Namiddagsymposium Mythen met ronde tafelgesprek

Academisch Cultureel Forum
Namiddagsymposium
Mythen
met ronde tafelgesprek
18 november: 14u
Paleis der Academiën
Hertogsstraat 1
1000 Brussel
Programma:
13.30u: Registratie
14.00u: Welkom door de heer Mark Eyskens
14.10u: Voordrachten van:
Winand Calluwaert (KUL): Mythen uit India
Willy Vande Walle (KUL): Het Kosmische ei en de oerbrij: mythen in
Japan en China
Nadia Sels (UA): Het woekerend papaverveld: de eindeloze lezing van
Griekse mythen
16.30u: Pauze
16:45u: Rondetafel/ Panelgesprek:
moderator Frans Boenders
17:30u: Receptie
Mythen uit India
Winand Callewaert
Winand Callewaert (1943) is in 1965 naar India vertrokken en studeerde er
onder meer Hindi en Sanskriet aan de universiteiten van Ranchi, Varanasi en
Pune. Na zijn terugkeer in 1971 werd hij in Leuven licentiaat (1972) en doctor
(1975) in de Oosterse Talen en Geschiedenis. In 1993 werd hij
onderzoeksdirecteur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk
Onderzoek, onder meer belast met de colleges Sanskriet en Hindoeïsme.
Callewaert was echter geen kamergeleerde en reisde na 1971 nog meer dan
zestig keer naar India.
Vanaf 1972 richtte hij zich op de Bhakti-literatuur in Noordwest-India tussen de
dertiende en de zeventiende eeuw. Dat was een inspirerende en zeer
uitgebreide literatuur van mystici die eerst mondeling werd overgeleverd en
vanaf ca. 1600 geleidelijk werd opgetekend. In hun gezangen zetten deze
Bhakti-zangers zich af tegen de brahmaanse rituelen en het kastensysteem,
en bepleitten zij een zuiver en monotheïstisch geloof. Zij bedienden zich niet
meer van het Sanskriet, maar van volkstalen die tot in de jaren zeventig nog
maar amper waren onderzocht.
De meeste gezangen waren enkel op manuscripten bewaard. Callewaert
ging op zoek naar deze bedreigde handschriften en begon die systematisch
te fotograferen.
Uiteindelijk maakte hij 15 000 opnamen, die de basis vormden van een
reusachtige databank van Bhakti-literatuur (nu bewaard en gedigitaliseerd in
de universiteit van Heidelberg).
Hij publiceerde de volgende jaren, tussen 1974 en 2013, 35 boeken en
139 artikels in het Engels, Hindi en Nederlands.
Zijn opus magnum is de Dictionary of Bhakti: North-Indian Bhakti Texts into
Khaṛī Bolī Hindī and English (New Delhi, 2009): een werk van drie lijvige
volumes, meer dan tweeduizend bladzijden, en ongeveer veertigduizend
trefwoorden, waarvan hij de betekenissen in het Hindi en het Engels geeft en
refereert aan Sanskriet en Perzisch.
Het kosmische ei en de oerbrij: mythen in China en Japan
Willy Vande Walle
Volgens het Chinese scheppingsverhaal ontstond de wereld uit Pan-gu, het
oerwezen dat zo lang groeide tot het openbarstte. Voordien bestond er
alleen chaos. De chaos stolde geleidelijk aan tot een kosmisch ei.
Daarbinnen tekenden zich de volkomen tegengestelde principes van Yin en
Yang geleidelijk af en in die omgeving ontwaakte Pan-gu. Hij scheidde Yin en
Yang en schiep hemel en aarde. Tijdens dat langdurig proces bleef hij
groeien tot hij uiteindelijk openbarstte en stierf. Na zijn dood werden zijn
lichamelijke overblijfselen de aarde. Uit zijn bloed ontsprongen de rivieren, zijn
ogen werden de zon en de maan, zijn adem werd de wind, zijn stem werd de
donder, zijn botten werden kostbare mineralen, zijn beenmerg werd
diamanten, de vlooien op zijn lichaam werden vissen en andere dieren, zijn
lichaamshaar werd bomen en bossen en zijn gezichtshaar werd de sterren in
de Melkweg. Na hem volgden de drie Huang en de vijf Di (oerkeizers of
cultuurhelden) die aan de mensheid de weldaden van de beschaving
schonken. De drie Huang zijn: (1) Fu-xi, hij leerde de mensen de visvangst met
het net, en vond de acht trigrammen uit, de basis van het schrift. (2) Nü-wa,
een vrouwelijke cultuurheld, zij regelde het huwelijk en leerde de zijdeteelt. (3)
Shen-nong (alternatieve naam: Yan-di) was de vader van de landbouw en
de ontdekker van de geneeskrachtige kruiden. De vijf Di zijn: (1) Huang-di (de
Gele keizer), aan hem worden toegeschreven: de uitvinding van de
sterrenkunde en de verdeling van het land in ‘putakkers’ (jing-tian), (2) Zhuanxu, (3) Di-ku, (4) Yao en (5) Shun. Deze namen en hun volgorde verschillen
naargelang van de bronnen. Yao is een van China's legendarische
modelheersers. Hij verkoos de deugdzame Shun als opvolger boven zijn eigen
onwaardige zoon. Shun wees op zijn beurt zijn minister Yu aan als opvolger,
op grond van diens zedelijke verdienste. Deze laatste is de cultuurheld die
volgens de overlevering de watervloed bedwong. Hij geldt tevens als de
stichter van de eerste proto-historische dynastie, de Xia (ca. 2200-1700 v.Chr.).
De Kojiki, Japans oudste mythologische bron, begint de beschrijving van de
schepping als volgt: 'De namen van de kami (goden) die geboren werden in
de vlakte van de hoge hemel (Takama-ga-hara) bij het begin van hemel en
aarde zijn Ame-no-minaka-nushi-no-kami (kami heer van het midden van de
hemel), vervolgens Taka-mi-musubi-no-kami en Kami-musubi-no-kami (twee
goden van de voortplanting). Deze drie kami zijn alléén geboren en hebben
zich verder verborgen gehouden. Vervolgens, wanneer de aarde jong was
en als drijvende olie, zich voortbewegend als een kwal, werden twee goden
geboren uit iets dat ontsproot als een rietscheut en zij verborgen zich
eveneens...'. Dan volgen nog eens zeven generaties van goden, van wie het
laatste paar Izanagi en Izanami waren.
Wat opvalt, is dat de scheiding van Hemel en Aarde, net zoals in het Chinese
geval, gelijktijdig gebeurt met de geboorte van de eerste goden, die
overigens verder geen enkele scheppende activiteit aan de dag leggen -
vandaar de uitdrukking dat ze “zich verborgen”. Anders wordt het met
Izanagi en Izanami, het jongste godenpaar, die de opdracht kregen om de
aarde te consolideren en vruchtbaar te maken. Zij stonden op de vlottende
brug van de hemel en roerden met een lans die de goden hun gegeven
hadden in het water van de zeeën. Toen het water begon tot een brij begon
te stollen, trokken ze de lans terug en de druppels die van de lans vielen,
werden het eiland Onogoro. Izanagi en Izanami daalden vervolgens op dat
eiland neer en verenigden er zich. Zij brachten de Japanse archipel
(Oyashima) voort met zijn bergen, rivieren, bomen en stenen. Hun
laatstgeborene was de god van het vuur. Zijn geboorte kostte Izanami het
leven. Zij verhuisde naar het land van de duisternis, Yomi-no-kuni. Izanagi ging
daarop zijn vrouw zoeken in de onderwereld, maar slaagde er niet in haar
terug te brengen naar de aarde. Terug op aarde ontdeed hij zich van de
onreinheden van de onderwereld. Uit deze reinigingshandelingen ontstaan
dan drie edele godheden: Amaterasu-no-Mikoto, Tsukiyomi-no-mikoto en
Susano'o-no-Mikoto, respectievelijk de zonnegodin, de maangod en de god
van de storm. Izanagi gaf zijn dochter het bevel te regeren over de
hemelvlakte, de maangod kreeg de heerschappij over de nacht. Susano'o
kreeg het bevel te gaan heersen over de zeeën, maar hij sputterde tegen.
De in toorn ontstoken Izanagi joeg hem weg, maar Susano'o wou eerst van
zijn zus afscheid nemen. Zij reageerde verschrikt en wapende zich tegen hem.
Hij verzekerde haar dat hij slechts met goede bedoelingen kwam, wat hij
wilde bewijzen met een soort 'godsoordeel': ieder zou drie kinderen
voortbrengen, en die van hem zouden mannelijk zijn. Amaterasu baarde drie
prinsessen en Susano'o vijf prinsen.
Susano'o was zo opgetogen over zijn zege dat hij als een wildeman tekeer
ging. Amaterasu was geschokt en verborg zich in een grot, waardoor de
wereld in duisternis gehuld werd. In de hoop haar naar buiten te lokken,
vervaardigden de goden een spiegel en een snoer van kromme juwelen die
zij aan de takken van een boom voor de grot hingen. Toen de godin Ama no
Uzume tot grote hilariteit van de goden, nog een obscene dans uitvoerde,
lukte de list. Amaterasu, door nieuwsgierigheid geprikkeld, loerde naar buiten
en de goden sloten de toegang tot de grot met een touw af. Susano'o werd
verbannen naar de provincie Izumo, waar hij de achtkoppige slang doodde,
die al zo lang het land geteisterd had. In haar staart vond hij het wonderlijke
zwaard Kusanagi-no-Tsurugi. Dit is een belangrijke passage, omdat hier
melding wordt gemaakt van de Drie Heilige Kostbaarheden (sanshu noshinki): de spiegel, de kromme juwelen en het zwaard, die tot op heden de
emblemen van de keizerlijke investituur zijn gebleven.
W.F. Vande Walle is gewoon hoogleraar in de Japanologie aan de K.U.Leuven.
Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit te Gent, Osaka University of Foreign Studies
en de Rijksuniversiteit te Kioto.
Hij was onderzoeker aan de Academie voor Sociale Wetenschappen, Peking
(1986); aan het Instituut voor Oosterse en Westerse Studies, Kansai University,
Osaka (1987 en 1996), en aan de Faculteit Letteren van de University of
Pennsylvania (1992). Hij was tevens gasthoogleraar aan de International
Research Center for Japanese Studies te Kioto (1993). In 2000 werd hij bekroond
met de Japan Foundation Special Prize en in 2006 werd hij onderscheiden met
de Orde van de Rijzende Zon, met gouden stralen en halslint. In 2009 verleende
Kansai University (Osaka) hem het eredoctoraat.
Zijn publicaties in het Engels, Japans, Nederlands en Frans, handelen over
Japanse geschiedenis, boeddhisme, de Chinees-Japanse relaties, literatuur en
de kunsten. Hij heeft zijn medewerking verleend aan tal van tentoonstellingen
over Japanse kunst, en was voorzitter van het Wetenschappelijk Comité van
Europalia Japan (1989). Recente publicaties in boekvorm van hem zijn onder
meer Een geschiedenis van Japan: Van samurai tot soft power. Leuven: Acco,
2009, en (red.) Japan & Belgium: Four Centuries of Exchange. Brussels:
Commissioners-General of the Belgian Government at the Universal Exposition
of Aichi 2005.
Het woekerend papaverveld: de eindeloze lezing van
Griekse mythen
Nadia Sels
We zijn met de Griekse mythologie nog niet klaar. Sinds zij enkele eeuwen
geleden het voorwerp van wetenschappelijk onderzoek werd, is zij een
uitdaging aan het adres van de Westerse identiteit. Van meet af aan
vormden deze verhalen, die als irrationeel en immoreel werden beschouwd,
immers een schandvlek op het beeld van de Oudheid als wieg van de
Westerse beschaving. Vandaag is ons beeld van zowel de Oudheid als haar
mythen sterk aangepast, maar de uitdaging blijft. Hoewel veel van haar
ontstaansgeschiedenis ons nu duidelijker is, laat zij zich nog steeds niet met
eenvoudige sleutels wegverklaren. In deze lezing wordt de Griekse
mythologie bekeken als een rijk en gelaagd veld van betekenissen, waarvan
de woekerende verbeelding nog steeds zeer actief is in elk van ons.
Nadia Sels is docent cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Tot
voor kort was zij verbonden aan de Universiteit Gent, waar ze in 2010
doctoreerde in de literatuurwetenschap met een proefschrift over
mythologie, meer bepaald de mythentheorie van Hans Blumenberg. Ze
publiceert over kunst, cultuur en literatuur.