wij dat nu moeten aangeven in de
motie of in het amendement?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, niet, omdat dat al bij wet is geregeld. Wij hebben geen
voornemen om in strijd met de Barro te gaan handelen.
De heer RAM (PVV): U zegt dat op het moment dat de nationale wetgeving aangepast wordt, wij dus
als Provinciale Staten geen inspraakmoment meer hebben om dat tegen te houden?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, u kunt dat dan uitspreken. Maar ik zit me dan af te vragen
welke ratio daaraan ten grondslag ligt. Als overtuigend blijkt en dat ook in overeenstemming is met de
waterschappen, het IPO en het Rijk dat dat verantwoord kan, dan zie ik op voorhand ten principale
geen beletsel om bouwen in de zeewering niet toe te staan.
De heer RAM (PVV): Nou ja, de ratio die bij ons ligt, is dat je in een aardbevingsgebied een
waterkering hebt. Dat is een risico en wij schatten dat risico te hoog in, dat is onze overweging daarbij.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, maar dat zal er dan bij moeten worden betrokken. De
feitelijke situatie op dit moment is dat je niet mag bouwen in een zeewering. Daar zal pas groen licht
voor komen op het moment dat vast komt te staan dat dat op een verantwoorde wijze kan. Daar
worden onderzoeken naar gedaan, er worden ook onderzoeken naar aardbevingsrisico gedaan. Dus
ik vind het wat voorbarig om ons nu al op te roepen om niet in strijd met de Barro te gaan handelen
waar wij geen enkel voornemen hebben om in strijd met de Barro te handelen. De nationale wet- en
regelgeving is gewoon een harde randvoorwaarde. Op het moment dat deze wordt versoepeld en u
meent dat er goede gronden zijn om het beleid hier in te perken, dan kunt u natuurlijk te allen tijde een
initiatiefvoorstel indienen. Maar de motie zoals die hier voorligt, ontraad ik ten zeerste omdat er de
suggestie uit klinkt dat wij voornemens zijn om in strijd met de wet iets toe te gaan staan, terwijl we dat
voornemen in het geheel niet hebben.
De heer RAM (PVV): Nee, u spreekt nu over een initiatiefvoorstel. U zegt daarbij dat dat zou kunnen.
Bent u dat ook van plan hier in de Staten voor te leggen?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat zal wel aan uw Staten worden voorgelegd, want u bent
bevoegd gezag waar het gaat om de MER-procedures. Dus bij de ‘Notitie Reikwijdte en Detail van de
MER’ en ook de startnotitie van de MER zijn zaken die door Provinciale Staten worden vastgesteld.
Als u wilt dat bepaalde zaken niet worden meegenomen in die reikwijdte, dan bent u daartoe bevoegd.
En ook voor het opstellen van het provinciale inpassingsplan bent u bevoegd gezag, dus op dat
moment hebt u daar de beslissingsmacht over.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): De gedeputeerde schetste zonet een uitgebreid proces dat we
moeten doorlopen om te komen tot het plaatsen van windmolens in de zeewering, waaronder de
aanpassing van de nationale wet- en regelgeving. Worden de megawatts die deze windmolens
moeten opwekken, meegeteld in het totaal?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja en nee. Want per saldo maakt het niks uit: als je niet in de
zeewering, dan kun je, pak hem beet zo’n 50 tot 100 meter achter de zeewering kun je bouwen. Dat
geeft wel een nieuwe spanning, want de zeewering is in het bezit van het waterschap en de
daarachter gelegen gronden zijn in het bezit van agrariërs die optiecontracten hebben met
ontwikkelaars van windenergie. De keuze zullen wij later moeten gaan maken of wij toestaan dat er in
de zeewering wordt gebouwd – maar dan moeten eerst alle belemmeringen weggenomen zijn – of dat
we kiezen voor de bouw kort achter de zeewering. Dus voor de capaciteit maakt dat niet uit.
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Oké, maar de plaatjes die ik heb gezien, waren eigenlijk al vrij strak
ingepland en ook de getallen die daarbij genoemd worden, zijn vrij strak. Maar u geeft wel aan dat het
dus een spanningsveld is of die getallen kloppen?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, dat geef ik niet aan. Die getallen kloppen op zich, want op
het moment dat je in de zeewering bouwt, kun je in het achtergelegen gebied niet bouwen en op het
moment dat je ervoor kiest om niet in de zeewering te bouwen, kun je in het achtergelegen gebied wél
bouwen en kun je evenveel megawatts realiseren.
De heer RAM (PVV): Zijn er al beloften gedaan over de exploitatie van die zeewering aan partijen?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, niet door mij.
De heer RAM (PVV): Door wie dan wel?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik zou het echt niet weten. Ik ken alle mensen en alle
functionarissen buiten deze provincie niet en ik houd ook niet bij welke beloften ze doen. Vanuit de
provincie ligt er geen enkele belofte. Wat ik u wel kan zeggen is dat één ontwikkelaar plannen heeft
gepresenteerd. Ik weet ook dat er een waterschap geïnteresseerd is. Maar van enige belofte is geen
sprake. Ik gaf al aan dat het een verdraaid lastige keuze wordt, want kiezen voor het een, bouwen in
de zeewering, betekent dat je ook kiest voor het niet-bouwen in de strook erachter. En omgekeerd,
kiezen voor de strook achter de zeewering betekent dat je niet kiest voor bouwen in de zeewering.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, het antwoord van de gedeputeerde brengt mij aan het twijfelen of ik
toch niet een andere vraag moet stellen nu. Ik ben benieuwd: u gaf aan dat de exacte locatie – of die
nou op de zeewering of daarachter is – nog niet vaststaat. Ik heb net gehoord dat de getallen wél
vaststaan. Maar hoe moet ik dat zien? Kunnen die zoekgebieden c.q. locaties nog wat vergroot
worden? Is die arcering op de kaart toch wat minder strak dan die getekend staat? Hoe moeten we
dat interpreteren?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Die arcering staat vast. Als u daar vandaag een besluit over
neemt, dan is dat een vaststaand gegeven. Dat zijn gewoon heldere strepen, dus dat staat gewoon
vast. Alleen, het staat nog niet vast of in alle ruimte die in een besluit van uw Staten wordt vastgelegd,
daar ook daadwerkelijk wel ontwikkeld kan worden. Dat kan ook niet op plekken waar buisleidingen
lopen. Maar welke beperkingen er precies zijn bij de invulling van het gebied, moet nog allemaal
blijken bij de MER. We hebben wel een redelijk scherpe foto van het gebied bij de stukken en daar
hebt u ook kennis van kunnen nemen. Ik meen dat de organisatie Fondera dit toch wel vrij grondig in
kaart heeft gebracht, maar de laatste details worden pas zichtbaar op het moment dat je de MER
uitvoert.
De heer Keurentjes benoemt nog de patstelling die er kan ontstaan tussen ECN en NUON
waar het gaat om het ontwikkelen van reguliere windturbines of van het testveld. ECN en NUON zijn
met elkaar in overleg. De laatste update die ik kreeg, was kort voor de commissievergadering. Toen
kreeg ik mee dat het de verwachting was dat men een intentieverklaring zou kunnen gaan sluiten. Dat
heeft ook verreweg de voorkeur: dat dat langs de weg van overleg en in consensus wordt bereikt met
alle belanghebbenden. Ja, en indien dat niet lukt, dan moeten we kijken wat er zoal verder in de
gereedschapskist zit en moet je ook gaan kijken of je planologisch instrumentarium kunt gebruiken om
een ontwikkeling mogelijk te maken. Ik maak wel eens de vergelijking met een bedrijventerrein. Als
een gemeente zegt dat het van belang vindt dat er op een locatie een bedrijventerrein wordt
ontwikkeld – dat doet zich bijvoorbeeld voor in de Eemshaven, waar we ruimte willen creëren voor
datahotels – dan probeer je op vrijwillige basis de gronden te verwerven. Maar goed, dan zit ook met
staatssteunregels en dergelijke. En lukt dat in ultimo niet, dan kan een gemeente het
onteigeningsinstrument gaan toepassen. Er is ook ander instrumentarium, zoals het gedoogrecht. Ik
heb me daar nog niet grondig in verdiept, omdat ik de hoop heb – en ik hoop dat die hoop ook
bewaarheid wordt – dat langs de weg van overleg een arrangement wordt gevonden. Maar dat is
primair een zaak tussen de ontwikkelaar, de grondeigenaren en degene die een testveld wil gaan
exploiteren.
De heer KEURENTJES (CDA): Gezien het feit dat dit in de commissie aan de orde is geweest is dit in
die zin geen nieuws. Maar gezien de urgentie en gezien de doorontwikkeling ben ik wel heel benieuwd
in welke tijdsfasen u in overweging neemt om naar alternatieve instrumenten te kijken. Ook ons
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
betoog sloten we ermee af dat we uiteindelijk de provincie afrekenen of inderdaad de doelstelling
gerealiseerd wordt. En als je dus obstakels laat bestaan of in stand houdt en je daardoor die
doelstelling niet kunt realiseren, dan heb je een probleem. Dus in die zin zijn we benieuwd wat u eraan
doet om het proces los te trekken.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): In eerste instantie niet, ik laat het primair aan de betrokken
partijen over. Ik vind dat je ook terughoudend moet zijn als provincie, want als je al te snel naar het
instrumentarium van de doorzettingsmacht zou grijpen, dan zou je de ene partij in een comfortabele
positie plaatsen. En zou je al te snel kenbaar maken dat je dat niet gaat toepassen, dan zou je de
andere partij in een comfortabele positie plaatsen. Dus ik hoop dat dat er gewoon overleg gaat
plaatsvinden dat tot consensus gaat leiden. Ik ben daar niet actief in betrokken, dat is iets tussen ECN
en NUON en tussen NUON en de grondeigenaren.
De heer KEURENTJES (CDA): Nogmaals: als er aan de ene kant wordt gesproken over de
terughoudendheid van de provincie en zij het aan de marktpartijen overlaat om het eens te worden,
blijkt daartegenover dat er direct dan wel indirect innige contacten zijn tussen de provincie en het ECN
en er om die reden toch sprake is c.q. het beeld ontstaat dat er dus wel een ongelijk speelveld is. En
volgens ons is het niet aan de orde voor de provincie om partij te kiezen, maar dat zij inzet kan plegen
om dat proces verder te helpen. Dus het gaat er niet om om de een of de ander te bevoordelen, maar
om het proces verder te brengen.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Laat ik u dit toezeggen: op het moment dat de partijen er niet
uitkomen en vragen of de provincie daarin een rol wil spelen, dan zullen we die rol oppakken. Wij
hebben er natuurlijk ook belang bij dat de zaak niet gaat stagneren – dat moet gewoon volstrekt
helder zijn. Maar zolang het overleg tussen de partijen nog loopt, heb ik gewoon de voorkeur voor dat
traject.
Waar het gaat om de innige relatie met het ECN: ECN is de enige partij geweest die concrete
belangstelling heeft getoond voor de ontwikkeling van de testfaciliteit. Maar ik wil u benadrukken: wij
zijn nu bezig met de planologie. Dus als er een andere organisatie is die een testfaciliteit wil
ontwikkelen zoals beschreven in de ontwerp-opdracht, dat het dan aan de grondeigenaren is om te
kijken met welke testorganisaties zij in zee willen gaan.
De heer KEURENTJES (CDA): Nog één laatste vraag als het gaat over dit onderdeel. Wat voor
tijdspad hebt u in gedachten als het gaat over het afwachten dan wel actief als provincie zich ermee
bemoeien om het proces vlot te trekken?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij moeten vóór medio dit jaar de zaak planologisch geregeld
hebben. Nou, daar zijn we een eind mee op pad. Vervolgens kom je in het ontwikkelscenario. Ja, in
IPO-verband zijn we bezig samen met het ministerie om een spoorboekje te maken. Ik heb dat hier zo
niet bij de hand, maar dat spoorboekje zal wel leidend zijn. Er wordt erop gemikt dat de echte
vergunningenprocedures zo rond 2018 afgerond moeten zijn om te bewerkstelligen dat turbines en
windparken ook operationeel zijn in het jaar 2020. Dus dat spoorboekje, dat tussen het IPO en het Rijk
zal worden ontwikkeld, zal daarbij leidend zijn, maar het laat dus nog wel wat ruimte.
De fractie van D66 vraagt of de Rijkscoördinatieregeling van tafel is of zij als een zwaard van
Damocles blijft hangen. Ja, dat laatste is wel het geval op het moment dat wij onvoldoende reserveren
en realiseren, dan kan men de Rijkscoördinatieregeling toepassen en die regeling blijft trouwens ook
van kracht voor initiatieven boven de 100 megawatt. Dus als het bij de Eemshaven tot een initiatief
komt van boven de 100 megawatt in onze gebieden, dan zal de Rijkscoördinatieregeling als
procesinstrument worden toegepast.
Dan de vraag of er positieve berichten zijn van het Rijk. Ja, kan ik volmondig zeggen.
Afgelopen maandag is er overleg geweest met minister Kamp en minister Schultz van Haegen. In zijn
algemeenheid is er wel een beeld van tevredenheid: er zijn één of twee provincies waar het allemaal
nog wat stagneert. In Friesland heeft men een switch moeten maken naar het IJsselmeergebied, dat
zal wat meer tijd kosten. Lange tijd hebben wij als IPO en het Rijk in de loopgraven gezeten, maar de
pionierschopjes zijn wel weer goed opgeborgen.
Ruimte voor kleine aanpassingen: daarvan is inderdaad sprake. Op het moment dat uit de
MER blijkt dat bepaalde delen niet te ontwikkelen zijn, dan zullen gebieden moeten worden
aangepast.
Op de N33 ben ik al uitvoerig ingegaan.
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De PVV vraagt of alle locaties zijn aangemeld. Ja, voor zover het gaat om projecten tussen de
5 en 100 megawatt. U doelt op de N33; daar ben ik al op ingegaan, namelijk dat die daar niet onder
valt omdat die onder de 100 megawatt ligt. Ik verwijs trouwens ook naar de brief die naar aanleiding
van de vraag van de heer Ram eerder naar de commissie is gestuurd op 10 december. Daar staat ook
gewoon glashelder in dat wij niet beogen om iets voor het windpark N33 te gaan regelen met onze
aanvraag.
Op de andere punten van de PVV ben ik al ingegaan.
De ChristenUnie heeft lovende woorden en noemt de provincie als proeftuin. Ik heb ook wel
het idee dat wij, afgezien van enkele provincies, wel redelijk ver zijn met het ontwikkelen van beleid
voor het verdelen van lusten en lasten. We gaan dat nationaal ook nader bespreken. Mevrouw Van
der Graaf zei dat er al iets afgesproken had moeten zijn met EWEA, de brancheorganisatie. Dat is nog
niet het geval. Bij het SER-Energieakkoord is er een borgingscommissie ingesteld en die ziet dit ook
als opgave
De heer RAM (PVV): Ik heb toch nog wel een vraag over de locatie N33. In het ontwerpbesluit achtste
tranche van de Crisis- en Herstelwet staat dat de N33 wél genoemd. Hoe komt die daar dan in
verzeild? Dat vraag ik me dan af.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik heb dat stuk van het Rijk niet geschreven. Maar het staat
wel heel nauwkeurig daarin beschreven. De N33 staat ook in die brief en in die lijst voor zover het
projecten betreft tussen de 5 en 100 megawatt. En die hebben wij daar niet.
De heer RAM (PVV): Ja, nu nog niet waarschijnlijk. Misschien komt het later wel onder de 100
megawatt uit.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, ik heb geen enkele aanwijzing dat het project N33 beneden
de 100 megawatt uitkomt.
De ChristenUnie stelde nog een vraag over de weging van alternatieve locaties en noemde
ook de brief van de Natuur- en Milieufederatie. Ik ben daar op ingegaan: als locaties al keer op keer
zijn gewogen, zijn wij er geen voorstander van. Als we een inpassingsplan maken, zullen we ons niet
kunnen onttrekken aan locatievergelijking. Als je het instrument rechtstreeks omgevingsvergunning of
projectbesluit kiest, dan kun je je daar wel aan onttrekken, maar dat lijkt me niet de gepaste weg.
Maar daar zullen we in de verdere uitvoering naar gaan kijken.
Mevrouw Homan van GroenLinks stelde de vraag of je in sommige gevallen de mensen niet
zou moeten uitkopen. Dat gebeurt ook. Er zijn ontwikkelaars die een arrangement met de mensen
sluiten voor zover zij binnen de geluidscontouren vallen. Dus dat is staande praktijk.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dank voor de beantwoording. Maar ik vroeg specifiek naar de
mening van de provincie daarover.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij hebben geen beleid om mensen uit te kopen. We
constateren wél dat dat gebeurt, dat bewoners medeontwikkelaar worden gemaakt, waardoor hun
huis, dat binnen de geluidscontouren valt, tóch geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het
park. Maar uitkopen maakt geen onderdeel uit van het beleidskader dat we aan u hebben voorgelegd.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dan een aanvullende vraag: bent u bereid om daarnaar te kijken?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, ik denk dat volledig uitkopen ook het verkeerde signaal is.
We willen wel dat de omgeving meeprofiteert, maar op dit moment zie ik daar geen aanleiding toe. En
dat kunt u ook zien in het beleidskader dat we voorstellen. Dus wel het verdelen van lusten en lasten,
maar generiek uitkoopbeleid.
Dan het amendement van GroenLinks: daarmee wordt gesuggereerd dat als wij onze kaarten
aanpassen, daarmee de ontwikkeling van het midden en het zuidelijke deel van de N33, die al in
procedure is genomen, komt te vervallen. Dat is geenszins het geval. Want het Rijk heeft het al in
procedure genomen. Wij hebben in de aanloop, toen de MER-varianten moesten worden opgesteld,
ook gepleit voor de variant die mevrouw Homan nu voorstelt. En dat is door het Rijk geweigerd om
twee redenen. Ten eerste dat de initiatiefnemer daar geen grondposities heeft: de gronden in de
Eekerpolder zijn in handen van een andere ontwikkelaar. Het tweede argument dat ook ambtelijk aan
ons is meegedeeld, is dat de procedure daardoor zou moeten stoppen en het Rijk wil haast
betrachten. Dus die zesde variant die nu in het amendement staat, is in de MER voorgesteld aan het
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Rijk, maar die is door het Rijk afgewezen. En dat betekent dat er in de MER voor de N33 vijf varianten
worden meegenomen. Dus de suggestie die in het amendement zit dat als wij ons beleid aanpassen,
het Rijk dan voetstoots volgt, is niet juist. En ik wijs de Staten ook op het risico dat als wij de
Eekerpolder erbij aanwijzen, zowel de hele N33-locatie wordt ontwikkeld als de locatie in de
Eekerpolder. Nou, vanuit het perspectief van GroenLinks zou dat misschien een mooie meevaller zijn,
want het zou dan kunnen betekenen dat je minder hoeft te ontwikkelen langs de Emmapolder en de
Waddendijk. Maar dat is niet onze insteek.
De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik moet hier toch even op reageren, want u geeft aan dat we dan
zowel het huidige windpark N33 als de Eekerpolder zouden aanwijzen. Dat is natuurlijk sowieso níét
onze bedoeling. Het is wel onze bedoeling om een duidelijk signaal af te geven dat we de huidige
locatie langs de N33 geen goede oplossing vinden en die in de Eekerpolder een betere oplossing is.
En ik krijg de indruk dat dat argument bij meer partijen zo is – ook bij u persoonlijk zelfs. Als je niks
doet, dan gaat het Rijk zo door en als je een signaal geeft, heeft het Rijk misschien toch het idee dat
de provincie het anders wil en wil het Rijk dat ook doen. Bent u dat met mij eens?
De heer MOORLAG (gedeputeerde): In zoverre ben ik het met de heer Miedema wel eens dat het wel
een risicovol signaal is als je achteraf zou moeten vaststellen dat op basis van de gewijzigde kaart
zoals we die nu voorstellen, er initiatiefnemers zijn die aanvragen indienen voor de Eekerpolder,
zonder dat we enige indicatie of garantie hebben dat het Rijk af gaat zien van het midden- en zuidelijk
gedeelte langs de N33. Als dat laatste wél het geval zou zijn, dan zou het voor mij een bespreekbare
optie zijn, omdat wij dat in een eerder stadium bij het opstellen van het MER-onderzoek en het
benoemen van de varianten deze variant hebben benoemd. Dus ik vind dat een risicovolle door de
Eekerpolder wel toe te voegen zonder dat je de zekerheid hebt dat het Rijk het midden en het zuidelijk
deel langs de N33 gaat schrappen. En ik wijs in dat verband ook op de behandeling die in de Tweede
Kamer heeft plaatsgevonden van de ontwerp-structuurvisie Wind op Land, maar ik heb toen ook
moeten vaststellen dat de fracties die hier tegen de N33 kiezen, die brieven van de gemeente
Veendam terzijde hebben geschoven – en hooguit een enkele regel daaraan hebben gewijd. Het
enige signaal dat men aan de minister afgaf was ‘tempo, tempo, tempo’. Dus ik vind dat u met vuur
speelt als u voorstelt om de Eekerpolder eraan toe te voegen zonder enige garantie dat er een ander
gebied gaat afvallen.
De heer MIEDEMA (GroenLinks): Hoe groot is de kans dat die windmolens echt geplaatst gaan
worden langs de N33 bij Veendam, Meeden en Wildervank, gezien ook het ontbrekende draagvlak
daar en ook dat binnen deze Staten, die daar niet meer achterstaan? Vroeger stond men dat wel – wij
ook – maar op dit moment staan we daar niet meer achter.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, hoe groot is die kans? Ik ga niet aan kansberekening doen,
maar ik ben daar wel gewoon fair in: die procedure is inmiddels zover gevorderd – dat heb ik ook op
het podium bij een demonstratie in Meeden verkondigd en dat is gewoon ook het eerlijke verhaal dat
ik wil vertellen – dat de kans dat het windpark wordt gestopt, buitengewoon klein is. Kijk ook naar de
situatie bij Urk, waar ook massief verzet was tegen een windpark, daar is dat windpark ook met
toepassing van de Rijkscoördinatieregeling planologisch gereserveerd. En ook de uitspraak van de
Raad van State heeft daar niets aan afgedaan. Het was wel een uitspraak van 60 à 70 pagina’s, maar
dat windpark wordt gerealiseerd. Wij hebben ons als provincie ervoor ingespannen om die switch te
maken naar de Eekerpolder, dat is door het Rijk afgehouden. Die zogeheten zesde variant is dus ook
niet in de scope van de MER meegenomen.
Dan nog het bod van de Stad: 70 megawatt is versnipperd over drie à vier locaties. Het
verhoudt zich niet tot ons concentratiebeleid, dus het College is daar geen voorstander van.
De punten van Vrij Mandaat hebben hoofdzakelijk betrekking op de locatie N33, daar ben ik
uitvoering op ingegaan.
Dan het betoog van de Partij voor de Dieren in het kader van de plan-MER. Als wij een
inpassingsplan maken, schrijft de wet voor – ook de Europese wetgeving – dat wij wel verplicht het
locatieonderzoek zullen moeten gaan doen. Dus zolang dat zo is, zullen we dat ook als zodanig gaan
doen en dat geldt dus ook voor de locatie langs de Waddenzee.
Ik meen dat ik alle vragen, waarvan ik ook al een deel in de commissie had beantwoord,
opnieuw allemaal heb beantwoord.
Mijn reactie op de moties vloeit voort uit mijn beantwoordring. Motie 1 ontraden wij.
Motie 2 idem.
Motie 3 ontraden we.
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Motie 4 ontraden wij ook.
En het amendement – daar ben ik ook uitvoerig op ingegaan – ontraadt het College ook.
De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we toe aan de tweede ronde, voor zover daar behoefte aan is.
De heer RAM (PVV): Ik wil even een kleine schorsing aanvragen om de moties te bespreken. Graag
voor ongeveer tien minuten.
De VOORZITTER: Tien minuten? Goed. Dan schorsen wij even en hervatten wij de vergadering om
kwart voor drie.
[Schorsing van 9 minuten.]
De VOORZITTER: We gaan weer beginnen. Ik heropen de vergadering. Dan zijn we bij de tweede
instantie. Ik kreeg een signaal van de fractie van de PVV dat zij een aantal dingen intrekt c.q. wil
herindienen in een andere vorm.
De heer RAM (PVV): Motie 2 trekken wij in en daarvoor dienen wij een nieuwe motie in en die krijgt
dan nummer 5, heb ik begrepen. Daarbij hebben we iets in de tekst aangepast in verband met het
ontwerpbesluit dat er al ligt in de Tweede Kamer.
Motie 3 trekken wij in die zetten wij om in een amendement.
De VOORZITTER: Hartelijk dank. De PVV-fractie trekt dus haar motie 2 in en dient een licht
gewijzigde versie in als motie met nummer 5 onder dezelfde titel ‘Inspraak burgers bij
windmolenparken’:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 de uitbreiding van de zoekgebieden bij de windturbineparken Eemshaven en Delfzijl nieuwe
gebieden zijn;
 door deze zoekgebieden onder de Crisis- en Herstelwet te laten vallen, de mogelijkheid van
burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om een bezwaar en/of zienswijze in te
dienen, ernstig beperkt wordt;
 alle in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties waaronder het windpark N33 zijn
aangemeld om onder de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet te vallen;
Overwegende dat
 windmolenparken door laagfrequent geluid tot grote gezondheidsklachten kunnen leiden en dit tot
bezwaren van burgers leidt;
 plaatsing van windturbines op een primaire waterkering tot bezwaren kan leiden van burgers en
bedrijven;
Van mening zijnd dat
1. het niet juist is dat de in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties voor windenergie en
de uitbreidingsgebieden voor de Crisis- en Herstelwet zijn opgenomen;
2. de minister van I&M en de Tweede Kamer hiervan op de hoogte dienen te worden gesteld;
En gaan over tot de orde van de dag!’
En motie 3 wordt dus amendement 2. Dan gaan we naar de tweede instantie en dat brengt ons bij de
heer Dieters.
De heer DIETERS (PvdA): Ik wil in ieder geval het College bedanken voor de beantwoording en ook
voor de verduidelijking die is ingegeven rond de N33.
Ik had nog wel één vraag en die gaat over het geluid en dat het een eis moet zijn richting de
initiatiefnemers en ontwikkelaars om daar dus oplossingen voor te vinden. Die vraag is niet
beantwoord.
Dank voor de toezegging dat toch nog wordt gekeken om het bedrag voor het parkfonds, de
1.050 euro, toch nog op te hogen in het belang van de omgeving. En ook goed om te vernemen dat er
nog verder overleg is met Borgsweer. Het doet ons goed om daar met mensen te spreken, die hebben
daar toch nog wel wat ideeën over.
De heer KEURENTJES (CDA): Allereerst dank aan de gedeputeerde voor de antwoorden, zeker als
het gaat over de onduidelijkheid rond de N33. Als het gaat over het locatieonderzoek dat daar in feite
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
ook een rol bij speelt, daar triggerde bij ons wel de opmerking die de gedeputeerde maakte om een
van de argumenten om daar niet aan mee te werken, het feit is dat de grondposities zijn ingenomen
door projectontwikkelaars. Het is misschien een publiek geheim maar dat geldt natuurlijk voor de hele
provincie en dat is wat ons betreft geen argument om ook als provincie de verantwoordelijkheid te
nemen om toch ook, lopende de ontwikkelingen, daarop in te spelen en dat tegen het licht te houden
van alternatieve locaties. Dus een opmerking daarover.
Een andere opmerking betreft daar waar het erom ging de inzet van de provincie ten aanzien
van de opgave van 855,5 megawatt te realiseren, mogelijk te maken. De gedeputeerde sprak zich ook
expliciet erover uit dat de provincie niet voor minder gaat, maar ook niet meer. Dat laatste vind ik een
zeer bijzondere opmerking, omdat nog niet zolang geleden we al moeite hadden om op dit niveau te
komen. Maar dankzij technologische ontwikkelingen – de tijd staat niet stil – ben je al heel snel in staat
om veel meer te produceren. Dat aan de ene kant. Daarnaast hebben we als provincie Groningen –
dat komt in een ander onderwerp vandaag wel terug en dit hebben we ook bij andere gelegenheden
gezegd – de energietransitie, ofwel de omslag naar duurzame energie, als ambitie. Hoe kun je dan in
dit verband als College zeggen dat je, als er door omstandigheden meer geproduceerd kan worden, je
daar niet voor wilt inzetten? Dus een zeer opmerkelijke opmerking van het College.
Dan de opmerking over repowering, waarbij de gedeputeerde aangaf dat er sprake is van – je
zou kunnen zeggen – een onderhandeling. De opmerking die wij hebben gemaakt, had heel duidelijk
betrekking op het feit dat er, los van de onderhandelingen en de belangentegenstelling die er zou
kunnen zijn, ook qua intentie en houding een wijziging is opgetreden. En dat punt zouden we bij u nog
even onder de aandacht willen brengen.
En als laatste dank ik de gedeputeerde, die aangaf dat het de inzet van de provincie met
betrekking tot de verhouding ECN-NUON – zo noem ik het gemakshalve maar even – het bij de
Eems- en Emmapolder zal zijn om in de loop van dit jaar – ik heb hem horen zeggen: rond de zomer –
en de provincie ervan uitgaat dat er dan duidelijkheid is over de voortgang in dit proces. Dan wordt
overwogen om daar al dan niet een actieve houding in aan te nemen.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik kan mij in de beantwoording van de gedeputeerde over de Crisis- en
Herstelwet in relatie tot de N33 voorstellen dat de betrokken daar de techniek en de technische inhoud
daarvan niet geheel zullen begrijpen. Dus ik wou hem vragen of hij daar mogelijk inspanning op zou
kunnen verrichten om daarover duidelijkheid richting de groep te kunnen verschaffen. Want ik denk
dat dat voor betrokkenen mogelijk een erg technisch verhaal is.
Daarnaast had u het bij de Crisis- en Herstelwet er nog over dat die nog een beetje als zwaard
van Damocles boven ons hangt, maar ik heb van u begrepen dat – corrigeer mij als het niet zo is – op
het moment dat wij de gebieden vastgesteld hebben en het Rijk daarmee akkoord is en ook ervan
overtuigd is dat de taakstelling daar gehaald kan worden, het dan eigenlijk uit de lucht is. Echter, het
komt weer tevoorschijn op het moment dat er parken in de vastgestelde gebieden gebouwd moeten
worden die meer dan 100 megawatt zijn. Klopt dat? Daar was ik nog even mee aan het zoeken.
Daarnaast – en ik wil eigenlijk niet de kat op het spek binden en een hele ingewikkelde
discussie weer tevoorschijn toveren: wat als mogelijk mocht zijn dat in de vastgestelde gebieden die
wij nu hebben, wij toch, geluk bij een ongeluk, meer megawatt kunnen realiseren? Doen wij dat?
De heer RAM (PVV): Wij houden het bij een stemverklaring.
De VOORZITTER: Akkoord. En hebt net al de wijzigingen ingediend. Dus die beschouwen we als uw
ronde.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor de antwoorden op de door
ons gestelde vragen. Uit de bijdrage van het College in eerste termijn leiden wij af dat ook het College
het onderwerp, dat de ChristenUnie heeft aangeroerd, zich inmiddels heel eigen heeft gemaakt. Voor
het eerst kunnen omwonenden meedelen in de opbrengst van windenergie en lang hebben de
belangen van omwonenden bij de ontwikkeling van windparken veel te weinig aandacht gekregen. En
nu waait de wind een keer uit een andere hoek en met dat resultaat zijn wij heel blij.
Ten aanzien van de moties en amendementen: daar zullen wij niet mee instemmen. Wij
houden het College aan de toezegging die men vorig jaar heeft gedaan: als de doelstelling niet
gerealiseerd kan worden, zal er een nieuwe onderzoek worden gedaan en daar zullen wij het College
aan houden.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wat betreft de locatie bij de N33 is onze conclusie dat de
gedeputeerde niet tégen de locatie van de Eekerpolder is en dit eigenlijk wel als een reële, goede
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
optie ziet in plaats van de locatie tussen Meeden en de Ommelanderwijk en Veendam. Maar toch wil
de gedeputeerde dit signaal niet accepteren en afgeven aan het Rijk. Dat vinden wij een gemiste
kans.
Wat betreft de uitkoopregeling zijn wij op zoek naar de mogelijkheden voor de provincie om
die als voorwaarde vast te leggen in de POV en daarom vroegen wij daarnaar.
Verder betreuren wij het dat de gedeputeerde afraadt om te zoeken naar de alternatieven die
onderzocht kunnen worden en vooral ook naar de nieuwe POV in 2015.
En verder is het blijkbaar bij de Waddendijk hoogst onzeker in verband met de problemen
zoals de Natuurbeschermingswet en de nationale wet- en regelgeving. Jammer dat u daar niet direct
rekening mee houdt.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren constateert dat de gedeputeerde vast blijft
houden aan zijn voorstel en niet openstaat voor alternatieve voorstellen of kritiek vanuit de Staten. Hij
wijst daarbij op een strakke planning en geeft aan dat hij niet precies weet welke beloften door de
ambtenaren in dit huis worden gedaan.
De VOORZITTER: Dit laatste deel is een misverstand. Hij heeft gezegd dat hij van functionarissen niet
zijnde van de provincie niet weet wat ze zeggen. Maar voor de provincie heeft hij nadrukkelijk gezegd
dat dat niet het geval was.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nou, dan heb ik dat verkeerd begrepen. Ik dacht dat hij dat er nogal
veel mensen in huis bij betrokken waren, maar als dat inderdaad zo is, dan neem ik dat terug.
In ieder geval zien wij dat de gedeputeerde wijst op de strakke planning en het spoorboekje
van het IPO en het Rijk. Hij wil niet meer ruimte bieden, omdat we dan wel eens meer windenergie
zouden kunnen produceren dan we hebben afgesproken. Alle onderzoeken naar de gevolgen, zoals
bijvoorbeeld de MER, moeten dan nog daarna worden uitgevoerd.
De kans dat er locaties ongeschikt zijn zoals bijvoorbeeld de Emmapolder en de Waddendijk,
neemt het College daarbij voor lief, evenals de vertraging die daarmee gemoeid is. Het College
verkiest hiermee het niet-halen van de doelstellingen boven het wel halen of zelfs het overschrijden
van de doelstellingen. En dat vinden wij onbegrijpelijk.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik betreur het dat ik zoveel spreektijd opsoupeer. Ik fluisterde net
nog dat misschien de commissie Omgeving en Milieu wel kan worden vernoemd naar de Commissie
Naad en Kous – zeker bij het onderwerp windenergie. Want op zichzelf wordt elke uitspraak – terecht,
zeg ik daarbij – op een goudschaal gewogen.
Eerst even het laatste punt van mevrouw Hazekamp over dat wij het risico accepteren dat
projecten of delen van projecten geen doorgang kunnen vinden. Dat risico accepteren wij inderdaad.
Want uit de MER kan blijken dat er delen van een project of een geheel project afvalt. Dat geldt ook
voor het gebied langs de Waddenzee: daar moet op basis van de Natuurbeschermingswet een toets
worden gedaan. Maar dat is voor mij op voorhand geen reden om deze gebieden niet te gaan
reserveren en het is ook wel mijn overtuiging dat in principe daar windenergie kan worden ontwikkeld,
getuige ook het feit dat wij in de Eemshaven bij Delfzijl – zelfs op de Schermdijk, direct grenzend aan
Natura 2000-gebied, maar ook in Duitsland zien dat windenergie op veel plekken langs de kust wel
mogelijk is. Ook zijn de effecten voor vogels, voor zover mijn informatie strekt, redelijk beperkt, zeker
als je het afzet tegen de eetlust van onder meer predatoren als vossen.
Zowel de fractie van het CDA als de fractie van D66 stelt dat ik tegenstander zou zijn van
meer megawatts. Dan heb ik mij te ongenuanceerd uitgedrukt. Wat ik niet wil is dat we in Groningen
meer fysieke ruimte moeten gaan bieden voor windenergie, maar binnen de aangewezen gebieden –
als wij kunnen optimaliseren – ben ik absoluut geen tegenstander van een upgrade van een molen
van 3 megawatt naar 3,6 megawatt. Dus als er binnen die gebieden die we aanwijzen, weer
megawatts geproduceerd kunnen worden, dan moeten we dat zeker doen. Maar voor het overige –
ook als je kijkt naar de verderliggende doelstellingen – denk ik dat Groningen een meer dan evenredig
deel van de windenergie pakt en dat, als er in de toekomst druk komt om meer megawatts te gaan
realiseren, andere provincies eerder aan zet zijn dan de provincie Groningen.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik wou het graag mijn woordvoering dan even nuanceren. Want ik heb
niet gezegd dat u tegen meer megawatts bent. Ik had alleen de vraag of u, als wij meer kunnen
optimaliseren, daar wél gebruik van kunt maken. Ik bedoel: ik wil u niet wegzetten – en dat heb ik ook
zeker niet gedaan – om in dat kader aan te sluiten bij de woordvoering door het CDA. Die van mij was
duidelijk genuanceerder en dat wou ik toch maar even zeggen.
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dank u wel, maar zowel als antwoord op de meer genuanceerde
bijdrage als de minder genuanceerde bijdrage: genoeg is genoeg als het gaat om de aangewezen
ruimte, maar wel ruimte voor de optimalisering.
De heer Dieters sprak nog over het geluid en vraagt in feite of wij niet kunnen regelen dat
ontwikkelaars gebruik moeten maken van de best beschikbare techniek als het gaat om
geluidsreductie, lampjes en andere vormen van overlast. Dat is afgelopen maandag ook onderdeel
geweest van het gesprek dat we met het ministerie hebben gevoerd. Er is een kerngroep, het
ministerie en het IPO werken goed samen en daar wordt dat vraagstuk ook geadresseerd. Ik ben er
erg voorstander van dat wij ontwikkelaars kunnen dwingen tot het gebruiken van de best beschikbare
techniek, voor zover dat in redelijkheid aan hen gevraagd kan worden – ook qua kosten.
Het CDA vond het feit dat de wijze waarop de grondposities toevallig verdeeld zijn, geen
argument kan zijn om een gebied wel of niet af te wijzen. Ik heb dat argument niet gebruikt, ik heb
aangegeven dat het Rijk dat argument heeft gebruikt dat men bij de N33 bij Veendam voor die
initiatiefnemer niet in de Eekerpolder zou kunnen ontwikkelen. Dat zou betekenen dat er een nieuwe
procedure gestart zou moeten worden. Ik heb ook uitgelegd dat in de MER op projectniveau ons
verzoek om die zesde variant – alles naar de Eekerpolder – niet is gehonoreerd; wel andere varianten
die iets van het POP-gebied af liggen.
De heer KEURENTJES (CDA): Misschien ter voorkoming van een misverstand: ik heb u duidelijk
horen zeggen in het kader of je al dan niet aan locatieonderzoek gaat doen – los even van de N33 –
er altijd een van de argumenten die u gebruikte, was dat je dan te maken hebt met onder andere
grondposities, ingenomen door ontwikkelaars. En daarvan was onze opmerking dat dat geen
argument kan zijn, want de hele provincie is ingekleurd – om het zo maar te zeggen.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, en dat maakt dus ook mede dat ik geen voorstander ben om
toch maar opnieuw allerlei vergelijkende locatieonderzoeken te gaan doen. Je dwingt ontwikkelaars
die een grondpositie hebben, allerlei locaties te gaan onderzoeken waar men zelf niet kan gaan
ontwikkelen. Ik heb wel eens verzucht dat het eigenlijk doodzonde is geweest dat het kabinet-Den Uyl
in het jaar 1977 over de grondpolitiek is gestruikeld. Want de hele ontwikkelopgave zou een stuk
eenvoudiger zijn als je als overheid toch wat meer sturend in de grondpolitiek zou kunnen zijn.
Mijn houding is niet veranderd waar het gaat om repowering. We stellen een helder
beleidskader voor en dat willen we gaan uitvoeren. Het kan soms wel zo zijn dat we soms wat
Gronings enthousiasme leren als het gaat om voorstellen die wat boven de maat zijn als het gaat om
de omruil van capaciteit. Maar we willen daar gewoon echt actief mee aan de slag gaan.
Ten slotte de bijdragen van D66 en de PVV. Moeilijk te begrijpen techniek, zegt mevrouw De
Graaf. Daar ben ik het volmondig mee eens. Eigenlijk zou je een inspanning moeten doen om dat
eens goed uit te leggen. Via de krant heb ik dat aan de raad van Veendam aangeboden. Ik betreur
ook dat anders dan bij Eemsmond en Delfzijl daar geen periodiek overleg heb: zo eens in de zes tot
acht weken zit ik om tafel met de vertegenwoordigers van het college van Eemsmond en Delfzijl. Dat
is in de situatie bij Veendam en Menterwolde geen sprake van en ook de deur voor actiegroepen staat
bij mij wijd open. Dus in dat licht gezien ben ik bereid om met eenieder het gesprek aan te gaan en
ook ambtelijke capaciteit beschikbaar te stellen om uit te leggen hoe die gecompliceerde wetgeving in
elkaar steekt.
Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik weet uit ervaring dat die deur openstaat. Maar ik zou u in dit kader toch
willen vragen of u misschien een iets proactievere houding zou kunnen aannemen en een afspraak
zou kunnen maken of het op schrift stellen en toesturen, aangezien het technisch heel erg complex is.
Anders blijft het – ben ik bang – continu met een repeterende breuk terugkomen. Ik weet niet of u daar
hetzelfde over denkt, maar het zou misschien voor eens en voor altijd goed uit de lucht kunnen
geraken op mogelijk een andere manier. Ik geef dat mee ter overweging.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik zal dat in overweging nemen. Ik vraag me wel af of alle
partijen er altijd wel belang bij hebben om de exacte feiten te weten, maar ik ga daartoe een poging
doen.
De VOORZITTER: Ja, volgens mij hebben ze dat belang wel, ook al ziet niet iedereen zelf zijn eigen
belangen, maar dat belang is er.
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Goed. Prima, dan kom ik ten slotte nog bij de amendementen.
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Allereerst ontraad ik het amendement 2 dat net is ingediend: dit betekent dat als het wél
mogelijk is om in de waterkering te bouwen, we weer een separate herzieningsprocedure moeten
gaan voeren. Dat zijn vrij uitgebreide procedures en het belang dat wordt beoogd om met dit
amendement te beschermen, is op dit moment op rijksniveau in de Barro al beschermd en die
bescherming zal ook blijven totdat aangetoond is dat het veilig is om in zeeweringen te bouwen. Dus
om daar nu nog weer een regeling op te gaan stapelen op provinciaal niveau lijkt mij niet doelmatig.
Motie 5 ontraad ik. Ik meen dat er goede gronden zijn geweest om die brief die wij op
17 oktober hebben verstuurd naar het Rijk met ons verzoek om toepassing van de Crisis- en
Herstelwet dat er goede gronden voor waren, vind ik nog onverkort. En dat misverstand over de N33
is volgens mij wel weggenomen, daar de plaatsing op de lijst van de N33 louter is geformuleerd in de
projecten van 5 tot 100 megawatt.
De VOORZITTER: Hartelijk dank en dan zijn wij aan de besluitvorming toe. We beginnen eerst even
met degenen die behoefte hebben aan een stemverklaring, de heer Dieters.
De heer DIETERS (PvdA): Het kan heel kort. De amendementen die voorliggen, zijn ontraden en daar
sluit mijn fractie zich bij aan.
Kijken we naar motie 1, dan zie ik dat toch weer als de discussie die ik al sinds ik in de Staten
zit vanaf 2003, steeds weer wordt gevoerd. En wij kiezen dus voor consequent beleid en wijze de
motie af en de andere moties wijzen wij ook af.
De heer MASTENBROEK (SP): Wij zullen tegen beide amendementen stemmen. Maar daar wil ik met
name iets op toelichten, namelijk bij amendement 1: daar zullen wij tegenstemmen; niet omdat dit ons
geen goed idee lijkt, maar omdat het in onze ogen tamelijk willekeurig is en er bovendien door de
gedeputeerde geschetste mogelijkheid is dat het uiteindelijk tot een uitbreiding leidt.
Bij amendement 2 zullen wij ook tegenstemmen omdat het in onze ogen niet duidelijk is wat er
nu wel of niet precies aan plannen is en zal komen en wat er wat betreft wel of niet kan.
Bij moties 1 en 5 zullen vóórstemmen.
Bij motie 4 zullen wij ook vóórstemmen, maar daarbij wil ik nog als opmerking maken dat ik mij
afvraag of het qua timing niet een beetje aan de late kant is. Maar we zullen wel vóór die motie
stemmen.
Ten aanzien van de voordracht had ik al aangekondigd dat we tegen zullen gaan stemmen.
De heer KEURENTJES (CDA): Heel kort. Motie 1: ook wij hanteren een consistente lijn en zullen om
die reden vóórstemmen.
De andere moties zijn we op tegen.
En als het gaat om de amendementen is amendement 1 in die zin prematuur.
Amendement 2 idem dito.
De heer RAM (PVV): Wij zullen bij alle moties vóórstemmen.
Bij amendement 1 stemmen wij niet vóór, want wij willen geen uitbreiding van het gebied.
Amendement 2 steunen wij uiteraard wel.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij hebben reeds een verklaring van ons stemgedrag
gegeven.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wij zullen logischerwijs vóór amendement 1 ‘Wijziging zoekgebied
N33’ stemmen.
Amendement 2 van de PVV zullen wij ook steunen, maar dan in het belang van de
Waddenzee.
Motie 1 zullen wij steunen omdat het ons goed lijkt om vooruit te kijken naar de nieuwe
provinciale omgevingsverordening in 2015.
Motie 3 is ingetrokken.
Motie 4 zullen wij niet steunen. Wij vinden het wel een sympathiek idee, maar de volgorde
klopt wat ons betreft niet. Dit had eerder moeten gebeuren.
Motie 5 zullen wij niet steunen.
En wat betreft de voordracht: wij zullen vóór de voordracht steunen, maar met de kanttekening
dat we tegen molens op de Waddendijk zijn en dat we vóór verschuiving van de locatie bij de N33
naar de Eekerpolder zijn.
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Amendement 1 zal ik steunen, amendement 2 niet.
En van de moties zal ik bij motie 1 en motie 4 vóórstemmen en bij de overige niet.
De VOORZITTER: Dank. Dan gaan we naar de stemmingen toe en begin ik bij de amendementen.
Amendement 1: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie zijn
daartegen? De overige fracties. Dan is dit amendement verworpen.
Ben ik bij amendement 2: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, GroenLinks en de PVV.
Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen.
Dan ben ik bij de moties. Motie nummer 1: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP,
GroenLinks, Vrij Mandaat, de PVV en het CDA. Wie zijn daartegen? De Partij van de Arbeid, D66, de
VVD en de ChristenUnie. Dan is deze motie verworpen. Ja? Die is verworpen.
Motie 2 was ingetrokken en motie 3 ook.
Dan motie 4: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie
zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is die motie verworpen.
Dan motie 5, in gewijzigde vorm. Wie is hiervóór? De SP en de PVV. Wie zijn daartegen? Alle
overige fracties. Dan is die motie verworpen.
Dan ben ik ten slotte de voordracht met de in de stemverklaringen gemaakte aantekening
door GroenLinks. Wie zijn daarvóór? De Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de
ChristenUnie en het CDA. Wij zijn daartegen? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de
PVV. Dan is de voordracht aangenomen. Dan is dit punt afgerond.
En dan zijn we bij het derde agendapunt. We beginnen vanavond zoals afgesproken om half
acht. Ik schors de vergadering tot die tijd. Tussen zes en zeven uur is er een warm buffet, te
gebruiken in het atrium. Dus wie om zeven uur komt, vindt de hond in de pot.
[Schorsing van 256 minuten.]
A.3
Uitkomsten onderhandelingsakkoord gaswinning Groningen
Brief van GS van 21 januari 2014, nr. 2014-03579/4/A.16, PPM, betreffende besluit kabinet
inzake gaswinning en flankerende maatregelen, in vergelijking met het advies Commissie
Duurzame Toekomst Noordoost-Groningen, inclusief de volgende bijlagen:
 Akkoord Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen;
 Verklaring van Huizinge van 15 november 2013;
 Analyse Financiële verschillen tussen advies Commissie Duurzame Toekomst NoordoostGroningen en Akkoord Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen / Kabinetsbesluit
Gaswinning in Groningen;
 Kabinetsbesluit Gaswinning in Groningen;
 Brief NAM.
De VOORZITTER (de heer BROUNS): Dames en heren, welkom terug bij de Statenvergadering van
woensdag 29 januari. Wij hervatten bij dezen de vergadering. Zoals u kunt zien, heeft de heer Van
den Berg inmiddels op een andere plek plaatsgenomen, namelijk bij het College, en zal ik daarom als
plaatsvervangend voorzitter van de Staten deze Statenvergadering voorzitten.
U bespreekt hier vandaag de uitkomsten van het onderhandelingsakkoord over de gaswinning
in onze provincie. U hebt daartoe kennis kunnen nemen van de brief van het College van 21 januari
en van de stukken van de minister. Afgelopen maandagmiddag hebben we in dit huis nog de
rondetafelgesprekken gevoerd door de leden van de Vaste Kamercommissie van Economische
Zaken. En afgelopen maandagavond zijn in onze commissie de technische vragen over het
onderhandelingsakkoord beantwoord.
Dan zou ik nu aan de beraadslagingen willen beginnen en is het woord aan de fractie van de
Partij van de Arbeid, de heer Dieters.
De heer DIETERS (PvdA): De eerste stap op weg naar vertrouwen op herstel van vertrouwen. Dit
hoofdlijnenakkoord is een pakket waar stevig over is onderhandeld. Het moest blijkbaar van ver
komen. We hebben begrepen dat onze onderhandelaars in een kort tijdsbestek met grote inzet en
vasthoudendheid dit resultaat hebben weten af te dwingen. De Partij van de Arbeid-fractie heeft daar
grote bewondering voor. Laten we daarbij niet vergeten dat ook actiegroepen hebben bijgedragen aan
dit resultaat met heldere signalen richting Den Haag. Mooi wark, echte democratie! Een groep als –
zonder anderen tekort te doen – de Groninger Bodembeweging ervaren wij als een nuttige luis in de
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
pels die ons, maar ook Den Haag, inhoudelijk scherp houdt. De Partij van de Arbeid dankt de
Groningers voor hun steun en acties.
De problematiek is van nationaal belang. Het oplossen is een zaak van nationaal fatsoen. Met
het akkoord is de erkenning ervan bevestigd. Het heeft lang geduurd, maar staat nu op schrift. De
voorzitter van de commissie-Meijer heeft over het akkoord gezegd: ‘Een goede eerste stap voor de
korte termijn, maar het kan altijd beter – zeker op de lange termijn.’ Dit akkoord moet een eerste stap
zijn om het wettelijke recht op veiligheid voor onze inwoners en bedrijven te borgen, hun belangen te
beschermen en nieuw perspectief te bieden. Wat de veiligheid betreft heeft het College voor de
Rechten van de Mens hier al het nodige over gezegd, de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht
op de Mijnen stelde dat het risico wat hem betreft bepalend is voor zijn werk en de Onderzoeksraad
voor de Veiligheid doet nog onderzoek of de veiligheid wel voldoende in de onderzoeken is
meegenomen.
Want er is ook geen tijd meer om achteruit te kijken en te praten: het akkoord is er en wacht
op uitvoering. Dat wordt nog een hele klus: samen de schouders eronder, aanpakken en niet laten
liggen. Voor ons blijft het uitgangspunt de aanpak uit het rapport van Meijer, Statenbreed ondersteund
en met het akkoord vanuit Huizinge breed bevestigd. Een helder signaal, grotendeels overgenomen
door het kabinet. Het belangrijkste instrument bij de uitvoering is de dialoogtafel: een instrument om
niet van bovenaf projecten op te zetten maar met en door de mensen uit het gebied. Zíj bepalen de
prioriteit. We zien dus uit naar het eindadvies dat nog wordt gepresenteerd.
Hoewel de Staten in juridische zin niet over de veiligheid bij de gaswinning gaat, hebben wij
als Partij van de Arbeid wél een mening daarover. Veiligheid blijft voor ons een bron van grote zorg,
zowel voor de korte als de lange termijn. Het is dan ook zorgelijk dat het Staatstoezicht op de Mijnen
aangeeft dat het winningsplan op essentiële onderdelen tekortkomingen vertoont wat betreft de
inschatting van risico’s en wat men doet om bevingen te beperken. En om die reden zetten wij
vraagtekens bij de reductie die wordt voorgesteld, gecombineerd met na-ijleffecten. Uiteraard zijn wij
het van harte eens met de reductie rondom Loppersum. Echter, kijkend naar de voorgestelde winning
voor de komende jaren komen we op een reductieniveau van het gemiddelde van de afgelopen jaren.
Dat achten wij onvoldoende: er dient naar ons oordeel een omslag te komen wat betreft de
afhankelijke van laagcalorisch Groningen-gas. Dat kan door energietransitie te versnellen en door
meer conversiecapaciteit te creëren voor importgas voor gebruik in Nederland. En daarvoor dienen wij
een motie in.
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Gasafhankelijkheid’ van de fractie van
de Partij van de Arbeid, mede namens de ChristenUnie, D66, de VVD en het CDA:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Gelezen
 de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal;
 de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de
minister van Economische Zaken;
Overwegende dat
 voor de komende drie jaar bij een gelijkblijvende gasproductie er blijkbaar voldoende duidelijkheid
is over de aardbevingsdreiging en bijbehorende risico’s;
 de periode na deze drie jaar gekenmerkt wordt door aanzienlijke onzekerheden;
 er een directe relatie is tussen de hoeveelheden gewonnen gas per jaar en
aardbevingsdreigingen, de zwaarte ervan en de bijbehorende risico’s;
 om deze risico’s te beperken de afhankelijkheid van het gebruik van Groningen-aardgas geen
beletsel mag zijn;
 daarom stevig moet worden ingezet op het verminderen van de afhankelijkheid van het Groningse
aardgas door versnelling van de energietransitie en vergroting van de mogelijkheden van gebruik
van geïmporteerd gas;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. aan kabinet en Tweede Kamer kenbaar te maken om alles in het werk te stellen – uit oogpunt van
veiligheid en conform het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen – de afhankelijkheid van het
gebruik van het Groningen-aardgas zo spoedig als mogelijk sterk terug te brengen, door de
energietransitie te versnellen en de mogelijkheden voor gebruik van importaardgas te vergroten;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Zou u voor mij de tekst van de eerste bullit van de overwegingen
willen uitleggen? Ik bedoel die zinsnede over ‘gelijkblijvende gasproductie’.
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer DIETERS (PvdA): Hoe moet ik dat uitleggen? Uit de onderzoeken is gebleken dat er zicht is
voor de komende drie jaar op de risico’s. Er wordt ook 4,1 op de Schaal van Richter genoemd en 10%
bij kracht 5. En als je dat dan ziet en je hoort ook vandaag de hoorcommissie in de Tweede Kamer –
waar deskundigen aanwezig zijn geweest – dan kenmerkt dat zich door verschillende opinies over hoe
je dit aanpakt. De drie jaar die nu in het akkoord staat zien wij als fractie als overbruggingsperiode om
die onderzoeken juist tot stand te brengen. Dus dat is nog onvoldoende duidelijk en dat is ook de
reden dat wij zeggen dat je de afhankelijkheid van aardgas naar beneden zou moeten brengen om zo
min mogelijk gas uit de Groninger bodem te halen.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Bedankt voor uw uitleg en ik ben het natuurlijk helemaal met u eens
dat we van de afhankelijkheid van aardgas afmoeten, maar volgens mij staat in hetzelfde rapport dat u
net ook aanhaalde, dat in de brief van het Staatstoezicht op de Mijnen duidelijk staat dat de
onderzoeken en analyses die zijn gebruikt door de NAM, niet genoeg zekerheid geven. Bent u dat met
mij eens?
De heer DIETERS (PvdA): Nou, waarschijnlijk hebt u mijn verhaal in het bezit, want daar wilde ik net
over gaan beginnen. Dus als dat mag, dan wou ik dat op die manier doen.
Zijn er effecten te verwachten van de beperkingen rondom Loppersum voor de andere putten
in onze provincie? Wij zijn geen experts – dit als antwoord op uw vraag – maar zouden hierover graag
worden geïnformeerd door de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen. Wij hopen ook
op u als Staten. Daarom vragen wij het College of men bereid is de inspecteur-generaal uit te nodigen
voor een toelichting op dit punt; een toelichting om dit helderder te krijgen omdat er nog hele grote
onzekerheden zijn. En hebben wij daar ook ter voorbereiding in de technische vragenronde – die
vraag wil ik ook bij het College leggen – het goed begrepen dat u een zienswijze op het winningsplan
aan het voorbereiden bent? Want dat kan bijdragen aan die zienswijze.
Op de nieuwjaarsbijeenkomst heeft minister Dijsselbloem op een vraag gezegd dat wanneer
Nederland bespaart op het aardgasverbruik, de geringere inkomsten niet tot nieuwe gascontracten
mag leiden. Met andere woorden: als we in Nederland meer besparen, zal er minder gas uit de
Groninger aardgasveld worden gepompt en in dit verband is het goed dat wij in ons gebied laten zien
dat het met minder kan door woningen en bedrijven te verbeteren.
De heer MASTENBROEK (SP): Even ter verduidelijking van de motie die u zojuist hebt ingediend. Die
gaat er dan vanuit dat er de komende drie jaar níét minder wordt gewonnen. Zie ik dat goed? U zet
dus in op besparing na die drie jaar, maar die eerste drie jaar laat u het zoals het nu is?
De heer DIETERS (PvdA): In de motie roepen we op om zo snel als mogelijk minder afhankelijk te zijn
van het Groningen-aardgas. Anders gezegd: morgen beginnen. Dus niet drie jaar wachten, zo snel als
mogelijk beginnen. Die oproep doen we in deze motie.
De heer MASTENBROEK (SP): U zegt dus ‘zo snel als mogelijk beginnen met besparende
maatregelen’, maar ziet u dat dan in relatie met het winnen en de snelheid van dat winnen? Hebt u
daar een idee over?
De heer DIETERS (PvdA): Dat moet u voor mij even uitleggen.
De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, goed, ik kan het heel concreet maken. Vindt u dat u in de
eerste drie jaar 42,5 kuub gas gewonnen moet worden of moet dat minder worden in uw visie?
De heer DIETERS (PvdA): Als je de motie goed vertaalt, dan wordt nu dus voorgesteld om 42 miljard
kuub uit de grond te halen voor het volgende jaar. En de motie zegt dus eigenlijk dat dat minder moet
zijn, we moeten minder afhankelijk zijn van het gas dat uit de Groninger velden komt. Daarom zeggen
we daarbij ook dat we importgas willen importeren met een conversie. Die capaciteit is er niet, dus dat
moet in samenhang gebeuren. Doel moet zijn: minder afhankelijkheid en dat betekent ook minder
winnen.
De heer MASTENBROEK (SP): En hoeveel verwacht u met het uitwerken c.q. aannemen van uw
motie dan te kunnen besparen?
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer DIETERS (PvdA): Zoveel als mogelijk. Ja, u kunt nu wel allerlei armgebaren maken, maar als
u mij gaat aangeven op basis van die motie wat u dan wilt besparen.
De heer MASTENBROEK (SP): Ja, ú hebt toch over die motie nagedacht? U verwacht toch dat met
deze motie er een significante invloed zal zijn? Dus ik vraag u: wat verwacht u dat het effect zal zijn
van deze motie?
De heer DIETERS (PvdA): Ik verwacht met het effect van deze motie dat we minder afhankelijk
worden van het aardgas en een forse reductie moet het doel zijn.
Dan over het akkoord versus de commissie-Meijer. Met name de op het punt van de kwaliteit
van de woon- en leefomgeving en duurzaam economisch perspectief zijn we als Staten aan zet – daar
wel. U schrijft dat de maatregelen in het akkoord goeddeels overeenkomen met het advies van Meijer.
Echter, met dit verschil dat het akkoord een periode van vijf jaar bestrijkt – een kwart van de door de
commissie-Meijer voorgestelde periode. Wat betreft het leefbaarheidsprogramma is in het kort meer
geld beschikbaar gesteld dan uit het rapport-Meijer en voor duurzaam economisch perspectief minder.
Dat neemt niet weg dat er grote bedragen zijn gereserveerd: samen 180 miljoen voor de komende vijf
jaar. Een flinke opsteker voor het gebied en daar moeten we ook heel snel mee aan de gang. We
hebben van u vernomen dat er een commitment is voor het vervolg. Hoe hard is dat? In ons
provinciaal beleid hebben we ook leefbaarheids- en economische programma’s. Is het akkoord een
aanvulling op deze programma’s? Is er synergie?
Voor veiligheid, preventie en afhandeling van schade en waardevermindering worden terecht
grote bedragen genoemd. Kunt u nog eens helder onderstrepen dat dit slechts voorlopige ramingen
zijn? Dat het hoger kan uitpakken? Wij zijn blij dat er aandacht is voor schrijnende gevallen: mensen
die door het hebben van een huis buiten hun schuld om in de knel komen te zitten. Ook wordt
waardevermindering nu anders gewaardeerd. Maar er blijven grote vraagtekens rond de inschatting.
En waar kunnen we iets lezen over schade aan huurwoningen? En over de zorgen die ook huurders
hebben over hun veiligheid? Zijn die vergeten? Graag uw reactie. De verduurzamingswaarde uit het
rapport-Meijer blijkt geen optie meer. Dat is zeer spijtig. Kunnen we daar alsnog mee gaan werken,
gezien de grote voordelen die deze optie met zich meebrengt? Het draagt bij aan minder gebruik van
fossiele brandstoffen als aardgas: dat moet de stip op de horizon zijn.
De mensen blijven problemen houden met de schadeafhandeling en ook op het punt van
gecompliceerde schades. We krijgen daar als fractie veel klachten over. Ruimhartigheid blijkt ver te
zoeken. Het kabinet blijft bij de aansturing door de NAM met daarboven een onafhankelijke
reviewboard of auditcommissie. Wij blijven ervoor pleiten, de aansturing onafhankelijk te maken met
korte proceslijnen, die meer vertrouwen bieden. En daarnaast willen we een laagdrempelig
expertisecentrum met specialisten in de gemeente Loppersum.
Ten slotte samenvattend: dank aan de Groningers, dank aan het College voor dit eerste
resultaat en dank aan de gehele Staten. Door gezamenlijk op te trekken hebben we deze eerste stap
gezet op weg naar nieuw vertrouwen, op pad naar de ombouw van achterstand naar voorsprong.
Gezamenlijk denken wij als fractie dat we die kracht kunnen opbrengen.
Mevrouw WULFSE (VVD): We hebben als VVD gezegd dat we de plannen van het kabinet langs de
Groningse meetlat zouden leggen. Daarmee aangevend dat voor ons als liberalen de veiligheid van
de Groningers vooropstaat. Veiligheid, schade in al haar gedaanten, economie en compensatie: die
begrippen staan op onze meetlat. En in het midden van die meetlat staat de inwoner. Voor een
liberaal is de inwoner als individu belangrijk. Daarom staat die inwoner centraal op onze meetlat. En
die bewoner is alleen tevreden, als die zelf veilig is en goed geholpen wordt. De enige manier om de
risico’s drastisch te verlagen is een forse ingreep in de gaswinning in Loppersum én directe aandacht
voor de panden die gevaar lopen in de kerngebieden. Verder: onderzoek, een permanente monitoring
en een nieuw winningsplan in 2016. Samen moet dat bijdragen aan een toename van de veiligheid.
Dan de schade. De verantwoordelijkheid daar leggen waar die hoort: dat is essentieel voor de
VVD. En dat is nu expliciet benoemd: de NAM is verantwoordelijk en dat betekent ook dat de
verantwoordelijke betaalt. Dat geldt voor schadeherstel, preventieve maatregelen, uitkoop,
waardevermindering, sloop en hulp voor schrijnende gevallen. Dat alles noemen wij schade. Het
akkoord is daar uitermate helder over.
Dan hebben we op onze meetlat nog de economie en de compensatie staan. Liberalen willen
ondernemen, willen werken, willen onafhankelijk zijn, willen zich kunnen ontwikkelen en willen meer
ruimte voor bedrijven, zodat Groningers goed in hun onderhoud kunnen voorzien. Dat economic board
– in goed Gronings – gaat daaraan bijdragen, maar ook het pakket voor waardeverhoging van huizen
draagt daaraan bij. Uiteraard komt er een enorme berg werk op ons af en in de bouw- en
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
herstelwerkzaamheden en in het pakket voor de provincie van leefbaarheid zal ook de
herstructurering van wijken en winkelvoorzieningen een grote rol spelen.
En dan hebben nog het snelle internet. Dat werd van de week een beetje als ‘opleuken’
gekwalificeerd. Nou, daar maken wij bezwaar tegen. Voor alle ondernemers op het platteland – ook de
boeren – is het snelle internet van groot belang. Het is geen luxe, het is noodzaak.
Wat is voor de VVD verder van belang? De maatregelen, zoals we steeds gezegd hebben,
niet het bedrag. Het commitment van de overheid voor de toekomst, de wettelijke regeling die de
aansprakelijkheid van de NAM regelt en de overdraagbare garantie bij de verkoop van een huis. Wat
de VVD betreft gaan we direct aan de slag. En dat kan ook, zelfs al is er formeel nog een
ontwerpbesluit na het Kamerdebat van volgende week. ‘Kop d’r veur’!
Wat moeten we doen en wat zit ons nog in de weg? Hoe gaan we vandaag beginnen? De
VVD heeft drie moties gemaakt, die op de toekomst zijn gericht. En de eerste heet ‘Snel kunnen
handelen’ en die gaat over ontregelen in de beste zin des woords.
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Snel kunnen handelen’ van de fractie
van de VVD, mede namens de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Overwegende en constaterende dat
 herstel van vertrouwen baat heeft bij concrete en zichtbare maatregelen;
 er van verschillende zijden zorgen geuit zijn over de belemmerende werking van bestaande weten regelgeving;
 er binnen afzienbare tijd ook in de Tweede Kamer en de betrokken gemeenteraden over deze
kwestie zal (kunnen) worden gedebatteerd;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. te onderzoeken welke provinciale wet- en regelgeving snel en adequaat handelen in de weg staan
bij de uitvoering van de benodigde maatregelen;
2. PS voorstellen te doen hoe deze belemmeringen weg te nemen, voor zover dat binnen het kader
van de (grond)wet is toegestaan en zonder te treden in rechten van bezwaar en beroep;
3. hierbij in het bijzonder aandacht te houden voor de bescherming van de bijzondere
landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied en het aanwezige erfgoed;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw WULFSE (VVD): Moeten wij nu een zienswijze indienen? Die vraag ligt eigenlijk besloten in
de brief van het College – althans, zo voelden wij dat aan. Wat de VVD betreft is er één zaak die we
graag aangescherpt willen hebben en waar we nadere overleg over willen. En die gaat eigenlijk over
de betrokkenheid van het Rijk in de nabije en iets verdere toekomst. Wat ons betreft mag die wel wat
explicieter benoemd worden en daar willen we meer zekerheid over. Dus mocht u een zienswijze
willen indienen, dan zouden wij het op prijs stellen dat dit opgenomen wordt.
Verder zijn we blij met het verzoek van het Rijk om de Onderzoeksraad voor de Veiligheid in
te schakelen en de Praktijkrichtlijn, die als tijdelijke bouwnorm in juli wordt verwacht. Dat geeft de
bouw ook houvast. Sprekend over de bouw denken wij aan de schadeafhandeling, de inspecteurs en
de aannemers. En wij hebben daarvoor een motie over de noodzakelijke scholing opgesteld.
De VOORZITTER: Titel van de motie met nummer 3 is: ‘Kennis en scholing’. Zij wordt ingediend door
de fractie van de VVD, mede namens de Partij van de Arbeid, de ChristenUnie en D66:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 herstel aan huizen en preventieve maatregelen aan woningen en andere gebouwen in verband
met de gevolgen van aardschokken gespecialiseerde expertise vereist;
 er tot nu toe onvoldoende expertise in de volle breedte van herstel en preventie gegarandeerd kan
worden;
Overwegende dat
 het noodzakelijk is, kennis en kunde zo snel mogelijk aan te vullen en waar mogelijk te
uniformeren om het proces van schadeherstel aan huizen te verbeteren;
 technische opleidingen en kennisinstellingen in samenwerking met de bouw en LTO Noord de
aangewezen actoren zijn om hier inhoud aan te geven;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. een dringend beroep te doen op de kennisinstellingen, de bouw en de NAM om samen de
verantwoordelijkheid op te pakken en opleidingstrajecten vorm te geven en er zo spoedig mogelijk
mee te starten;
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw WULFSE (VVD): Wellicht ten overvloede: we hebben deze motie opgesteld met onze
collega’s vanwege de schadeafhandeling en de klachten die daar nog over zijn en we hopen gewoon
dat die kennisinstellingen er echt aan kunnen bijdragen dat het wat uniformer gebeurt.
Afsluitend: als we aan de slag gaan, dan willen we ook iets neerzetten. We willen vernieuwend
en innovatief zijn. We willen vertrouwen uitstralen en we willen als bestuur laten zien dat we vooruit
willen en dat we lef hebben. Daarvoor hebben we tot slot onze innovatieparkmotie.
De VOORZITTER: De titel van de motie met nummer 4 is: ‘Het innovatiepark’ van de fractie van de
VVD. De motie is mede ondertekend door mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Overwegende dat
 de NAM en het Rijk de primaire verantwoordelijkheid dragen in dit dossier;
 naast het inzetten van de dialoogtafels inspanningen en inzet van gemeentelijke en provinciale
overheid ook kunnen bijdragen aan het herstel van vertrouwen in een goede toekomst in
Groningen;
 innovatieve oplossingen die letterlijk en figuurlijk om ruimte vragen, hieraan een bijdrage kunnen
leveren;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. een serieus onderzoek te verrichten om de mogelijkheden van het volgende voorstel in kaart te
brengen;
In de provincie Groningen komt er een ‘regelvrij’ of regelluw gebied, ‘het innovatiepark’, waar het huis
van de toekomst en de proeftuin van de toekomst vormgegeven worden. Rekening houdend met
landschappelijke en culturele waarden wordt de beste plaats gezocht. Er worden proeven genomen
en er wordt geëxperimenteerd met aardbevingsbestendig, energieneutraal en slim bouwen,
innovatieve dijken, sensortechnologie en innovaties die bij kunnen dragen aan oplossingen om de
gevolgen van de aardschokken te beheersen en te combineren met moderne wensen. Het gebied
wordt zo ingericht dat het een goed toegankelijke en interessante plaats voor bezoekers wordt, waar
ook alle kennis die in Nederland beschikbaar is over aardbevingen, gepresenteerd wordt.
2. hierover aanvullende ideeën te verzamelen en een inspiratiedag met het bedrijfsleven en
kennisinstellingen te organiseren;
3. met gemeenten in gesprek te gaan en de Staten zo snel als mogelijk doch uiterlijk in mei 2014 te
informeren over de resultaten;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zou graag een vraag stellen over deze motie. Op zich klinkt het
goed: een innovatiepark en werken aan de toekomst. Maar waarom is daar een regelluwe zone voor
nodig? Zou u dat uit kunnen leggen?
Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, wat we eigenlijk beogen is dat er in dat park ook ruimte is voor
nieuwe ontwikkelingen: stel bijvoorbeeld voor – wat ik laatste heb gezien in Engeland – een
energieneutraal huis dat in de grond is gebouwd. Waarschijnlijk mag dat volgens onze verordening en
het bestemmingsplan niet en dan zouden we willen zeggen: in zo’n gebied is daar dan een
mogelijkheid voor. Of een proef met een dijk, eigenlijk alles wat gerelateerd is aan een aardbeving
maar ook vernieuwende innovatie naar de toekomst en waar misschien bestemmingsplannen in de
weg kunnen zitten. De heer Rijploeg had het ook even over regeltjes en hij vroeg of wij de arboregels
wilden ontduiken of iets dergelijks of anderen denken dat wij daar misschien grootschalig op jacht
willen of iets dergelijks. Dat is ábsoluut niet het geval, het gaat gewoon om regelingen die innovaties
in de weg staan en we willen dat binnen alle redelijkheid en de Grondwet overtreden we uiteraard ook
niet.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dus als het ik goed begrijp dan zijn de voorbeelden die u noemt, wel
gericht op een schone toekomst die te maken heeft met de aardbevingen en daar dus uitzonderingen
voor maken in de regelingen?
Mevrouw WULFSE (VVD): Ja. En stel voor dat wij een prachtig bevingsvrij huis-van-de-toekomst
bouwen met allerlei vernieuwingen. Dan is het natuurlijk als we dat kunnen neerzetten en een
voorbeeldfunctie kunnen vervullen in Nederland.
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat klopt, maar het moet niet zo zijn dat dingen kunnen leiden tot het
testen met schaliegas en dat soort zaken. Bent u dat met mij eens?
Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, dat laten we over aan Haren en Brabant.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik kan mij niet herinneren dat ik mijn handtekening heb
gezet onder de laatste motie. Dus wellicht doet u iemand anders op dit moment tekort. Dat zou ik zo
willen stellen.
De VOORZITTER: De motie is inmiddels in de verspreiding, maar we zullen dit zometeen even
nakijken.
De heer RAM (PVV): Ik heb ook nog een vraag aan mevrouw Wulfse. Betekent de invulling van deze
motie dat deze een hele duurzame invulling gaat krijgen?
Mevrouw WULFSE (VVD): Of ik dat denk? Nou, het gaat om innovaties op allerlei gebied.
Energieneutraal bouwen is duurzaam, maar het kan ook economisch duurzaam zijn – dat spreekt u
misschien meer aan, als ik u daarmee over de streep kan trekken dan bij dezen. Maar kan ook om
innovaties gaan voor de waterhuishouding of allerlei andere zaken. Kijk, dat kun je niet helemaal
voorzien en dat is juist de kern van onze gedachte.
De heer MASTENBROEK (SP): Wij hebben inmiddels het nodige meegemaakt in dit dossier: van
bezettingen van NAM-locaties tot manifestaties met boerenkarren, sprekers in de kou en uitgefloten
Kamerleden. Wij zijn daarnaast als fractie het land in geweest om solidariteitsverklaringen te
verzamelen en te laten zien dat Nederland Groningen niet laat zakken.
Op 17 januari heeft minister Kamp alle terechte kritiek op de aardgaswinning de grond in
geboord door te komen met een conceptplan dat geen rechtdoet aan de gevoelens in onze provincie.
De moeder die haar kind naar bed brengt in de angst dat er die nacht een nog grotere beving komt, de
woningbezitter die een hypotheekschuld heeft voor een huis dat onverkoopbaar is, de inwoners van
onze dorpen die zien dat hun leefomgeving klap op klap krijgt, de gasbevingen, faillissementen van
grote werkgevers, bezuinigingen op de sociale werkplaatsen en de thuiszorg.
Wat ons betreft zal ieder winplan en ieder akkoord aan drie keiharde voorwaarden moeten
voldoen. In niet-willekeurige volgorde moeten we de veiligheid van de Groningers vooropstellen,
moeten we op hele korte termijn een goede ruimhartige en onafhankelijke schadeafwikkeling
garanderen en moet het een daadwerkelijk en langdurige impuls zijn voor onze regio. Het plan en het
akkoord dat er nu liggen, voldoen daar niet aan en daarom zijn wij teleurgesteld met de instemming
die de gemeenten en de provincie inmiddels hebben getoond. Je kunt het winplan ook niet loszien van
het pakket aan maatregelen. Je kunt niet instemmen met het een als het andere niet deugt. En ik roep
het College dan ook op om de oproep van een grote meerderheid van de Groningers te blijven
steunen, te blijven aandringen op daadwerkelijke vermindering van de winning en onverkort vast te
houden aan de bedragen en de termijn van het advies-Meijer.
Wat er nu ligt is een sigaar uit eigen doos, want het schadeherstel wordt meegenomen als
pakket voor het gebied en dat is volksverlakkerij. Investeringen in infrastructuur, bijvoorbeeld het
versterken van dijken, zijn een vanzelfsprekendheid en zijn niets extra’s. Ook de zogenaamde
vermindering van de winning is een gotspe. 80% minder winnen klinkt ontzettend goed, maar in totaal
wordt er voorlopig wordt er voorlopig geen kubieke meter minder gas gewonnen. Wat mijn fractie
betreft moet de snelheid van winning fors terug. Dat dat ertoe leidt dat de gesloten contracten niet
meer kunnen worden nagekomen zou jammer zijn, maar als het zo is dan is het zo. Wat mij betreft is
er sprake van overmacht, omdat je de inwoners niet aan gevaar kúnt en mág blootstellen. Maar dat is
wat mij betreft aan wijzere juristen. Bovendien is dat zoals gezegd totaal van ondergeschikt belang,
want de veiligheid van de mensen moet vooropstaan.
Is dit alles nu zo gek en is dit alles voor de bühne of zelfs verkiezingsretoriek? Alles heb ik
inmiddels wel naar mijn hoofd geslingerd gekregen, dus ik wil daar graag iets over zeggen. Wat wij
vinden is een logisch standpunt en het is logisch om de veiligheid voorop te zetten. Het is bovendien
precies het standpunt dat het Staatstoezicht op de Mijnen inneemt. Het is ook het standpunt dat
andere deskundigen innemen en het is ook financieel helemaal geen slecht idee omdat hoe langer je
het gas laat zitten, hoe meer dat gas opbrengt. Wat dat betreft is er nog wel wat budget beschikbaar
volgens mij.
Alle initiatieven om energie te gaan besparen zijn natuurlijk welkom, maar dat is geen
alternatief. Op de motie van de Partij van de Arbeid kun je niet tegen zijn, maar uiteindelijk helpt dat
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
de Groningers niet en zeker niet op korte termijn. Bovendien is het omzetten van de ene gassoort in
de andere aan de gasbedrijven. Gevolg van het minder snel winnen is mogelijk dat aan de lopende
contracten niet kan worden voldaan. En als dat zo is, dan zul je de omzetting moeten opvoeren. Maar
de volgorde moet zijn: minder winnen voor de veiligheid van de Groningers en daarna de dan
optredende problemen het hoofd bieden.
Ik weet niet precies wat ons nu gevraagd wordt en wellicht dat GS dat ook nog kan toelichten.
Maar wat ons standpunt is, zal echter met het voorgaande volkomen helder zijn. De totale winning
moet fors omlaag en de adviezen van het Staatstoezicht moeten één-op-één gevolgd worden.
Daarnaast moet er ruimhartig en onafhankelijk een schaderegeling komen en moet er langdurig
perspectief komen voor het gebied.
Uit een peiling van EénVandaag blijkt dat er ook een ruime meerderheid van de Nederlanders
vindt dat de Groningers serieus genomen moeten worden. Dat is ook de indruk die wij hebben
gekregen tijdens onze tour door het land en onze actie ‘Laat Groningen niet zakken’. Dat moet toch dit
College maar ook de partijen PvdA en VVD sterken en maken dat zij ervoor zorgen dat het definitieve
winplan voldoet aan de uitgangspunten die ik heb genoemd. Als zij dat niet doen, wordt dit onderwerp
wél een verkiezingsonderwerp en geven die partijen mij en mijn partijgenoten geen keus. Dan zullen
wij de kiezers herinneren aan het feit dat de PvdA en de VVD dit niet hebben geregeld.
De VOORZITTER: Dank. Dan kom ik even terug op de motie ‘Innovatiepark’ om daar de verwarring
die ikzelf veroorzaakt heb en direct laat zien dat het voorzitten van deze Staten geen sinecure is, weg
te nemen. Op de motie die ik gekregen heb, staat inderdaad één handtekening: dat is namelijk de
handtekening van mevrouw Wulfse namens de VVD-fractie, dus die heeft haar ingediend en
ondertekend. Alleen, er stonden ook nog de namen van mevrouw Van der Graaf en de heer Dieters
onder. Die van de heer Dieters was doorgestreept en bij die van mevrouw Van der Graaf stond de
handtekening er niet bij, dus excuses voor de verwarring die ik bij u veroorzaakt heb, maar deze motie
is ingediend door de VVD-fractie en ondertekend door mevrouw Wulfse.
De heer KEURENTJES (CDA): Het lijkt erop dat de ernst van de Groninger problematiek eindelijk is
doorgedrongen tot het kabinet en de maatschappij. Groningen heeft erkenning gekregen voor zijn
belangen, dus wat ons betreft de complimenten aan het College en alle partijen die zich daarvoor
hebben ingezet. Het is goed dat er nu eindelijk een pakket met maatregelen ligt. Echter, helaas
moeten we ook constateren dat de aangekondigde maatregelen beperkt zijn. Bijvoorbeeld: minder
gaswinning. Dat klinkt mooi maar bekijk je de cijfers goed, dan zie je dat het gaat om minder
gaswinning ten opzichte van 2013, een jaar waarin er een recordhoeveelheid aan gas is gewonnen.
Kijken we iets verder terug, dan zien we dat er ten opzichte van de voorgaande jaren – zoals 2011 –
nauwelijks minder gas gewonnen gaat worden. En ook het geboden investeringspakket is aan de
magere kant. Een te groot deel van de toegezegde middelen gaat op aan schadeherstel en
preventieve maatregelen aan woningen en infrastructuur. En dat terwijl er ook wettelijk is bepaald dat
wie schade veroorzaakt, deze ook moet herstellen en vergoeden. Dus eigenlijk wordt hier het bedrag
opgepoetst. Ik heb al gehoord ‘een sigaar uit eigen doos’. En dan heb ik het nog niet gehad over de
waardedaling van huizen en andere opstallen in het gebied – ik kom daar later op terug.
Maar gelukkig komt ook voor het investeren in de economie en daarmee de werkgelegenheid
en de toekomst van het gebied een bedrag beschikbaar voor de komende jaren – hoe beperkt dan
ook. Dit bedrag geeft ons echter wel de kans om op korte termijn te gaan investeren in de veiligheid,
leefbaarheid en herstel van de economische basis in de regio – uiterst belangrijk. Maar het is zonder
meer onvoldoende om de gevolgen van de aardbeving voor de regio om te gaan tornen in een
kansrijk gebied. Het is een aanzet, maar ook niet meer dan dat.
We zien dit pakket aan maatregelen als een eerste stap, als een signaal dat de problematiek
wordt erkend. Hulde daarvoor. De discussie zal echter ongetwijfeld de komende dagen doorlopen
over hoe we deze regio tot een kansrijke regio kunnen doorontwikkelen. Feitelijk schuift de minister
met zijn besluit de problematiek vooruit naar misschien wel een nieuw kabinet. Hij neemt immers een
besluit voor drie jaar en kondigt nieuwe onderzoeken aan. Die onderzoeken en die maatregelen die hij
nu genomen heeft, hadden ook al eerder verricht respectievelijk genomen kunnen worden. Het rapport
van het Staatstoezicht op de Mijnen was ook al eerder duidelijk over de risico’s. Dus de gaskraan had
ook eerder dichtgekund. Maar het tegenovergestelde is gebeurd: in 2013 – ik heb dat al eerder
genoemd – is een recordhoeveelheid gas gewonnen. Wij vinden daarom alleen al om die reden het
van belang om de motie die door de Partij van de Arbeid is ingediend, te ondersteunen en mede in te
dienen.
Herstel van schade en vooral het nemen van preventieve maatregelen hadden ook eerder
gekund. Er is een jaar verloren gegaan om de veiligheid te verbeteren – een gemiste kans. En als het
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
gaat om de veiligheid van de industriële gebouwen en installaties, dan ontbreekt die eigenlijk volledig
in het voorliggende pakket van maatregelen. En waar wat ons betreft ook onvoldoende aandacht voor
is, is dat wij vinden dat ook de Crisis- en Herstelwet een prima middel kan zijn en ingezet kan worden
om bijvoorbeeld dat gebied – en ik noem daarbij ook de waterkeringen als voorbeeld – versneld aan te
passen aan de toegenomen risico’s die samenhangen met de aardbevingen.
Hoe gaan we nu verder? De eerste stap is gezet, het CDA wil ook aan de slag en vooruitkijken
– geen tijd te verliezen. Maar we zijn er nog lang niet, er moet nog heel veel gebeuren voordat onze
inwoners het gevoel en vertrouwen hebben dat ze weer veilig kunnen wonen en werken in deze
provincie. Het vertrouwen in de rijksoverheid en de NAM als partij die serieus omgaat met risico’s en
schades, is zwaar aangetast. Ik denk dat de reacties die de laatste tijd van zowel vertegenwoordigers
als bewoners zijn verwoord, geen misverstand laten bestaan over de houding en het gedrag van – in
dit geval – de NAM en de rijksoverheid. Ook hier geldt dat het vertrouwen te paard is vertrokken en
dat er te voet teruggekomen zal moeten gaan worden.
Over die schade zouden wij de schadeloosstelling het hoog op de agenda willen houden, met
name als het gaat om particulieren, bedrijven en gemeenten. En daarvoor hebben wij een motie
voorbereid en daarin verzoeken wij het College om bij het kabinet en de Tweede Kamer aan te
dringen op het tot stand brengen van een regeling, waarbij de NAM conform de systematiek van de
planschaderegeling direct tot compensatie van de waardedaling overgaat. Want zoals dat in de
voorstellen is aangekondigd, zal dat pas aan de orde zijn op het moment dat er sprake is van
daadwerkelijke overdracht van huizen en gebouwen.
De VOORZITTER: De titel van deze motie met nummer 5 is: ‘Compensatie waardedaling woningen
aardbevingsgebied Groningen’ van de fractie van het CDA:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Overwegende dat
 de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal;
 de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de
minister van Economische Zaken;
 het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’;
Constaterende dat
 de minister heeft aangegeven dat over het vierde kwartaal van 2013 alle woningen in het
aardbevingsgebied 2% in waarde zijn gedaald als gevolg van de aardbevingen;
 daling van de waarde van woningen (WOZ/OZB) niet alleen gevolgen heeft voor
woningeigenaren, maar ook voor gemeenten en andere instanties zoals waterschappen en
corporaties;
 in het compensatiepakket wordt voorgesteld dat de waardedaling pas wordt gecompenseerd na
verkoop van de woning;
 het onherroepelijk vaststaat dat alle woningen in het aardbevingsgebied te maken hebben met
waardedaling, ongeacht het moment van verkoop;
 de reguliere planschaderegeling de waardedaling vergoedt bij het onherroepelijk worden van het
bestemmingsplan;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. bij het kabinet en bij de Tweede Kamer aan te dringen op het tot stand brengen van een regeling
waarbij de NAM conform de systematiek van de planschaderegeling direct tot compensatie van de
waardedaling overgaat;
En gaan over tot de orde van de dag!’
De heer KEURENTJES (CDA): Nogmaals: wij willen vooruitkijken. Wij moeten aan de slag, wij moeten
aan het werk, de dialoog blijven voeren en afspraken maken voor de korte, maar zeker ook voor de
lange termijn. Want ook daarvoor zal een pakket maatregelen op tafel moeten komen dat niet na drie
jaar ophoudt, maar doorgaat voor de lange termijn en wij roepen het College op om de druk erop te
houden.
De heer ZWERTBROEK (D66): ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.’ Er was lange tijd
onzekerheid over: wat komt er uit Den Haag? Maar na een jaar ligt er nu een pakket van minister
Kamp en de onderhandelaars. Ik dank de onderhandelaars vanuit Groningen. Wat D66 betreft is dit
een eerste stap na een zeer lange weg om het vertrouwen terug te winnen van de Groninger
bevolking. Maar het is ook belangrijk, want het is nu eindelijk een officiële erkenning voor de schade
die er is in het gebied en de aardbevingen die het gevolg zijn van de gaswinning.
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Veiligheid en leefbaarheid staan voorop voor D66 op deze lange weg, waarin wij samen met
Den Haag het vertrouwen moeten terugwinnen van de bevolking. Wat D66 betreft moet alle – maar
dan ook alle – schade als gevolg van deze gaswinning vergoed worden. Dat is goed fatsoen. Dit
budget staat aangemerkt als raming – en terecht, want we weten niet hoeveel schade er is en we
weten ook niet hoeveel er nog gaat komen. Ook het ontzorgen van de bewoners wordt beschreven in
de plannen. Ook dit – en dat zijn dan mensen die als gevolg van ernstige schade aan gebouwen hun
huis moeten verlaten – vinden wij fatsoen. Evenals ons cultureel erfgoed, de pronkjewailtjes in het
gebied waarvan de schade hersteld moet worden.
Complimenten aan de Commissaris van de Koning en gedeputeerde Wilpstra, die in de
hoorzitting van afgelopen maandag duidelijk taal hebben gesproken richting de Tweede
Kamercommissie Economische Zaken. Terechte kritiek of vragen richting Den Haag over de blijvende
risico’s. Waarom is het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen niet opgevolgd? Wat doet dat met
het vertrouwen in het gebied?
Weliswaar geen taak van de provincie, maar toch een aantal vragen over die gaswinning. Is
een vermindering nu afdoende voor de veiligheid in het gebied, gelet op het advies van het
Staatstoezicht op de Mijnen? Is dit genoeg voor de regio Loppersum? Wat betekent de wijziging van
het gebied verder voor de regio Slochteren en hoe zal de monitoring plaatsvinden? Dit zijn lastige
vragen, maar het zijn ook logische vragen als de veiligheid nummer één is. Indien aanpassingen van
de gaswinning niet leiden tot het gewenste resultaat, wat betekent dat dan voor de gemaakte
afspraken? Is er dan een heroverweging? Komen er tussentijdse evaluaties? Kan GS daar meer
duidelijkheid over geven?
Wij blijven onze grote zorgen maken en helaas bevatten de plannen geen langetermijnvisie.
Ja, er is veel onduidelijk, maar gezien de precaire situatie is het juist van belang dat er nu meer
duidelijkheid is over de lange termijn. De mensen in het gebied verdienen dat ook. Voor iedereen – en
zo ook voor D66 – is duidelijk dat het risico op aardbevingen blijft; dit is ook zo geuit door de heer De
Jong, inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen. Het is ook niet meer dan terecht dat
de Onderzoeksraad voor de Veiligheid onderzoek gaat doen in het gebied. Wat D66 betreft had het
eerder kunnen gebeuren, maar dat gebeurt.
Zoals ik al zei: dit is een eerste stap op weg naar vertrouwen. En het is een lange weg, langer
dan vijf jaar. En weliswaar is dit ook iets wat in Den Haag wordt besproken, maar dit is ook essentieel:
D66 zou graag zien dat de aardgasbaten niet op de lopende rekening van het Rijk worden gestort,
maar in een fonds voor energietransitie in Nederland en specifiek ook voor Groningen – we zijn
immers een energyport en dat kan hiermee gefinancierd worden. Daarnaast betekenen minder
boringen ook meer tijd voor onderzoek. Het aantal boringen – en daarmee de leefbaarheid en
veiligheid – is niet langer afhankelijk van de begrotingspolitiek in Den Haag. Het plan van Kamp is een
startschot. Er moet nog veel werk verzet worden en er is nog veel werk aan de winkel voor een
langetermijnoplossing voor dit nationale probleem. Immers, de afgelopen decennia heeft het hele land
baat gehad aan het gas in Groningen en dat maakt het probleem ook een nationaal probleem.
Wat D66 betreft is veiligheid de topprioriteit. Goede schadeafhandeling is vanzelfsprekend en
fatsoenlijk en een langetermijnvisie noodzakelijk.
De heer RAM (PVV): Het akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is een kleine
eerste aanzet tot de verbetering van de schrijnende situatie waar Noordoost-Groningen in zit. Sinds
de aardbeving in Huizinge wachten de burgers nu al anderhalf jaar op maatregelen. Waarom is er
zolang gewacht met maatregelen en hoe snel wordt dit akkoord uitgevoerd? Daarbij heeft Provinciale
Staten een motie ingediend waarin wordt gepleit voor circa 1 miljard. In dit akkoord wordt het
teruggebracht tot 300 miljoen over een periode van vijf jaar. De PVV vindt dit niet voldoende. Wat is
de mening van het College hierover?
Burgers zitten niet te wachten op internet, zonnepanelen of energietransitie ter compensatie,
maar op herstel van veiligheid, snel herstel van schade, volledige schadeloosstelling, financiële
zekerheid en herstel van de verkoopbaarheid van de huizen. Wanneer deze basisbehoeften niet
worden hersteld, dan is er geen perspectief. Bedrijven en potentiële inwoners zullen zich nooit
vestigen in een regio waar deze rechten worden geschonden. Zonder herstel van deze zekerheden is
het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de economie daarom niet mogelijk in onze
optiek. De PVV vindt dat deze basisbehoeften en –rechten het belangrijkste zijn en vindt dat daar het
geld heen moet gaan. Deelt het College deze visie? Zo nee, waarom niet?
Vrije vestiging is volgens de PVV niet alleen goed fatsoen, maar ook een recht. Dat
Nederlandse burgers zelf mogen kiezen waar zij willen wonen. Wat is de mening van het College
hierover? Op dit moment zijn veel huizen onverkoopbaar, een aantal huizen zelfs onveilig en zitten
burgers in financiële problemen. Burgers hebben hier niet om gevraagd en daarbij is jarenlang
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
ontkend dat de schade aan huizen door de gasboringen van de NAM kwam. Op dit moment weten we
wel beter. Veel burgers in Noordoost-Groningen voelen zich daarom gevangenen in hun eigen huis,
gegijzeld door de NAM. Het akkoord doet te weinig om dit probleem op te lossen. Wij vinden het nu
ook tijd voor actie en daarom willen we zo snel mogelijk een uitkoopregeling. De PVV kiest voor de
vrijheid van burgers, niet voor de angst voor een eventuele leegloop. En daarom dienen wij deze
motie.
De VOORZITTER: De titel van de motie met nummer 6 is ‘Uitkoopregeling’. De motie is van de fractie
van de PVV:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 in Noordoost-Groningen het aantal aardbevingen en de intensiteit ervan toenemen en daarmee
ook de materiële schade en de risico’s op gewonden en wellicht in de toekomst zelfs dodelijke
slachtoffers;
 ondanks eventuele schadevergoedingen door de NAM de huizen in dit gebied door de
toegenomen risico’s vrijwel onverkoopbaar zijn geworden;
 bewoners al anderhalf jaar wachten op adequate maatregelen;
Overwegende dat
 dit voor veel onrust en angst zorgt bij de bewoners, die in feite gevangen zitten in hun
onverkoopbaar geworden huis;
 een verbetering van het perspectief van burgers in het gebied begint bij een snelle afhandeling
van een volledige schadeloosstelling of uitkoopregeling dan wel financiële zekerheid, herstel van
veiligheid en vrijheid van vestiging;
Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om
1. direct samen met de regering, de NAM en bewoners een uitkoopregeling op te zetten waar
bewoners die in het risicogebied van Noordoost-Groningen wonen, gebruik van kunnen maken,
zodat de bewoners óf een aardbevingsbestendig huis kunnen herbouwen óf kunnen verhuizen;
2. te onderzoeken hoeveel bewoners in het getroffen gebied aanspraak willen maken op een
uitkoopregeling en hoeveel van deze groep bewoners in de provincie Groningen wil blijven wonen;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Allereerst is een woord van waardering voor onze
Commissaris van de Koning, maar ook voor bewoners, al dan niet verenigd in de Groninger
Bodembeweging of andere actiegroepen, op zijn plaats. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld bij
het opvoeren van de druk bij de besluitvormers in Den Haag, om het verhaal van Groningen te
vertellen en continu onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. Het heeft ons verbaasd hoe
moeilijk het was om deze boodschap te laten doordringen tot andere delen in dit land. Maar wij zijn u
allen zeer erkentelijk hiervoor.
Een jaar geleden maakte het Staatstoezicht op de Mijnen bekend dat de kans op zwaardere
aardbevingen in Noordoost-Groningen door gaswinning aanzienlijk groter is dan werd gedacht. De
minister kreeg daarom het advies de gaswinning zo snel mogelijk te reduceren. In plaats daarvan
werden er extra onderzoeken ingesteld, werd er in 2013 juist meer aardgas gewonnen en kwam kort
na dat onrustveroorzakende bericht geen erkenning van hoe de aardbevingen ingrijpen in de
persoonlijke levenssfeer. Hoe groot is het ongemak dat de Groningers ondervinden, hun gevoel van
machteloosheid en van niet-serieus genomen worden. Het vertrouwen van veel Groningers in de
rijksoverheid en de NAM is door de problemen met de gaswinning tot een dieptepunt gedaald en er is
heel veel voor nodig om dat terug te winnen. De staat van Groningen werd ook maandag heel
duidelijk naar voren gebracht tijdens het rondetafelgesprek tussen bewoners, bedrijven en
bestuurders met leden van de Tweede Kamer. Met het kabinetsbesluit van anderhalve week geleden
is een stap gezet vanuit het kabinet richting de mensen en de regio. Sinds het advies van het
Staatstoezicht van een jaar geleden is dit het allereerste signaal van erkenning geweest van de zijde
van het kabinet. Het is een gegeven dat het signaal er nu is en dat telt, maar het had er volgens de
ChristenUnie veel eerder moeten zijn.
We zijn hier vandaag bij elkaar voor een eerste reactie op het kabinetsbesluit, dat uiteenvalt
in een gaswinningsbesluit en een akkoord voor de regio – ik zal op beide ingaan. Voor de
ChristenUnie staat de veiligheid van de bewoners te allen tijde voorop. De maatregelen die het
kabinet voorstelt, zijn in onze ogen onvoldoende om die veiligheid te waarborgen. De kans dat een
aardbeving sterker dan 4,1 op de Schaal van Richter is met 10% aanzienlijk te noemen. En die risico’s
worden wat ons betreft onderschat. Het interview met de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
op de Mijnen afgelopen vrijdag in NRC Handelsblad en de berichten van onafhankelijke deskundigen
in de media geven dit ook aan.
Daarnaast is er nog veel onduidelijk. Het kabinet geeft aan bij Loppersum de gaswinning met
80% te willen verminderen, maar de totale productie blijft echter nagenoeg gelijk. Elders zal er dus
meer moeten worden gewonnen en niet bekend is wat de gevolgen daarvan voor de andere gebieden
zullen zijn met betrekking tot veiligheid en schade. De ChristenUnie maakt zich zorgen over de
veiligheid van de bewoners en er zullen wat ons betreft dan ook extra maatregelen getroffen moeten
worden. Daarom hebben wij mede de motie ingediend die zojuist door de heer Dieters is overhandigd.
Wij vragen ook het College of men voornemens is een zienswijze in te dienen op het
gaswinningsbesluit.
Dan ten aanzien van het akkoord. Erkenning van het feit dat er een zware last op het gebied
drukt zal gepaard moeten gaan met geloofwaardige maatregelen. Met het akkoord ‘Vertrouwen op
Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is daartoe een eerder stap gezet. De adviezen van de commissieMeijer – maatregelen die kunnen rekenen op draagvlak in de bevolking – hebben daarin een plek
gekregen. Het versterkingspakket voor de regio omvat nu zo’n 1,2 miljard. Dat bedrag wordt net iets
mooier voorgesteld. De herstelkosten bij schade aan woningen, bedrijfspanden, monumenten en
andere gebouwen maken nu deel uit van dat pakket, terwijl dat kosten zijn die in alle gevallen volledig
vergoed dienen te worden en voor rekening dienen te komen van de NAM – dat is bij wet geregeld.
Op vragen van de ChristenUnie afgelopen maandag tijdens de technische sessie die we met elkaar
hebben gehad, antwoordden de onderhandelaars van het akkoord dat daarover geen onduidelijkheid
bestaat bij de deelnemende partijen en de NAM. De kosten zijn daarom ook als raming opgenomen.
Wat de ChristenUnie betreft horen deze kosten in beginsel niet in dat pakket.
Maar tegelijk wijzen wij erop dat de minister in de bijeenkomst op het provinciehuis op de
zaterdag na het besluit heel duidelijk heeft toegezegd dat als er meer middelen nodig zijn, die
middelen er zullen komen. En er waren heel veel getuigen toen de minister deze uitspraak deed. Ten
aanzien van de schade is er duidelijk behoefte aan een onafhankelijke beoordeling en afhandeling bij
die schade. Wij hopen dat dit goed geregeld zal gaan worden en dat de contractpartijen zich allen
daarvoor zullen inspannen. De verjaringstermijn van de schadeafhandeling, die nu een zorgpunt is,
zou een goed agendapunt zijn voor de nieuwe dialoogtafel. Het pakket is nu voor vijf jaar afgesloten
en afhankelijk gemaakt van de risico’s in de toekomst en eventuele aanpassingen in de winning. Dat
zouden wij graag anders zien en wij pleiten met de commissie-Meijer voor een langjarig programma
van twintig jaar. Wij hebben begrepen dat dit in de onderhandelingen niet overeind kon worden
gehouden, maar dat er wel een langjarig commitment is. Die langjarige continuering is voor ons nu
onvoldoende concreet. Op dat punt is de ChristenUnie dat de vinger aan de pols moet worden
gehouden. En ook de Kamer zal zich hier wat ons betref over moeten uitlaten. Wij vragen het College
wat men voornemens is te doen om de contractpartijen hierop bij de les te houden.
De ChristenUnie is van mening dat er een langjarig toekomstperspectief moet worden
geboden aan de prachtige regio waar het hierom gaat. Een economisch perspectief en een
aantrekkelijk leefgebied voor nieuwe generaties, ook als er straks geen gas meer wordt gewonnen. Er
moet nagedacht worden over nieuwe impulsen voor de doorontwikkeling van die regio. Er zal een
visie moeten worden opgesteld voor het gebied, onder meer over welke waarde Noordoost-Groningen
straks in de toekomst heeft. Daarvoor is in onze ogen ook de inspanning van de provincie vereist. Wij
vragen het College op welke wijze het College daar invulling aan kan geven.
Ik kom tot een afronding. Het is niet zo dat we er vandaag over spreken en het onderwerp
daarna laten rusten. De gepresenteerde plannen zijn een eerste stap in de richting van de bewoners
en het gebied, maar vervolgstappen zijn in de ogen van de ChristenUnie onontkoombaar. Het is van
belang dat er snel een aanvang wordt gemaakt met de maatregelen van het akkoord en de
ChristenUnie blijft de uitvoering daarvan ook kritisch volgen. Onze boodschap die wij uitspreken in de
richting van het kabinet en richting de Tweede Kamer is: herstel vertrouwen, garandeer veiligheid en
bied toekomstperspectief aan de regio.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Vertrouwen. Het is een beladen woord. Het zegt iets over de
toekomst, maar ook iets over het verleden. Vertrouwen is er immers niet zomaar, het is gebaseerd op
ervaringen. En de ervaringen van de inwoners van Noordoost-Groningen hebben deuken en scheuren
opgelopen. Het zijn zwaarbeschadigde ervaringen geworden. Eerst werd er jarenlang gedaan alsof er
amper aardbevingen waren en werd ontkend dat de aardbevingen erger werden, tot de klap in
Huizinge in augustus 2012. Die was aanleiding tot écht onderzoek. Dat onderzoek eindigde in een
zeer belangrijk advies van het Staatstoezicht op de Mijnen in januari vorig jaar. Een advies dat aangaf
dat de reductie van de aardgaswinning met 40% nodig was om de aardbevingen hard te verminderen
en de risico’s te verkleinen. Pas dan nemen de aardbevingen af en pas dan wordt het veiliger. En dat
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
is wat de Groningers willen: veiligheid en zekerheid voor de toekomst, een goed vooruitzicht. En dat is
met het huidige besluit rondom de gaswinning niet. Het is wel een goed en verdiend vooruitzicht voor
Loppersum, waar 80% wordt geminderd. Maar niet voor de rest van Groningen waar nog meer wordt
gewonnen dan voordat de gaswinning van 45 miljard kuub naar 53 miljard werd opgeschroefd. Het
gasbesluit is een poldermodel en geen keuze. Kiezen vereist namelijk lef. Lef om te zeggen: we gaan
het anders doen voor onze burgers in Groningen voor de toekomst. Professor Jan Rotmans zei het al:
‘Ons kabinet heeft geen toekomstvisie op gas. Het gas is over 15 jaar op en er ligt geen plan voor na
die tijd. Dit had het moment kunnen zijn voor een radicale gasrevolutie. Een masterplan, een plan met
een visie voor de toekomst voor de Groningers. Een plan dat werkgelegenheid moet opleveren, want
er moet dan veel werk verzet worden.
En dat beseft onze fractie zeer goed. Daarom vinden wij het advies van de commissie-Meijer,
een duurzame toekomst voor Groningen, ook zo goed. Gewéldig, vonden we het, enthousiast waren
we. Een advies waarmee we de Commissaris van de Koning met een goed gevoel de boer op konden
laten gaan. Een advies waarin 330 miljoen wordt gevraagd voor het innovatieprogramma gas en
waarin de NAM moet dokken voor het aardbevingsbestendig maken van woningen, voor de nulmeting
en voor de schadeafhandeling. En – hij zit aan mijn linkerkant nu – de Commissaris van de Koning
lobbyde heel goed. Tv-interviews, presentaties – zelfs in Den Haag – zware gesprekken en vele
brieven. Onze complimenten daarvoor. Maar des te schrijnender is het dan ook dat het sinds de
presentatie van het akkoord niet rustiger is geworden. Het akkoord is namelijk niet wat in het advies
staat: het bestaat grotendeels uit de wettelijke verplichtingen voor schadeherstel en preventieve
maatregelen en het mist de glamour van de duurzame toekomst die omschreven stond in het advies
van de commissie-Meijer. Er komt wel iets van een investering in een duurzaam economisch
perspectief, maar het komt uit reeds bestaande potjes en middelen. Ook komt er wel
energiebesparing bij verkochte huizen, maar niet zo grootschalig dat het het imago van de regio
opkrikt. En het grootste gedeelte van die 1,2 miljard gaat naar die wettelijke verplichtingen van de
NAM: schadeherstel, aardbevingsbestendig bouwen en preventieve maatregelen. En dat terwijl in het
advies van de commissie-Meijer letterlijk staat de gevraagde 895 miljoen gaat over de éxtra
investeringen uit de drie programmalijnen. Waarom staan er geen concrete maatregelen in zoals de
cheque voor energiebesparing voor álle gedupeerden? Een boost voor de werkgelegenheid in de
regio. Waarom worden er geen keiharde afspraken met de NAM gemaakt, zodat niet de burgers in
onzekerheid zitten over wat er over drie of vijf jaar gebeurt, maar de NAM in de onzekerheid. Waarom
is de hele Gasmaatregel 2.0 niet te vinden, terwijl die juist een antwoord is op de problemen rond de
gaswinning?
Met alle respect voor het vele werk dat is verzet, maar met nog meer respect voor het
vertrouwen dat hersteld moet worden, dient GroenLinks een motie in. Een motie die het College
oproept, alles in werking te stellen om het kabinet en de Tweede Kamer te doen besluiten tot een
reductie van 40% van de winning uit het Groningen-veld.
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 7, getiteld ‘Oproep reductie aardgaswinning’ van
de fractie van GroenLinks:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in zijn brief van 17 januari aan minister Kamp adviseert,
niet in te stemmen met de wijziging van het Winningsplan Groningen 2013 van de NAM;
 in dezelfde brief wordt aangegeven dat het veiligheidsrisico dat de NAM heeft aangegeven, niet
gebaseerd is op passende risicoanalyses;
 voorgesteld wordt om de gaswinning in haar geheel slechts zeer beperkt te verminderen ten
opzichte van wat de komende jaren maximaal gewonnen mag worden;
 het SodM in januari 2013 geadviseerd heeft om de gaswinning uit het Groningen-veld met 40% te
verminderen;
 de maatregelen van het sluiten van vijf boorclusters bij Loppersum slechts een noodmaatregel is,
die pas over een jaar effect heeft en dan pas meetbaar is;
Overwegende dat
 het Winningsplan Groningen 2013 van de NAM niet het gewenste effect van directe verbetering
van het veiligheidsrisico van de bewoners van Noordoost-Groningen heeft;
 de veiligheid van de inwoners van de provincie Groningen prioriteit heeft;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. alles in werking te stellen om het kabinet en de Tweede Kamer te doen besluiten tot een reductie
van 40% van de winning van aardgas uit het Groningen-veld op zo kort mogelijke termijn;
2. hiervan verslag te doen aan Provinciale Staten;
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dan rest mij nog een laatste zin. En die is om aan te geven dat deze
motie met deze strekking de veiligheid en de leefbaarheid vooropstelt.
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De oplossing voor de onrust en het gevoel van
onveiligheid is in de ogen van veel bewoners van het aardbevingsgebied simpel: snelle en soepele
schadetaxatie, herstel van schade, maatregelen om nieuwe schade te voorkomen en vooral minder
gas winnen. Voor het kabinet in Den Haag ligt het niet zo simpel. Den Haag is gas verslaafd. En die
verslaving is van financiële aard. Alle inkomsten uit het aardgas vloeien rechtstreeks naar het Rijk en
de aandeelhouders van Shell en Exxon. Politiek Den Haag kan niet zonder het gasinfuus: dat is al
50 jaar zo en dat zeker nog 50 jaar gaan duren.
De poging om de aardgasproductie terug te brengen is daarom niet gelukt. Loppersum gaat
met 80% naar beneden, maar de balans voor het Groningen-veld blijft gehandhaafd en de productie
blijft op het afgesproken peil. Het bedrag dat met het akkoord gemoeid is, lijkt veel. Maar het is een
schijntje als je het afzet tegen de miljarden die de provincie de afgelopen 40 jaar zijn onthouden. Ook
de immateriële onthouding is gigantisch: veel te lang is door de NAM verzwegen dat de gaswinning en
de aardbevingen twee kanten van dezelfde medaille zijn. Het kabinetsbesluit inzake de gaswinning is
een gemiste kans om recht te zetten wat al 40 jaar krom is. Een kans die niet meer terugkomt. Want al
is de toekomst uiterst onzeker, geen enkele deskundige kan voorspellen wanneer en hoe hevig: de
kans op bevingen is 100%. Het zo daarom zomaar kunnen dat het gasbesluit in de zeer nabije
toekomst al de geschiedenis in zal gaan als een historische blunder.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De geschiedenis van de gaswinning is eigenlijk in één zin samen te
vatten: de productie nam toe, de gasdruk nam af, de bodem daalde en de zeespiegel steeg. En toen
ging de bodem schudden. De eerste voorzichtige relaties tussen de gaswinning en de aardbevingen
werden al halverwege de jaren tachtig vermoed, maar krachtig door de NAM en ook door de overheid
ontkend. De NAM zei zelfs indertijd: ‘Wij willen geen precedent scheppen. Als miljardenbedrijf gaat het
ons natuurlijk niet om het geld maar om de zuiverheid in de omgang met onze burgers.’ En vervolgens
veranderde er niets en de boringen gingen door.
Pas veel later bleek dat het ontkennen van die relatie tussen de gaswinning en de
aardbevingen zinloos was. Dat de gevolgen bovendien nog veel erger zijn dan we ooit eerder hadden
kunnen vermoeden. De schade die momenteel veroorzaakt wordt door de bodemdaling en de
aardbevingen ten gevolge van de gaswinning zijn enorm en niet in één klap af te kopen. Dat vraagt
om langdurige en structurele maatregelen. En bovendien vraagt dat om het dichtdraaien van die
gaskraan.
De Partij voor de Dieren was dan ook blij met het advies van de commissie-Meijer. De
gaswinning die door dezelfde heer Meijer werd omschreven als ‘een rooftocht die niet deugde’. De
commissie kwam vervolgens met een mooi rapport waarin gevraagd werd om structurele maatregelen
met forse investeringen. Forse investeringen in leefbaarheid, in veiligheid, in duurzame energie zodat
de gaskraan dicht zou kunnen, investeringen in mensen en bouwen aan vertrouwen. Prachtige
woorden, haast te mooi om waar te zijn. En heel even kregen de mensen hier weer een beetje hoop.
Wat gebeurde er vervolgens? Politici buitelden over elkaar heen om te zeggen dat het allemaal heel
erg was en dat er heel veel geld naar Groningen moest komen, er werd gestreden voor iedere cent,
voor veiligheid, voor de dijken, voor de schadevergoeding, voor werkgelegenheid. Langzaam schoven
het investeren in vertrouwen en het investeren in leefbaarheid ietsje meer verder naar achteren. En
over het dichtdraaien van de gaskraan werd al helemaal niet meer gesproken.
‘Geen woorden maar daden’. ‘We moeten geen tijd verliezen, maar nu maatregelen nemen.’
‘Actie.’ ‘Niet praten maar doen.’ Allemaal krachtige uitspraken van onze provinciale bestuurders.
Stevige taal en dankzij dit soort uitspraken is het hun gelukt om met de minister en de NAM tot een
mooi akkoord te komen – althans, tot een akkoord te komen. Want in eerste instantie leefden er nog
veel vragen, zoals bij de inwoners als bij de politici: we verwachtten wel dat die zouden worden
beantwoord in de loop van de tijd. Maar bij de Partij voor de Dieren komen er eigenlijk steeds meer
vragen op en tegelijkertijd groeit de twijfel of dit gasakkoord wel het akkoord is waar we hier in
Groningen op hadden gerekend. Neem nou bijvoorbeeld de dialoogtafel. Ik heb sterk de indruk dat
heel veel vragen die ik heb, aan de dialoogtafel zullen moeten worden beantwoord en wij zijn bang dat
er nog lange tijd gesproken wordt over de inrichting van die dialoogtafel: wie er aan tafel moet zitten
en waarover ze gaan praten, hoe de schade moet worden hersteld, hoe de woningen moeten worden
versterkt, hoe de dijken moeten worden verstevigd. Praten, praten, praten. We hopen dan ook dat het
College erop toeziet dat de woorden ook echt worden omgezet in concrete daden.
63
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
En dan het gasakkoord. Volgens de Partij voor de Dieren is het akkoord zoals het er nu ligt,
nog geen schaduw van de voorstellen zoals die door de commissie-Meijer zijn gedaan. En daarin zijn
we erg teleurgesteld. Deskundigen blijven aangeven dat zij bij lange na niet genoeg zijn en dat er
gewoon veel meer gedaan moet worden.
Mevrouw WULFSE (VVD): Ik hoor de Partij voor de Dieren zeggen dat zij sterk de indruk heeft dat er
heel veel vragen die zij heeft, beantwoord moeten worden aan de dialoogtafel. Die indruk hebben wij
ook, maar wij denken juist dat aan die dialoogtafel die bewoners zitten en wij willen dat die daarover
praten. Dus wat is uw bezwaar daartegen?
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nou, het bezwaar daartegen? Het is natuurlijk prima dat men in dialoog
gaat om oplossingen te zoeken. Maar we moeten voorkomen dat die dialoogtafel uitmondt in lang en
lang en lang praten. Er moeten ook daadwerkelijk concrete maatregelen uit voortvloeien en concrete
acties. En als we nu zien dat alle vragen die er nu nog leven over hoe er omgegaan moet worden met
monumentale panden, hoe er omgegaan moet worden met huurwoningen – al die vragen, zelfs het
eerste begin van een antwoord daarop, moet nog allemaal uitonderhandeld worden aan die
dialoogtafel. En daar maken we ons toch wel wat zorgen over.
Mevrouw WULFSE (VVD): Zorgen zijn natuurlijk in principe niet erg, maar u hebt in de brief van het
College ook een prioritering kunnen lezen, waarmee men naar de dialoogtafel wil. Het gaat natuurlijk
ook om zaken die in eerste instantie van belang zijn en dan later. Bent u niet gerustgesteld door die
brief en de prioritering die er ook aan die tafel gaat plaatsvinden?
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nee, ik ben daar niet helemaal door gerustgesteld. Neem nou
bijvoorbeeld de monumentale panden of panden die echt nu onbewoonbaar dreigen te worden.
Daarvan zei het College afgelopen maandag tijdens de technische vragenronde dat er in eerste
instantie een noodverband zou worden aangelegd en vervolgens aan die dialoogtafel zal worden
gekeken wat er verder nog nodig zou zijn. Nou, van dat noodverband hebben we wel genoeg gezien
hier in de provincie, wij vinden dat het nu echt tijd is om goed te luisteren en snel tot actie over te
gaan,
Zoals ik al zei: ik heb een héleboel vragen nog, maar die zal ik hier niet stellen. Een paar wil ik
toch noemen. Waarom is het voorstel bijvoorbeeld niet amendeerbaar? Waarom worden wij niet in de
gelegenheid gesteld om aanpassingen te doen of verbeteringen aan te brengen? Waarom is de
looptijd gekoppeld aan de gaswinningsvergunning van de NAM? Want ja, zo komen we natuurlijk nooit
van het gas af, want als we gas boren en dat koppelen aan de looptijd van de investeringen in
leefbaarheid en dergelijke, nou dan hebben we nog een lange weg te gaan.
De NAM boort ondertussen nog een paar kleine velden aan. Zij gebruiken daarbij veel water
en veel chemicaliën om de putten te stimuleren, om de putten te inactiveren, om de putten te
verbeteren. En als het gas bijna op is, nou dan trekken we de steenlagen net zo lang weg tot het gas
ook de kleinste kiertjes naar boven komt. En daarmee gaat heel veel verontreinigd water de grond in
en vervolgens pompen ze de helft er weer uit. In mooie informatiefolders wordt uitgelegd dat dit naar
de erkende zuiveringsbedrijven wordt afgevoerd in het belang van onze veiligheid. Maar het blijkt dat
het water helemaal niet wordt afgevoerd, het wordt gewoon weer in de grond gestopt en wel op één
plek: namelijk onder het chemiepark bij Borgsweer. En wij waren dan ook verbaasd dat in al die
rapporten over een kwetsbare infrastructuur deze wateropslag niet werd genoemd – zeker omdat wij
ons grote zorgen maken over de stabiliteit van de ondergrondse zoutkoepels gelet op de
aardbevingen, ook in Borgsweer. Daarom willen wij een motie indienen.
De VOORZITTER: De titel van de motie is ‘Herziening vergunning wateropslag NAM Borgsweer’ en zij
is afkomstig van de fractie van de Partij voor de Dieren:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 GS in 2006 een ontheffing voor onbepaalde tijd van het Lozingenbesluit Bodembescherming
hebben verleend aan de NAM ten behoeve van de opslag van zwaar verontreinigd afvalwater in
een gasveld bij Borgsweer, als onderdeel van een vergunning Wet milieubeheer;
 in de omgeving van Borgsweer regelmatig aardbevingen plaatsvinden;
Overwegende dat
 recente inzichten over de gevolgen van gaswinning op bodembeweging een andere licht werpt op
de stabiliteit van het gasveld waar de injectie plaatsvindt;
 het onduidelijk is in hoeverre de gronden waarop de ontheffing is gebaseerd, nog accuraat zijn;
64
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. de ontheffing te herzien met inachtneming van de recente bodembewegingen en de
verwachtingen voor de toekomst;
2. de afvalstroom opnieuw te laten toetsen op milieubelasting, vanwege inzet van nieuwe technieken
die gebruikt worden voor de gasproductie zoals fracken;
3. de ontheffing opnieuw te laten toetsen door deskundigen, zoals bijvoorbeeld het Staatstoezicht op
de Mijnen dan wel een andere onafhankelijke deskundige instelling;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik begon mijn bijdrage door in één zin de geschiedenis van de
gaswinning samen te vatten en wij hebben in die hele geschiedenis toch een aantal calamiteiten
meegemaakt – laat ik ze zo omschrijven. Ik kan een paar noemen en ik begin met een
ooggetuigenverslag van iemand die een van die calamiteiten heeft meegemaakt: ‘Het was alsof een
onzichtbare hand de aarde openscheurde. Het was een leven als een oordeel, erger dan een
bombardement. De boortoren wankelde en stortte krakend in elkaar, machines en boormaterieel
zakten steeds dieper weg in de krater die door de explosie was ontstaan.’ Dit is niet een
ooggetuigenverslag van een recente aardbeving maar het gaat over de calamiteiten uit 1965 bij ’t
Haantje.
In 1976 was er ook zo’n calamiteit. Door de injectie van stoom werd olie uit de omgeving van
Schoonebeek opgepompt en dat leidde uiteindelijk tot meerdere dagen oliestromen uit de grond. De
NAM heeft al die schade, zowel in ’t Haantje als in Schoonebeek, keurig vergoed, maar we zijn erg
verbaasd dat de NAM sinds een aantal jaren in Schoonebeek op dezelfde manier als in 1976 gewoon
weer door stoom te injecteren in de bodem olie gaat winnen. En wij vinden het niet logisch om door te
gaan op de oude voet en niet te leren van de fouten uit het verleden. Want die ene zin over de
geschiedenis van de gaswinning, ‘de aarde daalt, de zeespiegel stijgt en de bodem schudt’, daar
moeten we toch eens vanaf.
De VOORZITTER: Dan zijn we aangekomen bij de beantwoording van het College van Gedeputeerde
Staten in eerste termijn. Ik kijk even naar de Commissaris van de Koning, de heer Van den Berg. Die
gaat direct tot de beantwoording over, zie ik.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): In de eerste plaats zou ik de Staten willen
danken voor de gezamenlijke inzet die u met zijn allen gepleegd hebt langs al uw verschillende
maatschappelijke partijlijnen tot aan het landelijke toe en voor het gezamenlijke optrekken hier in onze
Staten en naar buiten toe. Er zitten forse verschillen in de diverse opvattingen – we horen het debat
vanavond – maar u bent erin geslaagd om tijdens die periode waarin u voor de Groningers moest
opkomen, ook gezamenlijk op te trekken en dat heeft resultaat gehad. En terecht zegt u: dat is een
resultaat dat niet alleen hier door ons met elkaar gemaakt is, maar ook door de Groningers met elkaar
en die hebben dat in verschillende toonaarden op verschillende wijzen en op verschillende plekken
gedaan. Dat is met elkaar door de bedrijven en door de maatschappelijke organisaties gedaan en dat
heeft opgeleverd dat we uiteindelijk het verhaal goed hebben doorgekregen op landelijk niveau.
We zijn van ver gekomen en het heeft lang geduurd. We zijn een heel jaar bezig geweest en
redelijk tegen de klippen op. In het begin werden we slecht gehoord en afgewezen, in het begin was
het moeilijk om duidelijk te maken hoe groot de impact was op onze inwoners en bedrijven in het
gebied zelf. In het begin was het ook zo dat wij uiteindelijk niet landelijk klaarkregen om een
commissie-Meijer tot stand te brengen. Uiteindelijk is dat gelukt, uiteindelijk is dat ook geaccepteerd
en uiteindelijk heeft dat ook een enorme werking gekregen. Maar het was moeizaam bevochten en we
mogen zeggen dat we daar uiteindelijk met elkaar gelukkig in zijn geweest, zoals u dat ook hebt
uitgedrukt in een motie in uw Staten en daarin ons opdracht heeft gegeven om de resultaten van die
commissie vervolgens proberen uit te onderhandelen met de regering.
Daar past een eerste opmerking en dan maak ik gelijk ook even een opmerking over de
taakverdeling achter de tafel. Collega Wilpstra zal zometeen ingaan op een aantal kwesties die direct
te maken hebben met de gaswinning, de zienswijze etcetera. En veel van uw vragen gaan er nog
komen, het ingewikkelde van het dossier is dan ook heel duidelijk dat die kwesties heel sterk ingrijpen
op vragen over de schade, waardevermeerdering, perspectief, hoe zie je het een en hoe zie je het
ander. Dus helemaal scheiden gaat niet, dus zo zullen we het even proberen en collega Moorlag zal,
als hij het gevoel heeft dat het nuttig is om een aantal dingen uit de onderhandelingen even naar
voren te trekken, nog een aantal specifieke dingen in de beantwoording brengen.
Maar, pratend over die commissie-Meijer, zult u zich nog herinneren dat de heer Meijer bij
presentatie zei: ‘Eén ding hebben we nog niet gedaan: wij konden niet oordelen over de gaswinning
65
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
als zodanig en het hele proces omdat dat onze expertise niet is en ook onze opdracht niet is. Daar ligt
de verantwoordelijkheid bij de minister.’ Dus al diegenen die recht willen doen aan het rapport van de
commissie-Meijer, moeten dat niet uit dat rapport halen: dat is een separate discussie. Wat ze wél
gezegd hebben is dat het vanzelfsprekend veiligheid op dat punt essentieel is voor het kunnen
functioneren van alle voorstellen in het rapport van de commissie-Meijer – dat is correct. En daarmee
is door de mand genomen ook door ons in onze woordvoering steeds gezegd om zo dicht mogelijk bij
de positie te blijven die het enige onafhankelijke orgaan voor de regering, het Staatstoezicht op de
Mijnen, geeft als advies. En op dat punt hebben we ook steeds langs die lijn geopereerd, zonder de
verantwoordelijkheid over te nemen van de minister, omdat hij daarin de eerste verantwoordelijkheid
draagt.
Goed. Dat gezegd hebbend hebben wij op de eerste plaats gelijk een hoofdpunt in de
discussie volgens mij. Want een aantal van u heeft waardering en dank van onze inzet aangegeven.
Wij danken u voor die waardering. Tegelijkertijd hebt u gezegd dat het zwakke punt in die vijf jaar zit.
Want wij hebben weliswaar een commitment voor die vijf jaar, maar daarna is het een langjarige
continuering zonder dat dat hard gemaakt is. Welnu, u hebt bij mij en ook anderen horen spreken
richting de Vaste Kamercommissie Economische Zaken afgelopen maandag en ik herhaal het hier. In
reactie op uw vragen over de acties die wij gaan ondernemen hoop ik dat u in staat bent – en dat wij
in staat zijn – om met elkaar de Tweede Kamer – coalitie en oppositie dwars door elkaar, hetzelfde als
hier – ervan te overtuigen dat het van grote waarde is dat men in staat is om die langjarige
committering expliciet Kamerbreed uit te spreken. Want zélfs als men iets verandert in de
aardgaswinning ten opzichte van het voorgenomen patroon, dan nog geldt dat de effecten ervan
geologisch heel stevig en langdurig blijven in dit gebied. En wat men er allemaal al uitgehaald heeft in
zichzelf, daarvoor verdient het feit dat het gebied langjarig wordt aangepakt en ondersteund. Dat
maakt nodig dat we niet alleen in vijfjarentermen spreken maar over een langere periode. En dat
maakt dat de Tweede Kamer naar mijn mening – en naar onze mening – er heel goed aan zou doen
dat ook expliciet te maken. Nu moet ik zeggen – daar wens ik ook helder over te zijn – dat minister
Kamp zéér helder in méérdere uitingen – of het nu in Buitenhof was of hier in dit provinciehuis op de
zaterdag na het besluit – is geweest. Het is ook zijn stelling dat je niet kunt zeggen: ‘Vijf jaar en
daarna stoppen we en dan wegwezen. Wij hebben een langjarige verplichting.’ Goed, dat is wel
wezenlijk want hier moeten we gezamenlijk actie over voeren de komende tijd. Dit is nog een keer
écht samen optrekken.
Nu komt een ander punt en daar maak ik een verschil met een aantal van u die dat toch
anders hebben neergezet. Die twaalf programmalijnen zoals die in de commissie-Meijer zijn alle twaalf
terug te vinden in het uitonderhandelde akkoord. Wij waren domweg niet akkoord gegaan als we dat
niet hadden kunnen doen. Dat was onze opdracht en we hadden heel goed het gevoel dat als we dat
niet haalden, we dan hadden moeten zeggen dat het ons speet en we daarmee ook niet konden
terugkomen. Wat uw vraag is: wat is dan uw positie van uw kant? Die is: verwerpen of accepteren. In
die zin is het niet meer amendeerbaar, we hebben het met elkaar, met al die partijen, tot diep in de
nacht uitonderhandeld en dan komt het moment waarop je elkaar aankijkt en zegt: ‘Dit zal het zijn’.
Het aardbevingsbestendig maken van woningen en andere gebouwen en de nulmeting,
waardevermindering en tegemoetkoming, garantiestelling bij woningverkopen, oplossingen in
schrijnende gevallen, verbeterde schadeafwikkeling door de NAM, een professionele
uitvoeringsorganisatie met onafhankelijk toezicht, herstructurering van de woningmarkt en
winkelcentra in kerngebieden, behoud en herbestemming van molens, borgen en kerken, impuls van
de lokale energieopwekking, snel internet via glasvezel in het landelijk gebied, verbetering van het
economisch perspectief van de regio en de overlegtafel: ze staan er alle twaalf in. En wat betreft de
bedragen staat er zelfs iets meer in dan voor de eerst vijfjaarsschijf bij de commissie-Meijer. Het
verschil is natuurlijk essentieel: de vijf jaar en de twintig jaar. En daar maakte ik ook exact de
opmerking dat we het stuk op dat punt met elkaar nog harder moeten zien vast te leggen. Maar op al
die twaalf genoemde punten is dat gebeurd.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dank dat u alle maatregelen net even opsomde, maar ik was een
van de mensen die specifiek vroeg naar de maatregelen. Kunt u ook concrete voorbeelden van
Gasmaatregel 2.0 als maatregel opnoemen?
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ja, dat kan ik. Dan moet ik even kijken in de
aantekeningen die ik daarvoor gemaakt heb. Bij Gasmaatregel 2.0 is expliciet verwezen naar de
specifieke paragraaf van het akkoord in bijlage 3 van het rapport-Meijer, waarin Gas 2.0 expliciet
behandeld wordt. Dat kan ook niet anders, want het is een van de terreinen waarop energietransitie –
66
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
naast groene chemie – wezenlijke stappen te zetten zijn. Ik kom zometeen daar bij het economic
board op terug en ik kom ook terug op het punt zelf als zodanig, want daar zijn ook moties over geuit.
Mijn stelling was dus dat ze alle twaalf zijn terug te vinden in het akkoord. Dan de bedragen:
die vind ik wel essentieel. Zo sterk als we sommige dingen nog zwaar moeten uitverdedigen – om het
zo maar te zeggen – voor die volgende vijftien jaar, zo moeten we ook hier trots durven te zijn dat we
die centen wél hebben binnengehaald. Nu is er inderdaad een verwarring en die hebben we ook
helder toegelicht afgelopen maandag. Sommigen zeggen: ‘Hoe zit het dan met die 1,2 miljard?’ Wel,
in de kern is het zo dat die sporen – waardevermeerdering panden, vergroten leefbaarheid en
economisch perspectief – bij elkaar natuurlijk het totale bedrag hebben van die 1,18 miljard. Voor
zover het de Meijer-maatregelen betreft gaat het om 300 miljoen. En als u kijkt naar de Meijermaatregelen en de financiering daarbij, dan was het 45 à 50 miljoen – dus inclusief onze eigen
bijdrage. Ook die 300 miljoen is inclusief onze eigen bijdrage, dat is correct. Maar dan is 300 miljoen
gewoon meer dan 250 miljoen. En het gaat me er nu niet om om meer of minder te berekenen, maar
in die vijfjaarsschijf staat dat er echt in en op dat punt geloof ik dus ook dat we kunnen zeggen dat we
dat hebben binnengehaald.
De heer RAM (PVV): De vorige keer zijn we ook over deze kwestie bijeengeweest en hebben we daar
een Statenvergadering aan gewijd. En toen is bij mijn weten gezegd dat we bij het
uitvoeringsprogramma gaan praten over de concrete invulling van de maatregelen. Dus dat was toen
nog niet in beton gegoten en nu presenteert u het onderhandelingsresultaat als in beton gegoten en
daar kan niets meer aan veranderd worden. Kunt u dat verschil verklaren?
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ja. De bedragen die wij mee hebben
gekregen uit de twaalf maatregelen van de commissie-Meijer waren een raming, waaruit men
vervolgens de financiering van die 45 à 50 miljoen per jaar over een jaarschijf van twintig jaar heeft
weergegeven. Men heeft ook die verschillende zaken gecijferd. Daarop hebben we onderhandeld,
vervolgens moet veel van wat daar staat – dat is ook eerder hier gezegd – aan de dialoogtafel – daar
kom ik zometeen wel op terug – stevig verder worden uitgewerkt en dan krijg je gewoon de verdere
invulling. Die is niet in beton gegoten, dat is juist bewust in het akkoord neergelegd als onverstandig
om in beton te gieten. Dat moet je bij de verschillende belangenclubs onder en met elkaar laten
uitzetten. Maar we hebben er geen enkele twijfel over gelaten dat wij – en dat staat ook in die motie
met zoveel woorden – dit punt als inzet hebben.
De heer RAM (PVV): De inzet van die motie onderschrijf ik wel, die hebben we ook ondertekend. Maar
mijn vraag is: wij hier als Staten kwamen nog over het uitvoeringsprogramma te spreken en dat daar
de invulling werd gegeven. Nu wordt dat dus aan de dialoogtafel gedaan en dan zijn wij als Staten
toch meer een toeschouwer – een van de vijftien wellicht – en dat is een hele andere invulling van de
interpretatie van uw woorden toentertijd. Dus ik wil daar graag een verklaring voor.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): In het rapport van de commissie-Meijer staat
met zoveel woorden dat veel van die dingen verder moeten worden uitgewerkt aan de dialoogtafel als
onderdeel van de opdracht die we hadden met elkaar – en die hebben we ook als zodanig
uitonderhandeld en dat staat ook in het akkoord. Maar u hebt gelijk: u hebt een interessant punt, niet
zozeer om dat te markeren tegenover het verleden als dat we dat anders zouden hebben ingezet.
Nee, we hebben ingezet zoals het eruit gekomen is, maar dat betekent wel voor u als Staten, voor ons
als College, voor de gemeenten, voor de NAM en voor het Rijk dat ze daar aan die tafel zitten met de
mensen uit dat gebied en dat we dat stukje moeten loslaten. En dat elk van die mensen een beetje
ruimte moet hebben om tot een akkoord over de verdere uitwerking te komen. Dan gaat het werken.
Dat wordt nog een interessante nieuwe manier. Voor ons geldt: wij zullen op een andere manier met
dat gebied moeten werken en de bewoners en bedrijven daar meer de ruimte moeten geven om hun
keuzes te maken – dat lijkt me een spannend en prachtig perspectief.
De heer RAM (PVV): Ik constateer vanuit mijn beleving toch een wezenlijk verschil tussen de vorige
Statenvergadering en deze qua invulling. Dat wil ik toch even markeren.
Mevrouw WULFSE (VVD): Ik heb een interruptie op de heer Ram, want ik ben toch een beetje
verbaasd. We hebben toch met zijn allen gezegd dat de inwoners centraal moeten staan. Om wie
draait het hier? Het draait hier niet om ons, het draait om de mensen die schade hebben, om de
inwoner. Specifiek de partij die altijd zegt dat zij kijkt naar de mens en naar de burger, zegt nu dat zij
hier wel iets over te zeggen wil hebben. Hoe verklaart u dat?
67
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer RAM (PVV): Dat onderschrijven wij ook dat de burger centraal staat. Het gaat mij om de
woorden die de Commissaris gebruikt. De onderhandelingsresultaat is in beton gegoten, tenminste zo
komt het op mij over. En de invulling die tijdens de vorige Statenvergadering eraan is gegeven, was
dat wij als Staten en commissie nog concreet over de maatregelen en de invulling ervan gingen
praten. En dat is toch een wezenlijk verschil, constateer ik. Dat kunt u met mij oneens zijn.
Mevrouw WULFSE (VVD): Kan het niet zo zijn dat u zich daarin vergist? Want een aantal maatregelen
wordt juist aan die tafel bedacht en dat is nou juist de kracht van het geheel.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ik dank beiden voor deze verhelderende
discussie en dan ben ik bij het element veiligheid en schadeafhandeling, want dat is natuurlijk een
heel erg essentieel punt. Kijk, op de eerste plaats ging het ons er ook om – en dat is ook heel erg
expliciet gebeurd in dit akkoord – om de aansprakelijkheid van de NAM als het gaat om het
schadeherstel en –preventie vast te leggen. En voor deze maatregelen komt in de genoemde periode
zoveel geld beschikbaar als nodig is. Dat kan dus meer of minder zijn dan de genoemde 850 miljoen.
Veiligheid staat voorop. Daar wil ik twee kanttekeningen bij maken. De eerste is dat een aantal
mensen heeft gezegd: ‘Kijk uit dat je bij al die bedragen die je voor de eerste periode binnenhaalt, niet
als het ware met de wat verder liggende perspectieven. Zorg dat het geld is voor de schade, voor de
preventie, voor de directe woningen en alles wat daar speelt. U kunt vaststellen dat op 1,18 miljard in
ieder geval die 850 miljoen is bepaald als hoofdbedrag. Dat geld gaat allemaal naar die
schadevergoeding en naar die preventie. En als mensen zeggen dat dat een raming is, is dat
volkomen correct. Als dat straks 1 miljard moet zijn of 1,5 miljard, dan zal het zijn. De uitspraak van de
minister en de uitspraak van de NAM was neergelegd in deze tekst: ‘Veiligheid staat voorop.’ En dat
betekent ook dat het niet gelimiteerd wordt in die vijf jaar. Als dat gewoon doorloopt en er andere
zaken spelen, dan blijft dat. Dat is op geen enkele manier in deze tekst gelimiteerd. Dat zou ook niet
kunnen, het zou in strijd zijn met de wet. Met dit akkoord hebben we geregeld dat de bewoners
kunnen rekenen op verstevigen van hun woning, een professionele schadeafhandeling, compenseren
van waardedaling, in speciale gevallen een bijdrage aan achterstallig onderhoud of op de opkoop van
woningen. Het is correct: we hebben niet gepleit voor een algemene opkoopregeling, dat was een
debat en dat hebben we eerder gehad. Dat hebben niet meegenomen in onze opdracht, dat zat ook
niet in het rapport-Meijer, dus dat hebben we bewust anders gedaan. Dat is een keuze die we hebben
gemaakt en zo hebben we ook onze onderhandelingen ingezet. We hebben steeds gezegd dat we die
positie respecteren – in dit geval was die van de Statenleden van de PVV – maar dat is niet onze
inzet. Ook worden maatregelen genomen voor de preventieve verbetering van de infrastructuur en
voor de veiligheid van de bewoners is daarmee ruim driekwart miljard beschikbaar in de komende vijf
jaar. Mag ik mij de opmerking permitteren naar al degenen die zich afvragen of dat wel genoeg is en
of het niet meer moet zijn: het zijn ramingen, wat nodig is, is nodig. Maar laten we ons ook even
realiseren dat hier een gigántische bouwopgave ligt – ook organisatorisch want het moet ook goed
met de mensen overlegd worden, het moet juridisch goed kloppen, de mensen moeten meegenomen
worden, die dialoogtafels, de onafhankelijke organisatie is nieuw, er komt onafhankelijk toezicht op,
het moet professioneel, je pakt een aantal kennisgebieden, je traint de mensen – er is over scholing
gesproken, je brengt een andere manier van werken over, je wilt dat je de mensen uit dit gebied hierin
meeneemt, je wilt zorgen dat daarmee ook werkgelegenheid gecreëerd wordt. Dat is een fantástische
opdracht. Laten we ook dat punt goed zelf vastpakken en niet zelf kleiner maken dan het is en ons
bewust zijn van de opgave.
Dat brengt mij ook bij diegenen die gesproken hebben over ‘snel, snel, snel’. U had mij niet
meer plezier kunnen doen dan dat te zeggen.
De heer KEURENTJES (CDA): Ik wachtte even af of de Commissaris iets zou zeggen over de
schadeafhandeling voor waardedaling. Ik heb hem dat niet expliciet horen zeggen, wel over de wijze
waarop.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ik kom daar nog even op.
De heer KEURENTJES (CDA): U komt daarop terug?
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dat punt van de planschade?
De heer KEURENTJES (CDA): Ja.
68
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Zeker. Als ik kijk naar die vragen, dan is er
wat betreft die schadeafhandeling de opmerking gemaakt over juridische titels. En u hebt ook op dat
punt een motie ingediend.
De VOORZITTER: Meneer Van den Berg, ik wil u kort even op de spreektijd wijzen. Het College heeft
nog één minuut ter beschikking voor de beantwoording van beide termijnen. Ik begrijp dat gezien de
andere twee onderwerpen die wij op de agenda gezet hebben en waar de nodige vragen – soms ook
detailvragen – gesteld zijn, dat het College enigszins uitgelopen is in tijd qua beantwoording. En
gezien het belang van dit onderwerp voor onze Groningse samenleving en onze inwoners lijkt het me
toch wel zinvol dat we dit debat enigszins goed met elkaar kunnen voeren en dat het College kan
ingaan op die vragen die er zijn en leven bij de fracties. Ik zou het College wel willen verzoeken om
dat beknopt te doen en qua beantwoording rechtstreeks tot de kern te gaan en de bijzinnen die niet
heel zakelijk zijn, dan ook achterwege te laten. En dan stel ik voor dat wij nog vijf minuten aan de
beantwoording door het College geven om op deze manier ook recht aan het debat te doen.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dank, voorzitter. Dat brengt me bij de Partij
van de Arbeid die een motie heeft ingediend die wat mij betreft buitengewoon verstandig is. Namelijk:
de inzet die we hier al langer hebben voor de energietransitie. Die is ook nodig, los van het tempo van
de gaswinning. En iedereen weet dat het verstandig is om het beter uit te smeren. En natuurlijk zal er
wat spanning zitten in de staatskas en die discussie moet men vooral nationaal doen, maar zakelijk
gezien voor een verstandig energiebeleid zou je naar die nieuwe vorm van energie absoluut toe
moeten. Wij zijn hier in dit gebied koploper, dus alles wat daarover gezegd is, lijkt me alleen maar
uiterst verstandig en een hele goede manier om het perspectief voor dit gebied – dat we toch al
hebben – op te pakken.
Het tweede punt betreft de onafhankelijkheid in het toezicht. Daarvan heb ik al eerder gezegd
dat die nadrukkelijk in het akkoord is geformuleerd.
Als het ging over ‘snel, snel, snel’ dan gaat het over het punt dat we er gewoon voor moeten
zorgen dat bij wijze van spreken volgende week die dialoogtafels waaraan wij spreken, al feitelijk
zouden moeten functioneren, dat de kwesties die nu spelen, aangepakt worden, dat mensen en
organisatie daar antwoorden met elkaar vinden over kwesties die concreet op het ogenblik spelen.
Mensen die al jarenlang met die woning ingepakt staan, mensen die al jarenlang zitten met alleen
maar scheuren in hun woning waarvan nog steeds het fundament nog niet is aangepakt, eindelijk
gewoon nu eens een structurele aanpak krijgen. Want dát is wat werkelijk helpt en waar die mensen
behoefte aan hebben. Mevrouw Wulfse heeft op dat punt de huurders genoemd: die kwestie is aan de
orde aan de dialoogtafel.
Mevrouw Wulfse had het over ‘snel, snel, snel’ en ‘kop d’r veur’. Dat is mijn eigen afsluitende
zin en ik dank u daarvoor.
Wat betreft het economic board en alles wat daar speelt. Mevrouw Wulfse heeft ook iets
gezegd over snel internet, helemaal mee eens: dat heeft niks met opleuken te maken, het is
essentieel voor iemand die iets snapt over de moderne tijd en wat er gebeurt als je leefbaarheid een
perspectief wilt geven. Dan moet men de technische vorm nog allemaal uitzoeken aan die
dialoogtafel, maar wat betreft het economic board gaat mevrouw Van Mastrigt dat als gedeputeerde in
ons College natuurlijk helemaal aanpakken. Wat hier staat in de tekst is: zorg dat daarin de
ondernemers uit dat gebied – de toppers – daar iets mee kunnen. En daarover wil ik zeggen: er zíjn
toppers in dat gebied. Een Woldering, een Elzinga, die mensen bij Ekema, de mensen van de
GreenDeal: er zijn tal van clubs met initiatieven. In dat gebied zit inspiratie. Ik zou zo ontzettend hopen
dat naast die ellende die we hebben, ook een deel van die centen kunnen gebruiken om die trots en
inspiratie te kunnen gebruiken. Want wij moeten die kant uit. Wij willen niet zielig zijn, wij willen geen
hand ophouden, wij hebben recht op een aantal dingen en wij willen vanuit onze kracht opereren om
dat gebied ook weer verder te krijgen.
En dat brengt me nou precies weer bij de andere moties. Motie 3 rond de aannemerij en
bouw: alles wat daarover gezegd is lijkt me uiterst zinnig. Ik hoop dat u ook toestaat dat we dat wél
meenemen en tegelijk bij die dialoogtafel betrekken – maar ik begreep al dat u ook zelf in die richting
gaat en dat dat in dat gebied plaatsvindt.
Motie 4 over het innovatiepark: ik vind het een spannende motie. Ik geef ook ronduit toe dat ik
ook niet alles precies heb kunnen overzien. Maar waarom moeten we ook alles precies overzien? De
grondgedachte is dat je met die dingen bezig gaat die met innovatie en energie te maken hebben, we
doen die dingen al in dat entrancegebied hier in de Stad bij de Hanzehogeschool. Die kunnen op een
plek plaatsvinden waardoor je dingen kunt doen of op een manier die nu nog tegengehouden wordt. U
69
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
hebt het nog niet over de klassieke Franka-zones waarbij je de sociale wetgeving afschaft, maar u
hebt het over innovatie en belemmeringen – zo hebt u het heel duidelijk gezegd – en dat lijkt mij iets
wat we gewoon moeten durven. En dan kijken we wel bij die dialoogtafel met de betrokken
ondernemers wat dat in de praktijk precies betekent.
Dan heeft de heer Mastenbroek een betoog gehouden, waarvan hij in de kern in wezen zegt
dat hij toch gewoon teleurgesteld is. Hij redeneert toch sterk rond die veiligheidskwestie: die laat ik
even liggen bij mijn collega Wilpstra. Ik denk dat de heer Mastenbroek best wel waardering heeft voor
alle dingen die we daar verder uit gesleept hebben.
De heer Keurentjes komt bij dat punt van de eerste stap, waarover velen het gehad hebben.
Dat klopt. En dan zegt hij iets over de planschade. Ik heb naar het dictum gekeken in de motie en ik
heb problemen met de juridische titel. Ik weet niet of die er is op die manier. Planschade is een begrip
in de ruimtelijke ordening, dat klopt. Bij planschade op deze manier weet ik niet of er een juridische
titel is. Wij hebben zelf wel gezegd dat als er schade is met een juridische titel, de NAM dat moet
vergoeden – we kunnen de NAM daar ook op aanspreken. We hebben ook een aantal dingen
besproken over een waardevermeerderend pakket van 125 miljoen – dat is ook bij de anderen aan de
orde geweest – voor de eerste vijf jaar. Dat is dus een stuk meer dan wat het afgelopen jaar in het
rapport van de commissie-Meijer zelf stond. Maar op dit punt moet ik zeggen dat ik dus nog even met
die juridische titel zit; misschien dat u dat zometeen ook even in tweede instantie kunt doen. Dat we
dat dan nog even kunnen uitdiscussiëren. Dan hebben we nog wat tijd.
De heer Zwertbroek maakt een kernpunt van die vijf jaar en ik geloof ook dat dat een kernpunt
is. Wij moeten zien klaar te krijgen dat de Tweede Kamer op een manier waar volgens mij ook
minister Kamp gewoon mee moet kunnen leven, de essentie – hoe we het ook zien – gaat zien dat
met wat hier in dit gebied is gebeurd, we langjarig bezig zijn.
De heer VISSER (PvdA): Voorzitter, met alle respect voor wat u net heeft ingebracht voor de orde,
maar bij mijn fractie leeft toch sterk het gevoel dat het afraffelen van het antwoord niet de bedoeling
kan zijn. Met andere woorden: eventueel krijgt het College er nog eens vijf minuten spreektijd bij,
zouden wij graag willen voorstellen.
De VOORZITTER: Ik kijk even de Staten rond, maar ik zie geen bezwaren. Dus dan nemen we dat
voorstel over en zullen we iets extra tijd geven.
De heer VISSER (PvdA): Dank u hartelijk.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Het punt van de heer Zwertbroek in relatie
tot de vijf jaar. Ik heb dat geloof ik al een paar keer gezegd en ik zal het alleen nog maar een keer kort
en krachtig herhalen: dat gemeenschappelijk maken en dat ook vastleggen in de Tweede Kamer is
van groot gewicht en is ook niet meer dan fair tegenover het gebied, wat er tot nu toe uitgehaald is en
wat we er hoe dan ook nog aan verbindingen op termijn daarmee zullen hebben. En het is ook nodig –
zeg ik daarbij – voor een investerend bedrijf dat denkt daar die dingen te gaan doen waartoe een
aantal van u oproept. En natuurlijk is er het economic board en synergie en het aansluiten, dat moet
allemaal gebeuren. Maar dan zal ook dat gevoel moeten zijn dat er wat meer commitment van de
overheid voor een langere termijn in zit, want we weten precies dat als dat niet zo is, het voor een
investeerder lastiger is om die keuzes te maken. Dus ik denk ook dat het Rijk vanuit economisch
perspectief daaraan verstandig zou doen.
De heer Ram heeft een betoog gehouden waarover ik al heb uiteengezet dat wij anders
denken over de uitkoopregeling en daarmee ook motie 6 afwijzen. Als het gaat om basisbehoeften:
die 850 miljoen gaat primair naar die schadepreventie toe. Daarin denken we niet verschillend en ik
geloof ook dat we op dat punt ook op dezelfde lijn zitten.
Ook mevrouw Van der Graaf heeft haar waardering uitgesproken zoals velen van uw
collega’s: dank. Over het gaswinningsbesluit zal vanzelfsprekend de heer Wilpstra spreken.
Dan komt u tot het akkoord en zegt u dat als dat geloofwaardige maatregelen zijn, u er wel
zeker van wil zijn dat die bedragen ramingen zijn, want die zijn sowieso verplicht. Dat is correct. En
vervolgens is dat langjarig over twintig jaar en over de wijze heb ik net met elkaar betoogd hoe we dat
kunnen doen.
En over de betekenis van de dialoogtafel: wat mij betreft volgende week al actie. En ik hoop
dat u de ruimte maakt met elkaar om dat ook te laten gebeuren. We zullen dan af en toe wel wat
vooruitlopen, we moeten misschien af en toe wat bijsturen, we moeten af en toe wat leren. Maar ik
ben liever de komende maanden een beetje stevig bezig om wat te veel en te snel te gaan dan dat we
70
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
later zeggen dat we weer een halfjaar verder zijn en er nóg niks is gebeurd. Dat is iets wat we voor die
mensen in ieder geval niet mogen laten gebeuren.
En dan ben ik bij mevrouw Homan van GroenLinks en die zit op dat punt van gaswinning en
transitie. Daar kijken we op een gelijke manier naar. Zij dankt ons voor de goede lobby en is
teleurgesteld op een aantal punten in de commissie-Meijer. Daar maak ik het onderscheid dat het in
mijn ogen niet correct is voor wat betreft die 300 miljoen: dan zijn die maatregelen in die eerste schijf
van vijf jaren écht aanwezig. Ik snap wat u zegt als het gaat om die volgende vijftien jaar en daar
zitten we ook met elkaar met een gezamenlijke opgave. Ik snap ook dat u zegt dat als u misschien in
de letterlijke tekst iets over Gas 2.0 had willen lezen, maar we hebben niet voor niets die bijlage 3
expliciet dat punt gemaakt. Mag ik nog een opmerking maken over het punt van de voucher dat u
aangehaald hebt op dat punt? Er zit in dit pakket 125 miljoen waardevermeerdering in die eerste vijf
jaren. Dat is meer dan in die eerste vijf jaren in de schijf op dat punt bij de commissie-Meijer. De
techniek waarlangs zij dat wil, is anders. Zij wilde de voucher voor iedereen. Hier wordt ervoor
gezorgd dat de bedragen als het ware gefaseerd in de eerste plaats gaan naar degenen die ze het
meeste nodig hebben. Dat was ook een probleem geworden bij de commissie-Meijer, omdat als je
precies zou doen wat die commissie zegt, dan zou je al meer dan 260.000 of iets in die orde al kwijt
zijn in die periode. En dan zou je ook klemgelopen zijn, rekening houdend met de 45 miljoen die we
als financiering hadden. We hebben ook een praktische oplossing gezocht op dat punt om in ieder
geval zo zinnig mogelijk dat waardevermeerderingspakket te doen. En op dat punt wijken we dus wat
af van wat anderen zeggen. Wij ervaren in de gesprekken met de bewoners dat isolatiepakketten niet
als inperkend of als iets wat wezenlijk is. Zij zien die wel degelijk als waardevermeerderend als dat
gelijk meegenomen kan worden bij de pakketten die men sowieso bij de schadebehandeling en de
preventie wil doen plaatsvinden.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zou bijna op dat laatste willen reageren, maar ik wou toch nog
even terugkomen op Gas 2.0. Excuses, want ik heb inderdaad gevonden waar u naar hebt verwezen.
En dan zou ik mijn vraag willen herformuleren en zo willen stellen: waarom wordt er alleen gezorgd
voor het zoeken van aansluiting bij de uitgangspunten van Gas 2.0 en waarom niet wat stelliger? U
hebt gelijk, de verwijzing daarna staat in de bijlage.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Omdat wijzelf het volste vertrouwen hebben
in onze eigen kracht. Wij zijn voorlopers op het punt Gas 2.0 in onze kennis in Energy Valley in onze
provincie. Omdat als we dit hadden vastgelegd, wij het gevoel hadden dat we met dat bedrag wel
voldoende kracht hebben om dan ook aan dialoogtafel verder tot stand te brengen. Omdat het
economic board ook als idee geaccepteerd is en daar opnieuw diezelfde ondernemers bovenkomen
die dat mee willen trekken en dat ook als coproductie hebben meegeformuleerd in het rapport van de
commissie-Meijer. We hadden dus het gevoel dat we daarmee voldoende hadden binnengehaald. Dat
is mijn antwoord.
De heer Veerenhuis-Lens heeft het over 50 jaar aan het gasinfuus. Over dat beeld is meer
gesproken in termen van ‘verslaving’ etcetera, etcetera. Wat duidelijk is, is dat wel iedereen hier in het
debat helder heeft dat we naar een nieuwe tijd toegaan. En de kunst is om in wezen een mooie
schone fossiele brandstof als aardgas zo te gebruiken dat we die transitie door goed uit te smeren zo
kunnen gebruiken dat we ook in die nieuwe fase terechtkomen en daarmee ook die kracht van dit
gebied maximaal gebruiken.
Mevrouw Hazekamp van de Partij voor de Dieren heeft nog eens een keer gezegd dat er aan
de dialoogtafel nog veel antwoorden moeten komen. Dat is correct. Dan zegt ze iets wat wij delen:
‘praten, praten, praten’. Wat ons betreft is de dialoogtafel niet de plek van ‘praten, praten, praten’. Wel
van luisteren naar elkaar zodat er vertrouwen ontstaat. Dat is essentieel, weten we, om zo’n tafel echt
te laten werken. Maar dan zal vanaf dag 1 gehandeld moeten worden. Dus die noodverbanden
betekenen dat er een x aantal gevallen is, die zijn ook redelijk bekend. Het gaat om individuele
personen die in psychische nood zitten of die in individuele problemen zitten die niet langer door
kunnen blijven slepen: die moeten gewoon getackeld worden. Daar moeten gewoon een paar
verstandige mensen met elkaar nu doorpakken en dan moet op een manier gebeuren die
vertrouwenwekkend is. En natuurlijk krijg je dat dan aan de dialoogtafel te zien en moet je dan ook
gewoon backing geven en moet je naar een structurele aanpak. Maar wij moeten gewoon die
komende weken nu aan het werk en dingen doen. En op dat punt ben ik ervan overtuigd dat er
gewoon verstandige goede mensen zijn in onze provincie en die hebben niet de pet op van de
provincie, een gemeente of van de NAM, maar dat is gewoon een aantal mensen op wie je kunt
vertrouwen. Dat hebben we ook aan de heer Klassen kunnen zien als ombudsman: dat zijn mensen
71
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
die hun werk netjes doen. Met hen komen we een stukje verder en die meneer wil ook graag aan het
werk. Maar uiteindelijk moet je het natuurlijk structureel aanpakken.
Tot slot kan ik alleen maar zeggen dat ik hoop dat de tekst van mevrouw Wulfse bewaarheid
wordt: ‘kop d’r veur’.
De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan uw collega Wilpstra, die in zal gaan op het gaswinningsbesluit.
Daar wil ik wel mijn kanttekening bij plaatsen: ik heb bij het opnieuw aanvangen van deze vergadering
bij het agendapunt aangegeven dat het hier gaat om het onderhandelingsakkoord dat gesloten is.
Vanzelfsprekend heb ik enige ruimte gegeven aan u om op hoofdlijnen iets te zeggen over de
gaswinning, omdat dat namelijk in dat onderhandelingsakkoord en in die preambule daar ook een
drietal zinnen aan gewijd is. Ik vind het niet meer dan normaal dat u in hoofdlijnen dat daarbij kon
betrekken, omdat daar een zekere relatie tussen is. Maar ik zou het wel graag tot die hoofdlijnen
willen beperken. Niet alleen omwille van de tijd, maar simpel zat omdat wij hier het
onderhandelingsakkoord bespreken. Dus dat zal ook mijn oproep aan de gedeputeerde zijn als het
gaat om de beantwoording van de punten die nog zijn blijven liggen op dit terrein.
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik zal de bijzinnen weglaten en zelfs enkele hoofdzinnen
weglaten. De minister heeft aan de Tweede Kamer een heel pakket toegezonden met daarbij het
onderhandelingsakkoord en het voorgenomen besluit met betrekking tot de winning. Dat is een hele
stapel, daar zitten enkele decimeters aan stukken bij. Op dit moment worden die bestudeerd door
onze medewerkers die er wat meer voor doorgeleerd hebben dan ik.
En wij overwegen zeer sterk om een zienswijze in te dienen op dat voorgenomen besluit. Een
zienswijze die in moet gaan op bijvoorbeeld de volgende punten. Waarom is het advies van het
Staatstoezicht op de Mijnen niet volledig gevolgd? Hoe is de onderbouwing van het standpunt van de
minister met betrekking tot de maximale kracht van de bevingen voor de komende periode? Kortom:
hoe steekt dat allemaal in elkaar? Op dit moment is het al duidelijk dat de meningen van de
deskundigen niet allemaal parallel lopen, er zitten afwijkingen in en wij moeten ons een oordeel
vormen over de vraag of de onderbouwing die de minister geeft, de toets der kritiek kan doorstaan bij
het toetsen aan de deskundigenrapporten. Het lijkt mij het handigste dat wij in commissieverband –
want je geraakt heel snel in de details: getallen, percentages, dat soort dingen – daar nog eens even
met elkaar over spreken. Dan is er ook deskundige bijstand van ambtenaren beschikbaar. Ik beperk
me nu tot de uitspraak dat wij een zienswijze in voorbereiding hebben.
De heer MASTENBROEK (SP): De prangende vraag is dan wat de gedeputeerde ziet qua termijn en
planning. U zegt dat er wordt gewerkt aan een zienswijze en u zich beraadt of u een zienswijze zult
indienen – of woorden van gelijke strekking. Wanneer stelt u zich voor dat wij dan wél een duidelijk
standpunt van GS krijgen hierover?
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Daar kan ik heel kort op antwoorden. De termijn die daarvoor
staat om een zienswijze in te dienen is zes weken nadat het voorgenomen besluit is genomen. Dus
we zullen binnen zes weken na het besluit – dat is dus aanstaande vrijdag over vier weken – uiterlijk
die zienswijze moeten inzenden.
De heer MASTENBROEK (SP): En wanneer hebben wij daar dan met elkaar een gesprek over? Kunt
u aangeven wat de richting is? Wat hebt u qua planning verder wat de rol van de Staten betreft? U
hebt het over de commissievergadering en ik kan mij daar van alles bij voorstellen, maar ik wel graag
weten wanneer en hoe.
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Omdat we hier in deze Statenvergadering niet over details
moeten spreken – die zijn meer voor de commissie – heb ik, ook omwille van de tijd, aangegeven dat
we bereid zijn om met de Staten die discussie in commissieverband te voeren. Het ligt voor de hand
om dat te doen op het moment voordat de zienswijze de deur uitgaat. Dat is vanzelfsprekend, we
zullen dat inplannen.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We hebben afgelopen maandag zo’n technische commissie gehad en
daarbij zijn heel veel antwoorden op vragen doorgeschoven naar deze Statenvergadering. Dus als we
dat nu nog weer een aantal weken vooruit zouden moeten schuiven tot een volgende commissie, dan
heb ik het idee dat we wel eens in tijdnood zouden kunnen komen. Afgelopen maandag zijn er een
hele hoop technische vragen gesteld. Wanneer worden die beantwoord? Verder zou ik graag willen
72
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
weten van de gedeputeerde: wat nou als blijkt dat het voorstel van Kamp níét de toets der kritiek kan
doorstaan? Wat is dan uw opstelling? Kunt u daar al een voorschot op geven?
De VOORZITTER: Mag ik heel even iets vragen aan mevrouw Hazekamp? Betreft dat specifiek het
gaswinningsbesluit? Daar hebt u namelijk een antwoord van de gedeputeerde op gekregen, namelijk
dat sterk wordt overwogen om een zienswijze in te dienen en dat die zienswijze met de commissie,
voordat hij wordt ingediend, besproken zal worden. Er leeft ook een aantal technische vragen. Ik stel
voor dat we dit in het presidium aan de orde hebben en bekijken hoe wij die behandeling en ook die
technische vragen daarin op een goede wijze voor u, deze Staten en de commissie, kunnen
faciliteren.
De heer DIETERS (PvdA): Er is veel gesproken hier over die zienswijze, maar we hadden ook
gevraagd aan het College of men bereid is de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de
Mijnen nog eens zou willen uitnodigen, omdat er nog zoveel onduidelijk is over wat in de krant staat,
wat we verder ook in de pers zien en wat we ook bij gemeenten zien. Bent u tot die uitnodiging
bereid?
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, wat mij betreft zou dat kunnen en wil ik wel toezeggen dat
we dat doen. Of hij aan die uitnodiging gehoor heeft is vers twee natuurlijk, maar dat lijkt mij een goed
idee. U hebt die vraag gesteld, ik had hem ook opgeschreven, maar omwille van de tijd ben ik er niet
op ingegaan.
De VOORZITTER: Meneer Dieters, u wilt de inspecteur-generaal voor een gesprek met deze Staten
of wilt u dat hij wordt uitgenodigd voor een gesprek met het College? Want ik denk dat wel even
essentieel is.
De heer DIETERS (PvdA): Nou, wat je ziet is dat er ongerustheid is hier in de Staten over wat er nou
precies wordt bedoeld – dat werd ook in de beantwoording net al door de heer Van den Berg duidelijk.
De VOORZITTER: Maar even concreet de vraag: wilt u hem nou voor de commissie of moet het
College hem uitnodigen om in het College een toelichting te geven?
De heer DIETERS (PvdA): Voor de Staten, maar ook voor de gemeentebesturen, dus de raadsleden.
Want er is heel veel onduidelijkheid. Als er een toelichting kan komen die een verduidelijking gaat
geven, dan heb je ook de mogelijkheid om wat rust terug te brengen op dit dossier. Want het gaat op
dit moment alle kanten op.
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Het lijkt mij een goed idee. Wij zijn destijds gelijk opgetrokken
met de gemeenten in dit proces en het lijkt mij goed dat als de inspecteur-generaal bereid is om te
komen, we dat dan ook samen met de gemeenten doen. Hoe precies, nou ja, dat is nader te bepalen.
Ik moet nog één correctie aanbrengen op iets wat ik net gezegd heb. Ik heb bij de zienswijze
de termijn genoemd van zes weken nadat het voorgenomen besluit is genomen. Ik had moeten
zeggen: zes weken nadat het voorgenomen besluit ter inzage is gelegd en dat gebeurt na de
behandeling in de Kamer. Die behandeling is voorzien voor volgende week en daarna begint de
zeswekentermijn te lopen.
De heer MASTENBROEK (SP): Wij hebben vandaag de hele dag inhoudelijk gediscussieerd met
name ook over dit punt. Er is een aantal moties ingediend, die betreffen het winplan, die betreffen de
technische kant van de zaak. Maandag hebben wij technische vragen mogen stellen en toen is er
naar deze vergadering verwezen en nu wordt door het College weer vooruitgeschoven. Wat moeten
wij nu in de visie van het College met de moties die zijn ingediend? Waarom zijn we hier überhaupt
vandaag bij elkaar geweest?
De VOORZITTER: Voordat het College uw specifieke vragen aangaande de moties zal
beantwoorden, nog even dit. Want er is naar mijn weten inderdaad een drietal moties waar het
College nog niets over gezegd heeft en misschien nog wel zou willen zeggen. Maar voor de
duidelijkheid – en zo stond het ook in de uitnodiging en de agenda van deze Statenvergadering –
behandelen wij vandaag het onderhandelingsakkoord. En in de marge daarvan is het u toegestaan om
een aantal zaken over de winning te noemen omdat die in de preambule van het
onderhandelingsakkoord ter sprake komen en ook relevantie hebben voor de maatregelen die in dat
73
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
akkoord staan. Die ruimte hebt u gekregen en daar is door het College op ingegaan en daar hebt u
ook een aantal moties op ingediend waar het College wellicht zometeen nog even kort op ingaat.
Tevens hebt u van het College de toezegging gekregen dat binnen zes weken nadat het
voorgenomen besluit ter inzage ligt én voordat een zienswijze wordt ingediend, met de commissie
nader gesproken wordt over een eventueel in te dienen zienswijze. Die toezegging zal in het
presidium aan de orde komen en wel hoe dat proces gefaciliteerd kan worden en dan krijgt u later
vanzelfsprekend vanuit het presidium daar een bericht over.
Dan geef ik nu de gedeputeerde het woord voor de beantwoording – indien dat nog aan de
orde is. Het betreft dan met name de moties 2, 7 en 8 waar nog niets over gezegd is en ik zie dat de
heer Visser nog iets wil zeggen.
De heer VISSER (PvdA): Even in de richting van de heer Mastenbroek: dit is ook in het presidium in
het bijzijn van zijn partijgenoot besproken.
De heer KEURENTJES (CDA): Misschien ter voorkoming van een misverstand, want daar maakte de
Commissaris van de Koning een opmerking over. Ik denk dat het goed is om dit misschien gelijk in de
behandeling mee te nemen of toe te lichten. Daar waar het ging over zijn vraag over de juridische titel
met betrekking tot de planschaderegeling: zo was die niet bedoeld. Wat we bedoeld hebben, is dat dit
als voorbeeld is genoemd, maar dat het vormvrij is. Dus op die wijze is het bedoeld en daarmee
hopen we het misverstand weg te nemen alsof het zou gaan om een juridische titel.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Over motie 1 waren we positief, over motie 2
waren we positief, over nummer 3 waren we positief.
Motie 4 ging over die innovatiekant. Daarbij hebben we gezegd: laten we het gewoon
proberen. U hebt zelf een aantal duidelijke dingen gezegd, we moeten dat gewoon uitzoeken met die
ondernemers. Dat is allemaal prima. Laten we dus kijken hoe we dat kunnen oppakken.
En bij motie 5 over compensatie waardedaling en planschade: daarbij blijf ik in aarzeling
omdat als er een juridische titel is, dan heb je ook een positie waarin je naar de NAM toe iets kunt
doen. Als dat niet zo is, dan hebben wij naar mijn gevoel hoogstens iets wat we kunnen uitzoeken,
maar waarvan je nu niet zonder meer kunt zeggen dat dat onze positie is. Dus daar blijf ik even nog
aarzelend bij hangen en lijk ik afwijzend te zijn ten opzichte van deze motie.
Motie nummer 6 wijzen wij af. Ik heb het ook uiteengezet waarom.
Motie nummer 7 wijzen we ook af, omdat dat een andere invalshoek is dan wij gekozen
hebben. Overigens kan ik me ook indenken dat u haar aanhoudt in relatie tot de zienswijze, waarbij
overigens – in heldere termen – GS die zienswijze moet leveren in afstemming met die andere
overheden, maar zich laat inspireren door u. Later kunt u het handelen van GS daarbij ook weer
beoordelen in formele termijn.
En bij motie 8 ‘Herziening wateropslag’ heb ik het gevoel dat ook die te maken heeft met de
zienswijze, maar misschien dat heer Boumans mij daar even bij helpt.
De heer BOUMANS (gedeputeerde): Misschien even een aanvulling op wat de heer Van den Berg
zegt: het is inmiddels zo dat wij niet meer bevoegd gezag zijn, dat is het ministerie van Economische
Zaken. Dus als wij een verklaring van geen bezwaar af moeten geven bij een eventuele vergunning –
overigens slechts op deelaspecten, het gaat dan met name om de doelmatigheid van een en ander –
dan zal, misschien ter geruststelling van mevrouw Hazekamp, gaan gelden dat het ministerie van EZ
onder toezicht van de Staatstoezicht op de Mijnen. Dus er is hier nadrukkelijk toezicht op. Wat ik denk
ik wel kan toezeggen is dat we dit gewoon meenemen in de bespreking met het ministerie, omdat
natuurlijk ook hiervoor een nieuwe situatie geldt. Dus het is gewoon goed om hier nog eens even naar
te kijken. Het is redelijk complexe materie, waar enige verdieping noodzakelijk is. En ik denk dat als
we dit op die manier oppakken, gewoon meenemen in de gesprekken, daar aandacht voor vragen en
ook om antwoord vragen hoe het nou exact zit, we u daar vast iets over kunnen terugkoppelen. Maar
nogmaals: wij zijn geen bevoegd gezag op dit moment.
De VOORZITTER: Dan zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van het College in
eerste termijn. En dan stel ik voor om deze vergadering tien minuten te schorsen voordat wij
aanvangen met de tweede termijn.
[Schorsing van 25 minuten.]
74
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De VOORZITTER: Ik hervat de vergadering. De duur van deze schorsing was geheel in de geest van
de eerste termijn van het debat over het onderhandelingsakkoord: iets ruimer dan de tien minuten die
ik had voorgesteld.
Ik stel het volgende aan uw vergadering voor. Het lijkt me goed dat wij zometeen overgaan tot
het goed afronden van dit debat. Dus ik zal ook niet meer ingaan op de spreektijden en al dat soort
zaken, we gaan dit gewoon met zijn allen tot een goed einde brengen. Ik stel daarbij de volgende
procedure voor: ik heb namelijk begrepen dat er wellicht nog moties ingediend dan wel in gewijzigde
vorm ingediend gaan worden. Ik stel voor dat wij nu aanvangen met de tweede termijn. Na de
beantwoording van het College in tweede termijn geef ik uw Staten nog de gelegenheid om ten
aanzien van de moties nog even een korte stemverklaring af te geven, zodat u ook in ieder geval die
beantwoording in tweede termijn en de wijzigingen die worden aangebracht, daarbij kunt betrekken.
Kunt u daarmee instemmen? Dan gaan we het zo doen.
En dan beginnen we met de tweede termijn en is het woord aan de fractie van de Partij van de
Arbeid, de heer Dieters.
De heer DIETERS (PvdA): Wij zijn blij als Partij van de Arbeid-fractie met de inzet van het College.
Die eerste stap is gezet. En we hebben de oproep ook goed verstaan van het College dat we moeten
werken aan een meerjarencontract. Hier past ook volgens de Partij van de Arbeid geen
kortetermijndenken en geen kortetermijncontract. En op dit moment wordt een motie daartoe ook
voorbereid.
En de andere oproep van de Commissaris hebben we ook goed verstaan om onze
Kamerfractie ook aan het werk te zetten om erachter te gaan staan. Ik kan een klein tipje van de sluier
oplichten: wij hebben ook een motie ingediend voor het PvdA-partijcongres in februari. Die motie gaat
over de steun voor het rapport-Meijer en ik heb inmiddels het advies gekregen van het partijbestuur
dat die wordt overgenomen. Dus wij zijn aan het werk, wil ik daar maar mee zeggen, om dat te
realiseren.
Mevrouw WULFSE (VVD): Maar die motiebehandeling komt nog, begrijp ik?
De VOORZITTER: Ja, de motie komt nog en zo gauw als die wordt ingediend, dan zal ik die aan u
voorlezen. Ik betracht hier ook maar enige soepelheid om wel in tweede termijn voortgang te boeken
en niet met zijn allen te gaan wachten op de motie die de Partij van de Arbeid zometeen nog wil
indienen. De motie is er inmiddels, oké. Zij wordt via de ChristenUnie ingediend. Prima, oké.
De heer MASTENBROEK (SP): U hebt het misschien zojuist aan mijn interrupties al gemerkt: wij zijn
erg teleurgesteld. Eigenlijk heeft alleen de VVD hier zojuist duidelijk aangegeven dit gasbesluit wel
prima te vinden en daar heb ik in die zin dan ook respect voor. Verder hebben veel fracties in mijn
ogen terechte kritiek gegeven, met name op de snelheid van winnen.
Ik had dan ook van dit College heel veel meer verwacht aan inzet voor de Groninger
bevolking. Het gasbesluit is onderdeel van het akkoord dat vandaag op de agenda staat en eerder is
ook, onder andere nog afgelopen maandag, aangegeven dat er voor de vermindering van de
gaswinning gepleit zou gaan worden. Ik vind het jammer dat dat nu hier niet meer gebeurt, ik hoor
daar echt helemaal niets meer van terug.
De bedoeling is nu kennelijk dat pas ná het debat in de Tweede Kamer GS nog een standpunt
gaat innemen. Wij mij betreft is dat volkomen mosterd na de maaltijd. Wij hebben als fractie in de twee
weken die we inmiddels gehad hebben om de rapporten te bestuderen, ons ook een goed standpunt
kunnen vormen en ik vind dat het College dat ook had kunnen doen.
Ik wijs er ook op dat er in deze Staten heel vaak – in mijn ogen misschien ook wel wat té vaak
– een zogenaamd duidelijk signaal naar Den Haag gestuurd wordt. En ik constateer dat op het
moment dat het écht spannend wordt voor Groningen, dat helemaal níét gebeurt.
Er komt straks wel een motie van een heel groot aantal partijen. Wij hebben ervoor gekozen
om die motie niet mede te ondertekenen en ik wil dat alvast – ondanks dat u die motie misschien nog
niet gezien hebt – toelichten. Wij vinden dat, zeker in dit geval, een goed signaal naar Den Haag was
geweest. Maar van alle signalen die wij vandaag naar Den Haag hadden willen sturen, is dit bepaald
niet het belangrijkste signaal. Dat er minder snel gas moet worden gewonnen is wat mij betreft wél het
belangrijkste signaal dat wij vóór de behandeling in de Tweede Kamer naar Den Haag hadden moeten
sturen. Inhoudelijk kun je het met de in te dienen motie in mijn ogen niet oneens zijn. Inhoudelijk
steunen wij die motie dan ook en daarom stemmen wij wel vóór de motie. Maar ik vind het wel van
belang om te benadrukken dat wij vinden dat dit niet het signaal is dat afgegeven had moeten worden.
75
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Ik kom tot de conclusie en die is misschien hard en misschien in de ogen van sommige
mensen te kort door de bocht. Maar ik kan geen andere conclusie aan dit debat en aan deze dag
verbinden en onze conclusie is dat de VVD Kamp niet wil laten vallen, dat de Partij van de Arbeid de
coalities niet wil laten vallen. En onze conclusie is dan ook dat zij daarom maar Groningen willen laten
vallen.
De heer KEURENTJES (CDA): Allereerst het College, maar zeker de Commissaris, dank voor de
beantwoording. Wat ons buitengewoon aanspreekt is ook het elan waarmee de Commissaris de
belangen van Groningen hoog houdt en ook – hoe zal ik het zeggen? – qua emotie het in een
positieve lijn wil ombuigen.
Wij hebben nog twee vragen over zowel het akkoord als over het pakket. Op welke wijze zal
de financiering van het provinciale aandeel in het pakket plaatsvinden?
De tweede vraag gaat over de uitvoeringskosten van het akkoord. Wie gaat die kosten
betalen? Hetzelfde geldt impliciet voor de moties.
Dan willen wij motie 5 intrekken en vervangen door een herziene motie 5. En de tekst heb ik
hierbij ter overhandiging.
De VOORZITTER: De herziene motie 5, getiteld ‘Compensatie waardedaling woningen
aardbevingsgebied Groningen’ van de fractie van het CDA. De eerste twee leden zijn onveranderd
gebleven, maar het dictum is gewijzigd en luidt als volgt:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Overwegende dat
 de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal;
 de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de
minister van Economische Zaken;
 het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’;
Constaterende dat
 de minister heeft aangegeven dat over het vierde kwartaal van 2013 alle woningen in het
aardbevingsgebied 2% in waarde zijn gedaald als gevolg van de aardbevingen;
 daling van de waarde van woningen (WOZ/OZB) niet alleen gevolgen heeft voor
woningeigenaren, maar ook voor gemeenten en andere instanties zoals waterschappen en
corporaties;
 in het compensatiepakket wordt voorgesteld dat de waardedaling pas wordt gecompenseerd na
verkoop van de woning;
 het onherroepelijk vaststaat dat alle woningen in het aardbevingsgebied te maken hebben met
waardedaling, ongeacht het moment van verkoop;
 de reguliere planschaderegeling de waardedaling vergoedt bij het onherroepelijk worden van het
bestemmingsplan;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. op de dialoogtafel een regeling te agenderen, waarbij de NAM in een nader te bepalen vorm direct
tot compensatie van de waardedaling overgaat en deze motie ter kennisneming te brengen aan
het kabinet en de Tweede Kamer;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw WULFSE (VVD): Dan maak ik even van de gelegenheid gebruik om het College iets te
vragen naar aanleiding van deze motie. Het gaat over het direct uitbetalen bij waardedaling. Nou
hebben wij ook een heel plan voor waardevermeerdering. Je hebt huizen die nu 10 procent minder
waard zijn en volgende maand of volgend jaar is dat weer anders. Wil het College daar zijn visie op
geven? Want wij pakken het niet helemaal.
De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst ben ik blij dat de Commissaris van de Koning bevestigd
heeft dat we spreken over een aantal ramingen en dat dus de schadeafwikkeling – of die nu meer is of
minder is – gewoon moet gebeuren. Dat is fatsoen, dus gewoon doen.
Verder heb ik nog wel wat vragen over de motie van de VVD inzake het innovatiepark, dus dat
doe ik via deze weg maar even. Want ik ben benieuwd wat de opstellers van deze motie voorzien als
het gaat om de positie aan de dialoogtafel in relatie tot deze motie. En hoe stuurt de provincie hier al
dan niet in? Is die rol leidend of faciliterend en wat is de rol van de inwoners? Ik hoop dat de VVDwoordvoerder daar nog verder op kan ingaan.
76
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Verder ben ik overigens ook blij dat GS nog ingaat op de opmerking van de heer Dieters om
de inspecteur-generaal uit te nodigen voor een gesprek alhier.
Mevrouw WULFSE (VVD): U vroeg naar de rol van de provincie. Nou, die hebben we in de motie
gezet: ga in gesprek met de gemeenten, maak een plan, beleg een inspiratiedag en kijk welke regels
je moet schrappen om de innovatie-ideeën die eruit komen in een bepaald gebied. Dat zien wij als rol
van de provincie. En de rol van de inwoners hierin: het kan dat die aan de dialoogtafel besproken
wordt. Maar wij denken ook dat innovaties vanuit het bedrijfsleven en dergelijke kunnen komen.
De heer ZWERTBROEK (D66): Ik deel dat innovaties ook uit het bedrijfsleven moeten komen. Graag
zelfs, alleen geeft u aan dat de provincie bepaalde stappen moet zetten. Maar in welke mate zijn die
vernauwend – liever verbredend – voor de dialoogtafel, waar uiteindelijk die ideeën moeten komen
vanuit de inwoners, de bedrijven en de organisaties?
Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, niet. Want op een inspiratiedag kan iedereen aanwezig zijn die
uitgenodigd wordt. Dus het is niet de bedoeling om te vernauwen, het gaat om het verbreden.
De heer RAM (PVV): Wij houden onze bijdrage in tweede termijn bij een stemverklaring.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor de reactie, voor de manier
ook waarop de reactie op het debat hier in de Staten is gegeven, maar ook de inhoud die daarbij naar
voren is gebracht.
Het College overweegt onder meer op onze vraag zeer sterk een zienswijze in te willen dienen
ten aanzien van het gaswinningsbesluit. De ChristenUnie dringt er bij het College op aan om daar ook
echt toe over te gaan. Voor ons staat veiligheid voorop en het advies van het Staatstoezicht op de
Mijnen zal in onze ogen moeten worden gevolgd uit oogpunt van de veiligheid van de bewoners.
Wat de ChristenUnie betreft is er een langjarig toekomstperspectief nodig. Ook andere fracties
hebben daarover gesproken. Als slot van onze eigen bijdrage geldt dat wat ons betreft het
gaswinningsbesluit in ieder geval conform het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen zou moeten
worden aangepast en dat zo snel mogelijk met de uitvoering van het akkoord moet worden
aangevangen. Daarbij is aangetekend dat als er meer middelen nodig zijn om de doelen te realiseren,
die er ook zullen komen. Wij constateren dat dit een eerste stap is richting de regio en dat die
vervolgstappen onontkoombaar zijn.
Dan over het langjarige toekomstperspectief: daarover hebben heel veel fracties in eerste
termijn zich erover uitgelaten dat we eigenlijk de vijfjaarstermijn, waarop het akkoord nu is gesloten, te
kort vinden. Die komt niet overeen met de consequenties waar de bevolking mee te maken heeft en
ook niet met de looptijd daarvan. En hij komt ook niet overeen met het advies dat de commissie-Meijer
heeft gegeven. Daarom zijn wij met eigenlijk alle aanwezige partijen hier op dit moment in deze Staten
– met steun van de SP, zoals we net hebben begrepen – tot een motie gekomen, die niet aan
onduidelijkheid te wensen overlaat.
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 9, getiteld ‘Langjarig toekomstperspectief’ van de
fractie van de ChristenUnie, mede namens de Partij van de Arbeid, D66, GroenLinks, het CDA, de
PVV, de VVD, de Partij voor de Dieren en naar ik begreep ook de SP-fractie:
Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014,
Constaterende dat
 het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is gesloten tussen de minister van
Economische Zaken, provincie en gemeenten en met adhesiebetuiging van de NAM;
 de programmaduur van het akkoord nu vijf jaar is en daarmee afwijkt van het advies van de
commissie-Meijer, dat een looptijd van twintig jaar heeft voorgesteld;
Overwegende dat
 de regio recht heeft op een langjarig toekomstperspectief;
Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
1. bij de minister, de Tweede Kamer en de NAM aan te dringen op bevestiging en concretisering van
langjarige continuering van de afspraken uit het akkoord;
En gaan over tot de orde van de dag!’
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ook van onze kant de complimenten aan de Commissaris van de
Koning voor de heldere beantwoording. Die stelt onze fractie in ieder geval wel wat gerust.
77
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Onze fractie is en blijft voor de reductie van 40 procent van de aardgaswinning. En wat ons
betreft gaat dat signaal dan ook als eerste naar Den Haag. Ik kan er slechts naar gissen of de heer
Mastenbroek dit ook bedoelde als signaal. Echter, in het belang van het proces en omdat wij gezien
de woordvoeringen over de reductie van de aardgaswinning van andere partijen goede hoop hebben,
hebben wij graag de betreffende motie aanhouden. Wij hopen dat de andere partijen dan ook de daad
bij het woord voegen.
Er blijft nog wel één vraag over, namelijk over het verschil in financiën. Is de Commissaris van
de Koning het met ons eens dat in het advies van het rapport van de commissie-Meijer staat dat de
895 miljoen buiten de wettelijke schade om werd aangevraagd? Nu hebben we 1,2 miljard waarin
bijna 1 miljard onder die wettelijke regelingen valt. Daar willen wij graag nog een antwoord op.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, wij zijn nog steeds teleurgesteld over het voorstel, de
beantwoording van het College heeft daar niet veel aan kunnen veranderen. Want wat hebben al die
mooie plannen voor zin als we de gaskraan niet durven dichtdraaien, maar gewoon doorgaan op de
oude weg? Het indienen van een zienswijze is in onze ogen dan ook echt noodzakelijk. Want het
advies van het Staatstoezicht op de Mijnen zou wat ons betreft volledig uitgevoerd moeten worden.
Want als we daar niet naar luisteren – en de minister luistert daar ook niet naar – wat zegt dan het
antwoord van de gedeputeerde naar aanleiding van onze motie over de wateropslag nog? U zegt dat
die ondergrondse wateropslag met vervuild water van de NAM onder toezicht staat van een
onafhankelijke commissie, namelijk het Staatstoezicht op de Mijnen. Dus als we dat advies niet
volgen, dan zijn we nog verder van huis.
Wij zitten echt in tweestrijd. Is dat voldoende om het voorstel te steunen of niet? Ik moet u
eerlijk zeggen: wij vinden het lastig om het kind met het badwater weg te gooien. Er zitten heel goede
elementen in, maar ik ga daar nog een paar minuten over nadenken.
De VOORZITTER: Dan is het woord aan het College voor de beantwoording in tweede termijn, de
heer Van den Berg,
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): De motie die is ingediend en die bijna
Statenbreed wordt gesteund rond het meerjarencontract, is een volgens mij perfecte weergave van
eigenlijk een oproep die we met elkaar al zijn begonnen afgelopen maandag richting de Vaste
Kamercommissie van Economische Zaken. De oproep doet naar mijn mening recht aan de bespreking
zoals we die gevoerd hebben rond het akkoord en de tekst zoals die in het akkoord staat. Maar door
die te tillen naar het kabinet en met name naar de Tweede Kamer mogelijk maakt dat het daar zal
plaatsvinden dat ook daadwerkelijk die meerjarenafspraak verder preciezer en concreter vorm krijgt.
En ook dat dat over de verschillende politieke partijverhoudingen heen gebeurt. Want welk kabinet er
dan weer zit en welke verhoudingen er dan weer zijn, het is ontzettend essentieel dat ook dat nu o
zo’n manier vorm krijgt. Dus volgens mij is dit de goede manier en ik hoop ook echt dat elk van ons
behalve hiervóór te stemmen ook in zijn of haar eigen kanalen ook duidelijk maakt waarom dat ook
zo’n grote impact heeft richting het gebied. En nogmaals het argument dat ik eerder gebruikt heb: het
zal ook voor investeerders fundamenteel zijn of we op die manier kijken haar het gebied dat er een
langjarig commitment is van de betrokken partijen.
Wat betreft de SP: ja, in mijn rol als Commissaris van de Koning ga ik niet mee in een debat
over de partijpolitiek, dat laat ik gewoon aan de fractievoorzitters over. Maar waar ik echt wel uw
aandacht voor vraag, is het volgende. U kunt een andere visie hebben, u kunt ook absoluut een
andere visie hebben op wat gewenst is bij de gaswinning, maar u mag niet zeggen dat wij een open
akkoord hebben gesloten over het gaswinningsbesluit. Het staat expliciet in de tekst dat het niet zo is.
Expliciet staat ook in de tekst dat de minister verantwoordelijk blijft, minister Kamp heeft daar ook
geen onduidelijkheid over gelaten en we hebben ook niet geprobeerd daarin een uitruil tot stand te
brengen. We hebben wel steeds als woordvoerderslijn ook hier vanuit Groningen gebruikt, los van het
akkoord, om zo dicht mogelijk bij het SodM-advies te blijven, dat we toen nog niet kenden. En dat
domweg vanuit het feit dat je ergens een autoriteit zoekt die met al die verschillende tegenstrijdige
kennis en meningen die er zijn, een positie inneemt die de veiligheid vooropstelt, ook op die kant van
de gaswinning. En ik ben ervan overtuigd dat als collega Wilpstra met de deskundigen dit verder
aanpakt in afstemming met de betrokken gemeenten en het waterschap, dat punt opnieuw volledig
centraal zal staan. Op dat punt denk ik ook dat u als SP ook gerust mee kunt steunen het element van
die meerjarigheid, omdat u dat deelt. En u hoeft ook niet bang te zijn dat dat gebruikt zal worden door
ons als een manier om daarmee te zeggen dat het met die winning wel wat anders kan. Want ik geloof
dat het belangrijk is dat we elkaar daarin goed verstaan.
78
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer MASTENBROEK (SP): Nou, even voor de zekerheid. Ik heb zonet ook gezegd dat wij dat van
harte ondersteunen en ik heb dat zelfs in mijn eerste termijn ook aangedrongen op een langjarig
perspectief voor Groningen. Wat ik heb gezegd is dat je het een niet los kunt zien van het ander. En ik
had het signaal hiervandaan vandaag willen doen uitgaan dat er minder snel gewonnen moet worden.
Dat is wat ik heb gezegd en ik denk dat dat ook duidelijk moet zijn.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Akkoord, dat is helder. En het is ook fair
genoeg om te zeggen – en dat merk je ook bij iedereen in het debat – dat de manier waarop men
uiteindelijk aankeek tegen die gaswinning en de effecten daarvan, natuurlijk mee verbonden zijn met
dat andere stuk. Het enige wat ik had willen betogen – ik geloof dat we daar elkaar nu goed begrijpen
– dat wij in ieder geval daarin absoluut geen enig uitstel hebben gedaan en ook niet op het punt
waarop wij bevraagd zijn. Dat was eerlijk gezegd ook tamelijk essentieel voor de betrokken
gemeenten. Want die zitten ook heel direct natuurlijk met hetzelfde gevoel van veiligheid en die
hebben ook aan tafel gezeten in die gesprekken en die wilden ook absoluut niet dat die uitruil op die
manier zou plaatsvinden.
De heer KEURENTJES (CDA): Misschien juist ook vanwege dit punt een opmerking over wat ons
allemaal is ontgaan over die motie, waarin het onderwerp of de titel betreft. Die luidt ‘kabinetsbesluit
gaswinning’, terwijl we het daar nou juist expliciet niet over hebben in deze motie. Dus misschien goed
om met elkaar af te spreken dat dat niet de juiste omschrijving is van deze motie.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): De titel zou kunnen zijn ‘langjarig
commitment aan Noordoost-Groningen’ of ’20-jarig commitment’, net wat u wilt. Ik help maar even
mee bij de redactie.
De VOORZITTER: Even voor de goede orde. De motie heeft als titel ‘langjarig toekomstperspectief’
en bij het onderwerp staat ‘kabinetsbesluit gaswinning’. En daar zou eigenlijk moeten staan
‘onderhandelingsakkoord gaswinning’.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Commissaris gaf zojuist aan dat die twee zaken echt los van elkaar
moeten worden gezien, het gaswinningsbesluit en het voorstel.
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Even heel precies: niet los van elkaar
gezien. Ik snap heel goed dat u ze in verband ziet – de heer Mastenbroek zei dat ook net – maar dat
wij in het akkoord over die gaswinning geen afspraken hebben gemaakt. En dat het dus niet zo is dat
die inhoud van het een als het ware iets is wat we gekregen hebben omdat we ons stil zouden houden
of niks zouden zeggen of zouden instemmen met het andere.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Maar goed, over het gaswinningsbesluit gaan we niet. Toch hebt u
aangegeven afgelopen maandag dat het voorstel en de looptijd daarvan afhankelijk was van de
winningsvergunningen van de NAM – waarmee dus toch wel weer een relatie zichtbaar wordt. Denkt u
dat dat commitment van de NAM met een motie zoals die zojuist is ingediend, voor een langlopende
looptijd, daarmee ook wel geborgd is? Of ziet u daar nog steeds een spanningsveld?
De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dat spanningsveld is evident. Dat hebben
we ook maandag gezegd en dat is ook tot uiting gekomen in de gesprekken met de leden van de
Vaste Kamercommissie. Omdat er maar voor drie jaar een winningsbesluit is, botsen wij daarmee op
een blokkade om al de twintig jaar geregeld te krijgen. En wij hebben meerdere malen betoogd dat we
dat anders zien en die twintig jaar nodig vinden, maar het zat niet zozeer op het punt dat men geen
langjarig commitment wilde – noch bij de minister, noch bij de NAM/ Maar op het moment dat men dat
formeel vastlegde, zou men het ook formeel in de boeken moeten opnemen, terwijl men die andere
kant – die drie jaar – niet formeel in de boeken mocht opnemen en daar zat absoluut spanning. De
vraag hoeveel te winnen, de omvang ervan en het tempo, is absoluut daarbij niet aan de orde
geweest in relatie tot dit punt. En dat is daarvan losgelaten en het dient ook zo te gebeuren en onze
zienswijze – als wij daartoe komen, daar heeft de heer Wilpstra al het nodige over gezegd – kan dus
ook volledig in vrijheid daarop plaatsvinden, samen met de gemeenten en het waterschap.
Dan zijn we bij het CDA. Die fractie heeft een geherformuleerde motie 5, waarvan als ik het
goed begrijp de kern is: breng het idee dat we hebben zonder het aan de vorm van planschade te
binden, leg dat gewoon op de dialoogtafel, laat de betrokkenen daar serieus over discussiëren, want
het is een belangrijk punt. En daar zijn we toe bereid. Je merkt dat ook aan de reacties van een aantal
79
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
anderen: er zit gewoon een complexe problematiek achter van waardevermeerdering en
waardevermindering. En je ziet ook aan de verschillende segmenten dat die gelijk weer op elkaar
ingrijpen en daarbij gaat het soms om juridische titels. Dat is helder en soms is dat nog niet zo helder
in juridische zin en dat is het gewoon een kwestie van onderhandelen over visie en geld. En op dat
punt hoop ik dus dat we aan de dialoogtafel zinnig werk kunnen doen. We zijn ook bereid om deze
motie gewoon in onze contacten met de mensen van zowel het kabinet als de Kamer te overhandigen,
maar ik zou ervoor willen pleiten die langjarigheid centraal te stellen in onze komende campagne.
Want je moet je echt op iets richten, wil je het binnenhalen. Je kunt het ook zo serieus overbrengen,
maar ik hoop dat u meedraagt dat we een zekere continuïteit nodig hebben in onze actie, willen we
effectief zijn. En omdat dit gewoon meerdere kanten heeft, voorzie ik dat dat op en neer gaande
debatten behoeft tussen alle betrokkenen en dat je niet in één keer alles klip en klaar hebt. Dat is
natuurlijk bij de andere punten veel straighter het geval. Maar wij gaan dus gewoon dat zo proberen.
Dan D66. De heer Zwertbroek heeft een aantal vragen gesteld over het innovatiepark, die zijn
beantwoord door mevrouw Wulfse. Je kunt het neerleggen bij die inspiratiedag, maar natuurlijk zal
men dat ook aan de dialoogtafel interessant vinden en een aantal suggesties hebben. Er is het
economic board waar gedeputeerde Van Mastrigt mee aan het werk gaat en mensen en ondernemers
uit dat gebied zullen daar ook gewoon hun dingen mee doen. Gebruik die gewoon als instrument om
tot dingen te komen. Zo zie ik het en zo hebt u dat aangedragen. En we hebben al een geweldige
entranceplek in Groningen – een aantal van u heeft die ook al bezocht – waar een aantal dingen
plaatsvindt. Gebruik die mensen, schakel ze in: de mensen die met green empowerment bezig zijn.
GroenLinks houdt zijn motie over de 40% reductie aan en vraagt iets over het geld. De kern is
dat de twaalf maatregelen van de commissie-Meijer bij elkaar opgeteld voor de komende vijf jaar
300 miljoen is, inclusief onze eigen bijdrage. Dat was in het rapport-Meijer 45 à 50 miljoen inclusief de
eigen bijdrage. Daar zitten we hoger. Vervolgens is het zo dat bij de rest van de maatregelen – je kunt
altijd over een paar deeltjes discussiëren – in de kern allemaal verplichte uitgaven betreft voor de
NAM, maar op ramingsbasis. En daarmee komen we tot dat totaalbedrag en die ramingen gaan over
waarde, over schade en over preventieve werken. Doordat het zo fors qua bedrag genoemd is en je
dan ook afspraken maakt over hoe dat dan moet met dat onafhankelijke toezicht, de manier waarop
het doorwerkt naar de werknemers en de bouwvakkers in dat gebied, krijgt het daardoor veel
substantie en is het allemaal ontzettend wezenlijk. Daarmee beantwoordt het ook aan de kern van het
vervolg: zet dat nou voorop in dat gebied, want daar maken we ons de meeste zorgen over naast de
gaswinning, de veiligheid en de effecten. Maar het blijft een raming en het blijft een verplichting.
Volgens mij heb ik daar ook die twee bedragen helder voor u beantwoord en daarmee kom ik aan het
eind van mijn tweede betoog. En nogmaals: kop d’r veur.
De VOORZITTER: Dan zijn wij aan het einde van de tweede termijn en wil ik mijn toezegging gestand
doen dat iedere fractie nog de gelegenheid heeft om kort een stemverklaring bij de ingediende moties
af te geven. Daarbij wordt motie 7 voor alle duidelijkheid aangehouden door GroenLinks.
Mevrouw WULFSE (VVD): Motie 5 over de dialoogtafel en de waardecompensatie: de VVD vindt dat
eigenlijk toch in tegenspraak met de waardevermeerdering die we gaan toepassen. Dus wij steunen
die motie niet om kort te gaan.
Motie 8 steunen wij niet.
Motie 6 van de PVV gaat over die uitkoopregeling. Wij begrijpen wat de PVV hier bedoelt en
daar hebben we ook sympathie voor: als mensen wegwillen dan moet die mogelijkheid er zijn. Maar
als ze hun huis te koop zetten en als het dan misgaat en er is geen bedrag voor, dan worden ze
uitgekocht. Dus wat ons betreft is die motie overbodig.
De heer MASTENBROEK (SP): Straks gaan we wel stemmen en dan ziet u dat dan wel. Maar ik wil
over motie 4 nog zeggen dat wij ons daar op dit moment toch te weinig bij kunnen voorstellen, omdat
ons nou niet echt concreet duidelijk is wat er aan belemmerende regels is. Dus daarom zullen we
daartegen stemmen.
En bij motie 6 zullen we ook tegenstemmen. Ik vind dat echt een te negatieve motie: alsof
iedereen uit Groningen weg zou moeten trekken. Dat beeld willen wij bepaald niet ondersteunen en
daarom zullen we tegen die motie stemmen.
De heer KEURENTJES (CDA): Moties 1 tot en met 5 zullen wij ondersteunen. Motie 6 niet, nummer 8
niet en motie 9 uiteraard wel.
80
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst hebben wij bij motie 4 goed begrepen dat de provincie hier
een faciliterende rol heeft en dus niet verder bij de dialoogtafel, omdat daar de ruimte moet worden
gegeven aan de bewoners en ondernemers. Dus onder die uitleg kunnen wij deze motie steunen.
En verder, als het gaat om de aangehouden motie van GroenLinks, gaan wij graag met
GroenLinks optrekken om te kijken hoe we dat in zo’n zienswijze kunnen invullen.
De heer RAM (PVV): Op motie 1 zijn wij tegen in verband met de energietransitie. Daarbij wil ik
noteren dat D66 in het agendapunt over wind bezwaar maakt tegen importgas, omdat de bewoners uit
andere landen er last van zouden krijgen. Maar blijkbaar is die fractie nu al van gedachte veranderd.
De VOORZITTER: Wilt u het wel laten bij een korte verklaring bij de moties en niet inhoudelijk het
debat heropenen?
De heer RAM (PVV): Ja. Moties 2 tot en met 4 steunen wij.
Motie 5 niet. De originele motie vonden wij sterker en die lag veel dichter bij onze
uitkoopregeling.
Motie 6 steunen wij uiteraard. Motie 8 niet en motie 9 wel.
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Motie 1 over het terugdringen van de gasproductie
hebben wij mede ingediend, dus die steunen wij.
Motie 2 over het wegnemen van belemmerende regels steunen wij.
Motie 3 over opleidingstrajecten voor de bouw steunen wij.
Motie 4 over het innovatiepark: daarbij vinden wij dat dit bij de dialoogtafel moet worden
ondergebracht, omdat wij niet nu een beslag willen leggen op alle plannen die er mogelijk naar voren
worden gebracht. Dus onder de voorwaarde dat die bij de dialoogtafel wordt ondergebracht, zou die
motie op onze steun kunnen rekenen. Maar dat hangt af van de uitleg van de indiener.
Motie 5 over de compensatie bij de waardevermindering kunnen wij steunen. Wij constateren
dat de huidige regeling zoals die nu in het akkoord zit, wordt ervaren als een vertrekpremie en dat is
volgens ons niet de bedoeling.
Motie 6: bij een generieke uitkoopregeling denken wij niet dat het gebied daar op dit moment
het beste bij is gediend. Wel vinden wij dat dit voor schrijnende gevallen moet worden geregeld.
Volgens ons wordt daar momenteel in voorzien.
Motie 7 is aangehouden.
Motie 8 kan niet op onze steun rekenen.
Motie 9 over het langjarige toekomstperspectief kan natuurlijk op onze steun rekenen.
De VOORZITTER: Mevrouw Wulfse, kunt u nog even kort een antwoord geven op de korte vraag bij
motie 4 van mevrouw Van der Graaf? Kunt u dat in één zin even beantwoorden zodat de ChristenUnie
haar stemgedrag inzake deze motie kan opmaken?
Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, wij hebben het eigenlijk al eerder aangegeven: ook zo’n inspiratiedag
kunnen de bewoners of misschien ook mensen aan een dialoogtafel daaraan deelnemen. We willen
de bewoners niet uitsluiten, maar als dit betekent dat we vier maanden moeten wachten voordat we
hiermee aan de gang kunnen, dan is het antwoord gewoon nee. De Commissaris heeft eigenlijk al
aangegeven wat hij hiermee wil en ik denk dat dat helder is.
Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zal de moties noemen waar wij positief over zijn.
Motie 1 over de afhankelijkheid van gas. Deze zullen wij steunen, al gaat onze voorkeur
ernaar uit om eerst te kijken naar de export van aardgas alvorens naar de import van aardgas te
kijken.
Motie 3 over kennis en scholing zullen wij steunen.
Dan de motie over het innovatiepark met de uitleg van mevrouw Wulfse. Dank voor de goede
voorbeelden. Wij zijn daar zeker voor.
En motie 9 over het langjarige toekomstperspectief steunen wij ook van harte.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Motie 1: daar zijn wij niet voor. Ten eerste omdat wij het niet fatsoenlijk
vinden om de problemen van de gaswinning door te schuiven naar de buren of naar andere landen.
Bovendien vinden we de afhankelijke opstelling ten opzichte van andere landen geen goede zaak, we
hebben in jaren zeventig gezien wat daarvan kan komen.
Motie 2: het versnellen van stroperige processen is altijd goed, die motie zullen wij steunen.
81
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
Motie 3 zullen wij steunen.
Over motie 4 hebben we getwijfeld, maar we zijn van oordeel dat er elders in de wereld wel
heel veel meer ervaring is op het gebied van aardbevingen en dat wij geen geld hoeven te besteden
om hier in Groningen nog mee te experimenteren.
De gewijzigde motie 5. Ja, wij zouden eigenlijk liever zien dat de overheid dat gewoon regelt
en de schadevergoeding uitkeert. Maar ja, deze zullen wij toch steunen.
Motie 6 zullen wij steunen.
Motie 7 gaat nog niet ver genoeg, maar is een goede stap. Dus ook die zullen wij steunen.
En motie 8 ga ik intrekken na de toezegging van de gedeputeerde. We hopen wel dat er op
korte termijn duidelijkheid komt over het verzoek richting de minister.
De VOORZITTER: Dank. Dan sluit ik nu de beraadslagingen en ga ik over tot de stemmingen over de
moties, waarbij ik wil opmerken dat de fractie van Vrij Mandaat bij deze stemming afwezig is wegens
verplichtingen elders.
Dan beginnen we met motie 1. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de
Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie. En wie is tegen deze motie?
Dat is de fractie van de Partij voor de Dieren en de PVV. Dan is de motie aangenomen.
Dan zijn we bij motie 2 ‘Snel kunnen handelen’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fracties van
de Partij van de Arbeid, D66, de VVD, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de Partij voor de Dieren.
En wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties van de SP en GroenLinks. Dan is deze motie
aangenomen.
Motie 3 ‘Kennis en scholing’. Wie is vóór deze motie? Als ik het zo zie zijn dat alle fracties, dus
dan is die met algemene aangenomen.
Motie 4 ‘Het innovatiepark’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de
Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, het CDA en de Partij voor de Vrijheid. En wie tegen deze motie?
Dat is de fractie van de Partij voor de Dieren, de SP en de ChristenUnie. Dan is de motie
aangenomen.
Dan zijn we bij de herziene motie 5 ‘Compensatie waardedaling woningen aardbevingsgebied
Groningen’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de Arbeid, de SP, de
ChristenUnie, het CDA en de Partij voor de Dieren. En wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties
van GroenLinks, D66, de VVD en de PVV. Er wordt even heel snel geteld nu. Er zijn 26 stemmen vóór
en we hebben 12 tegenstemmers. Dan kan ik alleen maar concluderen dat deze motie is
aangenomen.
Dan zijn we bij motie 6 ‘Uitkoopregeling’. Wie is vóór deze motie? Dat is de Partij voor de
Dieren en de Partij voor de Vrijheid. Wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties van de Partij van de
Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is deze motie verworpen.
Motie 7 is aangehouden.
Dan zijn we bij motie 8 ‘Herziening vergunning wateropslag NAM Borgsweer’.
Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Die was ingetrokken, voorzitter.
De VOORZITTER: O, die was ingetrokken.
Dan zijn we bij motie 9 ‘Langjarig toekomstperspectief’. Wie is vóór deze motie? Dat zijn alle
fracties in deze Staten. Dan is deze motie unaniem aangenomen.
Aangezien dit agendapunt een brief betreft en geen voordracht, zijn wij bij het eind van deze
vergadering aangekomen.
4.
Sluiting
De VOORZITTER: Dan sluit ik deze vergadering onder dankzegging voor uw inbreng en wens ik u
allen wel thuis. En wij zien elkaar dan volgende week woensdag 5 februari voor weer een vergadering
van Provinciale Staten. En het tijdstip volgt nog via een separate uitnodiging. Ik sluit de vergadering
(22.48 uur).
82
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014
83