Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Inhoud 1. Opening en mededelingen .............................................................................................................. 3 2. Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ................................................................... 4 A.1 Bestuurlijke organisatie provincie Groningen .................................................................................. 4 A.2 Partiële herziening provinciale omgevingsverordening – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl ............................................................................................ 24 A.3 Uitkomsten onderhandelingsakkoord gaswinning Groningen ....................................................... 50 1 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 2 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Voorzitters: M.J. van den Berg (tot en met agendapunt A.2) en P.H.R. Brouns (agendapunt A.3) Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezig 40 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), W.J. Hut (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: R.H. van der Born (ChristenUnie), A.J.M. van Kesteren (PVV), C. Swagerman (SP) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S. Wilpstra 1. Opening en mededelingen De VOORZITTER (de heer VAN DEN BERG): Dames en heren, als u allemaal uw plek wilt innemen dan gaan we starten. Ik open deze extra Statenvergadering. Omdat het een extra vergadering is, hebben we deze dag niet het systeem van ‘gasten van de Staten’. Maar iedereen die toch als gast of belangstellende op de tribune zit: van harte welkom. Afwezigheidsmeldingen zijn binnengekomen van Rinze van den Born, Ton van Kesteren en Kees Swagerman. Gedeputeerde Staghouwer is niet aanwezig bij het vergaderdeel van overdag in verband met het ingelaste overleg met staatssecretaris van EZ, mevrouw Dijksma. Ik neem dat hij later nog aanschuift. Het overleg raakt de financiering van het akkoord over het programma voor natuurherstel en de transitie garnalenvisserij Waddenzee en we dachten dat we daar wel twee belangen hadden waarbij het nuttig was om daar ook even als provincie Groningen in persona bij te zijn. Dus daar hebben we kracht afgevaardigden heengestuurd, maar ik neem aan dat in de loop van de dag dat overleg ook weer afgelopen is en dan schuift de heer Staghouwer ongetwijfeld hier weer aan. Want we hebben een vergadering die qua omvang zowel de dag als de avond betreft – daar kom ik nog op terug. Maar eerst een officieel ‘welkom terug’. Dit zinnetje voelt wat raar, moet ik zeggen, want we werken alweer heel wat weken samen in de vergadering van Provinciale Staten met gedeputeerde, mevrouw Besselink. Maar het is nu eenmaal een mooie traditie dat we namens de Staten altijd een cadeau overhandigen en dat mag u ook doen. En we feliciteren u met de geboorte van uw dochter Minou. Ook die is ondertussen alweer enige tijd – en daar zijn we ook alweer erg aan gewend – op deze wereld, maar ik laat natuurlijk niet de kans voorbijgaan om een cadeau aan te reiken. Ik begrijp dat de eigenzinnigheid van zowel de moeder als het kind zodanig is dat het cadeau zó vormgegeven dat het nog veel te kiezen overlaat. Bij dezen van harte gefeliciteerd. [Applaus. De Commissaris overhandigt mevrouw Besselink het cadeau.] En speciaal voor de gelegenheid is er straks krentenwegge bij de koffie naar goed Twents gebruik. 3 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 2. Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda a. Behandelvoorstellen De VOORZITTER: Door omstandigheden hebben we vandaag een heel stevige agenda met drie hoofdgerechten – een typisch Groningse aanpak, zou ik zeggen. En dat gaan we dan ook zo doen. Vanochtend de bestuurlijke organisatie, dat kan afhankelijk van de lengte van de bespreking natuurlijk nog een stukje doorlopen in de middag. Vanmiddag is de partiële herziening aan bod van de Provinciale Omgevingsverordening inzake de uitbreiding van de zoekgebieden voor windenergie. En we hebben mede ook in het presidium afgesproken dat we op het programma een vast tijdstip zetten voor het debat over de uitkomsten van het onderhandelingsakkoord over de gaswinning in Groningen. Dan kunnen diegenen die daarin geïnteresseerd zijn, dit rechtstreeks volgen via de streaming of op dat tijdstip hier kunnen komen om dat deel bij te wonen. Het aanvangstijdstip daarvan is half acht vanavond. Het kan zijn dat we in de loop van de middag op gegeven moment klaar zijn en dan is er daarna even pauze met een klein buffetje. Hoe eerder we dat kunnen gebruiken, des te lekkerder en dan gaan we straks wel kijken hoe een en ander uitpakt in de tijd. b. Vaststelling agenda (A- en B-lijst) De VOORZITTER: Ten opzichte van de agenda die u afgelopen vrijdag van ons hebt ontvangen zijn er nog enkele aanvullingen geweest. Het betreft één aanvullende voordracht bij agendapunt A.2. Dit was al bekend, die is iedereen nagestuurd. Op uw verzoek was die aanvulling nodig om de zaak goed af te ronden en die zijn samen met de overige aanvullingen toegevoegd aan de verschillende agendapunten. Dan is eigenlijk nu mijn algemene vraag: bent u akkoord met de agenda zoals voorgelegd? Dat is het geval, dus dan is dat vastgesteld. Dan zitten we bij de spreektijden. Het presidium vond het nodig, gegeven toch de betekenis van de verschillende onderwerpen, om daarvoor bij de Statenfracties stevig de tijd te nemen. Maar men vond het ook wel weer verstandig om dat ook weer niet onbeperkt te doen en is uiteindelijk uitgekomen op 20 minuten per fractie. Voor het College betekent dat 70 minuten. Onze ervaring leert dat naarmate je dat je ruimer de spreektijden stelt, de gedachte is dat je wel daarbinnen kunt blijven, maar dat het toch tegenvalt. Dus iedereen toch bij dezen weer gevraagd om zich te focussen. Stemt u hiermee in? Dat is zo, dus dan zijn de spreektijden vastgesteld en helpt u de voorzitter door u hieraan te houden. Zonder beraadslaging of stemming vastgeteld. 3. Bespreekpunten A.1 Bestuurlijke organisatie provincie Groningen Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 januari 2014, nr. 2014-00573, PPM, betreffende de stand van zaken en het vervolgproces op weg naar verandering van de bestuurscultuur en vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen (nummer 3/2014), inclusief de bijlagen. Hierbij worden betrokken: Het raadsbesluit van de gemeente De Marne van 3 december 2013; De brief van de stuurgroep Samenwerking Westerkwartier van 21 november 2013; De e-mail namens het presidium van de gemeente Eemsmond van 12 december 2013 betreffende verzoek doorgeleiden rapport StiBaBo, getiteld ‘Quo Vadis’; De brief van de raad van de gemeente Oldambt van 16 december 2013, betreffende besluit raad Oldambt inzake herindelingsvariant; E-mail van VNO NCW en MKB-Nederland van 18 december 2013, betreffende gemeentelijke herindeling in de provincie Groningen; De mail van de griffier van Hoogezand-Sappemeer van 17 januari 2014 betreffende getekend raadsbesluit 2 december 2013; De brief van B&W en de raad van Ten Boer van 16 januari 2014 betreffende bevestiging standpunt gemeente Ten Boer rapport ‘Grenzeloos Gunnen’; 4 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De brief van de heer Koot van 13 januari 2014 betreffende gemeentelijke herindeling in onze provincie; E-mail en bijlage van de heer Biezeveld d.d. 24 januari 2014 namens Burgercomité herindeling Haren; De brief van GS van 24 januari 2014, nr. 2014-04297/5, PPM, Provinciale regierol herindelingsproces; De brief van de heer Wieten van de Stichting Boermarke Essen en Aa's, d.d. 27 januari 2014, betreffende hartenkreet voor bestuurders van Bellingwedde, Stadskanaal, Vlagtwedde en de provincie. De VOORZITTER: Wat we bespreken als eerste agendapunt is de voordracht van GS van 17 januari 2014 over de stand van zaken en het vervolgproces op weg naar de verandering van de bestuurscultuur én vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen. Dat is een omvangrijk pakket met alle bijlagen en brieven van derden. Als extra bagage voor het debat hebt u de inhoud van de in januari gehouden gesprekrondes mee kunnen nemen, waaraan bijna alle Groninger gemeenten hebben deelgenomen. Daarmee hebt u ook weer een fors stuk werk verzet. Ik begin met de eerste termijn en ik kijk naar de Partij voor de Arbeid: de heer Visser heeft het woord. De heer VISSER (PvdA): Terugkijkend op zijn lange politieke en bestuurlijke loopbaan zag Willem Drees met het meeste genoegen terug op zijn periode als raadslid en wethouder in Den Haag gedurende de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Niet alleen duidde hij hiermee op wat je als wethouder van sociale zaken – want dat was natuurlijk zijn portefeuille – juist in crisistijd heel concreet voor kwetsbare groepen kon bereiken, maar hij wees ook op de waarde van wat later de wethouder Socialisme is gaan heten voor de sociaaldemocratie en de landspolitiek. Ik citeer: ‘Het opbouwende werk in de gemeentebesturen is betere propaganda geweest dan de hardnekkige, maar vaak vergeefse oppositie in de landspolitiek.’ Als Partij van de Arbeid-fractie steunen wij de voordracht over het advies van het College over de bestuurlijke organisatie juist omdat wij als partij staan voor krachtig lokaal bestuur, dat optimaal bemeten is om sociaal-economische opgave – vooral die opgave van onze regio – ter hand te nemen. Dan gaat het om het bevorderen van werkgelegenheid, het hervormen van de sociale werkvoorziening zonder dat wie dan ook kansloos in de kou komt te staan en het organiseren van solidariteit en bestaanszekerheid. Het gaat om het scheppen van kansen en uitdagingen voor iedereen. Daarbij dient de gemeente zo autonoom mogelijk te kunnen zijn, liefst via vergroting van het eigen belastinggebied, terwijl de gemeenteraden hun wetgevende en controlerende taken daadkrachtig kunnen vervullen in nauwe samenspraak met de gemeenschap in dorpen en wijken. Dat moet er ook iets te kiezen zijn, want de ervaring leert – ook de afgelopen weken in ons huis – dat de burgers de volksvertegenwoordigers uitstekend weten te vinden als er ook écht iets op het spel staat. Tijdens de inspraakronde die we de afgelopen tijd met de vertegenwoordigers van 21 van de 23 gemeenten in onze provincie hebben gehouden, onderschrijft vrijwel iedereen nut en noodzaak van het perspectief dat er in de voordracht en de visie van het College wordt geschetst. Dat er daarbij vele vragen en zorgen leefden, is in de commissievergadering van vorige week woensdag met de verantwoordelijke gedeputeerde gedeeld en hij heeft ons afdoende overtuigd van de bereidheid van het College om de gerezen knelpunten naar vermogen te helpen aanpakken. Bij enkele daarvan wil ik nog kort stilstaan. Zo bleken er nogal wat onduidelijkheden te bestaan over de provinciale regierol in het herindelingsproces en het leek onze fractie daarom gepast dat het College daar helder over zou communiceren. Wij danken het College daarom voor de brief van 24 januari jongstleden, waarin onze rol en positie in formele zin worden verduidelijkt. Veel gemeenteraden geven aan, zorgen te hebben over hun financiële posities of die van beoogde fusiepartners, die het realiseren van de herindelingen zouden kunnen belasten. Wij zijn het met het College eens dat de betrokken gemeenten zelf alles op alles moeten zetten om zo gezond mogelijk aan de start te verschijnen – natuurlijk. Maar we verwachten wel dat het College bereid is om gemeenten die buitenproportioneel worstelen met hun financiële positie, met raad én daad bij te staan. Hierbij duiden wij niet alleen op wat er in de voordracht en de visie is verwoord, gehoor gevend aan de motie die we in september hebben aangenomen – dank daarvoor. Maar we duiden er ook op en we vragen u ook of u zonodig voorfinancieringen kunt bevorderen vanwege andere overheden – want wij als provincie zijn door de Wet HOF beperkt in dezen – en deze inspanningen het liefst samen met de VGG kunt leveren. Ook bleek uit de standpunten van de verschillende gemeenteraden de behoefte aan verschillen in tempo. De ene gemeente kan het niet snel genoeg gaan, bleek ons. De andere wenst 5 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 meer tijd, vooral ook met het oog op de toekomstvisies die er voor de beoogde nieuwe gemeenten moeten worden gemaakt. U hebt aangegeven dat er wel enige rek in het tijdspad zit, maar in juni 2015 moeten die visies er liggen. U hebt ook aangegeven dit soort processen te kunnen ondersteunen. Kunt u in uw overleg met de VGG in april aanstaande nagaan hoe u kunt bijdragen aan het nodige maatwerk, ook in relatie tot de zogenaamde decentralisaties waardoor gemeenten niet in de knel komen bij het behalen van de nodige deadlines? Er is terecht om aandacht gevraagd voor kwetsbare en waardevolle gebieden in onze provincie zoals Middag-Humsterland en Westerwolde – ik noem er twee, die wat onze fractie betreft in één bestuurlijke hand komen vanuit respect voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarde, die door de inwoners van deze gebieden vaak intens wordt beleefd. Wat betreft de zogenaamde G7gemeente die er mogelijk in Noord-Groningen gaat ontstaan – al delen niet alle betrokken gemeenteraden die voorkeur en dient er voor definitieve keuzes nog het nodige te worden onderzocht – vinden wij dat het advies van de commissie-Jansen – twee gemeenten in dit gebied: Hoogeland en Eemsdelta – niet lichtvaardig opzijgeschoven moet worden. Hoewel er in dit gebied nadrukkelijk opgaven aan de orde zijn die om krachtig bestuur over het geheel vragen – niet in de laatste plaats vanwege de aardbevings- en leefbaarheidsproblematiek – worden de afstanden letterlijk en figuurlijk wel heel groot. Wij wachten daarom met spanning af welke kant het met Noord-Groningen opgaat – evenals in Oost-Groningen overigens, waarover de commissie-Jansen II binnenkort adviseert – en zullen daarop op een gepast moment in de Staten terugkomen. Dit hebben we ook al in de commissie besproken. De raden van Vlagtwedde en Bellingwedde hebben gisteren een grote stap gezet, waarvan wij hopen dat die een krachtig samenspel met andere gemeenten in het gebied niet in de weg staat. We zijn benieuwd hoe een en ander zich verhoudt tot het nog komende advies van de commissie-Jansen II, al hebben al wel begrepen – zeker van vertegenwoordigers van de gemeente Vlagtwedde – dat de deur naar andere gemeenten nadrukkelijk open blijft staan. Natuurlijk kan bij zo’n ingrijpende verandering in het lokale bestuur de provincie niet achterwege blijven. Wij onderschrijven de rol- en taakveranderingen zoals die in de voordracht en de visie van het College worden geformuleerd. Via het proces van opschaling van de Groninger gemeenten komt voor onze fractie ook nadrukkelijk de vraag aan de orde of wij als provincie zélf wel bestuurskrachtig genoeg zijn. Recent onderzoek heeft namelijk aangetoond dat veel provincies, waaronder ook wel de onze, ondanks een soms ogenschijnlijk riante financiële positie als gevolg van de verkoop van aandelen in nutsbedrijven, tekortschiet. Dat onderstreept nog eens de noodzaak van het proces, waarover we het vandaag hebben en vergt van ons als Staten de openheid en eerlijkheid die we ook van de gemeenten verlangen. Daarbij wenst mijn fractie op voorhand niets uit te sluiten als het om de toekomst van onze provincie gaat. Dan rond ik af. Sinds september 2011, toen we als Staten de aanzet gaven tot het proces dat in goede samenwerking met de VGG heeft geleid tot het advies van de commissie-Jansen van nog geen jaar geleden, is er heel veel werk verzet door alle betrokkenen: door ons maar vooral ook door de gemeentebesturen en –raden – onze grote complimenten daarvoor. Het directe contact met de vertegenwoordigers in de gemeenteraden in de afgelopen periode heeft ons duidelijk gemaakt dat er nog heel veel werk aan de winkel is, maar dat de grote stappen vooruit zijn en nog worden gezet. Wij stellen ons voor dat we gaandeweg het proces ons nog eens met de betrokken gemeenteraden verstaan, want dat is mij en mijn fractie uitstekend bevallen en onderstreept het gemeenschappelijke karakter van de opgave die we alleen door eendrachtige samenwerking onder het motto van ‘Grenzeloos gunnen’ tot een goed einde kunnen brengen. De heer BAKKER (VVD): Een nieuwe bestuurlijke indeling in de provincie Groningen: een proces dat alweer sinds 2006 loopt. Aanvankelijk leek het te gaan in de richting van samenwerking in clusters waardoor de bestaande gemeenten konden blijven bestaan. Na een grondige evaluatie bleek dit geen haalbare kaart. Dit was een van de belangrijke gegevens voor het rapport ‘Grenzeloos gunnen’ van de commissie-Jansen. De commissie heeft de opdracht namens alle gemeenten uitgevoerd. De conclusies waren en zijn volstrekt duidelijk: herindelen niet ‘óf’ maar ‘hoe’. De voorliggende voordracht is een tussenstap in het proces om op 1 januari 2018 te komen tot een bestuurlijke herindeling. GS vraagt in deze voordracht ons als Staten te oordelen over de provinciale rol en taken, de contouren van de nieuwe indeling en over het vervolgproces. Over de rolopvatting willen wij duidelijk zijn: het is en blijft primair een gemeentelijk proces. Ons Collegeprogramma is hier ook duidelijk over. Ik citeer: ‘Wanneer gemeenten er onderling niet goed uitkomen, vervullen we een actieve, bemiddelende en zonodig regisserende rol.’ Einde citaat. Wat de fractie van de VVD betreft zitten we nu nog steeds in de actieve, bemiddelende rol. Wij gaan ervan uit dat de meer regisserende rol eigenlijk niet nodig zou moeten zijn. In maart 2014 brengt het 6 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 ministerie een handreiking uit over de gemeentelijke herindeling. Indien de handreiking ertoe aanleiding geeft dat de procesafspraken die wij nu maken, gewijzigd moeten worden, gaan wij ervan uit dat het College in overleg met de Staten nadere procesafspraken met de gemeenten maakt. Wij willen hier niet ingaan op de situatie in iedere individuele gemeente. Wij hebben in een drietal hoorzittingen gemerkt dat iedere gemeente op een bijzonder serieuze wijze met deze materie omgaat. Dit leidt ertoe dat hier en daar ruimte wordt gevraagd: ruimte qua gebied en ruimte qua tijd. Wij vinden dat deze ruimte in beginsel moet worden geboden. Daarbij zijn wat ons betreft in ieder geval twee uitgangspunten belangrijk: de herindeling gaat door en de ingangsdatum is 1 januari 2018. De opschaling van gemeenten betekent dat de verhouding tussen de provincie en het lokale bestuur aanmerkelijk verandert. De kerntaken van de provincie zijn duidelijk. Aan een verdere overdracht van niet-kerntaken dient een invulling te worden gegeven. Morgen beginnen en misschien doet een goed voorbeeld goed volgen. Tot slot zit de kracht soms in de herhaling en dus nogmaals: de VVD-fractie is van mening dat Schiermonnikoog bij de provincie Groningen hoort. Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij hebben de afgelopen járen – denk ik bijna – heel veel stukken voorbij zien komen en ook vandaag staan er heel veel stukken onder dit agendapunt bij elkaar geschaard. Wat ons betreft gaat het over twee grote stukken met heel veel bijlagen, elk met zijn eigen waarde. Bij één groot stuk zal ik iets langer stilstaan en bij het andere stuk volg ik in beginsel de lijn die uitgesproken is door de gedeputeerde in de laatste commissievergadering, die over dit onderwerp ging. De gedeputeerde gaf in die commissie namelijk aan dat hij – in mijn woorden vat ik alles samen – eigenlijk niet zo uitgebreid wilde spreken over hoe die nieuwe provincie eruit zou moeten zien, omdat hij vindt dat dat iets wat we straks samen met de Vereniging van Groninger Gemeenten moeten gaan oppakken en invullen. U kent onze opstelling over de kerntaken en onze provincie: wat dicht bij mensen kan, moeten we dicht bij mensen doen. En wat regionaal moet, doen we dan ook regionaal. We komen daar inderdaad nog wel uitgebreid over te spreken de komende perioden, maar ik wil vóór die discussie alvast wel meegeven dat wij als SP, gedwongen door alle bezuinigingen die plaatsvinden op gemeenten, nu wel op de lijn aankomen van dat je als provincie doet wat je moet doen, je dat ook goed doet, maar niet wegkijkt als je iets kúnt doen. En volgens mij kom ik daarmee heel dicht bij wat de heer Visser net ook zei dat daar waar wij op elk vlak dan ook een hand kunnen uitsteken naar gemeenten, moeten we dat ook niet nalaten. Dan die voordracht over de bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen. Een bestuurskracht- en/of herindelingsdiscussie die inmiddels – de heer Bakker zei het ook al – acht jaar loopt in Groningen. Gestart in 2006 vanuit een onderzoek naar de bestuurlijke drukte in gemeenten. En toen werd dit in het najaar van 2011 kracht bijgezet met een meerderheidsmotie in de Statenzaal, waarbij de optie van herindeling niet uitgesloten mocht worden. En als finale het akkoord Jansen I met als uitkomst de oplossing van alle problemen in bestuurlijk Groningen: zes nieuwe grote gemeenten op 1 januari 2018. Al acht jaar lang gesprekken tussen bestuurders, de Vereniging van Groninger Gemeenten en op zijn hoogst minimaal met raadsleden. En afgelopen jaar werd er naar onze mening met stoom en kokend water gepraat in zaaltjes en dorpshuizen met een bevolking, die vaak summier geïnformeerd was en vaak als belangrijkste vraag kreeg: met wie? Over de definitie van ‘van onderop’ gaan wij het vandaag niet eens worden. Daarvoor hebben wij vaak genoeg met elkaar van gedachten gewisseld – en dat wil de heer Post nog een keer overdoen, denk ik. De heer POST (GroenLinks): Dat wil ik niet overdoen, ik kom even terug op uw voorgaande zin. U zei dat wij het laatste jaar met stoom en kokend water de discussie over de toekomst van de gemeenten moeten volgen. Bent u het met mij eens dat de afgelopen acht jaar de gemeentelijke samenwerking ook herhaaldelijk is voorgelegd aan en besproken met bewoners en bewonersgroepen? En dat die discussie dus wel degelijk binnen gemeenten is gevoerd? Mevrouw VEENSTRA (SP): Die discussies zullen wel in de gemeenten gevoerd zijn. Het beeld dat ik krijg van de verschillende raadsleden is dat die discussies summier geweest zijn. En het beeld dat ik op lokaal niveau krijg van de bevolking is ook dat die discussies summier geweest zijn – in elk geval de informatievoorziening rondom hoe dat dan zou moeten en wat de noodzaak daarvan zou moeten zijn, summier is geweest. 7 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer POST (GroenLinks): Ja, je kunt altijd discussiëren over wat summier is, maar in uw eerste bijdrage zei u aanvankelijk dat de discussie in feite het laatste jaar gevoerd is met stoom en kokend water. En die veronderstelling deel ik in elk geval niet. Mevrouw VEENSTRA (SP): Dan delen wij het dat we het daarbij niet eens zijn met elkaar. Het afgelopen halfjaar is die discussie gevoerd in verschillende dorpshuizen en zaaltjes. Sommige gemeenten hebben het heel uitgebreid gedaan in veertien dorpen, andere hebben dat centraal gedaan op de gemeentehuizen. Bij ons is in elk geval wel heel sterk het beeld blijven hangen dat die discussie heel summier geweest is en de bevolking weinig geïnformeerd is met als enige insteek met wie men wilde herindelen. Ik denk niet dat we het daarover eens gaan worden, meneer Post. Dat mag, ook van mij. Over de definitie van herindeling van onderop gaan wij het dus niet met elkaar eens worden, vrees ik. Daarvoor hebben wij vaak genoeg met elkaar van gedachten gewisseld. Wij zijn als SP geen principieel tegenstander van herindelingen, maar in het proces is voor ons de mening van inwoners leidend. En in onze ogen – en nogmaals: daar hoeft u het niet met ons eens te zijn – is die te laat, onvoldoende en in elk geval met te weinig informatie gepraat. Er is vaker gevraagd door ons en door gemeenten om meer tijd. Naar onze mening terecht en het blijkt ook nodig. Want de negen OostGroninger gemeenten hebben een ronde-Jansen II nodig. Dat advies komt naar alle waarschijnlijkheid volgende week, naar ik begrepen heb. Waar was dan de brand dat wij daar niet op konden wachten? Hadden we niet beter op dit ‘Jansen II-advies’, zoals de gedeputeerde dit zelf genoemd heeft – ik heb het niet zelf bedacht – kunnen wachten, zodat we alles in één ronde met elkaar hadden kunnen bespreken? Dat is de korte termijn van een week. Maar ook de termijn van het komende halfjaar en anderhalf jaar knelt naar de mening van de SP. In de commissie gaf de gedeputeerde aan dat de voorbereidingen op die herindeling, het opstellen van die gebiedsvisies, én de overdracht van drie grote wetten vanuit Den Haag, de zogenaamde decentralisaties, samen moeten kunnen gaan. Ik kom op het laatste zo nog even terug. Een complicerende factor kunnen wat ons betreft ook de mogelijke raadsverkiezingen van 19 maart zijn. U kunt ten eerste te maken krijgen met totaal andere gemeenteraden, die mogelijk níét de mening delen van de gedeputeerde dat – en ik vat dat in mijn woorden samen – men besluiten uit de vorige periode meeneemt en zich daar niet aan kan onttrekken. Onze inschatting en ons uitgangspunt is dat we veel meer op het standpunt staan van dat wat wij met mensenhanden ondertekenen, diezelfde mensenhanden ook weer ongedaan kunnen maken. Het zijn maar principebesluiten in veel gemeenten en met nieuwe fasen kunnen vaak ook nieuwe wetten volgen. Dan de tijd die u zichzelf en de gemeente gunt. De verkiezingen zijn op 19 maart, dan volgen de onderhandelingen en op zijn vroegst begin april zal er sprake zijn van nieuwe colleges van B&W, mogelijk zelfs op sommige plekken pas in mei. Die moeten ingewerkt worden en dan zitten we al heel dicht tegen het zomerreces aan. Daarna belanden we in september en zitten er dus colleges met een herindelingsopdracht, moeten ze gebiedsvisies maken, moeten ze drie landelijke wetten invoeren waarvan de helft nog niet duidelijk is op dit moment vanuit Den Haag en dat alles in een begrotingstijd waarin de gemeenten alle touwtjes aan elkaar moeten knopen om het geheel financieel rond te breien. Het klinkt bijna een beetje alsof wij als SP geen vertrouwen hebben in de lokale gemeenteraden. Dat is absoluut niet waar: ik heb het volste vertrouwen in de lokale volksvertegenwoordiging. Maar áls men al zou willen, dan lijkt het schier onmogelijk. En eerlijk gezegd hebben wij liever een raad die haar energie steekt in het borgen en zekerstellen van de hulp aan ouderen en de jeugdzorg dan dat zij zich in deze periode druk moeten maken over gebiedsvisies, die ook later kunnen worden ingevuld als daar meer tijd voor gegeven wordt. De heer VISSER (PvdA): Ik wou mevrouw Veenstra iets voorleggen. U veronderstelt dat er wel een hele grote breuk komt via de verkiezingen, alsof er geen continuïteit zou zijn. Uw partij investeert nogal wat in scholing, u bent daar ook zelf bij betrokken. Bent u niet van mening dat, gezien wat u zegt, menig politieke partij en ook nieuwe partijen die aan de verkiezingen deelnemen, nu al met de voorbereiding doende zijn en zich dus uitstekend kunnen oriënteren op de zaken die komen gaan? Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik heb ook expliciet genoemd dat waar het gaat over de drie grote wetten, het op dit moment zelfs nog volstrekt onduidelijk is welk deel van de wet in welke vorm en hoeveel geld er komt. Die onzekerheden zijn nog steeds niet weg. En ik heb het volste vertrouwen – dat heb ik ook gezegd – in de lokale volksvertegenwoordiging. Inderdaad doen heel veel partijen aan scholing en het begeleiden van lokale raadsleden en dergelijke. Maar u vraagt ook of er enige consistentie in die gemeenteraden zou kunnen zitten. Ja, dat kan op sommige plekken het geval zijn, maar in sommige 8 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 gemeenten kan er een totaal nieuwe werkelijkheid ontstaan. En daar moeten we dan wel mee handelen en dat kan wel eens een lastige factor worden als we al deze zaken gelijktijdig gaan doen vanaf september, met alle onzekerheden die er in Den Haag blijven hangen. De heer POST (GroenLinks): Dit verhaal over het spanningsveld tussen de decentralisatieopgave en de herindeling hebben we natuurlijk ook nadrukkelijk besproken met de gemeenten. En wat mij daarvan bijgebleven is, is dat daar een zorg over is uitgesproken. Maar de allesoverheersende gedachte daarbij was dat dat de uitdaging is die we met elkaar aangaan. Het was niet een kwestie van ‘dat gaan we niet redden’, maar ‘dat zullen we met elkaar moeten oplossen en laten we elkaar daarom nu vasthouden’. Dus als dat de opvatting is in elk geval binnen de nuances die gemaakt zijn van de verschillende gemeenten, dan denk ik dat we ook die gemeenten de kans moeten geven die lastige, maar niet-onuitvoerbare opdracht ook uit te voeren. Mevrouw VEENSTRA (SP): Absoluut. Inderdaad gaan we die uitdaging ook aan, we gaan ons best doen om daar vorm aan te geven. Maar het gaat mij om de tijd die erin zit, hoe beperkt die is en de onzekerheden die er nog steeds vanuit Den Haag liggen. Je kunt nog zoveel willen, maar als niet duidelijk is wat je moet en als dat ook nog een keer gaat knijpen in de tijd, dan kan het ook wel eens mislopen. En nogmaals: ik heb liever dat gemeenteraden zich straks heel druk gaan maken over hoe zij inderdaad de zorg gaan borgen voor ouderen, hoe ze de jeugdzorg gaan invullen en hoe ze gaan zorgen dat al die mensen in de sociale werkvoorziening hun veilige plekken kunnen gaan houden dan dat ze zich druk gaan maken over gebiedsvisies, wat in onze optiek ook later kan. En die ruimte zou er wat ons betreft moeten kunnen zijn. Ik kom tot een afronding en u verwacht natuurlijk nu dat ik weer met een hele stapel moties aankom. Maar u hebt allang gezien wat ik hier heb liggen: we gaan dat niet doen. Wij hadden ervoor kunnen kiezen om wederom moties op te stellen: een motie om inderdaad meer tijd te vragen, een motie waarin wij zeggen dat wij Bellingwedde en Vlagtwedde de keuzes laten maken die zij samen met de bevolking belangrijk vinden, een motie om het referendum straks in Haren te respecteren, een motie om de volkspeiling – in mijn woorden – van bijvoorbeeld Menterwolde te respecteren of een motie die aangekondigd is door mijn collega Swagerman om de gemeente Bedum zelfstandig te laten zijn. Dan hebben we heel vaak zo gedaan de laatste jaren. Maar ik ben niet – in mijn woorden, het is misschien niet heel parlementair woordgebruik, maar goed – achterlijk. Wij kunnen ook tellen en wij weten dat de overgrote meerderheid in deze Staten van Groningen het rapport-Jansen I leidend wil laten zijn in deze discussie en het College ondersteunt dat dus ook. Ook dat is democratie en die democratie – dat weet u – respecteer ik, ook als ik het niet leuk vind. Maar u kunt zich dan ook waarschijnlijk al wel een idee vormen hoe ons stemgedrag aan het einde van dit debat zal zijn. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Het proces van de herindeling rolt zich verder voor ons uit. Er is de commissie-Jansen, er zijn makelaars en er is zelfs een commissie-Jansen II in Oost-Groningen aan het werk, de drie hoorzittingen en vanmorgen was in de krant het besluit te lezen van de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde. In de hoorzittingen hebben de gemeenteraden zich kunnen uitspreken over hoe zij staan in de voorgenomen herindeling. Voor het CDA is daar een duidelijke lijn uitgekomen. Namelijk: gemeenten willen wel in het licht van de decentralisatietaken, ze zien de noodzaak ook, maar vinden loslaten van bestaande structuren ook best moeilijk. Er ligt sentiment maar er ook praktische bedenkingen. Gemeenten kijken duidelijk naar financiële gevolgen, naar cultuurhistorische gronden en ze hebben een diverse kijk op de schaalvergroting en de burgernabijheid. In elke regio hebben gemeenten nog uiteenlopende standpunten inzake hun toekomst: hoe groot en met wie wil men verdergaan? En deze variëteit aan geluiden vergt dat de gemeenten voldoende tijd moeten krijgen om onderling gesprekken aan te gaan, verkenningen uit te voeren en daar waar gewenst samen met de ingestelde kwartiermakers zorgvuldig te komen tot een gestructureerde eindbeslissing van onderop. Het CDA is van mening dat in het gehele proces de bottom-uplijn gevolgd moet worden. Draagvlak zoeken is ook heel duidelijk een van de uitkomsten van de hoorzittingen. Zo moet er ook een evenwicht gezocht gaan worden in het tijdspad: wil de ene gemeente zo snel mogelijk, wil de andere gemeente meer tijd. Ook hier ligt een duidelijke rol voor de provincie, zonder op te jagen maar ook zonder te frustreren. In de brief van GS die wij na de commissie hebben mogen ontvangen – waarvoor dank – zijn het proces en de gestelde dilemma’s ook goed weergegeven. De gestelde criteria, de randvoorwaarden uit het rapport van de commissie-Jansen en de bestuurlijke visie van de provincie onderschrijven wij. En in uw brief en ook in de commissie spreekt het College over ‘evenwichtige gemeenten’. Graag willen wij hier nog een verduidelijking over, hoe u dit ziet – mede ook in het licht van ‘van onderop’. Er lijkt zich momenteel iets anders af te tekenen, namelijk van klein naar groot naar 9 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 supergroot. En voor het CDA is het van belang dat in de nieuwe gemeenten het karakter moet zijn dat de burgers er zich in herkent, de burgernabijheid aanwezig is en de kleinschaligheid in grootschaligheid ontwikkeld gaat worden. De heer JANSEN (PVV): U hebt het heel terecht over draagvlak zoeken onder de bevolking in de gemeenten. Wat als dat draagvlak er uiteindelijk niet komt? Wat moet er dan gebeuren volgens u? Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Daarvoor heeft de provincie kwartiermakers in het leven geroepen en op hen kan dan een beroep gedaan worden om in gezamenlijkheid te kijken hoe je aan draagvlak kunt werken en tot een nieuwe herindeling kunt komen in die gebieden waar misschien geen draagvlak aanwezig zal zijn. Maar je moet ook kijken wat draagvlak is en hoe breed dat moet zijn. De heer JANSEN (PVV): Hoor ik het nou goed dat u eigenlijk zegt dat als er geen draagvlak is op dit moment, het moet worden afgedwongen? Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Dat hoort u mij niet zeggen. Ik zeg alleen maar dat je draagvlak gezamenlijk moet creëren, hetzij met eigen kracht, hetzij samen met de provincie want die heeft hier een duidelijke taak in om met kwartiermakers – en daar is zelfs een behoorlijk bedrag voor uitgetrokken – daar samen aan te gaan werken. De heer JANSEN (PVV): Ik denk niet dat geld in dezen draagvlak creëert. Maar goed, dat is mijn optiek. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ik zeg ook niet dat geld draagvlak creëert, maar het is wel een middel om in gezamenlijkheid te komen tot draagvlak. Voor het CDA is het van groot belang dat de provincie richting de gemeenten een faciliterende rol gaat spelen. De gemeenten Veendam en Hoogezand-Sappemeer – dit hebben wij ook tijdens de hoorzittingen gehoord – hebben dit momenteel goed op orde, daar waar kleinschaligheid binnen grootschaligheid een feit kan zijn. Tegelijkertijd willen wij nogmaals aandacht vragen voor twee zaken die spelen binnen het kader van evenwichtige gemeenten. Namelijk dat je binnen kleine gemeenten wederom moet gaan werken met veel gemeenschappelijke regelingen en andere samenwerkingsverbanden, wat nou juist democratisch ongezond is volgens de commissie-Jansen. En anderzijds zijn te grote gemeenten ongezond voor de burgernabijheid: je krijgt dan afstand tot het publieke domein en dit is dan ook nog eens geografisch zo te zien. Tijdens de hoorzittingen hebben wij vele oproepen gehoord waarin de provincie om een sturende, faciliterende en ook regisserende rol werd gevraagd. Daarnaast voorwaardenscheppend in het kader van de werkgelegenheid. En in de beantwoording van de gedeputeerde werd aangegeven om met de nieuwe rolinvulling van de provincie zeer terughoudend om te gaan, ‘tenzij…’. En vanuit die houding gaf de gedeputeerde ook aan dat de provincie meer in dialoog met de gemeenten zal gaan en gemeenten een grotere beleidsvrijheid zal geven, met name ook op het gebied van ruimtelijke ordening zoals de Provinciale Omgevingsvisie en de gebiedsvisies. Voor het CDA is dit een welkome koerswijziging van de provincie: verspreiden van verantwoordelijkheden en dat alles heeft te maken met vertrouwen. Ten slotte geeft het College bij elk cluster een beoordeling. Er is tijdens de hoorzittingen duidelijk gebleken dat niet alle beoordelingen parallel lopen met de gedachtegang van de desbetreffende gemeenten. Wij vragen het College om zijn beoordelingen nog eens te toetsen aan de bevindingen van de gemeenten en de Staten goed te blijven informeren over de uitkomsten van de onderzoeken van de commissie-Jansen II, maar ook over de uitkomsten van het op pad gaan van de kwartiermakers. Er liggen momenteel nogal wat losse eindjes en de nieuwe gemeentegrenzen zijn nog allerminst vastgesteld. Wij verzoeken het College in dezen te komen met een tijdspad, zodat ook gemeenten samen met de VGG weten waar, wanneer en hoe ze moeten koersen. Juist in zo’n groot en divers proces is helderheid noodzakelijk. En de randvoorwaarden zoals ze gesteld zijn in het rapport van de commissie-Jansen, zijn voor het CDA heldere uitgangspunten waarlangs de meetlat van de gemeentelijke herindeling gelegd kan worden. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik kijk graag naar schaatsen en binnenkort zijn de Open Nederlandse Kampioenschappen marathonschaatsen op de Weissensee in Oostenrijk. En dat kost veel tijd en de trainingstijd nog veel meer. Het is ook een complex, intensief en lastig proces om naar zo’n marathon te komen, heb ik begrepen. Herindeling kun je daarmee vergelijken. We zijn nu bezig met de 10 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 voorbereidingen. Die zijn lastig, complex en intensief en we moeten nog komen tot de marathon zelf, de herindeling. Daarbij zijn contacten met teamgenoten essentieel. De teamgenoten zijn in dit geval onze collega-volksvertegenwoordigers, die wij in meerdere dagdelen hebben gesproken over de situatie in hun gemeente en hoe zij die situatie bekijken. Want die dialoog zorgt voor wederzijds respect en begrip. Mijn fractie achtte deze hoorzittingen dan ook als waardevol. Ze zijn van groot belang voor het proces. Maar kwaliteit van openbaar bestuur hoort bij de aanvoerder van het team en in dit geval is dat de provincie, waarvan het een kerntaak is. Kwalitatief goed overdragen van taken is dan ook iets wat de prioriteit is van deze provincie. Een voorwaarde daarvan is wat D66 betreft dat de gemeenten gelijk zijn. Als je kijkt naar de hele provincie, dan gaf dat een tegenstrijdig maar tegelijk ook een duidelijk beeld. Veel gemeenten waren erover uit: herindeling is nodig. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wat bedoelt u ermee dat alle gemeenten gelijk moeten zijn? De heer ZWERTBROEK (D66): D66 is van mening – en dat is bij iedereen ook bekend – dat veel kerntaken richting de gemeenten komen. Zij krijgen een grote verantwoordelijkheid en daarbij lijkt het voor D66 van belang dat bij gemeenten een optimale gelijkwaardigheid is, zodat ze allemaal de kerntaken die ze in de toekomst krijgen, aankunnen. En daarom vinden wij die gelijkwaardigheid van belang. Bij de stad Groningen is dat wat anders, want die is nu al veel groter. Alleen, wij vinden het voor de Ommelanden ook van belang dat die gelijkwaardigheid er is. Als je kijkt naar de hele provincie, dan gaf dat een tegenstrijdig maar tegelijk ook een duidelijk beeld. Veel gemeenten waren erover uit: herindeling is nodig. Het Westerkwartier is daar druk mee bezig. Noord-Groningen is bezig met een onderzoek naar de G7 c.q. de optie van twee gemeenten. In Oost-Groningen is commissie-Jansen II bezig en daarbij wachten wij in spanning op de resultaten. De gemeenten zijn verschillend, maar tegelijkertijd zien zij allemaal het besef dat die herindeling nodig is om uiteindelijk ook die kwaliteit van het openbaar bestuur te behouden. Daarnaast is ook vanuit het rapport van de commissie-Jansen de rol van de provincie een onderdeel in dit proces. En ik ben blij – gedeputeerde Moorlag heeft daar laatst ook nog iets over gezegd richting RTV Noord – dat ook het besef er is dat er bij de provincie wat moet veranderen en dat het stapje terug gedaan moet worden. Wat D66 betreft mocht dat wel eerder, maar wij zijn blij dat deze stappen nu gezet worden richting kerntaken wellicht, maar in ieder geval richting daar waar de provincie nodig is en niet overal bij gemeenten. Mijn fractie hoopt dat de dialoog zoals wij die als Staten gevoerd hebben, maar ook zoals de gedeputeerde met de Vereniging van Groninger Gemeenten bezig is geweest, zal blijven. Want uiteindelijk is samenwerking tussen de provincie en de lokale overheden altijd van belang. Wij wensen de gedeputeerde dan ook succes met de voorbereidingen op de aanstaande schaatsmarathon met het team van de Groninger gemeenten. Want het is een zware tocht, het kan een barre tocht worden – dat hebben we wel gezien in de Elfstedentocht in het verleden – maar uiteindelijk moeten we wel met zijn allen de finish halen. De heer POST (GroenLinks): Ik wil even bij de metafoor van de marathon blijven. Je weet een aantal dingen zeker bij de marathon: als je aan de start staat, weet je hoe lang die gaat duren. Nou dat hebben we hier met elkaar wel zo’n beetje afgesproken: de ene marathon is 100 kilometer, de andere 200 kilometer – ik ben geen deskundige. Maar over het algemeen weet men ook waar de finish ligt en waar je naartoe schaatst. Daar heb ik u niets over horen zeggen. Waar ligt wat u betreft de eindstreep? De heer ZWERTBROEK (D66): De finish ligt in 2018, dus het is een lange marathon. Dan hebben we uiteindelijk te hopen dat die grotere gemeenten er zijn. En D66 gaat er dan vanuit dat er dan ook veel taken richting de gemeenten zijn gegaan. Wij hopen dan dat er een nieuwe situatie is ontstaan van een provincie die meer teruggetrokken, gemeenten die groter zijn en uiteindelijk ook die taken aankunnen, die op gegeven moment bij hen terechtkomen. De heer POST (GroenLinks): En dat eindbeeld – die finish – is wat u betreft – tenzij er betere afslagen in de route komen – dus het eindbeeld van de commissie-Jansen? 11 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer ZWERTBROEK (D66): Mijn fractie heeft altijd de adviezen van de commissie-Jansen als leidend beschouwd. En de gedeputeerde heeft ook al gezegd dat als er gemeenten zijn met een beter voorstel, dan mag dat en dan zien we die graag tegemoet. De heer JANSEN (PVV): Sommige gemeenten werken reeds intensief samen, andere kan een fusie niet snel genoeg gaan en weer andere zouden liever in kleiner verband of zelfs op zichzelf verdergaan. De afwegingen die gemaakt worden bij de keuzes van de gemeenten zijn ook divers. Deze kunnen onder meer geografisch, cultuurhistorisch, economisch of financieel van aard zijn, maar hebben veelal ook betrekking op de angst dat de afstand tussen de burger en het bestuur te groot wordt. Onzes inziens is dit een gegronde angst die niet onderschat mag worden. Zeker nu veel bevoegdheden en taken gedecentraliseerd worden en gemeenten hun handen vol hebben om deze warme overdracht de taken te realiseren. Juist vanwege deze diverse afwegingen en belangen, die overigens veelal door GS worden onderkend, is het proces van herindeling uiterst complex. Het is daarom zaak niet alleen te luisteren naar gemeenten en inwoners, maar vooral ook te handelen naar hun wensen. Niemand kan immers beter inschatten wat wenselijk is dan de inwoners van de betreffende gemeente zelf. Een terughoudende maar ondersteunende rol van de provincie is in dezen dan ook gepast. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben het met de heer Jansen eens dat niemand het beter weet dan de inwoners zelf. Maar tegelijkertijd zijn er allerlei inwonersbijeenkomsten geweest bij de verschillende gemeenten en nu is die bijvoorbeeld in Haren heel erg goed bezocht en daarom is die raad ook van plan een volksraadpleging te doen. Maar tegelijkertijd zijn er ook heel veel bijeenkomsten waar bijna niemand op afkwam. Hoe moeten wij daar dan achterkomen? De heer JANSEN (PVV): Ik ben het met de heer Zwertbroek eens dat het in de ene gemeente meer leeft dan in de andere. En op dat verhaal in Haren wil ik nog even ingaan: er is inderdaad een volksraadpleging gepland en daar zijn ook moties over ingediend die niet zijn uitgevoerd – en zoals het er nu uitziet ook niet wórden uitgevoerd. Dus dat pleit des te meer nog voor een referendum daar, zeker omdat die bewonersbijeenkomsten drukbezocht waren. Maar ik denk dat het aan de gemeenten zelf is om te bepalen of daar een referendum nodig is. En als het blijkbaar leeft in een gemeente, dan lijkt me het uiterst nuttig om daar een referendum over te houden. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, maar is de heer Jansen het met mij eens dat die gemeenteraden ook volledig de ruimte hebben om een volksraadpleging te doen, al dan niet bij de verkiezingen of op een ander moment? En dat ook heel veel gemeenteraden juist ook hebben aangegeven dat zij democratisch hebben gekozen voor die herindeling? De heer JANSEN (PVV): Ja, dat ben ik met de heer Zwertbroek eens. Goed, ik ga verder. De PVV heeft in het verlengde hiervan veelvuldig gepleit voor lokale referenda en waar nodig zouden die ook moeten plaatsvinden. Maar op zijn minst moet de wens – en daarbij kom ik de heer Zwertbroek tegemoet – van de gemeentebesturen gehonoreerd worden, zeker aangezien GS en veel partijen in deze Staten in het verleden ook hebben geopperd dat herindelingsplannen altijd van onderaf dienen plaats te vinden en nooit van bovenop moeten worden opgelegd. Het is dan ook onacceptabel voor de PVV-fractie als zou blijken dat GS fusies afdwingt of dat GS gemeenten chanteert onder het mom van ‘als jullie er zelf niet uitkomen, dan doen wij het’. In maart dit jaar zijn er gemeentelijke verkiezingen: onzes inziens een uitgelezen moment om de burger een aantal keuzemogelijkheden voor te leggen. Ook wij snappen namelijk best dat de complexe keuzes met financieel zware consequenties niet zonder meer door kleine gemeenten genomen en gedragen kunnen worden. Maar het is niet gezegd dat de creatie van 100.000+gemeenten de enige oplossing is. Kortom: wij pleiten voor een absoluut democratische keuze voor de burgers van Groningen en zo hoort het. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In het dossier inzake de bestuurlijke toekomst van Groningen zijn wij goed op weg. Er zijn sinds het verschijnen van het rapport van de commissieJansen in korte tijd grote stappen gezet. Er is veel werk verzet door de gemeenten, waarvoor wij ook onze waardering willen uitspreken. Zij zijn allereerst bij zichzelf en ook bij de eigen bevolking te rade gegaan. Ze hebben vervolgens het gesprek met de omliggende gemeenten gevoerd en al dan niet richtinggevende uitspraken gedaan met het oog op de toekomst te vormen gemeenten. Dat betekent dat het eindbeeld al duidelijk is: we zijn nog onderweg, maar wat ons betreft wel in de goede richting. 12 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Uit de gesprekken met de gemeenteraden hebben wij een rode draad geconstateerd. Het overgrote deel van de gemeenten beseft dat het samengaan met andere gemeenten noodzakelijk is om de bestuurskracht te versterken. Slechts een enkele gemeente denkt daar anders over. Zorgen zijn er over het proces en de samenhang van de herindeling met de drie decentralisaties. Gemeenten zien een regierol voor de provincie weggelegd, maar uiteindelijk ook een beslissende rol als zij er onderling niet uitkomen. Daarnaast dient ook de provincie zich te bezinnen over haar eigen provinciale rol- en taakopvatting in een nieuwe situatie van een paar grote gemeenten. De uitspraken van gemeenten leveren nog geen eenduidig beeld op. Een paar opmerkingen wensen wij hierbij te plaatsen. Voor de regio Noord-Groningen zijn nog geen richtinggevende uitspraken gedaan. Wel is er een onderzoek ingesteld naar een samenwerking tussen zeven gemeenten. Voor ons is leidend dat de nieuw te vormen gemeente(n) voldoet aan de vereisten van het advies van de commissie-Jansen. Toch horen wij uit verschillende gemeenten twijfels bij deze grote variant. De huidige gemeente Eemsmond vormt het scharnier tussen eventuele alternatieven. Voor deze regio begrijpen wij de keuze die de commissie-Jansen in haar advies heeft voorgesteld. Ook wij zijn benieuwd welke kant het in deze regio uiteindelijk op zal gaan, waarbij bij voorkeur ook gelijkwaardige gemeenten zullen moeten worden gevormd. Ten aanzien van de regio Oost-Groningen zijn we nog in afwachting van wat het bindende advies van de visitatiecommissie. Onze fractie voelt zich aangesproken door de argumenten die de verschillende gemeenten naar voren hebben gebracht voor de vorming van een tweetal gemeenten in deze regio, waarbij een verdeling is van voorzieningen: in beide gemeenten een theater en een ziekenhuis en ook een verdeling van de werkvoorzieningschappen en beide grenzend aan Duitsland. Wij zijn benieuwd naar het advies waar de visitatiecommissie mee zal komen en vinden ook dat de provincie uiteindelijk niet moet nalaten een knoop door te hakken als dat nodig is – daarbij gesteund door de opmerkingen van een aantal gemeenten in deze regio. De ChristenUnie hecht aan samenhang in dit proces, dat de Groninger gemeenten samen begonnen zijn. Daarbij dienen gemeenten niet alleen oog te hebben voor hun eigen positie, maar ook voor die van gemeenten om hen heen. In dit licht zijn wij kritisch ten aanzien van de keuze die de gemeenten Vlagtwedde en Bellingwedde gisteravond hebben gemaakt. Wij roepen het College op, in het proces oog te hebben voor samenhang en verbinding te hebben en gemeenten die zich dreigen los te weken van het geheel – bekend is dat die er zijn – bij het proces te blijven betrekken. In de voordracht worden de Staten gevraagd in te stemmen met de richtinggevende kaders voor het vervolgproces, ook met het oog op de rol- en taakopvatting van de provincie. Wij kunnen de uitgangspunten onderschrijven en hechten aan een goede uitwerking van die paragraaf met een nadere concretisering, als het bijvoorbeeld aankomt op het overdragen van taken. Daarbij is duidelijkheid geboden. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Mevrouw Van der Graaf heeft het over gemeenten die zich willen losweken van het geheel. Die moeten bij de les getrokken worden. Over welk geheel hebben wij het hier? Legt u dat eens helder uit. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Nou ja, zoals u weet is het proces gezamenlijk gestart met alle 23 gemeenten uit de Vereniging van Groninger Gemeenten en de provincie. Het advies ‘Grenzeloos gunnen’ van de commissie-Jansen is daarin ook heel duidelijk geweest over solidariteit in dit gehele proces. Ik constateer dat een aantal gemeenten is – en daar vrees ik wel voor – dat zich daarvan wat los willen weken en een eigenstandige positie willen behouden, maar daarbij gelijk ook aangeven dat ze niet voldoende bestuurskrachtig zijn. Over de samenwerkingsverbanden is de commissie-Jansen heel duidelijk geweest: daar zit niet de duurzame toekomst voor de provincie als geheel en in de afzonderlijke gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat dit proces, dat gezamenlijk is gestart, ook gezamenlijk doorlopen wordt. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ligt aan dit proces niet ten grondslag dat de herindeling van onderaf plaatsvindt? U pleit nu toch eigenlijk voor een soort regie van bovenaf? Voor u is klaarblijkelijk het plaatje al rond. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Nee, voor ons is het plaatje zeker niet rond. Dat heb ik net aangegeven: we zijn nog in afwachting van wat er zich in Noord-Groningen uiteindelijk zal gaan ontwikkelen. Hetzelfde geldt ook voor wat er zich in Oost-Groningen zal ontwikkelen. Ja, wij hebben wel een opvatting en die heb ik net kenbaar gemaakt. Ik weet dat uw gedachten daar anders zijn over de stappen die gisteravond zijn genomen in Vlagtwedde en Bellingwedde. Wij als ChristenUnie denken dat zij daarbij vooral naar hun eigen positie hebben gekeken, onvoldoende ook de positie van 13 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 omliggende gemeenten in ogenschouw hebben genomen en daarmee ook een beetje losgaan van het advies dat de commissie-Jansen heeft gegeven en toch uiteindelijk ook door de Vereniging van Groninger Gemeenten is onderschreven. Ik hoop dat ik daarmee voldoende duidelijk ben geweest. Bij de vervolgstappen vragen wij, mede naar aanleiding van de gesprekken die wij met de gemeenteraden hebben gevoerd, aandacht nog voor de volgende punten. Maak zo snel mogelijk concreet hoe het proces van de herindeling zich verhoudt tot de drie grote decentralisaties. Met een motie hebben wij daar ook in december toe opgeroepen. De kwartiermakers die worden voorgesteld, zijn een goed idee in onze ogen, maar als zij nog van betekenis willen zijn, zullen zij zo snel mogelijk moeten worden ingezet. Want de deadlines van de decentralisaties komen heel snel dichterbij. Het feit dat de definitieve contouren nog niet bekend zijn, zit daarbij wel in de weg. Wij roepen het College op, zo snel mogelijk in overleg te gaan met de gemeenten om tot een voorstel voor ondersteuning te komen naar hun wens. In de gesprekken kwam naar voren dat de gemeenten behoefte hebben aan duidelijkheid voor wat betreft het financiële perspectief voor nieuw te vormen gemeenten. Wij roepen het College op, ook daarin zo snel mogelijk faciliterend op te treden. Houd oog voor de nabijheid tussen bestuurders en bewoners en houd ook oog voor de zorg die binnen een aantal gemeenten bestaat over het behoud van het eigen karakter van dorpen. Blijf dit punt betrekken in het vervolgproces. Wij roepen het College op, ook in de komende tijd regie te houden op het proces, maar ook ondersteuning te bieden bij de inhoudelijke opgave. Wij ondersteunen de brief van vorige week van het College over de invulling van die regierol. De rek die in het tijdspad zou bestaan voor het komen tot toekomstvisies voor de nieuw te vormen gemeenten, zou wat de ChristenUnie betreft benut kunnen worden, mocht dat nodig zijn gelet op de inhoud die de visies zouden moeten bevatten. Ik kom dan tot een afronding. Wij constateren dat het College op de goede weg is en goede vervolgstappen voorstelt. Men kan wat ons betreft dan ook doorgaan op de weg die is ingeslagen naar een evenwichtig eindbeeld voor de bestuurlijke toekomst in de provincie Groningen en naar voldoende bestuurskrachtige gemeenten, die in staat zullen zijn de urgente opgaven die er liggen, aan te pakken. De heer POST (GroenLinks): De fractie van GroenLinks is niet van plan om de discussie, die we in de commissie met elkaar gevoerd hebben, over te doen. We zullen dus een meer beschouwend verhaal hebben en dat wordt wat mij betreft – net als mijn collega van de Partij van de Arbeid dat deed – een vanuit historisch perspectief. Ik neem u mee naar de jaren tachtig, naar Oost-Groningen. Eind jaren tachtig werd ik politiek actief in de toenmalige gemeente Muntendam. Het waren de jaren van de voorbereiding op de herindeling die in 1990 haar beslag zou krijgen en de alom heersende gedachte was dat dit een volstrekt overbodige en ongewenste ontwikkeling was. Toen ik in 1994 toetrad tot de gemeenteraad van Menterwolde, kreeg ik van het politieke establishment al snel te horen: ‘Jongen – ik was destijds het jongste raadslid, u kent dat gevoel waarschijnlijk ook nog wel uit het verleden – we hebben het niet goed gedaan. We gunnen elkaar het licht in de ogen niet.’ Iedere gemeente ontwikkelde in die jaren haar eigen beleid, zoals bijvoorbeeld op het gebied van de werkgelegenheid. Zo herinner ik mij een Amerikaans bedrijf dat zocht naar een geschikte locatie voor zijn fabriek en daarvoor ook onze gemeente benaderde. Het ging om relatief veel werkgelegenheid en de directie van het bedrijf ging samen met het toenmalige college in een helikopter het gebied van boven verkennen. Ik vermoed dat de helikopterpiloot de opdracht had, het rondje beperkt te houden en het uitzicht redelijk te beperken. Alles vooral in het geheim, zodat de buurgemeente er maar niet achter zou komen. Uiteindelijk vestigde het bedrijf zich naar volle tevredenheid in een gemeente in Zuid-Drenthe, tot op de dag van vandaag. Nadat ik in 2002 was toegetreden tot het College van Menterwolde, behelsde mijn portefeuille een twintigtal samenwerkingsverbanden binnen en buiten de regio. Een ware lappendeken aan min of meer vrijwillig samenwerkende gemeenten. Ambtenaren hadden er een dagtaak aan om mij te informeren met wie ik over wat afspraken had gemaakt. Het was de tijd van een afkalvende solidariteit en de Streekraad Oost-Groningen werd van binnenuit uitgehold. De vraag die mij regelmatig in de gemeenteraad werd gesteld, was: ‘Wethouder, wat hebben wíj hier nog over te zeggen?’ In 2006 waren we het zat. Overtuigd van ons eigen gebrek aan bestuurskracht, maar ook beducht voor een nieuwe herindeling werd een exclusieve samenwerking gezocht met een drietal omliggende gemeenten. Op een veerboot werd gezamenlijk het ‘Pact van Borkum’ gesloten, overtuigend en samenwerkingsbereid. Hoe anders zou het lopen. Uiteindelijk besloten alleen Veendam en Pekela in 2009 tot een ambtelijke fusie. Wat zo mooi begon, stierf in schoonheid. Met deze ervaring belandde ik in 2011 in Provinciale Staten en ontmoette daar al snel een motie van de ChristenUnie, die vroeg om een provinciale visie op de bestuurlijke organisatie van Groningen. En geheel volgens het verkiezingsprogramma van GroenLinks vroegen wij daarbij aandacht voor bestaande vormen van slimme samenwerking, zoals die in Pekela en Veendam maar 14 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 ook in Ten Boer en Groningen. Het zal dan ook niemand verbaasd hebben dat GroenLinks die motie destijds heeft omhelsd. In nauwe samenspraak met de VGG werd de commissie-Jansen gevraagd om met een advies te komen. De analyse van de heersende stand van zaken, de ineffectiviteit van samenwerking en het onderling misgunnen werden breed erkend en onderschreven. In 2013 zijn de gemeenten onderling en binnen hun eigen organisatie druk doende geweest, de aanbevelingen uit het rapport een gevolg te geven. En het doet mijn fractie deugd te constateren dat de afgelopen jaren vooral in een constructieve houding het onderwerp handen en voeten werd gegeven. Er is veel energie in gestoken en met GS wil ook GroenLinks de gemeenten hiervoor een compliment maken. In grote lijnen tekent zich een herkenbare nieuwe indeling van de bestuurlijke organisatie van onze provincie af: dat is de winst van de afgelopen maanden. En het beeld dat nu ontstaat, is voor GroenLinks redelijk helder. De Westerkwartiergemeenten kiezen eensgezind voor elkaar, daarbij een provincieoverschrijdende samenwerking met Drentse buurgemeenten niet schuwend. Daar vraagt de hereniging van het Middag-Humsterland nog aandacht en onze fractie vertrouwt erop dat de huidige gemeenten Zuidhorn en Winsum hiervoor met een passende oplossing zullen komen. In Centraal-Groningen vraagt de financiële positie van de gemeente Ten Boer om aandacht – dat hebben meerderen ook aan gerefereerd. En de reactie van de gedeputeerde tijdens de commissie stelde ons gerust dat ook hier in samenwerking tussen gemeenten, provincie en Rijk een uitkomst zal worden gevonden. Het meerderheidsbesluit van de gemeente Haren om met Ten Boer en Groningen het avontuur aan te gaan, heeft eveneens onze instemming. Dat laat onverlet dat de plaatselijke onvrede over het blokkeren van nader onderzoek naar de provinciegrensoverschrijdende fusie met Tynaarlo voor ons herkenbaar is. De houding van het College om die grens op voorhand al in een eerder stadium heilig te verklaren vinden wij onnodig beperkend en star. Een gemiste kans om zo effectief ten volle aan te kunnen tonen welke variant inhoudelijk het meest passend is bij de Harense situatie. Maar de huidige reacties van alle gemeenten in de regio – ook die vanuit Drenthe – doen ons concluderen dat dat inmiddels een gepasseerd station is. De wens van de noordelijke gemeenten om een gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar de zogenaamde G7-variant heeft onze instemming. Wij hopen op een heldere uitkomst, die gedragen wordt door alle betrokken gemeenten – ook wanneer die uitkomst zou zijn dat het beter is om twee gemeenten op te richten. Wij willen benadrukken dat in die discussie het organiseren van kleinschaligheid en burgerbetrokkenheid essentieel is. Dat vraagt om met een moderne blik te kijken naar de rol van inwoners, buurt- en dorpscomités en andere plaatselijke organisaties. En daarbij is niet de schaal van de gemeente bepalend, maar de politiek-bestuurlijke wil om veel over te laten aan je eigen inwoners, het verenigingsleven en de sociale cohesie binnen dorpsgemeenschappen. Zo keek ik soms zelf met enige jaloezie hoe goed het wijk- en buurtbeheer was georganiseerd bij een buurgemeente die toch tweeënhalf keer zo groot was als mijn eigen gemeente. Ook willen we aandacht vragen voor de geografische herkenbaarheid. Hoewel een burger zijn identiteit vooral ontleent aan zijn eigen dorp of wijk, lijkt er ons toch ook een grens te zitten aan het besef, je inwoner te voelen van een mogelijk allergrootste gemeente van Groningen qua oppervlakte. Het plaatje in Oost-Groningen is nog volledig diffuus. Het lijkt een kluwen van zeer uiteenlopende wensen, gericht op het voordeel voor de eigen gemeenten. Met spanning maar ook voldoende scepsis wachten we de aanvullende rapportage van de commissie-Jansen af. GroenLinks roept alle betrokken gemeenten op om vanuit het gezamenlijke belang tot een breedgedragen oplossing te komen. De huidige, maar ook de toekomstige rol van de provincie komt hier op de voorgrond. In zijn recente brief geeft GS wat GroenLinks betreft uitstekend aan waaruit die rol met betrekking tot het huidige proces bestaat. Daarbij staat het creëren van een evenwichtige uitgangspositie wat ons betreft centraal. Wij zijn voorstander van een vergaande overdracht van nu nog provinciale taken aan bestuurskrachtige en redelijk gelijkwaardige gemeenten. Het zal duidelijk zijn dat daar de vorming van een relatief zeer kleine gemeente niet past. Door deze wens te honoreren zal een voedingsbodem worden gelegd voor de vorming van evident ongelijkwaardige buurgemeenten met als gevolg het eerder beschreven proces van misgunnen, concurrentie en een lappendeken aan aanvullende samenwerkingsverbanden. Om, afrondend, daadwerkelijk te komen tot een bestuurskrachtige herindeling van de gemeenten in Groningen is een forse opschaling gewenst en noodzakelijk. Daartoe ligt in de ogen van GroenLinks een goede voordracht. Het jongste Beleidskader Herindeling van Binnenlandse Zaken vraagt van ons als provincie de ontwikkelingen te bezien vanuit die regionale context. Het criterium draagvlak, wel vaker genoemd vandaag, is daartoe verruimd. Naast draagvlak vanuit de bevolking en het openbaar bestuur is er eveneens draagvlak nodig in de opvatting van de buurgemeenten en vanuit het provinciale perspectief. 15 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Laten wij niet dezelfde fouten maken als in 1990. Wanneer we de analyse van het rapport ‘Grenzeloos gunnen’ serieus nemen en werkelijk staan voor onze rol als provinciaal bestuur – nu en in de toekomst – kiezen we vandaag voor krachtige en toekomstbestendige gemeenten voor onze provincie en haar inwoners. Het is niet alleen de gedeputeerde die de kans krijgt, zijn eigen werk nog eens over te doen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): ‘Het hemd is nader dan de rok.’ Het hemd is in mijn geval Westerwolde en de rok is de commissie-Jansen. Roel van Duijn is een naam die denk ik voor velen van u wel ergens in het brein zweeft. Hij is medeoprichter van Provo. Toen Roel van Duijn in 1977 na een zeer roerige periode in Amsterdam rust en inspiratie zocht voor zijn ideaal van een vredelievende samenlevingsgemeenschap, gebaseerd op wederzijdse participatie, vestigde hij zich in Oud-Veele. Na zes jaar keerde hij verkwikt terug naar Amsterdam en hielp daar de politieke beweging van de grond tillen die bekend is onder de naam GroenLinks. Dat doet Westerwolde met mensen. De unieke wisselwerking van de mensen die het landschap maken en het landschap dat de mensen vormt. Dit heeft al eeuwen een heilzame invloed op lichaam en geest van de bevolking. De Westerwoldinger heeft een sterke hang naar zelforganisatie en zit vol vrolijke levenslust. Dat wekt helaas ook afgunst en heerszucht. Westerwolde is eeuwenlang veroordeeld geweest om de rol van stiefkind te spelen. Onder de bisschop van Munster, onder de tirannie van de Addinga’s – de beruchte burchtheren van Wedde, onder de stad Groningen, onder de graven, onder de republiek, onder het koninkrijk, altijd was Westerwolde te vergelijken met Assepoester. Goed voor de keuken, te min voor de woonkamer. Goed voor zwaar werk, te min om te mogen genieten na gedane arbeid. En toch is de Westerwolder van vandaag met recht trots op wat hij heeft bereikt. Aangevoerd door de legendarische liberale boer Boelo Tijdens is de waterhuishouding begin vorige eeuw op orde gebracht, waardoor de gronden van Wollinghuizen tot Wessinghuizen ’s zomers niet meer lijden onder overstromingen en de aan- en afvoer van gewassen tegen een billijke prijs mogelijk is. Bourtange is in oude luister hersteld. De burcht in Wedde is een droomkasteel geworden, waar minder bedeelde kinderen gratis vakantie mogen vieren. En de ongelukkigen die als heks op de Geeselberg het leven lieten, worden elke eerste zaterdag van het nieuwe jaar geëerd met een ode van tientallen midwinterhoorns, waar ieder jaar meer mensen op afkomen – dit jaar meer dan 1.300. Puur voor de sfeer, voor het beleven van het gevoel van authenticiteit, dat hier nog bestaat. Westerwolde heeft geen Ede Staal zoals het Hoogeland, maar Westerwolde heeft Alex Vissering, een struinende troubadour. Hij zingt: ‘Veur gain gold wil ik die ruilen veur n stad mit minsen’. En wie er woont, geboren en getogen of uit vrije keuze zoals ik, zingt dat refrein met hem mee. Westerwolde wil weer helemáál zichzelf worden, maar dat gaat niet zomaar. En dit keer is de boze stiefmoeder de provincie. ‘U bent te klein’, is het argument. ‘Wij willen dat u groter wordt.’ Wel, u wordt op uw wenken bediend: de inwoners van de boermark Essen en Aa’s, die bestaat uit Onstwedde, Wessinghuizen, Höfte, Ter Wupping, Sterenborg, Smeerling en Oud-Veele, willen geen rafelrandje van een groot veenkoloniaal gebied met Veendam en de Pekela’s worden. Ze willen bij Westerwolde horen zoals het groter was. Want daar en daar alleen ligt hun hart. Daar voelen ze zich verbonden met de herinneringen en de associaties die eeuwenlang van generatie op generatie zijn doorgegeven en het landschap van Westerwolde hebben gevormd, dat op zijn beurt nu de unieke cultuur en verbeelding van de Westerwolders vormt. Wie dit evenwicht wil verstoren uit naam van postmoderne principes en alles wat heilig is, heilloos verklaren, is een cultuurbarbaar. De heer POST (GroenLinks): Ja, een korte bijdrage van een cultuurbarbaar. U gaat iets verder terug in de geschiedenis dan ik dat heb gedaan. Ik zou u toch nog even willen vragen om stil te staan bij de afgelopen dertig jaar en de traditie die juist vanuit Westerwolde er een is geweest van samenwerkingen beginnen en samenwerkingen afbreken. Ik neem aan dat u daarvan ook kennis heeft genomen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik ben niet zo goed op de hoogte van die ontwikkelingen zoals de heer Post dat klaarblijkelijk is. Wat ik wel weet is dat GroenLinks in de raad van Vlagtwedde gisteravond van harte heeft ingestemd met het ontwerp-herindelingsbesluit om Bellingwedde en Vlagtwedde samen te voegen – overigens geldt dat ook voor de ChristenUnie. Zolang ik lid van deze Staten ben, zal ik de stiefkinderlijke bejegening ten opzichte van de in ere te herstellen gemeente Westerwolde met alle vuur dat in mij is, bestrijden en ik zal vechten voor het recht van de boermarke Essen en Aa’s om weer bij Westerwolde te mogen horen. Daarvoor heb ik de volgende motie. 16 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1 zonder titel van de fractie Vrij Mandaat: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Kennisgenomen hebben van de voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende de stand van zaken rond en het vervolgproces op weg naar verandering van de bestuurscultuur en vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van de provincie Groningen; Overwegende dat de gemeenteraden van Vlagtwedde en Bellingwedde hebben besloten te fuseren om zo de vorming van de gemeenten Westerwolde mogelijk te maken; de boermarke Essen en Aa’s te kennen heeft gegeven, deel te willen uitmaken van de nieuwe gemeente Westerwolde; de dorpen en buurtschappen die de boermarke Essen en Aa’s vormen, van oudsher deel uitmaken van het gebied Westerwolde; het gebied Westerwolde uniek van karakter is en als zodanig een historische status heeft die bijzondere bescherming verdient; het ontwerp-herindeling Vlagtwedde-Bellingwedde voldoende zekerheid biedt dat de nieuwe gemeente Westerwolde over de bestuurskracht en bestuurscultuur beschikt die de provincie passend acht met het oog op de verandering in rol- en taakopvatting van de provincie en een heldere rol- en taakverdeling tussen de provincie en de gemeenten; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. het ontwerp-herindeling voor de nieuwe gemeente Westerwolde welwillend in overweging te nemen en waar mogelijk te bevorderen; 2. het verzoek van de boermarke Essen en Aa’s om te worden ingedeeld bij de nieuwe gemeente Westerwolde en daarmee de eeuwenoude grenzen en de culturele beleving van de betreffende inwoners van Westerwolde te herstellen, in studie te nemen; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BAKKER (VVD): Is de heer Veerenhuis-Lens ervan op de hoogte dat de helft van de gemeente Vlagtwedde tot de Veenkoloniën behoort en dat de helft van Westerwolde in de huidige gemeente Stadskanaal ligt? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, daar ben ik mee bekend en dat is dus ook de strekking van mijn motie, dat er welwillend gekeken wordt naar de mogelijkheid om de oude grenzen van Westerwolde te herstellen. En dat betekent inderdaad letterlijk een gemeentelijke herindeling. Ik kom tot een afsluiting en dat wil ik graag doen met het citeren van de eerdergenoemde Boelo Luitjen Tijdens, lid van de Tweede Kamer, verwoord in een brief van zijn hand aan de uitgevers van dit boekje ‘Westerwolde in woord en beeld’, daterend uit het jaar 1897. Hij schrijft aan de uitgevers: ‘Moge de uitgave liefde en geestdrift wekken voor de streek die wij allen liefhebben. Want Westerwolde verdient de belangstelling en de steun van heel Nederland en heeft er tot op zekere hoogte zédelijk recht op. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, wat moet je na zulke prachtige proza dan nog zeggen? Ik vraag me overigens wel af of de trots waar de heer Veerenhuis-Lens over spreekt, nou wel zo typisch Westerwolds is. Ik bijvoorbeeld ben niet opgegroeid in Westerwolde, maar tussen de aardappelen en de veensloten: een prachtig uitgestrekt landschap, gekenmerkt door strakke rechte lijnen en horizonten. Ik ben geboren en getogen Knoalster en ook ík ben trots op mijn afkomst. En ook ík ben op zoek naar een schone en mooie omgeving en naar wereldvrede. Dus wellicht dat het beeld dat de heer Veerenhuis-Lens schetste, niet typisch Westerwolds is, maar meer kenmerkend is voor OostGroningen. De Partij voor de Dieren is altijd terughoudend geweest over de herindeling. Schaalvergroting leidt vrijwel nooit tot verbetering, schaalvergroting is ook geen doel op zich, vinden wij. We constateren dat ook na een jarenlange periode van onderzoeken en discussies nog veel onduidelijkheden en ook nog heel veel verschillende meningen zijn omtrent de herindeling. En dat maakt ons op zich ook niet veel enthousiaster. Wij willen in ieder geval dat de burger actief betrokken wordt bij het herindelingsproces. En we zijn dan ook benieuwd naar de nieuwe herindelingswebsite die voor burgers gemaakt wordt. We zien dat veel gemeenten de burgers ook actief proberen te betrekken bij het proces. We zien ook dat de gemeenten constructief zoeken naar samenwerking met buurgemeenten, zoeken naar een manier om de bestuurlijke druk terug te brengen en kosten te besparen. En we hopen dat die trend zich ook door zal zetten. Verder hopen we natuurlijk dat de provincie de gemeenten hierin zal 17 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 blijven ondersteunen – dat zien we gelukkig ook in het voorstel terug. Die ondersteuning zou wat de Partij voor de Dieren ook in de vorm van financiële ondersteuning kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer gemeenten een volksraadpleging, een referendum of een peiling willen organiseren. Als inwoners in gemeenten tot een eigen oplossing komen voor de herindeling, dient dat serieus bekeken te worden. Provinciale dwang vinden wij onwenselijk. En die dwang is wat ons betreft niet alleen onwenselijk voor het ‘hoe’ maar ook voor het ‘wanneer’. Als gemeenten onderling samenwerking zoeken, dan moeten ze daar ruimte, middelen en de tijd voor krijgen. Wij lezen de planning dan ook meer als leidraad. Een leidraad die flexibel is en waarbij zorgvuldigheid boven deze planning en tijdslijn gesteld wordt. Met die kanttekening kunnen wij ons ook wel vinden in de voordracht die voorligt. De VOORZITTER: Ik kijk even, omdat we aan het eind van de eerste termijn zijn gekomen, of de gedeputeerde even wil schorsen. Of wil hij gelijk antwoorden? Ja? Fijn, dan gaan we dat zo doen. Het woord is nu aan het College van GS, gedeputeerde Wilpstra. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik zal de verleiding weerstaan om in navolging van de heer Post terug te kijken naar de jaren tachtig, want dan zou ik al meer dan de toegemeten spreektijd nodig hebben, denk ik. Dus ik zal mij richten op datgene wat door de verschillende woordvoerders naar voren is gebracht en op de vragen die zijn gesteld – dat zijn er overigens niet zoveel, heb ik begrepen – om die te beantwoorden. Maar voordat ik daaraan begin toch een paar algemene opmerkingen vooraf. In de eerste plaats wil ik dat doen met betrekking tot dat deel van de voordracht dat gaat over de rol- en taakopvatting van de provincie en de taken die de provincie zou willen behouden c.q. overdragen – dat hele cluster. We hebben in de voordracht de uitgangspunten daarvoor geschetst. Ik heb begrepen dat alle fracties daarmee kunnen instemmen, dat is verheugend. En wij zullen ons met verve zetten aan de uitwerking samen met de partners, want dat is de kern: om het samen met de partners verder te ontwikkelen. Dat is ook de reden waarom wij in de voordracht geen concrete voorbeelden hebben opgesomd die voor overdracht in aanmerking zouden kunnen komen. Dan ook nog een paar algemene opmerkingen over het onderdeel in de voordracht dat betrekking heeft op de herindelingsoperatie. Ja, we zitten nu, even afhankelijk van de vraag waar je begint in 2006 of in 2011, ruim over de helft van de periode of bijna over de helft van de periode. Maar in ieder geval is het een belangrijk moment in het hele proces, dat we vandaag met elkaar gaan bespreken en waar de Staten een besluit over gaan nemen. ‘Herindeling is geen doel op zich’, heb ik iemand horen zeggen en dat onderschrijf ik. Het is eigenlijk niet anders dan een instrument om schaalvergroting ook mogelijk te maken, die nodig is vanwege de taken die de gemeenten vandaag de dag moeten uitoefenen op een zodanige wijze dat er ook in voldoende mate democratische controle mogelijk is op het uitvoeren van die taken. En daar schort het in belangrijke mate aan – dat bleek ook uit het onderzoek naar de bestuurskracht, dat vooraf is gegaan aan de motie van september 2011. We proberen dus met deze operatie dat te herstellen en het aantal gemeenschappelijke regelingen tot het minimum te beperken. Dat is de kern van het verhaal. En als je het wat ruimer bekijkt en kijkt naar de wijze waarop in Nederland het openbaar bestuur is ingericht, dan is dat eigenlijk ook de prijs – zou je kunnen zeggen – die gemeenten moeten betalen voor de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van die discussie: overdracht van taken naar de bestuurslaag zo dicht mogelijk bij de burgers, een afgeslankt middenbestuur en het Rijk dat bereid is om die taken die door de gemeenten worden gewenst, ook inderdaad over te dragen. Dat vereist op gemeentelijk niveau de schaalvergroting en die zin bedoel ik dat dat de prijs is die betaald moet worden voor die hele operatie met betrekking tot het inrichten van het openbaar bestuur in ons land. Er is een aantal punten aan de orde geweest in de bijdragen van de verschillende sprekers dat ik heel samenvattend kan beantwoorden. Er is door verschillende leden van de Staten gesproken over grenscorrecties. Nou, dat is een afzonderlijke ronde in het proces – zo hebben we dat ook aangekondigd. Het is wel de bedoeling dat grenscorrecties worden meegenomen in het herindelingsvoorstel en we zullen ook binnenkort die ronde starten met het verzamelen van de grenscorrectiewensen zoals die bij de verschillende gemeenten leven. En Middag-Humsterland is prominent naar voren gekomen en de grenscorrectie rond Meerstad is aan de orde geweest. En zo leven er nog wel meer wensen met betrekking tot grenscorrecties. Wij zullen daar in een afzonderlijke ronde, zoals ik al zei, naar kijken en u daarover ook over informeren. Er is door verschillende sprekers gesproken over de ondersteuning van de provincie in het proces. Wij hebben dat tot nu toe gedaan, wij zullen daar ook mee doorgaan. Kwartiermakers zijn beschikbaar, daar is geld voor uitgetrokken – vier ton – en wij zullen die kwartiermakers ook inzetten 18 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 waar dat gewenst wordt geacht vanuit de gemeenten. Wij zijn met betrekking tot de financiën op verschillende fronten in overleg, onder andere met BZK. In ieder geval is al duidelijk dat de vergoeding die gemeenten krijgen voor frictiekosten, met 25% wordt uitgebreid – maar dat wist u waarschijnlijk ook al – en dat het moment van uitkering een jaar naar voren wordt gehaald. Verder is er op dit moment een discussie gaande over het probleem van de voet in de uitkering uit het Gemeentefonds, ook een bekende problematiek. Over wat de uitkomst daarvan is, kan ik op dit moment niets zeggen, maar die wordt in de vorm van een standpunt van het kabinet in maart verwacht. Dan nog even iets over de rol van de provincie. Tot nu toe hebben wij ons terughoudend opgesteld tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat in het beleidskader van de minister van BZK wordt geschetst, namelijk dat gemeentelijke herindeling zomogelijk van onderop moet komen. Maar in datzelfde beleidskader wordt ook aangegeven dat er grenzen aan de duur van het proces tussen de gemeenten onderling. Als het zo dat naar het oordeel van de provincie het te lang duurt dan wel dat er een onevenwichtig beeld ontstaat, dan kan de provincie met dat beleidskader in de hand – zal ik maar zeggen – ook op gegeven moment zeggen dat de gemeenten dan lang genoeg onderling bezig zijn geweest en het tijd wordt dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt en haar eigen opvattingen naar voren brengt. Of het zover komt, zullen we nog moeten afwachten. Met name waar het om OostGroningen gaat wachten wij het advies van de commissie-Jansen, afgekort tot Jansen II, af. Dat zal naar verwachting de volgende week komen en dan zullen we op grond daarvan beoordelen wat in het vervolgtraject voor Oost-Groningen onze rol zou moeten zijn. Tot zover een aantal algemene opmerkingen. Ik kijk dan verder even naar wat de verschillende sprekers naar voren hebben gebracht. Ik begin bij de heer Visser, die over het tempo heeft gesproken en ik beantwoord alleen die punten die in de algemene opmerkingen had meegenomen. Ik heb dat in de commissievergadering ook gezegd, maar wij houden wel vast aan de einddatum 1 januari 2018, maar daarbinnen is ruimte om tot nader overleg, nader onderzoek enzovoort te komen. Wij zijn over dat soort zaken van hoe binnen het tijdpad tussen nu en de beoogde einddatum 1 januari 2018 omgegaan moet worden met het geven van ruimte voor onderzoek enzovoort, voortdurend in overleg met de Vereniging van Groninger Gemeenten, waarmee wij in het hele proces – ik wil dat nog even benadrukken – voortreffelijk hebben samengewerkt. En ik hoop dat we dat ook in de rest van het proces kunnen blijven doen. De heer Visser heeft ook gezegd dat voor het noorden van de provincie de varianten die in Jansen I worden genoemd, Hoogeland en Eemsdelta, niet lichtvoetig terzijde moeten worden geschoven – zo heeft hij dat geloof ik gezegd. Nou, dat is ook allerminst onze bedoeling. We hebben ruimte gegeven aan de gemeenten in het gebied om te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van de grote gemeenten ‘van Lauwerszee tot Dollard tou’ en wij wachten de conclusies van de gemeenten op dat punt af. Dat is dan weer een ijkmoment in de procedure en dan kunnen we vandaaruit kijken hoe we verdergaan. De heer Visser heeft ook gesproken over Vlagtwedde en Bellingwedde en anderen hebben dat ook gedaan, zoals de heer Post en ik dacht ook mevrouw Van der Graaf en anderen wellicht ook. Nou, ik onderschrijf de opmerkingen die zijn gemaakt, onder anderen door de heer Post en ook door mevrouw Van der Graaf, dat gemeenten ook naar de buren moeten kijken en zich niet alleen moeten richten op zichzelf en het eigenbelang. Dat is een plicht die alle gemeenten in onze ogen moeten hebben in het kader van dit proces. Dan meteen ook refererend aan wat de heer Veerenhuis-Lens daarover zei in de lofzang op het gebied Westerwolde, die welluidend uit zijn mond naar voren kwam. Die lofzang – laat ik het zo zeggen – is niet is niet afhankelijk van de vraag of Bellingwedde en Vlagtwedde één gemeente vormen. Dat zou ook heel goed vormgegeven kunnen worden binnen de gebiedsvisie die de nieuwe gemeente – welke dat dan ook is, maar waar Westerwolde een deel van gaat uitmaken – zelf tot uitdrukking kan brengen als dat gewenst wordt. In de gebiedsvisie kun je accenten liggen voor verschillende delen van gemeenten – ik zeg het maar even kort – en dat zou in dit geval ook zo kunnen zijn. Dus met andere woorden: het behouden van het karakter van dat gebied is niet afhankelijk van de vraag of het wel of niet één gemeente is. De heer Bakker heeft gezegd dat het een zaak van de gemeenten zelf blijft. Nou, dat onderschrijf ik, maar daar is wel een grens aan – ik heb dat al aangegeven. Die bemiddelende rol hebben wij tot nu toe vervuld en die zullen wij ook blijven vervullen totdat wij van oordeel zijn dat het beter is om daarmee te stoppen gezien de situatie die zich voordoet. Inderdaad is het zo dat voorzien is dat over enkele maanden een handreiking van de minister van BZK komt over de herindeling. Als die handreiking – hoewel die waarschijnlijk geen verplichtend karakter heeft, vermoed ik zo – naar ons oordeel aanleiding geeft om het proces op een of meer punten nog eens tegen het licht te houden, dan zullen wij u daarover nog informeren. Mevrouw Veenstra heeft vervolgens duidelijk aangegeven dat de opvatting van haar fractie en die van het College van elkaar verschillen. Ik heb dat tijdens de commissievergadering ook in de 19 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 richting van de heer Swagerman gezegd en een compliment gemaakt voor de consistentie in de opvatting – niet voor de opvatting zelf, om misverstanden te voorkomen. Die heeft mevrouw Veenstra hier eigenlijk ook weer verwoord vanochtend, maar dat verschil blijft. Die visies naderen niet tot elkaar en ik denk ook dat we vandaag niet met elkaar erin zullen slagen om die toenadering tot stand te brengen. De opmerking die mevrouw Veenstra heeft gemaakt over ‘met stoom en kokend water’ – en de heer Post heeft daar ook in een interruptie op gereageerd – onderschrijf ik ook niet, want wat ons betreft zijn er in ieder geval geen stoom en kokend water gebruikt. Wat er binnen gemeenten gebeurt, voltrekt zich ook gedeeltelijk aan mijn waarneming – misschien dat mevrouw Veenstra daarop doelde – maar wat ons betreft is er geen gebruik gemaakt van de middelen stoom en kokend water. Om met andere woorden hetzelfde te zeggen: er is voldoende ruimte in het proces ingebouwd voor gemeenten om de bevolking te raadplegen op de manier die past bij de lokale democratie van die gemeenten. De combinatie van herindeling en de drie decentralisatieoperaties stelt de gemeenten in ieder geval voor een forse uitdaging – dat erkennen wij. Maar we hebben niet begrepen van de gemeenten – noch individueel, noch in het overleg dat we met de VGG regelmatig hebben – dat dat een onmogelijke opgave wordt geacht. Dat mevrouw Veenstra – en dat is de slotopmerking in haar bijdrage – de democratie respecteert, waarderen wij zeer en dat zij op grond daarvan geen moties heeft ingediend, omdat ze op grond van diezelfde democratische overwegingen verwacht dat die moties geen meerderheid zullen halen, bekort de duur van de vergadering en ook dat is gewenst. Dan ga ik naar mevrouw Van Kleef. Zij heeft nog eens een keer gewezen op wat de bevolking vaak als nadeel voelt wanneer de schaal wordt vergroot. Dan ga ik nu toch even terug naar de jaren tachtig, want toen was het anders dan nu. Immers, in die periode hadden we te maken met heel veel kleine gemeenten. En daar was het vaak zo dat gemeente en gemeenschap eigenlijk hetzelfde was in die hele kleine gemeenten. Als je dat dan doorknipt, raak je veel meer dan nu het geval is. In feite is toen een stap gemaakt – achteraf bekeken misschien niet fors genoeg, zeg ik even in de richting van de heer Post – en de stap die je nu zet is een verdere schaalvergroting, die veel minder wordt gevoeld dan toen, is mijn overtuiging. En dat blijkt ook uit het feit dat de bevolking zich veel minder heeft geroerd – als ik het zo mag zeggen – dan in die tijd. Maar dat door velen het verlaten van de schaal waaraan ze gewend zijn, wordt ervaren als een verlies, kan ik op zich goed begrijpen. Dan ga ik even terug naar de eerdere opmerking die ik maakte, dat schaalvergroting geen doel op zich is, dat het naast voordelen ook duidelijk nadelen heeft en dat het uiteindelijk een afweging van al die elementen die je doen besluiten om tot schaalvergroting te komen. Mevrouw Van Kleef heeft ook gezegd dat wij moeten kijken naar financiële knelpunten. Ik heb u al eerder in de commissievergadering gezegd dat wij daar volop mee bezig zijn, ook met betrekking tot individuele gemeenten met Ten Boer als sprekend voorbeeld in dit verband. Dus dat heeft onze volledige aandacht, kan ik u zeggen. Gemeenten moeten voldoende ruimte krijgen voor discussie. Wij zijn van oordeel dat dat binnen het tijdschema zoals dat er nu is met de einddatum 1 januari 2018, mogelijk is. U zegt dat de provincie niet moet opjagen en frustreren. Nou, dat is zeker ook niet onze taakopvatting. Aan de andere kant – ik heb dat eerder gezegd – als er zich situaties voordoen waarin knopen moeten worden doorgehakt ten faveure van het doorgaan van het hele proces, dan zullen wij niet aarzelen om dat te doen. En wij hebben ook de mogelijkheid om dat te doen met het beleidskader van de minister van BZK in de hand. Mevrouw Van Kleef zijn erop ingegaan dat als je over schaalvergroting praat, het eigenlijk om de administratieve organisatie die de gemeente is, gaat. Dan moet je tegelijkertijd ook volop aandacht hebben voor de plek die de inwoners daarin gaan innemen. Met andere woorden: je moet praten over de manier waarop je de burgernabijheid in relatie tot overheidsparticipatie vorm wilt geven. En dat vereist, zeker als je kijkt naar de grote variant in het noorden van de provincie, een andere aanpak. Daar zijn wel voorbeelden van: ik heb onlangs nog eens even gekeken hoe ze dat in de grote gemeente Zuidwest-Friesland hebben geregeld. Die gemeente draait nu drie jaar en daar hebben ze naar mijn oordeel dat op een heel goede manier gedaan en zo zijn er ook wel andere voorbeelden te noemen hoe je dat zou kunnen vormgeven. Maar de burgernabijheid – ook in zo’n grote organisatie – is van essentieel belang. Want de gemeente is van de burgers en niet andersom. Dan kom ik bij de heer Zwertbroek. Ik ben geen grote schaatsliefhebber. Wel om ernaar te kijken maar niet zozeer om eraan mee te doen. Maar in ieder geval is het belangrijk dat wij de dialoog met de VGG – want dat was een van de achtergrond van zijn metafoor, dacht ik – blijven aangaan, ook in de toekomst in het kader van het herindelingsproces. Maar ook daarna, wanneer we verder praten over de takenoverdracht van provincie naar gemeenten. Op dat punt nemen wij de kerntaken die de provincie heeft, als uitgangspunt. Maar uiteraard zijn uitzonderingen daarop mogelijk en 20 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 nuances kunnen anders gelegd worden dan de provinciale kerntaken zoals die in de IPO-notitie zijn verwoord. En het kan ook zijn dat je in de fasering dingen moet doen, maar dat zijn allemaal zaken die bij de uitwerking horen. Dan kom ik bij de heer Jansen. Hij heeft gezegd dat je moet handelen naar de wensen van de inwoners. Nou, dat is natuurlijk ook de essentie van het uitgangspunt dat je van onderop het probleem moet problemen op te lossen. Maar, zeg ik in de richting van de heer Jansen, hij gaf als ik het goed heb begrepen geen grenzen aan het handelen van de inwoners. In onze ogen kunnen daar wel degelijk grenzen aan zijn, wanneer andere belangen, die in dit proces ook een rol spelen, niet voldoende aan bod komen – laat ik het zo maar zeggen. Dan deed de heer Jansen de uitspraak dat Gedeputeerde Staten de gemeenten chanteren. Hij illustreert dat met de opmerking ‘als jullie er niet uitkomen, dan doen wij het wel’. Nou, dat noem ik geen chanteren, dat is gewoon verantwoordelijkheid nemen voor het proces, als dat van onderop niet tot voldoende resultaat komt. En dat is in mijn ogen heel iets anders dan chanteren. Mevrouw Van der Graaf heeft haar zorg uitgesproken over het proces in combinatie met de drie decentralisatieoperaties. Daar ben ik al op ingegaan. Zij heeft verder benadrukt dat wij onze regierol moeten pakken wanneer dat nodig mocht blijken te zijn in het proces. Nou, die opvatting onderschrijven wij volledig. Er is nog geen eenduidig beeld, zei mevrouw Van der Graaf. Nou, dat klopt. Ook in Noord-Groningen vindt nog nader onderzoek plaats, dus het kan best zo zijn dat dat uitwijst dat de gemeenten tóch kiezen voor twee gemeenten in Noord-Groningen. Dat valt dan onder het motto ‘Jansen, tenzij…’ zal ik maar zeggen. Voor Oost-Groningen is de situatie onduidelijk. Wij wachten het advies van de commissieJansen af, dus ik doe daar ook op dit moment geen uitspraken over. Maar wat wel duidelijk is dat als mocht blijken – iets wat wij niet hopen – dat men er onderling, ook onder leiding van de commissieJansen, niet uitkomt, dan zullen wij niet aarzelen om onze verantwoordelijkheid op dit punt ook te nemen. Mevrouw Van der Graaf heeft nadrukkelijk ook stilgestaan bij het besluit van de gemeenten Vlagtwedde en Bellingwedde van gisteravond om de herindelingsprocedure te starten. Zij heeft gezegd dat zij vindt dat die gemeenten daarbij onvoldoende om zich heen hebben gekeken. Nou, wij onderschrijven die opvatting die door haar naar voren is gebracht. Verder heeft mevrouw Van der Graaf nog een aantal aandachtspunten genoemd zoals het concreet maken van de verhouding tussen deze herindelingsoperatie en de drie decentralisatieoperaties. Wij zullen daar – als ik het goed in mijn hoofd heb – op 11 februari weer overleggen met het bestuur van de VGG en dat zal ongetwijfeld een van de gesprekspunten zijn in die bijeenkomst. Dus dan hopen wij ook wat meer van de kant van de gemeenten te weten te komen hoe zij daar op dit moment instaan. Maar nogmaals, ik heb het eerder gezegd: ik heb geen signalen ontvangen dat de gemeenten daar onoverkomelijke problemen mee hebben. Kwartiermakers kunnen sneller worden ingezet, indien gewenst. En ondersteuning op het financiële punt is mogelijk. Ik ben al ingegaan op de verruiming met betrekking tot de frictiekostenvergoeding. Ik ben ook ingegaan op de discussie die op dit moment in Den Haag bezig is over de voet in de uitkering uit het Gemeentefonds. In de commissievergadering ben ik ook al uitvoering ingegaan op de ruimte in de tijd met betrekking tot het maken van de gebiedsvisies. 1 juni 2015 is wat dat betreft wel een deadline, omdat het vigerende POP dan afloopt en er iets nieuws moet zijn. En het is nadrukkelijk de bedoeling om de gebiedsvisies die de gemeenten maken de Provinciale Omgevingsvisie tezamen te sluiten, zal ik maar kort zeggen. Dan de positie van de gemeente Haren. Het is niet zo dat het punt inzake de provinciegrens helemaal gesloten is, wij hebben de mogelijkheid opengelaten dat er gesproken zou kunnen worden over een herindeling tussen Haren en Tynaarlo. De gemeenteraad van Haren heeft het voorlopige besluit genomen om samen te gaan met Groningen en Ten Boer met daarbij een volksraadpleging of consultatief referendum – hoewel het officieel niet die naam mag hebben, denk ik – samen met de raadsverkiezingen. En we wachten af wat de uitkomst van die volksraadpleging is. Als vervolgens bekend is wat de gemeenteraad van Haren daarmee wil doen, kijken we verder of zij van haar voorlopige besluit een definitief besluit wil maken dan wel dat er een ander besluit uitkomt. Wij wachten dat af. Wij wachten ook af wat er in Noord-Groningen uitkomt – ik heb dat al eerder gezegd. Dat kan nog twee kanten opgaan. Die grote gemeente kan er komen en het kan ook zijn dat die gemeenten er alsnog voor kiezen om tot twee gemeenten te komen. Wat dat betreft is de uitkomst van het rapport van de commissie-Jansen I voor ons leidend. Oost-Groningen is inderdaad diffuus. Wij wachten het advies van de commissie-Jansen, dat volgende week afkomt, af en dan besluiten wij hoe wij daarmee om moeten gaan. 21 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Ik kijk nog even naar de bijdrage van heer Veerenhuis-Lens. Ik daar al even op ingegaan in feite. Ik heb niet de indruk dat hij mij verder vragen heeft gesteld. Dan ga ik naar mevrouw Hazekamp. Zij heeft net als anderen ervoor gepleit dat vanuit de provincie de gemeenten moeten worden ondersteund en dat dat zo moet blijven. Nou, dat heb ik al onderschreven. Een toezegging over financiële steun doe ik niet. In de notitie die op dit moment geagendeerd wordt voor de volgende commissievergadering BFE over het omgaan met provinciaal vermogen, zit een aanknopingspunt om gemeenten in ieder geval in de sferen van de liquiditeit tegemoet te komen. Als die notitie door uw Staten wordt aanvaard, dan kan dat wellicht een kapstok zijn – als ik het zo mag zeggen – om gemeenten in de sfeer van de liquiditeit wat tegemoet te komen. Maar rechtstreeks financiële steun is iets wat ik absoluut niet toezeg op dit moment. Ik dacht dat ik daarmee de punten wel bij langs was gelopen. Dan nog de motie die is ingediend. Dat kan ik meteen wel zeggen, ook zonder dat we daarvoor een schorsing nodig hebben: wij raden die motie af. De VOORZITTER: Hartelijk dank voor uw uitvoerige en precieze beantwoording. Dan stel ik voor dat we schorsen voor koffietijd. Om twaalf uur gaan we dan weer voort met de tweede ronde. [Schorsing van 14 minuten.] De VOORZITTER: Akkoord, dan heropen ik de vergadering en beginnen wij weer met de vergadering. De tweede ronde is van agendapunt A.1 is aan de orde, voor zover u daar behoefte aan hebt. Ik kan me ook voorstellen dat alles gezegd is en duidelijk is. Maar waar u nog behoeftes hebt aan het woord, stel ik voor om uw betoog vooral toe te spitsen op ofwel een hele concrete vraag ofwel dat u met een paar zinnen in één keer uw standpunten heel helder wilt maken. Het woord is weer aan de heer Visser. De heer VISSER (PvdA): Wij zien af van een tweede termijn, wij kunnen volstaan met een stemverklaring over de motie in latere instantie. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Stemverklaringen doen we inderdaad zometeen, dan hoeft u nu niet te doen in deze ronde. De heer Bakker slaat deze ronde ook over. Mevrouw Veenstra? Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik kan het met een stemverklaring af zometeen. De VOORZITTER: Dank u. Mevrouw Van Kleef en de heer Zwertbroek ook geen behoefte, begrijp ik? De ChristenUnie, mevrouw Van der Graaf? Hetzelfde. Dan de PVV, de heer Jansen? De heer JANSEN (PVV): Dank u, voorzitter, we hebben geen behoefte aan een tweede termijn. De VOORZITTER: Dank. GroenLinks, de heer Post? U wenst wel het woord? Prima. Gaat uw gang. De heer POST (GroenLinks): Wat mij betreft geen uitgebreide tweede termijn. Dank voor de beantwoording, we hebben al veel gewisseld tijdens de commissievergadering. Het beeld zoals de gedeputeerde zich hierin opstelt, is voor ons volstrekt duidelijk en verdient alle steun. Ik ben blij met de toezegging dat er binnen het tijdspad van 1 juni 2015 nog enige nuance mogelijk is voor een aantal nadere onderzoeken en daarmee zijn wij buitengewoon content. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zeg de gedeputeerde dank voor zijn beantwoording. Ik heb nog wel een paar reacties en ook nog wel een paar vragen. Als ik u goed verwoord, zegt u: opschaling is de prijs die de gemeente moeten betalen voor de verandering in de bestuurlijke organisatie van Nederland. Bent u het met mij eens dat opschaling niet alleen de prijs is, maar dat die prijs aanmerkelijk hoger is dan opschaling alleen? Verder hebt u gesproken over uw voornemen om in het kader van het herindelingsproces nog te kijken naar grenscorrecties. In het geval van Bellingwedde en Vlagtwedde en de vorming van Westerwolde ís er sprake van grenscorrecties. Dus dat zou betekenen dat u daar wel degelijk naar wilt kijken. U hebt in het spoor van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie betoogd dat Vlagtwedde en Bellingwedde onvoldoende kijken naar andere gemeenten. Ik ben het daar niet mee eens. Dat wordt ook wel degelijk gedaan: in het ontwerp-herindelingsbesluit wordt ook wel degelijk ruimte opengehouden voor andere gemeenten. Westerwoldes karakter is niet afhankelijk of het één 22 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 gemeente is, zegt u. Dat ben ik in zekere zin met u eens, maar volgens de bewóners, die een heel belangrijke rol gespeeld hebben in de besluitvorming in Vlagtwedde en Bellingwedde, is dat wel degelijk zo. Voor hen valt de identiteit van het gebied samen met de naam van het gebied. En die identiteit heeft alles te maken met het vermogen tot zelfbeschikking. U hebt het over het nemen van de verantwoordelijkheid gehad door de provincie. Wel, het besluit van Bellingwedde en Vlagtwedde kan óók gezien worden als het nemen van verantwoordelijkheid. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan de heer Wilpstra voor zijn reactie namens het College, met het verzoek zich te beperken tot de specifiek genoemde punten. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik moet eigenlijk alleen ingaan op wat de heer Veerenhuis-Lens heeft gezegd. Nou, ik heb in zijn algemeenheid gesproken over de besluiten die zijn genomen over de bestuurlijke organisatie van Nederland in haar geheel en de lagen daarbinnen. Kijk, of de prijs hoger is dan de opschaling op zichzelf, daar kun je nog een hele discussie over houden, denk ik. Waar het mij om gaat is dat opschaling niet alleen voordelen biedt, maar ook nadelen en dat je moet proberen om die nadelen zo goed mogelijk te ondervangen. En dat kan door op een moderne manier vorm te geven aan burgernabijheid in die nieuwe gemeenten. Dat sluit eigenlijk ook een beetje aan op wat wij in het deel van de voordracht over de taak- en rolopvatting van de provincie hebben geschreven: ook dat vraagt verandering in cultuur en datzelfde moet je eigenlijk kunnen opbrengen wanneer je praat over burgernabijheid in een grote gemeente. De heer Veerenhuis-Lens zegt dat ik ook naar de grenscorrecties van het nieuwe Westerwolde ga kijken. Nou, dat zeg ik niet toe, want het nieuwe Westerwolde is iets wat voor ons niet een gegeven is op dit moment. Ja, vanuit de gemeenten gezien wel, maar vanuit het hele gebied gezien absoluut niet. Dus die toezegging doe ik niet en daarmee heb ik dacht ik dat punten die in tweede termijn gesteld zijn, van een antwoord voorzien. De VOORZITTER: Hartelijk dank en dat brengt mij bij het feit dat we zometeen de stemmingen hebben over de motie en daarna over de voordracht. Er zijn geen amendementen ingediend en er is een aantal stemverklaringen. Ik stel voor dat zover u die wilt afleggen, dan we dat nu even doen vanaf de zitplaatsen en u die verklaringen zowel over de motie doet als over de voordracht. Dan kan het in één keer. Als u geen stemverklaring wil afleggen, dan hoeft dat dus niet. De heer VISSER (PvdA): Gezien onze bijdrage ligt het voor de hand dat wij deze motie niet zullen steunen. De heer BAKKER (VVD): Wij hebben op dit moment geen enkele behoefte om nu in de rechten van gemeenten te treden. We zijn dan ook tegen de motie. Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij zullen de motie van de heer Veerenhuis-Lens steunen. Met betrekking tot de voordracht is onze lijn inderdaad altijd consistent geweest: herindeling kan alleen als het écht van onderop komt met de inwoners als fundament daarvan. En daar is naar onze mening onvoldoende aan voldaan en daarom steunen wij de voordracht niet. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Wat betreft de motie gaat het ons om de casus cultuurhistorisch en ‘van onderop’. En gelet ook op de beantwoording van de gedeputeerde kijken naar grenscorrecties zijn wij van mening dat deze motie dit ook voorstelt. Wat betreft de grenscorrecties Meerstad en MiddagHumsterland is er ook nog geen sprake van vastomlijnde nieuwe gemeenten, dus in die zin zien wij ook de grenscorrectie in de eventueel nieuw te vormen gemeente Westerwolde in deze lijn. Dus wij zijn met deze argumenten vóór deze motie en voor het overige kunnen wij ook instemmen met de voordracht en alle stukken die daarbij horen. De heer ZWERTBROEK (D66): De motie zullen wij niet steunen. De gedeputeerde heeft aangegeven dat hij nog met werkgroepen van de verschillende clusters in overleg gaat, het is nog allemaal onderdeel van het proces. Wij hebben ook niet de behoefte om op de stoel van de gemeenten te gaan zitten wat dat betreft. Verder zullen wij de voordracht steunen. De heer JANSEN (PVV): Wij zullen de motie van de heer Veerenhuis-Lens steunen en de voordracht niet. 23 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De ChristenUnie zal de motie niet steunen, wij zijn in afwachting van het advies van de visitatiecommissie voor Oost-Groningen. Wij stemmen wel in met de voordracht. De heer POST (GroenLinks): Ten aanzien van de motie volgen wij de argumentatie van de heer Bakker. Wij zullen de motie dan ook niet steunen en de voordracht van harte wél steunen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Het is onze motie, dus die zal ik uiteraard steunen. De voordracht zal ik niet steunen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): In eerste termijn hebben wij aangegeven dat wij dwang absoluut onwenselijk vinden en dat wij de planning in de voordracht zien als een flexibele leidraad. De gedeputeerde heeft duidelijk aangegeven dat hij dwang zeker niet uitsluit. Hij noemt dat dan anders, hij zegt: ‘Wij nemen onze verantwoordelijkheid.’ Ja, dat heeft ons doen besluiten om toch tegen de voordracht te gaan stemmen. Als we kijken naar de motie, dan lijkt die ook wel heel erg sturend, maar gelet op het feit dat het gaat om het in studie nemen kunnen wij daarmee instemmen. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we toe aan de stemmingen. Als eerste breng ik motie 1 van Vrij Mandaat in stemming. Wie is hiervóór? De fracties van de Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat, de PVV en het CDA. Wie zijn ertegen? De Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD en de ChristenUnie. Dan is de motie verworpen. Dan ben ik bij de voordracht. Wie is vóór de voordracht? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wie zijn daartegen? De fracties van de Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Dan is de voordracht aanvaard en is daarmee dit punt afgerond. A.2 Partiële herziening provinciale omgevingsverordening – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 november 2013, nr. 2013-51.310, RS, betreffende de partiële herziening 2013 van de omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl (nummer 66/2013). Hierbij worden betrokken: Bijlagen 1, 2, 3: Besluitvorming PS van 29 mei 2013; Bijlage 4: Verkennende windstudie Eemshaven; Bijlage 5: Verkennende windstudie Geefsweer; Bijlage 6: Notitie testturbines Eemshaven, 22 maart 2013; Bijlage 7: Nota reacties en commentaar; Bijlage besluit bijlage 1: Beleidskader sanering en opschaling, gebiedsfonds en participatie; Bijlage besluit bijlage 2a: Bijlage 11, kaart 5b-1; Bijlage besluit bijlage 2b: Bijlage 11, kaart 5b-3; Bijlage besluit bijlage 3: Toelichting op de partiële herziening 2013; Bijlage besluit bijlage 4a: Kaartbijlage toepassing PCR Eemshaven; Bijlage besluit bijlage 4b: kaartbijlage toepassing PCR Delfzijl. Aanvullende voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014, nr. 2014-03853, RS, ter vervanging van de kaart getiteld "Provinciale Coördinatieregeling windturbineparken, kaart 1 (nummer 66a/2014)”. Hierbij worden betrokken: de brief van GS van 17 oktober 2013, nr. 2013-43.032/42/A.16, RS, betreffende aanmelding 8e tranche Crisis- en herstelwet ten behoeve van realisatie van doelstellingen windenergie; de brief van GS van 10 december 2013, nr. 2013-53.510/50/A.11, RS, betreffende toelichting aanmelding 8e tranche Crisis- en herstelwet t.b.v van realisatie en doelstellingen windenergie; 24 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 de brief van de heer A. Ammersken, woordvoerder van Stichting Platform Tegenwind N33 van 24 november 2013, betreffende agendapunt 7d, commissie O&M, 27 november 2011; de e-mail van Natuur en Milieufederatie Groningen van 26 november 2013, betreffende reactie op ingekomen stuk: Aanmelding 8e tranche Crisis- en Herstelwet ten behoeve van realisatie van doelstellingen windenergie voor de provincie Groningen; de brief van de heer Noordhuis te Hornhuizen, namens Stichting Eemswind, d.d. 10 december 2013, betreffende memo POV-windgebieden Eemsmond en Delfzijl; de brief van de heer Van Bruggen van NUON Wind Development BV, d.d. 16 december 2013, betreffende memo aangaande ontwerp partiële herziening omgevingsverordening; de brief van Stichting Platform Tegenwind N33, d.d. 16 januari 2014, betreffende herziening zoekgebied inzake windparken Groningen; de brief van het Comité Dorpsbelangen Borgsweer, d.d. 19 januari 2014, betreffende overwegingen bij realisering windparken Groningen. De heer DIETERS (PvdA): De voordracht die nu voorligt, is in de commissievergadering Omgeving en Milieu van 18 december uitvoerig besproken en we hebben nog een aanvullende voordracht gekregen, met name over de Provinciale Coördinatieregeling. De Partij van de Arbeid vindt het van het grootste belang dat de afgesproken taakstelling van 855 megawatt wordt gehaald, dat wij gebieden gaan aanwijzen om dit te gaan realiseren en dat wij door dit te doen weer de regie over onze eigen ruimtelijke ordening ten aanzien van de windenergie in handen en niet het Rijk – en de gevolgen daarvan waren bekend. Bij het plaatsen van windturbines gaat het om een afgewogen inpassing in de omgeving. We blijven de concentratiegedachte steunen. Bij de inpassing gaat het om voor de mensen die in het gebied wonen de overlast zoveel mogelijk te beperken. Dat alles wordt gedaan om geluid tegen te gaan, daar zijn oplossingen voor en dat moet voor de Partij van de Arbeid een eis zijn. Om over de ‘rode lampjes’ nog maar niet te spreken, maar dat kán worden opgelost, we hebben daar eerder al iets over gezegd. Daarnaast is het van belang dat lusten en lasten eerlijker worden verdeeld. Een deel van de opbrengst van de wind moet ten goede komen aan de lokale bevolking en maatschappelijke doeleinden. Laat het absoluut helder zijn: geen afkoopregeling, maar een profijtregeling. De besteding dus in samenspraak met de omgeving. Zij kunnen de prioriteiten stellen. U stelt een parkfonds voor, gevoed met een bijdrage van 1.050 euro per megawatt per jaar. Wij willen u nog nadrukkelijk verzoeken om deze bijdrage wat verder op te hogen. Hebt u daar nog mogelijkheden toe? Want wij denken dat dit nog niet voldoende is. Vanmorgen hebben we ook nog in de krant een artikel kunnen lezen over de bewoners van Borgsweer: die hadden ook een plan ter compensatie van de woonlasten. Misschien kunt u daar ook nog even iets over zeggen. Ook belangrijk is het dat burgers mee kunnen investeren in een windpark en als zodanig kunnen meeprofiteren van het rendement van deze investering. Is er zicht op wanneer dit is geregeld? Laten dus meer mensen hiervan profiteren dan alleen maar de initiatiefnemers. De Partij van de Arbeid heeft meerdere keren gepleit voor repowering: het saneren van solitaire molens. Geen gemakkelijke opgave gezien de vele belangen en grondposities. Dat laatste vinden we toch wel storend: het zet de zaak vast. Een vraag: is er nu voldoende ruimte voor turbineeigenaren om de repowering door te zetten? Zijn er goede plannen? En worden ze in die ontwikkelingen niet tegengewerkt? De Partij van de Arbeid gaat akkoord met de voorgestelde herziening van de Omgevingsverordening. Van belang is dat er ruimte wordt geboden voor een testveld voor windturbines. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van windenergie op zee. Het biedt tevens de spinoff voor technologische ontwikkelingen in de Eemshaven. Uit de aanvullende voordracht begrijpen wij dat de Provinciale Coördinatieregeling nu van tafel is, dat goede afspraken zijn gemaakt met de gemeenten Delfzijl en Eemsmond over te maken bestemmingsplannen. We hopen dat dat proces ook snel doorgezet wordt. Het is niet aan de orde, maar toch moet het mij van het hart: de N33. Als fractie hebben wij daar gisteren weer een mail van ontvangen. En de kern is: het onderbrengen van de N33 in de Crisisen Herstelwet. Daar worden dus suggesties aan de gedeputeerde gedaan waar ik wel meer duidelijkheid over zou willen. Ook wethouder Schmaal van Veendam sprak zich in die zin uit. Gedeputeerde, kunt u dat nog eens klip en klaar uitleggen, zodat we dat hoofdstuk kunnen afsluiten hoe het precies is gegaan? Ten slotte hebben insprekers gevraagd, nog eens te kijken naar de locatie van het testveld en de molen Goliath. Toegezegd is dat er nog een gesprek zou plaatsvinden. Is dat er geweest en wat was hiervan de uitkomst? 25 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer MIEDEMA (GroenLinks): De heer Dieters begon met de stelling dat we die doelstelling van 855 megawatt moeten halen en dat die heel belangrijk is. Dat ben ik heel erg met hem eens. Alleen, met de huidige locaties die zijn aangewezen, zijn er nog een tal van problemen, hindernissen die genomen moeten worden, bij de Waddendijk is het nog de vraag of dat volgens de MB-wet kan, je zit nog met Ruidhorn, bij de N33 is nog heel veel tegenstand. Dus de kans dat we die doelstelling in die huidige zoekgebieden niet halen, is heel groot. En wat gaat u dan doen? De heer DIETERS (PvdA): Ja, ‘als… dan’. Dat is een hypothetische vraag. Wij hebben daarnaar gekeken, we hebben die kaarten gezien. Wij hebben daar een discussie c.q. een debat over gehad in de commissie. Wij hebben de indruk dat de megawatts die hier staan, die 105+, dat we die wél kunnen halen in de zoekgebieden waar we nu de uitbreiding voor neerleggen. Dus dat hebben we ook vertrouwen in, want op die kaart stonden veel meer windturbines dan voor 105 megawatt, dus dat wachten we af. En ja, we hebben ook al die ontwikkelingen gehoord zoals het bouwen van een molen op de zeedijk en dergelijke. Ook dat is waar we het vandaag over hebben: zoekgebieden aanwijzen en de Partij van de Arbeid heeft de indruk dat het is te realiseren. En als het niet zo mocht zijn – dat is weer die ‘als… dan’-vraag, dan zien we het dan wel weer. De heer MIEDEMA (GroenLinks): U begon zelf daarnet over de N33. Er is daar ontzettend veel weerstand tegen die huidige locatie, met name omdat daar ook heel veel woningen staan. Hoe groot schat u de kans in dat dat ook daadwerkelijk 100 megawatt gerealiseerd wordt op de huidige locatie? De heer DIETERS (PvdA): Ach, meneer Miedema, ik heb samen met de gedeputeerde in de klei gestaan bij het protest bij de N33. Dus ik weet drommels goed wat daar aan de hand is, wees daar gerust om. Maar het ligt wel bij het Rijk: het Rijk heeft met de Crisis- en Herstelwet de invulling van de N33 in handen en niet de provincie – wat we er ook van vinden. En dat is ook in de Kamer uitgesproken. Mevrouw WULFSE (VVD): Voor ons ligt een heldere voordracht van het College, waarin we menen het begin van een nieuwe werkwijze te herkennen. Heel duidelijk en specifiek wordt benoemd waarover wij beslissen. Er is een onderbouwing en de historie van de windparken in Groningen wordt beschreven. Al met al qua redactie een heel mooie voordracht. En de inhoud? Hoe staat de VVD daarin? De VVD heeft zich verbonden aan de opgave in Groningen, de 855,5 megawatt in drie gebieden. En daarvoor is de uitbreiding in twee gebieden nu nodig. Daar hebben wij geen moeite mee. Luisterend naar de insprekers blijft bij ons enige onzekerheid hangen: halen we die megawatts in die gebieden wel? En zo niet, is er dan ruimte voor nieuwe gebieden? Is daar al over nagedacht? En nog een andere belangrijke: zijn wij nu echt gevrijwaard van risico’s van planschade? We beslissen vandaag ook over een parkfonds, het opruimen en vervangen van oude molens en mogelijkheden tot deelname c.q. participatie in windmolens. De VVD vindt deze ontwikkelingen positief. Tot slot nog kort iets over de Provinciale Coördinatieregeling. We hebben ook nog een aanvullende voordracht gehad. Voor ons is die niet helemaal helder, wij vonden haar multiinterpretabel. Wat betekent zij nu? Het gaat met name om de zinsnede dat er in de voordracht staat dat we op voorhand de Provinciale Coördinatieregeling van toepassing verklaren op alle, ook toekomstige, windparken. Nou, er is ook nog een aanvullende voordracht. Misschien kunt u enige helderheid geven: wat betekent dit voor onze rol? En dan denken wij eigenlijk ook even aan de relatie met het vorige onderwerp. Gaat de provincie dan voor grotere gemeenten ook die coördinatieregeling toepassen? Met andere woorden: blijft de provincie ook in de toekomst bevoegd gezag? Graag een reactie van het College. De heer MASTENBROEK (SP): Veel over dit onderwerp is in de commissievergadering al gezegd, maar toch wil nog een aantal punten benoemen. Ten eerste herhaal ik hier dat mijn fractie het erg verkeerd vind dat er nu nieuwe ruimte wordt aangewezen waarin windmolens worden toegestaan zonder dat er onderzoek is gedaan naar alternatieven. Wij worden geacht nu maar in te stemmen met deze gebieden zonder dat wij voors en tegens in beeld hebben. Ik heb ook al genoemd – en ook dat herhaal ik – dat je op deze manier de schijn wekt dat niet argumenten vóór en tegen een gebied doorslaggevend zijn, maar persoonlijke voorkeuren en willekeurige andere zaken. En dat is geen goed bestuur. Wij hebben verder grote problemen met de trucjes die nu met de Crisis- en Herstelwet worden uitgehaald. De drie gebieden N33, Eemshaven en Delfzijl worden onder de nummers 35 tot en met 37 26 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 opgenomen in een bijlage bij de Crisis- en Herstelwet en dat betekent onder meer dat vrijwel niemand meer bezwaar kan maken of in beroep kan gaan. De rechtsbescherming voor burgers wordt hiermee volledig uitgehold en dat dat op initiatief van deze provincie gebeurt, vindt mijn fractie droevig. Dat de gedeputeerde de indruk heeft gewekt dat dat maar een kleine logische stap is, terwijl er nu grote groepen burgers en ook gemeenten nu buiten spel worden gezet, maakt ons nog veel droeviger. En dat geldt ook voor het nu al inzetten van de Provinciale Coördinatieregeling. Daar is ook in de beperktere variant die nu voorligt, geen aanleiding voor, want gemeenten moeten gewoon hun zegje kunnen doen. Kom je er dan niet uit, dan kan het alsnog. Maar nu loopt je voor de muziek uit, lijkt het alsof je niet naar de gemeenten wilt luisteren en dat is een verkeerd signaal. De conclusie moet zijn dat dit voorstel erop neerkomt dat de gedeputeerde zonder goed onderzoek naar alternatieven een aantal uitbreidingsgebieden heeft aangewezen. Daarbij worden en passant en nota bene op verzoek van de provincie de rechten van gemeenten, inwoners en andere belanghebbenden nog even beknot door de Crisis- en Herstelwet van toepassing te laten zijn en de coördinatieregeling in stelling te brengen. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij niet kunnen instemmen met de voordracht en daartegen zullen stemmen. De opmerking van de heer Dieters over wat er moet gebeuren als wij hier met deze gebieden de doelstelling niet kunnen realiseren – ‘dat zien wij dan wel weer’ – straalt geen en in ieder geval wat mij betreft te weinig visie uit. En om ongefundeerde keuzes in de toekomst uit te sluiten, heb ik nog een motie voor u, die u vast bekend voorkomt. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Onderzoek windmolens’ van de fractie van de SP: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat de provincie Groningen op dit moment een aantal locaties heeft aangewezen voor grootschalige windparken, te weten de Eemshaven, Delfzijl en de N33; in IPO-verband de provincie Groningen een doelstelling van 850 megawatt is overeengekomen voor 2020; het niet zeker is dat binnen de huidige aangewezen begrensde locaties, inclusief de voorgestelde uitbreiding daarvan, ruimte wordt geboden voor het behalen van de nieuwe provinciale doelstelling; er maatschappelijk veel weerstand bestaat tegen de aanleg van een windpark bij de N33; de bestaande onderzoeken naar de huidige locaties voor windenergie op land gedateerd zijn; Overwegende dat de technologische ontwikkelingen, de vergrote productieopgave en de impact op de omgeving om een zorgvuldige afweging vragen; in het POP de provincie de ruimtelijke reservering voor de aanleg van windparken beperkt tot drie locaties; de provincie Groningen de concentratie van windenergie op land in de provincie blijft nastreven; niet uit te sluiten valt dat op enig moment in de toekomst de doelstelling voor de provincie Groningen opnieuw vergroot zal worden; Spreken uit dat het College van Gedeputeerde Staten 1. op korte termijn onderzoek moet doen naar geschikte alternatieve locaties, waarbij aandacht is voor de landschappelijke inpassing, maatschappelijke acceptatie, ecologische belemmeringen en economische geschiktheid van deze locaties; 2. de Staten zo spoedig mogelijk over de uitkomsten hiervan rapporteert; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer DIETERS (PvdA): Het gaat nog even over die gebieden. Er ligt natuurlijk wel een Statenbrede steun voor deze locatiegebieden die we hebben afgesproken. Laten we dat niet vergeten. Dat wordt gemakshalve maar even weggewuifd, maar die steun is er wel: het staat in het POV en er zijn meerderheden voor. Maar wat ik net even merkte bij de opmerking die ik zou hebben geplaatst over het aantal molens dat wordt geplaatst: ‘dat zien we dan wel weer’. Ik heb er op dit moment vertrouwen in – dat klinkt anders – dat het wél gerealiseerd wordt. Maar dan vraag ik aan u: waarom hebt u dat vertrouwen niet? En op basis waarvan denkt u meer locaties te moeten aanwijzen? De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, dat hebben we denk ik in de commissie ook uitvoering aan de orde gehad. Er zijn grote problemen met de uitbreidingen nu en dan noem ik even de Waddenzeekust, een Natura 2000-gebied waarbij het maar zéér de vraag is of je daar molens kunt neerzetten en of dat weer lukt zoals het de vorige keer is gegaan – ik denk dat eerlijk gezegd niet. Je 27 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 zit met andere gebieden die mogelijk ook vanwege interferentie met andere molens niet geschikt zijn, je zit met grote problemen bij de N33 en, zoals ook in de motie staat, je zit ook met de niet uit te sluiten mogelijkheid dat er in de toekomst een hogere opgave zal komen. Ik kan dat nog wel wat harder zeggen: het ligt ontzettend voor de hand dat er uiteindelijk nog meer molens in Groningen zullen moeten komen. Dan wil mijn fractie graag een afgewogen keuze kunnen maken en daarom moet er nu een onderzoek komen. De heer KEURENTJES (CDA): In de voordracht die ter besluitvorming voorligt, wordt de mogelijkheid gecreëerd om de geplande gebiedsuitbreiding voor de productie van extra duurzame energie aan te geven. Daarmee wordt voldaan aan de overeenkomst die de provincie heeft gesloten met het Rijk om tot die 855,5 megawatt te komen. Dat vinden wij een goede zaak. Daarnaast zijn op basis van de motie in mei 2013 door de Staten voorwaarden gesteld, die te maken hebben met participatie en repowering – daar werd over gesproken. Die voorstellen die in het onderliggende beleidskader zijn opgenomen, hebben onze instemming. We hebben echter begrepen dat in de uitwerking op dit moment toch een terugtrekkende beweging plaatsvindt bij de provincie bij de uitvoering daarvan. Graag willen we daar een reactie van het College op. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Om de vraag zo te kunnen beantwoorden: kan de heer Keurentjes de zinsnede ‘terugtrekkende beweging’ toelichten? De heer KEURENTJES (CDA): Sinds de commissievergadering in november en deze Statenvergadering is, hebben wij begrepen, ambtelijk verder gewerkt aan de uitvoering van onder andere repowering en participatie. Wij hebben in ieder geval signalen uit het gebied ontvangen dat de voortgang die op dat punt gemaakt wordt, eerder een terugtrekkende beweging in zich heeft door het College dan een verdergaande uitwerking. Wat blijft – daar heeft de heer Dieters van de Partij van de Arbeid ook over gesproken – is het gedoe rondom de N33 bij Veendam als het gaat over het aangewezen gebied. En die discussie lijkt toch een politiek feestje te worden omdat er aan de ene kant geen meerderheid is in deze Staten om tot een aanpassing van het gebied te komen, terwijl er wel steeds een hele discussie over is. Verzoeken uit deze Staten om tot een aanpassing te komen van dit gebied hebben geen meerderheid gehaald – dat is een feit. Desalniettemin constateren wij dat zeker in de discussie in de laatste commissie en de informatiebrieven die we hebben ontvangen als het gaat over de plaatsing van de locatie N33 in het kader van de Crisis- en Herstelwet in de brief van het ministerie, vraagtekens oproept. Eigenlijk is mijn vraag aan het College om daar opheldering over te geven en onduidelijkheid over dat punt weg te nemen. Een ander element dat ook in de commissie duidelijk aan de orde kwam en waar naar onze informatie nu geen duidelijkheid over is, heeft betrekking op de discussie bij de Eemshaven en Emmapolder. De discussie over de plaatsing van windmolens op de zeedijk van RWE gaat over veiligheidsrisico’s. Wij vinden dat daar, zeker in het licht van de aardbevingen, goede garanties voor moeten worden ingebouwd en wij willen eigenlijk van het College weten of men die ook kunnen geven en hoe zij omgaan met die veiligheidsrisico’s. Een tweede element dat in het kader van de Eemshaven en Emmapolder speelt, betreft de positie van het ECN in relatie tot de NUON. Aangezien in de voorwaarden die in de voordracht zijn gesteld om tot plaatsing van testturbines te komen, eigenlijk alleen het ECN daaraan voldoen en de grondposities contractueel in handen zijn van de NUON, lijkt er sprake te zijn van een patstelling. En wij vinden dat GS, om uiteindelijk tot realisatie van die 855,5 megawatt te komen, stappen moet zetten om uit die impasse te komen. Dus alles overziend vinden wij dat het College een goede voordracht voorlegt, maar er zit een aantal elementen in dat wat ons betreft het risico dat de totale productie niet gerealiseerd kan worden, zou kunnen verhogen. Wij vragen het College om daar duidelijkheid over te geven teneinde die productie uiteindelijk wel mogelijk te maken. De heer DIETERS (PvdA): Is de heer Keurentjes ook met ons van mening dat die grondposities die op dit moment door allerlei initiatiefnemers worden aangehouden, niet leiden tot deze patstellingen. En dat die juist verstarrend werken, omdat ze elkaar – ik zeg het even heel voorzichtig – het licht in de ogen niet gunnen? Wat vindt u daarvan? De heer KEURENTJES (CDA): Nou, dat laatste is uw woordkeuze en conclusie dat ze elkaar het licht niet in de ogen gunnen. Het is een fact of life dat er tegengestelde belangen kunnen zijn. Daar laten wij ons verder niet over uit, dat is een fact of life. Wij vinden dat het College – en daar spreken wij hen 28 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 op aan – zich moet inzetten om die impasse te doorbreken. Want het gaat ons erom dat uiteindelijk die overeenkomst met het Rijk inzake die 855 megawatt ook gerealiseerd kan worden. En als er dan sprake is van een patstelling ten gevolge van tegengestelde belangen – laat ik ze zo noemen – dan vinden wij dat wij het College daarop moeten aanspreken om die impasse te doorbreken. Mevrouw DE GRAAF (D66): In de huidige roerige tijden in onze provincie lijkt windenergie wat minder belangrijk. Echter, niets is minder waar: de energietransitie is belangrijker dan ooit. We moeten ervoor zorgen dat Groningen ook over enige decennia nog zijn brood kan verdienen en ook met energie. Windenergie is cruciaal onderdeel van deze transitie. Plaatsing van windmolens ligt gevoelig en individuele belangen zijn vaak tegenstrijdig met aan de ene kant overlast voor onze burgers en de natuur en aan de andere kant zijn er ontwikkelaars en grondeigenaren die een verdienmodel zien en tegelijkertijd wijzen op de economische spin-off in krimpgebieden. Deze tegenstrijdige belangen maken het volgens D66 noodzakelijk dat de Provinciale Staten aan het roer blijven staan van het behalen van de doelstelling, zodat maatwerk mogelijk blijft. Met deze voordracht houdt de provincie de regie over de locaties en blijft het concentratiebeginsel gehandhaafd. In de vergadering van 29 mei jongstleden is er een amendement ingediend, waarin Provinciale Staten oproept tot het creëren van dit draagvlak, onder andere door participatie, repowering en gebiedsfondsen. Deze drie aspecten blijven een cruciaal uitgangspunt in het komende proces. Daarnaast is D66 dat er ook offshorelocaties worden onderzocht. Offshorewind zal in de toekomst een belangrijk aandeel zijn van de te behalen megawatts en onderzoek hiernaar is zeer belangrijk. De provincie houdt met deze voordracht de regie in handen. Echter, er blijft een aantal vragen. Betekent dit bijvoorbeeld ook werkelijk dat de Rijkscoördinatieregeling in de vrieskist verdwijnt en niet als een zwaard van Damocles boven ons hoofd blijft hangen? Het Rijk zal dit provinciale voorstel namelijk ook beoordelen op de taakstelling van 855 megawatt. Zijn over deze taakstelling, naast het onderzoek van Pandora, al positieve berichten ontvangen vanuit het Rijk? Initiatieven van particulieren zijn belangrijk om de 855 megawatt te halen. Zorgen de Provinciale Coördinatieregeling, de Crisis- en Herstelwet en de gemeentelijke bestemmingsplannen voor genoeg ruimte om deze taakstelling ook daadwerkelijk te halen? En wat als er op lokaal vlak kleine aanpassingen nodig zijn in de aangewezen gebieden om meer draagvlak te creëren en behoort dit tot de mogelijkheden? Dan toch nog de N33. De vragen die de heer Dieters gesteld heeft, zijn duidelijk: helderheid van GS is nodig. Dit zijn de vragen waar wij graag helderheid over willen. U begrijpt: D66 steunt de voordracht en wil de energietransitie zo snel mogelijk bewerkstelligen. Het is tijd dat Nederland zich ontdoet van zijn gasverslaving. In het bewerkstelligen van deze transitie is maatwerk en samenwerking met initiatieven die vanuit de vastgestelde gebieden komen, cruciaal. D66 wil graag weten hoe PS op de hoogte gehouden wordt van de voortgang in het behalen van de taakstelling, om zo controle te kunnen houden op het maatwerk én dat de Rijkscoördinatieregeling definitief in de vrieskist blijft. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Laat ik mevrouw De Graaf vragen hoe zij denkt dat windenergie een Nederlander van zijn gasverslaving af zal helpen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Tja, ik geloof dat u mijn mondhoeken zo ongeveer naar mijn knieën kunt zien zakken. U begrijpt toch dat gas gebruikt wordt voor energiecentrales en elektriciteit opwekt en dat wij met elkaar zo ontzettend veel elektriciteit verbruiken dat dat mogelijk ook op een groene manier kan, zonder onze fossiele bronnen? Of is dat vraagteken bij u nog steeds niet verdwenen? Ik sta echt volledig een beetje met mijn mond vol tanden over deze vraag. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, zo ziet u maar. Mevrouw De Graaf kan geeneens ‘piep’ meer zeggen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Maar, meneer Veerenhuis-Lens, het ‘piep’-probleem hebben wij al een keer gehad en ik geloof niet dat het gepast is in dit onderwerp om er op die manier over te spreken. Energie is een belangrijk onderdeel en vinden wij dat een belangrijk speerpunt in deze provincie. Wij hebben in dat kader meerdere problemen en dat betreft onder andere problemen en zorgen van onze inwoners in specifieke gebieden. Andere vormen van energie zouden in dat kader lucht geven. Als u daar anders over denkt, dan is dat uw mening en die apprecieer ik. Maar ik wil die graag bij u laten. En daar houd ik het bij. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): In onze familie noemen we dat een jij-bak. U gebruikt zware woorden. U zegt dat het tijd wordt dat Nederland afraakt van zijn gasverslaving en dat doet u in 29 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 relatie tot de bespreking van een voordracht met betrekking tot windenergie. En ik vraag u daarom nogmaals: geeft u nou eens aan – in één enkele zin, wat mij betreft – hoe u denkt dat windenergie het Nederlandse volk zal helpen af te komen van de gasverslaving. En overigens, wat die windenergie betreft sta ik niet alleen. Ook de bewindsman de heer Willem Vermeend heeft een stuk gepubliceerd waaruit blijkt dat windenergie absoluut niet zal bijdragen en dat wij straks opgescheept zitten met duizenden peperdure windmolens. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ach, meneer Veerenhuis-Lens, ik begrijp dat wij in dit kader gewoon van mening verschillen. Ik begrijp dat u voor de onderbouwing van uw mening draagvlak en steun zoekt bij diverse partijen – dat moet ik in dit kader constateren. Ik denk dat wij hierover van mening blijven verschillen, ik denk dat windenergie, zonnepanelen en andere vormen van groene energie die in dat kader mogelijk zijn, kunnen bijdragen aan een verminderd verbruik van ons gas. En als u daar iets anders over denkt: prima, dat is uw mening. Maar die is niet van ons en daar wil ik het graag bij laten. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, ik zou ook iets kunnen aanvullen. De VOORZITTER: Als dat vragen zijn, ja. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, dat is een aanvulling op het antwoord. Is de heer Veerenhuis-Lens ermee bekend (…). De VOORZITTER: Nee nee nee, u moet een vraag stellen. Ja, nu bent u weer bij een vraag. Ja? De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik wilde vragen of de heer Veerenhuis-Lens ermee bekend is dat wanneer wij onze doelstelling die geformuleerd is in het Energieakkoord om te komen tot 6.000 megawatt windvermogen op land en 4.500 op zee, vele en vele miljarden boven de 10 miljard kuub per jaar gas – het hangt er een beetje vanaf hoe je het aanwendt – kunnen worden uitgespaard. De VOORZITTER: Akkoord, dit is dus nog even dezelfde discussie over de relatie tussen kwantiteit wind versus afname gas. De heer Veerenhuis-Lens? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, ik ben behoorlijk op de hoogte van de feiten waar de heer Rijploeg naar verwijst. Maar een feit is ook dat het Energieakkoord nog altijd niet een voldongen feit is. En ik mag u ook wijzen op het feit dat er voor 18 miljard euro in windmolens dreigt te worden geïnvesteerd, die slechts een marginale bijdrage zullen leveren aan de energietransitie. De VOORZITTER: Langzamerhand naderen wij een debat over het nationale energieakkoord, hè? De heer RIJPLOEG (PvdA): Mag ik u dan vragen of u 10 miljard kuub gas minder ‘marginaal’ vindt? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wat de gaswinning betreft: daar gaan we het nog over hebben. Er is meer dan genoeg gas buiten Nederland te vinden. Mevrouw DE GRAAF (D66): Mag ik daar iets op zeggen? Ik wil ten eerste meneer Rijploeg bedanken voor zijn ondersteuning hierin. Daarnaast wil ik meneer Veerenhuis-Lens erop attenderen dat als er meer dan genoeg gas in deze wereld is, u het probleem van de gaswinning dus niet neerlegt bij onze inwoners, maar gewoon heel simpel doorschuift naar andere inwoners in deze wereld. En ik moet zeggen: dat vind ik in zeer hoge mate ongepast. De VOORZITTER: Ik zie dat de heer Veerenhuis-Lens hierop wil reageren. Heel kort even dan, ja? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, je kunt het politiek het met elkaar niet eens zijn, dat hoeft helemaal niet. Maar ik heb een vrij mandaat en ik heb het volste recht om hier te zeggen wat mijn mening is. En het gaat niemand aan, wie dan ook – al zou u het zijn – om mijn bijdrage daarin en mijn mening daarin in dit huis ongepast te vinden. De VOORZITTER: En dat brengt ons bij de volgende spreker. Hieruit blijkt weer dat iedereen gewoon kan zeggen hier wat hij of zij wil. 30 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil toch een punt van orde maken. Ik wil in ieder geval opmerken dat mijn fractiegenote dat niet heeft gezegd waarvan de heer Veerenhuis-Lens net beweerde dat mijn fractiegenote zou hebben gezegd. Dat is niet ter sprake gekomen. De VOORZITTER: Ik snap dat iedereen nu probeert om mij nu even in die rol te krijgen. Wat ik gehoord heb is dat u, mevrouw De Graaf, gezegd dat u die uitlating naar de inhoud gemeten niet gepast vond. En tegelijkertijd hebt u de vraag of u die dingen mag zeggen, niet aan de orde geteld. Het gaat natuurlijk om de inhoudelijke beoordeling en daarom begrijp ik het heel goed dat de heer Veerenhuis-Lens daar weer even zijn mening over wil geven. Dat is dus beide gebeurd en daarmee is dit punt in ieder geval voldoende helder en zijn wij onherroepelijk gekomen bij de bijdrage van de PVV, de heer Ram. De heer RAM (PVV): Aan het bouwen van windmolens zitten grote nadelen voor burgers, zoals gezondheidsklachten, geluidshinder en horizonvervuiling. Deze industrie is dan ook niet duurzaam. Windturbines staan er voor een korte periode: vijftien tot twintig jaar. Ze reduceren nauwelijks CO2 – tenminste, als je in de klimaatdoelstellingen gelooft – en leven op subsidies. De door de Europese Unie opgelegde energietransitie moet Nederland en daardoor Groningen gigantische windparken verplaatsen. De totale subsidie loopt op tot bijna 19 miljard en levert in het gunstigste geval 10.000 banen op: dat is 2 miljoen per baan. Dat geeft wel aan hoe absurd deze situatie is en dit geld komt rechtstreeks van de belastingbetaler vandaan. Dat gezegd hebbende, heeft de meerderheid gekozen voor deze heilloze weg en zitten we nu in Groningen met de uitbreiding van de zoekgebieden Eemshaven en Delfzijl, terwijl er geen alternatieven zijn onderzocht. Daarnaast zijn er zoekgebieden aangemeld voor de Crisis- en Herstelwet. Hierover enkele vragen. Tot onze grote verbazing zijn alle locaties aangemeld voor de Crisis- en Herstelwet. En dit betekent dat de inspraak en de gang naar de rechter grotendeels voor burgers en het bedrijfsleven worden afgesneden. Volgens de PVV is dit slecht beleid. Burgers en bedrijven hebben recht op inspraak wanneer het hun leef- en woonomgeving betreft. Voor de gebieden Eemshaven en Delfzijl is er nu een uitbreiding, maar ook de locatie N33 is aangemeld. Eerst dit zoekgebied. Naar mening van de PVV is het een politieke strategische overweging geweest om het windmolenpark N33 onder de verantwoordelijkheid van het Rijk te laten vallen. Dan ligt de schuld van de totstandkoming van het windpark niet bij het lokale of provinciale bestuur, maar bij het Rijk en kan gedeputeerde Moorlag van PvdA-huize zich daar mooi achter verschuilen. Alleen is het door alle weerstand maar de vraag of het park wel boven de 100 megawatt blijft en dan kan het wel weer onder de verantwoordelijkheid van de provincie vallen. De heer RIJPLOEG (PvdA): Bent u ermee bekend dat de Crisis- en Herstelwet in eerste instantie het werk was van het kabinet waarin de PVV gedoogd werd? De heer RAM (PVV): Daar ben ik mee bekend. De vraag aan het College is waarom u het zoekgebied N33 hebt aangemeld voor de Crisis- en Herstelwet. Het valt toch onder de RCR, de Rijkscoördinatieregeling? Dan valt het onder de verantwoordelijkheid van het Rijk, dus waarom meldt de provincie dan dit gebied aan bij de minister? Kan het Rijk in dat geval dan zonder pardon tot uitbreiding overgaan of het zoekgebied anders indelen, zodat het traject tóch boven de 100 megawatt en onder de verantwoordelijkheid van het Rijk blijft? Dat scheelt dan weer het dragen van politieke verantwoordelijkheid door de provincie. De PVV vindt het onverteerbaar dat als een dichtbewoond gebied de mogelijkheid wordt ontzegd om een bezwaar in te dienen tegen elke mogelijk nieuwe plannen. Dit argument geldt ook voor de uitbreiding van de zoekgebieden Eemshaven en Delfzijl. Daarvoor dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: ‘Inspraak burgers bij windmolenparken’ is de titel van deze motie met nummer 2, ingediend door de fractie van de PVV: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat de uitbreiding van de zoekgebieden bij de windturbineparken Eemshaven en Delfzijl nieuwe gebieden zijn; door deze zoekgebieden onder de Crisis- en Herstelwet te laten vallen, de mogelijkheid van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om een bezwaar en/of zienswijze in te dienen, ernstig beperkt wordt; 31 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 alle in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties waaronder het windpark N33 zijn aangemeld om onder de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet te vallen; Overwegende dat windmolenparken door laagfrequent geluid tot grote gezondheidsklachten kunnen leiden en dit tot bezwaren van burgers leidt; plaatsing van windturbines op een primaire waterkering tot bezwaren kan leiden van burgers en bedrijven; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. de aanmelding bij de minister van I&M in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties voor windenergie en de uitbreidingsgebieden voor de Crisis- en Herstelwet terug te trekken; 2. de minister van I&M en de Tweede Kamer hiervan op de hoogte te stellen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Ik heb de indruk dat deze motie interfereert met de voordracht, het is geen amendement maar een motie. Dus ik vraag de griffie nog even te bekijken hoe die zich verhoudt tot de tekst van de voordracht. Maar voorlopig verspreiden we de motie even en krijgt zij nummer 2. De heer RAM (PVV): En dan de Emmapolder en de zeedijk. De plaatsing van windturbines op een zeedijk, een primaire waterkering, is volgens de PVV zeer gevaarlijk in een aardbevingsgebied en daarnaast tegen de wet, namelijk de Barro, zolang de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet niet is vastgesteld. Maar het College vraagt wel Provinciale Staten een Provinciale Omgevingsverordening vast te stellen, die op dit moment dus tegen de wet is. Hoe kan GS verlangen dat Provinciale Staten iets vaststelt wat tegen de wet is? Vindt u dit een vorm van behoorlijk bestuur? En zo ja, waarom? Wij vinden dat het College niet moet marchanderen met onze veiligheid. Het is namelijk helemaal niet gezegd dat de Tweede Kamer de windturbines op de zeedijk goedkeurt. Wat zijn de gevolgen als de Tweede Kamer de achtste tranche niet goedkeurt? Kunt u daar een toelichting op geven? Daarnaast een vraag over de gasleiding die onder de zeedijk loopt. Naar mijn weten moeten gecertificeerde windmolens minimaal 500 meter en ongecertificeerde molens minimaal 1.000 meter van deze gasleiding verwijderd zijn. Wanneer daarvoor de zeedijk wordt gebruikt, kunnen er ervóór en erachter ook geen windmolens geplaatst worden vanwege de windrichting. Wat is uw beleid omtrent het plaatsen van windturbines bij gasleidingen? Leidt dit niet tot het niet-halen van die 855,5 megawatt? Daarnaast willen wij een motie indienen over geen windmolens op de zeedijk. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Geen windturbines op de zeedijk’ van de fractie van de PVV: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat artikel 2.11.3 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) het verbiedt om te bouwen op primaire waterkeringen; Overwegende dat de geplande windturbines op de zeedijk een destabiliserende werking kunnen hebben met grote gevolgen voor de waterveiligheid in het gebied; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. zich aan de nationale wetgeving te houden en geen windmolens op een zeedijk toe te staan; En gaan over tot de orde van de dag!’ Hier geldt hetzelfde voor als bij motie 2: ik noem dit stuk eerst motie 3, maar we gaan even na of dit een amendement had moeten zijn of niet. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De uitdaging waar Nederland voor staat als het gaat om het ontwikkelen van grootschalige windmolenparken op land, kan niet worden gerealiseerd zonder het vergroten van het draagvlak onder de lokale bevolking en de publieke acceptatie. In de ogen van de ChristenUnie is daarvoor een betere verdeling nodig van lusten en lasten. Dat is ook voor mij de reden geweest om namens de ChristenUnie in januari 2013 een voorstel in te dienen om daartoe landelijk een kader te ontwikkelen en in mei 2013 een amendement in onze eigen Staten om in onze eigen provincie daar handen en voeten aan te geven. En beide keren kon het rekenen op een breed draagvlak hier in deze Staten. De voordracht die vandaag voorligt, bevat het beleidskader dat de uitwerking vormt van dit amendement. En ik wil de Staten heel graag een compliment maken. Want wij constateren dat de 32 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Staten onder aanvoering van de ChristenUnie in deze periode een doorbraak heeft bereikt op het dossier windenergie. We hebben met zijn allen het dossier een andere wending gegeven. Het dossier vormt in onze ogen een proeftuin als het gaat om het betrekken van de bevolking bij grote en ingrijpende ontwikkelingen en daarbij reikt de impact en de uitstraling dan ook veel verder. Wij constateren dat wij in plaats van vier jaar lang alleen gesproken te hebben over locaties, momenteel gewerkt wordt aan die betere verdeling van lusten en lasten – een concreet en tastbaar resultaat. Dan een inhoudelijke beoordeling van het beleidskader vanuit onze hoek. Daarover zijn wij positief: het komt tegemoet aan de wensen van de ChristenUnie om de bevolking te betrekken teneinde iets voor het gebied als collectief te betekenen bij de ontwikkeling van windenergie, om bewoners mogelijkheden te geven om financieel mee te doen of te compenseren voor eventuele hinder die zij ondervinden. Er zijn nog wel een paar aandachtspunten. Allereerst vinden wij dat de communicatie met de bevolking verbeterd kan worden. In een vroeg stadium zal de bevolking betrokken moeten worden bij het oprichten van nieuwe windparken. Belangrijk ook is dat het beleidskader uitvoerbaar is, ook ten aanzien van bijvoorbeeld repowering – een aantal fracties heeft daar al aandacht voor gevraagd. Wij vragen om bij het verdere uitwerken van het beleid in het kader daarvoor voldoende aandacht te houden. We hebben begrepen dat er nog een aantal knelpunten is en onze oproep aan het College is: probeer daar uit te komen. Het beleidskader is verbonden met de Provinciale Coördinatieregeling, maar die regeling wordt nu niet ingezet voor alle gebieden – dat blijkt ook uit de aanvullende voordracht. Hoe wordt verzekerd dat deze afspraken, gericht op de bevolking, tóch worden uitgevoerd? Wat ons betreft lag ook in de letterlijke tekst en in de geest van het amendement besloten dat ook voor de locatie N33 tot een beleidskader gekomen zou worden. Dat is onze wens nog steeds en wij roepen het College op om zich daarvoor in te spannen. We weten ook wat daarvoor de economische en juridische hinderpalen kunnen zijn, maar toch hechten wij er zeer aan dat die inspanning wordt verricht. Het College vraagt onze instemming om het kader verder uit te werken in de aangegeven richting. Op die instemming kan het College wat de ChristenUnie betreft rekenen. Wij kunnen instemmen met de Partiële Herziening van de Provinciale Omgevingsverordening. Wat is de reactie van het College op de kritiek van bijvoorbeeld de Natuur- en Milieufederatie om de aanvraag onder de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet onder te brengen, waardoor de weging van alternatieven niet meer aan de orde is? Dan afrondend nog een vraag ten aanzien van de landelijke ontwikkeling. Aan de uitwerking van het SER-Energieakkoord, waarin bepalingen zijn opgenomen om participatie en compensatie uit te werken in een gedragscode, wordt momenteel gewerkt. Die gedragscode had er eigenlijk eind 2013 moeten liggen, maar die is er nog niet. Wij vernemen geluiden dat het proces momenteel moeizaam verloopt en dat er ook getwijfeld wordt aan hoe verbindend die gedragscode zou moeten zijn. Wat ons betreft is het Energieakkoord daarover duidelijk: daar zijn bindende afspraken op hun plaats en daar zullen alle partijen zich aan moeten houden. Wij roepen het College op, daar scherp op toe te zien. Overall zijn wij tevreden met dit resultaat. Wij roepen het College op, door te gaan op deze weg en het beleidskader verder uit te werken en daarop bij ons terug te komen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks vindt het van groot belang dat er volop op alle soorten hernieuwbare energie wordt ingezet om de energietransitie ter versnellen. Afgelopen zondag heeft onze fractie prachtige ontwikkelingen gezien die energie op kunnen leveren. Bij het Energy Transition Centre was men bezig om van hackle – in goed Gronings: drek – energie te maken. Dat is wellicht toekomstmuziek. Maar nu hebben we gelukkig ook al duurzame oplossingen, zoals zonnepanelen die steeds meer opleveren. Blue energy uit getijdebewegingen, windwokkels waarmee je energie op kan wekken in tochtige gangen en de windmolens. Vandaag bespreken wij de gedeeltelijke herziening van de POV en voor GroenLinks is dit een bijzondere bespreking. In de voordracht geeft GS een handige opsomming van de totstandkoming van de huidige situatie: de situatie waarin Groningen vóór 2020 855,5 megawatt aan wind op land moet realiseren. Dat is over zes jaar en dat is snel. De fractie betreft het ten zeerste dat er de afgelopen jaren niet genoeg is ingezet op participatie in windmolens, iets wat men bijvoorbeeld in Friesland beter heeft aangepakt. Daar zijn voorbeelden van dorpen zoals Pingjum die eigen windmolens hebben, die niet alleen mensen door middel van stroom met elkaar verbindt, maar ook de mensen zelf met elkaar verbindt. Samen in een coöperatie werken aan het behoud van het dorp: dat is wat schone energie moet doen. En daarom zijn wij ook blij dat er nu volop wordt ingezet op participatie en draagvlak en worden wij graag op de hoogte gehouden. Voor draagvlak is het noodzakelijk om te erkennen dat er mensen zijn die echt last hebben van geluidsoverlast van windmolens. Dit vindt GroenLinks niet 33 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 wenselijk: wij horen dan ook graag hoe het standpunt over de uitkoop van deze mensen die aangetoond last hebben of dreigen te krijgen van windmolens. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik ben even een beetje verbaasd over wat u over geluidsoverlast zegt. Vindt u niet dat die molens gewoon geen geluid moeten maken? Wat is dit nou? Het kan en het moet dus. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat zou zeker wenselijk zijn, dat zal ik niet ontkennen. Maar we moeten gewoon erkennen dat windmolens gewoon wél geluid maken en dat dit zo gaat door de omgeving heen. En als je dat bij elkaar optelt, dus cumulatief – wat op dit moment nog niet gedaan wordt met windmolens die er al langer staan – kan dat geluidsoverlast veroorzaken en er zijn mensen die daar last van hebben. De heer RIJPLOEG (PvdA): Als ze er al staan, hebt u een punt. Maar windmolens kun je toch gewoon aan de strengste eisen laten voldoen met de techniek. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat klopt. Dat zou de nieuwste techniek moeten doen en dat zou fijn zijn. Maar blijft het feit dat als er meerdere windmolens of molenparken zijn, dat deze niet bij elkaar opgeteld hoeven te worden en het uiteindelijk voor de bewoners natuurlijk wel zo is dat het geluid wél bij elkaar optelt. Ik hoop dat ik zo duidelijk ben geweest met mijn beantwoording. Van het veelgenoemde draagvlak is geen sprake bij de N33. Daar is zelfs veel weerstand. In de door u gemaakte opsomming geeft u aan dat het uitgangspunt is dat er op bedrijventerreinen windmolens worden geplaatst. Met de beste wil van de wereld is dat niet meer in te denken bij de N33. Daar staan ze ingepland in en om de huizen. De gehele raden van Veendam en Menterwolde en het overgrote deel van de bevolking verzetten zich daarom tegen deze locatie. Daarom wil GroenLinks u én deze Staten om een amendement te steunen, dat de problemen van de huidige locatie bij Wildervank, Veendam en Meeden afhaalt. Een amendement dat de locatie deels verschuift naar de Eekerpolder, het gebied tussen Meeden en het daarboven gelegen Winschoterdiep. Daar gaan in totaal 100 megawatt aan windmolens geplaatst worden. Dat is wellicht de laatste kans om het draagvlak voor windmolens in deze streek weer terug te krijgen. Binnen een straal van 750 meter van deze nieuwe locatie liggen geen woonhuizen en zelfs de actiegroep Tegenwind heeft zich positief uitgelaten over de nu door ons voorgestelde locatie. We roepen daarom alle partijen op om ons amendement op dit moment te steunen en de impasse rondom windpark N33 eindelijk te doorbreken. De VOORZITTER: Dat is een amendement met een kaart. Het wordt onder u verspreid met nummer A1. Het amendement behelst – dat even als kern voor het debat, u kunt het zometeen zelf lezen – de partiële herziening van de POV 2009 uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl en het is dan de concrete verschuiving die u voorstelt van het ene stuk naar het andere stuk. Is dat correct? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ja, met een gedeeltelijke overlap. De VOORZITTER: Met een gedeeltelijke overlap, het kaartje zit erbij. Ik stel voor dit amendement even zo snel mogelijk te verspreiden. Gaat u verder, mevrouw Homan. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks wil u graag ook nog een keer wijzen op het bod van de Stad. De stad Groningen wil bijdragen aan de taakstelling met 70 megawatt aan windmolens op bedrijventerreinen bij de Stad met voorrang aan burgerinitiatieven en lokale energiecoöperaties. Onze motie om gehoor te geven aan dit bod, werd afgeraden en afgewezen. GroenLinks hoort graag van de Gedeputeerde Staten hoe men daar nu over denkt. GroenLinks is erop voorbereid dat u vreest voor precedentwerking: straks wil ieder dorp een windmolen. Die discussie willen wij dan ook graag met u voeren. En om die discussie te voeren moeten wij als Staten die ruimte wel krijgen. Dat betekent dat het Rijk niet het stokje moet overnemen en dat wij die 855,5 megawatt goed moeten plannen. Met de huidige locaties kan dat volgens GroenLinks niet en daarom willen wij verschuivingen en extra locaties. Wij willen dat er hierbij wordt geluisterd naar de mensen en dat er niet klakkeloos wordt gepland in beschermd natuurgebied zoals Ruidhorn of op de Waddendijk, aan de rand van beschermd natuurgebied en Werelderfgoed: de Waddenzee. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zal het kort houden. Tegenwind N33 voelt zich door de gedeputeerde op het verkeerde been gezet en ik kan me dat wel voorstellen als ik kijk naar wat hij 34 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 in de commissie van 27 november en later in die van 18 december verklaard heeft met betrekking tot de Crisis- en Herstelwet. Ik zou hem dan ook willen vragen om helder uit te leggen wat nu precies de consequenties zijn van opneming van het Windpark N33 in de bijlage van de Crisis- en Herstelwet. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de MER-procedure die KDE begonnen is en waarvan ik meen dat wij die ook ieder moment mogen verwachten? Dan nog een tweede vraag aan de gedeputeerde: wanneer precies – welke datum – heeft GS kennisgenomen van de voorpublicatie inzake de wijziging van de Crisis- en Herstelwet? Het Kamerstuk is van 16 december. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We staan voor een ingrijpende keuze. Ik heb in de commissie gezegd: ‘Het lijkt wel een onmógelijke keuze.’ We moeten zo snel mogelijk af van kolen en gas – daar spreken later nog uitvoerig over – en een transitie naar hernieuwbare energie is heel hard nodig: energie uit zon, wind en water bijvoorbeeld. Maar wat ons betreft alleen als dit geen gevaar of ernstige overlast voor mens, dier of landschap oplevert. En daar is nog veel onduidelijkheid over. De Partij voor de Dieren keurt het absoluut af dat het College een zorgvuldige afweging voor alternatieve locaties voor grootschalige opwekking voor windenergie achterwege laat. En waarom doet men dat? Om vertraging te voorkomen. Maar ook voor nieuwe uitbreidingslocaties wordt deze afweging geschrapt: nieuwe locaties die nog niet in beeld waren bij de eerder uitgevoerde afweging van alternatieven en waarvoor dus nog geen milieu-effectenrapportage is uitgevoerd om de effecten op de omgeving in beeld te brengen. De grootschalige opwekking van windenergie kan enorme gevolgen hebben voor de omgeving. Zowel mens, dier als landschap kan figuurlijk maar ook letterlijk beschadigd raken. Dat vraagt om een zorgvuldige afweging over zoekgebieden en zeker wanneer ook alternatieve, dunbevolkte locaties met minder kwetsbare natuur bij voorbaat worden uitgesloten. En dat dat meer tijd en moeite kan kosten is wat ons betreft van ondergeschikt belang. Neem bijvoorbeeld de uitbreidingslocatie van de Emmapolder: een windpark van enorme omvang, direct grenzend aan natuurgebieden Ruidhorn en de Waddenzee, niet te vergelijken met een industriële omgeving zoals de Eemshaven. De Raad van State heeft bovendien enkele jaren geleden al beoordeeld dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de bouw van 17 windturbines de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen aantasten. Dit gebied verdient een zorgvuldige afweging en daarvoor is onderzoek naar de effecten noodzakelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een plan-MER en daarom dien ik de volgende motie in. De VOORZITTER: Eens kijken, ‘Onderzoek milieu-effecten windmolens’ is de titel van deze motie met nummer 4 van de Partij voor de Dieren: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat de bestaande en uitbreidingslocaties voor windmolenparken onder de werking van de Crisis- en Herstelwet zullen vallen; er voorafgaand aan het toewijzen van de uitbreidingslocaties geen onderzoek naar de effecten op mens, dier en milieu heeft plaatsgevonden; Overwegende dat het plaatsen van windmolens grote gevolgen kan hebben op de mensen, de dieren en/of het landschap van dit gebied; dit bijvoorbeeld geldt bij de uitbreiding naar de Emmapolder, die grenst aan unieke, soms internationaal beschermde natuurgebieden zoals de Waddenzee; er met het oog hierop mogelijk geschiktere locaties zijn voor het plaatsen van windmolens dan de voorliggende zoekgebieden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. de effecten voor mens, dier en milieu te onderzoeken alvorens de (uitbreidings)locaties voor windmolenparken definitief vastgesteld worden; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Zo’n onderzoek naar de gevolgen is hard nodig, zeker nu de locatiekeuze onder de werking van de Crisis- en Herstelwet zal vallen. Deze wet zet de regels die milieu, natuur en een leefbare omgeving beschermen, buitenspel en beperkt bovendien de inspraakmogelijkheden van burgers en organisaties tot een absoluut minimum. Dit is volgens ons niet de oplossing voor het versnellen of verbeteren van de besluitvorming. Zorgvuldigheid is daarvoor de oplossing. De gedeputeerde heeft aangegeven dat de Crisis- en Herstelwet eigenlijk nauwelijks nadelige gevolgen heeft voor de burgers of hun omgeving. En hij heeft ook aangegeven dat de N33 35 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 hier niet onder zou vallen. Kan het College aangegeven of men nog steeds achter deze uitspraak staat, nu een brief van de minister aan de Tweede Kamer in ieder geval laat zien dat een deel van dit antwoord onjuist was. Doordat het College door de koker van drie zoekgebieden heeft gekeken naar de uitbreidingsmogelijkheden, zijn gebieden met wellicht minder nadelige effecten op mens en dier buiten beschouwing gebleven. Het voorstel bijvoorbeeld van corporatie Windcluster Midwolda zou wat ons betreft prima passen in de nieuwe kaders van participatie en compensatie en kan bovendien de druk op de Waddenzee verlichten. Door niet naar alternatieve locaties te kijken sluiten we dergelijke mogelijkheden bij voorbaat al uit en wij kunnen daar niet achter staan. De gedeputeerde zei eigenlijk in de commissie hierover – ik geef een vrij vertaald citaat: ‘We hebben nu zoekgebieden aangewezen, want alle andere alternatieve gebieden zijn niet geschikt omdat ze buiten die zoekgebieden liggen. En daar houden we aan vast, omdat de zoekgebieden niet uitgebreid worden. Althans, we breiden twee gebieden wel uit, maar het derde gebied niet – in ieder geval niet tot het blijkt dat er dwingende redenen zijn waarom we zouden moeten doen. En óf er dwingende redenen zijn, ja, dat weten we niet omdat we daar geen onderzoek naar doen.’ Daar is geen speld tussen te krijgen. Zonder inzicht te hebben in de direct en indirecte gevolgen van windmolens voor mens en dier, zonder inzicht in mogelijke oplossingen om deze gevolgen te verkleinen, zonder inzicht in alternatieve locaties kunnen wij ook geen zorgvuldige afwegingen maken. Ik zou graag een duidelijke reactie horen van het College en de bereidheid om de gevolgen alsnog beter in kaart te krijgen, want er is volgens de Partij voor de Dieren een noodzaak om de gaskraan dicht te draaien en in te zetten op andere energiebronnen. En we zouden het dan ook erg jammer vinden als we tegen het voorstel van het College zouden moeten stemmen. Maar als we niet in staat worden gesteld om een zorgvuldige afweging te maken, dan hebben we geen andere keus. De VOORZITTER: Dank. Het is één uur en we zijn gekomen aan het einde van de eerste ronde. Ik constateer bij de ingediende moties dat we van de twee moties van de PVV even nagaan of die de vorm van een motie of een amendement moeten hebben. En we gaan even na bij de motie die u, mevrouw Hazekamp, net tot slot indiende, of deze eigenlijk qua dictum niet volstaat om tegen de voordracht te stemmen. Want als deze over precies hetzelfde gaat, dan heeft de motie niet zoveel zin. Maar dat checken we even, dan kom ik daar zometeen wel op terug. Ik stel voor dat we om kwart voor twee weer beginnen – de kroketten zijn nu warm – en dat de gedeputeerde Moorlag dan namens het College met de beantwoording van de eerste ronde kan beginnen. [Schorsing van 45 minuten.] De VOORZITTER: Ik zie dat iedereen weer op zijn of haar plaats is teruggekeerd, misschien dat de deur dichtkan. Dan heropen ik de vergadering en is het woord voor de beantwoording in eerste instantie aan gedeputeerde Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik zal eerst ingaan op wat niet in de voordracht staat, maar wat wel in de verschillende bijdragen voor het voetlicht is gebracht. En dat is onze aanvraag in het kader van de Crisis- en Herstelwet en met name de relatie met het windparkproject N33. Wat wij hebben gedaan – en dat is ook in de commissie toegelicht – is dat we u bij brief de dato 17 oktober – als ik het goed heb – hebben geïnformeerd over de aanvraag die wij hadden ingediend bij het minister van I&M voor toepassing van de Crisis- en Herstelwet. Het ging om drie onderdelen: in de eerste plaats het verkorten van de termijn waarvoor windmolens gevestigd kunnen worden, dus het toestaan dat de gronden tijdig worden bestemd zodat windturbines na 25 jaar weer afgebroken kunnen worden – dat was ook een suggestie die onder meer door de PVV was gedaan. Het tweede is om de Crisis- en Herstelwet beter te verankeren – of ervoor te zorgen er op basis van de Wet ruimtelijke ordening – de lusten en lasten beter worden verdeeld. Wij stellen weliswaar nu een beleid vast, maar dat werkt niet rechtstreeks minder door naar ontwikkelaars. Dus juridisch willen we dat beter verankeren. En het derde wat we hebben gesteld is dat we afwillen van de situatie waarbij keer op keer op keer alle locaties opnieuw in beeld worden gebracht – bij het POP, bij de Structuurvisie ‘Wind op Land’ en vervolgens weer bij een concreet besluit. Dus wij hebben gezegd dat het liefst een locatieonderzoek willen om als je eenmaal na een jarenlang debat locaties hebt aangewezen, je niet opnieuw in de positie komt dat je weer allerlei locaties opnieuw moet gaan onderzoeken. Temeer omdat je weet dat een initiatiefnemer doorgaans op veel van die te onderzoeken alternatieve locaties niet kan gaan ontwikkelen, omdat de grondposities in handen van anderen zijn. 36 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Hier wordt het beeld gevestigd alsof wij de rechten van burgers willen gaan beknotten en alsof wij ook bij de locatie N33 een alternatief locatieonderzoek zouden willen verhinderen. Niets is minder waar, want bij de locatie N33 – de procedure daartoe is inmiddels door het Rijk gestart – loopt een MER-onderzoek en dan worden alle alternatieven daarbij in beeld gebracht. Dus dat verzoek van ons raakt die lopende MER niet. En als je dat zo ziet, verraste mij ook wel dat het Rijk de N33-locatie had opgenomen in de brief die men op 16 december naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Maar goed, als u dat heel precies wilt lezen, dan gaat het daar ook om windprojecten in de categorie 5 tot 100 megawatt. Nou, die gaan we daar niet ontwikkelen, omdat de N33-locatie boven de 100 megawatt zit en die locatie wordt ook onder bevoegdheid en regie van het Rijk ontwikkeld met een MER-onderzoek waarbij alle locatiealternatieven in beeld worden gebracht. De bewering dat wij rechten van burgers willen beknotten, is er een die verdient – ja, we hebben haar helaas niet in de Cultuurnota opgenomen – toch wel een plek in het nu nog virtuele Museum voor Schone Onzin. Want van enige beknotting van rechten van burgers is geen sprake. Windprojecten die onder een rijksinpassingsplan of een provinciaal inpassingsplan worden uitgevoerd – waarbij de Rijkscoördinatieregeling respectievelijk de Provinciale Coördinatieregeling van toepassing is – stromen wel door de procedures, maar het recht van bezwaar en beroep blijft recht overeind staan. Dat heeft helemaal niets te maken met een aanmelding in het kader van de Crisis- en Herstelwet. Wat wel standaard in die Crisis- en Herstelwet is opgenomen, is dat provinciale inpassingsplannen en rijksinpassingsplannen niet voor bezwaar en beroep openstaan van lagere overheden. Dus een provincie niet in bezwaar of beroep gaan tegen een rijksinpassingsplan en een gemeente kan niet in bezwaar of beroep gaan tegen een provinciaal of een rijksinpassingsplan. Maar dat staat los van de vermelding van een lijst, dat vloeit dan voort uit de systematiek van de Crisis- en Herstelwet zelve. Dus alle suggesties daaromtrent wil ik graag verre van mij werpen. De heer MASTENBROEK (SP): Ik denk dat dat gewoon niet waar is wat de gedeputeerde hier zegt, want de beroepsprocedure in het kader van de Crisis- en Herstelwet is gewoon anders. Vindt u dat niet? Dat is toch gewoon een feit? U noemt één belangrijk aspect – lagere overheden mogen geen beroep instellen – maar daarnaast zijn er ook beperkingen ten aanzien van de aan te voeren beroepsgronden en is de procedure een geheel andere. Dat bent u toch – neem ik aan – met mij eens? En dan is het denk ik een kwalificatie vervolgens, of je vindt dat daarmee rechten ontnomen worden. Maar ik blijf daar dan helemaal achter staan. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Waar ik afstand van neem – en ook blijf nemen – is dat dat voortkomt uit het feit dat de provincie een aanmelding heeft gedaan in het kader van de Crisis- en Herstelwet. Dat vloeit al automatisch en rechtstreeks voort uit de Crisis- en Herstelwet. Dat staat helemaal los van onze aanvraag. De heer MASTENBROEK (SP): Dat is inderdaad wat de Crisis- en Herstelwet onder meer inhoudt. Maar wat de provincie gedaan heeft, is deze windprojecten in deze gebieden aanmelden en de regering verzoeken om die op de bijlage 2-lijst te zetten. Als ze daar niet opgezet waren, was de Crisis- en Herstelwet hier niet van toepassing. Bent u dat met mij eens? De heer MOORLAG (gedeputeerde): De Crisis- en Herstelwet bevat automatisch al bepaalde wettelijke bepalingen, zonder vermelding op de lijst, over het inperken en stroomlijnen van bezwaar en beroep. Dat staat los van de vermelding op de projectenlijst. In de Crisis- en Herstelwet is zelve al bepaald dat rijksinpassingsplannen en provinciale inpassingsplannen niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn voor lagere overheden. In de Crisis- en Herstelwet is voor type projecten, energieprojecten, al bepaald dat de processen gestroomlijnd worden. Dat vloeit ook voort uit de Rijkscoördinatieregeling en de Provinciale Coördinatieregeling: die leiden ertoe dat processen worden gestroomlijnd, dat de vergunningverlening wordt vereenvoudigd en dat er slechts eenmaal bezwaar en beroep mogelijk is. Maar dat heeft helemaal niets van doen met het plaatsen op bijlage 2 van de Crisis- en Herstelwet. Dat was ook zonder die aanmelding al het geval en materieel – ten overvloede – heeft het geen enkel effect voor het windpark N33, omdat het Rijk het project op de lijst gemeld voor zover het 5 tot 100 megawatt is. En het project langs de N33 is een project bóven de 100 megawatt en bovendien een project waar de provincie niet bevoegd gezag in is. Dus in dat licht bezien is het soms misschien een kwestie van close reading, maar dan vind ik wel dat er ongefundeerd zware woorden zijn gebruikt en zware verwijten zijn gemaakt. En daar neem ik dus afstand van. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Die voorschriften waar u nu op doelt, namelijk dat projecten met een bepaalde omvang onder de Crisis- en Herstelwet vallen, gelden niet voor een aantal andere locaties. 37 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Was er een mogelijkheid geweest om het buiten de werking van de Crisis- en Herstelwet te houden? Want daarmee was dus wél een ruimere inspraakmogelijkheid mogelijk geweest. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, want bij de invoering van de Crisis- en Herstelwet is ook de Elektriciteitswet gewijzigd. De Rijkscoördinatieregeling en de Provinciale Coördinatieregeling zijn daarbij van toepassing verklaard, dat staat los van de vermelding op de lijst. Dus het is al van rechtswege zo dat de Crisis- en Herstelwet in belangrijke mate van toepassing is op windprojecten. En het voorstel dat wij doen om ook het project langs de Emmapolder onder de Provinciale Coördinatieregeling te brengen, leidt er wel toe dat de vergunningverlening en de procedures worden vereenvoudigd en gebundeld, waardoor er ook slechts één keer bezwaar en beroep mogelijk is. Maar nogmaals: dat staat los van de vermelding op de lijst en dit vloeit dus rechtstreeks voort uit de Crisisen Herstelwet en de Rijks- en Provinciale Coördinatieregeling. Ik kom bij de voordracht. De heer Dieters is aangegaan op ons beleidskader, waarin onder meer wordt gestreefd naar een betere verdeling van lusten en lasten. U vraagt of het mogelijk is om dat bedrag op te hogen. Als wij de ruimte zien om dat bedrag op te hogen, dan zullen wij dat niet nalaten. Aan de andere kant worden er businesscases van ontwikkelaars al redelijk zwaar belast door ons beleid, omdat ook een deel van de capaciteit ingezet moet worden voor repowering en een deel van de verdiencapaciteit zal ingezet moeten worden voor een betere verdeling van lusten en lasten. We nemen dus dit als richtsnoer en als we ruimte zien voor betere regelingen, dan zullen we die ruimte niet onbenut laten. Als ik ook kijk naar de voorstellen die mij recentelijk via de krant bereikten en die in de pauze ook zijn toegelicht, dan lijkt het ook wel nodig te zijn om wensen in die orde van grootte te gaan honoreren. Maar dat is iets wat in het verdere overleg met de Dorpsvereniging Borgsweer – want daar duid ik op – besproken zal moeten worden en trouwens ook met de vertegenwoordigers van de andere aanliggende dorpen. Is er voldoende ruimte voor repowering? Nee, met het beleidskader dat we nu hebben, kunnen we niet voor 100 procent gaan repoweren, maar we kunnen wel een aanmerkelijk deel van de solitaire windmolens wegnemen. De heer Dieters suggereerde nog dat de Provinciale Coördinatieregeling door onze aanvullende voordracht van tafel is. Dat is niet het geval. Dat is wel het geval voor twee bestemmingsplannen, namelijk dat van Oosterhorn en – wat bij aanvullende voordracht is gesteld – het bestemmingsplan van het zuidoosten van de Eemshaven. We hebben daar goede afspraken over gemaakt met de gemeente en uit doelmatigheidsoverwegingen is daarvoor gekozen, omdat een provinciaal inpassingsplan anders ook belemmerend kan werken voor het bestemmen van andere functies in die gebieden. De heer Dieters vroeg naar de stand van zaken rond de molen Goliath aan de Heuvelderij. Dat overleg loopt nog, inhoudelijk kan ik u daar nog geen mededelingen over doen. Als daar consensus uit komt met alle belanghebbenden – dus degenen die daar graag een aantal windturbines willen ontwikkelen, de bewoners van de Heuvelderij en de stichting die de molen Goliath beheert – dan heeft dat verreweg de voorkeur. De VVD vraagt, net als andere fracties, of wij de taakstelling van 855,5 megawatt wel halen. Wij hebben de foto redelijk scherp gekregen, inmiddels zijn we ook wel een beetje door hoeveel capaciteit er langs de N33 onder de regie van het Rijk gerealiseerd kan worden. We hebben een onderzoek laten doen naar de locaties in de Eemshaven en Delfzijl. Daaruit blijkt dat er in principe voldoende ruimte is, maar je hebt pas een precies beeld – dat heb ik ook in de commissie gesteld – nadat je de MER hebt doorlopen, waarbij alle belemmeringen scherp in beeld zijn gebracht. Dan doel ik onder meer ook op de buisleidingen waar de heer Ram over sprak. Dus dan pas krijg je de foto scherp. Maar om op voorhand nu al meer ruimte te gaan reserveren, daar is dit College geen voorstander van. Risico’s op planschade werden door de VVD genoemd. Ja, dat risico is er altijd. We zullen daartoe arrangementen moeten maken met de ontwikkelaars dat die risico’s in principe voor rekening en risico van hen komen. Op de Provinciale Coördinatieregeling ben ik net al ingegaan en het stroomlijnen van de procedure. Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, ik had uw uitleg goed gehoord. Waar het mij om gaat, is voor de duidelijkheid het derde aandachtsstreepje van de voordracht op pagina 3. Daar staat: ‘Wij stellen voor dat de Provinciale Coördinatieregeling van toepassing te verklaren op álle gebieden van windmolenparken die nog moeten worden ontwikkeld.’ Dus mijn vraag is: als het zo is dat over windmolenparken gaat – waar we het nu over hebben – dan is dat volstrekt duidelijk. Maar deze zin 38 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 suggereert dat als we bij wijze van spreken over twee of drie jaar denken dat we nog een windmolenpark erbij willen, we dan nu al gezegd hebben dat die PCR van toepassing is. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, dat is niet iets wat wij mogen. Als dat daar onduidelijk staat geformuleerd, dan mijn excuses. Volgens mij staat het in de besluittekst wél goed geformuleerd en ook in de kaderbeelden die bij het besluit zijn gevoegd. Daar wordt gewoon glashelder vermeld voor welke gebieden wij de Provinciale Coördinatieregeling willen toepassen. En we preluderen niet op eventueel toekomstige situaties. De heer Mastenbroek suggereerde dat de uitbreidingen wellicht te veel gebaseerd zouden zijn op persoonlijke voorkeuren en op willekeur. Dat is ook iets wat ik van me afwerp. Keer op keer is in de loop der jaren door Provinciale Staten het concentratiebeleid bevestigd en herbevestigd. Dat wij nu kiezen voor een uitbreiding bij die concentratiegebieden, ligt in de rede en het besluit van uw Staten is daarin bepalend. Dus voor zover u zou vinden dat ik persoonlijke voorkeuren heb of willekeur zou voorstaan, is uw besluitvorming uiteindelijk bepalend. Dat was in het verleden zo en dat is nu nog steeds het geval. Op de andere punten van de heer Mastenbroek ben ik al ingegaan, behalve het punt over wat nu als blijkt dat na het doorlopen van bijvoorbeeld de MER-procedures de capaciteit van deze gebieden niet toereikend is? Daarover zijn glasheldere afspraken gemaakt met het Rijk. Als die situatie zich voordoet, dan zijn de provincies – meervoud, dus ook deze provincie – verplicht om aanvullende capaciteit te gaan zoeken. Wij kiezen ervoor om dat op dit moment niet te gaan doen. Wij hebben vooralsnog de overtuiging dat we die 855,5 megawatt in deze gebieden kwijtkunnen. Als blijkt dat dat niet het geval is, dan krijgen wij van het Rijk ook de ruimte om vervangende gebieden aan te gaan wijzen. De heer MASTENBROEK (SP): En dan gaat u ongetwijfeld weer onze uitgangspunten van concentratiegebieden hanteren en dan gaat u daar zelf een stukje aanplakken? Is het dan niet goed om nu eens te kijken welk stukje daar dan aangeplakt moet worden en of dat wel het beste idee is om daar iets aan te plakken? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als je er nu iets aan vastplakt, dan moet je initiatiefnemers die een aanvraag indienen om daar in die vastgeplakte gebieden te gaan ontwikkelen, ook gaan honoreren. En dan zou het zomaar kunnen zijn dat wij straks in plaats van 855,5 megawatt 900 of 1.000 megawatt hebben. We hebben een afspraak gemaakt met het Rijk over 855,5 megawatt: niks minder voor het Rijk maar ook niet ruim erboven, als het aan mij ligt. Want Groningen neemt al een heel ruim aandeel van de nationale taakstelling op zich. De heer Keurentjes stelde een vraag over de voortgang in de repowering. Hij stelde dat er sprake is van een terugtrekkende beweging. Dat is niet het geval, het beleidskader is voor ons gewoon bepalend. Wat je wél merkt – tenminste, zo heb ik dat beluisterd in de gesprekken tussen ambtenaren en degenen die de repowercapaciteit aanbieden – is dat dat overleg in zoverre stroef kan gaan verlopen op het moment als er verlangens liggen om paal voor paal of bijna paal voor paal te gaan repoweren, oftewel in een maatvoering die ver uitstijgt boven datgene wat ons beleid vóórstaat. En we hebben gewoon oprechte wensen om te gaan repoweren, maar het is niet zo dat we onbeperkte capaciteit gaan aanbieden aan de initiatiefnemers die die capaciteit aanbieden. Het bouwen in de zeewering is een punt waar de PVV een motie over indient. Wat voor garanties heb je dat dat op een verantwoorde wijze kan? Die garanties zijn er nu niet, het is ook zo dat het op dit moment ook niet is toegestaan, dat staat ook in de motie van de PVV. Deze provincie heeft niet de ambitie om zeg maar contra legem te gaan opereren. We gaan niet in strijd met de wet iets toestaan. Er vindt in IPO-verband met Rijkswaterstaat en de waterschappen overleg plaats en het vooruitzicht is dat er straks mogelijkheden zijn om op verantwoorde wijze in de zeewering te bouwen. En dan zal doorvertaald moeten worden in de nationale regelgeving. Voor die tijd is bouwen in de zeewering niet toegestaan en ook niet mogelijk. De heer RAM (PVV): Vloeit die aanpassing van de regelgeving ook voort uit de Crisis- en Herstelwet? Wordt daarmee de Barro aan de kant geschoven? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee. Waar het uit voortvloeit is dat er eerst studies worden gedaan naar de effecten van funderingen in zeeweringen. Als blijkt dat die studies uitwijzen dat dat op een verantwoorde wijze kan – dus dat dat de veiligheidsnormen niet schaadt – dan zal dat voor het Rijk aanleiding zijn om de beperkingen die er nu in de wet- en regelgeving zijn, op te heffen. Maar niet eerder. Ook het feit dat wij onze voordracht nu gebieden aanwijzen waar ook zeeweringen onder 39 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 vallen, betekent bepaald niet dat er automatisch in zeeweringen gebouwd kan worden. Dat is een van de beperkingen die er op dit moment ligt. Dus we geven pas groen licht voor bouwen in zeeweringen op het moment dat de wet- en regelgeving dat toelaat en ook uit onderzoeken is gebleken dat dat op verantwoorde wijze kan. De heer RAM (PVV): Dat komt er dus op neer dat op het moment dat wij vinden dat dat onverantwoord is – dat is ook onze mening op dit moment – dat wij dat nu moeten aangeven in de motie of in het amendement? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, niet, omdat dat al bij wet is geregeld. Wij hebben geen voornemen om in strijd met de Barro te gaan handelen. De heer RAM (PVV): U zegt dat op het moment dat de nationale wetgeving aangepast wordt, wij dus als Provinciale Staten geen inspraakmoment meer hebben om dat tegen te houden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, u kunt dat dan uitspreken. Maar ik zit me dan af te vragen welke ratio daaraan ten grondslag ligt. Als overtuigend blijkt en dat ook in overeenstemming is met de waterschappen, het IPO en het Rijk dat dat verantwoord kan, dan zie ik op voorhand ten principale geen beletsel om bouwen in de zeewering niet toe te staan. De heer RAM (PVV): Nou ja, de ratio die bij ons ligt, is dat je in een aardbevingsgebied een waterkering hebt. Dat is een risico en wij schatten dat risico te hoog in, dat is onze overweging daarbij. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, maar dat zal er dan bij moeten worden betrokken. De feitelijke situatie op dit moment is dat je niet mag bouwen in een zeewering. Daar zal pas groen licht voor komen op het moment dat vast komt te staan dat dat op een verantwoorde wijze kan. Daar worden onderzoeken naar gedaan, er worden ook onderzoeken naar aardbevingsrisico gedaan. Dus ik vind het wat voorbarig om ons nu al op te roepen om niet in strijd met de Barro te gaan handelen waar wij geen enkel voornemen hebben om in strijd met de Barro te handelen. De nationale wet- en regelgeving is gewoon een harde randvoorwaarde. Op het moment dat deze wordt versoepeld en u meent dat er goede gronden zijn om het beleid hier in te perken, dan kunt u natuurlijk te allen tijde een initiatiefvoorstel indienen. Maar de motie zoals die hier voorligt, ontraad ik ten zeerste omdat er de suggestie uit klinkt dat wij voornemens zijn om in strijd met de wet iets toe te gaan staan, terwijl we dat voornemen in het geheel niet hebben. De heer RAM (PVV): Nee, u spreekt nu over een initiatiefvoorstel. U zegt daarbij dat dat zou kunnen. Bent u dat ook van plan hier in de Staten voor te leggen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat zal wel aan uw Staten worden voorgelegd, want u bent bevoegd gezag waar het gaat om de MER-procedures. Dus bij de ‘Notitie Reikwijdte en Detail van de MER’ en ook de startnotitie van de MER zijn zaken die door Provinciale Staten worden vastgesteld. Als u wilt dat bepaalde zaken niet worden meegenomen in die reikwijdte, dan bent u daartoe bevoegd. En ook voor het opstellen van het provinciale inpassingsplan bent u bevoegd gezag, dus op dat moment hebt u daar de beslissingsmacht over. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): De gedeputeerde schetste zonet een uitgebreid proces dat we moeten doorlopen om te komen tot het plaatsen van windmolens in de zeewering, waaronder de aanpassing van de nationale wet- en regelgeving. Worden de megawatts die deze windmolens moeten opwekken, meegeteld in het totaal? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja en nee. Want per saldo maakt het niks uit: als je niet in de zeewering, dan kun je, pak hem beet zo’n 50 tot 100 meter achter de zeewering kun je bouwen. Dat geeft wel een nieuwe spanning, want de zeewering is in het bezit van het waterschap en de daarachter gelegen gronden zijn in het bezit van agrariërs die optiecontracten hebben met ontwikkelaars van windenergie. De keuze zullen wij later moeten gaan maken of wij toestaan dat er in de zeewering wordt gebouwd – maar dan moeten eerst alle belemmeringen weggenomen zijn – of dat we kiezen voor de bouw kort achter de zeewering. Dus voor de capaciteit maakt dat niet uit. 40 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Oké, maar de plaatjes die ik heb gezien, waren eigenlijk al vrij strak ingepland en ook de getallen die daarbij genoemd worden, zijn vrij strak. Maar u geeft wel aan dat het dus een spanningsveld is of die getallen kloppen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, dat geef ik niet aan. Die getallen kloppen op zich, want op het moment dat je in de zeewering bouwt, kun je in het achtergelegen gebied niet bouwen en op het moment dat je ervoor kiest om niet in de zeewering te bouwen, kun je in het achtergelegen gebied wél bouwen en kun je evenveel megawatts realiseren. De heer RAM (PVV): Zijn er al beloften gedaan over de exploitatie van die zeewering aan partijen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, niet door mij. De heer RAM (PVV): Door wie dan wel? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik zou het echt niet weten. Ik ken alle mensen en alle functionarissen buiten deze provincie niet en ik houd ook niet bij welke beloften ze doen. Vanuit de provincie ligt er geen enkele belofte. Wat ik u wel kan zeggen is dat één ontwikkelaar plannen heeft gepresenteerd. Ik weet ook dat er een waterschap geïnteresseerd is. Maar van enige belofte is geen sprake. Ik gaf al aan dat het een verdraaid lastige keuze wordt, want kiezen voor het een, bouwen in de zeewering, betekent dat je ook kiest voor het niet-bouwen in de strook erachter. En omgekeerd, kiezen voor de strook achter de zeewering betekent dat je niet kiest voor bouwen in de zeewering. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, het antwoord van de gedeputeerde brengt mij aan het twijfelen of ik toch niet een andere vraag moet stellen nu. Ik ben benieuwd: u gaf aan dat de exacte locatie – of die nou op de zeewering of daarachter is – nog niet vaststaat. Ik heb net gehoord dat de getallen wél vaststaan. Maar hoe moet ik dat zien? Kunnen die zoekgebieden c.q. locaties nog wat vergroot worden? Is die arcering op de kaart toch wat minder strak dan die getekend staat? Hoe moeten we dat interpreteren? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Die arcering staat vast. Als u daar vandaag een besluit over neemt, dan is dat een vaststaand gegeven. Dat zijn gewoon heldere strepen, dus dat staat gewoon vast. Alleen, het staat nog niet vast of in alle ruimte die in een besluit van uw Staten wordt vastgelegd, daar ook daadwerkelijk wel ontwikkeld kan worden. Dat kan ook niet op plekken waar buisleidingen lopen. Maar welke beperkingen er precies zijn bij de invulling van het gebied, moet nog allemaal blijken bij de MER. We hebben wel een redelijk scherpe foto van het gebied bij de stukken en daar hebt u ook kennis van kunnen nemen. Ik meen dat de organisatie Fondera dit toch wel vrij grondig in kaart heeft gebracht, maar de laatste details worden pas zichtbaar op het moment dat je de MER uitvoert. De heer Keurentjes benoemt nog de patstelling die er kan ontstaan tussen ECN en NUON waar het gaat om het ontwikkelen van reguliere windturbines of van het testveld. ECN en NUON zijn met elkaar in overleg. De laatste update die ik kreeg, was kort voor de commissievergadering. Toen kreeg ik mee dat het de verwachting was dat men een intentieverklaring zou kunnen gaan sluiten. Dat heeft ook verreweg de voorkeur: dat dat langs de weg van overleg en in consensus wordt bereikt met alle belanghebbenden. Ja, en indien dat niet lukt, dan moeten we kijken wat er zoal verder in de gereedschapskist zit en moet je ook gaan kijken of je planologisch instrumentarium kunt gebruiken om een ontwikkeling mogelijk te maken. Ik maak wel eens de vergelijking met een bedrijventerrein. Als een gemeente zegt dat het van belang vindt dat er op een locatie een bedrijventerrein wordt ontwikkeld – dat doet zich bijvoorbeeld voor in de Eemshaven, waar we ruimte willen creëren voor datahotels – dan probeer je op vrijwillige basis de gronden te verwerven. Maar goed, dan zit ook met staatssteunregels en dergelijke. En lukt dat in ultimo niet, dan kan een gemeente het onteigeningsinstrument gaan toepassen. Er is ook ander instrumentarium, zoals het gedoogrecht. Ik heb me daar nog niet grondig in verdiept, omdat ik de hoop heb – en ik hoop dat die hoop ook bewaarheid wordt – dat langs de weg van overleg een arrangement wordt gevonden. Maar dat is primair een zaak tussen de ontwikkelaar, de grondeigenaren en degene die een testveld wil gaan exploiteren. De heer KEURENTJES (CDA): Gezien het feit dat dit in de commissie aan de orde is geweest is dit in die zin geen nieuws. Maar gezien de urgentie en gezien de doorontwikkeling ben ik wel heel benieuwd in welke tijdsfasen u in overweging neemt om naar alternatieve instrumenten te kijken. Ook ons 41 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 betoog sloten we ermee af dat we uiteindelijk de provincie afrekenen of inderdaad de doelstelling gerealiseerd wordt. En als je dus obstakels laat bestaan of in stand houdt en je daardoor die doelstelling niet kunt realiseren, dan heb je een probleem. Dus in die zin zijn we benieuwd wat u eraan doet om het proces los te trekken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): In eerste instantie niet, ik laat het primair aan de betrokken partijen over. Ik vind dat je ook terughoudend moet zijn als provincie, want als je al te snel naar het instrumentarium van de doorzettingsmacht zou grijpen, dan zou je de ene partij in een comfortabele positie plaatsen. En zou je al te snel kenbaar maken dat je dat niet gaat toepassen, dan zou je de andere partij in een comfortabele positie plaatsen. Dus ik hoop dat dat er gewoon overleg gaat plaatsvinden dat tot consensus gaat leiden. Ik ben daar niet actief in betrokken, dat is iets tussen ECN en NUON en tussen NUON en de grondeigenaren. De heer KEURENTJES (CDA): Nogmaals: als er aan de ene kant wordt gesproken over de terughoudendheid van de provincie en zij het aan de marktpartijen overlaat om het eens te worden, blijkt daartegenover dat er direct dan wel indirect innige contacten zijn tussen de provincie en het ECN en er om die reden toch sprake is c.q. het beeld ontstaat dat er dus wel een ongelijk speelveld is. En volgens ons is het niet aan de orde voor de provincie om partij te kiezen, maar dat zij inzet kan plegen om dat proces verder te helpen. Dus het gaat er niet om om de een of de ander te bevoordelen, maar om het proces verder te brengen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Laat ik u dit toezeggen: op het moment dat de partijen er niet uitkomen en vragen of de provincie daarin een rol wil spelen, dan zullen we die rol oppakken. Wij hebben er natuurlijk ook belang bij dat de zaak niet gaat stagneren – dat moet gewoon volstrekt helder zijn. Maar zolang het overleg tussen de partijen nog loopt, heb ik gewoon de voorkeur voor dat traject. Waar het gaat om de innige relatie met het ECN: ECN is de enige partij geweest die concrete belangstelling heeft getoond voor de ontwikkeling van de testfaciliteit. Maar ik wil u benadrukken: wij zijn nu bezig met de planologie. Dus als er een andere organisatie is die een testfaciliteit wil ontwikkelen zoals beschreven in de ontwerp-opdracht, dat het dan aan de grondeigenaren is om te kijken met welke testorganisaties zij in zee willen gaan. De heer KEURENTJES (CDA): Nog één laatste vraag als het gaat over dit onderdeel. Wat voor tijdspad hebt u in gedachten als het gaat over het afwachten dan wel actief als provincie zich ermee bemoeien om het proces vlot te trekken? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij moeten vóór medio dit jaar de zaak planologisch geregeld hebben. Nou, daar zijn we een eind mee op pad. Vervolgens kom je in het ontwikkelscenario. Ja, in IPO-verband zijn we bezig samen met het ministerie om een spoorboekje te maken. Ik heb dat hier zo niet bij de hand, maar dat spoorboekje zal wel leidend zijn. Er wordt erop gemikt dat de echte vergunningenprocedures zo rond 2018 afgerond moeten zijn om te bewerkstelligen dat turbines en windparken ook operationeel zijn in het jaar 2020. Dus dat spoorboekje, dat tussen het IPO en het Rijk zal worden ontwikkeld, zal daarbij leidend zijn, maar het laat dus nog wel wat ruimte. De fractie van D66 vraagt of de Rijkscoördinatieregeling van tafel is of zij als een zwaard van Damocles blijft hangen. Ja, dat laatste is wel het geval op het moment dat wij onvoldoende reserveren en realiseren, dan kan men de Rijkscoördinatieregeling toepassen en die regeling blijft trouwens ook van kracht voor initiatieven boven de 100 megawatt. Dus als het bij de Eemshaven tot een initiatief komt van boven de 100 megawatt in onze gebieden, dan zal de Rijkscoördinatieregeling als procesinstrument worden toegepast. Dan de vraag of er positieve berichten zijn van het Rijk. Ja, kan ik volmondig zeggen. Afgelopen maandag is er overleg geweest met minister Kamp en minister Schultz van Haegen. In zijn algemeenheid is er wel een beeld van tevredenheid: er zijn één of twee provincies waar het allemaal nog wat stagneert. In Friesland heeft men een switch moeten maken naar het IJsselmeergebied, dat zal wat meer tijd kosten. Lange tijd hebben wij als IPO en het Rijk in de loopgraven gezeten, maar de pionierschopjes zijn wel weer goed opgeborgen. Ruimte voor kleine aanpassingen: daarvan is inderdaad sprake. Op het moment dat uit de MER blijkt dat bepaalde delen niet te ontwikkelen zijn, dan zullen gebieden moeten worden aangepast. Op de N33 ben ik al uitvoerig ingegaan. 42 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De PVV vraagt of alle locaties zijn aangemeld. Ja, voor zover het gaat om projecten tussen de 5 en 100 megawatt. U doelt op de N33; daar ben ik al op ingegaan, namelijk dat die daar niet onder valt omdat die onder de 100 megawatt ligt. Ik verwijs trouwens ook naar de brief die naar aanleiding van de vraag van de heer Ram eerder naar de commissie is gestuurd op 10 december. Daar staat ook gewoon glashelder in dat wij niet beogen om iets voor het windpark N33 te gaan regelen met onze aanvraag. Op de andere punten van de PVV ben ik al ingegaan. De ChristenUnie heeft lovende woorden en noemt de provincie als proeftuin. Ik heb ook wel het idee dat wij, afgezien van enkele provincies, wel redelijk ver zijn met het ontwikkelen van beleid voor het verdelen van lusten en lasten. We gaan dat nationaal ook nader bespreken. Mevrouw Van der Graaf zei dat er al iets afgesproken had moeten zijn met EWEA, de brancheorganisatie. Dat is nog niet het geval. Bij het SER-Energieakkoord is er een borgingscommissie ingesteld en die ziet dit ook als opgave De heer RAM (PVV): Ik heb toch nog wel een vraag over de locatie N33. In het ontwerpbesluit achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet staat dat de N33 wél genoemd. Hoe komt die daar dan in verzeild? Dat vraag ik me dan af. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik heb dat stuk van het Rijk niet geschreven. Maar het staat wel heel nauwkeurig daarin beschreven. De N33 staat ook in die brief en in die lijst voor zover het projecten betreft tussen de 5 en 100 megawatt. En die hebben wij daar niet. De heer RAM (PVV): Ja, nu nog niet waarschijnlijk. Misschien komt het later wel onder de 100 megawatt uit. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, ik heb geen enkele aanwijzing dat het project N33 beneden de 100 megawatt uitkomt. De ChristenUnie stelde nog een vraag over de weging van alternatieve locaties en noemde ook de brief van de Natuur- en Milieufederatie. Ik ben daar op ingegaan: als locaties al keer op keer zijn gewogen, zijn wij er geen voorstander van. Als we een inpassingsplan maken, zullen we ons niet kunnen onttrekken aan locatievergelijking. Als je het instrument rechtstreeks omgevingsvergunning of projectbesluit kiest, dan kun je je daar wel aan onttrekken, maar dat lijkt me niet de gepaste weg. Maar daar zullen we in de verdere uitvoering naar gaan kijken. Mevrouw Homan van GroenLinks stelde de vraag of je in sommige gevallen de mensen niet zou moeten uitkopen. Dat gebeurt ook. Er zijn ontwikkelaars die een arrangement met de mensen sluiten voor zover zij binnen de geluidscontouren vallen. Dus dat is staande praktijk. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dank voor de beantwoording. Maar ik vroeg specifiek naar de mening van de provincie daarover. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij hebben geen beleid om mensen uit te kopen. We constateren wél dat dat gebeurt, dat bewoners medeontwikkelaar worden gemaakt, waardoor hun huis, dat binnen de geluidscontouren valt, tóch geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het park. Maar uitkopen maakt geen onderdeel uit van het beleidskader dat we aan u hebben voorgelegd. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dan een aanvullende vraag: bent u bereid om daarnaar te kijken? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, ik denk dat volledig uitkopen ook het verkeerde signaal is. We willen wel dat de omgeving meeprofiteert, maar op dit moment zie ik daar geen aanleiding toe. En dat kunt u ook zien in het beleidskader dat we voorstellen. Dus wel het verdelen van lusten en lasten, maar generiek uitkoopbeleid. Dan het amendement van GroenLinks: daarmee wordt gesuggereerd dat als wij onze kaarten aanpassen, daarmee de ontwikkeling van het midden en het zuidelijke deel van de N33, die al in procedure is genomen, komt te vervallen. Dat is geenszins het geval. Want het Rijk heeft het al in procedure genomen. Wij hebben in de aanloop, toen de MER-varianten moesten worden opgesteld, ook gepleit voor de variant die mevrouw Homan nu voorstelt. En dat is door het Rijk geweigerd om twee redenen. Ten eerste dat de initiatiefnemer daar geen grondposities heeft: de gronden in de Eekerpolder zijn in handen van een andere ontwikkelaar. Het tweede argument dat ook ambtelijk aan ons is meegedeeld, is dat de procedure daardoor zou moeten stoppen en het Rijk wil haast betrachten. Dus die zesde variant die nu in het amendement staat, is in de MER voorgesteld aan het 43 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Rijk, maar die is door het Rijk afgewezen. En dat betekent dat er in de MER voor de N33 vijf varianten worden meegenomen. Dus de suggestie die in het amendement zit dat als wij ons beleid aanpassen, het Rijk dan voetstoots volgt, is niet juist. En ik wijs de Staten ook op het risico dat als wij de Eekerpolder erbij aanwijzen, zowel de hele N33-locatie wordt ontwikkeld als de locatie in de Eekerpolder. Nou, vanuit het perspectief van GroenLinks zou dat misschien een mooie meevaller zijn, want het zou dan kunnen betekenen dat je minder hoeft te ontwikkelen langs de Emmapolder en de Waddendijk. Maar dat is niet onze insteek. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik moet hier toch even op reageren, want u geeft aan dat we dan zowel het huidige windpark N33 als de Eekerpolder zouden aanwijzen. Dat is natuurlijk sowieso níét onze bedoeling. Het is wel onze bedoeling om een duidelijk signaal af te geven dat we de huidige locatie langs de N33 geen goede oplossing vinden en die in de Eekerpolder een betere oplossing is. En ik krijg de indruk dat dat argument bij meer partijen zo is – ook bij u persoonlijk zelfs. Als je niks doet, dan gaat het Rijk zo door en als je een signaal geeft, heeft het Rijk misschien toch het idee dat de provincie het anders wil en wil het Rijk dat ook doen. Bent u dat met mij eens? De heer MOORLAG (gedeputeerde): In zoverre ben ik het met de heer Miedema wel eens dat het wel een risicovol signaal is als je achteraf zou moeten vaststellen dat op basis van de gewijzigde kaart zoals we die nu voorstellen, er initiatiefnemers zijn die aanvragen indienen voor de Eekerpolder, zonder dat we enige indicatie of garantie hebben dat het Rijk af gaat zien van het midden- en zuidelijk gedeelte langs de N33. Als dat laatste wél het geval zou zijn, dan zou het voor mij een bespreekbare optie zijn, omdat wij dat in een eerder stadium bij het opstellen van het MER-onderzoek en het benoemen van de varianten deze variant hebben benoemd. Dus ik vind dat een risicovolle door de Eekerpolder wel toe te voegen zonder dat je de zekerheid hebt dat het Rijk het midden en het zuidelijk deel langs de N33 gaat schrappen. En ik wijs in dat verband ook op de behandeling die in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden van de ontwerp-structuurvisie Wind op Land, maar ik heb toen ook moeten vaststellen dat de fracties die hier tegen de N33 kiezen, die brieven van de gemeente Veendam terzijde hebben geschoven – en hooguit een enkele regel daaraan hebben gewijd. Het enige signaal dat men aan de minister afgaf was ‘tempo, tempo, tempo’. Dus ik vind dat u met vuur speelt als u voorstelt om de Eekerpolder eraan toe te voegen zonder enige garantie dat er een ander gebied gaat afvallen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Hoe groot is de kans dat die windmolens echt geplaatst gaan worden langs de N33 bij Veendam, Meeden en Wildervank, gezien ook het ontbrekende draagvlak daar en ook dat binnen deze Staten, die daar niet meer achterstaan? Vroeger stond men dat wel – wij ook – maar op dit moment staan we daar niet meer achter. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, hoe groot is die kans? Ik ga niet aan kansberekening doen, maar ik ben daar wel gewoon fair in: die procedure is inmiddels zover gevorderd – dat heb ik ook op het podium bij een demonstratie in Meeden verkondigd en dat is gewoon ook het eerlijke verhaal dat ik wil vertellen – dat de kans dat het windpark wordt gestopt, buitengewoon klein is. Kijk ook naar de situatie bij Urk, waar ook massief verzet was tegen een windpark, daar is dat windpark ook met toepassing van de Rijkscoördinatieregeling planologisch gereserveerd. En ook de uitspraak van de Raad van State heeft daar niets aan afgedaan. Het was wel een uitspraak van 60 à 70 pagina’s, maar dat windpark wordt gerealiseerd. Wij hebben ons als provincie ervoor ingespannen om die switch te maken naar de Eekerpolder, dat is door het Rijk afgehouden. Die zogeheten zesde variant is dus ook niet in de scope van de MER meegenomen. Dan nog het bod van de Stad: 70 megawatt is versnipperd over drie à vier locaties. Het verhoudt zich niet tot ons concentratiebeleid, dus het College is daar geen voorstander van. De punten van Vrij Mandaat hebben hoofdzakelijk betrekking op de locatie N33, daar ben ik uitvoering op ingegaan. Dan het betoog van de Partij voor de Dieren in het kader van de plan-MER. Als wij een inpassingsplan maken, schrijft de wet voor – ook de Europese wetgeving – dat wij wel verplicht het locatieonderzoek zullen moeten gaan doen. Dus zolang dat zo is, zullen we dat ook als zodanig gaan doen en dat geldt dus ook voor de locatie langs de Waddenzee. Ik meen dat ik alle vragen, waarvan ik ook al een deel in de commissie had beantwoord, opnieuw allemaal heb beantwoord. Mijn reactie op de moties vloeit voort uit mijn beantwoordring. Motie 1 ontraden wij. Motie 2 idem. Motie 3 ontraden we. 44 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Motie 4 ontraden wij ook. En het amendement – daar ben ik ook uitvoerig op ingegaan – ontraadt het College ook. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we toe aan de tweede ronde, voor zover daar behoefte aan is. De heer RAM (PVV): Ik wil even een kleine schorsing aanvragen om de moties te bespreken. Graag voor ongeveer tien minuten. De VOORZITTER: Tien minuten? Goed. Dan schorsen wij even en hervatten wij de vergadering om kwart voor drie. [Schorsing van 9 minuten.] De VOORZITTER: We gaan weer beginnen. Ik heropen de vergadering. Dan zijn we bij de tweede instantie. Ik kreeg een signaal van de fractie van de PVV dat zij een aantal dingen intrekt c.q. wil herindienen in een andere vorm. De heer RAM (PVV): Motie 2 trekken wij in en daarvoor dienen wij een nieuwe motie in en die krijgt dan nummer 5, heb ik begrepen. Daarbij hebben we iets in de tekst aangepast in verband met het ontwerpbesluit dat er al ligt in de Tweede Kamer. Motie 3 trekken wij in die zetten wij om in een amendement. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De PVV-fractie trekt dus haar motie 2 in en dient een licht gewijzigde versie in als motie met nummer 5 onder dezelfde titel ‘Inspraak burgers bij windmolenparken’: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat de uitbreiding van de zoekgebieden bij de windturbineparken Eemshaven en Delfzijl nieuwe gebieden zijn; door deze zoekgebieden onder de Crisis- en Herstelwet te laten vallen, de mogelijkheid van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om een bezwaar en/of zienswijze in te dienen, ernstig beperkt wordt; alle in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties waaronder het windpark N33 zijn aangemeld om onder de achtste tranche van de Crisis- en Herstelwet te vallen; Overwegende dat windmolenparken door laagfrequent geluid tot grote gezondheidsklachten kunnen leiden en dit tot bezwaren van burgers leidt; plaatsing van windturbines op een primaire waterkering tot bezwaren kan leiden van burgers en bedrijven; Van mening zijnd dat 1. het niet juist is dat de in het Provinciaal Omgevingsplan opgenomen locaties voor windenergie en de uitbreidingsgebieden voor de Crisis- en Herstelwet zijn opgenomen; 2. de minister van I&M en de Tweede Kamer hiervan op de hoogte dienen te worden gesteld; En gaan over tot de orde van de dag!’ En motie 3 wordt dus amendement 2. Dan gaan we naar de tweede instantie en dat brengt ons bij de heer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): Ik wil in ieder geval het College bedanken voor de beantwoording en ook voor de verduidelijking die is ingegeven rond de N33. Ik had nog wel één vraag en die gaat over het geluid en dat het een eis moet zijn richting de initiatiefnemers en ontwikkelaars om daar dus oplossingen voor te vinden. Die vraag is niet beantwoord. Dank voor de toezegging dat toch nog wordt gekeken om het bedrag voor het parkfonds, de 1.050 euro, toch nog op te hogen in het belang van de omgeving. En ook goed om te vernemen dat er nog verder overleg is met Borgsweer. Het doet ons goed om daar met mensen te spreken, die hebben daar toch nog wel wat ideeën over. De heer KEURENTJES (CDA): Allereerst dank aan de gedeputeerde voor de antwoorden, zeker als het gaat over de onduidelijkheid rond de N33. Als het gaat over het locatieonderzoek dat daar in feite 45 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 ook een rol bij speelt, daar triggerde bij ons wel de opmerking die de gedeputeerde maakte om een van de argumenten om daar niet aan mee te werken, het feit is dat de grondposities zijn ingenomen door projectontwikkelaars. Het is misschien een publiek geheim maar dat geldt natuurlijk voor de hele provincie en dat is wat ons betreft geen argument om ook als provincie de verantwoordelijkheid te nemen om toch ook, lopende de ontwikkelingen, daarop in te spelen en dat tegen het licht te houden van alternatieve locaties. Dus een opmerking daarover. Een andere opmerking betreft daar waar het erom ging de inzet van de provincie ten aanzien van de opgave van 855,5 megawatt te realiseren, mogelijk te maken. De gedeputeerde sprak zich ook expliciet erover uit dat de provincie niet voor minder gaat, maar ook niet meer. Dat laatste vind ik een zeer bijzondere opmerking, omdat nog niet zolang geleden we al moeite hadden om op dit niveau te komen. Maar dankzij technologische ontwikkelingen – de tijd staat niet stil – ben je al heel snel in staat om veel meer te produceren. Dat aan de ene kant. Daarnaast hebben we als provincie Groningen – dat komt in een ander onderwerp vandaag wel terug en dit hebben we ook bij andere gelegenheden gezegd – de energietransitie, ofwel de omslag naar duurzame energie, als ambitie. Hoe kun je dan in dit verband als College zeggen dat je, als er door omstandigheden meer geproduceerd kan worden, je daar niet voor wilt inzetten? Dus een zeer opmerkelijke opmerking van het College. Dan de opmerking over repowering, waarbij de gedeputeerde aangaf dat er sprake is van – je zou kunnen zeggen – een onderhandeling. De opmerking die wij hebben gemaakt, had heel duidelijk betrekking op het feit dat er, los van de onderhandelingen en de belangentegenstelling die er zou kunnen zijn, ook qua intentie en houding een wijziging is opgetreden. En dat punt zouden we bij u nog even onder de aandacht willen brengen. En als laatste dank ik de gedeputeerde, die aangaf dat het de inzet van de provincie met betrekking tot de verhouding ECN-NUON – zo noem ik het gemakshalve maar even – het bij de Eems- en Emmapolder zal zijn om in de loop van dit jaar – ik heb hem horen zeggen: rond de zomer – en de provincie ervan uitgaat dat er dan duidelijkheid is over de voortgang in dit proces. Dan wordt overwogen om daar al dan niet een actieve houding in aan te nemen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik kan mij in de beantwoording van de gedeputeerde over de Crisis- en Herstelwet in relatie tot de N33 voorstellen dat de betrokken daar de techniek en de technische inhoud daarvan niet geheel zullen begrijpen. Dus ik wou hem vragen of hij daar mogelijk inspanning op zou kunnen verrichten om daarover duidelijkheid richting de groep te kunnen verschaffen. Want ik denk dat dat voor betrokkenen mogelijk een erg technisch verhaal is. Daarnaast had u het bij de Crisis- en Herstelwet er nog over dat die nog een beetje als zwaard van Damocles boven ons hangt, maar ik heb van u begrepen dat – corrigeer mij als het niet zo is – op het moment dat wij de gebieden vastgesteld hebben en het Rijk daarmee akkoord is en ook ervan overtuigd is dat de taakstelling daar gehaald kan worden, het dan eigenlijk uit de lucht is. Echter, het komt weer tevoorschijn op het moment dat er parken in de vastgestelde gebieden gebouwd moeten worden die meer dan 100 megawatt zijn. Klopt dat? Daar was ik nog even mee aan het zoeken. Daarnaast – en ik wil eigenlijk niet de kat op het spek binden en een hele ingewikkelde discussie weer tevoorschijn toveren: wat als mogelijk mocht zijn dat in de vastgestelde gebieden die wij nu hebben, wij toch, geluk bij een ongeluk, meer megawatt kunnen realiseren? Doen wij dat? De heer RAM (PVV): Wij houden het bij een stemverklaring. De VOORZITTER: Akkoord. En hebt net al de wijzigingen ingediend. Dus die beschouwen we als uw ronde. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor de antwoorden op de door ons gestelde vragen. Uit de bijdrage van het College in eerste termijn leiden wij af dat ook het College het onderwerp, dat de ChristenUnie heeft aangeroerd, zich inmiddels heel eigen heeft gemaakt. Voor het eerst kunnen omwonenden meedelen in de opbrengst van windenergie en lang hebben de belangen van omwonenden bij de ontwikkeling van windparken veel te weinig aandacht gekregen. En nu waait de wind een keer uit een andere hoek en met dat resultaat zijn wij heel blij. Ten aanzien van de moties en amendementen: daar zullen wij niet mee instemmen. Wij houden het College aan de toezegging die men vorig jaar heeft gedaan: als de doelstelling niet gerealiseerd kan worden, zal er een nieuwe onderzoek worden gedaan en daar zullen wij het College aan houden. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wat betreft de locatie bij de N33 is onze conclusie dat de gedeputeerde niet tégen de locatie van de Eekerpolder is en dit eigenlijk wel als een reële, goede 46 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 optie ziet in plaats van de locatie tussen Meeden en de Ommelanderwijk en Veendam. Maar toch wil de gedeputeerde dit signaal niet accepteren en afgeven aan het Rijk. Dat vinden wij een gemiste kans. Wat betreft de uitkoopregeling zijn wij op zoek naar de mogelijkheden voor de provincie om die als voorwaarde vast te leggen in de POV en daarom vroegen wij daarnaar. Verder betreuren wij het dat de gedeputeerde afraadt om te zoeken naar de alternatieven die onderzocht kunnen worden en vooral ook naar de nieuwe POV in 2015. En verder is het blijkbaar bij de Waddendijk hoogst onzeker in verband met de problemen zoals de Natuurbeschermingswet en de nationale wet- en regelgeving. Jammer dat u daar niet direct rekening mee houdt. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren constateert dat de gedeputeerde vast blijft houden aan zijn voorstel en niet openstaat voor alternatieve voorstellen of kritiek vanuit de Staten. Hij wijst daarbij op een strakke planning en geeft aan dat hij niet precies weet welke beloften door de ambtenaren in dit huis worden gedaan. De VOORZITTER: Dit laatste deel is een misverstand. Hij heeft gezegd dat hij van functionarissen niet zijnde van de provincie niet weet wat ze zeggen. Maar voor de provincie heeft hij nadrukkelijk gezegd dat dat niet het geval was. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nou, dan heb ik dat verkeerd begrepen. Ik dacht dat hij dat er nogal veel mensen in huis bij betrokken waren, maar als dat inderdaad zo is, dan neem ik dat terug. In ieder geval zien wij dat de gedeputeerde wijst op de strakke planning en het spoorboekje van het IPO en het Rijk. Hij wil niet meer ruimte bieden, omdat we dan wel eens meer windenergie zouden kunnen produceren dan we hebben afgesproken. Alle onderzoeken naar de gevolgen, zoals bijvoorbeeld de MER, moeten dan nog daarna worden uitgevoerd. De kans dat er locaties ongeschikt zijn zoals bijvoorbeeld de Emmapolder en de Waddendijk, neemt het College daarbij voor lief, evenals de vertraging die daarmee gemoeid is. Het College verkiest hiermee het niet-halen van de doelstellingen boven het wel halen of zelfs het overschrijden van de doelstellingen. En dat vinden wij onbegrijpelijk. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik betreur het dat ik zoveel spreektijd opsoupeer. Ik fluisterde net nog dat misschien de commissie Omgeving en Milieu wel kan worden vernoemd naar de Commissie Naad en Kous – zeker bij het onderwerp windenergie. Want op zichzelf wordt elke uitspraak – terecht, zeg ik daarbij – op een goudschaal gewogen. Eerst even het laatste punt van mevrouw Hazekamp over dat wij het risico accepteren dat projecten of delen van projecten geen doorgang kunnen vinden. Dat risico accepteren wij inderdaad. Want uit de MER kan blijken dat er delen van een project of een geheel project afvalt. Dat geldt ook voor het gebied langs de Waddenzee: daar moet op basis van de Natuurbeschermingswet een toets worden gedaan. Maar dat is voor mij op voorhand geen reden om deze gebieden niet te gaan reserveren en het is ook wel mijn overtuiging dat in principe daar windenergie kan worden ontwikkeld, getuige ook het feit dat wij in de Eemshaven bij Delfzijl – zelfs op de Schermdijk, direct grenzend aan Natura 2000-gebied, maar ook in Duitsland zien dat windenergie op veel plekken langs de kust wel mogelijk is. Ook zijn de effecten voor vogels, voor zover mijn informatie strekt, redelijk beperkt, zeker als je het afzet tegen de eetlust van onder meer predatoren als vossen. Zowel de fractie van het CDA als de fractie van D66 stelt dat ik tegenstander zou zijn van meer megawatts. Dan heb ik mij te ongenuanceerd uitgedrukt. Wat ik niet wil is dat we in Groningen meer fysieke ruimte moeten gaan bieden voor windenergie, maar binnen de aangewezen gebieden – als wij kunnen optimaliseren – ben ik absoluut geen tegenstander van een upgrade van een molen van 3 megawatt naar 3,6 megawatt. Dus als er binnen die gebieden die we aanwijzen, weer megawatts geproduceerd kunnen worden, dan moeten we dat zeker doen. Maar voor het overige – ook als je kijkt naar de verderliggende doelstellingen – denk ik dat Groningen een meer dan evenredig deel van de windenergie pakt en dat, als er in de toekomst druk komt om meer megawatts te gaan realiseren, andere provincies eerder aan zet zijn dan de provincie Groningen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik wou het graag mijn woordvoering dan even nuanceren. Want ik heb niet gezegd dat u tegen meer megawatts bent. Ik had alleen de vraag of u, als wij meer kunnen optimaliseren, daar wél gebruik van kunt maken. Ik bedoel: ik wil u niet wegzetten – en dat heb ik ook zeker niet gedaan – om in dat kader aan te sluiten bij de woordvoering door het CDA. Die van mij was duidelijk genuanceerder en dat wou ik toch maar even zeggen. 47 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dank u wel, maar zowel als antwoord op de meer genuanceerde bijdrage als de minder genuanceerde bijdrage: genoeg is genoeg als het gaat om de aangewezen ruimte, maar wel ruimte voor de optimalisering. De heer Dieters sprak nog over het geluid en vraagt in feite of wij niet kunnen regelen dat ontwikkelaars gebruik moeten maken van de best beschikbare techniek als het gaat om geluidsreductie, lampjes en andere vormen van overlast. Dat is afgelopen maandag ook onderdeel geweest van het gesprek dat we met het ministerie hebben gevoerd. Er is een kerngroep, het ministerie en het IPO werken goed samen en daar wordt dat vraagstuk ook geadresseerd. Ik ben er erg voorstander van dat wij ontwikkelaars kunnen dwingen tot het gebruiken van de best beschikbare techniek, voor zover dat in redelijkheid aan hen gevraagd kan worden – ook qua kosten. Het CDA vond het feit dat de wijze waarop de grondposities toevallig verdeeld zijn, geen argument kan zijn om een gebied wel of niet af te wijzen. Ik heb dat argument niet gebruikt, ik heb aangegeven dat het Rijk dat argument heeft gebruikt dat men bij de N33 bij Veendam voor die initiatiefnemer niet in de Eekerpolder zou kunnen ontwikkelen. Dat zou betekenen dat er een nieuwe procedure gestart zou moeten worden. Ik heb ook uitgelegd dat in de MER op projectniveau ons verzoek om die zesde variant – alles naar de Eekerpolder – niet is gehonoreerd; wel andere varianten die iets van het POP-gebied af liggen. De heer KEURENTJES (CDA): Misschien ter voorkoming van een misverstand: ik heb u duidelijk horen zeggen in het kader of je al dan niet aan locatieonderzoek gaat doen – los even van de N33 – er altijd een van de argumenten die u gebruikte, was dat je dan te maken hebt met onder andere grondposities, ingenomen door ontwikkelaars. En daarvan was onze opmerking dat dat geen argument kan zijn, want de hele provincie is ingekleurd – om het zo maar te zeggen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, en dat maakt dus ook mede dat ik geen voorstander ben om toch maar opnieuw allerlei vergelijkende locatieonderzoeken te gaan doen. Je dwingt ontwikkelaars die een grondpositie hebben, allerlei locaties te gaan onderzoeken waar men zelf niet kan gaan ontwikkelen. Ik heb wel eens verzucht dat het eigenlijk doodzonde is geweest dat het kabinet-Den Uyl in het jaar 1977 over de grondpolitiek is gestruikeld. Want de hele ontwikkelopgave zou een stuk eenvoudiger zijn als je als overheid toch wat meer sturend in de grondpolitiek zou kunnen zijn. Mijn houding is niet veranderd waar het gaat om repowering. We stellen een helder beleidskader voor en dat willen we gaan uitvoeren. Het kan soms wel zo zijn dat we soms wat Gronings enthousiasme leren als het gaat om voorstellen die wat boven de maat zijn als het gaat om de omruil van capaciteit. Maar we willen daar gewoon echt actief mee aan de slag gaan. Ten slotte de bijdragen van D66 en de PVV. Moeilijk te begrijpen techniek, zegt mevrouw De Graaf. Daar ben ik het volmondig mee eens. Eigenlijk zou je een inspanning moeten doen om dat eens goed uit te leggen. Via de krant heb ik dat aan de raad van Veendam aangeboden. Ik betreur ook dat anders dan bij Eemsmond en Delfzijl daar geen periodiek overleg heb: zo eens in de zes tot acht weken zit ik om tafel met de vertegenwoordigers van het college van Eemsmond en Delfzijl. Dat is in de situatie bij Veendam en Menterwolde geen sprake van en ook de deur voor actiegroepen staat bij mij wijd open. Dus in dat licht gezien ben ik bereid om met eenieder het gesprek aan te gaan en ook ambtelijke capaciteit beschikbaar te stellen om uit te leggen hoe die gecompliceerde wetgeving in elkaar steekt. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik weet uit ervaring dat die deur openstaat. Maar ik zou u in dit kader toch willen vragen of u misschien een iets proactievere houding zou kunnen aannemen en een afspraak zou kunnen maken of het op schrift stellen en toesturen, aangezien het technisch heel erg complex is. Anders blijft het – ben ik bang – continu met een repeterende breuk terugkomen. Ik weet niet of u daar hetzelfde over denkt, maar het zou misschien voor eens en voor altijd goed uit de lucht kunnen geraken op mogelijk een andere manier. Ik geef dat mee ter overweging. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, ik zal dat in overweging nemen. Ik vraag me wel af of alle partijen er altijd wel belang bij hebben om de exacte feiten te weten, maar ik ga daartoe een poging doen. De VOORZITTER: Ja, volgens mij hebben ze dat belang wel, ook al ziet niet iedereen zelf zijn eigen belangen, maar dat belang is er. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Goed. Prima, dan kom ik ten slotte nog bij de amendementen. 48 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Allereerst ontraad ik het amendement 2 dat net is ingediend: dit betekent dat als het wél mogelijk is om in de waterkering te bouwen, we weer een separate herzieningsprocedure moeten gaan voeren. Dat zijn vrij uitgebreide procedures en het belang dat wordt beoogd om met dit amendement te beschermen, is op dit moment op rijksniveau in de Barro al beschermd en die bescherming zal ook blijven totdat aangetoond is dat het veilig is om in zeeweringen te bouwen. Dus om daar nu nog weer een regeling op te gaan stapelen op provinciaal niveau lijkt mij niet doelmatig. Motie 5 ontraad ik. Ik meen dat er goede gronden zijn geweest om die brief die wij op 17 oktober hebben verstuurd naar het Rijk met ons verzoek om toepassing van de Crisis- en Herstelwet dat er goede gronden voor waren, vind ik nog onverkort. En dat misverstand over de N33 is volgens mij wel weggenomen, daar de plaatsing op de lijst van de N33 louter is geformuleerd in de projecten van 5 tot 100 megawatt. De VOORZITTER: Hartelijk dank en dan zijn wij aan de besluitvorming toe. We beginnen eerst even met degenen die behoefte hebben aan een stemverklaring, de heer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): Het kan heel kort. De amendementen die voorliggen, zijn ontraden en daar sluit mijn fractie zich bij aan. Kijken we naar motie 1, dan zie ik dat toch weer als de discussie die ik al sinds ik in de Staten zit vanaf 2003, steeds weer wordt gevoerd. En wij kiezen dus voor consequent beleid en wijze de motie af en de andere moties wijzen wij ook af. De heer MASTENBROEK (SP): Wij zullen tegen beide amendementen stemmen. Maar daar wil ik met name iets op toelichten, namelijk bij amendement 1: daar zullen wij tegenstemmen; niet omdat dit ons geen goed idee lijkt, maar omdat het in onze ogen tamelijk willekeurig is en er bovendien door de gedeputeerde geschetste mogelijkheid is dat het uiteindelijk tot een uitbreiding leidt. Bij amendement 2 zullen wij ook tegenstemmen omdat het in onze ogen niet duidelijk is wat er nu wel of niet precies aan plannen is en zal komen en wat er wat betreft wel of niet kan. Bij moties 1 en 5 zullen vóórstemmen. Bij motie 4 zullen wij ook vóórstemmen, maar daarbij wil ik nog als opmerking maken dat ik mij afvraag of het qua timing niet een beetje aan de late kant is. Maar we zullen wel vóór die motie stemmen. Ten aanzien van de voordracht had ik al aangekondigd dat we tegen zullen gaan stemmen. De heer KEURENTJES (CDA): Heel kort. Motie 1: ook wij hanteren een consistente lijn en zullen om die reden vóórstemmen. De andere moties zijn we op tegen. En als het gaat om de amendementen is amendement 1 in die zin prematuur. Amendement 2 idem dito. De heer RAM (PVV): Wij zullen bij alle moties vóórstemmen. Bij amendement 1 stemmen wij niet vóór, want wij willen geen uitbreiding van het gebied. Amendement 2 steunen wij uiteraard wel. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij hebben reeds een verklaring van ons stemgedrag gegeven. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wij zullen logischerwijs vóór amendement 1 ‘Wijziging zoekgebied N33’ stemmen. Amendement 2 van de PVV zullen wij ook steunen, maar dan in het belang van de Waddenzee. Motie 1 zullen wij steunen omdat het ons goed lijkt om vooruit te kijken naar de nieuwe provinciale omgevingsverordening in 2015. Motie 3 is ingetrokken. Motie 4 zullen wij niet steunen. Wij vinden het wel een sympathiek idee, maar de volgorde klopt wat ons betreft niet. Dit had eerder moeten gebeuren. Motie 5 zullen wij niet steunen. En wat betreft de voordracht: wij zullen vóór de voordracht steunen, maar met de kanttekening dat we tegen molens op de Waddendijk zijn en dat we vóór verschuiving van de locatie bij de N33 naar de Eekerpolder zijn. 49 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Amendement 1 zal ik steunen, amendement 2 niet. En van de moties zal ik bij motie 1 en motie 4 vóórstemmen en bij de overige niet. De VOORZITTER: Dank. Dan gaan we naar de stemmingen toe en begin ik bij de amendementen. Amendement 1: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie zijn daartegen? De overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Ben ik bij amendement 2: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, GroenLinks en de PVV. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan ben ik bij de moties. Motie nummer 1: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, Vrij Mandaat, de PVV en het CDA. Wie zijn daartegen? De Partij van de Arbeid, D66, de VVD en de ChristenUnie. Dan is deze motie verworpen. Ja? Die is verworpen. Motie 2 was ingetrokken en motie 3 ook. Dan motie 4: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is die motie verworpen. Dan motie 5, in gewijzigde vorm. Wie is hiervóór? De SP en de PVV. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is die motie verworpen. Dan ben ik ten slotte de voordracht met de in de stemverklaringen gemaakte aantekening door GroenLinks. Wie zijn daarvóór? De Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wij zijn daartegen? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen. Dan is dit punt afgerond. En dan zijn we bij het derde agendapunt. We beginnen vanavond zoals afgesproken om half acht. Ik schors de vergadering tot die tijd. Tussen zes en zeven uur is er een warm buffet, te gebruiken in het atrium. Dus wie om zeven uur komt, vindt de hond in de pot. [Schorsing van 256 minuten.] A.3 Uitkomsten onderhandelingsakkoord gaswinning Groningen Brief van GS van 21 januari 2014, nr. 2014-03579/4/A.16, PPM, betreffende besluit kabinet inzake gaswinning en flankerende maatregelen, in vergelijking met het advies Commissie Duurzame Toekomst Noordoost-Groningen, inclusief de volgende bijlagen: Akkoord Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen; Verklaring van Huizinge van 15 november 2013; Analyse Financiële verschillen tussen advies Commissie Duurzame Toekomst NoordoostGroningen en Akkoord Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen / Kabinetsbesluit Gaswinning in Groningen; Kabinetsbesluit Gaswinning in Groningen; Brief NAM. De VOORZITTER (de heer BROUNS): Dames en heren, welkom terug bij de Statenvergadering van woensdag 29 januari. Wij hervatten bij dezen de vergadering. Zoals u kunt zien, heeft de heer Van den Berg inmiddels op een andere plek plaatsgenomen, namelijk bij het College, en zal ik daarom als plaatsvervangend voorzitter van de Staten deze Statenvergadering voorzitten. U bespreekt hier vandaag de uitkomsten van het onderhandelingsakkoord over de gaswinning in onze provincie. U hebt daartoe kennis kunnen nemen van de brief van het College van 21 januari en van de stukken van de minister. Afgelopen maandagmiddag hebben we in dit huis nog de rondetafelgesprekken gevoerd door de leden van de Vaste Kamercommissie van Economische Zaken. En afgelopen maandagavond zijn in onze commissie de technische vragen over het onderhandelingsakkoord beantwoord. Dan zou ik nu aan de beraadslagingen willen beginnen en is het woord aan de fractie van de Partij van de Arbeid, de heer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): De eerste stap op weg naar vertrouwen op herstel van vertrouwen. Dit hoofdlijnenakkoord is een pakket waar stevig over is onderhandeld. Het moest blijkbaar van ver komen. We hebben begrepen dat onze onderhandelaars in een kort tijdsbestek met grote inzet en vasthoudendheid dit resultaat hebben weten af te dwingen. De Partij van de Arbeid-fractie heeft daar grote bewondering voor. Laten we daarbij niet vergeten dat ook actiegroepen hebben bijgedragen aan dit resultaat met heldere signalen richting Den Haag. Mooi wark, echte democratie! Een groep als – zonder anderen tekort te doen – de Groninger Bodembeweging ervaren wij als een nuttige luis in de 50 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 pels die ons, maar ook Den Haag, inhoudelijk scherp houdt. De Partij van de Arbeid dankt de Groningers voor hun steun en acties. De problematiek is van nationaal belang. Het oplossen is een zaak van nationaal fatsoen. Met het akkoord is de erkenning ervan bevestigd. Het heeft lang geduurd, maar staat nu op schrift. De voorzitter van de commissie-Meijer heeft over het akkoord gezegd: ‘Een goede eerste stap voor de korte termijn, maar het kan altijd beter – zeker op de lange termijn.’ Dit akkoord moet een eerste stap zijn om het wettelijke recht op veiligheid voor onze inwoners en bedrijven te borgen, hun belangen te beschermen en nieuw perspectief te bieden. Wat de veiligheid betreft heeft het College voor de Rechten van de Mens hier al het nodige over gezegd, de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen stelde dat het risico wat hem betreft bepalend is voor zijn werk en de Onderzoeksraad voor de Veiligheid doet nog onderzoek of de veiligheid wel voldoende in de onderzoeken is meegenomen. Want er is ook geen tijd meer om achteruit te kijken en te praten: het akkoord is er en wacht op uitvoering. Dat wordt nog een hele klus: samen de schouders eronder, aanpakken en niet laten liggen. Voor ons blijft het uitgangspunt de aanpak uit het rapport van Meijer, Statenbreed ondersteund en met het akkoord vanuit Huizinge breed bevestigd. Een helder signaal, grotendeels overgenomen door het kabinet. Het belangrijkste instrument bij de uitvoering is de dialoogtafel: een instrument om niet van bovenaf projecten op te zetten maar met en door de mensen uit het gebied. Zíj bepalen de prioriteit. We zien dus uit naar het eindadvies dat nog wordt gepresenteerd. Hoewel de Staten in juridische zin niet over de veiligheid bij de gaswinning gaat, hebben wij als Partij van de Arbeid wél een mening daarover. Veiligheid blijft voor ons een bron van grote zorg, zowel voor de korte als de lange termijn. Het is dan ook zorgelijk dat het Staatstoezicht op de Mijnen aangeeft dat het winningsplan op essentiële onderdelen tekortkomingen vertoont wat betreft de inschatting van risico’s en wat men doet om bevingen te beperken. En om die reden zetten wij vraagtekens bij de reductie die wordt voorgesteld, gecombineerd met na-ijleffecten. Uiteraard zijn wij het van harte eens met de reductie rondom Loppersum. Echter, kijkend naar de voorgestelde winning voor de komende jaren komen we op een reductieniveau van het gemiddelde van de afgelopen jaren. Dat achten wij onvoldoende: er dient naar ons oordeel een omslag te komen wat betreft de afhankelijke van laagcalorisch Groningen-gas. Dat kan door energietransitie te versnellen en door meer conversiecapaciteit te creëren voor importgas voor gebruik in Nederland. En daarvoor dienen wij een motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Gasafhankelijkheid’ van de fractie van de Partij van de Arbeid, mede namens de ChristenUnie, D66, de VVD en het CDA: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Gelezen de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal; de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de minister van Economische Zaken; Overwegende dat voor de komende drie jaar bij een gelijkblijvende gasproductie er blijkbaar voldoende duidelijkheid is over de aardbevingsdreiging en bijbehorende risico’s; de periode na deze drie jaar gekenmerkt wordt door aanzienlijke onzekerheden; er een directe relatie is tussen de hoeveelheden gewonnen gas per jaar en aardbevingsdreigingen, de zwaarte ervan en de bijbehorende risico’s; om deze risico’s te beperken de afhankelijkheid van het gebruik van Groningen-aardgas geen beletsel mag zijn; daarom stevig moet worden ingezet op het verminderen van de afhankelijkheid van het Groningse aardgas door versnelling van de energietransitie en vergroting van de mogelijkheden van gebruik van geïmporteerd gas; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. aan kabinet en Tweede Kamer kenbaar te maken om alles in het werk te stellen – uit oogpunt van veiligheid en conform het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen – de afhankelijkheid van het gebruik van het Groningen-aardgas zo spoedig als mogelijk sterk terug te brengen, door de energietransitie te versnellen en de mogelijkheden voor gebruik van importaardgas te vergroten; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Zou u voor mij de tekst van de eerste bullit van de overwegingen willen uitleggen? Ik bedoel die zinsnede over ‘gelijkblijvende gasproductie’. 51 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer DIETERS (PvdA): Hoe moet ik dat uitleggen? Uit de onderzoeken is gebleken dat er zicht is voor de komende drie jaar op de risico’s. Er wordt ook 4,1 op de Schaal van Richter genoemd en 10% bij kracht 5. En als je dat dan ziet en je hoort ook vandaag de hoorcommissie in de Tweede Kamer – waar deskundigen aanwezig zijn geweest – dan kenmerkt dat zich door verschillende opinies over hoe je dit aanpakt. De drie jaar die nu in het akkoord staat zien wij als fractie als overbruggingsperiode om die onderzoeken juist tot stand te brengen. Dus dat is nog onvoldoende duidelijk en dat is ook de reden dat wij zeggen dat je de afhankelijkheid van aardgas naar beneden zou moeten brengen om zo min mogelijk gas uit de Groninger bodem te halen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Bedankt voor uw uitleg en ik ben het natuurlijk helemaal met u eens dat we van de afhankelijkheid van aardgas afmoeten, maar volgens mij staat in hetzelfde rapport dat u net ook aanhaalde, dat in de brief van het Staatstoezicht op de Mijnen duidelijk staat dat de onderzoeken en analyses die zijn gebruikt door de NAM, niet genoeg zekerheid geven. Bent u dat met mij eens? De heer DIETERS (PvdA): Nou, waarschijnlijk hebt u mijn verhaal in het bezit, want daar wilde ik net over gaan beginnen. Dus als dat mag, dan wou ik dat op die manier doen. Zijn er effecten te verwachten van de beperkingen rondom Loppersum voor de andere putten in onze provincie? Wij zijn geen experts – dit als antwoord op uw vraag – maar zouden hierover graag worden geïnformeerd door de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen. Wij hopen ook op u als Staten. Daarom vragen wij het College of men bereid is de inspecteur-generaal uit te nodigen voor een toelichting op dit punt; een toelichting om dit helderder te krijgen omdat er nog hele grote onzekerheden zijn. En hebben wij daar ook ter voorbereiding in de technische vragenronde – die vraag wil ik ook bij het College leggen – het goed begrepen dat u een zienswijze op het winningsplan aan het voorbereiden bent? Want dat kan bijdragen aan die zienswijze. Op de nieuwjaarsbijeenkomst heeft minister Dijsselbloem op een vraag gezegd dat wanneer Nederland bespaart op het aardgasverbruik, de geringere inkomsten niet tot nieuwe gascontracten mag leiden. Met andere woorden: als we in Nederland meer besparen, zal er minder gas uit de Groninger aardgasveld worden gepompt en in dit verband is het goed dat wij in ons gebied laten zien dat het met minder kan door woningen en bedrijven te verbeteren. De heer MASTENBROEK (SP): Even ter verduidelijking van de motie die u zojuist hebt ingediend. Die gaat er dan vanuit dat er de komende drie jaar níét minder wordt gewonnen. Zie ik dat goed? U zet dus in op besparing na die drie jaar, maar die eerste drie jaar laat u het zoals het nu is? De heer DIETERS (PvdA): In de motie roepen we op om zo snel als mogelijk minder afhankelijk te zijn van het Groningen-aardgas. Anders gezegd: morgen beginnen. Dus niet drie jaar wachten, zo snel als mogelijk beginnen. Die oproep doen we in deze motie. De heer MASTENBROEK (SP): U zegt dus ‘zo snel als mogelijk beginnen met besparende maatregelen’, maar ziet u dat dan in relatie met het winnen en de snelheid van dat winnen? Hebt u daar een idee over? De heer DIETERS (PvdA): Dat moet u voor mij even uitleggen. De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, goed, ik kan het heel concreet maken. Vindt u dat u in de eerste drie jaar 42,5 kuub gas gewonnen moet worden of moet dat minder worden in uw visie? De heer DIETERS (PvdA): Als je de motie goed vertaalt, dan wordt nu dus voorgesteld om 42 miljard kuub uit de grond te halen voor het volgende jaar. En de motie zegt dus eigenlijk dat dat minder moet zijn, we moeten minder afhankelijk zijn van het gas dat uit de Groninger velden komt. Daarom zeggen we daarbij ook dat we importgas willen importeren met een conversie. Die capaciteit is er niet, dus dat moet in samenhang gebeuren. Doel moet zijn: minder afhankelijkheid en dat betekent ook minder winnen. De heer MASTENBROEK (SP): En hoeveel verwacht u met het uitwerken c.q. aannemen van uw motie dan te kunnen besparen? 52 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer DIETERS (PvdA): Zoveel als mogelijk. Ja, u kunt nu wel allerlei armgebaren maken, maar als u mij gaat aangeven op basis van die motie wat u dan wilt besparen. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, ú hebt toch over die motie nagedacht? U verwacht toch dat met deze motie er een significante invloed zal zijn? Dus ik vraag u: wat verwacht u dat het effect zal zijn van deze motie? De heer DIETERS (PvdA): Ik verwacht met het effect van deze motie dat we minder afhankelijk worden van het aardgas en een forse reductie moet het doel zijn. Dan over het akkoord versus de commissie-Meijer. Met name de op het punt van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en duurzaam economisch perspectief zijn we als Staten aan zet – daar wel. U schrijft dat de maatregelen in het akkoord goeddeels overeenkomen met het advies van Meijer. Echter, met dit verschil dat het akkoord een periode van vijf jaar bestrijkt – een kwart van de door de commissie-Meijer voorgestelde periode. Wat betreft het leefbaarheidsprogramma is in het kort meer geld beschikbaar gesteld dan uit het rapport-Meijer en voor duurzaam economisch perspectief minder. Dat neemt niet weg dat er grote bedragen zijn gereserveerd: samen 180 miljoen voor de komende vijf jaar. Een flinke opsteker voor het gebied en daar moeten we ook heel snel mee aan de gang. We hebben van u vernomen dat er een commitment is voor het vervolg. Hoe hard is dat? In ons provinciaal beleid hebben we ook leefbaarheids- en economische programma’s. Is het akkoord een aanvulling op deze programma’s? Is er synergie? Voor veiligheid, preventie en afhandeling van schade en waardevermindering worden terecht grote bedragen genoemd. Kunt u nog eens helder onderstrepen dat dit slechts voorlopige ramingen zijn? Dat het hoger kan uitpakken? Wij zijn blij dat er aandacht is voor schrijnende gevallen: mensen die door het hebben van een huis buiten hun schuld om in de knel komen te zitten. Ook wordt waardevermindering nu anders gewaardeerd. Maar er blijven grote vraagtekens rond de inschatting. En waar kunnen we iets lezen over schade aan huurwoningen? En over de zorgen die ook huurders hebben over hun veiligheid? Zijn die vergeten? Graag uw reactie. De verduurzamingswaarde uit het rapport-Meijer blijkt geen optie meer. Dat is zeer spijtig. Kunnen we daar alsnog mee gaan werken, gezien de grote voordelen die deze optie met zich meebrengt? Het draagt bij aan minder gebruik van fossiele brandstoffen als aardgas: dat moet de stip op de horizon zijn. De mensen blijven problemen houden met de schadeafhandeling en ook op het punt van gecompliceerde schades. We krijgen daar als fractie veel klachten over. Ruimhartigheid blijkt ver te zoeken. Het kabinet blijft bij de aansturing door de NAM met daarboven een onafhankelijke reviewboard of auditcommissie. Wij blijven ervoor pleiten, de aansturing onafhankelijk te maken met korte proceslijnen, die meer vertrouwen bieden. En daarnaast willen we een laagdrempelig expertisecentrum met specialisten in de gemeente Loppersum. Ten slotte samenvattend: dank aan de Groningers, dank aan het College voor dit eerste resultaat en dank aan de gehele Staten. Door gezamenlijk op te trekken hebben we deze eerste stap gezet op weg naar nieuw vertrouwen, op pad naar de ombouw van achterstand naar voorsprong. Gezamenlijk denken wij als fractie dat we die kracht kunnen opbrengen. Mevrouw WULFSE (VVD): We hebben als VVD gezegd dat we de plannen van het kabinet langs de Groningse meetlat zouden leggen. Daarmee aangevend dat voor ons als liberalen de veiligheid van de Groningers vooropstaat. Veiligheid, schade in al haar gedaanten, economie en compensatie: die begrippen staan op onze meetlat. En in het midden van die meetlat staat de inwoner. Voor een liberaal is de inwoner als individu belangrijk. Daarom staat die inwoner centraal op onze meetlat. En die bewoner is alleen tevreden, als die zelf veilig is en goed geholpen wordt. De enige manier om de risico’s drastisch te verlagen is een forse ingreep in de gaswinning in Loppersum én directe aandacht voor de panden die gevaar lopen in de kerngebieden. Verder: onderzoek, een permanente monitoring en een nieuw winningsplan in 2016. Samen moet dat bijdragen aan een toename van de veiligheid. Dan de schade. De verantwoordelijkheid daar leggen waar die hoort: dat is essentieel voor de VVD. En dat is nu expliciet benoemd: de NAM is verantwoordelijk en dat betekent ook dat de verantwoordelijke betaalt. Dat geldt voor schadeherstel, preventieve maatregelen, uitkoop, waardevermindering, sloop en hulp voor schrijnende gevallen. Dat alles noemen wij schade. Het akkoord is daar uitermate helder over. Dan hebben we op onze meetlat nog de economie en de compensatie staan. Liberalen willen ondernemen, willen werken, willen onafhankelijk zijn, willen zich kunnen ontwikkelen en willen meer ruimte voor bedrijven, zodat Groningers goed in hun onderhoud kunnen voorzien. Dat economic board – in goed Gronings – gaat daaraan bijdragen, maar ook het pakket voor waardeverhoging van huizen draagt daaraan bij. Uiteraard komt er een enorme berg werk op ons af en in de bouw- en 53 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 herstelwerkzaamheden en in het pakket voor de provincie van leefbaarheid zal ook de herstructurering van wijken en winkelvoorzieningen een grote rol spelen. En dan hebben nog het snelle internet. Dat werd van de week een beetje als ‘opleuken’ gekwalificeerd. Nou, daar maken wij bezwaar tegen. Voor alle ondernemers op het platteland – ook de boeren – is het snelle internet van groot belang. Het is geen luxe, het is noodzaak. Wat is voor de VVD verder van belang? De maatregelen, zoals we steeds gezegd hebben, niet het bedrag. Het commitment van de overheid voor de toekomst, de wettelijke regeling die de aansprakelijkheid van de NAM regelt en de overdraagbare garantie bij de verkoop van een huis. Wat de VVD betreft gaan we direct aan de slag. En dat kan ook, zelfs al is er formeel nog een ontwerpbesluit na het Kamerdebat van volgende week. ‘Kop d’r veur’! Wat moeten we doen en wat zit ons nog in de weg? Hoe gaan we vandaag beginnen? De VVD heeft drie moties gemaakt, die op de toekomst zijn gericht. En de eerste heet ‘Snel kunnen handelen’ en die gaat over ontregelen in de beste zin des woords. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Snel kunnen handelen’ van de fractie van de VVD, mede namens de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Overwegende en constaterende dat herstel van vertrouwen baat heeft bij concrete en zichtbare maatregelen; er van verschillende zijden zorgen geuit zijn over de belemmerende werking van bestaande weten regelgeving; er binnen afzienbare tijd ook in de Tweede Kamer en de betrokken gemeenteraden over deze kwestie zal (kunnen) worden gedebatteerd; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. te onderzoeken welke provinciale wet- en regelgeving snel en adequaat handelen in de weg staan bij de uitvoering van de benodigde maatregelen; 2. PS voorstellen te doen hoe deze belemmeringen weg te nemen, voor zover dat binnen het kader van de (grond)wet is toegestaan en zonder te treden in rechten van bezwaar en beroep; 3. hierbij in het bijzonder aandacht te houden voor de bescherming van de bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied en het aanwezige erfgoed; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw WULFSE (VVD): Moeten wij nu een zienswijze indienen? Die vraag ligt eigenlijk besloten in de brief van het College – althans, zo voelden wij dat aan. Wat de VVD betreft is er één zaak die we graag aangescherpt willen hebben en waar we nadere overleg over willen. En die gaat eigenlijk over de betrokkenheid van het Rijk in de nabije en iets verdere toekomst. Wat ons betreft mag die wel wat explicieter benoemd worden en daar willen we meer zekerheid over. Dus mocht u een zienswijze willen indienen, dan zouden wij het op prijs stellen dat dit opgenomen wordt. Verder zijn we blij met het verzoek van het Rijk om de Onderzoeksraad voor de Veiligheid in te schakelen en de Praktijkrichtlijn, die als tijdelijke bouwnorm in juli wordt verwacht. Dat geeft de bouw ook houvast. Sprekend over de bouw denken wij aan de schadeafhandeling, de inspecteurs en de aannemers. En wij hebben daarvoor een motie over de noodzakelijke scholing opgesteld. De VOORZITTER: Titel van de motie met nummer 3 is: ‘Kennis en scholing’. Zij wordt ingediend door de fractie van de VVD, mede namens de Partij van de Arbeid, de ChristenUnie en D66: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat herstel aan huizen en preventieve maatregelen aan woningen en andere gebouwen in verband met de gevolgen van aardschokken gespecialiseerde expertise vereist; er tot nu toe onvoldoende expertise in de volle breedte van herstel en preventie gegarandeerd kan worden; Overwegende dat het noodzakelijk is, kennis en kunde zo snel mogelijk aan te vullen en waar mogelijk te uniformeren om het proces van schadeherstel aan huizen te verbeteren; technische opleidingen en kennisinstellingen in samenwerking met de bouw en LTO Noord de aangewezen actoren zijn om hier inhoud aan te geven; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een dringend beroep te doen op de kennisinstellingen, de bouw en de NAM om samen de verantwoordelijkheid op te pakken en opleidingstrajecten vorm te geven en er zo spoedig mogelijk mee te starten; 54 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw WULFSE (VVD): Wellicht ten overvloede: we hebben deze motie opgesteld met onze collega’s vanwege de schadeafhandeling en de klachten die daar nog over zijn en we hopen gewoon dat die kennisinstellingen er echt aan kunnen bijdragen dat het wat uniformer gebeurt. Afsluitend: als we aan de slag gaan, dan willen we ook iets neerzetten. We willen vernieuwend en innovatief zijn. We willen vertrouwen uitstralen en we willen als bestuur laten zien dat we vooruit willen en dat we lef hebben. Daarvoor hebben we tot slot onze innovatieparkmotie. De VOORZITTER: De titel van de motie met nummer 4 is: ‘Het innovatiepark’ van de fractie van de VVD. De motie is mede ondertekend door mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Overwegende dat de NAM en het Rijk de primaire verantwoordelijkheid dragen in dit dossier; naast het inzetten van de dialoogtafels inspanningen en inzet van gemeentelijke en provinciale overheid ook kunnen bijdragen aan het herstel van vertrouwen in een goede toekomst in Groningen; innovatieve oplossingen die letterlijk en figuurlijk om ruimte vragen, hieraan een bijdrage kunnen leveren; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een serieus onderzoek te verrichten om de mogelijkheden van het volgende voorstel in kaart te brengen; In de provincie Groningen komt er een ‘regelvrij’ of regelluw gebied, ‘het innovatiepark’, waar het huis van de toekomst en de proeftuin van de toekomst vormgegeven worden. Rekening houdend met landschappelijke en culturele waarden wordt de beste plaats gezocht. Er worden proeven genomen en er wordt geëxperimenteerd met aardbevingsbestendig, energieneutraal en slim bouwen, innovatieve dijken, sensortechnologie en innovaties die bij kunnen dragen aan oplossingen om de gevolgen van de aardschokken te beheersen en te combineren met moderne wensen. Het gebied wordt zo ingericht dat het een goed toegankelijke en interessante plaats voor bezoekers wordt, waar ook alle kennis die in Nederland beschikbaar is over aardbevingen, gepresenteerd wordt. 2. hierover aanvullende ideeën te verzamelen en een inspiratiedag met het bedrijfsleven en kennisinstellingen te organiseren; 3. met gemeenten in gesprek te gaan en de Staten zo snel als mogelijk doch uiterlijk in mei 2014 te informeren over de resultaten; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zou graag een vraag stellen over deze motie. Op zich klinkt het goed: een innovatiepark en werken aan de toekomst. Maar waarom is daar een regelluwe zone voor nodig? Zou u dat uit kunnen leggen? Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, wat we eigenlijk beogen is dat er in dat park ook ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen: stel bijvoorbeeld voor – wat ik laatste heb gezien in Engeland – een energieneutraal huis dat in de grond is gebouwd. Waarschijnlijk mag dat volgens onze verordening en het bestemmingsplan niet en dan zouden we willen zeggen: in zo’n gebied is daar dan een mogelijkheid voor. Of een proef met een dijk, eigenlijk alles wat gerelateerd is aan een aardbeving maar ook vernieuwende innovatie naar de toekomst en waar misschien bestemmingsplannen in de weg kunnen zitten. De heer Rijploeg had het ook even over regeltjes en hij vroeg of wij de arboregels wilden ontduiken of iets dergelijks of anderen denken dat wij daar misschien grootschalig op jacht willen of iets dergelijks. Dat is ábsoluut niet het geval, het gaat gewoon om regelingen die innovaties in de weg staan en we willen dat binnen alle redelijkheid en de Grondwet overtreden we uiteraard ook niet. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dus als het ik goed begrijp dan zijn de voorbeelden die u noemt, wel gericht op een schone toekomst die te maken heeft met de aardbevingen en daar dus uitzonderingen voor maken in de regelingen? Mevrouw WULFSE (VVD): Ja. En stel voor dat wij een prachtig bevingsvrij huis-van-de-toekomst bouwen met allerlei vernieuwingen. Dan is het natuurlijk als we dat kunnen neerzetten en een voorbeeldfunctie kunnen vervullen in Nederland. 55 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat klopt, maar het moet niet zo zijn dat dingen kunnen leiden tot het testen met schaliegas en dat soort zaken. Bent u dat met mij eens? Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, dat laten we over aan Haren en Brabant. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik kan mij niet herinneren dat ik mijn handtekening heb gezet onder de laatste motie. Dus wellicht doet u iemand anders op dit moment tekort. Dat zou ik zo willen stellen. De VOORZITTER: De motie is inmiddels in de verspreiding, maar we zullen dit zometeen even nakijken. De heer RAM (PVV): Ik heb ook nog een vraag aan mevrouw Wulfse. Betekent de invulling van deze motie dat deze een hele duurzame invulling gaat krijgen? Mevrouw WULFSE (VVD): Of ik dat denk? Nou, het gaat om innovaties op allerlei gebied. Energieneutraal bouwen is duurzaam, maar het kan ook economisch duurzaam zijn – dat spreekt u misschien meer aan, als ik u daarmee over de streep kan trekken dan bij dezen. Maar kan ook om innovaties gaan voor de waterhuishouding of allerlei andere zaken. Kijk, dat kun je niet helemaal voorzien en dat is juist de kern van onze gedachte. De heer MASTENBROEK (SP): Wij hebben inmiddels het nodige meegemaakt in dit dossier: van bezettingen van NAM-locaties tot manifestaties met boerenkarren, sprekers in de kou en uitgefloten Kamerleden. Wij zijn daarnaast als fractie het land in geweest om solidariteitsverklaringen te verzamelen en te laten zien dat Nederland Groningen niet laat zakken. Op 17 januari heeft minister Kamp alle terechte kritiek op de aardgaswinning de grond in geboord door te komen met een conceptplan dat geen rechtdoet aan de gevoelens in onze provincie. De moeder die haar kind naar bed brengt in de angst dat er die nacht een nog grotere beving komt, de woningbezitter die een hypotheekschuld heeft voor een huis dat onverkoopbaar is, de inwoners van onze dorpen die zien dat hun leefomgeving klap op klap krijgt, de gasbevingen, faillissementen van grote werkgevers, bezuinigingen op de sociale werkplaatsen en de thuiszorg. Wat ons betreft zal ieder winplan en ieder akkoord aan drie keiharde voorwaarden moeten voldoen. In niet-willekeurige volgorde moeten we de veiligheid van de Groningers vooropstellen, moeten we op hele korte termijn een goede ruimhartige en onafhankelijke schadeafwikkeling garanderen en moet het een daadwerkelijk en langdurige impuls zijn voor onze regio. Het plan en het akkoord dat er nu liggen, voldoen daar niet aan en daarom zijn wij teleurgesteld met de instemming die de gemeenten en de provincie inmiddels hebben getoond. Je kunt het winplan ook niet loszien van het pakket aan maatregelen. Je kunt niet instemmen met het een als het andere niet deugt. En ik roep het College dan ook op om de oproep van een grote meerderheid van de Groningers te blijven steunen, te blijven aandringen op daadwerkelijke vermindering van de winning en onverkort vast te houden aan de bedragen en de termijn van het advies-Meijer. Wat er nu ligt is een sigaar uit eigen doos, want het schadeherstel wordt meegenomen als pakket voor het gebied en dat is volksverlakkerij. Investeringen in infrastructuur, bijvoorbeeld het versterken van dijken, zijn een vanzelfsprekendheid en zijn niets extra’s. Ook de zogenaamde vermindering van de winning is een gotspe. 80% minder winnen klinkt ontzettend goed, maar in totaal wordt er voorlopig wordt er voorlopig geen kubieke meter minder gas gewonnen. Wat mijn fractie betreft moet de snelheid van winning fors terug. Dat dat ertoe leidt dat de gesloten contracten niet meer kunnen worden nagekomen zou jammer zijn, maar als het zo is dan is het zo. Wat mij betreft is er sprake van overmacht, omdat je de inwoners niet aan gevaar kúnt en mág blootstellen. Maar dat is wat mij betreft aan wijzere juristen. Bovendien is dat zoals gezegd totaal van ondergeschikt belang, want de veiligheid van de mensen moet vooropstaan. Is dit alles nu zo gek en is dit alles voor de bühne of zelfs verkiezingsretoriek? Alles heb ik inmiddels wel naar mijn hoofd geslingerd gekregen, dus ik wil daar graag iets over zeggen. Wat wij vinden is een logisch standpunt en het is logisch om de veiligheid voorop te zetten. Het is bovendien precies het standpunt dat het Staatstoezicht op de Mijnen inneemt. Het is ook het standpunt dat andere deskundigen innemen en het is ook financieel helemaal geen slecht idee omdat hoe langer je het gas laat zitten, hoe meer dat gas opbrengt. Wat dat betreft is er nog wel wat budget beschikbaar volgens mij. Alle initiatieven om energie te gaan besparen zijn natuurlijk welkom, maar dat is geen alternatief. Op de motie van de Partij van de Arbeid kun je niet tegen zijn, maar uiteindelijk helpt dat 56 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 de Groningers niet en zeker niet op korte termijn. Bovendien is het omzetten van de ene gassoort in de andere aan de gasbedrijven. Gevolg van het minder snel winnen is mogelijk dat aan de lopende contracten niet kan worden voldaan. En als dat zo is, dan zul je de omzetting moeten opvoeren. Maar de volgorde moet zijn: minder winnen voor de veiligheid van de Groningers en daarna de dan optredende problemen het hoofd bieden. Ik weet niet precies wat ons nu gevraagd wordt en wellicht dat GS dat ook nog kan toelichten. Maar wat ons standpunt is, zal echter met het voorgaande volkomen helder zijn. De totale winning moet fors omlaag en de adviezen van het Staatstoezicht moeten één-op-één gevolgd worden. Daarnaast moet er ruimhartig en onafhankelijk een schaderegeling komen en moet er langdurig perspectief komen voor het gebied. Uit een peiling van EénVandaag blijkt dat er ook een ruime meerderheid van de Nederlanders vindt dat de Groningers serieus genomen moeten worden. Dat is ook de indruk die wij hebben gekregen tijdens onze tour door het land en onze actie ‘Laat Groningen niet zakken’. Dat moet toch dit College maar ook de partijen PvdA en VVD sterken en maken dat zij ervoor zorgen dat het definitieve winplan voldoet aan de uitgangspunten die ik heb genoemd. Als zij dat niet doen, wordt dit onderwerp wél een verkiezingsonderwerp en geven die partijen mij en mijn partijgenoten geen keus. Dan zullen wij de kiezers herinneren aan het feit dat de PvdA en de VVD dit niet hebben geregeld. De VOORZITTER: Dank. Dan kom ik even terug op de motie ‘Innovatiepark’ om daar de verwarring die ikzelf veroorzaakt heb en direct laat zien dat het voorzitten van deze Staten geen sinecure is, weg te nemen. Op de motie die ik gekregen heb, staat inderdaad één handtekening: dat is namelijk de handtekening van mevrouw Wulfse namens de VVD-fractie, dus die heeft haar ingediend en ondertekend. Alleen, er stonden ook nog de namen van mevrouw Van der Graaf en de heer Dieters onder. Die van de heer Dieters was doorgestreept en bij die van mevrouw Van der Graaf stond de handtekening er niet bij, dus excuses voor de verwarring die ik bij u veroorzaakt heb, maar deze motie is ingediend door de VVD-fractie en ondertekend door mevrouw Wulfse. De heer KEURENTJES (CDA): Het lijkt erop dat de ernst van de Groninger problematiek eindelijk is doorgedrongen tot het kabinet en de maatschappij. Groningen heeft erkenning gekregen voor zijn belangen, dus wat ons betreft de complimenten aan het College en alle partijen die zich daarvoor hebben ingezet. Het is goed dat er nu eindelijk een pakket met maatregelen ligt. Echter, helaas moeten we ook constateren dat de aangekondigde maatregelen beperkt zijn. Bijvoorbeeld: minder gaswinning. Dat klinkt mooi maar bekijk je de cijfers goed, dan zie je dat het gaat om minder gaswinning ten opzichte van 2013, een jaar waarin er een recordhoeveelheid aan gas is gewonnen. Kijken we iets verder terug, dan zien we dat er ten opzichte van de voorgaande jaren – zoals 2011 – nauwelijks minder gas gewonnen gaat worden. En ook het geboden investeringspakket is aan de magere kant. Een te groot deel van de toegezegde middelen gaat op aan schadeherstel en preventieve maatregelen aan woningen en infrastructuur. En dat terwijl er ook wettelijk is bepaald dat wie schade veroorzaakt, deze ook moet herstellen en vergoeden. Dus eigenlijk wordt hier het bedrag opgepoetst. Ik heb al gehoord ‘een sigaar uit eigen doos’. En dan heb ik het nog niet gehad over de waardedaling van huizen en andere opstallen in het gebied – ik kom daar later op terug. Maar gelukkig komt ook voor het investeren in de economie en daarmee de werkgelegenheid en de toekomst van het gebied een bedrag beschikbaar voor de komende jaren – hoe beperkt dan ook. Dit bedrag geeft ons echter wel de kans om op korte termijn te gaan investeren in de veiligheid, leefbaarheid en herstel van de economische basis in de regio – uiterst belangrijk. Maar het is zonder meer onvoldoende om de gevolgen van de aardbeving voor de regio om te gaan tornen in een kansrijk gebied. Het is een aanzet, maar ook niet meer dan dat. We zien dit pakket aan maatregelen als een eerste stap, als een signaal dat de problematiek wordt erkend. Hulde daarvoor. De discussie zal echter ongetwijfeld de komende dagen doorlopen over hoe we deze regio tot een kansrijke regio kunnen doorontwikkelen. Feitelijk schuift de minister met zijn besluit de problematiek vooruit naar misschien wel een nieuw kabinet. Hij neemt immers een besluit voor drie jaar en kondigt nieuwe onderzoeken aan. Die onderzoeken en die maatregelen die hij nu genomen heeft, hadden ook al eerder verricht respectievelijk genomen kunnen worden. Het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen was ook al eerder duidelijk over de risico’s. Dus de gaskraan had ook eerder dichtgekund. Maar het tegenovergestelde is gebeurd: in 2013 – ik heb dat al eerder genoemd – is een recordhoeveelheid gas gewonnen. Wij vinden daarom alleen al om die reden het van belang om de motie die door de Partij van de Arbeid is ingediend, te ondersteunen en mede in te dienen. Herstel van schade en vooral het nemen van preventieve maatregelen hadden ook eerder gekund. Er is een jaar verloren gegaan om de veiligheid te verbeteren – een gemiste kans. En als het 57 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 gaat om de veiligheid van de industriële gebouwen en installaties, dan ontbreekt die eigenlijk volledig in het voorliggende pakket van maatregelen. En waar wat ons betreft ook onvoldoende aandacht voor is, is dat wij vinden dat ook de Crisis- en Herstelwet een prima middel kan zijn en ingezet kan worden om bijvoorbeeld dat gebied – en ik noem daarbij ook de waterkeringen als voorbeeld – versneld aan te passen aan de toegenomen risico’s die samenhangen met de aardbevingen. Hoe gaan we nu verder? De eerste stap is gezet, het CDA wil ook aan de slag en vooruitkijken – geen tijd te verliezen. Maar we zijn er nog lang niet, er moet nog heel veel gebeuren voordat onze inwoners het gevoel en vertrouwen hebben dat ze weer veilig kunnen wonen en werken in deze provincie. Het vertrouwen in de rijksoverheid en de NAM als partij die serieus omgaat met risico’s en schades, is zwaar aangetast. Ik denk dat de reacties die de laatste tijd van zowel vertegenwoordigers als bewoners zijn verwoord, geen misverstand laten bestaan over de houding en het gedrag van – in dit geval – de NAM en de rijksoverheid. Ook hier geldt dat het vertrouwen te paard is vertrokken en dat er te voet teruggekomen zal moeten gaan worden. Over die schade zouden wij de schadeloosstelling het hoog op de agenda willen houden, met name als het gaat om particulieren, bedrijven en gemeenten. En daarvoor hebben wij een motie voorbereid en daarin verzoeken wij het College om bij het kabinet en de Tweede Kamer aan te dringen op het tot stand brengen van een regeling, waarbij de NAM conform de systematiek van de planschaderegeling direct tot compensatie van de waardedaling overgaat. Want zoals dat in de voorstellen is aangekondigd, zal dat pas aan de orde zijn op het moment dat er sprake is van daadwerkelijke overdracht van huizen en gebouwen. De VOORZITTER: De titel van deze motie met nummer 5 is: ‘Compensatie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen’ van de fractie van het CDA: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Overwegende dat de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal; de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de minister van Economische Zaken; het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’; Constaterende dat de minister heeft aangegeven dat over het vierde kwartaal van 2013 alle woningen in het aardbevingsgebied 2% in waarde zijn gedaald als gevolg van de aardbevingen; daling van de waarde van woningen (WOZ/OZB) niet alleen gevolgen heeft voor woningeigenaren, maar ook voor gemeenten en andere instanties zoals waterschappen en corporaties; in het compensatiepakket wordt voorgesteld dat de waardedaling pas wordt gecompenseerd na verkoop van de woning; het onherroepelijk vaststaat dat alle woningen in het aardbevingsgebied te maken hebben met waardedaling, ongeacht het moment van verkoop; de reguliere planschaderegeling de waardedaling vergoedt bij het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bij het kabinet en bij de Tweede Kamer aan te dringen op het tot stand brengen van een regeling waarbij de NAM conform de systematiek van de planschaderegeling direct tot compensatie van de waardedaling overgaat; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer KEURENTJES (CDA): Nogmaals: wij willen vooruitkijken. Wij moeten aan de slag, wij moeten aan het werk, de dialoog blijven voeren en afspraken maken voor de korte, maar zeker ook voor de lange termijn. Want ook daarvoor zal een pakket maatregelen op tafel moeten komen dat niet na drie jaar ophoudt, maar doorgaat voor de lange termijn en wij roepen het College op om de druk erop te houden. De heer ZWERTBROEK (D66): ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.’ Er was lange tijd onzekerheid over: wat komt er uit Den Haag? Maar na een jaar ligt er nu een pakket van minister Kamp en de onderhandelaars. Ik dank de onderhandelaars vanuit Groningen. Wat D66 betreft is dit een eerste stap na een zeer lange weg om het vertrouwen terug te winnen van de Groninger bevolking. Maar het is ook belangrijk, want het is nu eindelijk een officiële erkenning voor de schade die er is in het gebied en de aardbevingen die het gevolg zijn van de gaswinning. 58 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Veiligheid en leefbaarheid staan voorop voor D66 op deze lange weg, waarin wij samen met Den Haag het vertrouwen moeten terugwinnen van de bevolking. Wat D66 betreft moet alle – maar dan ook alle – schade als gevolg van deze gaswinning vergoed worden. Dat is goed fatsoen. Dit budget staat aangemerkt als raming – en terecht, want we weten niet hoeveel schade er is en we weten ook niet hoeveel er nog gaat komen. Ook het ontzorgen van de bewoners wordt beschreven in de plannen. Ook dit – en dat zijn dan mensen die als gevolg van ernstige schade aan gebouwen hun huis moeten verlaten – vinden wij fatsoen. Evenals ons cultureel erfgoed, de pronkjewailtjes in het gebied waarvan de schade hersteld moet worden. Complimenten aan de Commissaris van de Koning en gedeputeerde Wilpstra, die in de hoorzitting van afgelopen maandag duidelijk taal hebben gesproken richting de Tweede Kamercommissie Economische Zaken. Terechte kritiek of vragen richting Den Haag over de blijvende risico’s. Waarom is het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen niet opgevolgd? Wat doet dat met het vertrouwen in het gebied? Weliswaar geen taak van de provincie, maar toch een aantal vragen over die gaswinning. Is een vermindering nu afdoende voor de veiligheid in het gebied, gelet op het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen? Is dit genoeg voor de regio Loppersum? Wat betekent de wijziging van het gebied verder voor de regio Slochteren en hoe zal de monitoring plaatsvinden? Dit zijn lastige vragen, maar het zijn ook logische vragen als de veiligheid nummer één is. Indien aanpassingen van de gaswinning niet leiden tot het gewenste resultaat, wat betekent dat dan voor de gemaakte afspraken? Is er dan een heroverweging? Komen er tussentijdse evaluaties? Kan GS daar meer duidelijkheid over geven? Wij blijven onze grote zorgen maken en helaas bevatten de plannen geen langetermijnvisie. Ja, er is veel onduidelijk, maar gezien de precaire situatie is het juist van belang dat er nu meer duidelijkheid is over de lange termijn. De mensen in het gebied verdienen dat ook. Voor iedereen – en zo ook voor D66 – is duidelijk dat het risico op aardbevingen blijft; dit is ook zo geuit door de heer De Jong, inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen. Het is ook niet meer dan terecht dat de Onderzoeksraad voor de Veiligheid onderzoek gaat doen in het gebied. Wat D66 betreft had het eerder kunnen gebeuren, maar dat gebeurt. Zoals ik al zei: dit is een eerste stap op weg naar vertrouwen. En het is een lange weg, langer dan vijf jaar. En weliswaar is dit ook iets wat in Den Haag wordt besproken, maar dit is ook essentieel: D66 zou graag zien dat de aardgasbaten niet op de lopende rekening van het Rijk worden gestort, maar in een fonds voor energietransitie in Nederland en specifiek ook voor Groningen – we zijn immers een energyport en dat kan hiermee gefinancierd worden. Daarnaast betekenen minder boringen ook meer tijd voor onderzoek. Het aantal boringen – en daarmee de leefbaarheid en veiligheid – is niet langer afhankelijk van de begrotingspolitiek in Den Haag. Het plan van Kamp is een startschot. Er moet nog veel werk verzet worden en er is nog veel werk aan de winkel voor een langetermijnoplossing voor dit nationale probleem. Immers, de afgelopen decennia heeft het hele land baat gehad aan het gas in Groningen en dat maakt het probleem ook een nationaal probleem. Wat D66 betreft is veiligheid de topprioriteit. Goede schadeafhandeling is vanzelfsprekend en fatsoenlijk en een langetermijnvisie noodzakelijk. De heer RAM (PVV): Het akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is een kleine eerste aanzet tot de verbetering van de schrijnende situatie waar Noordoost-Groningen in zit. Sinds de aardbeving in Huizinge wachten de burgers nu al anderhalf jaar op maatregelen. Waarom is er zolang gewacht met maatregelen en hoe snel wordt dit akkoord uitgevoerd? Daarbij heeft Provinciale Staten een motie ingediend waarin wordt gepleit voor circa 1 miljard. In dit akkoord wordt het teruggebracht tot 300 miljoen over een periode van vijf jaar. De PVV vindt dit niet voldoende. Wat is de mening van het College hierover? Burgers zitten niet te wachten op internet, zonnepanelen of energietransitie ter compensatie, maar op herstel van veiligheid, snel herstel van schade, volledige schadeloosstelling, financiële zekerheid en herstel van de verkoopbaarheid van de huizen. Wanneer deze basisbehoeften niet worden hersteld, dan is er geen perspectief. Bedrijven en potentiële inwoners zullen zich nooit vestigen in een regio waar deze rechten worden geschonden. Zonder herstel van deze zekerheden is het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de economie daarom niet mogelijk in onze optiek. De PVV vindt dat deze basisbehoeften en –rechten het belangrijkste zijn en vindt dat daar het geld heen moet gaan. Deelt het College deze visie? Zo nee, waarom niet? Vrije vestiging is volgens de PVV niet alleen goed fatsoen, maar ook een recht. Dat Nederlandse burgers zelf mogen kiezen waar zij willen wonen. Wat is de mening van het College hierover? Op dit moment zijn veel huizen onverkoopbaar, een aantal huizen zelfs onveilig en zitten burgers in financiële problemen. Burgers hebben hier niet om gevraagd en daarbij is jarenlang 59 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 ontkend dat de schade aan huizen door de gasboringen van de NAM kwam. Op dit moment weten we wel beter. Veel burgers in Noordoost-Groningen voelen zich daarom gevangenen in hun eigen huis, gegijzeld door de NAM. Het akkoord doet te weinig om dit probleem op te lossen. Wij vinden het nu ook tijd voor actie en daarom willen we zo snel mogelijk een uitkoopregeling. De PVV kiest voor de vrijheid van burgers, niet voor de angst voor een eventuele leegloop. En daarom dienen wij deze motie. De VOORZITTER: De titel van de motie met nummer 6 is ‘Uitkoopregeling’. De motie is van de fractie van de PVV: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat in Noordoost-Groningen het aantal aardbevingen en de intensiteit ervan toenemen en daarmee ook de materiële schade en de risico’s op gewonden en wellicht in de toekomst zelfs dodelijke slachtoffers; ondanks eventuele schadevergoedingen door de NAM de huizen in dit gebied door de toegenomen risico’s vrijwel onverkoopbaar zijn geworden; bewoners al anderhalf jaar wachten op adequate maatregelen; Overwegende dat dit voor veel onrust en angst zorgt bij de bewoners, die in feite gevangen zitten in hun onverkoopbaar geworden huis; een verbetering van het perspectief van burgers in het gebied begint bij een snelle afhandeling van een volledige schadeloosstelling of uitkoopregeling dan wel financiële zekerheid, herstel van veiligheid en vrijheid van vestiging; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. direct samen met de regering, de NAM en bewoners een uitkoopregeling op te zetten waar bewoners die in het risicogebied van Noordoost-Groningen wonen, gebruik van kunnen maken, zodat de bewoners óf een aardbevingsbestendig huis kunnen herbouwen óf kunnen verhuizen; 2. te onderzoeken hoeveel bewoners in het getroffen gebied aanspraak willen maken op een uitkoopregeling en hoeveel van deze groep bewoners in de provincie Groningen wil blijven wonen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Allereerst is een woord van waardering voor onze Commissaris van de Koning, maar ook voor bewoners, al dan niet verenigd in de Groninger Bodembeweging of andere actiegroepen, op zijn plaats. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld bij het opvoeren van de druk bij de besluitvormers in Den Haag, om het verhaal van Groningen te vertellen en continu onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. Het heeft ons verbaasd hoe moeilijk het was om deze boodschap te laten doordringen tot andere delen in dit land. Maar wij zijn u allen zeer erkentelijk hiervoor. Een jaar geleden maakte het Staatstoezicht op de Mijnen bekend dat de kans op zwaardere aardbevingen in Noordoost-Groningen door gaswinning aanzienlijk groter is dan werd gedacht. De minister kreeg daarom het advies de gaswinning zo snel mogelijk te reduceren. In plaats daarvan werden er extra onderzoeken ingesteld, werd er in 2013 juist meer aardgas gewonnen en kwam kort na dat onrustveroorzakende bericht geen erkenning van hoe de aardbevingen ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Hoe groot is het ongemak dat de Groningers ondervinden, hun gevoel van machteloosheid en van niet-serieus genomen worden. Het vertrouwen van veel Groningers in de rijksoverheid en de NAM is door de problemen met de gaswinning tot een dieptepunt gedaald en er is heel veel voor nodig om dat terug te winnen. De staat van Groningen werd ook maandag heel duidelijk naar voren gebracht tijdens het rondetafelgesprek tussen bewoners, bedrijven en bestuurders met leden van de Tweede Kamer. Met het kabinetsbesluit van anderhalve week geleden is een stap gezet vanuit het kabinet richting de mensen en de regio. Sinds het advies van het Staatstoezicht van een jaar geleden is dit het allereerste signaal van erkenning geweest van de zijde van het kabinet. Het is een gegeven dat het signaal er nu is en dat telt, maar het had er volgens de ChristenUnie veel eerder moeten zijn. We zijn hier vandaag bij elkaar voor een eerste reactie op het kabinetsbesluit, dat uiteenvalt in een gaswinningsbesluit en een akkoord voor de regio – ik zal op beide ingaan. Voor de ChristenUnie staat de veiligheid van de bewoners te allen tijde voorop. De maatregelen die het kabinet voorstelt, zijn in onze ogen onvoldoende om die veiligheid te waarborgen. De kans dat een aardbeving sterker dan 4,1 op de Schaal van Richter is met 10% aanzienlijk te noemen. En die risico’s worden wat ons betreft onderschat. Het interview met de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht 60 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 op de Mijnen afgelopen vrijdag in NRC Handelsblad en de berichten van onafhankelijke deskundigen in de media geven dit ook aan. Daarnaast is er nog veel onduidelijk. Het kabinet geeft aan bij Loppersum de gaswinning met 80% te willen verminderen, maar de totale productie blijft echter nagenoeg gelijk. Elders zal er dus meer moeten worden gewonnen en niet bekend is wat de gevolgen daarvan voor de andere gebieden zullen zijn met betrekking tot veiligheid en schade. De ChristenUnie maakt zich zorgen over de veiligheid van de bewoners en er zullen wat ons betreft dan ook extra maatregelen getroffen moeten worden. Daarom hebben wij mede de motie ingediend die zojuist door de heer Dieters is overhandigd. Wij vragen ook het College of men voornemens is een zienswijze in te dienen op het gaswinningsbesluit. Dan ten aanzien van het akkoord. Erkenning van het feit dat er een zware last op het gebied drukt zal gepaard moeten gaan met geloofwaardige maatregelen. Met het akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is daartoe een eerder stap gezet. De adviezen van de commissieMeijer – maatregelen die kunnen rekenen op draagvlak in de bevolking – hebben daarin een plek gekregen. Het versterkingspakket voor de regio omvat nu zo’n 1,2 miljard. Dat bedrag wordt net iets mooier voorgesteld. De herstelkosten bij schade aan woningen, bedrijfspanden, monumenten en andere gebouwen maken nu deel uit van dat pakket, terwijl dat kosten zijn die in alle gevallen volledig vergoed dienen te worden en voor rekening dienen te komen van de NAM – dat is bij wet geregeld. Op vragen van de ChristenUnie afgelopen maandag tijdens de technische sessie die we met elkaar hebben gehad, antwoordden de onderhandelaars van het akkoord dat daarover geen onduidelijkheid bestaat bij de deelnemende partijen en de NAM. De kosten zijn daarom ook als raming opgenomen. Wat de ChristenUnie betreft horen deze kosten in beginsel niet in dat pakket. Maar tegelijk wijzen wij erop dat de minister in de bijeenkomst op het provinciehuis op de zaterdag na het besluit heel duidelijk heeft toegezegd dat als er meer middelen nodig zijn, die middelen er zullen komen. En er waren heel veel getuigen toen de minister deze uitspraak deed. Ten aanzien van de schade is er duidelijk behoefte aan een onafhankelijke beoordeling en afhandeling bij die schade. Wij hopen dat dit goed geregeld zal gaan worden en dat de contractpartijen zich allen daarvoor zullen inspannen. De verjaringstermijn van de schadeafhandeling, die nu een zorgpunt is, zou een goed agendapunt zijn voor de nieuwe dialoogtafel. Het pakket is nu voor vijf jaar afgesloten en afhankelijk gemaakt van de risico’s in de toekomst en eventuele aanpassingen in de winning. Dat zouden wij graag anders zien en wij pleiten met de commissie-Meijer voor een langjarig programma van twintig jaar. Wij hebben begrepen dat dit in de onderhandelingen niet overeind kon worden gehouden, maar dat er wel een langjarig commitment is. Die langjarige continuering is voor ons nu onvoldoende concreet. Op dat punt is de ChristenUnie dat de vinger aan de pols moet worden gehouden. En ook de Kamer zal zich hier wat ons betref over moeten uitlaten. Wij vragen het College wat men voornemens is te doen om de contractpartijen hierop bij de les te houden. De ChristenUnie is van mening dat er een langjarig toekomstperspectief moet worden geboden aan de prachtige regio waar het hierom gaat. Een economisch perspectief en een aantrekkelijk leefgebied voor nieuwe generaties, ook als er straks geen gas meer wordt gewonnen. Er moet nagedacht worden over nieuwe impulsen voor de doorontwikkeling van die regio. Er zal een visie moeten worden opgesteld voor het gebied, onder meer over welke waarde Noordoost-Groningen straks in de toekomst heeft. Daarvoor is in onze ogen ook de inspanning van de provincie vereist. Wij vragen het College op welke wijze het College daar invulling aan kan geven. Ik kom tot een afronding. Het is niet zo dat we er vandaag over spreken en het onderwerp daarna laten rusten. De gepresenteerde plannen zijn een eerste stap in de richting van de bewoners en het gebied, maar vervolgstappen zijn in de ogen van de ChristenUnie onontkoombaar. Het is van belang dat er snel een aanvang wordt gemaakt met de maatregelen van het akkoord en de ChristenUnie blijft de uitvoering daarvan ook kritisch volgen. Onze boodschap die wij uitspreken in de richting van het kabinet en richting de Tweede Kamer is: herstel vertrouwen, garandeer veiligheid en bied toekomstperspectief aan de regio. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Vertrouwen. Het is een beladen woord. Het zegt iets over de toekomst, maar ook iets over het verleden. Vertrouwen is er immers niet zomaar, het is gebaseerd op ervaringen. En de ervaringen van de inwoners van Noordoost-Groningen hebben deuken en scheuren opgelopen. Het zijn zwaarbeschadigde ervaringen geworden. Eerst werd er jarenlang gedaan alsof er amper aardbevingen waren en werd ontkend dat de aardbevingen erger werden, tot de klap in Huizinge in augustus 2012. Die was aanleiding tot écht onderzoek. Dat onderzoek eindigde in een zeer belangrijk advies van het Staatstoezicht op de Mijnen in januari vorig jaar. Een advies dat aangaf dat de reductie van de aardgaswinning met 40% nodig was om de aardbevingen hard te verminderen en de risico’s te verkleinen. Pas dan nemen de aardbevingen af en pas dan wordt het veiliger. En dat 61 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 is wat de Groningers willen: veiligheid en zekerheid voor de toekomst, een goed vooruitzicht. En dat is met het huidige besluit rondom de gaswinning niet. Het is wel een goed en verdiend vooruitzicht voor Loppersum, waar 80% wordt geminderd. Maar niet voor de rest van Groningen waar nog meer wordt gewonnen dan voordat de gaswinning van 45 miljard kuub naar 53 miljard werd opgeschroefd. Het gasbesluit is een poldermodel en geen keuze. Kiezen vereist namelijk lef. Lef om te zeggen: we gaan het anders doen voor onze burgers in Groningen voor de toekomst. Professor Jan Rotmans zei het al: ‘Ons kabinet heeft geen toekomstvisie op gas. Het gas is over 15 jaar op en er ligt geen plan voor na die tijd. Dit had het moment kunnen zijn voor een radicale gasrevolutie. Een masterplan, een plan met een visie voor de toekomst voor de Groningers. Een plan dat werkgelegenheid moet opleveren, want er moet dan veel werk verzet worden. En dat beseft onze fractie zeer goed. Daarom vinden wij het advies van de commissie-Meijer, een duurzame toekomst voor Groningen, ook zo goed. Gewéldig, vonden we het, enthousiast waren we. Een advies waarmee we de Commissaris van de Koning met een goed gevoel de boer op konden laten gaan. Een advies waarin 330 miljoen wordt gevraagd voor het innovatieprogramma gas en waarin de NAM moet dokken voor het aardbevingsbestendig maken van woningen, voor de nulmeting en voor de schadeafhandeling. En – hij zit aan mijn linkerkant nu – de Commissaris van de Koning lobbyde heel goed. Tv-interviews, presentaties – zelfs in Den Haag – zware gesprekken en vele brieven. Onze complimenten daarvoor. Maar des te schrijnender is het dan ook dat het sinds de presentatie van het akkoord niet rustiger is geworden. Het akkoord is namelijk niet wat in het advies staat: het bestaat grotendeels uit de wettelijke verplichtingen voor schadeherstel en preventieve maatregelen en het mist de glamour van de duurzame toekomst die omschreven stond in het advies van de commissie-Meijer. Er komt wel iets van een investering in een duurzaam economisch perspectief, maar het komt uit reeds bestaande potjes en middelen. Ook komt er wel energiebesparing bij verkochte huizen, maar niet zo grootschalig dat het het imago van de regio opkrikt. En het grootste gedeelte van die 1,2 miljard gaat naar die wettelijke verplichtingen van de NAM: schadeherstel, aardbevingsbestendig bouwen en preventieve maatregelen. En dat terwijl in het advies van de commissie-Meijer letterlijk staat de gevraagde 895 miljoen gaat over de éxtra investeringen uit de drie programmalijnen. Waarom staan er geen concrete maatregelen in zoals de cheque voor energiebesparing voor álle gedupeerden? Een boost voor de werkgelegenheid in de regio. Waarom worden er geen keiharde afspraken met de NAM gemaakt, zodat niet de burgers in onzekerheid zitten over wat er over drie of vijf jaar gebeurt, maar de NAM in de onzekerheid. Waarom is de hele Gasmaatregel 2.0 niet te vinden, terwijl die juist een antwoord is op de problemen rond de gaswinning? Met alle respect voor het vele werk dat is verzet, maar met nog meer respect voor het vertrouwen dat hersteld moet worden, dient GroenLinks een motie in. Een motie die het College oproept, alles in werking te stellen om het kabinet en de Tweede Kamer te doen besluiten tot een reductie van 40% van de winning uit het Groningen-veld. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 7, getiteld ‘Oproep reductie aardgaswinning’ van de fractie van GroenLinks: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in zijn brief van 17 januari aan minister Kamp adviseert, niet in te stemmen met de wijziging van het Winningsplan Groningen 2013 van de NAM; in dezelfde brief wordt aangegeven dat het veiligheidsrisico dat de NAM heeft aangegeven, niet gebaseerd is op passende risicoanalyses; voorgesteld wordt om de gaswinning in haar geheel slechts zeer beperkt te verminderen ten opzichte van wat de komende jaren maximaal gewonnen mag worden; het SodM in januari 2013 geadviseerd heeft om de gaswinning uit het Groningen-veld met 40% te verminderen; de maatregelen van het sluiten van vijf boorclusters bij Loppersum slechts een noodmaatregel is, die pas over een jaar effect heeft en dan pas meetbaar is; Overwegende dat het Winningsplan Groningen 2013 van de NAM niet het gewenste effect van directe verbetering van het veiligheidsrisico van de bewoners van Noordoost-Groningen heeft; de veiligheid van de inwoners van de provincie Groningen prioriteit heeft; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. alles in werking te stellen om het kabinet en de Tweede Kamer te doen besluiten tot een reductie van 40% van de winning van aardgas uit het Groningen-veld op zo kort mogelijke termijn; 2. hiervan verslag te doen aan Provinciale Staten; 62 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dan rest mij nog een laatste zin. En die is om aan te geven dat deze motie met deze strekking de veiligheid en de leefbaarheid vooropstelt. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De oplossing voor de onrust en het gevoel van onveiligheid is in de ogen van veel bewoners van het aardbevingsgebied simpel: snelle en soepele schadetaxatie, herstel van schade, maatregelen om nieuwe schade te voorkomen en vooral minder gas winnen. Voor het kabinet in Den Haag ligt het niet zo simpel. Den Haag is gas verslaafd. En die verslaving is van financiële aard. Alle inkomsten uit het aardgas vloeien rechtstreeks naar het Rijk en de aandeelhouders van Shell en Exxon. Politiek Den Haag kan niet zonder het gasinfuus: dat is al 50 jaar zo en dat zeker nog 50 jaar gaan duren. De poging om de aardgasproductie terug te brengen is daarom niet gelukt. Loppersum gaat met 80% naar beneden, maar de balans voor het Groningen-veld blijft gehandhaafd en de productie blijft op het afgesproken peil. Het bedrag dat met het akkoord gemoeid is, lijkt veel. Maar het is een schijntje als je het afzet tegen de miljarden die de provincie de afgelopen 40 jaar zijn onthouden. Ook de immateriële onthouding is gigantisch: veel te lang is door de NAM verzwegen dat de gaswinning en de aardbevingen twee kanten van dezelfde medaille zijn. Het kabinetsbesluit inzake de gaswinning is een gemiste kans om recht te zetten wat al 40 jaar krom is. Een kans die niet meer terugkomt. Want al is de toekomst uiterst onzeker, geen enkele deskundige kan voorspellen wanneer en hoe hevig: de kans op bevingen is 100%. Het zo daarom zomaar kunnen dat het gasbesluit in de zeer nabije toekomst al de geschiedenis in zal gaan als een historische blunder. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De geschiedenis van de gaswinning is eigenlijk in één zin samen te vatten: de productie nam toe, de gasdruk nam af, de bodem daalde en de zeespiegel steeg. En toen ging de bodem schudden. De eerste voorzichtige relaties tussen de gaswinning en de aardbevingen werden al halverwege de jaren tachtig vermoed, maar krachtig door de NAM en ook door de overheid ontkend. De NAM zei zelfs indertijd: ‘Wij willen geen precedent scheppen. Als miljardenbedrijf gaat het ons natuurlijk niet om het geld maar om de zuiverheid in de omgang met onze burgers.’ En vervolgens veranderde er niets en de boringen gingen door. Pas veel later bleek dat het ontkennen van die relatie tussen de gaswinning en de aardbevingen zinloos was. Dat de gevolgen bovendien nog veel erger zijn dan we ooit eerder hadden kunnen vermoeden. De schade die momenteel veroorzaakt wordt door de bodemdaling en de aardbevingen ten gevolge van de gaswinning zijn enorm en niet in één klap af te kopen. Dat vraagt om langdurige en structurele maatregelen. En bovendien vraagt dat om het dichtdraaien van die gaskraan. De Partij voor de Dieren was dan ook blij met het advies van de commissie-Meijer. De gaswinning die door dezelfde heer Meijer werd omschreven als ‘een rooftocht die niet deugde’. De commissie kwam vervolgens met een mooi rapport waarin gevraagd werd om structurele maatregelen met forse investeringen. Forse investeringen in leefbaarheid, in veiligheid, in duurzame energie zodat de gaskraan dicht zou kunnen, investeringen in mensen en bouwen aan vertrouwen. Prachtige woorden, haast te mooi om waar te zijn. En heel even kregen de mensen hier weer een beetje hoop. Wat gebeurde er vervolgens? Politici buitelden over elkaar heen om te zeggen dat het allemaal heel erg was en dat er heel veel geld naar Groningen moest komen, er werd gestreden voor iedere cent, voor veiligheid, voor de dijken, voor de schadevergoeding, voor werkgelegenheid. Langzaam schoven het investeren in vertrouwen en het investeren in leefbaarheid ietsje meer verder naar achteren. En over het dichtdraaien van de gaskraan werd al helemaal niet meer gesproken. ‘Geen woorden maar daden’. ‘We moeten geen tijd verliezen, maar nu maatregelen nemen.’ ‘Actie.’ ‘Niet praten maar doen.’ Allemaal krachtige uitspraken van onze provinciale bestuurders. Stevige taal en dankzij dit soort uitspraken is het hun gelukt om met de minister en de NAM tot een mooi akkoord te komen – althans, tot een akkoord te komen. Want in eerste instantie leefden er nog veel vragen, zoals bij de inwoners als bij de politici: we verwachtten wel dat die zouden worden beantwoord in de loop van de tijd. Maar bij de Partij voor de Dieren komen er eigenlijk steeds meer vragen op en tegelijkertijd groeit de twijfel of dit gasakkoord wel het akkoord is waar we hier in Groningen op hadden gerekend. Neem nou bijvoorbeeld de dialoogtafel. Ik heb sterk de indruk dat heel veel vragen die ik heb, aan de dialoogtafel zullen moeten worden beantwoord en wij zijn bang dat er nog lange tijd gesproken wordt over de inrichting van die dialoogtafel: wie er aan tafel moet zitten en waarover ze gaan praten, hoe de schade moet worden hersteld, hoe de woningen moeten worden versterkt, hoe de dijken moeten worden verstevigd. Praten, praten, praten. We hopen dan ook dat het College erop toeziet dat de woorden ook echt worden omgezet in concrete daden. 63 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 En dan het gasakkoord. Volgens de Partij voor de Dieren is het akkoord zoals het er nu ligt, nog geen schaduw van de voorstellen zoals die door de commissie-Meijer zijn gedaan. En daarin zijn we erg teleurgesteld. Deskundigen blijven aangeven dat zij bij lange na niet genoeg zijn en dat er gewoon veel meer gedaan moet worden. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik hoor de Partij voor de Dieren zeggen dat zij sterk de indruk heeft dat er heel veel vragen die zij heeft, beantwoord moeten worden aan de dialoogtafel. Die indruk hebben wij ook, maar wij denken juist dat aan die dialoogtafel die bewoners zitten en wij willen dat die daarover praten. Dus wat is uw bezwaar daartegen? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nou, het bezwaar daartegen? Het is natuurlijk prima dat men in dialoog gaat om oplossingen te zoeken. Maar we moeten voorkomen dat die dialoogtafel uitmondt in lang en lang en lang praten. Er moeten ook daadwerkelijk concrete maatregelen uit voortvloeien en concrete acties. En als we nu zien dat alle vragen die er nu nog leven over hoe er omgegaan moet worden met monumentale panden, hoe er omgegaan moet worden met huurwoningen – al die vragen, zelfs het eerste begin van een antwoord daarop, moet nog allemaal uitonderhandeld worden aan die dialoogtafel. En daar maken we ons toch wel wat zorgen over. Mevrouw WULFSE (VVD): Zorgen zijn natuurlijk in principe niet erg, maar u hebt in de brief van het College ook een prioritering kunnen lezen, waarmee men naar de dialoogtafel wil. Het gaat natuurlijk ook om zaken die in eerste instantie van belang zijn en dan later. Bent u niet gerustgesteld door die brief en de prioritering die er ook aan die tafel gaat plaatsvinden? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nee, ik ben daar niet helemaal door gerustgesteld. Neem nou bijvoorbeeld de monumentale panden of panden die echt nu onbewoonbaar dreigen te worden. Daarvan zei het College afgelopen maandag tijdens de technische vragenronde dat er in eerste instantie een noodverband zou worden aangelegd en vervolgens aan die dialoogtafel zal worden gekeken wat er verder nog nodig zou zijn. Nou, van dat noodverband hebben we wel genoeg gezien hier in de provincie, wij vinden dat het nu echt tijd is om goed te luisteren en snel tot actie over te gaan, Zoals ik al zei: ik heb een héleboel vragen nog, maar die zal ik hier niet stellen. Een paar wil ik toch noemen. Waarom is het voorstel bijvoorbeeld niet amendeerbaar? Waarom worden wij niet in de gelegenheid gesteld om aanpassingen te doen of verbeteringen aan te brengen? Waarom is de looptijd gekoppeld aan de gaswinningsvergunning van de NAM? Want ja, zo komen we natuurlijk nooit van het gas af, want als we gas boren en dat koppelen aan de looptijd van de investeringen in leefbaarheid en dergelijke, nou dan hebben we nog een lange weg te gaan. De NAM boort ondertussen nog een paar kleine velden aan. Zij gebruiken daarbij veel water en veel chemicaliën om de putten te stimuleren, om de putten te inactiveren, om de putten te verbeteren. En als het gas bijna op is, nou dan trekken we de steenlagen net zo lang weg tot het gas ook de kleinste kiertjes naar boven komt. En daarmee gaat heel veel verontreinigd water de grond in en vervolgens pompen ze de helft er weer uit. In mooie informatiefolders wordt uitgelegd dat dit naar de erkende zuiveringsbedrijven wordt afgevoerd in het belang van onze veiligheid. Maar het blijkt dat het water helemaal niet wordt afgevoerd, het wordt gewoon weer in de grond gestopt en wel op één plek: namelijk onder het chemiepark bij Borgsweer. En wij waren dan ook verbaasd dat in al die rapporten over een kwetsbare infrastructuur deze wateropslag niet werd genoemd – zeker omdat wij ons grote zorgen maken over de stabiliteit van de ondergrondse zoutkoepels gelet op de aardbevingen, ook in Borgsweer. Daarom willen wij een motie indienen. De VOORZITTER: De titel van de motie is ‘Herziening vergunning wateropslag NAM Borgsweer’ en zij is afkomstig van de fractie van de Partij voor de Dieren: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat GS in 2006 een ontheffing voor onbepaalde tijd van het Lozingenbesluit Bodembescherming hebben verleend aan de NAM ten behoeve van de opslag van zwaar verontreinigd afvalwater in een gasveld bij Borgsweer, als onderdeel van een vergunning Wet milieubeheer; in de omgeving van Borgsweer regelmatig aardbevingen plaatsvinden; Overwegende dat recente inzichten over de gevolgen van gaswinning op bodembeweging een andere licht werpt op de stabiliteit van het gasveld waar de injectie plaatsvindt; het onduidelijk is in hoeverre de gronden waarop de ontheffing is gebaseerd, nog accuraat zijn; 64 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. de ontheffing te herzien met inachtneming van de recente bodembewegingen en de verwachtingen voor de toekomst; 2. de afvalstroom opnieuw te laten toetsen op milieubelasting, vanwege inzet van nieuwe technieken die gebruikt worden voor de gasproductie zoals fracken; 3. de ontheffing opnieuw te laten toetsen door deskundigen, zoals bijvoorbeeld het Staatstoezicht op de Mijnen dan wel een andere onafhankelijke deskundige instelling; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik begon mijn bijdrage door in één zin de geschiedenis van de gaswinning samen te vatten en wij hebben in die hele geschiedenis toch een aantal calamiteiten meegemaakt – laat ik ze zo omschrijven. Ik kan een paar noemen en ik begin met een ooggetuigenverslag van iemand die een van die calamiteiten heeft meegemaakt: ‘Het was alsof een onzichtbare hand de aarde openscheurde. Het was een leven als een oordeel, erger dan een bombardement. De boortoren wankelde en stortte krakend in elkaar, machines en boormaterieel zakten steeds dieper weg in de krater die door de explosie was ontstaan.’ Dit is niet een ooggetuigenverslag van een recente aardbeving maar het gaat over de calamiteiten uit 1965 bij ’t Haantje. In 1976 was er ook zo’n calamiteit. Door de injectie van stoom werd olie uit de omgeving van Schoonebeek opgepompt en dat leidde uiteindelijk tot meerdere dagen oliestromen uit de grond. De NAM heeft al die schade, zowel in ’t Haantje als in Schoonebeek, keurig vergoed, maar we zijn erg verbaasd dat de NAM sinds een aantal jaren in Schoonebeek op dezelfde manier als in 1976 gewoon weer door stoom te injecteren in de bodem olie gaat winnen. En wij vinden het niet logisch om door te gaan op de oude voet en niet te leren van de fouten uit het verleden. Want die ene zin over de geschiedenis van de gaswinning, ‘de aarde daalt, de zeespiegel stijgt en de bodem schudt’, daar moeten we toch eens vanaf. De VOORZITTER: Dan zijn we aangekomen bij de beantwoording van het College van Gedeputeerde Staten in eerste termijn. Ik kijk even naar de Commissaris van de Koning, de heer Van den Berg. Die gaat direct tot de beantwoording over, zie ik. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): In de eerste plaats zou ik de Staten willen danken voor de gezamenlijke inzet die u met zijn allen gepleegd hebt langs al uw verschillende maatschappelijke partijlijnen tot aan het landelijke toe en voor het gezamenlijke optrekken hier in onze Staten en naar buiten toe. Er zitten forse verschillen in de diverse opvattingen – we horen het debat vanavond – maar u bent erin geslaagd om tijdens die periode waarin u voor de Groningers moest opkomen, ook gezamenlijk op te trekken en dat heeft resultaat gehad. En terecht zegt u: dat is een resultaat dat niet alleen hier door ons met elkaar gemaakt is, maar ook door de Groningers met elkaar en die hebben dat in verschillende toonaarden op verschillende wijzen en op verschillende plekken gedaan. Dat is met elkaar door de bedrijven en door de maatschappelijke organisaties gedaan en dat heeft opgeleverd dat we uiteindelijk het verhaal goed hebben doorgekregen op landelijk niveau. We zijn van ver gekomen en het heeft lang geduurd. We zijn een heel jaar bezig geweest en redelijk tegen de klippen op. In het begin werden we slecht gehoord en afgewezen, in het begin was het moeilijk om duidelijk te maken hoe groot de impact was op onze inwoners en bedrijven in het gebied zelf. In het begin was het ook zo dat wij uiteindelijk niet landelijk klaarkregen om een commissie-Meijer tot stand te brengen. Uiteindelijk is dat gelukt, uiteindelijk is dat ook geaccepteerd en uiteindelijk heeft dat ook een enorme werking gekregen. Maar het was moeizaam bevochten en we mogen zeggen dat we daar uiteindelijk met elkaar gelukkig in zijn geweest, zoals u dat ook hebt uitgedrukt in een motie in uw Staten en daarin ons opdracht heeft gegeven om de resultaten van die commissie vervolgens proberen uit te onderhandelen met de regering. Daar past een eerste opmerking en dan maak ik gelijk ook even een opmerking over de taakverdeling achter de tafel. Collega Wilpstra zal zometeen ingaan op een aantal kwesties die direct te maken hebben met de gaswinning, de zienswijze etcetera. En veel van uw vragen gaan er nog komen, het ingewikkelde van het dossier is dan ook heel duidelijk dat die kwesties heel sterk ingrijpen op vragen over de schade, waardevermeerdering, perspectief, hoe zie je het een en hoe zie je het ander. Dus helemaal scheiden gaat niet, dus zo zullen we het even proberen en collega Moorlag zal, als hij het gevoel heeft dat het nuttig is om een aantal dingen uit de onderhandelingen even naar voren te trekken, nog een aantal specifieke dingen in de beantwoording brengen. Maar, pratend over die commissie-Meijer, zult u zich nog herinneren dat de heer Meijer bij presentatie zei: ‘Eén ding hebben we nog niet gedaan: wij konden niet oordelen over de gaswinning 65 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 als zodanig en het hele proces omdat dat onze expertise niet is en ook onze opdracht niet is. Daar ligt de verantwoordelijkheid bij de minister.’ Dus al diegenen die recht willen doen aan het rapport van de commissie-Meijer, moeten dat niet uit dat rapport halen: dat is een separate discussie. Wat ze wél gezegd hebben is dat het vanzelfsprekend veiligheid op dat punt essentieel is voor het kunnen functioneren van alle voorstellen in het rapport van de commissie-Meijer – dat is correct. En daarmee is door de mand genomen ook door ons in onze woordvoering steeds gezegd om zo dicht mogelijk bij de positie te blijven die het enige onafhankelijke orgaan voor de regering, het Staatstoezicht op de Mijnen, geeft als advies. En op dat punt hebben we ook steeds langs die lijn geopereerd, zonder de verantwoordelijkheid over te nemen van de minister, omdat hij daarin de eerste verantwoordelijkheid draagt. Goed. Dat gezegd hebbend hebben wij op de eerste plaats gelijk een hoofdpunt in de discussie volgens mij. Want een aantal van u heeft waardering en dank van onze inzet aangegeven. Wij danken u voor die waardering. Tegelijkertijd hebt u gezegd dat het zwakke punt in die vijf jaar zit. Want wij hebben weliswaar een commitment voor die vijf jaar, maar daarna is het een langjarige continuering zonder dat dat hard gemaakt is. Welnu, u hebt bij mij en ook anderen horen spreken richting de Vaste Kamercommissie Economische Zaken afgelopen maandag en ik herhaal het hier. In reactie op uw vragen over de acties die wij gaan ondernemen hoop ik dat u in staat bent – en dat wij in staat zijn – om met elkaar de Tweede Kamer – coalitie en oppositie dwars door elkaar, hetzelfde als hier – ervan te overtuigen dat het van grote waarde is dat men in staat is om die langjarige committering expliciet Kamerbreed uit te spreken. Want zélfs als men iets verandert in de aardgaswinning ten opzichte van het voorgenomen patroon, dan nog geldt dat de effecten ervan geologisch heel stevig en langdurig blijven in dit gebied. En wat men er allemaal al uitgehaald heeft in zichzelf, daarvoor verdient het feit dat het gebied langjarig wordt aangepakt en ondersteund. Dat maakt nodig dat we niet alleen in vijfjarentermen spreken maar over een langere periode. En dat maakt dat de Tweede Kamer naar mijn mening – en naar onze mening – er heel goed aan zou doen dat ook expliciet te maken. Nu moet ik zeggen – daar wens ik ook helder over te zijn – dat minister Kamp zéér helder in méérdere uitingen – of het nu in Buitenhof was of hier in dit provinciehuis op de zaterdag na het besluit – is geweest. Het is ook zijn stelling dat je niet kunt zeggen: ‘Vijf jaar en daarna stoppen we en dan wegwezen. Wij hebben een langjarige verplichting.’ Goed, dat is wel wezenlijk want hier moeten we gezamenlijk actie over voeren de komende tijd. Dit is nog een keer écht samen optrekken. Nu komt een ander punt en daar maak ik een verschil met een aantal van u die dat toch anders hebben neergezet. Die twaalf programmalijnen zoals die in de commissie-Meijer zijn alle twaalf terug te vinden in het uitonderhandelde akkoord. Wij waren domweg niet akkoord gegaan als we dat niet hadden kunnen doen. Dat was onze opdracht en we hadden heel goed het gevoel dat als we dat niet haalden, we dan hadden moeten zeggen dat het ons speet en we daarmee ook niet konden terugkomen. Wat uw vraag is: wat is dan uw positie van uw kant? Die is: verwerpen of accepteren. In die zin is het niet meer amendeerbaar, we hebben het met elkaar, met al die partijen, tot diep in de nacht uitonderhandeld en dan komt het moment waarop je elkaar aankijkt en zegt: ‘Dit zal het zijn’. Het aardbevingsbestendig maken van woningen en andere gebouwen en de nulmeting, waardevermindering en tegemoetkoming, garantiestelling bij woningverkopen, oplossingen in schrijnende gevallen, verbeterde schadeafwikkeling door de NAM, een professionele uitvoeringsorganisatie met onafhankelijk toezicht, herstructurering van de woningmarkt en winkelcentra in kerngebieden, behoud en herbestemming van molens, borgen en kerken, impuls van de lokale energieopwekking, snel internet via glasvezel in het landelijk gebied, verbetering van het economisch perspectief van de regio en de overlegtafel: ze staan er alle twaalf in. En wat betreft de bedragen staat er zelfs iets meer in dan voor de eerst vijfjaarsschijf bij de commissie-Meijer. Het verschil is natuurlijk essentieel: de vijf jaar en de twintig jaar. En daar maakte ik ook exact de opmerking dat we het stuk op dat punt met elkaar nog harder moeten zien vast te leggen. Maar op al die twaalf genoemde punten is dat gebeurd. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dank dat u alle maatregelen net even opsomde, maar ik was een van de mensen die specifiek vroeg naar de maatregelen. Kunt u ook concrete voorbeelden van Gasmaatregel 2.0 als maatregel opnoemen? De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ja, dat kan ik. Dan moet ik even kijken in de aantekeningen die ik daarvoor gemaakt heb. Bij Gasmaatregel 2.0 is expliciet verwezen naar de specifieke paragraaf van het akkoord in bijlage 3 van het rapport-Meijer, waarin Gas 2.0 expliciet behandeld wordt. Dat kan ook niet anders, want het is een van de terreinen waarop energietransitie – 66 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 naast groene chemie – wezenlijke stappen te zetten zijn. Ik kom zometeen daar bij het economic board op terug en ik kom ook terug op het punt zelf als zodanig, want daar zijn ook moties over geuit. Mijn stelling was dus dat ze alle twaalf zijn terug te vinden in het akkoord. Dan de bedragen: die vind ik wel essentieel. Zo sterk als we sommige dingen nog zwaar moeten uitverdedigen – om het zo maar te zeggen – voor die volgende vijftien jaar, zo moeten we ook hier trots durven te zijn dat we die centen wél hebben binnengehaald. Nu is er inderdaad een verwarring en die hebben we ook helder toegelicht afgelopen maandag. Sommigen zeggen: ‘Hoe zit het dan met die 1,2 miljard?’ Wel, in de kern is het zo dat die sporen – waardevermeerdering panden, vergroten leefbaarheid en economisch perspectief – bij elkaar natuurlijk het totale bedrag hebben van die 1,18 miljard. Voor zover het de Meijer-maatregelen betreft gaat het om 300 miljoen. En als u kijkt naar de Meijermaatregelen en de financiering daarbij, dan was het 45 à 50 miljoen – dus inclusief onze eigen bijdrage. Ook die 300 miljoen is inclusief onze eigen bijdrage, dat is correct. Maar dan is 300 miljoen gewoon meer dan 250 miljoen. En het gaat me er nu niet om om meer of minder te berekenen, maar in die vijfjaarsschijf staat dat er echt in en op dat punt geloof ik dus ook dat we kunnen zeggen dat we dat hebben binnengehaald. De heer RAM (PVV): De vorige keer zijn we ook over deze kwestie bijeengeweest en hebben we daar een Statenvergadering aan gewijd. En toen is bij mijn weten gezegd dat we bij het uitvoeringsprogramma gaan praten over de concrete invulling van de maatregelen. Dus dat was toen nog niet in beton gegoten en nu presenteert u het onderhandelingsresultaat als in beton gegoten en daar kan niets meer aan veranderd worden. Kunt u dat verschil verklaren? De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ja. De bedragen die wij mee hebben gekregen uit de twaalf maatregelen van de commissie-Meijer waren een raming, waaruit men vervolgens de financiering van die 45 à 50 miljoen per jaar over een jaarschijf van twintig jaar heeft weergegeven. Men heeft ook die verschillende zaken gecijferd. Daarop hebben we onderhandeld, vervolgens moet veel van wat daar staat – dat is ook eerder hier gezegd – aan de dialoogtafel – daar kom ik zometeen wel op terug – stevig verder worden uitgewerkt en dan krijg je gewoon de verdere invulling. Die is niet in beton gegoten, dat is juist bewust in het akkoord neergelegd als onverstandig om in beton te gieten. Dat moet je bij de verschillende belangenclubs onder en met elkaar laten uitzetten. Maar we hebben er geen enkele twijfel over gelaten dat wij – en dat staat ook in die motie met zoveel woorden – dit punt als inzet hebben. De heer RAM (PVV): De inzet van die motie onderschrijf ik wel, die hebben we ook ondertekend. Maar mijn vraag is: wij hier als Staten kwamen nog over het uitvoeringsprogramma te spreken en dat daar de invulling werd gegeven. Nu wordt dat dus aan de dialoogtafel gedaan en dan zijn wij als Staten toch meer een toeschouwer – een van de vijftien wellicht – en dat is een hele andere invulling van de interpretatie van uw woorden toentertijd. Dus ik wil daar graag een verklaring voor. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): In het rapport van de commissie-Meijer staat met zoveel woorden dat veel van die dingen verder moeten worden uitgewerkt aan de dialoogtafel als onderdeel van de opdracht die we hadden met elkaar – en die hebben we ook als zodanig uitonderhandeld en dat staat ook in het akkoord. Maar u hebt gelijk: u hebt een interessant punt, niet zozeer om dat te markeren tegenover het verleden als dat we dat anders zouden hebben ingezet. Nee, we hebben ingezet zoals het eruit gekomen is, maar dat betekent wel voor u als Staten, voor ons als College, voor de gemeenten, voor de NAM en voor het Rijk dat ze daar aan die tafel zitten met de mensen uit dat gebied en dat we dat stukje moeten loslaten. En dat elk van die mensen een beetje ruimte moet hebben om tot een akkoord over de verdere uitwerking te komen. Dan gaat het werken. Dat wordt nog een interessante nieuwe manier. Voor ons geldt: wij zullen op een andere manier met dat gebied moeten werken en de bewoners en bedrijven daar meer de ruimte moeten geven om hun keuzes te maken – dat lijkt me een spannend en prachtig perspectief. De heer RAM (PVV): Ik constateer vanuit mijn beleving toch een wezenlijk verschil tussen de vorige Statenvergadering en deze qua invulling. Dat wil ik toch even markeren. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik heb een interruptie op de heer Ram, want ik ben toch een beetje verbaasd. We hebben toch met zijn allen gezegd dat de inwoners centraal moeten staan. Om wie draait het hier? Het draait hier niet om ons, het draait om de mensen die schade hebben, om de inwoner. Specifiek de partij die altijd zegt dat zij kijkt naar de mens en naar de burger, zegt nu dat zij hier wel iets over te zeggen wil hebben. Hoe verklaart u dat? 67 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer RAM (PVV): Dat onderschrijven wij ook dat de burger centraal staat. Het gaat mij om de woorden die de Commissaris gebruikt. De onderhandelingsresultaat is in beton gegoten, tenminste zo komt het op mij over. En de invulling die tijdens de vorige Statenvergadering eraan is gegeven, was dat wij als Staten en commissie nog concreet over de maatregelen en de invulling ervan gingen praten. En dat is toch een wezenlijk verschil, constateer ik. Dat kunt u met mij oneens zijn. Mevrouw WULFSE (VVD): Kan het niet zo zijn dat u zich daarin vergist? Want een aantal maatregelen wordt juist aan die tafel bedacht en dat is nou juist de kracht van het geheel. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ik dank beiden voor deze verhelderende discussie en dan ben ik bij het element veiligheid en schadeafhandeling, want dat is natuurlijk een heel erg essentieel punt. Kijk, op de eerste plaats ging het ons er ook om – en dat is ook heel erg expliciet gebeurd in dit akkoord – om de aansprakelijkheid van de NAM als het gaat om het schadeherstel en –preventie vast te leggen. En voor deze maatregelen komt in de genoemde periode zoveel geld beschikbaar als nodig is. Dat kan dus meer of minder zijn dan de genoemde 850 miljoen. Veiligheid staat voorop. Daar wil ik twee kanttekeningen bij maken. De eerste is dat een aantal mensen heeft gezegd: ‘Kijk uit dat je bij al die bedragen die je voor de eerste periode binnenhaalt, niet als het ware met de wat verder liggende perspectieven. Zorg dat het geld is voor de schade, voor de preventie, voor de directe woningen en alles wat daar speelt. U kunt vaststellen dat op 1,18 miljard in ieder geval die 850 miljoen is bepaald als hoofdbedrag. Dat geld gaat allemaal naar die schadevergoeding en naar die preventie. En als mensen zeggen dat dat een raming is, is dat volkomen correct. Als dat straks 1 miljard moet zijn of 1,5 miljard, dan zal het zijn. De uitspraak van de minister en de uitspraak van de NAM was neergelegd in deze tekst: ‘Veiligheid staat voorop.’ En dat betekent ook dat het niet gelimiteerd wordt in die vijf jaar. Als dat gewoon doorloopt en er andere zaken spelen, dan blijft dat. Dat is op geen enkele manier in deze tekst gelimiteerd. Dat zou ook niet kunnen, het zou in strijd zijn met de wet. Met dit akkoord hebben we geregeld dat de bewoners kunnen rekenen op verstevigen van hun woning, een professionele schadeafhandeling, compenseren van waardedaling, in speciale gevallen een bijdrage aan achterstallig onderhoud of op de opkoop van woningen. Het is correct: we hebben niet gepleit voor een algemene opkoopregeling, dat was een debat en dat hebben we eerder gehad. Dat hebben niet meegenomen in onze opdracht, dat zat ook niet in het rapport-Meijer, dus dat hebben we bewust anders gedaan. Dat is een keuze die we hebben gemaakt en zo hebben we ook onze onderhandelingen ingezet. We hebben steeds gezegd dat we die positie respecteren – in dit geval was die van de Statenleden van de PVV – maar dat is niet onze inzet. Ook worden maatregelen genomen voor de preventieve verbetering van de infrastructuur en voor de veiligheid van de bewoners is daarmee ruim driekwart miljard beschikbaar in de komende vijf jaar. Mag ik mij de opmerking permitteren naar al degenen die zich afvragen of dat wel genoeg is en of het niet meer moet zijn: het zijn ramingen, wat nodig is, is nodig. Maar laten we ons ook even realiseren dat hier een gigántische bouwopgave ligt – ook organisatorisch want het moet ook goed met de mensen overlegd worden, het moet juridisch goed kloppen, de mensen moeten meegenomen worden, die dialoogtafels, de onafhankelijke organisatie is nieuw, er komt onafhankelijk toezicht op, het moet professioneel, je pakt een aantal kennisgebieden, je traint de mensen – er is over scholing gesproken, je brengt een andere manier van werken over, je wilt dat je de mensen uit dit gebied hierin meeneemt, je wilt zorgen dat daarmee ook werkgelegenheid gecreëerd wordt. Dat is een fantástische opdracht. Laten we ook dat punt goed zelf vastpakken en niet zelf kleiner maken dan het is en ons bewust zijn van de opgave. Dat brengt mij ook bij diegenen die gesproken hebben over ‘snel, snel, snel’. U had mij niet meer plezier kunnen doen dan dat te zeggen. De heer KEURENTJES (CDA): Ik wachtte even af of de Commissaris iets zou zeggen over de schadeafhandeling voor waardedaling. Ik heb hem dat niet expliciet horen zeggen, wel over de wijze waarop. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Ik kom daar nog even op. De heer KEURENTJES (CDA): U komt daarop terug? De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dat punt van de planschade? De heer KEURENTJES (CDA): Ja. 68 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Zeker. Als ik kijk naar die vragen, dan is er wat betreft die schadeafhandeling de opmerking gemaakt over juridische titels. En u hebt ook op dat punt een motie ingediend. De VOORZITTER: Meneer Van den Berg, ik wil u kort even op de spreektijd wijzen. Het College heeft nog één minuut ter beschikking voor de beantwoording van beide termijnen. Ik begrijp dat gezien de andere twee onderwerpen die wij op de agenda gezet hebben en waar de nodige vragen – soms ook detailvragen – gesteld zijn, dat het College enigszins uitgelopen is in tijd qua beantwoording. En gezien het belang van dit onderwerp voor onze Groningse samenleving en onze inwoners lijkt het me toch wel zinvol dat we dit debat enigszins goed met elkaar kunnen voeren en dat het College kan ingaan op die vragen die er zijn en leven bij de fracties. Ik zou het College wel willen verzoeken om dat beknopt te doen en qua beantwoording rechtstreeks tot de kern te gaan en de bijzinnen die niet heel zakelijk zijn, dan ook achterwege te laten. En dan stel ik voor dat wij nog vijf minuten aan de beantwoording door het College geven om op deze manier ook recht aan het debat te doen. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dank, voorzitter. Dat brengt me bij de Partij van de Arbeid die een motie heeft ingediend die wat mij betreft buitengewoon verstandig is. Namelijk: de inzet die we hier al langer hebben voor de energietransitie. Die is ook nodig, los van het tempo van de gaswinning. En iedereen weet dat het verstandig is om het beter uit te smeren. En natuurlijk zal er wat spanning zitten in de staatskas en die discussie moet men vooral nationaal doen, maar zakelijk gezien voor een verstandig energiebeleid zou je naar die nieuwe vorm van energie absoluut toe moeten. Wij zijn hier in dit gebied koploper, dus alles wat daarover gezegd is, lijkt me alleen maar uiterst verstandig en een hele goede manier om het perspectief voor dit gebied – dat we toch al hebben – op te pakken. Het tweede punt betreft de onafhankelijkheid in het toezicht. Daarvan heb ik al eerder gezegd dat die nadrukkelijk in het akkoord is geformuleerd. Als het ging over ‘snel, snel, snel’ dan gaat het over het punt dat we er gewoon voor moeten zorgen dat bij wijze van spreken volgende week die dialoogtafels waaraan wij spreken, al feitelijk zouden moeten functioneren, dat de kwesties die nu spelen, aangepakt worden, dat mensen en organisatie daar antwoorden met elkaar vinden over kwesties die concreet op het ogenblik spelen. Mensen die al jarenlang met die woning ingepakt staan, mensen die al jarenlang zitten met alleen maar scheuren in hun woning waarvan nog steeds het fundament nog niet is aangepakt, eindelijk gewoon nu eens een structurele aanpak krijgen. Want dát is wat werkelijk helpt en waar die mensen behoefte aan hebben. Mevrouw Wulfse heeft op dat punt de huurders genoemd: die kwestie is aan de orde aan de dialoogtafel. Mevrouw Wulfse had het over ‘snel, snel, snel’ en ‘kop d’r veur’. Dat is mijn eigen afsluitende zin en ik dank u daarvoor. Wat betreft het economic board en alles wat daar speelt. Mevrouw Wulfse heeft ook iets gezegd over snel internet, helemaal mee eens: dat heeft niks met opleuken te maken, het is essentieel voor iemand die iets snapt over de moderne tijd en wat er gebeurt als je leefbaarheid een perspectief wilt geven. Dan moet men de technische vorm nog allemaal uitzoeken aan die dialoogtafel, maar wat betreft het economic board gaat mevrouw Van Mastrigt dat als gedeputeerde in ons College natuurlijk helemaal aanpakken. Wat hier staat in de tekst is: zorg dat daarin de ondernemers uit dat gebied – de toppers – daar iets mee kunnen. En daarover wil ik zeggen: er zíjn toppers in dat gebied. Een Woldering, een Elzinga, die mensen bij Ekema, de mensen van de GreenDeal: er zijn tal van clubs met initiatieven. In dat gebied zit inspiratie. Ik zou zo ontzettend hopen dat naast die ellende die we hebben, ook een deel van die centen kunnen gebruiken om die trots en inspiratie te kunnen gebruiken. Want wij moeten die kant uit. Wij willen niet zielig zijn, wij willen geen hand ophouden, wij hebben recht op een aantal dingen en wij willen vanuit onze kracht opereren om dat gebied ook weer verder te krijgen. En dat brengt me nou precies weer bij de andere moties. Motie 3 rond de aannemerij en bouw: alles wat daarover gezegd is lijkt me uiterst zinnig. Ik hoop dat u ook toestaat dat we dat wél meenemen en tegelijk bij die dialoogtafel betrekken – maar ik begreep al dat u ook zelf in die richting gaat en dat dat in dat gebied plaatsvindt. Motie 4 over het innovatiepark: ik vind het een spannende motie. Ik geef ook ronduit toe dat ik ook niet alles precies heb kunnen overzien. Maar waarom moeten we ook alles precies overzien? De grondgedachte is dat je met die dingen bezig gaat die met innovatie en energie te maken hebben, we doen die dingen al in dat entrancegebied hier in de Stad bij de Hanzehogeschool. Die kunnen op een plek plaatsvinden waardoor je dingen kunt doen of op een manier die nu nog tegengehouden wordt. U 69 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 hebt het nog niet over de klassieke Franka-zones waarbij je de sociale wetgeving afschaft, maar u hebt het over innovatie en belemmeringen – zo hebt u het heel duidelijk gezegd – en dat lijkt mij iets wat we gewoon moeten durven. En dan kijken we wel bij die dialoogtafel met de betrokken ondernemers wat dat in de praktijk precies betekent. Dan heeft de heer Mastenbroek een betoog gehouden, waarvan hij in de kern in wezen zegt dat hij toch gewoon teleurgesteld is. Hij redeneert toch sterk rond die veiligheidskwestie: die laat ik even liggen bij mijn collega Wilpstra. Ik denk dat de heer Mastenbroek best wel waardering heeft voor alle dingen die we daar verder uit gesleept hebben. De heer Keurentjes komt bij dat punt van de eerste stap, waarover velen het gehad hebben. Dat klopt. En dan zegt hij iets over de planschade. Ik heb naar het dictum gekeken in de motie en ik heb problemen met de juridische titel. Ik weet niet of die er is op die manier. Planschade is een begrip in de ruimtelijke ordening, dat klopt. Bij planschade op deze manier weet ik niet of er een juridische titel is. Wij hebben zelf wel gezegd dat als er schade is met een juridische titel, de NAM dat moet vergoeden – we kunnen de NAM daar ook op aanspreken. We hebben ook een aantal dingen besproken over een waardevermeerderend pakket van 125 miljoen – dat is ook bij de anderen aan de orde geweest – voor de eerste vijf jaar. Dat is dus een stuk meer dan wat het afgelopen jaar in het rapport van de commissie-Meijer zelf stond. Maar op dit punt moet ik zeggen dat ik dus nog even met die juridische titel zit; misschien dat u dat zometeen ook even in tweede instantie kunt doen. Dat we dat dan nog even kunnen uitdiscussiëren. Dan hebben we nog wat tijd. De heer Zwertbroek maakt een kernpunt van die vijf jaar en ik geloof ook dat dat een kernpunt is. Wij moeten zien klaar te krijgen dat de Tweede Kamer op een manier waar volgens mij ook minister Kamp gewoon mee moet kunnen leven, de essentie – hoe we het ook zien – gaat zien dat met wat hier in dit gebied is gebeurd, we langjarig bezig zijn. De heer VISSER (PvdA): Voorzitter, met alle respect voor wat u net heeft ingebracht voor de orde, maar bij mijn fractie leeft toch sterk het gevoel dat het afraffelen van het antwoord niet de bedoeling kan zijn. Met andere woorden: eventueel krijgt het College er nog eens vijf minuten spreektijd bij, zouden wij graag willen voorstellen. De VOORZITTER: Ik kijk even de Staten rond, maar ik zie geen bezwaren. Dus dan nemen we dat voorstel over en zullen we iets extra tijd geven. De heer VISSER (PvdA): Dank u hartelijk. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Het punt van de heer Zwertbroek in relatie tot de vijf jaar. Ik heb dat geloof ik al een paar keer gezegd en ik zal het alleen nog maar een keer kort en krachtig herhalen: dat gemeenschappelijk maken en dat ook vastleggen in de Tweede Kamer is van groot gewicht en is ook niet meer dan fair tegenover het gebied, wat er tot nu toe uitgehaald is en wat we er hoe dan ook nog aan verbindingen op termijn daarmee zullen hebben. En het is ook nodig – zeg ik daarbij – voor een investerend bedrijf dat denkt daar die dingen te gaan doen waartoe een aantal van u oproept. En natuurlijk is er het economic board en synergie en het aansluiten, dat moet allemaal gebeuren. Maar dan zal ook dat gevoel moeten zijn dat er wat meer commitment van de overheid voor een langere termijn in zit, want we weten precies dat als dat niet zo is, het voor een investeerder lastiger is om die keuzes te maken. Dus ik denk ook dat het Rijk vanuit economisch perspectief daaraan verstandig zou doen. De heer Ram heeft een betoog gehouden waarover ik al heb uiteengezet dat wij anders denken over de uitkoopregeling en daarmee ook motie 6 afwijzen. Als het gaat om basisbehoeften: die 850 miljoen gaat primair naar die schadepreventie toe. Daarin denken we niet verschillend en ik geloof ook dat we op dat punt ook op dezelfde lijn zitten. Ook mevrouw Van der Graaf heeft haar waardering uitgesproken zoals velen van uw collega’s: dank. Over het gaswinningsbesluit zal vanzelfsprekend de heer Wilpstra spreken. Dan komt u tot het akkoord en zegt u dat als dat geloofwaardige maatregelen zijn, u er wel zeker van wil zijn dat die bedragen ramingen zijn, want die zijn sowieso verplicht. Dat is correct. En vervolgens is dat langjarig over twintig jaar en over de wijze heb ik net met elkaar betoogd hoe we dat kunnen doen. En over de betekenis van de dialoogtafel: wat mij betreft volgende week al actie. En ik hoop dat u de ruimte maakt met elkaar om dat ook te laten gebeuren. We zullen dan af en toe wel wat vooruitlopen, we moeten misschien af en toe wat bijsturen, we moeten af en toe wat leren. Maar ik ben liever de komende maanden een beetje stevig bezig om wat te veel en te snel te gaan dan dat we 70 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 later zeggen dat we weer een halfjaar verder zijn en er nóg niks is gebeurd. Dat is iets wat we voor die mensen in ieder geval niet mogen laten gebeuren. En dan ben ik bij mevrouw Homan van GroenLinks en die zit op dat punt van gaswinning en transitie. Daar kijken we op een gelijke manier naar. Zij dankt ons voor de goede lobby en is teleurgesteld op een aantal punten in de commissie-Meijer. Daar maak ik het onderscheid dat het in mijn ogen niet correct is voor wat betreft die 300 miljoen: dan zijn die maatregelen in die eerste schijf van vijf jaren écht aanwezig. Ik snap wat u zegt als het gaat om die volgende vijftien jaar en daar zitten we ook met elkaar met een gezamenlijke opgave. Ik snap ook dat u zegt dat als u misschien in de letterlijke tekst iets over Gas 2.0 had willen lezen, maar we hebben niet voor niets die bijlage 3 expliciet dat punt gemaakt. Mag ik nog een opmerking maken over het punt van de voucher dat u aangehaald hebt op dat punt? Er zit in dit pakket 125 miljoen waardevermeerdering in die eerste vijf jaren. Dat is meer dan in die eerste vijf jaren in de schijf op dat punt bij de commissie-Meijer. De techniek waarlangs zij dat wil, is anders. Zij wilde de voucher voor iedereen. Hier wordt ervoor gezorgd dat de bedragen als het ware gefaseerd in de eerste plaats gaan naar degenen die ze het meeste nodig hebben. Dat was ook een probleem geworden bij de commissie-Meijer, omdat als je precies zou doen wat die commissie zegt, dan zou je al meer dan 260.000 of iets in die orde al kwijt zijn in die periode. En dan zou je ook klemgelopen zijn, rekening houdend met de 45 miljoen die we als financiering hadden. We hebben ook een praktische oplossing gezocht op dat punt om in ieder geval zo zinnig mogelijk dat waardevermeerderingspakket te doen. En op dat punt wijken we dus wat af van wat anderen zeggen. Wij ervaren in de gesprekken met de bewoners dat isolatiepakketten niet als inperkend of als iets wat wezenlijk is. Zij zien die wel degelijk als waardevermeerderend als dat gelijk meegenomen kan worden bij de pakketten die men sowieso bij de schadebehandeling en de preventie wil doen plaatsvinden. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zou bijna op dat laatste willen reageren, maar ik wou toch nog even terugkomen op Gas 2.0. Excuses, want ik heb inderdaad gevonden waar u naar hebt verwezen. En dan zou ik mijn vraag willen herformuleren en zo willen stellen: waarom wordt er alleen gezorgd voor het zoeken van aansluiting bij de uitgangspunten van Gas 2.0 en waarom niet wat stelliger? U hebt gelijk, de verwijzing daarna staat in de bijlage. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Omdat wijzelf het volste vertrouwen hebben in onze eigen kracht. Wij zijn voorlopers op het punt Gas 2.0 in onze kennis in Energy Valley in onze provincie. Omdat als we dit hadden vastgelegd, wij het gevoel hadden dat we met dat bedrag wel voldoende kracht hebben om dan ook aan dialoogtafel verder tot stand te brengen. Omdat het economic board ook als idee geaccepteerd is en daar opnieuw diezelfde ondernemers bovenkomen die dat mee willen trekken en dat ook als coproductie hebben meegeformuleerd in het rapport van de commissie-Meijer. We hadden dus het gevoel dat we daarmee voldoende hadden binnengehaald. Dat is mijn antwoord. De heer Veerenhuis-Lens heeft het over 50 jaar aan het gasinfuus. Over dat beeld is meer gesproken in termen van ‘verslaving’ etcetera, etcetera. Wat duidelijk is, is dat wel iedereen hier in het debat helder heeft dat we naar een nieuwe tijd toegaan. En de kunst is om in wezen een mooie schone fossiele brandstof als aardgas zo te gebruiken dat we die transitie door goed uit te smeren zo kunnen gebruiken dat we ook in die nieuwe fase terechtkomen en daarmee ook die kracht van dit gebied maximaal gebruiken. Mevrouw Hazekamp van de Partij voor de Dieren heeft nog eens een keer gezegd dat er aan de dialoogtafel nog veel antwoorden moeten komen. Dat is correct. Dan zegt ze iets wat wij delen: ‘praten, praten, praten’. Wat ons betreft is de dialoogtafel niet de plek van ‘praten, praten, praten’. Wel van luisteren naar elkaar zodat er vertrouwen ontstaat. Dat is essentieel, weten we, om zo’n tafel echt te laten werken. Maar dan zal vanaf dag 1 gehandeld moeten worden. Dus die noodverbanden betekenen dat er een x aantal gevallen is, die zijn ook redelijk bekend. Het gaat om individuele personen die in psychische nood zitten of die in individuele problemen zitten die niet langer door kunnen blijven slepen: die moeten gewoon getackeld worden. Daar moeten gewoon een paar verstandige mensen met elkaar nu doorpakken en dan moet op een manier gebeuren die vertrouwenwekkend is. En natuurlijk krijg je dat dan aan de dialoogtafel te zien en moet je dan ook gewoon backing geven en moet je naar een structurele aanpak. Maar wij moeten gewoon die komende weken nu aan het werk en dingen doen. En op dat punt ben ik ervan overtuigd dat er gewoon verstandige goede mensen zijn in onze provincie en die hebben niet de pet op van de provincie, een gemeente of van de NAM, maar dat is gewoon een aantal mensen op wie je kunt vertrouwen. Dat hebben we ook aan de heer Klassen kunnen zien als ombudsman: dat zijn mensen 71 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 die hun werk netjes doen. Met hen komen we een stukje verder en die meneer wil ook graag aan het werk. Maar uiteindelijk moet je het natuurlijk structureel aanpakken. Tot slot kan ik alleen maar zeggen dat ik hoop dat de tekst van mevrouw Wulfse bewaarheid wordt: ‘kop d’r veur’. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan uw collega Wilpstra, die in zal gaan op het gaswinningsbesluit. Daar wil ik wel mijn kanttekening bij plaatsen: ik heb bij het opnieuw aanvangen van deze vergadering bij het agendapunt aangegeven dat het hier gaat om het onderhandelingsakkoord dat gesloten is. Vanzelfsprekend heb ik enige ruimte gegeven aan u om op hoofdlijnen iets te zeggen over de gaswinning, omdat dat namelijk in dat onderhandelingsakkoord en in die preambule daar ook een drietal zinnen aan gewijd is. Ik vind het niet meer dan normaal dat u in hoofdlijnen dat daarbij kon betrekken, omdat daar een zekere relatie tussen is. Maar ik zou het wel graag tot die hoofdlijnen willen beperken. Niet alleen omwille van de tijd, maar simpel zat omdat wij hier het onderhandelingsakkoord bespreken. Dus dat zal ook mijn oproep aan de gedeputeerde zijn als het gaat om de beantwoording van de punten die nog zijn blijven liggen op dit terrein. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik zal de bijzinnen weglaten en zelfs enkele hoofdzinnen weglaten. De minister heeft aan de Tweede Kamer een heel pakket toegezonden met daarbij het onderhandelingsakkoord en het voorgenomen besluit met betrekking tot de winning. Dat is een hele stapel, daar zitten enkele decimeters aan stukken bij. Op dit moment worden die bestudeerd door onze medewerkers die er wat meer voor doorgeleerd hebben dan ik. En wij overwegen zeer sterk om een zienswijze in te dienen op dat voorgenomen besluit. Een zienswijze die in moet gaan op bijvoorbeeld de volgende punten. Waarom is het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen niet volledig gevolgd? Hoe is de onderbouwing van het standpunt van de minister met betrekking tot de maximale kracht van de bevingen voor de komende periode? Kortom: hoe steekt dat allemaal in elkaar? Op dit moment is het al duidelijk dat de meningen van de deskundigen niet allemaal parallel lopen, er zitten afwijkingen in en wij moeten ons een oordeel vormen over de vraag of de onderbouwing die de minister geeft, de toets der kritiek kan doorstaan bij het toetsen aan de deskundigenrapporten. Het lijkt mij het handigste dat wij in commissieverband – want je geraakt heel snel in de details: getallen, percentages, dat soort dingen – daar nog eens even met elkaar over spreken. Dan is er ook deskundige bijstand van ambtenaren beschikbaar. Ik beperk me nu tot de uitspraak dat wij een zienswijze in voorbereiding hebben. De heer MASTENBROEK (SP): De prangende vraag is dan wat de gedeputeerde ziet qua termijn en planning. U zegt dat er wordt gewerkt aan een zienswijze en u zich beraadt of u een zienswijze zult indienen – of woorden van gelijke strekking. Wanneer stelt u zich voor dat wij dan wél een duidelijk standpunt van GS krijgen hierover? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Daar kan ik heel kort op antwoorden. De termijn die daarvoor staat om een zienswijze in te dienen is zes weken nadat het voorgenomen besluit is genomen. Dus we zullen binnen zes weken na het besluit – dat is dus aanstaande vrijdag over vier weken – uiterlijk die zienswijze moeten inzenden. De heer MASTENBROEK (SP): En wanneer hebben wij daar dan met elkaar een gesprek over? Kunt u aangeven wat de richting is? Wat hebt u qua planning verder wat de rol van de Staten betreft? U hebt het over de commissievergadering en ik kan mij daar van alles bij voorstellen, maar ik wel graag weten wanneer en hoe. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Omdat we hier in deze Statenvergadering niet over details moeten spreken – die zijn meer voor de commissie – heb ik, ook omwille van de tijd, aangegeven dat we bereid zijn om met de Staten die discussie in commissieverband te voeren. Het ligt voor de hand om dat te doen op het moment voordat de zienswijze de deur uitgaat. Dat is vanzelfsprekend, we zullen dat inplannen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We hebben afgelopen maandag zo’n technische commissie gehad en daarbij zijn heel veel antwoorden op vragen doorgeschoven naar deze Statenvergadering. Dus als we dat nu nog weer een aantal weken vooruit zouden moeten schuiven tot een volgende commissie, dan heb ik het idee dat we wel eens in tijdnood zouden kunnen komen. Afgelopen maandag zijn er een hele hoop technische vragen gesteld. Wanneer worden die beantwoord? Verder zou ik graag willen 72 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 weten van de gedeputeerde: wat nou als blijkt dat het voorstel van Kamp níét de toets der kritiek kan doorstaan? Wat is dan uw opstelling? Kunt u daar al een voorschot op geven? De VOORZITTER: Mag ik heel even iets vragen aan mevrouw Hazekamp? Betreft dat specifiek het gaswinningsbesluit? Daar hebt u namelijk een antwoord van de gedeputeerde op gekregen, namelijk dat sterk wordt overwogen om een zienswijze in te dienen en dat die zienswijze met de commissie, voordat hij wordt ingediend, besproken zal worden. Er leeft ook een aantal technische vragen. Ik stel voor dat we dit in het presidium aan de orde hebben en bekijken hoe wij die behandeling en ook die technische vragen daarin op een goede wijze voor u, deze Staten en de commissie, kunnen faciliteren. De heer DIETERS (PvdA): Er is veel gesproken hier over die zienswijze, maar we hadden ook gevraagd aan het College of men bereid is de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen nog eens zou willen uitnodigen, omdat er nog zoveel onduidelijk is over wat in de krant staat, wat we verder ook in de pers zien en wat we ook bij gemeenten zien. Bent u tot die uitnodiging bereid? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, wat mij betreft zou dat kunnen en wil ik wel toezeggen dat we dat doen. Of hij aan die uitnodiging gehoor heeft is vers twee natuurlijk, maar dat lijkt mij een goed idee. U hebt die vraag gesteld, ik had hem ook opgeschreven, maar omwille van de tijd ben ik er niet op ingegaan. De VOORZITTER: Meneer Dieters, u wilt de inspecteur-generaal voor een gesprek met deze Staten of wilt u dat hij wordt uitgenodigd voor een gesprek met het College? Want ik denk dat wel even essentieel is. De heer DIETERS (PvdA): Nou, wat je ziet is dat er ongerustheid is hier in de Staten over wat er nou precies wordt bedoeld – dat werd ook in de beantwoording net al door de heer Van den Berg duidelijk. De VOORZITTER: Maar even concreet de vraag: wilt u hem nou voor de commissie of moet het College hem uitnodigen om in het College een toelichting te geven? De heer DIETERS (PvdA): Voor de Staten, maar ook voor de gemeentebesturen, dus de raadsleden. Want er is heel veel onduidelijkheid. Als er een toelichting kan komen die een verduidelijking gaat geven, dan heb je ook de mogelijkheid om wat rust terug te brengen op dit dossier. Want het gaat op dit moment alle kanten op. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Het lijkt mij een goed idee. Wij zijn destijds gelijk opgetrokken met de gemeenten in dit proces en het lijkt mij goed dat als de inspecteur-generaal bereid is om te komen, we dat dan ook samen met de gemeenten doen. Hoe precies, nou ja, dat is nader te bepalen. Ik moet nog één correctie aanbrengen op iets wat ik net gezegd heb. Ik heb bij de zienswijze de termijn genoemd van zes weken nadat het voorgenomen besluit is genomen. Ik had moeten zeggen: zes weken nadat het voorgenomen besluit ter inzage is gelegd en dat gebeurt na de behandeling in de Kamer. Die behandeling is voorzien voor volgende week en daarna begint de zeswekentermijn te lopen. De heer MASTENBROEK (SP): Wij hebben vandaag de hele dag inhoudelijk gediscussieerd met name ook over dit punt. Er is een aantal moties ingediend, die betreffen het winplan, die betreffen de technische kant van de zaak. Maandag hebben wij technische vragen mogen stellen en toen is er naar deze vergadering verwezen en nu wordt door het College weer vooruitgeschoven. Wat moeten wij nu in de visie van het College met de moties die zijn ingediend? Waarom zijn we hier überhaupt vandaag bij elkaar geweest? De VOORZITTER: Voordat het College uw specifieke vragen aangaande de moties zal beantwoorden, nog even dit. Want er is naar mijn weten inderdaad een drietal moties waar het College nog niets over gezegd heeft en misschien nog wel zou willen zeggen. Maar voor de duidelijkheid – en zo stond het ook in de uitnodiging en de agenda van deze Statenvergadering – behandelen wij vandaag het onderhandelingsakkoord. En in de marge daarvan is het u toegestaan om een aantal zaken over de winning te noemen omdat die in de preambule van het onderhandelingsakkoord ter sprake komen en ook relevantie hebben voor de maatregelen die in dat 73 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 akkoord staan. Die ruimte hebt u gekregen en daar is door het College op ingegaan en daar hebt u ook een aantal moties op ingediend waar het College wellicht zometeen nog even kort op ingaat. Tevens hebt u van het College de toezegging gekregen dat binnen zes weken nadat het voorgenomen besluit ter inzage ligt én voordat een zienswijze wordt ingediend, met de commissie nader gesproken wordt over een eventueel in te dienen zienswijze. Die toezegging zal in het presidium aan de orde komen en wel hoe dat proces gefaciliteerd kan worden en dan krijgt u later vanzelfsprekend vanuit het presidium daar een bericht over. Dan geef ik nu de gedeputeerde het woord voor de beantwoording – indien dat nog aan de orde is. Het betreft dan met name de moties 2, 7 en 8 waar nog niets over gezegd is en ik zie dat de heer Visser nog iets wil zeggen. De heer VISSER (PvdA): Even in de richting van de heer Mastenbroek: dit is ook in het presidium in het bijzijn van zijn partijgenoot besproken. De heer KEURENTJES (CDA): Misschien ter voorkoming van een misverstand, want daar maakte de Commissaris van de Koning een opmerking over. Ik denk dat het goed is om dit misschien gelijk in de behandeling mee te nemen of toe te lichten. Daar waar het ging over zijn vraag over de juridische titel met betrekking tot de planschaderegeling: zo was die niet bedoeld. Wat we bedoeld hebben, is dat dit als voorbeeld is genoemd, maar dat het vormvrij is. Dus op die wijze is het bedoeld en daarmee hopen we het misverstand weg te nemen alsof het zou gaan om een juridische titel. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Over motie 1 waren we positief, over motie 2 waren we positief, over nummer 3 waren we positief. Motie 4 ging over die innovatiekant. Daarbij hebben we gezegd: laten we het gewoon proberen. U hebt zelf een aantal duidelijke dingen gezegd, we moeten dat gewoon uitzoeken met die ondernemers. Dat is allemaal prima. Laten we dus kijken hoe we dat kunnen oppakken. En bij motie 5 over compensatie waardedaling en planschade: daarbij blijf ik in aarzeling omdat als er een juridische titel is, dan heb je ook een positie waarin je naar de NAM toe iets kunt doen. Als dat niet zo is, dan hebben wij naar mijn gevoel hoogstens iets wat we kunnen uitzoeken, maar waarvan je nu niet zonder meer kunt zeggen dat dat onze positie is. Dus daar blijf ik even nog aarzelend bij hangen en lijk ik afwijzend te zijn ten opzichte van deze motie. Motie nummer 6 wijzen wij af. Ik heb het ook uiteengezet waarom. Motie nummer 7 wijzen we ook af, omdat dat een andere invalshoek is dan wij gekozen hebben. Overigens kan ik me ook indenken dat u haar aanhoudt in relatie tot de zienswijze, waarbij overigens – in heldere termen – GS die zienswijze moet leveren in afstemming met die andere overheden, maar zich laat inspireren door u. Later kunt u het handelen van GS daarbij ook weer beoordelen in formele termijn. En bij motie 8 ‘Herziening wateropslag’ heb ik het gevoel dat ook die te maken heeft met de zienswijze, maar misschien dat heer Boumans mij daar even bij helpt. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Misschien even een aanvulling op wat de heer Van den Berg zegt: het is inmiddels zo dat wij niet meer bevoegd gezag zijn, dat is het ministerie van Economische Zaken. Dus als wij een verklaring van geen bezwaar af moeten geven bij een eventuele vergunning – overigens slechts op deelaspecten, het gaat dan met name om de doelmatigheid van een en ander – dan zal, misschien ter geruststelling van mevrouw Hazekamp, gaan gelden dat het ministerie van EZ onder toezicht van de Staatstoezicht op de Mijnen. Dus er is hier nadrukkelijk toezicht op. Wat ik denk ik wel kan toezeggen is dat we dit gewoon meenemen in de bespreking met het ministerie, omdat natuurlijk ook hiervoor een nieuwe situatie geldt. Dus het is gewoon goed om hier nog eens even naar te kijken. Het is redelijk complexe materie, waar enige verdieping noodzakelijk is. En ik denk dat als we dit op die manier oppakken, gewoon meenemen in de gesprekken, daar aandacht voor vragen en ook om antwoord vragen hoe het nou exact zit, we u daar vast iets over kunnen terugkoppelen. Maar nogmaals: wij zijn geen bevoegd gezag op dit moment. De VOORZITTER: Dan zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van het College in eerste termijn. En dan stel ik voor om deze vergadering tien minuten te schorsen voordat wij aanvangen met de tweede termijn. [Schorsing van 25 minuten.] 74 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De VOORZITTER: Ik hervat de vergadering. De duur van deze schorsing was geheel in de geest van de eerste termijn van het debat over het onderhandelingsakkoord: iets ruimer dan de tien minuten die ik had voorgesteld. Ik stel het volgende aan uw vergadering voor. Het lijkt me goed dat wij zometeen overgaan tot het goed afronden van dit debat. Dus ik zal ook niet meer ingaan op de spreektijden en al dat soort zaken, we gaan dit gewoon met zijn allen tot een goed einde brengen. Ik stel daarbij de volgende procedure voor: ik heb namelijk begrepen dat er wellicht nog moties ingediend dan wel in gewijzigde vorm ingediend gaan worden. Ik stel voor dat wij nu aanvangen met de tweede termijn. Na de beantwoording van het College in tweede termijn geef ik uw Staten nog de gelegenheid om ten aanzien van de moties nog even een korte stemverklaring af te geven, zodat u ook in ieder geval die beantwoording in tweede termijn en de wijzigingen die worden aangebracht, daarbij kunt betrekken. Kunt u daarmee instemmen? Dan gaan we het zo doen. En dan beginnen we met de tweede termijn en is het woord aan de fractie van de Partij van de Arbeid, de heer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): Wij zijn blij als Partij van de Arbeid-fractie met de inzet van het College. Die eerste stap is gezet. En we hebben de oproep ook goed verstaan van het College dat we moeten werken aan een meerjarencontract. Hier past ook volgens de Partij van de Arbeid geen kortetermijndenken en geen kortetermijncontract. En op dit moment wordt een motie daartoe ook voorbereid. En de andere oproep van de Commissaris hebben we ook goed verstaan om onze Kamerfractie ook aan het werk te zetten om erachter te gaan staan. Ik kan een klein tipje van de sluier oplichten: wij hebben ook een motie ingediend voor het PvdA-partijcongres in februari. Die motie gaat over de steun voor het rapport-Meijer en ik heb inmiddels het advies gekregen van het partijbestuur dat die wordt overgenomen. Dus wij zijn aan het werk, wil ik daar maar mee zeggen, om dat te realiseren. Mevrouw WULFSE (VVD): Maar die motiebehandeling komt nog, begrijp ik? De VOORZITTER: Ja, de motie komt nog en zo gauw als die wordt ingediend, dan zal ik die aan u voorlezen. Ik betracht hier ook maar enige soepelheid om wel in tweede termijn voortgang te boeken en niet met zijn allen te gaan wachten op de motie die de Partij van de Arbeid zometeen nog wil indienen. De motie is er inmiddels, oké. Zij wordt via de ChristenUnie ingediend. Prima, oké. De heer MASTENBROEK (SP): U hebt het misschien zojuist aan mijn interrupties al gemerkt: wij zijn erg teleurgesteld. Eigenlijk heeft alleen de VVD hier zojuist duidelijk aangegeven dit gasbesluit wel prima te vinden en daar heb ik in die zin dan ook respect voor. Verder hebben veel fracties in mijn ogen terechte kritiek gegeven, met name op de snelheid van winnen. Ik had dan ook van dit College heel veel meer verwacht aan inzet voor de Groninger bevolking. Het gasbesluit is onderdeel van het akkoord dat vandaag op de agenda staat en eerder is ook, onder andere nog afgelopen maandag, aangegeven dat er voor de vermindering van de gaswinning gepleit zou gaan worden. Ik vind het jammer dat dat nu hier niet meer gebeurt, ik hoor daar echt helemaal niets meer van terug. De bedoeling is nu kennelijk dat pas ná het debat in de Tweede Kamer GS nog een standpunt gaat innemen. Wij mij betreft is dat volkomen mosterd na de maaltijd. Wij hebben als fractie in de twee weken die we inmiddels gehad hebben om de rapporten te bestuderen, ons ook een goed standpunt kunnen vormen en ik vind dat het College dat ook had kunnen doen. Ik wijs er ook op dat er in deze Staten heel vaak – in mijn ogen misschien ook wel wat té vaak – een zogenaamd duidelijk signaal naar Den Haag gestuurd wordt. En ik constateer dat op het moment dat het écht spannend wordt voor Groningen, dat helemaal níét gebeurt. Er komt straks wel een motie van een heel groot aantal partijen. Wij hebben ervoor gekozen om die motie niet mede te ondertekenen en ik wil dat alvast – ondanks dat u die motie misschien nog niet gezien hebt – toelichten. Wij vinden dat, zeker in dit geval, een goed signaal naar Den Haag was geweest. Maar van alle signalen die wij vandaag naar Den Haag hadden willen sturen, is dit bepaald niet het belangrijkste signaal. Dat er minder snel gas moet worden gewonnen is wat mij betreft wél het belangrijkste signaal dat wij vóór de behandeling in de Tweede Kamer naar Den Haag hadden moeten sturen. Inhoudelijk kun je het met de in te dienen motie in mijn ogen niet oneens zijn. Inhoudelijk steunen wij die motie dan ook en daarom stemmen wij wel vóór de motie. Maar ik vind het wel van belang om te benadrukken dat wij vinden dat dit niet het signaal is dat afgegeven had moeten worden. 75 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Ik kom tot de conclusie en die is misschien hard en misschien in de ogen van sommige mensen te kort door de bocht. Maar ik kan geen andere conclusie aan dit debat en aan deze dag verbinden en onze conclusie is dat de VVD Kamp niet wil laten vallen, dat de Partij van de Arbeid de coalities niet wil laten vallen. En onze conclusie is dan ook dat zij daarom maar Groningen willen laten vallen. De heer KEURENTJES (CDA): Allereerst het College, maar zeker de Commissaris, dank voor de beantwoording. Wat ons buitengewoon aanspreekt is ook het elan waarmee de Commissaris de belangen van Groningen hoog houdt en ook – hoe zal ik het zeggen? – qua emotie het in een positieve lijn wil ombuigen. Wij hebben nog twee vragen over zowel het akkoord als over het pakket. Op welke wijze zal de financiering van het provinciale aandeel in het pakket plaatsvinden? De tweede vraag gaat over de uitvoeringskosten van het akkoord. Wie gaat die kosten betalen? Hetzelfde geldt impliciet voor de moties. Dan willen wij motie 5 intrekken en vervangen door een herziene motie 5. En de tekst heb ik hierbij ter overhandiging. De VOORZITTER: De herziene motie 5, getiteld ‘Compensatie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen’ van de fractie van het CDA. De eerste twee leden zijn onveranderd gebleven, maar het dictum is gewijzigd en luidt als volgt: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Overwegende dat de brief van de minister van Economische Zaken van 17 januari 2014 gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal; de brief waarin het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen van 13 januari 2014 gericht aan de minister van Economische Zaken; het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’; Constaterende dat de minister heeft aangegeven dat over het vierde kwartaal van 2013 alle woningen in het aardbevingsgebied 2% in waarde zijn gedaald als gevolg van de aardbevingen; daling van de waarde van woningen (WOZ/OZB) niet alleen gevolgen heeft voor woningeigenaren, maar ook voor gemeenten en andere instanties zoals waterschappen en corporaties; in het compensatiepakket wordt voorgesteld dat de waardedaling pas wordt gecompenseerd na verkoop van de woning; het onherroepelijk vaststaat dat alle woningen in het aardbevingsgebied te maken hebben met waardedaling, ongeacht het moment van verkoop; de reguliere planschaderegeling de waardedaling vergoedt bij het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. op de dialoogtafel een regeling te agenderen, waarbij de NAM in een nader te bepalen vorm direct tot compensatie van de waardedaling overgaat en deze motie ter kennisneming te brengen aan het kabinet en de Tweede Kamer; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw WULFSE (VVD): Dan maak ik even van de gelegenheid gebruik om het College iets te vragen naar aanleiding van deze motie. Het gaat over het direct uitbetalen bij waardedaling. Nou hebben wij ook een heel plan voor waardevermeerdering. Je hebt huizen die nu 10 procent minder waard zijn en volgende maand of volgend jaar is dat weer anders. Wil het College daar zijn visie op geven? Want wij pakken het niet helemaal. De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst ben ik blij dat de Commissaris van de Koning bevestigd heeft dat we spreken over een aantal ramingen en dat dus de schadeafwikkeling – of die nu meer is of minder is – gewoon moet gebeuren. Dat is fatsoen, dus gewoon doen. Verder heb ik nog wel wat vragen over de motie van de VVD inzake het innovatiepark, dus dat doe ik via deze weg maar even. Want ik ben benieuwd wat de opstellers van deze motie voorzien als het gaat om de positie aan de dialoogtafel in relatie tot deze motie. En hoe stuurt de provincie hier al dan niet in? Is die rol leidend of faciliterend en wat is de rol van de inwoners? Ik hoop dat de VVDwoordvoerder daar nog verder op kan ingaan. 76 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Verder ben ik overigens ook blij dat GS nog ingaat op de opmerking van de heer Dieters om de inspecteur-generaal uit te nodigen voor een gesprek alhier. Mevrouw WULFSE (VVD): U vroeg naar de rol van de provincie. Nou, die hebben we in de motie gezet: ga in gesprek met de gemeenten, maak een plan, beleg een inspiratiedag en kijk welke regels je moet schrappen om de innovatie-ideeën die eruit komen in een bepaald gebied. Dat zien wij als rol van de provincie. En de rol van de inwoners hierin: het kan dat die aan de dialoogtafel besproken wordt. Maar wij denken ook dat innovaties vanuit het bedrijfsleven en dergelijke kunnen komen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik deel dat innovaties ook uit het bedrijfsleven moeten komen. Graag zelfs, alleen geeft u aan dat de provincie bepaalde stappen moet zetten. Maar in welke mate zijn die vernauwend – liever verbredend – voor de dialoogtafel, waar uiteindelijk die ideeën moeten komen vanuit de inwoners, de bedrijven en de organisaties? Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, niet. Want op een inspiratiedag kan iedereen aanwezig zijn die uitgenodigd wordt. Dus het is niet de bedoeling om te vernauwen, het gaat om het verbreden. De heer RAM (PVV): Wij houden onze bijdrage in tweede termijn bij een stemverklaring. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor de reactie, voor de manier ook waarop de reactie op het debat hier in de Staten is gegeven, maar ook de inhoud die daarbij naar voren is gebracht. Het College overweegt onder meer op onze vraag zeer sterk een zienswijze in te willen dienen ten aanzien van het gaswinningsbesluit. De ChristenUnie dringt er bij het College op aan om daar ook echt toe over te gaan. Voor ons staat veiligheid voorop en het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen zal in onze ogen moeten worden gevolgd uit oogpunt van de veiligheid van de bewoners. Wat de ChristenUnie betreft is er een langjarig toekomstperspectief nodig. Ook andere fracties hebben daarover gesproken. Als slot van onze eigen bijdrage geldt dat wat ons betreft het gaswinningsbesluit in ieder geval conform het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen zou moeten worden aangepast en dat zo snel mogelijk met de uitvoering van het akkoord moet worden aangevangen. Daarbij is aangetekend dat als er meer middelen nodig zijn om de doelen te realiseren, die er ook zullen komen. Wij constateren dat dit een eerste stap is richting de regio en dat die vervolgstappen onontkoombaar zijn. Dan over het langjarige toekomstperspectief: daarover hebben heel veel fracties in eerste termijn zich erover uitgelaten dat we eigenlijk de vijfjaarstermijn, waarop het akkoord nu is gesloten, te kort vinden. Die komt niet overeen met de consequenties waar de bevolking mee te maken heeft en ook niet met de looptijd daarvan. En hij komt ook niet overeen met het advies dat de commissie-Meijer heeft gegeven. Daarom zijn wij met eigenlijk alle aanwezige partijen hier op dit moment in deze Staten – met steun van de SP, zoals we net hebben begrepen – tot een motie gekomen, die niet aan onduidelijkheid te wensen overlaat. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 9, getiteld ‘Langjarig toekomstperspectief’ van de fractie van de ChristenUnie, mede namens de Partij van de Arbeid, D66, GroenLinks, het CDA, de PVV, de VVD, de Partij voor de Dieren en naar ik begreep ook de SP-fractie: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 januari 2014, Constaterende dat het Akkoord ‘Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen’ is gesloten tussen de minister van Economische Zaken, provincie en gemeenten en met adhesiebetuiging van de NAM; de programmaduur van het akkoord nu vijf jaar is en daarmee afwijkt van het advies van de commissie-Meijer, dat een looptijd van twintig jaar heeft voorgesteld; Overwegende dat de regio recht heeft op een langjarig toekomstperspectief; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bij de minister, de Tweede Kamer en de NAM aan te dringen op bevestiging en concretisering van langjarige continuering van de afspraken uit het akkoord; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ook van onze kant de complimenten aan de Commissaris van de Koning voor de heldere beantwoording. Die stelt onze fractie in ieder geval wel wat gerust. 77 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Onze fractie is en blijft voor de reductie van 40 procent van de aardgaswinning. En wat ons betreft gaat dat signaal dan ook als eerste naar Den Haag. Ik kan er slechts naar gissen of de heer Mastenbroek dit ook bedoelde als signaal. Echter, in het belang van het proces en omdat wij gezien de woordvoeringen over de reductie van de aardgaswinning van andere partijen goede hoop hebben, hebben wij graag de betreffende motie aanhouden. Wij hopen dat de andere partijen dan ook de daad bij het woord voegen. Er blijft nog wel één vraag over, namelijk over het verschil in financiën. Is de Commissaris van de Koning het met ons eens dat in het advies van het rapport van de commissie-Meijer staat dat de 895 miljoen buiten de wettelijke schade om werd aangevraagd? Nu hebben we 1,2 miljard waarin bijna 1 miljard onder die wettelijke regelingen valt. Daar willen wij graag nog een antwoord op. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, wij zijn nog steeds teleurgesteld over het voorstel, de beantwoording van het College heeft daar niet veel aan kunnen veranderen. Want wat hebben al die mooie plannen voor zin als we de gaskraan niet durven dichtdraaien, maar gewoon doorgaan op de oude weg? Het indienen van een zienswijze is in onze ogen dan ook echt noodzakelijk. Want het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen zou wat ons betreft volledig uitgevoerd moeten worden. Want als we daar niet naar luisteren – en de minister luistert daar ook niet naar – wat zegt dan het antwoord van de gedeputeerde naar aanleiding van onze motie over de wateropslag nog? U zegt dat die ondergrondse wateropslag met vervuild water van de NAM onder toezicht staat van een onafhankelijke commissie, namelijk het Staatstoezicht op de Mijnen. Dus als we dat advies niet volgen, dan zijn we nog verder van huis. Wij zitten echt in tweestrijd. Is dat voldoende om het voorstel te steunen of niet? Ik moet u eerlijk zeggen: wij vinden het lastig om het kind met het badwater weg te gooien. Er zitten heel goede elementen in, maar ik ga daar nog een paar minuten over nadenken. De VOORZITTER: Dan is het woord aan het College voor de beantwoording in tweede termijn, de heer Van den Berg, De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): De motie die is ingediend en die bijna Statenbreed wordt gesteund rond het meerjarencontract, is een volgens mij perfecte weergave van eigenlijk een oproep die we met elkaar al zijn begonnen afgelopen maandag richting de Vaste Kamercommissie van Economische Zaken. De oproep doet naar mijn mening recht aan de bespreking zoals we die gevoerd hebben rond het akkoord en de tekst zoals die in het akkoord staat. Maar door die te tillen naar het kabinet en met name naar de Tweede Kamer mogelijk maakt dat het daar zal plaatsvinden dat ook daadwerkelijk die meerjarenafspraak verder preciezer en concreter vorm krijgt. En ook dat dat over de verschillende politieke partijverhoudingen heen gebeurt. Want welk kabinet er dan weer zit en welke verhoudingen er dan weer zijn, het is ontzettend essentieel dat ook dat nu o zo’n manier vorm krijgt. Dus volgens mij is dit de goede manier en ik hoop ook echt dat elk van ons behalve hiervóór te stemmen ook in zijn of haar eigen kanalen ook duidelijk maakt waarom dat ook zo’n grote impact heeft richting het gebied. En nogmaals het argument dat ik eerder gebruikt heb: het zal ook voor investeerders fundamenteel zijn of we op die manier kijken haar het gebied dat er een langjarig commitment is van de betrokken partijen. Wat betreft de SP: ja, in mijn rol als Commissaris van de Koning ga ik niet mee in een debat over de partijpolitiek, dat laat ik gewoon aan de fractievoorzitters over. Maar waar ik echt wel uw aandacht voor vraag, is het volgende. U kunt een andere visie hebben, u kunt ook absoluut een andere visie hebben op wat gewenst is bij de gaswinning, maar u mag niet zeggen dat wij een open akkoord hebben gesloten over het gaswinningsbesluit. Het staat expliciet in de tekst dat het niet zo is. Expliciet staat ook in de tekst dat de minister verantwoordelijk blijft, minister Kamp heeft daar ook geen onduidelijkheid over gelaten en we hebben ook niet geprobeerd daarin een uitruil tot stand te brengen. We hebben wel steeds als woordvoerderslijn ook hier vanuit Groningen gebruikt, los van het akkoord, om zo dicht mogelijk bij het SodM-advies te blijven, dat we toen nog niet kenden. En dat domweg vanuit het feit dat je ergens een autoriteit zoekt die met al die verschillende tegenstrijdige kennis en meningen die er zijn, een positie inneemt die de veiligheid vooropstelt, ook op die kant van de gaswinning. En ik ben ervan overtuigd dat als collega Wilpstra met de deskundigen dit verder aanpakt in afstemming met de betrokken gemeenten en het waterschap, dat punt opnieuw volledig centraal zal staan. Op dat punt denk ik ook dat u als SP ook gerust mee kunt steunen het element van die meerjarigheid, omdat u dat deelt. En u hoeft ook niet bang te zijn dat dat gebruikt zal worden door ons als een manier om daarmee te zeggen dat het met die winning wel wat anders kan. Want ik geloof dat het belangrijk is dat we elkaar daarin goed verstaan. 78 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer MASTENBROEK (SP): Nou, even voor de zekerheid. Ik heb zonet ook gezegd dat wij dat van harte ondersteunen en ik heb dat zelfs in mijn eerste termijn ook aangedrongen op een langjarig perspectief voor Groningen. Wat ik heb gezegd is dat je het een niet los kunt zien van het ander. En ik had het signaal hiervandaan vandaag willen doen uitgaan dat er minder snel gewonnen moet worden. Dat is wat ik heb gezegd en ik denk dat dat ook duidelijk moet zijn. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Akkoord, dat is helder. En het is ook fair genoeg om te zeggen – en dat merk je ook bij iedereen in het debat – dat de manier waarop men uiteindelijk aankeek tegen die gaswinning en de effecten daarvan, natuurlijk mee verbonden zijn met dat andere stuk. Het enige wat ik had willen betogen – ik geloof dat we daar elkaar nu goed begrijpen – dat wij in ieder geval daarin absoluut geen enig uitstel hebben gedaan en ook niet op het punt waarop wij bevraagd zijn. Dat was eerlijk gezegd ook tamelijk essentieel voor de betrokken gemeenten. Want die zitten ook heel direct natuurlijk met hetzelfde gevoel van veiligheid en die hebben ook aan tafel gezeten in die gesprekken en die wilden ook absoluut niet dat die uitruil op die manier zou plaatsvinden. De heer KEURENTJES (CDA): Misschien juist ook vanwege dit punt een opmerking over wat ons allemaal is ontgaan over die motie, waarin het onderwerp of de titel betreft. Die luidt ‘kabinetsbesluit gaswinning’, terwijl we het daar nou juist expliciet niet over hebben in deze motie. Dus misschien goed om met elkaar af te spreken dat dat niet de juiste omschrijving is van deze motie. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): De titel zou kunnen zijn ‘langjarig commitment aan Noordoost-Groningen’ of ’20-jarig commitment’, net wat u wilt. Ik help maar even mee bij de redactie. De VOORZITTER: Even voor de goede orde. De motie heeft als titel ‘langjarig toekomstperspectief’ en bij het onderwerp staat ‘kabinetsbesluit gaswinning’. En daar zou eigenlijk moeten staan ‘onderhandelingsakkoord gaswinning’. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Commissaris gaf zojuist aan dat die twee zaken echt los van elkaar moeten worden gezien, het gaswinningsbesluit en het voorstel. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Even heel precies: niet los van elkaar gezien. Ik snap heel goed dat u ze in verband ziet – de heer Mastenbroek zei dat ook net – maar dat wij in het akkoord over die gaswinning geen afspraken hebben gemaakt. En dat het dus niet zo is dat die inhoud van het een als het ware iets is wat we gekregen hebben omdat we ons stil zouden houden of niks zouden zeggen of zouden instemmen met het andere. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Maar goed, over het gaswinningsbesluit gaan we niet. Toch hebt u aangegeven afgelopen maandag dat het voorstel en de looptijd daarvan afhankelijk was van de winningsvergunningen van de NAM – waarmee dus toch wel weer een relatie zichtbaar wordt. Denkt u dat dat commitment van de NAM met een motie zoals die zojuist is ingediend, voor een langlopende looptijd, daarmee ook wel geborgd is? Of ziet u daar nog steeds een spanningsveld? De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Dat spanningsveld is evident. Dat hebben we ook maandag gezegd en dat is ook tot uiting gekomen in de gesprekken met de leden van de Vaste Kamercommissie. Omdat er maar voor drie jaar een winningsbesluit is, botsen wij daarmee op een blokkade om al de twintig jaar geregeld te krijgen. En wij hebben meerdere malen betoogd dat we dat anders zien en die twintig jaar nodig vinden, maar het zat niet zozeer op het punt dat men geen langjarig commitment wilde – noch bij de minister, noch bij de NAM/ Maar op het moment dat men dat formeel vastlegde, zou men het ook formeel in de boeken moeten opnemen, terwijl men die andere kant – die drie jaar – niet formeel in de boeken mocht opnemen en daar zat absoluut spanning. De vraag hoeveel te winnen, de omvang ervan en het tempo, is absoluut daarbij niet aan de orde geweest in relatie tot dit punt. En dat is daarvan losgelaten en het dient ook zo te gebeuren en onze zienswijze – als wij daartoe komen, daar heeft de heer Wilpstra al het nodige over gezegd – kan dus ook volledig in vrijheid daarop plaatsvinden, samen met de gemeenten en het waterschap. Dan zijn we bij het CDA. Die fractie heeft een geherformuleerde motie 5, waarvan als ik het goed begrijp de kern is: breng het idee dat we hebben zonder het aan de vorm van planschade te binden, leg dat gewoon op de dialoogtafel, laat de betrokkenen daar serieus over discussiëren, want het is een belangrijk punt. En daar zijn we toe bereid. Je merkt dat ook aan de reacties van een aantal 79 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 anderen: er zit gewoon een complexe problematiek achter van waardevermeerdering en waardevermindering. En je ziet ook aan de verschillende segmenten dat die gelijk weer op elkaar ingrijpen en daarbij gaat het soms om juridische titels. Dat is helder en soms is dat nog niet zo helder in juridische zin en dat is het gewoon een kwestie van onderhandelen over visie en geld. En op dat punt hoop ik dus dat we aan de dialoogtafel zinnig werk kunnen doen. We zijn ook bereid om deze motie gewoon in onze contacten met de mensen van zowel het kabinet als de Kamer te overhandigen, maar ik zou ervoor willen pleiten die langjarigheid centraal te stellen in onze komende campagne. Want je moet je echt op iets richten, wil je het binnenhalen. Je kunt het ook zo serieus overbrengen, maar ik hoop dat u meedraagt dat we een zekere continuïteit nodig hebben in onze actie, willen we effectief zijn. En omdat dit gewoon meerdere kanten heeft, voorzie ik dat dat op en neer gaande debatten behoeft tussen alle betrokkenen en dat je niet in één keer alles klip en klaar hebt. Dat is natuurlijk bij de andere punten veel straighter het geval. Maar wij gaan dus gewoon dat zo proberen. Dan D66. De heer Zwertbroek heeft een aantal vragen gesteld over het innovatiepark, die zijn beantwoord door mevrouw Wulfse. Je kunt het neerleggen bij die inspiratiedag, maar natuurlijk zal men dat ook aan de dialoogtafel interessant vinden en een aantal suggesties hebben. Er is het economic board waar gedeputeerde Van Mastrigt mee aan het werk gaat en mensen en ondernemers uit dat gebied zullen daar ook gewoon hun dingen mee doen. Gebruik die gewoon als instrument om tot dingen te komen. Zo zie ik het en zo hebt u dat aangedragen. En we hebben al een geweldige entranceplek in Groningen – een aantal van u heeft die ook al bezocht – waar een aantal dingen plaatsvindt. Gebruik die mensen, schakel ze in: de mensen die met green empowerment bezig zijn. GroenLinks houdt zijn motie over de 40% reductie aan en vraagt iets over het geld. De kern is dat de twaalf maatregelen van de commissie-Meijer bij elkaar opgeteld voor de komende vijf jaar 300 miljoen is, inclusief onze eigen bijdrage. Dat was in het rapport-Meijer 45 à 50 miljoen inclusief de eigen bijdrage. Daar zitten we hoger. Vervolgens is het zo dat bij de rest van de maatregelen – je kunt altijd over een paar deeltjes discussiëren – in de kern allemaal verplichte uitgaven betreft voor de NAM, maar op ramingsbasis. En daarmee komen we tot dat totaalbedrag en die ramingen gaan over waarde, over schade en over preventieve werken. Doordat het zo fors qua bedrag genoemd is en je dan ook afspraken maakt over hoe dat dan moet met dat onafhankelijke toezicht, de manier waarop het doorwerkt naar de werknemers en de bouwvakkers in dat gebied, krijgt het daardoor veel substantie en is het allemaal ontzettend wezenlijk. Daarmee beantwoordt het ook aan de kern van het vervolg: zet dat nou voorop in dat gebied, want daar maken we ons de meeste zorgen over naast de gaswinning, de veiligheid en de effecten. Maar het blijft een raming en het blijft een verplichting. Volgens mij heb ik daar ook die twee bedragen helder voor u beantwoord en daarmee kom ik aan het eind van mijn tweede betoog. En nogmaals: kop d’r veur. De VOORZITTER: Dan zijn wij aan het einde van de tweede termijn en wil ik mijn toezegging gestand doen dat iedere fractie nog de gelegenheid heeft om kort een stemverklaring bij de ingediende moties af te geven. Daarbij wordt motie 7 voor alle duidelijkheid aangehouden door GroenLinks. Mevrouw WULFSE (VVD): Motie 5 over de dialoogtafel en de waardecompensatie: de VVD vindt dat eigenlijk toch in tegenspraak met de waardevermeerdering die we gaan toepassen. Dus wij steunen die motie niet om kort te gaan. Motie 8 steunen wij niet. Motie 6 van de PVV gaat over die uitkoopregeling. Wij begrijpen wat de PVV hier bedoelt en daar hebben we ook sympathie voor: als mensen wegwillen dan moet die mogelijkheid er zijn. Maar als ze hun huis te koop zetten en als het dan misgaat en er is geen bedrag voor, dan worden ze uitgekocht. Dus wat ons betreft is die motie overbodig. De heer MASTENBROEK (SP): Straks gaan we wel stemmen en dan ziet u dat dan wel. Maar ik wil over motie 4 nog zeggen dat wij ons daar op dit moment toch te weinig bij kunnen voorstellen, omdat ons nou niet echt concreet duidelijk is wat er aan belemmerende regels is. Dus daarom zullen we daartegen stemmen. En bij motie 6 zullen we ook tegenstemmen. Ik vind dat echt een te negatieve motie: alsof iedereen uit Groningen weg zou moeten trekken. Dat beeld willen wij bepaald niet ondersteunen en daarom zullen we tegen die motie stemmen. De heer KEURENTJES (CDA): Moties 1 tot en met 5 zullen wij ondersteunen. Motie 6 niet, nummer 8 niet en motie 9 uiteraard wel. 80 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst hebben wij bij motie 4 goed begrepen dat de provincie hier een faciliterende rol heeft en dus niet verder bij de dialoogtafel, omdat daar de ruimte moet worden gegeven aan de bewoners en ondernemers. Dus onder die uitleg kunnen wij deze motie steunen. En verder, als het gaat om de aangehouden motie van GroenLinks, gaan wij graag met GroenLinks optrekken om te kijken hoe we dat in zo’n zienswijze kunnen invullen. De heer RAM (PVV): Op motie 1 zijn wij tegen in verband met de energietransitie. Daarbij wil ik noteren dat D66 in het agendapunt over wind bezwaar maakt tegen importgas, omdat de bewoners uit andere landen er last van zouden krijgen. Maar blijkbaar is die fractie nu al van gedachte veranderd. De VOORZITTER: Wilt u het wel laten bij een korte verklaring bij de moties en niet inhoudelijk het debat heropenen? De heer RAM (PVV): Ja. Moties 2 tot en met 4 steunen wij. Motie 5 niet. De originele motie vonden wij sterker en die lag veel dichter bij onze uitkoopregeling. Motie 6 steunen wij uiteraard. Motie 8 niet en motie 9 wel. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Motie 1 over het terugdringen van de gasproductie hebben wij mede ingediend, dus die steunen wij. Motie 2 over het wegnemen van belemmerende regels steunen wij. Motie 3 over opleidingstrajecten voor de bouw steunen wij. Motie 4 over het innovatiepark: daarbij vinden wij dat dit bij de dialoogtafel moet worden ondergebracht, omdat wij niet nu een beslag willen leggen op alle plannen die er mogelijk naar voren worden gebracht. Dus onder de voorwaarde dat die bij de dialoogtafel wordt ondergebracht, zou die motie op onze steun kunnen rekenen. Maar dat hangt af van de uitleg van de indiener. Motie 5 over de compensatie bij de waardevermindering kunnen wij steunen. Wij constateren dat de huidige regeling zoals die nu in het akkoord zit, wordt ervaren als een vertrekpremie en dat is volgens ons niet de bedoeling. Motie 6: bij een generieke uitkoopregeling denken wij niet dat het gebied daar op dit moment het beste bij is gediend. Wel vinden wij dat dit voor schrijnende gevallen moet worden geregeld. Volgens ons wordt daar momenteel in voorzien. Motie 7 is aangehouden. Motie 8 kan niet op onze steun rekenen. Motie 9 over het langjarige toekomstperspectief kan natuurlijk op onze steun rekenen. De VOORZITTER: Mevrouw Wulfse, kunt u nog even kort een antwoord geven op de korte vraag bij motie 4 van mevrouw Van der Graaf? Kunt u dat in één zin even beantwoorden zodat de ChristenUnie haar stemgedrag inzake deze motie kan opmaken? Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, wij hebben het eigenlijk al eerder aangegeven: ook zo’n inspiratiedag kunnen de bewoners of misschien ook mensen aan een dialoogtafel daaraan deelnemen. We willen de bewoners niet uitsluiten, maar als dit betekent dat we vier maanden moeten wachten voordat we hiermee aan de gang kunnen, dan is het antwoord gewoon nee. De Commissaris heeft eigenlijk al aangegeven wat hij hiermee wil en ik denk dat dat helder is. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik zal de moties noemen waar wij positief over zijn. Motie 1 over de afhankelijkheid van gas. Deze zullen wij steunen, al gaat onze voorkeur ernaar uit om eerst te kijken naar de export van aardgas alvorens naar de import van aardgas te kijken. Motie 3 over kennis en scholing zullen wij steunen. Dan de motie over het innovatiepark met de uitleg van mevrouw Wulfse. Dank voor de goede voorbeelden. Wij zijn daar zeker voor. En motie 9 over het langjarige toekomstperspectief steunen wij ook van harte. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Motie 1: daar zijn wij niet voor. Ten eerste omdat wij het niet fatsoenlijk vinden om de problemen van de gaswinning door te schuiven naar de buren of naar andere landen. Bovendien vinden we de afhankelijke opstelling ten opzichte van andere landen geen goede zaak, we hebben in jaren zeventig gezien wat daarvan kan komen. Motie 2: het versnellen van stroperige processen is altijd goed, die motie zullen wij steunen. 81 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 Motie 3 zullen wij steunen. Over motie 4 hebben we getwijfeld, maar we zijn van oordeel dat er elders in de wereld wel heel veel meer ervaring is op het gebied van aardbevingen en dat wij geen geld hoeven te besteden om hier in Groningen nog mee te experimenteren. De gewijzigde motie 5. Ja, wij zouden eigenlijk liever zien dat de overheid dat gewoon regelt en de schadevergoeding uitkeert. Maar ja, deze zullen wij toch steunen. Motie 6 zullen wij steunen. Motie 7 gaat nog niet ver genoeg, maar is een goede stap. Dus ook die zullen wij steunen. En motie 8 ga ik intrekken na de toezegging van de gedeputeerde. We hopen wel dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het verzoek richting de minister. De VOORZITTER: Dank. Dan sluit ik nu de beraadslagingen en ga ik over tot de stemmingen over de moties, waarbij ik wil opmerken dat de fractie van Vrij Mandaat bij deze stemming afwezig is wegens verplichtingen elders. Dan beginnen we met motie 1. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie. En wie is tegen deze motie? Dat is de fractie van de Partij voor de Dieren en de PVV. Dan is de motie aangenomen. Dan zijn we bij motie 2 ‘Snel kunnen handelen’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fracties van de Partij van de Arbeid, D66, de VVD, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de Partij voor de Dieren. En wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties van de SP en GroenLinks. Dan is deze motie aangenomen. Motie 3 ‘Kennis en scholing’. Wie is vóór deze motie? Als ik het zo zie zijn dat alle fracties, dus dan is die met algemene aangenomen. Motie 4 ‘Het innovatiepark’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, het CDA en de Partij voor de Vrijheid. En wie tegen deze motie? Dat is de fractie van de Partij voor de Dieren, de SP en de ChristenUnie. Dan is de motie aangenomen. Dan zijn we bij de herziene motie 5 ‘Compensatie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen’. Wie is vóór deze motie? Dat is de fractie van de Partij van de Arbeid, de SP, de ChristenUnie, het CDA en de Partij voor de Dieren. En wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties van GroenLinks, D66, de VVD en de PVV. Er wordt even heel snel geteld nu. Er zijn 26 stemmen vóór en we hebben 12 tegenstemmers. Dan kan ik alleen maar concluderen dat deze motie is aangenomen. Dan zijn we bij motie 6 ‘Uitkoopregeling’. Wie is vóór deze motie? Dat is de Partij voor de Dieren en de Partij voor de Vrijheid. Wie is tegen deze motie? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is deze motie verworpen. Motie 7 is aangehouden. Dan zijn we bij motie 8 ‘Herziening vergunning wateropslag NAM Borgsweer’. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Die was ingetrokken, voorzitter. De VOORZITTER: O, die was ingetrokken. Dan zijn we bij motie 9 ‘Langjarig toekomstperspectief’. Wie is vóór deze motie? Dat zijn alle fracties in deze Staten. Dan is deze motie unaniem aangenomen. Aangezien dit agendapunt een brief betreft en geen voordracht, zijn wij bij het eind van deze vergadering aangekomen. 4. Sluiting De VOORZITTER: Dan sluit ik deze vergadering onder dankzegging voor uw inbreng en wens ik u allen wel thuis. En wij zien elkaar dan volgende week woensdag 5 februari voor weer een vergadering van Provinciale Staten. En het tijdstip volgt nog via een separate uitnodiging. Ik sluit de vergadering (22.48 uur). 82 Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 29 januari 2014 83
© Copyright 2025 ExpyDoc