AFSTUDEERHANDLEIDING - Bedrijven

AFSTUDEERHANDLEIDING
Bedrijfskunde MER (MBME-VAFSTUD-14)
Logistiek & Economie (MBLE-VAFSTLOG-14)
Business Management MKB Utrecht (MBBM-ABKAFST-14)
Business Management MKB Amersfoort (MBAM-ABKAFST-14)
Collegejaar:
Faculteit, instituut en coördinerend
onderdeel:
Opleiding:
Begint en eindigt in blok:
Aantal studiepunten (EC):
Praktijkcoördinatoren Afstuderen:
Accountbeheerder Praktijkbureau:
Emailadres voor contact:
Auteurs cursuswijzer:
Datum vrijgave:
Cursussite url:
2014-2015
Faculteit Economie en Management
Opleidingscluster Business Administration
Bedrijfskunde MER, Logistiek & Economie,
Business Management MKB locaties Utrecht en
Amersfoort
A, B, C en D
30
Onno-Hans Noteboom (BKM) – kamer 1.92
Nathalie Deurhof (BM) – kamer 1.89
Marja Exalto-Sijbrands (LE) – kamer 1.80
Miranda Vermeulen – Frontoffice Praktijkbureau
[email protected]
Nathalie Deurhof en Onno-Hans Noteboom
1 september 2014 (versie 16 juli 2014)
BKM:
https://cursussen.sharepoint.hu.nl/fem/13/MBMEVAFSTUD-14/default.aspx
BM:
https://cursussen.sharepoint.hu.nl/fem/13/MBBMABKAFST-14/default.aspx
LE:
https://cursussen.sharepoint.hu.nl/fem/13/MBLEVAFSTLOG-14/default.aspx
Conversieregeling
Voor een beperkte groep studenten gelden nog de richtlijnen en procedures uit de cursuswijzer
Afstuderen 2013-2014 met de aangepaste beoordelingseisen die in mei 2014 zijn ingevoerd.
Het gaat dan om de oude cursuscodes MBME-VAFSTUD-06, MBLE-VAFSTLOG-06, MBBMBKAFST-10 en MBAM-AFST-13.
Je valt onder de oude regeling indien je bent gestart met afstuderen in schooljaar 2013-2014,
vertraging hebt opgelopen en het colloquium/mondeling naar de toetsweek in periode A hebt
verplaatst. Voor studenten waarvan het afstudeervoorstel in periode D van 2014 is goedgekeurd
en die starten in periode A, geldt de nieuwe cursuswijzer m.b.t. afstuderen 2014-2015.
pagina 2 van 91
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
3
1.
6
Inleiding
1.1. Algemeen ................................................................................................ 6
1.2. Doelen afstudeerproject .......................................................................... 6
1.3. Competenties .......................................................................................... 7
1.4. Leeswijzer ............................................................................................... 7
2.
Formele gegevens
8
2.1. Studiepunten en studiebelasting............................................................. 8
2.2. Afstudeerperiodes ................................................................................... 8
2.3. Voorkennis en ingangseisen voor start afstuderen ................................ 9
2.3.1.
Voorkennis ............................................................................... 9
2.3.2.
Ingangseisen m.b.t. start afstudeertraject ................................ 9
2.4. Vrijstellingsmogelijkheden ...................................................................... 10
3.
Eisen afstudeeropdracht en -organisatie
11
3.1. Eisen aan de afstudeeropdracht ............................................................. 11
3.2. Waar kun je afstuderen? ......................................................................... 11
3.3. Eisen aan afstudeerorganisatie in Nederland ......................................... 12
3.3.1.
Eisen aan de afstudeerorganisatie voor alle studenten ........... 12
3.3.2.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie BKM-studenten ........ 12
3.3.3.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie LE-studenten............ 12
3.3.4.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie BM-studenten........... 13
3.4. Eisen aan buitenlandse afstudeerorganisatie ......................................... 13
3.5. Afstuderen via een lectoraat ................................................................... 14
3.6. Afstuderen op honoursniveau ................................................................. 14
3.7. Afstudeervergoeding en juridische aspecten .......................................... 14
4.
3.7.1.
Afstudeervergoeding ................................................................ 14
3.7.2.
Verzekeringen en overige juridische aspecten ........................ 15
Rollen, taakverdeling en verwachtingen
16
4.1. Rollen en taken Praktijkcoördinatoren Afstuderen ................................. 16
4.2. Rollen en taken student .......................................................................... 17
4.3. Rollen en taken docentbegeleider .......................................................... 17
4.4. Rollen en taken examinatoren ................................................................ 18
4.5. Rollen en taken bedrijfsmentor ............................................................... 18
4.6. Examencommissie .................................................................................. 19
4.7. Accountbeheerder Afstuderen Praktijkbureau ........................................ 19
pagina 3 van 91
5.
Afstudeertraject: stappenplan
20
5.1. Inloopspreekuren bij vragen ................................................................... 20
5.2. Fase 1: Toestemming, definitie en contract ............................................ 20
5.2.1.
Stap 1: Inschrijving en toelating ............................................... 20
5.2.2.
Stap 2: Aandragen afstudeerorganisatie en opdracht ............. 21
5.2.3.
Stap 3: Toetsing opdracht m.b.v. afstudeervoorstel ............... 21
5.2.4.
Stap 4: Afstudeerovereenkomst ............................................... 22
5.3. Fase 2: Voorbereiding ............................................................................ 22
5.3.1.
Stap 5: Kennismaking docentbegeleider.................................. 22
5.3.2.
Stap 6: Herhalingscollege “Onderzoek en PVA” ...................... 23
5.4. Fase 3: Plan van aanpak ........................................................................ 23
5.4.1.
Stap 7: Opstellen plan van aanpak .......................................... 23
5.5. Fase 4: Uitvoering onderzoek o.b.v. PVA ............................................... 24
5.5.1.
Stap 8: Bedrijfsbezoek ............................................................. 24
5.5.2.
Stap 9: Voortgangsbewaking en intervisie ............................... 24
5.5.3.
Stap 10: Bespreken conceptscriptie ......................................... 25
5.6. Fase 4:Inleveren, evalueren en beoordelen ........................................... 25
5.6.1.
Stap 11: Inleveren scriptie en reflectieverslag ......................... 25
5.6.2.
Stap 12: Evaluaties student en bedrijfsmentor ........................ 25
5.6.3.
Stap 13: Beoordeling scriptie,mondeling, reflectieverslag ....... 26
5.7. Stap 6: Administratie en afronding.......................................................... 26
5.7.1.
6.
Stap 14: Invoering deelcijfers en check ................................... 26
Toetsing en beoordeling
27
6.1. Toetsmomenten ...................................................................................... 27
6.2. Toetsvormen, beoordeling en weging .................................................... 27
6.3. Toets 1: Afstudeerscriptie ....................................................................... 28
6.3.1.
Beoordeling eindscriptie ........................................................... 28
6.4. Toets 2: Mondeling examen ................................................................... 29
6.5. Voorwaardelijk: Reflectieverslag (alleen voor BKM)............................... 30
6.6. Onvoldoende en herkansing ................................................................... 30
6.7. Dispuutregeling ....................................................................................... 31
6.8. Plagiaat ................................................................................................... 31
7.
Studiematerialen en belangrijke documenten
32
7.1. Studiematerialen en literatuur ................................................................. 32
7.2. Documenten voor bedrijfsmentor............................................................ 32
7.3. In te leveren documenten ....................................................................... 32
7.4. Archivering en vertrouwelijkheid ............................................................. 33
pagina 4 van 91
BIJLAGEN
Ook de bijlagen die worden genoemd in de afstudeerhandleiding zijn belangrijk om door te
nemen, aangezien deze je richting geven bij het afstudeertraject. Een aantal bijlagen is alleen
bedoeld voor studenten van een bepaalde opleiding. Dit is aangegeven met het gebruik van de
afkorting van de opleiding als eerste woord in de titel. Staat er niets voor, dan gelden de bijlagen
voor alle studenten BKM, LE en BM.
Bijlage:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Begrippenlijst.
Competentieoverzicht van de opleidingen BKM, LE, BM.
Afstudeerplanning schooljaar 2014-2015.
Afstudeertraject: stappenplan.
BKM: Specialisaties BKM & bijbehorende afstudeereisen.
BM: Toelichting op criteria voor alternatieve opties m.b.t. afstuderen bij BM.
Tips voor vinden van een afstudeerorganisatie.
Format ‘Afstudeervoorstel 2014-2015’.
Tips en feedback m.b.t. schrijven afstudeervoorstel.
Opzet Plan van aanpak.
Opzet afstudeerscriptie.
Format ‘Beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk’.
Format ‘Beoordelingsformulier FEM voor het mondelinge deel van het afstuderen’.
BKM: Richtlijnen voor reflectieverslag rond het afstudeertraject BKM.
BKM: Beoordelingsformulier ‘Functioneren in de beroepspraktijk’ voor docentbegeleider.
pagina 5 van 91
1. Inleiding
1.1.
Algemeen
Als je deze cursuswijzer leest, ben je je aan het voorbereiden op het afstuderen ter afsluiting
van je studie. Het doel is te laten zien dat je klaar bent om als startbekwame professional de
volgende stap in jouw loopbaan te zetten. We wensen je allereerst heel veel succes bij het
afstuderen. Om goed voorbereid te kunnen beginnen, is het verstandig om de afstudeerhandleiding goed door te nemen. Ook tijdens het afstuderen moet je deze handleiding verschillende
malen doornemen om een goed beeld te krijgen van de stappen in het afstudeerproces.
In deze cursuswijzer worden diverse definities en begrippen gehanteerd. In bijlage 1 is een
uitgebreide begrippenlijst opgenomen, zodat iedereen dezelfde terminologie gebruikt.
1.2.
Doelen afstudeerproject
De opleidingen BKM, LE en BM hanteren het volgende doel voor het afstuderen:
De student studeert zelfstandig af op een eenduidig project binnen een bedrijfskundig
voldoende complexe organisatie, waar hij op basis van door onderzoek verkregen data een
advies uitbrengt dat steunt op tenminste een drietal bedrijfskundige disciplines. De opdracht
heeft de potentie ter plekke opgevolgd te worden.
De leerdoelen van het afstudeerproject zijn als volgt:
1. Zelfstandig een oplossing/oplossingsrichting en advies kunnen formuleren voor een
complex bedrijfskundig organisatievraagstuk met behulp van praktijkgericht onderzoek.
Het afstuderen is een leertraject waarin je aan het eind van de studie een proeve van
bekwaamheid aflegt als startbekwame professional in de beroepspraktijk waarvoor je bent
opgeleid. Je laat zien hoe je zelfstandig (en ondersteund door feedback van de
docentbegeleider, opdrachtgever en door zelfreflectie) met behulp van praktijkgericht
onderzoek als vakdeskundige een oplossing en/of advies biedt voor een complex
bedrijfskundig organisatievraagstuk.
2. Het onderzoeksmatig onderbouwen en verantwoorden van de geformuleerde
oplossingsrichting / het advies van het complexe bedrijfskundige organisatievraagstuk.
Je voert allereerst zelf een onderzoek uit, waarbij je gebruik maakt van wetenschappelijke
artikelen, deskresearch, kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek. De analyse van de
onderzoeksresultaten en bijbehorende conclusies zijn de onderbouwing en verantwoording
van de aangedragen oplossingsrichtingen (advies) van het organisatievraagstuk.
Vervolgens dien je deze onderzoeksresultaten en bijbehorend advies zowel schriftelijk als
mondeling te presenteren. Hiermee toon je aan je dat de competentie Onderzoekend
vermogen op voldoende niveau hebt ontwikkeld. Het onderzoekend vermogen is een zeer
belangrijke competentie die je dient aan te tonen bij het eindresultaat.
3. Het resultaat van de onderzoeksvraag koppelen aan het hiervoor genoemde
managementvraagstuk van de organisatie.
Het eindresultaat, de afstudeerscriptie, is allereerst bruikbaar voor de beroepspraktijk. In de
scriptie wordt de onderzoekscyclus gebruikt ter onderbouwing en verantwoording van de
verbetering of vernieuwing van de regulatieve (management) cyclus. Onderbouwen,
Verantwoorden en Vernieuwen zijn dan ook de kernwoorden die centraal staan in de
toetsing door de hogeschool. De scriptie is immers voor Hogeschool Utrecht de toetssteen
om te beoordelen of jij als student de aangegeven (eind)competenties van de opleiding (zie
1.3 en bijlage 2) in voldoende mate hebt aangetoond bij de totstandkoming van de
afstudeerscriptie, in de scriptie zelf en bij de bespreking/presentatie van de scriptie.
pagina 6 van 91
1.3.
Competenties
In bijlage 2 van deze cursuswijzer is voor de drie opleidingen afzonderlijk een overzicht
opgenomen van de eindcompetenties die gedurende jouw opleiding aan bod komen en van de
specifieke competenties die tijdens het afstudeertraject centraal staan.
1.4.
Leeswijzer
In deze cursuswijzer staan alle gegevens die van belang zijn voor het afstudeerproject, zoals de
ingangseisen tot het afstudeertraject (hs. 2), alle formele gegevens (hs. 3), de gestelde eisen
aan de afstudeeropdracht en afstudeerorganisatie (hs. 4). Verder worden in deze handleiding de
rollen en taken van de verschillende stakeholders in het afstudeerproces beschreven (hs 4), de
verschillende stappen in het afstudeerproces (hs. 5), de wijze van toetsing en beoordeling (hs.
6) en de studiematerialen met belangrijke documenten (hs. 7). Tot slot vind je in de bijlagen
onder meer een begrippenlijst, checklists, beoordelings- en evaluatieformulieren en meer
gedetailleerde informatie over onderwerpen uit de handleiding.
pagina 7 van 91
2. Formele gegevens
2.1.
Studiepunten en studiebelasting
Het programma van deze onderwijseenheid omvat in totaal 30 EC, te weten een tijdsbesteding
van 840 SBU, uit te voeren in 20 weken. Onderschat dit traject dus niet. Deze tijd besteed je
aan het voorbereiden, uitvoeren en afronden van het afstudeertraject en wordt afgesloten met
een scriptie en een mondeling. BKM-studenten leveren daarnaast nog een reflectieverslag in
over het functioneren in de beroepspraktijk.
2.2.
Afstudeerperiodes
In de periode voorafgaand aan de formele afstudeerperiode start je al met de voorbereidingen
op jouw afstudeertraject, middels het zoeken van een organisatie en het vervaardigen van een
afstudeervoorstel (zie voor details hoofdstuk 3 en 5).
Bij de formele start van de cursus “Afstuderen” (=na goedkeuring afstudeervoorstel), voer je
1
gedurende 20 achtereenvolgende weken (= twee aaneengesloten onderwijsperioden ) een
afstudeeropdracht uit binnen een organisatie in de beroepspraktijk. Hieruit volgt een
afstudeerscriptie als belangrijkste eindresultaat. De duur van een afstudeertraject is maximaal
drie aaneengesloten1 periodes, wanneer er een herkansing nodig is voor een of meerdere
toetsen).
Je kunt vier maal per jaar formeel starten met een afstudeeropdracht, te weten in periode A, B,
C en D. Dit is bij aanvang van een onderwijsperiode én alleen met goedkeuring op jouw
afstudeervoorstel door de praktijkcoördinator. Je dient uiterlijk twee weken vóór de start van de
nieuwe periode goedkeuring te hebben op het afstudeervoorstel, anders mag je niet in de
volgende periode van start met het afstudeertraject. Kijk dus goed naar de afstudeerplanning
in bijlage 3 met daarin de deadlines voor elke fase, van het inleveren van het eerste
afstudeervoorstel tot de datum van het mondeling. De deadlines zijn harde eisen.
Periode E is géén startmoment voor het reguliere afstudeertraject en telt ook niet mee als
formele afstudeerperiode (tenzij de examencommissie dit bij uitzondering heeft toegestaan voor
een individu). Er is in periode E namelijk geen docentbegeleiding beschikbaar vanwege de
vakantie. Dus als jouw afstudeerperiode start in periode D, rondt je het afstudeertraject af in
periode A van het volgende schooljaar. En heb je in periode D een onvoldoende behaald, volgt
de herkansing in periode A in schooljaar ‘15/’16. Voor de duidelijkheid staan de
afstudeerperiodes hieronder schematisch vermeld. Een uitgevoerd:
Bij start afstuderen in
periode:
A
B
C
D
1
Is je afstudeerperiode:
A en B
B en C
C en D
D en A (’15-’16)
En is je toetsing in
periode:
B
C
D
A (’15-’16)
En evt. herkansing in
periode:
C
D
A (’15-’16)
B (’15-’16)
Een afstudeertraject beslaat maximaal aaneengesloten periodes van maximaal 30 weken, tenzij periode E in deze
periode voorkomt. Periode E telt niet mee als formele afstudeerperiode. Periode A geldt dan als de direct opvolgende
periode van het afstudeertraject.
pagina 8 van 91
2.3.
Voorkennis en ingangseisen voor start afstuderen
2.3.1.
Voorkennis
Verondersteld wordt dat je in de afgelopen jaren de onderzoeksleerlijn met een voldoende hebt
afgerond en derhalve zelfstandig deskresearch, kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek
kunt opzetten, uitvoeren en evalueren en daarbij triangulatie kunt toepassen.
Verder heb je tijdens de studie de nodige vakkennis opgedaan en geoefend met veel
verschillende competenties. Het geleerde ga je nu inzetten voor het uitvoeren van de
afstudeeropdracht, denk aan informatie verzamelen, analyseren en concluderen, adviseren,
rapporteren m.b.t. een strategisch probleem of uitdaging van een organisatie.
2.3.2.
Ingangseisen m.b.t. start afstudeertraject
Je mag pas starten met het afstudeertraject indien je voldoet aan de vastgestelde ingangseisen
van de opleiding en indien praktijkcoördinator goedkeuring heeft verleend op het
afstudeervoorstel. De ingangseisen die worden gehanteerd zijn:
1. Je bent ingeschreven voor het afstudeertraject in OSIRIS, voorafgaand aan de periode
waarin je wilt beginnen met afstuderen. De betreffende cursuscodes staan op het voorblad
2
vermeld. Je bent hiermee tevens ingeschreven voor jouw eerste toetsmogelijkheid.
Let op: een Osiris-inschrijving is maar één studiejaar geldig. Per studiejaar dien je je
opnieuw in te schrijven in Osiris. Dus: Begin je periode D en dan moet je je in periode A
van het nieuwe schooljaar opnieuw inschrijven.
2. De propedeuse à 60 ec is behaald en afgesloten met een certificaat. Een kopie hiervan
dient te worden ingeleverd bij de accountbeheerder van het Praktijkbureau.
3. Je moet bij de start van het afstudeertraject aantoonbaar 180 ec (3x 60 ec) hebben behaald
in de propedeuse en hoofdfase. Let op voor de specifieke aanvullende opleidingseisen:
o Voor LE/BKM: 180 ec is exclusief de minor/profileringsruimte;
o Voor BM: 180 ec is inclusief minor/profileringsruimte i.v.m. minor in jaar 3.
4. Het afstudeervoorstel is door de praktijkcoördinator Afstuderen goedgekeurd en
ondertekend (zie § 5.2);
5. De afstudeerovereenkomst is volledig ingevuld, ondertekend door de bedrijfsmentor en
voorzien van bijlagen (cijferlijst, kopie propedeusecertificaat, bewijs van inschrijving en
visitekaartje van de bedrijfsmentor) en is ingeleverd bij het Praktijkbureau bij aanvang van
het afstudeertraject.
6. Er is voldaan aan de praktijkervaringseis van de opleiding:
o BKM: Stage 1 is afgerond
o LE en BM: Traineeship 1, 2 en 3 zijn afgerond.
o BM: Je bent gestart met Traineeship 4 en kunt de traineeship 4-overeenkomst als
bewijs tonen.
Je hoeft nog niet volledig te voldoen aan de ingangseisen, om toch al op zoek te kunnen gaan
naar een afstudeerorganisatie. Je kunt ook je beoogde afstudeeropdracht alvast via het
afstudeervoorstel laten toetsen door de praktijkcoördinator Afstuderen.
2
Let er op dat je een geldige inschrijving hebt voor de opleiding. Zonder geldige inschrijving mag je
niet deelnemen aan onderwijsonderdelen en toetsen. Je mag dus ook geen (afstudeer)traject
doorlopen zonder geldige inschrijving en/of een mondeling examen doen met de examinatoren. Op
die manier kan je eindresultaat niet ingevoerd worden en ontvang je dit resultaat niet. De
examencommissie zal in dit geval beslissen dat je je afstudeertraject opnieuw moet doen gedurende
een periode dat je wel een geldige inschrijving hebt. Schrijf je dus nog niet uit van je opleiding zolang
je je mondeling nog moet houden. Mocht dit mondeling plaatsvinden in het nieuwe collegejaar, zorg
er dan ook voor dat je je op tijd opnieuw inschrijft.
pagina 9 van 91
Je mag echter pas starten met het afstudeertraject op dag 1 van de eerstvolgende periode als je
hebt voldaan aan alle ingangsvoorwaarden of indien je toestemming hebt van de
examencommissie. Mocht je niet aan de ingangseisen kunnen voldoen bij aanvang van het
afstudeertraject, dan moet je een studieplanning opstellen en deze bespreken met de
studieloopbaanbegeleider/traineebegeleider of routemanager. Tevens dien je toestemming te
vragen aan de Examencommissie of je mag starten met afstuderen.
2.4.
Vrijstellingsmogelijkheden
De cursus is voor alle voltijdstudenten verplicht. Er kan dus geen vrijstelling voor worden
verkregen. Zie artikel 40 van de OER-HU Bacheloropleidingen 2014-2015.
pagina 10 van 91
3. Eisen afstudeeropdracht en -organisatie
3.1.
Eisen aan de afstudeeropdracht
Houd bij je keuze voor een afstudeeropdracht rekening met de volgende eisen:
 Met de afstudeeropdracht moeten de door de opleiding vastgestelde competenties
kunnen worden aangetoond, zoals benoemd in bijlage 2.
3
 Het afstudeertraject en de bijbehorende afstudeeropdracht is door jou individueel uit te
voeren als zelfstandig (deel)project, waarbij je zelf (deel)projectleider bent.
 Het afstudeertraject bevat een praktijkgericht onderzoek op basis van een 'probleem/
knelpunt' of ‘opportunity/kans’ in een organisatie (strategisch van aard, dus geen
implementatieproject). Het afstudeertraject is dus géén stage: operationele
werkzaamheden / verantwoordelijkheden staan in dienst van het project.
 Het praktijkgericht onderzoek wordt door jou projectmatig en professioneel uitgevoerd
(methodisch verantwoord en onderbouwd).
 De afstudeeropdracht is bedrijfskundig van aard.
 De afstudeeropdracht moet voldoende intrinsieke (in de opdracht) of extrinsieke
complexiteit (in de directe context of omgeving) hebben. Factoren die de complexiteit
beïnvloeden zijn o.a.: grootte organisatie, internationale oriëntatie, denk- / werkniveau
opdrachtgever HBO+, denk- / werkniveau context HBO+.
 Je krijgt inhoudelijke begeleiding door de opdrachtgever in de organisatie
(bedrijfsmentor).
 De uitkomst van het praktijkgericht onderzoek is voor de opdrachtgever/ organisatie van
substantieel belang.
 De bedrijfskundige adviezen voortkomend uit het onderzoek vormen een belangrijke
basis voor de beoordeling van de afstudeerscriptie.
 Het advies is minimaal gebaseerd op een drietal bedrijfskundige disciplines en kent in
ieder geval een financiële onderbouwing, waarin de kosten en baten van het advies
naar voren komen.
 Aan het eind van het afstudeertraject wordt een afstudeerscriptie (adviesrapport met
verantwoording) met reflectie als resultaat opgeleverd, dat zowel voor de organisatie als
de opleiding geschreven is. De opleiding is stakeholder en stelt aanvullende eisen aan
zowel de projectopdracht als de rapportage.
 ALLEEN voor BKM-studenten: De afstudeeropdracht sluit aan bij de door de student
gekozen specialisatie. Zie bijlage 5 ‘BKM: Specialisaties & bijbehorende afstudeereisen’
voor de criteria. Indien met de opdracht niet wordt aangesloten bij de specialisatie, dan
wordt de afstudeeropdracht aangemerkt als ‘generiek’.
Wanneer jouw afstudeeropdracht niet voldoet aan de bovengenoemde eisen, keurt de
praktijkcoördinator Afstuderen (AFS) jouw ingediende afstudeervoorstel af en kun je niet starten
met het afstudeertraject.
3.2.
Waar kun je afstuderen?
Je kunt op verschillende manieren afstuderen, mede afhankelijk van de door jou gekozen
opleiding. Je kunt afstuderen bij een organisatie of via het lectoraat bij een organisatie.
Daarnaast gelden per opleiding nog aanvullende mogelijkheden. Een en ander wordt hierna
verder uitgewerkt.
3
Duo-opdrachten zijn niet toegestaan. Wel kunnen twee studenten bij een bedrijf afstuderen, wanneer de
opdrachten anders zijn. De twee opdrachten hebben dan geen onderlinge relatie en kunnen zelfs ieder voor
een andere afdeling worden uitgevoerd. In de meeste gevallen zullen er dan ook twee bedrijfsmentoren zijn.
pagina 11 van 91
3.3.
Eisen aan afstudeerorganisatie in Nederland
Twee zaken zijn van zwaarwegend belang: de mate van complexiteit van de afstudeeropdracht
en de garantie van voldoende begeleidingspotentieel. Daarnaast gelden ook nog aanvullende
eisen voor alle studenten en specifieke eisen per opleiding.
Het kan zijn dat een organisatie aan de numerieke normen voldoet, maar toch door de
praktijkcoördinator wordt geweigerd als afstudeerorganisatie. Dit kan als zij het idee heeft dat de
potentiële afstudeerorganisatie niet aan de gestelde eisen van voldoende complexiteit en
begeleidingspotentie voldoet.
Hierna worden eerst de eisen beschreven die voor alle studenten gelden, vervolgens worden de
aanvullende eisen vanuit de drie opleidingen benoemd.
3.3.1.
Eisen aan de afstudeerorganisatie voor alle studenten
Voor alle studenten van een bedrijfskundige opleiding gelden de onderstaande generieke eisen,
te weten:
 Je bent fysiek aanwezig in de organisatie waarvoor de opdracht wordt uitgevoerd.
 Je hebt toegang tot de benodigde informatiebronnen en sleutelfiguren in de
organisatie.
 De organisatie biedt de benodigde faciliteiten om goed te kunnen functioneren binnen
de organisatie, dat wil zeggen er is minimaal een werkplek, telefoon en computer met
inlogaccount beschikbaar.
 Je krijgt een goede begeleiding in de afstudeerorganisatie door de bedrijfsmentor met
tenminste hbo-denk- en werkniveau.
3.3.2.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie BKM-studenten
Naast de eisen die hierboven zijn genoemd die gelden voor alle studenten, gelden aanvullende
eisen aan de afstudeerorganisatie voor BKM-studenten, te weten:
 Afhankelijk van jouw specialisatie kan in bijna alle typen organisaties en branches een
afstudeeropdracht worden uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat bij de afstudeerorganisatie
tenminste 30 FTE in dienst zijn en de omzet/begroting minimaal € 3.000.000 euro bedraagt.
Mocht de potentiële afstudeerorganisatie hier niet aan voldoen, dan dien je de
praktijkcoördinator aan de hand van een motivatiebrief te overtuigen van voldoende
aanwezige begeleidingscapaciteit en complexiteit van de potentiële afstudeerorganisatie.
 Het is niet toegestaan de afstudeeropdracht te doen binnen dezelfde
organisatie/hetzelfde organisatieonderdeel waar de eerste stage is gelopen bij
kleine organisaties respectievelijk grote organisaties.
 Het is niet toegestaan de afstudeeropdracht uit te voeren bij familie of bij andere
mensen die je persoonlijk kent.
3.3.3.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie LE-studenten
Naast de eisen die hierboven zijn genoemd die gelden voor alle studenten, gelden aanvullende
eisen aan de afstudeerorganisatie voor LE-studenten, te weten:
 Je dient jouw afstudeeropdracht in een logistieke omgeving uit te voeren.
 Je kunt in bijna alle typen organisaties en branches een afstudeeropdracht uitvoeren, mits
bij de afstudeerorganisatie tenminste 30 FTE in dienst zijn en de omzet minimaal
€ 3.000.000 bedraagt. Mocht de potentiële afstudeerorganisatie hier niet aan voldoen, dan
dien je de praktijkcoördinator aan de hand van een motivatiebrief te overtuigen van een
voldoende aanwezige begeleidingscapaciteit en complexiteit van de potentiële
afstudeerorganisatie.
 Het is niet toegestaan de afstudeeropdracht uit te voeren bij familie of bij andere
mensen die je persoonlijk kent.
De voorkeur voor een afstudeerorganisatie gaat uit naar een andere organisatie dan
waar de traineeships zijn uitgevoerd. Dit is echter geen harde eis.
pagina 12 van 91
3.3.4.
Aanvullende eisen afstudeerorganisatie BM-studenten
Naast de eisen die hierboven zijn genoemd die gelden voor alle studenten, gelden aanvullende
eisen aan de afstudeerorganisatie voor BM-studenten, te weten:
• Grootte:
– Maximaal 250 FTE in totale organisatie.
– Minimaal 20 FTE* in vestiging (exclusief stagiaires).
NB. De minimale eis van 20 FTE is rekkelijk naar 10 indien tenminste 50%
aantoonbaar management (Hbo-niveau) is én er voldoende complexiteit in het
managementvraagstuk aanwezig is.
• Commerciële organisatie in het MKB.
• Randvoorwaarden:
– Minimale omzet = per 20 FTE € 2 mln per jaar.
– Beleidsvrijheid (ook indien vestiging).
– Profit & Loss verantwoordelijk.
• Begeleiding:
– Bedrijfsmentor tenminste Hbo-niveau of hoger.
– Bedrijfsmentor tenminste 50% van tijd aanwezigheid student aanwezig.
Voor BM-studenten zijn er onder strikte voorwaarden drie alternatieve opties om af te studeren
bij organisaties die niet voldoen aan de gestelde eisen. Dit is aan de orde wanneer een student
ervoor kiest om af te studeren zoals hieronder omschreven:
1. In het eigen bedrijf.
2. In een (netwerk)organisatie met voldoende complexiteit maar waar niet wordt voldaan
aan het criterium: minimaal 20FTE/omzet € 2mln.
3. In een semi-overheidsorganisatie en non-profitorganisatie. Dit is alleen toegestaan
wanneer er sprake is van een aantoonbaar commercialiseringstraject/-project.
In bijlage 6 ‘BM: Toelichting op criteria voor alternatieve opties m.b.t. afstuderen bij BM’ staan de
drie genoemde mogelijkheden en de bijbehorende voorwaarden meer gedetailleerd beschreven.
Wanneer je in aanmerking wilt komen voor een van de alternatieve afstudeeropties, dien je bij het
afstudeervoorstel een verantwoordingsdocument toe te voegen, waaruit blijkt dat de organisatie
voldoet aan de alternatieve voorwaarden en dus geschikt is als afstudeerorganisatie. De
praktijkcoördinator beslist uiteindelijk of je in aanmerking komt om op de alternatieve opties af te
studeren en kan altijd aanvullende documenten vragen ter onderbouwing. De praktijkcoördinator
behoudt zich altijd het recht voor bedrijven te weigeren als afstudeerorganisatie.
3.4.
Eisen aan buitenlandse afstudeerorganisatie
Je kunt uiteraard ook een afstudeeropdracht in het buitenland uitvoeren. De begeleiding vanuit de
opleiding zal altijd minder intensief zijn bij buitenlandse afstudeeropdrachten. Communicatie via een
videoverbinding zoals Skype of telefoon vervangt veelal het persoonlijke gesprek. Dit vergt dus een
grotere mate van zelfstandigheid en een intensievere voorbereiding, vergeleken bij binnenlandse
afstudeeropdrachten.
Voor buitenlandse afstudeeropdrachten gelden naast de generieke eisen aan de afstudeeropdracht
(zie 3.1), de afstudeerorganisatie (zie 3.3) en de goedkeuring van het afstudeervoorstel (zie 5.2),
ook de eis dat het concept-plan van aanpak voor vertrek is uitgewerkt en goedgekeurd.
Hiernaast stelt de praktijkcoördinator ook eisen aan de Engelse taalvaardigheid van de student.
De kosten voor een afstudeertraject in het buitenland komen geheel ten laste van de student. Het
praktijkbureau of de internship coördinator van de opleiding IBMS kunnen je vertellen wat de
eventuele beursmogelijkheden zijn.
Het is ook heel belangrijk om van tevoren de eisen en verwachtingen van de afstudeerorganisatie,
van de student en van de opleiding goed duidelijk te maken aan elkaar . Je wilt er immers zeker
van zijn dat de opdracht ook voldoet aan de opleidingseisen en om, eenmaal in de buitenlandse
organisatie werkzaam, niet te worden geconfronteerd met een tegenvallende opdracht (te hoog of
te laag van niveau) of een gebrek aan begeleiding. Het is in het buitenland veel lastiger om
eventueel alsnog een andere afstudeerorganisatie te vinden!
pagina 13 van 91
3.5.
Afstuderen via een lectoraat
De HU heeft diverse kenniscentra opgericht waarin lectoren en kenniskringen hun krachten
bundelen. De FEM kent het Kenniscentrum Innovatie & Business (INNBUS), wat bestaat uit vier
lectoraten:
 Lectoraat Financieel-Economische Advisering o.l.v. lector Hans Duits en met bijzonder
lector Bedrijfsoverdracht en Innovatie Lex van Teeffelen;
 Lectoraat Marketing, Marktonderzoek en Innovatie o.l.v. lector Gerrita van der Veen;
 Lectoraat Procesinnovatie en Informatiesystemen, o.l.v. lector Pascal Ravensteijn.
 Lectoraat Coöperatief Ondernemerschap o.l.v. lector Klaas ten Have.
Binnen het lectoraat voeren onderzoekers (o.a. docenten, studenten) onder leiding van een
lector diverse onderzoeken uit in én met de beroepspraktijk. Het doel hiervan is te zorgen dat
het onderwijs vakinhoudelijk van hoge kwaliteit blijft en aansluit bij actuele vraagstukken in de
beroepspraktijk. Tevens wil de HU door onderzoek onder meer bijdragen aan innovaties in de
beroepspraktijk en de economische en maatschappelijke ontwikkeling in de regio UtrechtAmersfoort.
Het lectoraat wil jou als student graag betrekken bij het onderzoek, zodat jouw onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan innovatie in een voortdurend en snel veranderende
beroepspraktijk. Heb je interesse om afstuderen via een lectoraat en wil je meer weten, neem
dan contact op met de betreffende lectoren. Bekijk voor meer informatie over de lectoraten:
http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Innovatie-en-Business.aspx.
Mocht je daadwerkelijk willen afstuderen via het lectoraat en heb je een idee van de
afstudeeropdracht, dan gelden dezelfde procedures, eisen en criteria als het reguliere
afstuderen. Het afstudeervoorstel dient te worden goedgekeurd door de praktijkcoördinator AFS.
Ook wijst de praktijkcoördinator de docentbegeleider en de examinatoren toe. De afgevaardigde
van het lectoraat neemt bij het afstuderen in principe de rol van beroepspraktijk voor zijn
rekening, samen met de opdrachtverlenende organisatie.
3.6.
Afstuderen op honoursniveau
Wil jij meer uit je studie halen en ben je bereid daar een extra inspanning voor te leveren? Wil je
beter voorbereid zijn op de arbeidsmarkt door je te onderscheiden? Zoek je uitdaging en wil je
excelleren? Denk dan eens aan het volgen van een Honourstraject. De Honourstrajecten van
de HU/FEM dagen je uit het beste uit jezelf te halen. Ze inspireren je om (onvermoede) talenten
om te zetten in aansprekende prestaties.
Een van de mogelijkheden in Honourstrajecten is om cursussen op honoursniveau af te ronden,
en daarmee een of meerdere sterren te behalen. Het afstuderen biedt je die kans, door
verdieping en/of verbreding aan te brengen in je eindscriptie. Voor meer informatie over het
Sterrensysteem van de HU, kijk op www.honourstrajecten.hu.nl en ga naar de FEM of neem
contact op met Monique van Wijk ([email protected], tel. 088-4816373). Zij is de
talentcoach voor de bedrijfskundige opleidingen. Doe dit het liefst al voor je start met afstuderen.
3.7.
Afstudeervergoeding en juridische aspecten
3.7.1.
Afstudeervergoeding
De meeste organisaties geven wel een stage- en/of onkostenvergoeding. Dit is echter niet verplicht.
De vergoeding staat soms vast, omdat een organisatie daarvoor vaste regels heeft opgesteld. In
alle overige gevallen is het een onderhandelingskwestie tussen jou en de organisatie. Je kunt
vervolgens zelf beslissen of de vergoeding een reden is om de afstudeerorganisatie al dan niet te
accepteren.
pagina 14 van 91
3.7.2.
Verzekeringen en overige juridische aspecten
Je moet altijd zelf een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering (W.A.) hebben! De meeste
studenten zijn trouwens van huis uit wel W.A. verzekerd. Voor overige juridische aspecten rondom
afstudeerprojecten: kun je ook de website van de FNV bekijken (http://www.fnvjong.nl/ en
vervolgens klikken op “stage”).
pagina 15 van 91
4. Rollen, taakverdeling en verwachtingen
Tijdens het afstudeertraject word je inhoudelijk begeleid door de opdrachtgever binnen de
organisatie (de bedrijfsmentor) en door de docentbegeleider die wordt toegewezen. Er zijn
echter nog veel meer partijen bij betrokken, zoals te zien in het onderstaande figuur. In dit
hoofdstuk wordt nader ingegaan op de taken en rollen van de verschillende actoren.
Actoren
Accountbeheerder
Praktijkbureau FEM:
Praktijkcoördinatoren AFS:
Nathalie Deurhof (BM)
Onno-Hans Noteboom (BKM)
Marja Exalto-Sijbrands (LE)
Miranda Vermeulen
Opleiding(smanager)
Docentbegeleider
STUDENT
‘Regisseur’
Examencommissie
1e Examinator
2e Examinator
4.1.
Bedrijfsmentor
Rollen en taken Praktijkcoördinatoren Afstuderen
Er zijn voor de bedrijfskundige opleidingen vier praktijkcoördinatoren Afstuderen:
 Voor Bedrijfskunde MER:
Onno-Hans Noteboom
 Voor Business Management:
Nathalie Deurhof
 Voor Logistiek en Economie:
Marja Exalto-Sijbrands
De praktijkcoördinatoren werken nauw samen bij de uitvoering van onderstaande taken. De
praktijkcoördinator Afstuderen:
 faciliteert het afstudeerproces voor de opleidingen;
 geeft voorlichting aan studenten;
 is aanspreekpunt voor vragen van studenten tijdens inloopspreekuren (zie § 5.1);
 beoordeelt afstudeervoorstellen en keurt deze goed of af;
e
e
 wijst docentbegeleiders, 1 en 2 examinatoren toe op basis van best-match, expertise en
beschikbaarheid. Bij de toewijzing wordt in principe geen rekening gehouden met
voorkeuren voor docentbegeleider;
 bemiddelt bij conflicten tussen student en docentbegeleider en tussen docenten onderling;
 stemt het afstudeerproces af met de opleidingsmanager en de accountbeheerder van het
Praktijkbureau;
 is informatie-/aanspreekpunt voor overige stakeholders in de organisatie;
 beoordeelt vacatures voor potentiële afstudeeropdrachten die door externen aan de
hogeschool (Praktijkbureau) worden aangeboden t.b.v. de databank “Praktijkopdrachten
FEM”.
pagina 16 van 91
4.2.
Rollen en taken student
De student:
 is verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte afstudeeropdracht met een
onderwerp, die wordt uitgevoerd in een organisatie die aansluit bij de interesse van de
student en bij de eisen vanuit de opleiding;
 zorgt voor het dusdanig goed onderbouwen van een afstudeervoorstel dat de
praktijkcoördinator een besluit kan nemen;
 is verantwoordelijk voor het professioneel uitvoeren van de afstudeeropdracht
(resultaatverplichting);
 maakt de afspraak voor het bedrijfsbezoek van de docentbegeleider, bereidt het gesprek
voor en maakt een bezoekverslag;
 voert voortgangsoverleggen met en draagt zorg voor de follow-up richting de verschillende
stakeholders;
 stuurt elke eerste van de maand een voortgangsrapportage naar de docentbegeleider en
neemt hier tevens een alinea op over het persoonlijke functioneren;
 opent het lokaal voorafgaand aan de start van het mondeling en zorgt voor het gereedstaan
van de benodigde presentatiemiddelen;
 draagt zorg voor het evalueren van de afstudeeropdracht;
 is zelf volledig verantwoordelijk voor de eigen tijdlijn en deadlines voor het afstudeertraject;
4.3.
Rollen en taken docentbegeleider
De rollen en taken van de docentbegeleider zijn de volgende. De docentbegeleider:
 zorgt voor een professioneel begeleiding van de student bij het afstudeertraject en bij het
leerproces van de student. Hij/zij helpt bij inhoudelijke vragen of problemen rond de
afstudeeropdracht of met de bedrijfsmentor;
 organiseert intervisie tussen studenten die door hem/haar worden begeleid tijdens het
afstudeertraject;
e
 beoordeelt het plan van aanpak in samenspraak met de 1 examinator en na overleg met de
bedrijfsmentor;
 treedt op als contactpersoon namens de opleiding voor zowel de student als voor de
afstudeerorganisatie;
 bezoekt de afstudeerorganisatie binnen 4 tot 6 weken na aanvang van het afstudeertraject,
indien dit binnen een redelijk tijdsbestek te reizen is;
 treedt op als ambassadeur van de HU FEM en kijkt naar meerdere mogelijkheden voor
samenwerking met de afstudeerorganisatie;
 beoordeelt met input van de bedrijfsmentor het functioneren van de student in de praktijk als
junior beroepsbeoefenaar.
De beoordeling van de eindscriptie en het mondeling wordt vanwege het streven naar een
e
e
objectieve beoordeling overgedragen aan een 1 en 2 examinator. De docentbegeleider is niet
aanwezig bij het mondeling.
pagina 17 van 91
4.4.
Rollen en taken examinatoren
Bij de beoordeling van het afstudeertraject zijn twee examinatoren betrokken en vervullen
e
verschillende taken. De 1 examinator:
 beoordeelt het plan van aanpak in samenspraak met de docentbegeleider. De input van de
afstudeerorganisatie wordt ter informatie beschikbaar gesteld;
 beoordeelt de eindscriptie a.d.h.v. het beoordelingsformulier en stelt het eindcijfer van de
e
scriptie vast in samenspraak met de 2 examinator. Dit geschiedt vóór het mondeling;
e
 neemt de beslissing over de doorgang van het mondeling in samenspraak met de 2
examinator;
 plant het mondeling, nodigt de deelnemers hiervoor uit en meldt eventuele wijzigingen en/of
annulering aan de betrokkenen (incl. Praktijkbureau) bij de zitting;
 zit de afstudeerzitting (mondeling examen) voor;
e
 stelt na het mondeling samen met de 2 examinator het eindcijfer voor het mondeling vast.
De input van de bedrijfsmentor/beroepspraktijk is hiervoor mede beschikbaar.
 haalt het beoordelingsprotocol op, handelt de administratie af en voert de cijfers in.
e
De 2 examinator:
 beoordeelt de eindscriptie a.d.h.v. het beoordelingsformulier en stelt het eindcijfer van de
e
scriptie vast in samenspraak met de 1 examinator. Dit geschiedt vóór het mondeling;
e
 neemt de beslissing over de doorgang van het mondeling in samenspraak met de 1
examinator;
e
 neemt het mondeling af met de 1 examinator;
e
 stelt na het mondeling samen met de 2 examinator het eindcijfer voor het mondeling vast.
De input van de bedrijfsmentor/beroepspraktijk is hiervoor mede beschikbaar.
4.5.
Rollen en taken bedrijfsmentor
De persoon die in de afstudeerorganisatie verantwoordelijk is voor de begeleiding - meestal is
dat ook de opdrachtgever - is de bedrijfsmentor. De bedrijfsmentor:
 begeleidt vanuit het werkveld het afstudeertraject inhoudelijk. Dit wil zeggen dat hij/zij jou op
weg helpt met de opdracht, zorgt dat de kennis en informatie over de organisatie die nodig is
om de opdracht uit te kunnen voeren toegankelijk wordt, en dat hij/zij, waar nodig, ook
inhoudelijk ondersteunt;
 zorgt voor een adequate begeleiding en facilitering van jou in de organisatie
(faciliteren student (PC/werkplek), introductie, mentor, voldoende tijd voor overleg,
etc). Bij afwezigheid is er iemand anders in de organisatie die deze taak kan
overnemen;
 brengt medewerkers in de organisatie die betrokken worden bij de afstudeeropdracht
op de hoogte van jouw komst en van de aard van de opdracht;
 voert regelmatig voortgangsgesprekken (minimaal eens in de 2 weken). Tijdens deze
gesprekken evalueert hij/zij het verloop van de opdracht (inhoud, planning,
werkwijze/aanpak) en doet suggesties ter verbetering. Daarnaast moet ook het
beroepsmatig functioneren in de organisatie regelmatig worden besproken;
 tekent de afstudeerovereenkomst, waarmee hij/zij zich verplicht zich te houden aan de
geformuleerde opdracht en de in de afstudeerovereenkomst gemaakte afspraken;
 beoordeelt het aan te pakken managementvraagstuk voor de organisatie in het plan van
e
aanpak en geeft de docentbegeleider en 1 examinator input over de kwaliteit van het plan
van aanpak vanuit het perspectief van de beroepspraktijk;
 bespreekt met behulp van het evaluatieformulier het functioneren van de student als junior
beroepsbeoefenaar, zowel tussentijds als na afloop van het afstudeertraject;
 vult het evaluatieformulier vanuit de opleiding in;
 geeft de examinatoren input over de kwaliteit en waarde van de eindscriptie vanuit het
perspectief van het werkveld.
De aanwezigheid van de bedrijfsmentor als vertegenwoordiger van de beroepspraktijk
wordt bij het mondeling zeer op prijs gesteld.
pagina 18 van 91
4.6.
Examencommissie
De Examencommissie van de FEM heeft als belangrijkste taak het toezien op de kwaliteit van
toetsing binnen het afstudeertraject. Er kan derhalve een lid van de examencommissie
aanwezig zijn als toehoorder bij het mondeling examen. De student hoort uiterlijk twee
werkdagen van tevoren of er een Examencommissielid aanwezig is bij het mondeling.
Indien een student het niet eens is met het oordeel van de examinatoren, kan de student
bezwaar aantekenen bij de examencommissie. Zie ook 6.5. Klachtenregeling of kijk in het OER
bij Inspraak en Beroep.
4.7.
Accountbeheerder Afstuderen Praktijkbureau
De accountbeheerder BKM/LE/BM van het Praktijkbureau voor 2014-2015 is Miranda Vermeulen.
Contactgegevens: [email protected], kamer 1.63 (contact via frontoffice Praktijkbureau),
tel. 088-4816251. Zij is aanwezig op maandag, dinsdag en donderdag.
De accountbeheerder van het praktijkbureau:
 communiceert met studenten, docenten en bedrijfsmentoren m.b.t. het afstudeerproces;
 faciliteert in periode B de online-inschrijving voor de spreekuren van de praktijkcoördinatoren;
 registreert en archiveert alle formeel in te leveren documenten m.b.t. het afstuderen;
 regelt de faciliteiten voor de afstudeerzittingen (maar plant de zittingen zelf niet. Dat doet de
e
1 examinator);
 beheert en distribueert de beoordelingsprotocollen voor het mondeling;
 registreert de cijfers en NA’s van de toetsen in het CRM-systeem;
 beheert en distribueert de evaluatieformulieren voor de bedrijfsmentor en de student;
 beheert de cursussites van het afstuderen, Sharepoint en het CRM-systeem;
 beheert de vacaturesite en onderneemt actie hierop naar de betreffende personen.
De student is zelf verantwoordelijk voor het op tijd inleveren van alle benodigde documenten.
Indien deze niet op tijd worden ingeleverd, kan de daaropvolgende stap in het afstudeerproces
(zie bijlage 4 ‘Afstudeertraject: stappenplan’) geen doorgang vinden.
pagina 19 van 91
5. Afstudeertraject: stappenplan
Het afstudeerproces bestaat uit meerdere fasen en concrete stappen, die in dit hoofdstuk
worden besproken. Ook wordt aandacht besteed aan de inloopspreekuren. Een overview van
het afstudeertraject voor schooljaar 2014-2015 is opgenomen als bijlage 4. Bekijk deze goed.
5.1.
Inloopspreekuren bij vragen
Loop je in het afstudeerproces tegen problemen aan? Heb je vragen over het vinden van een
organisatie? Vind je het lastig om een goede opdracht te formuleren of wil je feedback op het
afstudeervoorstel? Kom dan langs tijdens het spreekuur van de praktijkcoördinatoren.
De praktijkcoördinatoren Onno-Hans Noteboom en Nathalie Deurhof hebben in alle lesweken
inloopspreekuur in Utrecht, waarbij je, ongeacht je opleiding, terecht kunt voor vragen of
feedback. De spreekuren zijn op maandag van 14-16 uur en donderdag van 10-12 uur. Je
kunt je intekenen via de intekenlijst bij de kamers van de praktijkcoördinatoren. Als je je vooraf
inschrijft is de kans groter dat je ook terecht kunt. Alleen voor periode B geldt een andere
procedure.
In periode B houden alle praktijkcoördinatoren spreekuur i.v.m. het grote aantal studenten dat in
periode C wil starten. Dat is ook de reden waarom studenten zich in periode B digitaal kunnen
inschrijven voor het spreekuur via de cursussite “Afstuderen”. Het Praktijkbureau coördineert
dan de spreekuren om alles in goede banen te kunnen leiden.
5.2.
Fase 1: Toestemming, definitie en contract
5.2.1.
Stap 1: Inschrijving en toelating
Voordat je kunt starten met afstuderen, moet je je inschrijven voor het afstuderen op twee
manieren.
1) Je stuurt uiterlijk week 4 in het voorafgaande blok (minimaal een blanco)
afstudeervoorstel naar [email protected]. In dit afstudeervoorstel vermeld je in
welke periode je wilt gaan afstuderen, je persoonsgegevens, aantal studiepunten op dit
moment en afgeronde traineeships / stages. Met het indienen van de basisgegevens
wordt gecheckt of je voldoet aan de ingangsvoorwaarden uit hs 2.3.2 . Mocht je niet
voldoen aan de ingangsvoorwaarden, dan dien je voordat je daadwerkelijk mag starten
met afstuderen contact op te nemen met de Examencommissie BA.
2) Je schrijft je in Osiris in voor de cursus “Afstuderen”. Je gebruikt voor het inschrijven de
cursuscode van jouw betreffende opleiding (zie titelblad).
De uiterste inschrijfdatum bij het praktijkbureau voor het mogen starten in de volgende periode
is voor schooljaar 2014-2015 als volgt:
Wil je
starten in
periode:
A
B
C
D
A 15-16
Dan start je
met voorbereiden in
periode:
D/13-14
A
B
C
D
ste
Inleveren 1 versie
(minimaal blanco)
afstudeervoorstel
Deadline goedkeuring
Afstudeervoorstel
20 mei 2014
30 september 2014
2 december 2014
3 maart 2015
Let op de deadlines!
2 juli 2014
29 oktober 2014
21 januari 2015
1 april 2015
pagina 20 van 91
5.2.2.
Stap 2: Aandragen afstudeerorganisatie en globale opdracht
Begin op tijd met het zoeken van een afstudeerorganisatie. Houd daarbij rekening met de
genoemde criteria aan de organisatie en criteria van de opdracht (zie hs 3). In bijlage 7 vind je
nog enige tips voor het vinden van een afstudeerorganisatie. Loop je tegen problemen aan, kom
dan langs op het inloopspreekuur.
5.2.3.
Stap 3: Toetsing opdrachtdefinitie m.b.v. Afstudeervoorstel
Doel afstudeervoorstel
Als je een afstudeerorganisatie hebt gevonden, is de volgende stap het formuleren van een
afstudeeropdracht. Dit gaat aan de hand van het document ‘Format Afstudeervoorstel
BKM/LE/BM’ (zie bijlage 8), dat je kunt downloaden via de Sharepointsite. Het doel van het
afstudeervoorstel is te checken of de afstudeerorganisatie en -opdracht voldoen aan de
gestelde criteria en of jij voldoet aan de voorwaarden om te mogen starten met afstuderen. Ook
wordt gecheckt of het managementvraagstuk voldoende strategisch en voldoende complex is en
of de hieruit volgende probleemdefinitie, doel en doelstelling voldoende is voor het starten met
het afstudeertraject. Je kunt ook zelf vooraf bijlage 9 ‘Tips en feedback m.b.t. schrijven
afstudeervoorstel’ gebruiken om te zien of er nog onderdelen missen of moeten worden
aangescherpt.
Uiterste inleverdatum eerste afstudeervoorstel
Let op: Je dient elke periode een éérste afstudeervoorstel te hebben ingediend. Ook als je nog
geen concrete opdracht hebt, kun je toch uiterlijk in onderwijsweek 4 een (blanco)
afstudeervoorstel indienen, met daarop alleen de persoonsgegevens. Dit is voor de
praktijkcoördinatoren Afstuderen een signaal dat je wel voornemens bent de volgende periode
te starten. Indien je niets hebt ingeleverd op de deadline, dan kan er niet in de daaropvolgende
periode worden gestart met het afstudeertraject. Let op: voor start in periode A dient je
afstudeervoorstel in periode D te zijn goedgekeurd. Er vindt dus géén goedkeuringsprocedure in
periode E plaats.
Inleveren en beoordelen afstudeervoorstel
Je kunt je ingevulde afstudeervoorstel BKM/LE/BM meenemen naar het inloopspreekuur voor
feedback van de praktijkcoördinator. Je hoort dan ter plekke de feedback op jouw voorstel.
Formele goedkeuring van de afstudeervoorstellen vindt alleen plaats tijdens de vergadering van
de praktijkcoördinatoren AFS, op woensdagmiddagen tijdens de lesweken. Wil je je
afstudeervoorstel formeel inbrengen voor feedback of denk je dat je voorstel kunt laten
goedkeuren, mail dan je afstudeervoorstel naar: [email protected]. Voorstellen die op
dinsdag vóór 16.00 uur zijn ingeleverd via dit mailadres, worden een dag later
(woensdagmiddag), in de vergadering van de praktijkcoördinatoren door minimaal twee
praktijkcoördinatoren beoordeeld. Voor een nadere toelichting op de feedback die je mogelijk
per mail ontvangt op jouw voorstel, zie bijlage 9 “Tips en feedback m.b.t. schrijven
afstudeervoorstel”.
Criteria goedkeuring afstudeervoorstel
Voor de goedkeuring van het afstudeerproject door de praktijkcoördinatoren Afstuderen gelden
de volgende criteria:
 de student voldoet aan de ingangseisen (zie 2.3).
 de beoogde afstudeerorganisatie voldoet aan de eisen zoals gesteld bij 3.3 en kan een
professionele afstudeerbegeleiding waarborgen.
 uit de probleemdefinitie en omschrijving van de afstudeeropdracht blijkt dat de opdracht
voldoet aan de daaraan gestelde eisen (zie 3.1).
 voor de BKM-student geldt bovendien dat de voorgestelde afstudeeropdracht voldoet
aan de eisen gesteld vanuit de specialisatie waarbinnen de student afstudeert (zie
bijlage 5 ‘BKM-Specialisaties en bijbehorende afstudeereisen’).
pagina 21 van 91
Maximaal drie pogingen ter goedkeuring per periode
Iedere student heeft het recht per periode maximaal 3 maal een afstudeervoorstel in te dienen,
lees: ter goedkeuring voor te leggen aan de praktijkcoördinatoren Afstuderen. Als na 2 keer
voorleggen de praktijkcoördinatoren nog niet van mening zijn dat het voorstel (nagenoeg)
goedkeurenswaardig is, dat wil zeggen dat de student op de vijf-puntschaal geen 3 of hoger
scoort, dan is de student verplicht om, alvorens poging 3 wordt ondernomen, binnen een week
op het spreekuur langs te komen bij een van de praktijkcoördinatoren.
Als na de derde poging nog geen goedkeuring is verkregen, stopt het traject en wordt de
student terugverwezen naar zijn SLB-er/traineebegeleider om (kennelijk) meer structurele
problemen op te lossen. De student kan in een aansluitende periode een nieuwe poging
aangaan om te komen tot een goedgekeurd afstudeervoorstel.
Goedkeuring afstudeervoorstel
Als de praktijkcoördinatoren Afstuderen jouw afstudeervoorstel hebben goedgekeurd en je hebt
voldaan aan alle ingangseisen, wijst de praktijkcoördinator twee weken voorafgaand aan de
e
startperiode een docentbegeleider en 1 examinator toe.
De formele goedkeuring voor het afstudeertraject krijg je als er, naast het goedgekeurde
voorstel, de afstudeerovereenkomst met de verplichte bijlagen is ingeleverd. Let op: Als bij
onvoldoende studiepunten en na contact met de examencommissie geen specifieke
toestemming is verleend, mag je niet van start met het afstudeertraject.
Afstuderen in het buitenland
Indien je afstudeert in het buitenland, dien je je afstudeervoorstel in het Engels te schrijven.
5.2.4.
Stap 4: Afstudeerovereenkomst
Zowel jij als de bedrijfsmentor moeten de formele afstudeerovereenkomst van de opleiding
tekenen. Dit is een standaardcontract van de hogeschool en is via sharepoint te downloaden. De
volledig ingevulde en ondertekende afstudeerovereenkomst moet hardcopy bij het Praktijkbureau
worden ingeleverd met een aantal verplichte bijlagen, te weten: afdoende cijferlijst, kopie
propedeusecertificaat, bewijs van inschrijving en visitekaartje van de bedrijfsmentor + voor BMstudenten een traineeshipovereenkomst voor Traineeship 4.
In sommige gevallen willen organisaties een eigen afstudeercontract gebruiken. Let echter op:
als afstudeerovereenkomst wordt alleen het standaardcontract (afstudeerovereenkomst) van de
hogeschool geaccepteerd en niet een door het bedrijf zelf opgesteld contract. In verband met de
eisen die door de accreditatie aan afstudeertrajecten worden gesteld, zijn wij gebonden aan het
gebruik van het standaardcontract van de hogeschool. Als het bedrijf in geen geval het contract
van de hogeschool wil tekenen, neem dan contact op met de praktijkcoördinator van jouw
opleiding, zodat hij/zij met de organisatie naar een oplossing kan zoeken.
5.3.
Fase 2: Voorbereiding
5.3.1.
Stap 5: Kennismaking docentbegeleider
Uiterlijk in de week voorafgaand aan de start (maar eerder mag uiteraard ook) van je
afstudeertraject heb je een afspraak met je docentbegeleider om kennis te maken, je leerdoelen
te bespreken, je afstudeervoorstel en –opdracht door te nemen en afspraken te maken over de
wijze waarop contact wordt onderhouden (bereikbaarheid).
Dit is tevens het startmoment voor het onderzoek dat je gaat opzetten. Je kunt in dit gesprek al
een start maken met de opzet van je plan van aanpak. Tot slot bespreek je met je
docentbegeleider je persoonlijke leerdoelen voor het afstudeertraject.
pagina 22 van 91
Stap 6: Herhalingscollege “Onderzoek en PVA”
5.3.2.
In de week voor de start van het afstudeertraject organiseert de FEM een herhalingscollege,
waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: Het afstudeertraject, Onderzoekend
vermogen, het plan van aanpak, rapporteren en bronnenonderzoek. Je ontmoet tijdens deze
sessie je medestudenten en de studenten die dezelfde docentbegeleider hebben als jij.
5.4.
Fase 3: Plan van aanpak
5.4.1.
Stap 7: Opstellen plan van aanpak
Proces en onderwerpen
De volgende stap is het schrijven van het plan van aanpak. Het plan van aanpak beschrijft
opnieuw het managementvraagstuk en wordt (met vooronderzoek) omgezet naar een
onderzoeksvraag. In je plan van aanpak zoom je vervolgens in op het waarom en hoe van het
praktijkgericht onderzoek om het managementvraagstuk op te lossen (zie figuur 1). Het plan van
aanpak is een document waarmee je instemming voor jouw aanpak wilt bereiken van jouw
afstudeerorganisatie en van de hogeschool.
Aanpak van praktijkgerichte vraagstukken en het doen van
onderzoek
(regulatieve cyclus i.c.m. de onderzoekscyclus)
FOCUS VAN HET
ONDERZOEK
OP BASIS VAN
PROBLEEMKEUZE EN
DIAGNOSE
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
en/of
OP BASIS VAN
ONTWERP
VOORSTEL
VOOR
5
4
6
3
en/of
OP BASIS VAN
VERANDEREN
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
en/of
EVALUATIE
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
VOORSTEL VOOR VERVOLGONDERZOEK
Figuur 1: Aanpak van praktijkgerichte vraagstukken en het doen van onderzoek (Leen, 2012)
Veelal in week 3 vindt een gesprek met de docentbegeleider plaats op de FEM, waarbij het
conceptplan van aanpak wordt besproken, veelal gezamenlijk met collega-studenten. Het plan
van aanpak moet hiertoe een paar dagen eerder bij de docentbegeleider zijn ingeleverd. Het
plan van aanpak is gebaseerd op het goedgekeurde voorstel en verder uitgewerkt naar een
onderzoeksopzet met een centrale onderzoeksvraag. In het plan van aanpak komende de
volgende aspecten aan de orde (zie ook bijlage 10 ‘Opzet plan van aanpak’):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Beschrijving organisatie en context.
Gedegen probleemanalyse o.b.v. een of meerdere probleemdiagnosemodellen.
Theoretische verkenning.
Formulering van de onderzoeksvraag.
Formulering van een aantal deelvragen dat is afgeleid van de onderzoeksvraag.
Keuze en onderbouwing van de te gebruiken onderzoeksmethoden en -technieken voor
dataverzameling en data-analyse.
7. Actieplan: op welke wijze gaat de opdracht uitgevoerd worden, planning met tijdschema en
het gewenste eindresultaat van de afstudeeropdracht.
pagina 23 van 91
Na de ontvangen feedback van de docentbegeleider en bedrijfsmentor wordt het conceptplan
van aanpak aangepast. Het herziene, definitieve plan van aanpak wordt vervolgens opgestuurd
naar docentbegeleider, de eerste examinator en de bedrijfsmentor gestuurd ter beoordeling. Het
kan zijn dat de eerste examinator nog feedback geeft op het plan van aanpak. Is de feedback te
substantieel, dan kan het plan van aanpak niet worden goedgekeurd. In de andere gevallen
wordt een plan van aanpak goedgekeurd, al dan niet met aanvullende opmerkingen die moeten
worden meegenomen in het verdere afstudeertraject.
Het definitieve plan van aanpak dient te worden goedgekeurd aan het einde van week 6. De
bedrijfsmentor, docentbegeleider en de eerste examinator tekenen op het voorblad van het
definitieve plan van aanpak ‘voor akkoord’ eventueel voorzien van mee te nemen
aandachtspunten voor het onderzoek (op schrift). Dit mag handmatig, maar eventueel kan ook
gebruik worden gemaakt van ondertekeningssoftware, zoals bijvoorbeeld www.HelloSign.com.
Jij dient het plan van aanpak met het voorblad met handtekeningen te uploaden via de
cursussite Afstuderen. De accountbeheerder van het Praktijkbureau registreert de ontvangst
van het plan van aanpak via de uploadpagina.
Let op: je scriptie wordt straks alleen beoordeeld als je plan van aanpak is goedgekeurd en je
deze hebt geupload op Sharepoint.
Vormeisen plan van aanpak
Het plan van aanpak bestaat uit maximaal 15 pagina’s, van inleiding tot de literatuurlijst en is
opgemaakt in Arial, lettergrootte 10 of Times Roman, lettergrootte 11. Het plan van aanpak mag
niet meer dan 3 spel-,taal- of formuleringsfouten per pagina te bevatten, anders wordt het niet
beoordeeld.
Afstuderen in het buitenland en PVA
Wanneer je wilt afstuderen in het buitenland ben je verplicht om je conceptplan van aanpak in
het Engels goedgekeurd te hebben voorafgaand aan je vertrek.
5.5.
Fase 4: Uitvoering onderzoek o.b.v. PVA
5.5.1.
Stap 8: Bedrijfsbezoek
De docentbegeleider bezoekt eventueel eenmaal de afstudeerorganisatie; veelal 4 tot 6 weken
na aanvang van het afstudeertraject. Dit is onder ander afhankelijk van de reistijd naar jouw
organisatie. Bij een reisafstand van meer dan 50 kilometer kan de docentbegeleider besluiten
jouw organisatie niet te bezoeken, maar op een andere wijze contact op te nemen.
Jouw taak is het bedrijfsbezoek te arrangeren, de agenda voor te bereiden en het gesprek te
leiden. Het doel is om met jou en de bedrijfsmentor het plan van aanpak te bespreken en de
daarin beoogde afstudeeropdracht. Zo wordt duidelijk of de juiste opdracht is geformuleerd en er
een gezamenlijk beeld is van het eindresultaat. De docentbegeleider is de ambassadeur van de
HU FEM en kijkt ook of bij de organisatie meerdere mogelijkheden zijn voor samenwerking.
5.5.2.
Stap 9: Voortgangsbewaking en intervisie
Voortgangsrapportage
Om het leerproces goed te kunnen volgen, om te kunnen helpen en om te kunnen bijsturen, is
het van groot belang dat je gedurende de hele afstudeerperiode contact houdt met de
docentbegeleider. Je bent zelf verantwoordelijk voor het contact met de docentbegeleider en
neemt dus altijd zelf het initiatief tot het maken van afspraken, het plegen van telefoontjes etc.
De student mailt op de eerste van elke maand een voortgangsrapportage naar de
docentbegeleider en neemt hier tevens een alinea op in het kader van het persoonlijk
functioneren.
pagina 24 van 91
Jij maakt in week 11-13 een inschatting of je de gestelde deadline gaat halen. Mocht je
verwachten dat je de gestelde deadline niet gaat halen, dan dien je je uit te schrijven in Osiris en
je een periode later opnieuw in te schrijven voor de herkansing. Je hebt dan wel een eerste
toetskans verspeeld.
Intervisie/leerkring
De docentbegeleider of een collega-docent organiseert bij voorkeur een of meerdere
zogenoemde afstudeertafels met een groepje studenten rond een bepaald onderwerp. Zo
ontstaat er een leerkring, waarin studenten onderling feedback kunnen geven op elkaars
plannen van aanpak en conceptrapporten en via intervisie knelpunten kunnen bespreken of
brainstormen over mogelijke oplossingen.
5.5.3.
Stap 10: Bespreken conceptscriptie
Rond week 14-15 kun je het conceptrapport voorleggen aan de docentbegeleider, eventueel al
eerder voorafgegaan door een hoofdstukindeling van het op te leveren rapport en een invulling
van de eerste algemene hoofdstukken plus een overzicht van de behaalde
onderzoeksresultaten. Je hebt het ‘Beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk’
(zie bijlage 12) gelegd naast je conceptscriptie en zelf je concept hiermee beoordeeld. Daarna
stuur je het concept op naar de docentbegeleider. De docentbegeleider geeft feedback op de
conceptscriptie en beschrijft waar nog verbeterpunten of aanvullingen nodig zijn vanuit het
beoordelingsformulier.
5.6.
Fase 4:Inleveren, evalueren en beoordelen
5.6.1.
Stap 11: Inleveren scriptie (allen) en reflectieverslag (BKM)
Je dient je definitieve eindscriptie uiterlijk op de inleverdeadline (zie Afstudeerplanning, bijlage
3) als volgt in te leveren:
1. Praktijkbureau: uploaden als document via de cursussite Afstuderen. (let op: Je scriptie
wordt alleen beoordeeld indien je plan van aanpak is goedgekeurd en is geupload via
Sharepoint.) De afstudeerscriptie wordt vervolgens via software op plagiaat gescreend.
2. Examinatoren: hardcopy exemplaren inleveren in het postvakje van de eerste en tweede
examinator en per mail ook een digitaal exemplaar verzenden.
Te laat ingeleverde scripties worden niet beoordeeld en gelden als onvoldoende. Je kunt je dan
inschrijven voor de herkansing in de volgende periode (te weten: A, B, C of D. Inschrijven in E is
niet mogelijk).
Als je BKM-student bent, lever je op de inleverdeadline van de eindscriptie (zie bijlage 3) ook
het reflectieverslag hardcopy en per mail in bij de docentbegeleider in. Ook zorg je voor een
upload via de Sharepointsite ‘Afstuderen’. In het reflectieverslag reflecteer je op jouw
functioneren in de beroepspraktijk op basis van jouw eerder opgestelde persoonlijke leerdoelen.
5.6.2.
Stap 12: Evaluaties student en bedrijfsmentor
Evaluaties
Zowel de bedrijfsmentor als jij worden gevraagd een evaluatieformulier in te vullen over het
afstudeertraject. Beide evaluaties dienen voorafgaand aan het mondeling in het bezit te zijn van
de accountmanager van het Praktijkbureau.
Evaluatie bedrijfsmentor
De bedrijfsmentor ontvangt van de accountbeheerder van het Praktijkbureau circa twee weken
voor het mondeling het verzoek om een evaluatieformulier in te vullen over de waarde van jouw
onderzoek voor de organisatie en, specifiek voor BKM-studenten: over het functioneren van jou
als student junior beroepsbeoefenaar in de organisatie. Dit formulier dient als input voor de
examinatoren voor het mondeling en dient derhalve voorafgaand aan het mondeling in het bezit
te zijn van het Praktijkbureau.
pagina 25 van 91
Controleer zelf twee weken voor het mondeling of jouw bedrijfsmentor het evaluatieformulier
ontvangen heeft. Neem, indien de bedrijfsmentor het formulier niet heeft ontvangen, contact op
met de accountbeheerder van het Praktijkbureau.
5.6.3.
Stap 13: Beoordeling scriptie, mondeling, reflectieverslag
Het afstudeerproces leidt tot een concreet resultaat: een scriptie ofwel een adviesrapport met
verantwoording en een mondeling examen. Zowel de eindscriptie als het mondeling worden
beoordeeld door de eerste en tweede examinator. Voor BKM-studenten geldt het
reflectieverslag als extra voorwaardelijke toets om een cijfer te krijgen voor de overige
onderdelen. Dit wordt beoordeeld door de docentbegeleider en de bedrijfsmentor.
Hoe de toetsing en beoordeling van het rapport, het mondeling en het reflectieverslag (alleen
BKM) plaatsvindt en de procedure rond een onvoldoende en herkansingen verlopen, wordt in
hoofdstuk 6 ‘Toetsing en beoordeling’ verder uiteengezet. Voor de helderheid wordt daar ook
het proces in beschreven, zodat alle relevante informatie over dit onderdeel bij elkaar wordt
vermeld.
5.7.
Stap 6: Administratie en afronding
5.7.1.
Stap 14: Invoering deelcijfers en check
De eerste examinator voert de cijfers in Osiris in als de student aan alle voorwaarden heeft
voldaan. De deelcijfers voor de eindscriptie en het mondeling worden door eerste examinator
ingevoerd in Osiris en de desbetreffende docentbegeleider krijgt een e-mail met het
beoordelingsformulier.
Tot slot check je alle gegevens en of je cijfer is ingevoerd. Als je dan geen andere cursussen
hebt open staan, kun je zelf je diploma aanvragen via Osiris.
pagina 26 van 91
6. Toetsing en beoordeling
In dit hoofdstuk worden de volgende aspecten m.b.t. toetsen en beoordelen nader toegelicht: de
wijze van toetsing, weging tussen de toetsen, inlevereisen en deadlines, fraudecheck,
beoordelingsformulier en de toetscriteria, de procedure rondom het mondeling, de
mogelijkheden tot herkansing en de dispuutregeling.
6.1.
Toetsmomenten
Een student heeft ieder studiejaar twee gelegenheden om een toets te maken. Het
afstudeertraject mag maximaal drie periodes beslaan. Daarom is de eerste kans in de toetsweek
van de periode die direct volgt op de startperiode van het afstudeertraject (tenzij dit periode E
is). De tweede kans is in de toetsweek van de daaropvolgende periode (tenzij dit periode E is).
Periode E is géén toetsmogelijkheid voor het reguliere afstudeertraject. Je mag je alleen
inschrijven voor een toets in periode E, indien jouw scriptie in periode D als onvoldoende is
beoordeeld en je goedkeuring hebt van de examencommissie. Zie het onderstaande schema
(zie verder bijlage 3 ‘Afstudeerplanning’):
Bij start afstuderen in
periode:
A
B
C
D
6.2.
Toetskans 1 in periode:
B
C
D
A (’15-’16)
Toetskans 2 / Herkansing
in periode:
C
D
A (’15-’16)
B (’15-’16)
Toetsvormen, beoordeling en weging
In deze onderwijseenheid worden de volgende toetsvormen gebruikt: een eindscriptie (verslag)
en met een mondeling. BKM-studenten hebben nog een derde toets, te weten het
reflectieverslag.
Om voor het afstudeertraject te slagen, moet elke toets beoordeeld zijn met minimaal een 5,5
als cijfer. Zie hieronder welke weging is gekoppeld aan de toetsonderdelen.
Studenten BM en LE
Toets 1: Eindscriptie/rapport
Toets 2: Mondeling
Studenten BKM
Toets 1: Eindscriptie/rapport
Toets 2: Mondeling
Randvoorwaardelijk: Reflectieverslag
Weging:
80%
20%
Weging:
80 %
20 %
0%
Beoordeeld met:
Cijfer, minimaal 5,5
Cijfer, minimaal 5,5
Cijfer, minimaal 5,5
Cijfer, minimaal 5,5
Voorwaardelijk voor
toekenning cijfer.
pagina 27 van 91
6.3.
Toets 1: Afstudeerscriptie
6.3.1.
Beoordeling eindscriptie
De eindscriptie wordt beoordeeld door de eerste en tweede examinator. De docentbegeleider
speelt geen rol bij de beoordeling. Een scriptie wordt door de examinatoren beoordeeld wanneer
er aan de volgende voorwaarden is voldaan. De eindscriptie:
1. Is op tijd ingeleverd bij beide examinatoren en als digitale versie geupload (zie § 5.6.1).
2. Voldoet aan de hierna genoemde vormeisen.
3. Voldoet aan de hierna genoemde inhoudelijke eisen.
Ad 2: Vormeisen bij beoordeling
Voordat een scriptie wordt beoordeeld, dient deze aan de volgende criteria te voldoen:
 Maximaal aantal inhoudelijke pagina’s is 25, met een marge van 10% meer of minder. Het
aantal pagina’s wordt geteld vanaf de inleiding tot aan de bibliografie en betreft zowel de
tekst als de visuele onderbouwing erbij. Extra informatie kan in de bijlagen worden verwerkt.
Het aantal pagina’s is een harde eis.;
 Gebruik van lettertype Times Roman lettergrootte 11, Arial lettergrootte 10 of vergelijkbaar;
 Op een willekeurige bladzijde niet meer dan drie spel-, taal- en formuleringsfouten;
 Taalgebruik en de stijl zijn passend voor een advies aan het management van een
onderneming;
 Voldaan aan de richtlijnen met betrekking tot de inhoudsopgave zoals beschreven in bijlage
11 ‘Opzet afstudeerscriptie’;
 Bronvermelding en literatuurlijst volgens APA stijl.
Wanneer de scriptie niet voldoet aan de bovengenoemde vormeisen, wordt het rapport niet
inhoudelijk beoordeeld en krijgt de scriptie een onvoldoende cijfer. Dit betekent tevens dat je
niet mag opkomen voor het mondeling. De eerste examinator stelt de student en de
accountbeheerder van het praktijkbureau op de hoogte van de onvoldoende en de annulering
van het mondeling. Je hebt hiermee een toetskans verloren en kunt je inschrijven voor de
herkansing.
Ad 3: Inhoudelijke beoordelingseisen
De afstudeerscriptie is de schriftelijke rapportage en verantwoording m.b.t. de uitgevoerde
afstudeeropdracht voor de opleiding en de opdrachtgever. Vertrekpunt is het plan van aanpak
waarmee je jouw praktijkgericht onderzoek bent gestart. Het rapport bevat o.a.
probleemdefinitie, vraagstelling, compacte beschrijving van methoden, resultaten en analyses
en uiteindelijk een serie conclusies en aanbevelingen met daarbij een implementatie-advies. Zie
bijlage 11 ‘Opzet afstudeerscriptie’ voor een mogelijke opzet.
De scriptie wordt vervolgens beoordeeld door de eerste en tweede examinator (en dus niet de
docentbegeleider) die met behulp van het ‘Beoordelingsformulier FEM voor geschreven
afstudeerwerk’ een zevental standaarden toetsen (zie bijlage 12 ). Hierover meer in § 6.1. Vijf
werkdagen voor het mondeling hoor jij en de accountbeheerder van het Praktijkbureau of de
scriptie voldoende basis biedt om een afstudeerzitting/mondeling mogelijk te maken. Je krijgt
dan een Go of een No Go voor het mondeling.
Beslisregels bij beoordeling eindscriptie
De volgende beslisregels worden bij de beoordeling gehanteerd:
 De scriptie is voldoende als alle standaarden een score in de categorie ‘geaccepteerd’ of
‘best practice’ hebben en geen in ‘onvoldoende’ en ‘ontwikkelend’.
 De scriptie is een bespreekgeval tussen de examinatoren als minimaal één standaard een
score op ‘ontwikkelend’ heeft. De examinatoren besluiten in overleg of deze standaard
voldoende of onvoldoende is. Dit wordt vastgelegd in de toelichting van de betreffende
standaard.
 De scriptie is onvoldoende als bij één of meerdere examinatoren minimaal één standaard
een score op ‘onvoldoende’ heeft.
pagina 28 van 91
6.4.
Toets 2: Mondeling examen
Het afstudeertraject wordt ook mondeling getoetst door de eerste en tweede examinator, in
overleg met de bedrijfsmentor/beroepspraktijk op een afsluitende zitting: het mondeling. Het
mondeling duurt maximaal 75 minuten en is als volgt opgebouwd:
e
1. Kennismaking, procedure (5 min). Voorzitter van het mondeling is de 1 examinator.
2. Pitch m.b.v. posterpresentatie door de student (10 min). Je licht deels je scriptie en met
name het advies toe en voegt het liefst iets toe ten aanzien van de scriptie. (bijv.
voortschrijdend inzicht, uitrol, consequenties branche, reflectie, etc) Het is dus niet de
bedoeling het rapport nogmaals integraal te presenteren.
3. Discussie over de scriptie waarin het inzicht van de student in het afstudeertraject wordt
getoetst (30-40 min).
4. Bespreking beoordeling door examinatoren m.b.v. beoordelingsformulier voor het mondeling
examen. Invullen en tekenen van het beoordelingsprotocol Afstuderen (15 min).
5. Terugkoppeling cijfer en feedback m.b.t. mondeling en de scriptie aan de student (15 min).
De hierboven genoemde tijdsduur is richtinggevend, hiervan kan enigszins van worden
afgeweken. Wel vaststaat is de tijd voor de discussie over de scriptie. Deze mag niet korter zijn
dan 30 minuten.
De student is er voor verantwoordelijk dat voor de aanvang van zijn/haar afstudeerzitting, de
geplande ruimte geopend is en de benodigde apparatuur operationeel is en zijn/haar presentatie
klaar staat.
Inschrijving voor mondeling
Het mondeling vindt plaats in de toetsweken van elke onderwijsperiode. Bij een Go op de
scriptie verstuurt de eerste examinator de datum en een tijdstip voor jouw mondeling. Je dient er
dus voor te zorgen dat je in de betreffende tentamenperiode beschikbaar bent.
Aanwezigen bij mondeling en afwezigheid door omstandigheden
Door de praktijkcoördinator AFS is de eerste examinator en tweede examinator toegewezen die
de scriptie rapport en het mondeling beoordelen. Deze eerste examinator moet aanwezig zijn bij
het mondeling. Indien de eerste examinator afwezig is, dient de zitting niet plaats te vinden. Een
eventuele tweede examinator mag op de zittingdag vervangen worden, mits de vervanger de
scriptie heeft gelezen. Tevens dient de eerste examinator het protocol op te halen bij het
Praktijkbureau. Dit mag niet worden gedelegeerd.
Aanwezig bij (een deel van) het mondeling zijn: beide examinatoren, eventueel de
bedrijfsmentor (één of twee)/vertegenwoordiger uit de beroepspraktijk en eventuel een lid van
de examencommissie.
Een lid van de examencommissie kan aanwezig zijn bij de zitting. Deze persoon zal alleen
aanwezig zijn en niet inhoudelijk een oordeel geven, het is puur voor een kijk op het proces. Het
lid van de examencommissie zal willekeurig verdeeld worden over de ingeplande zittingen. Het
kan dus zijn dat de student én een gecommitteerde én een lid van de examencommissie bij de
zitting heeft, maar het kan ook zijn dat de student geen van beide bij de zitting aanwezig heeft.
De student hoort uiterlijk twee werkdagen voorafgaand aan de zitting of er een
examencommissielid bij de zitting aanwezig zal zijn. Als de student niks hoort, is er ook geen lid
aanwezig.
pagina 29 van 91
6.5.
Voorwaardelijk: Reflectieverslag (alleen voor BKM)
Specifiek voor BKM-studenten geldt dat je tijdens het afstudeerproject, naast het zelfstandig
werken aan de afstudeeropdracht, ook meewerkt op de afdeling of elders in de organisatie als
reflective practitioner. Het functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar wordt als apart
onderdeel getoetst middels een stage-/reflectieverslag.
Bij BKM-studenten wordt tijdens het afstuderen tevens de subcompetentie ‘professionaliseren’
4
getoetst van de competentie ‘Professioneel vakmanschap’. Dit onderdeel wordt getoetst via
een reflectieverslag waarin je reflecteert op jouw professioneel handelen in de organisatie en
jouw persoonlijke ontwikkeling o.b.v. leerdoelen.
Als je BKM-student bent, lever je op de inleverdeadline van de eindscriptie (zie bijlage 3) ook
het reflectieverslag in waarin je reflecteert op jouw functioneren in de beroepspraktijk op basis
van jouw eerder opgestelde persoonlijke leerdoelen. De docentbegeleider beoordeelt met de
bedrijfsmentor jouw reflectie op basis van de uitgevoerde werkzaamheden en jouw leerproces
met behulp van het beoordelingsformulier ‘Functioneren in de beroepspraktijk’ (zie bijlage 15).
Tevens gebruikt hij/zij als input het ‘Evaluatieformulier Functioneren in de beroepspraktijk voor
de bedrijfsmentor’, dat door het Praktijkbureau wordt verspreid.
De docentbegeleider kent een voldoende of onvoldoende toe. Je dient je reflectieverslag met
een voldoende af te ronden, aangezien dit een voorwaarde is voor het toekennen van het cijfer
voor je eindscriptie en mondeling (zie 6.2). Heb je dus een onvoldoende voor het
reflectieverslag, dan krijg je geen cijfer voor de scriptie en het mondeling.
6.6.
Onvoldoende en herkansing
Als de scriptie en/of het mondeling van het afstudeertraject met een onvoldoende worden
beoordeeld, dan zal het afstuderen eventueel weer aan het einde van de volgende periode
kunnen plaatsvinden, mits de examinatoren een reparatietraject op basis van de bestaande
afstudeeropdracht mogelijk/haalbaar achten. Mocht dit niet het geval zijn of óók in de
herkansing een onvoldoende behaalt, dan dien je een nieuwe opdracht te verwerven en
hiervoor verder de normale procedure van goedkeuring te volgen. Hierna wordt nader ingegaan
op de procedures en de details rondom herkansingen.
Procedure bij Onvoldoende voor scriptie
Wordt het rapport als onvoldoende wordt beoordeeld, dan ontvangt de student uiterlijk vijf
e
werkdagen voor het mondeling van de 1 examinator schriftelijk het beoordelingsformulier,
waarin staat gemotiveerd waarom de scriptie onvoldoende is. Op basis van dit
beoordelingsformulier dien je een verbeter-/actieplan te schrijven (van maximaal 2 A4). Je krijgt
voor deze herkansing begeleiding van dezelfde docentbegeleider. Je mailt je verbeter-/actieplan
naar je docentbegeleider en gaat je scriptie aanpassen. Met de herkansing eindigt het eerste
afstudeertraject van 3 perioden.
e
Bij een onvoldoende voor de scriptie kan ook het mondeling geen doorgang vinden. De 1
examinator voert het cijfer voor de scriptie in in Osiris en voert bij het mondeling een NA in.
e
Vervolgens meldt de 1 examinator aan alle bij de zitting betrokken partijen dat het mondeling
niet doorgaat.
Twee keer onvoldoende?
Als er sprake is van twee keer een Onvoldoende binnen dezelfde opdracht, dan moet je
wederom een nieuwe opdracht werven en ook hiervoor de normale procedure van goedkeuring
volgen. Via de examencommissie zou beroep kunnen worden aangetekend tegen dit besluit.
4
Studenten BM en LE zijn hierop getoetst in de traineeships .
pagina 30 van 91
Indien je het eerste herkansingstraject niet haalt krijg je nog één keer de mogelijkheid om het
afstudeertraject (maximaal 3 aaneengesloten perioden, dus inclusief herkansing) met maximaal
twee toetskansen per studiejaar te doorlopen met begeleiding vanuit de opleiding. Daarna stopt
de begeleiding vanuit de opleiding en kan er door jou eventueel externe begeleiding worden
ingeschakeld. De mogelijkheid voor toetsen blijft bestaan als je voor de studie ingeschreven blijft
staan en je inschrijft voor de toetsing van het afstuderen.
6.7.
Dispuutregeling
Voor vragen en/of opmerkingen over de organisatie, inhoud en beoordeling van het afstuderen
kun je terecht bij de docentbegeleider of bij de praktijkcoördinator van de opleiding. In de
Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2014-2015 staat beschreven in welke gevallen je een
verzoek of klacht kunt indienen bij de Examencommissie. Meer informatie hierover kun je vinden
op Sharepoint onder Inspraak & Beroep.
Als je het niet eens bent met de beoordeling van een of meer toetsen door de examinatoren,
kun je als student bij de Examencommissie bezwaar aantekenen en eventueel vragen om een
second opinion. De examencommissie vraagt je vervolgens om aan te geven op welke gronden
een second opinion gewenst is. De examencommissie kan al dan niet besluiten dit toe te
kennen en zal indien nodig twee andere door haar aangewezen examinatoren opdracht geven
om een second opinion uit te voeren. De mening van de aangewezen examinatoren telt dan.
6.8.
Plagiaat
Binnen alle opleidingen wordt sterk gelet op mogelijke onregelmatigheden, waaronder plagiaat.
Bij het afstuderen wordt standaard anti-plagiaat software ingezet (Ephorus). Het plegen van
plagiaat wordt binnen de HU als een ernstige zaak gezien, waartegen stevig wordt opgetreden.
Wordt er plagiaat geconstateerd, dan wordt meteen de examencommissie ingelicht en wordt de
afstudeerzitting geannuleerd.
5
In het boek Rapporteren kun je alle regels vinden met betrekking tot het vermelden van
bronnen in teksten, de belangrijkste regels zijn in de bijlage “Handleiding Bronvermelding” van
het boek opgenomen.

5
Braas, C., Couwelaar, R. van, Kat, J., (2012), “Taaltopics Rapporteren”, Noordhoff
Uitgevers: Groningen. (reeds in bezit)
pagina 31 van 91
7. Studiematerialen en belangrijke
documenten
7.1.
Studiematerialen en literatuur
Verplicht materiaal en literatuur:

Cursuswijzer “Afstudeerhandleiding BKM/LE/BM”

Verhoeven, N. (2011), “Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het
hoger onderwijs”, Boom/Lemma: Den Haag. (reeds in bezit)

Braas, C., Couwelaar, R. van, Kat, J., (2012), “Taaltopics Rapporteren”, Noordhoff
Uitgevers: Groningen. (reeds in bezit)
Aanbevolen materiaal en literatuur:

Oost, H., Markenhof, A. (2013); “Een onderzoek voorbereiden”, tweede druk,
ThiemeMeulenhoff: Amersfoort.

Zegel, J.D. (2011), “Van probleem naar prestatie – Afstuderen in de HBO praktijk”
Uitgeverij Op de i: Hilversum.

Mulders. M. (2010), “101 Managementmodellen”, Noordhoff Uitgevers: Groningen. (reeds
in bezit. Of check de nieuwste uitgave (2014) “111 managementmodellen”)

Boeije, H. (2005), “Analyseren in kwalitatief onderzoek – Denken en doen”, Boom/Lemma:
Den Haag. (BKM). (herziene druk wordt medio juni 2014 verwacht)
Op Sharepoint zijn de volgende onderdelen te vinden:







Cursuswijzer Afstudeerhandleiding BKM/LE/BM.
Blanco afstudeervoorstel BKM/LE/BM.
Format afstudeerovereenkomst.
Inschrijfmogelijkheid voor inloopspreekuren en contactgegevens praktijkcoördinatoren.
Evaluatieformulier afstudeeropdracht student (digitaal invullen voorafgaand aan de zitting);
Uploadpagina voor alle in te leveren documenten.
Inschrijfmogelijkheid voor inloopspreekuren (alleen periode B).
7.2.
Documenten voor bedrijfsmentor
De bedrijfsmentor ontvangt tijdens van het afstudeertraject een begeleidende mail vanuit het
Praktijkbureau met daarin een verwijzing naar:
 Algemene voorwaarden Afstudeeropdracht BKM/LE/BM
 Evaluatieformulier bedrijfsmentor (specimen).
7.3.
In te leveren documenten
Gedurende het afstuderen dien je verschillende documenten aan te leveren. Hieronder tref je de
documenten aan, met daarbij aangegeven wie het moet aanleveren bij het Praktijkbureau en
hoe het moet worden aangeleverd.
Vooraf in te leveren:
1. Getekend afstudeervoorstel met toewijzing begeleiding en examinatoren. (input:
Praktijkcoördinatoren, hardcopy)
2. Afstudeerovereenkomst met verplichte bijlagen: kopie cijferlijst, kopie propedeusecertificaat,
bewijs van inschrijving, visitekaartje bedrijfsmentor en voor BM: traineeshipovereenkomst
T4. (input student, hardcopy)
pagina 32 van 91
Tussentijds in te leveren:
e
3. Plan van aanpak; voorzien van handtekeningen student, docentbegeleider en 1
examinator. (input student, digitaal of hardcopy)
Na afronding in te leveren:
Voor de administratieve afronding is het noodzakelijk dat je de volgende documenten en
formulieren bij het Praktijkbureau hebt ingeleverd:
4. Eindscriptie: digitaal geupload via de Sharepointsite van het Praktijkbureau. Deze scriptie
moet op de vastgelegde deadline (zie Afstudeerplanning, bijlage 3) bij het Praktijkbureau
binnen zijn.
5. Posterpresentatie voor het mondeling: digitaal geupload via de Sharepointsite van het
Praktijkbureau. Dit document moet uiterlijk op het moment van het mondeling geupload zijn
bij het Praktijkbureau binnen zijn.
6. Evaluatieformulier bedrijfsmentor. Dit moet uiterlijk 1 week voor de zitting digitaal bij het
Praktijkbureau binnen zijn. Het formulier kan worden ingescand en gemaild naar:
[email protected] of gefaxt naar: 020-708 93 55 (Let op: handtekening van
bedrijfsmentor en student is verplicht).
7. Evaluatieformulier student (digitaal invullen op sharepointsite Praktijkbureau). Zorg ervoor
dat dit voorafgaand aan de zitting wordt ingevuld.
7.4.
Archivering en vertrouwelijkheid
Archivering
De scriptie worden volgens de wettelijke bewaartermijn bewaard. De scriptie wordt geupload in
het HU-archief, zodat deze kunnen worden overlegd aan een auditpanel voor de accreditatie.
Tevens wordt de scriptie opgenomen in de Hbo Kennisbank wanneer het een cijfer van 7 of
hoger heeft gekregen.
Vertrouwelijkheid.
Wanneer er een vertrouwelijkheidsplicht rust op de scriptie, wordt de scriptie niet geupload bij de
Hbo Kennisbank en zal de HU vertrouwelijk met het document omgaan. De student moet wel
duidelijk aangeven op de scriptie zelf dat er vertrouwelijkheid dient te worden betracht. Verder
hebben alle aanwezigen bij het mondeling aan geheimhoudingsplicht en dienen de
afstudeerscriptie vertrouwelijk te behandelen.
De scriptie moet wel te allen tijde beschikbaar zijn voor een eventuele auditor van een
accreditatiepanel. Deze leden hebben een geheimhoudingsplicht.
pagina 33 van 91
BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST
Afstudeerproject
Afstudeertraject
Afstudeervoorstel
Afstudeeropdracht
Afstudeerscriptie
Afstudeerprogramma
Examenprogramma
Praktijkgericht
onderzoek
Onderzoekscyclus
Regulatieve cyclus
Afstudeercommissie
Afstudeercoördinator
Het gehele traject van het afstuderen, te weten vanaf de
voorbereidingsfase (zoeken organisatie, indienen afstudeervoorstel)
tot en met het invoeren van een voldoende cijfer in Osiris.
Het traject (te volgen route) dat start na toestemming van de
afstudeercommissie op de eerste lesdag van de daaropvolgende
periode tot en met het toekennen van de beoordeling voor
eindscriptie en mondeling. Het afstudeertraject kent een minimale
doorlooptijd van minimaal 20 weken en vertegenwoordigt 30 EC.
Het afstudeervoorstel is een beslisdocument voor de
Praktijkcoördinator om de student al dan niet toestemming te geven
om mogen starten met afstuderen. Het voorstel bevat student- en
organisatiegegevens, studieresultaten, de probleemanalyse, de
probleemdefinitie en de kernvraag van de beoogde opdracht.
De afstudeeropdracht is de inhoudelijke kern van het
afstudeertraject en geeft de inhoudelijke opdracht weer die wordt
uitgevoerd voor een organisatie en waarvoor het praktijkgericht
onderzoek dient te worden verricht.
Ook wel aangeduid met de term eindscriptie en eindrapport. Dit is
het eindresultaat van de afstudeeropdracht dat wordt getoetst voor
afronding van de cursus.
Het afstudeerprogramma is een door de opleiding aangewezen set
van cursussen waarmee de competenties van de opleiding op het
hoogste niveau worden getoetst. In de praktijk is dit niet alleen het
afstudeerproject, maar ook andere cursussen in de opleiding.
Het gehele vakkenpakket uit de hoofdfase van de betreffende
opleiding dat bij voldoende resultaat op het totaal recht geeft op een
diploma Bachelor in Business Administration
Het methodisch beantwoorden van vragen dat leidt tot relevante
kennis, teneinde het beroepsproduct te verantwoorden,
onderbouwen en vernieuwen, volgens de definitie van Andriessen.
Fasen die je doorloopt bij het doen van onderzoek, te weten:
probleemanalyse, onderzoeksontwerp, dataverzameling, dataanalyse, conclusies en aanbevelingen, rapportage.
Onderzoeksmethode van Van Strien die is gericht op het nemen van
beslissingen. Fasen in de regulatieve cyclus zijn: Probleemstelling,
Diagnose, Ontwerp, Implementatie en Evaluatie.
Uitvoerend orgaan dat het gehele proces van afstuderen organiseert
namens het opleidingsmanagement van het opleidingscluster
Business Administration. De taken zijn uitgebreid beschreven in de
cursuswijzer.
Elke BA-opleiding heeft een vertegenwoordiger in de
afstudeercommissie en heeft coördinerende taak rondom het
afstuderen. De afstudeercoördinator is het aanspreekpunt
gedurende het afstudeerproces voor de opleiding. De taken zijn
uitgebreid beschreven in de cursuswijzer.
pagina 34 van 91
BIJLAGE 2:
COMPETENTIEOVERZICHT OPLEIDINGEN BKM, LE, BM
A. Competenties Opleiding Bedrijfskunde MER
Competentiematrix Bedrijfskunde MER voltijd
Hoofdfase 2
Sociaal Ondernemerschap&Innovatie
Business & ICT Alignment
Performance Management
Onderzoek 3 (kwalitatief)
Business English 3
Adviseren 1
Adviseren 2 (k=keuze)
Verandermanagement
Project Management
Strategische Marketing
Bedrijfsethiek
Recht
Hoofdfase 3
Minor
Afstudeertraject (k=keuze)
x
x
x
x
x
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
x
x
1
1
2
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
2
x
x
x
x
x
k
k
2
2
k
k
x
x
2
x
x
x
x
x
x
x
x
3
x
2
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
x
k
k
k
x
x
x
x
x
x
x
x
x
k
3
x
x
x
x
Conclusie en aanbevelingen
Onderzoeksontwerp
Probleemanalyse
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Rapportage
x
x
ICT-vaardig
Professionaliseren
Verantwoord handelen
Communiceren
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
2
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
3
k
x
x
x
x
2
2
k
x
x
x
x
x
x
x
x
2
k
2
x
x
k
k
3
2
x
x
x
x
x
x
2
2
k
k
2
x
x
x
x
1
2
k
k
x
x
2
k
k
x
x
x
1
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
1
2
2
Samenwerken/Netwerken
Innoveren
Adviseren
Schakelen en verbinden
x
x
x
1
1
Onderzoekend vermogen
Data-analyse
x
1
1
Methodisch handelen
Generieke competenties
Evaluatie
Verandering
Ontwerp
Diagnose
Probleem
Engels
Project management
Business Ethics
1
Business Law
Strategisch Management
1
Quantitative Techniques
Organizational Behaviour
Marketing
1
Economics
1
Overige Taakcompetenties
Kennisge
bieden
Utrecht
Dataverzameling
Hoofdfase 1
Management Informatiesystemen
Algemene Economie
HRM
Business Process Management
Financieel Management
Marketing 2
Onderzoek 2
Business English 2
Leiderschap 2
Stage 1 Praktijk (k=keuze)
Stage 1 Opdracht (k=keuze)
Finance
Bedrijfseconomie
Bedrijfskunde
Economie en Recht, deel Economie
Economie en Recht, deel Recht
Marketing
Onderzoeksvaardigheden
Communicatieve Vaardigheden
Business English 1 level A
Business Project
Logistiek & Informatiemanagement
Organisatiegedrag & Cultuur
Leiderschap
Project People Planet Profit
Accounting
Propedeuse
Operations Management
BBA- Landelijke kennisgebieden en niveau
Management Information Systems
Cursus
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Competentie-overzicht van BBA-opleiding Bedrijfskunde MER
Dit document beschrijft de uitwerking van de BBA-standaard naar het competentieprofiel van de
opleiding Bedrijfskunde MER.
Het competentieprofiel bestaat uit vier onderdelen:
1. Theoretische kennis
2. Bedrijfskundig handelen
3. Professioneel vakmanschap
4. Onderzoekend vermogen
pagina 35 van 91
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
1. Gedegen theoretische basis
Hieronder een overzicht van de kernvakgebieden met de bijbehorende niveaus voor de
opleiding BKM.
Kernvakgebied
Niveau 1
(basis)
Finance
Accounting
Business Ethics
Business Law
Economics
Management Information Systems
Marketing
Strategic Management
Operations Management
Organizational Behavior
Quantitative techniques
Niveau 2
(uitgebreid)
2
2
2
2
2
Niveau 3
(expert)
3 mag
2
3 mag
3 moet
3 mag
2
2
* Niveaukeuze van drie van de vier kernvakgebieden is afhankelijk van de positionering van de
opleiding.
Niveauaanduiding voor bedrijfskundig handelen (competenties) en – denken
(theoretische kennis).
Aspecten
Complexiteit van de
taak
Complexiteit van de
context
Niveau 1
Gestructureerd;
bekende methoden
kunnen direct toegepast
worden volgens
vaststaande normen.
Bekend, eenvoudig en
gestructureerde context
Complexiteit van het
handelen
Werkt vooral met
routines en krijgt
instructies.
Verantwoordelijkheid

Draagt
Niveau 2
Minder gestructureerd;
past bekende methoden
aan wisselende situaties
aan.
Niveau 3
Complex en ongestructureerd;
verbetert methoden en past
normen aan de situatie aan.
Bekend, complexere en
deels gestructureerde
context
Werkt met richtlijnen en
procedures in complexe
situaties, verdiept zich in
vraagstukken van
complexiteit in het werk.
Onbekend, complexere en (deels)
ongespecificeerde context



Werkt pro-actief
Verantwoordt op
professionele wijze de
informatie-verzameling,
theoriekeuze /–vorming en de
gekozen oplossingen naar de
opdrachtgever en naar
collega’s (staat daarbij open
voor kritisch oordeel).

Analyseert de eigen situatie,
vult hiaten binnen de eigen
kennis aan via zelfsturend
leren, verwerft waar nodig
nieuwe vaardigheden, denkt
en werkt met een brancheen organisatieoverstijgende
kijk op problemen .
verantwoording voor
uit, onderhandelt
eigen takenpakket,

Transfer van Kennis
en vaardigheden

formuleert doelen
Legt over voortgang
verantwoording af
Beschikt over de
nodige basiskennis
en vaardigheden
kennis en
vaardigheden om
routine matig te
werken in een intern
project of voor een
externe
opdrachtgever
Zet eigen trajecten


over de trajecten
Legt over
verantwoording af
over keuzes en
resultaten (weegt
deze af met een
termijnperspectief).
Beschikt over en
ontwikkelt
uitgebreide kennis,
vaardigheden, en
enige ervaring om te
werken en levert
goede prestaties in
diverse organisaties.
Analyseert zelfstandig problemen,
vragen en knelpunten in
complexe situaties, ontwikkelt
nieuwe procedures of aanpakken,
gebruikt creativiteit in het
aanpakken en uitvoeren van
opdrachten.
pagina 36 van 91
2. Bedrijfskundig handelen
De opleiding leert om organisaties vanuit een brede visie te bekijken waardoor een
afgestudeerde breed inzetbaar is en een goede gesprekspartner vormt voor specialisten uit
verschillende vakgebieden. Om aspecten van een bedrijf te kunnen signaleren en verbeteren,
moet een bedrijfskundige de volgende taakcompetenties beheersen (regulatieve (is ingrijpen op
de praktijk) cyclus):
a. Probleem herkennen
Problemen signaleren, formuleren, uitwerken tot een organisatievraagstuk en dit bij beslissers onder de
aandacht brengen.
b. Diagnosticeren
De effectiviteit van een organisatie door onderzoek beoordelen en de achtergronden, oorzaken en
samenhangen van het disfunctioneren analyseren.
c. Ontwerpen
Bedrijfsprocessen (her)ontwerpen op basis van een programma van eisen en evidence based practice.
d. Veranderen
Opdrachtgever adviseren over en begeleiden bij veranderingsprocessen.
e. Evalueren
De effectiviteit van verbeteracties beoordelen en advies geven over evt. vervolgonderzoek.
3. Professioneel vakmanschap
Een afgestudeerde bachelor Bedrijfskunde MER beschikt over de volgende generieke
competenties:
a. Methodisch handelen
Adequaat methoden en technieken op het gebied van onderzoek en projectmanagement selecteren en
toepassen.
b. Schakelen en verbinden
Schakelen en verbindingen maken tussen verschillende functionele gebieden en niveau’s.
c. Adviseren
Verbeteringen aanraden gericht op de effectiviteit van de organisatie.
d. Innoveren
Ontwikkelingen signaleren, nieuwe ideeën genereren en uitvoeren voor vernieuwing van strategie,
producten, processen en markten.
e. Samenwerken/netwerken
Relaties binnen en buiten de organisatie ontwikkelen, behouden en gebruiken voor het verkrijgen van
informatie, steun en medewerking.
f. Communiceren
Op de ander afgestemde mondelinge en schriftelijke communicatie in zowel de Nederlandse als Engelse
taal.
g. Verantwoord handelen
Bewust zijn van ethische aspecten van een context en gedrag/adviezen hierop aanpassen.
h. Professionaliseren
Zich door reflectie professioneel blijven ontwikkelen en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de
organisatie en beroepsgroep.
i. ICT-vaardig
ICT-toepassingen effectief en efficiënt inzetten bij professionele taken en het verbeteren van
bedrijfsprocessen.
4. Onderzoekend vermogen
Bedrijfskundige vraagstukken zijn gericht op het optimaliseren van (delen van) de organisatie.
Het doen van praktijkgericht onderzoek is noodzakelijk om te komen tot gefundeerde verbetervoorstellen.
In onderstaand model (Leen, 2012) wordt duidelijk gemaakt dat in elke fase van het
bedrijfskundig handelen onderzoek wordt verricht en dat in principe bij elke fase de onderzoekscyclus wordt doorlopen. De onderzoekscyclus bestaat doorgaans uit de fasen: probleemanalyse, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse, conclusies en aanbevelingen en
rapportage. Een afstudeeronderzoek richt zich doorgaans op een enkele fase of een cluster van
twee fasen, bijvoorbeeld diagnose en ontwerp. Het is van belang dat in de opleiding
Bedrijfskunde MER de student kennis maakt met alle fasen van de regulatieve cyclus.
pagina 37 van 91
Aanpak van praktijkgerichte vraagstukken en het doen van
onderzoek
(regulatieve cyclus i.c.m. de onderzoekscyclus)
FOCUS VAN HET
ONDERZOEK
OP BASIS VAN
PROBLEEMKEUZE EN
DIAGNOSE
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
en/of
OP BASIS VAN
ONTWERP
VOORSTEL
VOOR
5
4
6
3
en/of
OP BASIS VAN
VERANDEREN
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
en/of
EVALUATIE
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
VOORSTEL VOOR VERVOLGONDERZOEK
Figuur 1: Aanpak praktijkgerichte vraagstukken en het doen van onderzoek (Leen, 2012)
pagina 38 van 91
B. Competenties Opleiding Logistiek en Economie
Competentiematrix Logistiek en Economie
Cursus
BBA- Landelijke kennisgebieden en niveau
Overige Taakcompetenties
Kennisg
ebieden
Generieke competenties zacht / hard
Onderzoekend vermogen
Hoofdfase 3
Minor
Afstudeertraject
1
1
1
1
1
1
1
1
x
1
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
1
x
1
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
x
x
x
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
x
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
3
x
x
x
3
3
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
2
3
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
Rapportage
x
x
x
x
2
Conclusie en aanbevelingen
Onderzoeksontwerp
x
x
x
2
3
x
x
2
x
2
2
x
x
x
1
1
2
Probleemanalyse
ICT-vaardig
Innoveren
Adviseren
Methodisch handelen
x
x
x
1
x
x
x
x
x
1
1
x
Data-analyse
1
1
x
x
x
Dataverzameling
x
x
x
x
x
Professionaliseren
Verantwoord handelen
Samenwerken/Netwerken
Schakelen en verbinden
x
1
1
Communiceren
Evaluatie
Verandering
Ontwerp
Diagnose
Probleem
Engels
Project management
Business Ethics
1
Business Law
Operations Management
1
Quantitative Techniques
Strategisch Management
Management Information
Systems
1
1
Hoofdfase 1
BA cursussen:
Business English 2
Project Management
Management Informatiesystemen
Marketing 2
Traineeship Logistieke cursussen:
Traineeship Materials Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship Warehouse Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship Purchase Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship Distribution Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship On the Job H1 AB en CD
Communicatieve vaardigheden
Hoofdfase 2
BA cursussen:
HRM
Algemene Economie
Financieel Management
2
Bedrijfsethiek
Traineeship Logistieke cursussen:
Traineeship Supply Chain Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship Strategy & Logistics
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship Change Management
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship IT & Logistics
Onderzoeksvaardigheden
Traineeship On the Job H2 AB en CD
Topics in Logistics
Organizational Behaviour
1
Marketing
1
Economics
Finance
Bedrijfseconomie
Bedrijfskunde
Economie en Recht, deel Economie
Economie en Recht, deel Recht
Marketing
Onderzoeksvaardigheden
Communicatieve Vaardigheden
Business English 1 level A
Business Project
Logistiek & Informatiemanagement
Organisatiegedrag & Cultuur
Leiderschap
Traineeship Propedeuse
Accounting
Propedeuse
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Competentie-overzicht van bachelor opleiding Logistiek en Economie
Dit document beschrijft de uitwerking van de BBA-standaard naar het competentieprofiel van de
opleiding Logistiek en Economie.
Het competentieprofiel bestaat uit vier onderdelen:
1. Theoretische kennis
2. Logistiek handelen
3. Professioneel vakmanschap
4. Onderzoekend vermogen
pagina 39 van 91
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
1. Gedegen theoretische basis
Hieronder een overzicht van de kernvakgebieden met de bijbehorende niveau’s voor de
opleiding LE.
Kernvakgebied
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
(basis)
(uitgebreid) (expert)
Finance
2
Accounting
2
Business Ethics
2
Business Law
2
Economics
2
Management Information Systems
2
Marketing
2
Strategic Management
2
Operations Management
3
Organizational Behavior
2
Quantitative techniques
2
Tabel 1: kernvakgebieden Logistiek en Economie
Niveauaanduiding voor logistiek handelen (competenties) en – denken (theoretische
kennis).
Aspecten
Complexiteit van de
taak
Complexiteit van de
context
Niveau 1
Gestructureerd;
bekende methoden
kunnen direct toegepast
worden volgens
vaststaande normen.
Bekend, eenvoudig en
gestructureerde context
Complexiteit van het
handelen
Werkt vooral met
routines en krijgt
instructies.
Verantwoordelijkheid

Draagt
Niveau 2
Minder gestructureerd;
past bekende methoden
aan wisselende situaties
aan.
Niveau 3
Complex en ongestructureerd;
verbetert methoden en past
normen aan de situatie aan.
Bekend, complexere en
deels gestructureerde
context
Werkt met richtlijnen en
procedures in complexe
situaties, verdiept zich in
vraagstukken van
complexiteit in het werk.
Onbekend, complexere en (deels)
ongespecificeerde context



Werkt proactief
Verantwoordt op
professionele wijze de
informatieverzameling,
theoriekeuze /–vorming en de
gekozen oplossingen naar de
opdrachtgever en naar
collega’s (staat daarbij open
voor kritisch oordeel).

Analyseert de eigen situatie,
vult hiaten binnen de eigen
kennis aan via zelfsturend
leren, verwerft waar nodig
nieuwe vaardigheden, denkt
en werkt met een brancheen organisatieoverstijgende
kijk op problemen .
verantwoording voor
uit, onderhandelt
eigen takenpakket,

Transfer van Kennis
en vaardigheden

formuleert doelen
Legt over voortgang
verantwoording af
Beschikt over de
nodige basiskennis
en vaardigheden
kennis en
vaardigheden om
routine matig te
werken in een intern
project of voor een
externe
opdrachtgever
Zet eigen trajecten


over de trajecten
Legt over
verantwoording af
over keuzes en
resultaten (weegt
deze af met een
termijnperspectief).
Beschikt over en
ontwikkelt
uitgebreide kennis,
vaardigheden, en
enige ervaring om te
werken en levert
goede prestaties in
diverse organisaties.
Analyseert zelfstandig problemen,
vragen en knelpunten in
complexe situaties, ontwikkelt
nieuwe procedures of aanpakken,
gebruikt creativiteit in het
aanpakken en uitvoeren van
opdrachten.
Tabel 2: Niveaukenmerken kernvakgebieden
pagina 40 van 91
2. Logistiek handelen
De opleiding leert om organisaties vanuit een brede visie te bekijken waardoor een
afgestudeerde breed inzetbaar is en een goede gesprekspartner vormt voor specialisten uit
verschillende vakgebieden. Om aspecten van een bedrijf te kunnen signaleren en verbeteren,
moet een logisticus de volgende taakcompetenties beheersen. Zij vormen onderdelen van de
zogenaamde regulatieve cyclus, dit wil zeggen; ingrijpen op de praktijk.
a. Probleem herkennen
Problemen signaleren, formuleren, uitwerken tot een organisatievraagstuk en dit bij beslissers
onder de aandacht brengen.
b. Diagnosticeren
De effectiviteit van een organisatie door onderzoek beoordelen en de achtergronden, oorzaken
en samenhangen van het disfunctioneren analyseren.
c. Ontwerpen
Bedrijfsprocessen (her)ontwerpen op basis van een programma van eisen en evidence based
practice.
d. Veranderen
Opdrachtgever adviseren over en begeleiden bij veranderingsprocessen.
e. Evalueren
De effectiviteit van verbeteracties beoordelen en advies geven over evt. vervolgonderzoek.
De opleiding sluit door middel van haar specifiek op de Logistiek toegesneden cursussen aan bij
de beroepstaken zoals geformuleerd in het Landelijk Beroeps en Opleidingsprofiel Logistiek
2013, zie figuur hieronder:
Figuur 1, Matrix van handelingsbekwaamheden, beroepssituatie, beroepsrol en beroepstaken van LE
3. Professioneel vakmanschap
Een afgestudeerde bachelor Logistiek en Economie beschikt over de volgende generieke
competenties:
a. Methodisch handelen
Adequaat methoden en technieken op het gebied van onderzoek en projectmanagement
selecteren en toepassen.
b. Schakelen en verbinden
Schakelen en verbindingen maken tussen verschillende functionele gebieden en niveau’s.
c. Adviseren
Verbeteringen aanraden gericht op de effectiviteit van de organisatie.
d. Innoveren
Ontwikkelingen signaleren, nieuwe ideeën genereren en uitvoeren voor vernieuwing van
strategie, producten, processen en markten.
e. Samenwerken/netwerken
Relaties binnen en buiten de organisatie ontwikkelen, behouden en gebruiken voor het
verkrijgen van informatie, steun en medewerking.
pagina 41 van 91
f. Communiceren
Op de ander afgestemde mondelinge en schriftelijke communicatie in zowel de Nederlandse
als Engelse taal.
g. Verantwoord handelen
Bewust zijn van ethische aspecten van een context en gedrag/adviezen hierop aanpassen.
h. Professionaliseren
Zich door reflectie professioneel blijven ontwikkelen en een bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van de organisatie en beroepsgroep.
i. ICT-vaardig
ICT-toepassingen effectief en efficiënt inzetten bij professionele taken en het verbeteren van
bedrijfsprocessen.
4. Onderzoekend vermogen
Logistieke vraagstukken zijn gericht op het optimaliseren van (delen van) de organisatie. Het
doen van praktijkgericht onderzoek is noodzakelijk om te komen tot gefundeerde
verbetervoorstellen.
In onderstaand model (Leen, 2012) wordt duidelijk gemaakt dat in elke fase van het
bedrijfskundig handelen onderzoek wordt verricht en dat in principe bij elke fase de
onderzoekscyclus wordt doorlopen. De onderzoekscyclus bestaat doorgaans uit de fasen:
probleemanalyse, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse, conclusies en
aanbevelingen en rapportage. Een afstudeeronderzoek richt zich doorgaans op een enkele fase
of een cluster van twee fasen, bijvoorbeeld diagnose en ontwerp. Het is van belang dat in de
opleiding Logistiek en Economie de student kennis maakt met alle fasen van de regulatieve
cyclus.
Aanpak van praktijkgerichte vraagstukken en het doen van
onderzoek
(regulatieve cyclus i.c.m. de onderzoekscyclus)
FOCUS VAN HET
ONDERZOEK
OP BASIS VAN
PROBLEEMKEUZE EN
DIAGNOSE
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
en/of
OP BASIS VAN
ONTWERP
VOORSTEL
VOOR
5
4
6
3
en/of
OP BASIS VAN
VERANDEREN
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
en/of
EVALUATIE
VOORSTEL
VOOR
1
2
Onderzoekscyclus
5
4
6
3
1
2
Onderzoekscyclus
VOORSTEL VOOR VERVOLGONDERZOEK
Figuur 1: Aanpak praktijkgerichte vraagstukken en het doen van onderzoek (Leen, 2012)
pagina 42 van 91
C. Competenties Opleiding Business Management
Noot vooraf, juli 2014: Op moment van publicatie van deAafstudeerhandleiding legt de opleiding
de laatste hand aan de vernieuwde set competenties, gebaseerd op de BBA-standaard.
Onderstaande tekst is de concepttekst uit het Competentie- en Kernvakgebiedenboek van de
opleiding Business Management d.d. 11-06--2014. Het Competentie- en Kernvakgebiedenboek
is op detailniveau nog niet formeel vastgesteld. Wwijzigingen zijn dus nog mogelijk en er kunnen
dan ook geen rechten aan de onderstaande tekst worden ontleend. De definitieve
competentieset wordt gepubliceerd op de sharepointsite ‘Afstuderen’.
Opleidingsdoel
Business Management leidt op tot manager in het MKB met als bijzondere kwaliteit het
zelfstandig herkennen en benutten van kansen en het herkennen en oplossen van problemen.
Competentie-overzicht
De afgestudeerde Business Manager MKB beschikt over de volgende competenties:
Generieke competenties
Beroepscompetenties
1. Persoonlijk leiderschap
4. Leiderschap
2. Sociaal-communicatieve competentie
5. Management
3. Onderzoekend vermogen
6. Financiële competentie
7. Ondernemend vermogen
Algemene beschrijving van de competenties:
Competentie 1: Persoonlijk leiderschap
Het sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht
werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden. Ten einde te groeien naar een professionele
beroepsbeoefenaar in het midden- en klein bedrijf.
Competentie 2. Sociaal-communicatieve competentie
Het vermogen om in een interculturele omgeving effectief te communiceren, zakelijke relaties op
te bouwen en te onderhouden en in een beroepsomgeving nationaal en internationaal samen te
werken. Hiermee levert de beginnende BM-er een bijdrage aan de doelstellingen v/d organisatie.
Competentie 3. Onderzoekend vermogen
Onderzoekend vermogen houdt in: 1) het hebben van een onderzoekende houding, 2) het
kunnen toepassen van onderzoeksresultaten van anderen en 3) het zelf kunnen uitvoeren van
onderzoek (Andriessen, 2014). Het gaat om praktijkgericht onderzoek dat is geworteld in de
beroepspraktijk en dat bijdraagt aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk.
Competentie 4. Leiderschap
Het doelgericht beïnvloeden van het gedrag van medewerkers, rekening houdend met
duurzame arbeidsrelaties.
Competentie 5. Management
Het vermogen om bedrijfsdoelstellingen te vertalen in concrete resultaten door cyclisch te
6
plannen, te organiseren en te controleren .
Competentie 6. Financiële competentie
Het vermogen om vanuit financieel en juridisch perspectief een bijdrage te leveren aan de strategievorming van een onderneming, de implementatie van de strategie en de beheersen van de (daarbij
behorende) bedrijfsprocessen. Het realiseren van liquiditeitsbewaking en werkkapitaalbeheer.
Competentie 7. Ondernemend vermogen
Het vermogen om kansen in de externe omgeving te signaleren en vervolgens om te zetten in
waardeproposities voor klanten, passend binnen de commerciële strategie van de onderneming,
binnen de acceptatiegrenzen van relevante stakeholders.
6
Definitie van Robbins et al. 2012. Management = plannen, organiseren, leiden en controleren. Leiding geven wordt
behandeld bij competentie Leiderschap en dus hieruit gelaten.
pagina 43 van 91
Competentiematrix Opleiding Business Management (in concept)
Competentiematrix Business Management
Totaaloverzicht curriculum, competenties en kernvakgebieden
Conceptversie 2 juni 2014
Competenties Business Management (BM)
jr
Cursusnaam
1
2
1 Marketing
1
1 Bedrijfskunde
1
3
4
5
6
Kernvakgebieden BBA
7
1
2
4
5
1
6
7
x
x
1
1 Bedrijfseconomie
1
1 Economie en Recht
x
x
1
1
1 Organisatiegedrag en Cultuur
1
1 Leiderschap 1
x
x
x
1
1 Logistiek en Informatiemanagement
x
x
1
1 Business Project
10
x
1
1 Business English 1 level A
9
x
1
1 Onderzoeksvaardigheden
8
x
1
1
1 Communicatieve Vaardigheden
3
x
1
x
x
x
x
x
2
x
1
x
1
x
x
x
x
1 People, Planet, Profit
2 Traineeship 1
2
2 Business Process Management
2
2
2
2 Financieel Management
1
2
x
2
2 Management InformatieSystemen
2
2
2
1
1
1
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
2 Projectmanagement
2 Traineeship 2
2
2
2 Algemene Economie
1
x
x
x
2 Managementvaardigheden & Leiderschap
2 HRM
2
2 Marketing 2
2
1
2
1
3 Bedrijfsethiek (t/m cohort 2012/2013)
1
x
2
1
1
3
3
1
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
3 MINOR
3 Traineeship 3
3
3 Innovatiemanagement
2
2
3
x
3 Managementvaardigheden & Leiderschap 2 (t/m cohort 2012/2013)
3 Verandermanagement
3
3
3 Performance Management binnen het MKB
3 Bedrijfsethiek (vanaf cohort 2013/2014)
1
4 Traineeship 4
3
2
3
3
3
2
2
3
1
1
1
4 Business in Emerging Markets
3
4 Onderzoeksvaardigheden 2
3
4 Trendscenarioplanning
2
Minor bedrijfsovername - Ondernemerskwaliteiten
Minor bedrijfsovername - Franchising
Minor bedrijfsovername - Fiscaal Juridische Aspecten
Minor bedrijfsovername - Waarde, Prijs en Financiering
Minor bedrijfsovername - Strategisch Plan na Overname
Minor bedrijfsovername - Due Dilligence
3
3
3
4 Afstuderen BM
3
3
3
3
3
3
3
x
1
3
4 Risicomanagement
4
4
4
4
4
4
3
x
x
x
x
x
x
3
3
3
2
2
x
x
3
x
x
x
x
x
3
3
x
x
x
x
x
x
3
x
3
3
3
3
3
3
3
3
x
x
x
x
K
x
x
3
3*
x
x
x
x
K
K
X
K
K
K
K
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
K
K
*Deels afgedekt
x = elementen uit dit kernvakgebied komen aan de orde
K= keuze (afhankelijk van topics en invulling afstuderen)
Generieke competenties
BBA kernvakgebieden
1. Persoonlijk leiderschap
1.
Accounting
2. Sociale en communicatieve competentie2.
Business law and ethics
3. Onderzoekend vermogen
3.
Economics
Beroepscompetenties
4.
Finance
BM:
4. Leiderschap
5.
Management Information Systems
5. Management
6.
Marketing & Sales
6. Financiële competentie
7.
Organisational Behavior
7. Ondernemend vermogen
8.
Quantitatieve Techniques
9.
Strategic Management
10. Operations Management
Competenties Business Management (BM)
BM:
Kernvakgebieden:
1. Accounting
2. Business law and ethics
3. Economics
4. Finance
5. Management Information Systems
6. Marketing & Sales
7. Organisational Behavior
8. Quantitatieve Techniques
9. Strategic Management
10. Operations Management
1
2
3
4
5
6
7
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
pagina 44 van 91
BIJLAGE 3: AFSTUDEERPLANNING 2014-2015
De student kan vier keer per jaar afstuderen, dit door middel van het inleveren van een scriptie (advies met verantwoording en voor BKM-studenten ook
een een reflectieverslag). Het afstudeertraject is 30EC waard, staat voor 840SBU en kent een minimale doorlooptijd van 20 effectieve kalenderweken.
AFSTUDEERPROJECT
VOORBEREIDING (10 weken)
1ste slag leren
ste
BLOK
Inleveren 1
versie
afstudeervoorstel
Deadline
Goedkeuring
Afstudeervoorstel
C/13-14
Start
afstuderen
BLOK
Definitief
goedgekeurd
Plan van
Aanpak
D/13-14
D/13-14
20 mei 2014
2 juli 2014
A
1 september
2014
A
30 september 2014
29 oktober 2014
B
B
2 december 2014
21 januari 2015
C
C
3 maart 2015
1 april 2015
D
10
november
2014
2 februari
2015
13 april
2015
D
AFSTUDEERTRAJECT (20 weken)
3de slag leren
2de slag leren
3 oktober
2014 /
16.00uur
12 december
2014 /
16.00uur
6 maart 2015 /
16.00uur
15 mei 2015 /
16.00uur
Inleveren Scriptie
+ Reflectie
HERKANSING (10 weken)
Eindgesprek/reflectie
Mondeling
BLOK
BLOK
A
13 oktober 2014 /
16.00uur (start D)
3 november tot en
met 7 november 2014
B
B
5 januari 2015 /
16.00uur (start A)
19 januari tot en met
23 januari 2015
C
C
23 maart 2015 /
16.00uur (start B)
7 april tot en met 10
april 2015
D
D
1 juni 2015 /
16.00uur (start C)
17 juni tot en met 26
juni 2015
A/14-15
A/15-16
E (met toestemming
examencommissie)
B/14-15
5 augustus 2015
/16.00uur
20 augustus tot en
met 25 augustus
2015
BIJLAGE 4: AFSTUDEERTRAJECT: STAPPENPLAN
Stap
1
2
3
Week
Onderdeel
Wie
Documenten
FASE 1: TOESTEMMING, DEFINITIE (AFSTUDEERVOORSTEL) EN CONTRACT
-6
Inschrijving en
Student +
toelatingseisen Afstuderen
AfstudeercommissieBA
(studiepunten en specifieke
opleidingseisen) Student
heeft zich ingeschreven voor
het afstudeertraject in Osiris.
-5 tot -2
Aandragen afstudeerStudent
organisatie en globale
opdracht
-5 tot -2
Toetsing opdrachtdefinitie
Student +
m.b.v. afstudeerAfstudeercommissieBA
voorstel.Complexiteit van
opdracht en afstudeeromgeving (eerste keer
regulatieve cyclus), conform
eindtermen van de opleiding.
4
-1
5
-1
6
-1
7a
3-4
Finale check toelatingseisen,
complexiteit van opdracht en
omgeving en toewijzing van
docentbegeleider en
ste
de
aanstelling van 1 en 2
examinator.
Afstudeerovereenkomst
Student +
ondertekenen en inleveren
AfstudeercommissieBA
met verplichte bijlagen
FASE 2: VOORBEREIDING
Kennismakingsgesprek met
Student +
docentbegeleider en
Docentbegeleider
uitwerken kernvraag en
relevante deelvragen ter
voorbereiding op plan van
aanpak (onderzoeksopzet).
Daarnaast geeft de student
zijn persoonlijke leerdoelen
aan voor de komende
afstudeerperiode.
Herhalingscollege
Lector +
onderzoekend vermogen en
AfstudeercommissieBA
schrijven van plan van
aanpak
Het afstudeertraject
Onderzoekend
vermogen
Het plan van
aanpak
Rapporteren en
Bronnenonderzoek
FASE 3: PLAN VAN AANPAK
Uitwerken afstudeervoorstel
Student +
in een plan van Aanpak met
Docentbegeleider
(Eventueel tijdens een
uitgewerkte deelvragen en
bedrijfsbezoek)
onderzoeksopzet
Goedgekeurd
afstudeervoorstel
Afstudeerovereenkomst
en verplichte bijlagen
7b
8
9a
9b
10
11a
5-6
De student biedt zijn/haar
Docentbegeleider +
Definitief Plan van
ste
ste
Plan van Aanpak ter
1 examinator (1
Aanpak
ste
goedkeuring aan bij de 1
examinator geeft
examinator. Wanneer deze
schriftelijke feedback in
akkoord gevonden is, dient
de vorm van
het PvA getekend te worden
aandachtspunten voor
door alle betrokkenen. Dit
eindadvies)
kan bijvoorbeeld door middel
van de softwaretool
HELLOSIGN!
FASE 4: UITVOEREN ONDERZOEK CONFORM PLAN VAN AANPAK
4-8
Bedrijfsbezoek van
Docentbegeleider en
docentbegeleider aan
student
afstudeerorganisatie (indien
redelijk te bereizen). Student
bereidt bezoek voor.
6-16
Voortgangsbewaking en
Student +
Voortgangsrapportages
intervisie. De student mailt
Docentbegeleider
op de eerste van elke maand
een voortgangsrapportage
naar de docentbegeleider en
neemt hier tevens een alinea
op in het kader van
persoonlijk functioneren.
Docent organiseert
afstudeertafels/leerkring voor
intervisie op documenten.
11-13
Student maakt een
Student +
(lesweek
inschatting of hij de gestelde
Docentbegeleider
3-4)
deadline gaat halen. Mocht
de student verwachten dat
hij de gestelde deadline niet
gaat halen, dan dient deze
zich uit te schrijven
(toetskans gebruikt) in
Osiris en een blok later zich
opnieuw in te schrijven voor
de herkansing.
FASE 5: INLEVEREN, EVALUEREN EN BEOORDELEN
14-15
Bespreken concept
Student +
afstudeerscriptie
Docentbegeleider
(Eventueel tijdens een
bedrijfsbezoek)
17 (begin
Inleveren en uploaden van
Student (praktijkbureau Afstudeerscriptie
lesweek 7, scriptie via SharePoint
stuurt scriptie door
1x hardcopy +
zie bijlage
naar examinatoren)
email bij
3
docentbegeleider
afstudeer2x hardcopy +
planning)
email (inleveren bij
examinatoren)
Uploaden
SharePointsite (in
verband met
Ephorus)
BKM-studenten: inleveren bij
de docentbegeleider: een
reflectieverslag in op basis
van zijn/haar persoonlijke
leerdoelen.
-
11b
17
Student +
Docentbegeleider
Reflectieverslag op
werkzaamheden en
proces
pagina 47 van 91
12
17
Inleveren evaluatieformulier
bedrijfsmentor en student bij
Praktijkbureau
Student en
bedrijfsmentor
13a
18
Docentbegeleider
13b
18
13c
19-20
Beoordeling reflectieverslag
door docentbegeleider met
input van evaluatieformulier
bedrijfsmentor.
Docentbegeleider kent
beoordeling toe en geeft
examinatoren rood of groen
licht voor invoering cijfer
scriptie en mondeling.
Beoordeling van scriptie
door examinatoren.
ste
Cijfer wordt door 1
examinator ingevoerd in
Osiris en student en de
desbetreffende
docentbegeleider krijgt een
e-mail met het
beoordelingsformulier/
toelichting gemaild.
Bij onvoldoende schrijft de
student een
verbeter/actieplan aan de
hand van het
beoordelingsformulier
(max2A4) en mailt deze naar
zijn/haar docentbegeleider.
En vervolgt het
afstudeertraject vanaf stap 9.
13d
19-20
Voor de dispuutregeling zie
de cursuswijzer. De student
dient dan aannemelijk te
maken op basis waarvan
hij/zij het niet eens is met de
beoordeling en dient dit
kenbaar te maken bij de
examencommissie.
Bij een Voldoende voor de
ste
scriptie maakt de 1
examinator een afspraak
de
met de student en de 2
examinator voor een
mondeling. Het inteken
schema ligt bij het
praktijkbureau.
1
ste
en 2
de
Evaluatieformulier
student
Evaluatieformulier
bedrijfsmentor
Beoordelingsformulier
Functioneren in de
beroepspraktijk
examinator
Beoordelingsformulier
schriftelijk deel
afstuderen
ste
Beoordelingsformulier
schriftelijk deel
afstuderen
Student, 1 en
docentbegeleider
Verbeter-/actieplan
scriptie
Verplicht aanwezig
ste
zijn: Student, 1 en
de
2 examinator, indien
mogelijk de
bedrijfsmentor.
Steekproefsgewijs kan
een lid van de
examencommissie
aanschuiven.
Beoordelingsformulier
mondeling deel
afstuderen
Student begint met een pitch
aan de hand van een A3poster en krijgt daarna
gedurende 30-45minuten
vragen. Deze poster dient te
worden geüpload.
Daarna wordt het eindcijfer
gegeven voor het mondeling.
pagina 48 van 91
14a
19-20
14b
20
FASE 6: ADMINISTRATIE EN AFRONDING
ste
Na afloop dient de 1
!e examinator
examinator in het bijzijn van
de student het cijfer van het
mondeling en het cijfer van
de scriptie in te voeren in
Osiris. Het gehele protocol,
rapport en mondeling dient
te worden ingeleverd bij het
praktijkbureau.
Student checkt zijn Osiris of
Student
alles compleet is en vraag
zijn/haar diploma aan.
GEFELICITEERD!!!!
pagina 49 van 91
BIJLAGE 5:
BKM-SPECIALISATIES & BIJBEHORENDE AFSTUDEEREISEN
(Alleen voor BKM)
AFSTUDEEREISEN SPECIALISATIE COMMERCIËLE BEDRIJFSKUNDE
Type organisatie
Moet een profit-organisatie zijn in de B-2-B-sector of een organisatie die aan duale marketing
doet / wil gaan doen (organisatie die zowel gericht is op bedrijven als op consumenten).
Opdrachtgever
Bij voorkeur de manager die verantwoordelijk is voor het commerciële beleid.
De opdrachten
Opdrachten moeten altijd betrekking hebben op advisering m.b.t. het commerciële beleid, dat wil
zeggen met het marketing-, het sales-, of het inkoopbeleid.
Daarnaast dienen – conform de generieke afstudeereisen - minimaal 2 andere bedrijfskundige
aspecten aan de orde te komen. Die kunnen deel uit maken van het advies en/of van de
implicaties van het advies voor de organisatie.
Typen opdrachten





Vorming van / beslissingen t.a.v. nieuw commercieel beleid of onderdelen daarvan;
Verbetering van bestaand beleid of onderdelen daarvan;
Verbetering van commerciële resultaten;
Evaluatie van bestaand beleid;
Verbetering van de kwaliteit (van producten of diensten) of van de klanttevredenheid.
Voorbeelden van onderwerpen
Inkoop
Leveranciersanalyse (vendor-rating) t.b.v. leverancierskeuze
Onderzoek naar relatie inkoop en kwaliteit van producten en diensten in het kader van
kwaliteitszorg
Verbetering van inkoop-resultaten
(Europese) aanbesteding
Minipercelen
Contract-management
Sales
Salesorganisatie
Verkoopbeleid
Verkoopproces
Prestatie-indicatoren
Segmentatie-onderzoek
Analyse / (her-) indeling klantenbestand
pagina 50 van 91
Marketing
Klachtenmanagement
Klanttevredenheid
Kwaliteit
Service Profit Chain
Imago-onderzoek
Positioneringsonderzoek
Concurrentieanalyse
Afnemersanalyse
Distributie-analyse
Productintroductie / productbeleid / productinnovatie
Prijsbepaling / priisonderzoek
Communicatiebeleid
Distributibeleid
Onderzoek naar toetreding van nieuwe (buitenlandse)markten
Prestatieindicatoren
Prognoses t.a.v. afzet, omzet, aantal klanten, kosten, opbrengsten etc.
AFSTUDEEREISEN SPECIALISATIE BUSINESS EN HRM
__________________________________________________________________________
Type organisatie
-
-
geen eisen aan sector of bedrijfskolom
wel eisen aan de bedrijfsgrootte: de omvang moet dermate zijn dat de personeelsfunctie
"iets voorstelt"en een volwaardige plaats in de organisatie inneemt en van behoorlijk
strategisch belang is; dat wil niet perse zeggen dat de personeelsfunctie ook functioneel
belegd is in een personeels of soortgelijke afdeling. Ik denk aan een minimale
bedrijfsgrootte van 30 FTE
een kleinere branche- of koepelorganisatie mag, maar
o dan dient die organisatie niet het onderwerp van onderzoek te zijn, maar de
onderliggende/aangesloten organisaties; de impact van dit type opdrachten en
onderzoek dient wel nadrukkelijk te specificeren te zijn (niet uitsluitend
theoretisch)
o dan dient het wel een organisatie te betreffen met HRM als scorebusiness
Opdrachtgever
- bij voorkeur dient de opdrachtgever
o zelf de begeleiding op zich te nemen
o uit HRM gelederen afkomstig te zijn, of daar sterke affiniteit mee te hebben;
overigens ook een lijnmanager met sterke HR verantwoordelijkheden in
portefeuille komt in aanmerking
Opdrachten
Iedere opdracht die een koppeling in zich bergt tussen HR-aangelegenheden en het strategisch
belang daarvan voor de organisatie komt in aanmerking. Iedere opdracht die deze koppeling
niet in zich draagt, komt niet in aanmerking
Typen opdrachten
- evaluatie van bestaand beleid
- vorming van nieuw beleid
- (trend) analyse
- Kwaliteitsverbetering
- Verbetering efficiency of effectiviteit
pagina 51 van 91
Voorbeelden van onderwerpen/onderzoeksterreinen
Instroom
Doorstroom
Uitstroom
Productiviteit
Levensfasebeleid
Binden en boeien
Motivatie
Bruis
Leiderschapstijlen
Coaching
Opleiding
Agressie, conflicthantering
Diversiteit
Internationalisering
AFSTUDEEREISEN SPECIALISATIE BUSINESS INFORMATION MANAGEMENT
_________________________________________________________________________
Type organisatie
Kan zowel profit als non-profit organisaties zijn. Bij voorkeur organisaties waarin de
informatievoorziening en het gebruik van ICT-middelen een substantieel onderdeel is van de
bedrijfsvoering.
Opdrachtgever
Bij voorkeur iemand die vanuit de gebruikersorganisatie verantwoordelijk is voor de
informatievoorziening (informatiemanager, functioneel beheerder, procesmanager,
implementatiemanager)
Opdrachten
Opdrachten moeten betrekking hebben op de wisselwerking tussen de gebruikersorganisatie en
de informatievoorziening. Dit kan betrekking hebben op één of meerdere fasen van de
levenscyclus van een informatiesysteem.
Typen opdrachten
 Vorming (nieuwe) informatievoorziening
 Verbeteren bestaande informatievoorziening
 Vorming beheerorganisatie
 Evalueren bestaande informatievoorziening en beheer
 Bewerkstelligen afstemming gebruikersorganisatie en IT-afdeling
Voorbeelden van onderwerpen
Adviseren over afstemming bedrijfsproces en ICT
(Her)ontwerpen van bedrijfsprocessen inclusief de informatievoorziening
Evalueren gebruik informatiesystemen
Vertalen functionele specificaties in inrichtingsspecificaties
Opstellen acceptatietest nieuw systeem of release
Vertalen van functionele wensen naar informatie architectuur, pakketten en projecten
Kwaliteitsmanagement van informatievoorziening
Opstellen van proces-, workflow-, gegevens- en systeemmodellen
Onderzoeken acceptatie informatiesystemen
Inrichten beheerorganisatie
Implementatieplan informatievoorziening
Vertalen van business eisen naar functionele specificaties
Bepalen TCO van informatievoorziening
pagina 52 van 91
AFSTUDEEREISEN SPECIALISATIE MANAGEMENT IN DE PUBLIEKE SECTOR
Type organisatie
Een publieke of semi-publieke organisatie of een organisatie die zich op het grensvlak van
publiek-privaat bevindt, bijvoorbeeld zorgverzekeraars.
Opdrachtgever
Bij voorkeur een leidinggevende, eventueel ook een (senior) beleidsmedewerker.
De opdrachten
Opdrachten hebben betrekking op onderzoek en zijn gericht op advisering over een voor de
organisatie relevant beleidsonderwerp. In het onderzoek moeten verschillende aspecten aan de
orde komen, zoals wet- en regelgeving, financiën, organisatie/management en communicatie.
Deze aspecten kunnen deel uitmaken van het advies en/of van de implicaties van het advies
voor de organisatie.
Typen opdrachten





Vorming van / beslissingen t.a.v. nieuw beleid of onderdelen daarvan;
Evaluatie van bestaand beleid;
Verbetering van bestaand beleid of onderdelen daarvan;
Verbetering van de uitvoering van beleid;
Verbetering van de kwaliteit van dienstverlening.
Voorbeelden van organisaties waarbij een afstudeeronderzoek kan worden uitgevoerd









overheid: gemeentes, provincies, ministeries (inclusief ZBO’s en agentschappen)
organisaties in de gezondheidszorg (incl. ziektekostenverzekeraars)
sociale zekerheid
energiebedrijven
woningbouwverenigingen
werkgevers- of werknemersverenigingen
brandweer, politie, gevangeniswezen
onderwijs en wetenschap
non-governmental organisations
pagina 53 van 91
BIJLAGE 6:
TOELICHTING OP CRITERIA VOOR ALTERNATIEVE OPTIES
M.B.T. AFSTUDEREN BIJ BM
(Alleen voor BM)
Bewerking van het document:”Voorstel toevoeging criteria afstudeeropdracht Business
Management”. Auteurs: Andries Molenaar, Lex van Teeffelen, Versie: 1.2 d.d. 30 oktober 2013.
A. Inleiding
Voor BM-studenten zijn er onder strikte voorwaarden drie alternatieve opties om af te studeren
bij organisaties die niet voldoen aan de gestelde eisen zoals benoemd in § 3.3. Dit is aan de
orde wanneer een student ervoor kiest om af te studeren zoals hieronder omschreven:
4. In het eigen bedrijf.
5. In een (netwerk)organisatie met voldoende complexiteit maar waar niet wordt voldaan
aan het criterium: minimaal 20FTE/omzet € 2mln.
6. In een semi-overheidsorganisatie en non-profitorganisatie. Dit is alleen toegestaan
wanneer er sprake is van een aantoonbaar commercialiseringstraject/-project.
In deze bijlage staan de drie genoemde mogelijkheden en de bijbehorende voorwaarden meer
gedetailleerd beschreven.
B. Alternatieve opties en extra criteria
Ad 1-Afstuderen eigen bedrijf
Met de aandacht van de HU voor ondernemerschap ligt het voor de hand ook bij BM het
afstuderen in een eigen bedrijf mogelijk wordt gemaakt. Uiteraard moeten er aan dit
afstudeertraject voldoende bedrijfskundige elementen zitten om enerzijds te voldoen aan de
eisen die BM stelt aan de bedrijfskundig manager en om daarmee de scheidslijn tussen SBRM
en BM te bewaken
Voor het afstuderen in eigen bedrijf zijn in overleg met de lector de volgende voorwaarden
geformuleerd.
Deze voorwaarden zijn deels aanvullend en deels vervangend ten aanzien van de in de
afstudeerwijzer vermelde criteria:
1) Een student moet een haalbaarheidsanalyse ontwikkelen waarin een omzetgroei naar
minimaal €2M in 3 jaar wordt voorzien. Ook dient de onderneming na 3 jaar winstgevend te
zijn.
2) De eerste begeleider dient een docent te zijn met ervaring in ondernemerschap en groei. De
lector en de onderwijsmanagers zullen gezamenlijk een lijst samenstellen van potentiële
docentbegeleiders aan de Praktijkcoördinator AFS.
3) Er komt een lijst van (minimaal) verplicht te gebruiken bronnen vanuit de Learning
Community
4) De nadruk bij de plannen ligt op kostprijsberekening, de financierings- en het marketingplan
en marktonderzoek en sluit aan bij de BBA kennisgebieden marketing, finance en
accounting.
5) Het ontwikkelen van minimaal 3 groeiscenario’s is verplicht
6) Het plan heeft genoeg complexiteit. Denk hierbij in termen van markt, partnerships, (it)operations, business model/business system, innovatieproces/productontwikkeling, partner
netwerk
7) Er is een externe begeleider vanuit het beroepenveld/ de student wordt begeleid via het
Student Inc traject. De Praktijkcoördinator beoordeelt de uiteindelijke constructie van de
vertegenwoordiging door het beroepenveld.
Ad 2-Afstuderen in een bedrijf dat niet voldoet aan het >=10 FTE/ €1M criterium
Het >=20FTE/€2M criterium is gesteld vanuit de veronderstelling dat een bedrijf met lagere
kengetallen meestal niet de complexiteit heeft die voor een afstudeeropdracht Business
pagina 54 van 91
Management is vereist. Af en toe komt het voor dat een student wil afstuderen in een omgeving
weliswaar niet voldoet aan de kengetallen, maar waarbij toch duidelijk sprake is van voldoende
complexiteit in de opdracht. Hierbij kan gedacht worden aan een bepaalde opdracht binnen een
franchiseorganisatie, waarbij het hoofdkantoor niet aan de eisen voldoet, maar met de complexe
en hechte relaties met de franchisenemers toch een mooie afstudeeropdracht kan formuleren.
Voor deze en vergelijkbare situaties wordt de volgende oplossing voorgesteld:
1) Een student kan een voorstel doen om af te wijken van dit criterium indien hij of zij van
mening is dat het bedrijf anderszins aan de eisen van complexiteit voldoet. In dit geval dient
de student een door de het Kenniscentrum ondersteunde gemotiveerde aanvraag (max. 2
A4) in te dienen bij de Praktijkcoördinator. Deze laat binnen twee weken weten of het
voorstel wordt goed- of afgekeurd. Alleen in bijzondere omstandigheden zal goedkeuring
worden verleend.
2) Er zal, in geval van goedkeuring, door de Praktijkcoördinator een afstudeerbegeleider
worden aangewezen.
Ad 3-Afstuderen in een non-profitbedrijf
Als bedrijfskundig geschoold MKB-manager ligt de eis dat de afstudeeropdracht in een
commerciële organisatie moet plaatsvinden voor de hand. Toch ontwikkelt de publieke sector
steeds meer publiek/private initiatieven waarbij ondernemerschap, marktfocus en financiële
analyses een dermate grote rol spelen dat ze ook voor een BM-student een zeer logische
voorbereiding op het werkveld kunnen zijn. Denk hierbij aan een gemeente die bepaalde
diensten wil outsourcen aan private partijen of die bepaalde publieke diensten deels met privaat
wil laten financieren. Het volgende criterium wordt voorgesteld:
1) Indien een student zijn afstuderen wil doen bij een non-profit instelling dan zal hij/zij moeten
motiveren dat de opdracht een sterke marktfocus heeft, vergelijkbaar is met een privaat
initiatief of een publiek/privaat aspect heeft.
2) De Praktijkcoördinator besluit over de toelaatbaarheid van de opdracht; ze kan hiertoe
eventueel advies inwinnen bij het Kenniscentrum.
C. Voorbeelden mogelijke situaties
Voorbeeld 1:
Een starter wil kijken hoe hij/zij een versnelling kan aanbrengen in zijn groei. Er zal een
combinatie van vragen moeten worden beantwoord die redelijk complex zijn, zoals:
 met welke partijen moet ik gaan samenwerken (leveranciers)
 hoe kom ik aan financiering van groei
 welke marktbenadering vraagt dat
 welke klantgroepen kan ik onderscheiden met welke wensen
 hoe onderscheid ik mij van mijn directe concurrenten
 economische haalbaarheid en prognoses
Een en ander zal uitmonden in drie mogelijke business modellen, die tegen elkaar af worden
gewogen en er wordt een gefundeerde keus gemaakt.
Voorbeeld 2:
Franchisegevers hebben doorgaans kleine kantoren met minder dan 10 medewerkers. De
franchisenemers zijn immers zelfstandige ondernemers en tellen niet mee in de
personeelsaantallen. Toch gaat het over een complexe organisatie, die groei en exploitatie
vragen heeft en vaak worstelt met de inbreng van franchisenemers (governance).
Voorbeeld 3:
Een kleine organisatie (2-3 personeelsleden) wil uitbreiden. Waar moet zij voor kiezen,
autonome groei (een nieuwe vestiging) of de overname van een bestaande partij?
Een redelijk complex vraagstuk.
Voorbeeld 4:
Een klein bedrijf (3 medewerkers) wil zijn financiering op orde brengen. Voor welke optie moeten
zij kiezen: werkkapitaal aantrekken, factoring, crowdfunding, lenen bij vrienden en bekenden,
naar de bank, microkrediet? Onder deze schijnbaar eenvoudige vraag, schuilt een hele wereld,
waarin de huidige bedrijfsvoering, het business model en de bedrijfseconomische situatie moet
worden geanalyseerd.
pagina 55 van 91
Voorbeeld 5:
Een klein bedrijf wil gaan exporteren? Hoe moe zij dat doen, wie kan de partner zijn in het
buitenland, hoe zit het met wet- en regelgeving in dat buitenland?
Voorbeeld 6:
Een gemeente wil een bepaalde gemeentelijke taak onderbrengen bij een commerciele partij of
in een publiek-private samenwerking. Hiervoor moet gekeken worden naar de business
modellen, vorm van de samenwerking, organisatiestructuur, wet- en regelgeving, bekostiging
etc. Een complexe uitdaging.
D. Vervolgstappen
Denk je in aanmerking te komen voor een van de genoemde alternatieve opties, volg dan de
procedure zoals beschreven in § 3.3.4.
9
pagina 56 van 91
BIJLAGE 7:
TIPS VOOR HET VINDEN VAN EEN AFSTUDEERORGANISATIE
Aangezien de opleiding de student beschouwt als ´manager van zijn eigen studie´, is het ook
vanzelfsprekend dat de student de manager van zijn eigen afstudeerproject is. De student gaat
daarom ook zelf op zoek naar een afstudeerorganisatie. Het afstudeerproject, als leerproces, begint
in feite met de sollicitatie bij een potentiële afstudeerorganisatie. Het betekent ook dat je zelf kunt
bepalen in welk type organisatie of branche je de afstudeeropdracht wilt uitvoeren en welke
invulling je aan je afstudeertraject wilt geven.
De afstudeeropdracht is ook een goede opstap voor je toekomstige loopbaan. Omdat je relevante
werkervaring opdoet en je je kunt specialiseren in een door jou gewenste richting, wordt het
makkelijker om na je studie ook de functie te krijgen waar jouw persoonlijke voorkeur naar uitgaat.
Het is dan ook sterk aan te raden, een afstudeerorganisatie en afstudeeropdracht te zoeken die
echt past bij jouw persoonlijke wensen en voorkeuren.
Veel afstudeerorganisaties bieden afstudeerders trouwens een baan aan. Dus een goede
afstudeerorganisatie is daarom des te interessanter. Een bewuste en gemotiveerde keuze voor een
bepaalde afstudeerorganisatie, wordt door organisaties ook zeer op prijs gesteld. Er zijn natuurlijk
ook studenten die nog geen idee hebben welke kant zij later uit willen. Dan is het afstudeerproject
bij uitstek de gelegenheid om je nader te oriënteren en een beter beeld te krijgen van de
mogelijkheden in de beroepspraktijk.
Het is natuurlijk wel belangrijk dat je aan potentiële afstudeerbedrijven duidelijk kunt maken wat de
opleiding en de afstudeeropdracht inhouden en wat je zelf wilt. Dat betekent dat je jezelf èn de
opleiding goed moet kunnen verkopen. Solliciteren begint met het nadenken over je eigen wensen
en voorkeuren t.a.v. de afstudeerorganisatie en het type afstudeeropdracht. Vervolgens is het
handig om je eigen sterke punten, kennis, vaardigheden en ervaringen die je hebt opgedaan tijdens
de opleiding en in bijbaantjes, eens op papier te zetten en te bekijken bij welke typen functies en
werkzaamheden ze goed aansluiten.
Bij het Praktijkbureau kun je brochures halen die kunnen helpen de informatie over opleiding en
afstudeerproject goed onder woorden te brengen. Maar ook in deze cursuswijzer en in de
studiegids van de opleiding is voldoende informatie te vinden om een goede brief te schrijven en
een goed gesprek te kunnen voorbereiden.
Het is aan te raden om organisaties eerst telefonisch te benaderen om te peilen of er wel behoefte
is aan afstudeerders. Dat bespaart veel tijd, moeite en geld. Wanneer je toch besluit open
sollicitaties te versturen, is het verstandig na enkele weken na te bellen omdat bedrijven niet altijd
reageren op open sollicitatiebrieven. De beste weg om een afstudeerorganisatie (en straks ook een
baan) te vinden is natuurlijk door gebruik te maken van jouw netwerk. Het is daarom handig om alle
relaties die mogelijk kunnen helpen bij het vinden van een afstudeerorganisatie eens in kaart te
brengen en te activeren.
Uiteraard is het ook een goede zaak om vooraf informatie te vergaren over een organisatie. Het
Praktijkbureau beschikt over veel informatie over organisaties waar al eerder BKMER/LE/BM studenten zijn afgestudeerd.
Daarnaast is het voor de sollicitant heel belangrijk om zich af te vragen welke redenen en voordelen
een organisatie zou kunnen hebben om een afstudeerder in dienst nemen. Dus bedenk
argumenten die een potentieel afstudeerbedrijf aanspreken en die het over de streep kan trekken.
pagina 57 van 91
Voorbeelden van bruikbare argumenten zijn:
 Een afstudeerder is in staat vrij zelfstandig een klus te klaren. De begeleiding kost
in het begin wat meer tijd (omdat de opdracht opgestart moet worden), maar na
een paar weken is de begeleidingstijd meestal niet meer dan zo’n 2 uur in de
week. Een afstudeerder neemt dus vooral werk uit handen!
 Problemen die onopgelost blijven liggen wegens te hoge werkdruk of (tijdelijke)
personeelskrapte in een organisatie, kunnen door een afstudeerder worden
aangepakt.
 Een afstudeerder heeft (als buitenstaander) een frisse en kritische kijk op de gang
van zaken in een organisatie.
 Afstudeerders kunnen een bijdrage leveren aan de vergroting van kennis in een
organisatie.
 Voor een bedrijf is het heel leerzaam en nuttig om een afstudeerder te werk te
stellen. Hierdoor krijgt het bedrijf een goed beeld van wat een BKMER/LE/BMstudent nu eigenlijk kan, over welke kwaliteiten, kennis en vaardigheden hij
beschikt. Hierdoor krijgen bedrijven een beter beeld van hun toekomstige
werknemers.
 Organisaties kunnen (indirect) invloed uitoefenen op de scholing van hun
toekomstige werknemers. Door de opleiding te laten weten op welke kennis- en
vaardigheidsgebieden er nog tekort wordt geschoten, wordt de aansluiting tussen
beroepenveld en opleiding verbeterd.
Uit onderzoek is gebleken dat veel bedrijfsmentoren nauwelijks door de studenten worden
geïnformeerd over de regels en procedures m.b.t. het afstudeertraject, terwijl zij daaraan
wel behoefte hebben! Om teleurstellingen van beide partijen te voorkomen en ervoor te
zorgen dat het afstudeertraject niet voortijdig hoeft te worden afgebroken of wordt
afgekeurd, is het van wezenlijk belang om de doelstellingen en de eisen t.a.v. de
afstudeeropdracht, de verplichtingen van alle partijen en de opdracht zelf, heel goed door
te spreken alvorens je een afstudeerorganisatie definitief accepteert. Dan kunnen geen
onduidelijkheden ontstaan. Maak ook goede afspraken over de begeleiding: heeft de
mentor voldoende tijd en kennis en is er een andere persoon binnen de organisatie die jou
eventueel kan bijstaan, zijn belangrijk.
Hulp van het Praktijkbureau bij het vinden van een afstudeerorganisatie
 Via het praktijkbureau kan je informatie krijgen over de diverse afstudeerorganisaties
waar eerder studenten hun afstudeertraject hebben doorlopen.
 Er is een Stagevacaturebank op SharePoint met binnengekomen afstudeeropdrachten
vanuit het bedrijfsleven. Het praktijkbureau krijgt bijna dagelijks nieuwe aanbiedingen
binnen.
pagina 58 van 91
BIJLAGE 8: FORMAT AFSTUDEERVOORSTEL
pagina 59 van 91
pagina 60 van 91
pagina 61 van 91
pagina 62 van 91
BIJLAGE 9:
TIPS M.B.T. SCHRIJVEN AFSTUDEERVOORSTEL
Hoe schrijf ik een goed afstudeervoorstel?
De Praktijkcoördinatoren AFS zijn behoorlijk streng bij het beoordelen van afstudeervoorstellen.
Dat betekent dat de meeste, zo niet alle, voorstellen enige keren op en neer gaan: Gemiddeld
zijn er 4 tot 5 pogingen nodig voor een voorstel wordt goedgekeurd! Het lijkt er soms op dat de
praktijkcoördinator er op uit is om studenten te pesten, maar dat is natuurlijk niet zo. Er is
eigenlijk maar één reden waarom de praktijkcoördinatoren zo kritisch zijn. Wij willen zeker weten
dat je goed voorbereid aan je afstudeertraject gaat beginnen zodat:
a. wij er vertrouwen in hebben dat je het tot een goed einde brengt en
b. jij tijdens je afstudeerperiode geen tijd verliest, omdat blijkt dat je afstudeervoorstel niet
goed genoeg doordacht was!
Als hulpmiddel om te komen tot een goed afstudeervoorstel volgt hieronder tekst en uitleg over
de kopjes van je afstudeervoorstel. Steeds geven we aan:
Waarom we het willen weten;
Wat we verwachten dat er in staat;
Veel voorkomende fouten.
In de hierna volgende tekst worden achtereenvolgens behandeld:
1. Vul dit formulier volledig in en mail dit naar [email protected].
2. Algemene gegevens.
3. Beschrijf de organisatie.
4. Formuleer de probleembeschrijving bij de organisatie.
4a. Omschrijf de probleemsituatie.
4b. Omschrijf het doel, de doelstelling en de kernvraag.
5. Beschrijf het eindresultaat dat je gaat opleveren.
Ad 1. Vul dit formulier volledig in en mail dit naar [email protected]
Waarom:
Jij bent niet de enige die een afstudeervoorstel instuurt. Per jaar bekijken wij honderden
voorstellen. Om zo efficiënt mogelijk te kunnen werken hebben wij de beoordelingsprocedure
gestandaardiseerd. Dat brengt wat spelregels met zich mee: een van de regels is dat je je
voorstel alleen per e-mail mag indienen. Als je niet op de juiste manier mailt loop je kans op
ernstige vertraging of nog erger: je voorstel raakt zoek! Een andere spelregel is dat je gebruik
maakt van het voorgeschreven invulformat. Dat maakt het voor ons gemakkelijker om te kunnen
beoordelen.
Wat:
Wij verwachten dat je je voorstel volledig invult: dat betekent dat je alle vragen beantwoordt!
Een uitzondering geldt voor de zogenaamde pro-forma invulling: je weet dan nog niet precies
hoe je voorstel er uit gaat zien, maar je wilt je wel alvast aanmelden om aan de procedure mee
te doen. In dat geval lever je een voorstel aan dat met name is ingevuld voor de algemene
gegevens. Je voorstel wordt dan NIET inhoudelijk beoordeeld, maar geldt als een seintje voor
ons dat er een meer uitgewerkt voorstel aan zit te komen. Een later voorstel van jou dat
binnenkomt na de sluitingstermijn wordt dan toch in behandeling genomen.
Fouten:
- Voorstel of pro-forma voorstel naar verkeerd adres gemaild. Gevolg: vertraging of uitsluiting
(lees: niet opgenomen in de procedure);
- Voorstel rechtstreeks naar praktijkcoördinator gemaild. Gevolg: vertraging of uitsluiting;
Voorstel niet in het juiste format. Gevolg: vertraging; je krijgt je voorstel terug met het
verzoek het in het juiste format aan te leveren.
pagina 63 van 91
Ad 2. Algemene gegevens
Waarom:
Wij willen graag een algemeen beeld hebben van jou, we willen graag weten met wie we te
maken hebben, hoe je er voor staat (studieresultaten), welke opleiding je volgt en bij welke
organisatie je je afstudeeropdracht gaat uitvoeren. Dit om een eerste indruk te hebben en te
beoordelen of je tot het afstudeertraject kunt worden toegelaten (ofwel: voldoet aan de
ingangseisen).
Wat:
De algemene gegevens bevatten een aantal onderdelen: gegevens over je opleiding, je
personalia, de organisatie waar je je afstudeeropdracht wilt gaan uitvoeren en gegevens over je
bedrijfsmentor.
Fouten:
- Niet alle gevraagde gegevens zijn ingevuld. Gevolg: vertraging; je krijgt je voorstel terug met
het verzoek alle gegevens in te vullen. Het kan zijn dat je nog niet alle gegevens tot je
beschikking hebt: geef dat dan duidelijk aan met de reden waarom je (bijvoorbeeld de naam
van je bedrijfsmentor) die gegevens nog niet hebt en op welke termijn je die gegevens
verwacht te kunnen aanleveren;
- Je hebt te weinig studiepunten om aan het afstudeertraject te beginnen. Ons standpunt is
dan dat je niet mag beginnen, we nemen je afstudeervoorstel niet in behandeling. Er kunnen
goede redenen zijn waarom je, ondanks niet voldoende studiepunten, toch aan je
afstudeeropdracht denkt te mogen beginnen. Dien dan een verzoek in bij de
Examencommissie. Wij mogen als praktijkcoördinatoren geen toestemming geven om af te
wijken van het voorgeschreven aantal studiepunten om aan het afstudeertraject te
beginnen. De examencommissie mag dat wel.
Ad 3. Beschrijf de organisatie
Waarom:
Natuurlijk zijn wij nieuwsgierig naar de organisatie waar je je afstudeeropdracht wilt gaan
uitvoeren, maar we willen óók aan de hand van de gegevens die je ons hier verstrekt kunnen
nagaan of de organisatie naar ons idee voldoende mogelijkheden heeft om jou te kunnen
begeleiden en jou te kunnen laten ervaren wat er in een organisatie allemaal speelt, zodat je na
je afstuderen als bedrijfskundige aan de slag kunt. Uit onze ervaring blijkt dat bij een geringe
omzet en of een gering aantal werknemers je (te) gauw als extra werknemer wordt ingezet of
dat er onvoldoende bedrijfskundige breedte of kennis is om goed te kunnen werken aan je
afstudeervoorstel.
Wat:
Wij willen graag weten in welke branche of sector de beoogde organisatie werkzaam is en we
willen een idee hebben van de omvang van de organisatie, als gezegd om een indruk te hebben
van de bedrijfskundige mogelijkheden binnen die organisatie. De normen die wij hanteren voor
omzet en aantal werknemers zijn niet heilig: dat betekent dat als de organisatie de normen net
niet haalt het niet is uitgesloten dat we je voorstel toch goedkeuren. Bespreek het tevoren met
de praktijkcoördinator van jouw opleiding;
Branche: Geef aan op welk gebied de organisatie actief is, in welke sector zij actief is;
Omzet: Het gaat niet om de exacte cijfers: een globale omzet voldoet. Als je opdracht
alleen betrekking heeft op een onderdeel van de organisatie, bijvoorbeeld alleen de
Nederlandse vestigingen van een internationale organisatie, geef dan de omzet van het
onderdeel waar je opdracht over gaat (in het voorbeeld: de omzet in Nederland);
Aantal werknemers: Geef dit aan in termen van aantal FTE (Full Time Eenheden);
Activiteiten: Geef aan wat de primaire activiteit(en) is (zijn) van de organisatie.
pagina 64 van 91
Fouten:
De branche is onduidelijk omschreven. Gevolg: wij krijgen onvoldoende beeld en kunnen
niet goed beoordelen en sturen je voorstel terug met het verzoek te verduidelijken;
De omzet is niet bekend of te vaag omschreven, bijvoorbeeld niet toegespitst op het
onderdeel van de organisatie waar je opdracht over gaat. Gevolg: we kunnen niet
voldoende beoordelen of er genoeg ruimte is voor jouw bedrijfskundige ontwikkeling om je
opdracht tot een goed einde te brengen. Je krijgt je voorstel retour met het verzoek te
verduidelijken;
Het aantal FTE is niet duidelijk. Met name van het onderdeel van de organisatie waar je je
opdracht gaat uitvoeren. Gevolg: wij kunnen niet goed beoordelen of de organisatie of het
organisatieonderdeel voldoende mogelijkheden biedt: je krijgt je voorstel retour met het
verzoek te verduidelijken;
De activiteiten zijn niet helder genoeg omschreven. Gevolg: wij hebben niet voldoende zicht
op de organisatie. Je krijgt je voorstel retour met het verzoek te verduidelijken;
Foldertaal: het komt nogal eens voor dat we teksten krijgen voorgelegd die met knippen en
plakken rechtstreeks uit de organisatiefolder komen. Wij willen graag dat je in je eigen
woorden omschrijft wat de organisatie doet. Jouw woorden geven ons meer de
mogelijkheid om te beoordelen of je snapt wat er gebeurt;
Te ingewikkeld: Hou het simpel en duidelijk. Liever: Intercargo zorgt voor opslag en vervoer
van goederen, dan: Intercargo biedt de oplossing voor al uw logistieke problemen.
Ad 4a. Omschrijf de probleemsituatie bij de organisatie
Waarom:
Wij willen graag kunnen beoordelen hoe serieus het probleem is dat je gaat oplossen
(inderdaad: de meeste opdrachten zijn probleemgestuurd, hoewel dat niet per se noodzakelijk
is) en wij willen graag kunnen beoordelen hoe groot de kans is dat er daadwerkelijk wat met je
aanbevelingen gebeurt. Daarnaast gaan wij er van uit dat de medewerking van de organisatie
groter zal zijn naarmate het probleem serieuzer is.
Wat:
Beschrijf nauwkeurig en met feiten onderbouwd wat de aanleiding is voor de opdracht. Daarbij is
handig dat je aandacht besteedt aan de noodzaak om een oplossing voor het probleem te
vinden, de zogenaamde Sense of Urgency. Denk aan WAND-vraag uit het SSBK-model.
Probeer dit op strategisch niveau te formuleren, wat zoveel wil zeggen als: Hoe staat het
probleem het bereiken van de strategische doelen van de organisatie in de weg. Dit noemen we
de strategische inbedding. Onderbouw met feiten wat mogelijke kwalijke gevolgen zijn als het
probleem niet wordt opgelost en wat eventuele positieve gevolgen zijn als de opdracht goed
wordt uitgevoerd. Wat is de mogelijke meerwaarde voor de organisatie van jouw inzet.
Fouten:
Aanleiding onduidelijk, vaag, of te weinig relatie met de strategie;
Sense of Urgency onduidelijk, te gering of niet feitelijk onderbouwd;
Probleem te gemakkelijk oplosbaar (te klein, te voor de hand liggende oplossing);
Gevolg kan zijn dat je je voorstel retour krijgt met het verzoek nader uit te werken, of om het
nog eens te bespreken met opdrachtgever om het meer op strategisch niveau te tillen.
Gevolg kan ook zijn dat we het probleem niet als serieus genoeg bestempelen en je
adviseren naar een andere opdracht of opdrachtgever uit te zien.
Dit laatste is met name het geval als we de indruk hebben dat er eigenlijk geen échte
opdracht ligt, maar de opdrachtgever zo vriendelijk is geweest om “iets” voor jou te
verzinnen.
pagina 65 van 91
Ad 4b. Probleembeschrijving  Doel, doelstelling, kernvraag
Waarom:
Wij willen graag kunnen beoordelen of het reëel is dat je met deze opdracht (het
managementvraagstuk) aan de slag gaat. Reëel in de zin van:
Raakt het de strategie van de organisatie (is het van voldoende gewicht);
Is het zinnig om hier een HBO-er voor aan het werk te zetten;
Is het niet te klein of te groot;
7
Is het van voldoende bedrijfskundige importantie (breed genoeg);
8
Is de opdracht niet te operationeel .
Wat:
Doel: we vragen om een omschrijving van het doel. We bedoelen hier het doel van de
organisatie: dit dwingt je om de relatie met de organisatiestrategie te leggen: doel, doelstelling
en kernvraag dienen een mooie logische verbinding te laten zien: de beantwoording van de
kernvraag is in feite de doelstelling van je opdracht en deze doelstelling dient een bijdrage te
leveren aan doel(en) van de organisatie. De aanloop naar deze logica heb je ingezet in de
probleemomschrijving!
Doelstelling: Hier geef je weer wat de organisatie wil dat jij gaat bereiken met je opdracht. Het
gaat dus expliciet om de doelstelling van de opdracht voor het managementvraagstuk dat op
tafel ligt. Wij zien dit graag zo SMART mogelijk.
Hoofdvraag: Wij willen graag een kernvraag zien die zo scherp ( = duidelijk, afgebakend,
helder, goed geformuleerd, zonder ruimte voor misverstand) mogelijk, zo kort mogelijk en zo
9
doel- of oplossingsgericht mogelijk is gesteld, waarbij meerdere (minimaal twee )
bedrijfskundige disciplines zijn afgedekt.
Fouten:
Doel: gaat niet over de organisatie;
Doel: niet strategisch geformuleerd;
Doelstelling: gaat niet over je opdracht;
Doelstelling is niet SMART geformuleerd;
Kernvraag niet in lijn met doel en doelstelling;
Kernvraag niet helder, niet goed afgebakend;
Kernvraag is een gesloten vraag;
Kernvraag mist een tweede discipline;
Kernvraag mist de financieel/economische discipline.
Gevolgen:
In alle gevallen krijg je je voorstel retour met het verzoek aanpassingen door te voeren.
7
Als het goed gaat studeer je af als bedrijfskundige. Dat betekent dat je werkt vanuit een brede oriëntatie. Een
bedrijfskundige kan overzien wat er in de rest van de organisatie gebeurt als er ergens aan een knop wordt gedraaid.
Deze brede oriëntatie dient in het onderzoek naar voren te komen en dus in de opdracht te zijn geborgd. Bovendien
studeer je af op Hbo-niveau: dat betekent dat opdrachten die in de richting gaan van (uitsluitend) invuloefeningen, die
ook door lager opgeleiden kunnen worden uitgevoerd, uit den boze zijn. In deze categorie vallen opdrachten als: schrijf
een processenhandboek, of voer een onderdeel van een groter project uit. Werken aan een projectonderdeel wordt
overigens niet per definitie afgekeurd.
8
Je afstudeeropdracht is niet bedoeld om als full-time medewerker te functioneren; zie de afstudeerhandleiding!
9
De derde bedrijfskundige discipline: de financieel/economische is verplicht en hoeft in de kernvraag niet te worden
opgenomen.
pagina 66 van 91
Ad 5. Wat is het eindresultaat dat je gaat opleveren?
Waarom:
Tot slot willen we graag weten wat je beoogde eindresultaat is om te kijken of het geheel
sluitend is. Het is voor ons een finale check of er een mooie rode draad in je voorstel zit: na het
vaststellen van een probleem heb je dat probleem verwoord in een kernvraag voor het
management, wat het antwoord op de kernvraag moet gaan opleveren, uitgesplitst in de drie
bedrijfskundige disciplines.
Dat alles bij elkaar genomen levert een eindresultaat op waarmee de cirkel rond zou moeten
zijn. Dat willen we hier graag controleren.
Wat:
Letterlijk dien je hier weer te geven wat je aan de organisatie gaat opleveren, wat je achterlaat
na je vertrek. In de regel zal dat een pakket aanbevelingen zijn waarmee de organisatie het door
jouw onderzochte probleem kan oplossen. Je doet dat in de vorm van een adviesrapport.De
meest kernachtige samenvatting van je eindresultaat zal dan ook zijn:
Een adviesrapport waarin antwoord wordt gegeven op de hoofd- en deelvragen.
Omdat dit een te abstracte en ongespecificeerde samenvatting is, dien je dit specifieker en
concreter te maken: specifieker door (kort) in te gaan op de hoofdvraag én concreter door het
ietsje uitgewerkt neer te zetten als bedoeld voor de organisatie van je afstudeertraject. Probeer
het kort en krachtig te houden. Wij denken dat het mogelijk is om in 5 tot 10 regels je
eindresultaat te beschrijven.
Fouten:
Niet de hele breedte van kernvraag is gedekt (denk aan de drie disciplines);
Je refereert aan tussenproducten, tussenresultaten (en tussenresultaten zijn géén
eindresultaat!);
Het is niet kort en bondig genoeg.
In alle gevallen zul je het advies krijgen er nog eens kritisch naar te kijken en krijg je je
afstudeervoorstel retour.
Tot slot: algemene opmerkingen
Tot slot volgen nog wat algemene opmerkingen die je wellicht behulpzaam kunnen zijn.
Nauwkeurigheid van je voorstel:
Wij vragen nogal wat van je met betrekking tot je afstudeervoorstel. Je zou de indruk kunnen
krijgen dat we meer van je vragen dan dat je op het moment van het maken van je voorstel
weet. Uiteraard weet je bijvoorbeeld nog niet hoe je onderzoek er precies uit gaat zien en hoe
de onderzoeksvraag, deelvragen moeten worden geformuleerd en welke theorieën en modellen
er nodig zijn om het antwoord op het managementvraagstuk te kunnen geven. Onze reactie is
tweeërlei:
Aan de ene kant zeggen we uit ervaring dat het loont om er dan toch wat langer bij stil te
staan, het nog eens goed te bespreken met je opdrachtgever, er nog eens goed over na te
denken zodat je je voorstel preciezer kunt opstellen. De tijd die je er hier insteekt verdien je
dubbel terug tijdens de daadwerkelijke uitvoering!
Aan de andere kant is vooralsnog het enige doel van het goedgekeurd krijgen van je
voorstel dat je toegang krijgt tot je afstudeertraject. Als je tijdens dat traject nog
aanpassingen doet is dat helemaal niet erg, mits je dat doet in overleg met je
docentbegeleider. Natuurlijk moet je voorstel herkenbaar zijn in wat er uiteindelijk als
afstudeerscriptie op tafel komt te liggen, maar dat je in je scriptie aanpassingen pleegt ten
opzichte van je voorstel op basis van voortschrijdend inzicht is helemaal niet erg. Het zou
zelfs zo kunnen zijn, hoewel dat niet voor de hand ligt, dat je huidige kernvraag er iets
anders uitziet dan je uiteindelijke hoofdvraag/onderzoeksvraag in je plan van aanpak.
Uiteraard in overleg met je docentbegeleider.
pagina 67 van 91
Status van je voorstel
Na iedere beoordeling krijg je je voorstel terug voorzien van feedback, waarbij wij je een kleur
en cijfer meegeven om je een indicatie te geven van hoever je van goedkeuring verwijderd bent.
Dat wil in de regel niet zeggen dat als je alle feedback opvolgt, je automatisch goedkeuring
krijgt. Je zult vermoedelijk wel een cijfer dichter bij de 1 (is goedkeuring) krijgen, maar, zeker als
er nog veel schort aan je voorstel, geven wij er de voorkeur aan om de feedback wat te doseren
en te faseren om het voor jou wat meer behapbaar te maken. In de regel concentreren we ons
eerst op de eerste vragen en als die in orde zijn kijken we in een later voorstel verder. Dat
betekent enerzijds dat als we je feedback geven over de eerste vragen, bijvoorbeeld over de
sense of urgency zonder in te gaan op het eindresultaat, dat we in een latere fase best nog
feedback op het eindresultaat kunnen geven! Anderzijds betekent het in de regel dat als de
feedback met name gaat over latere vragen, bijvoorbeeld over het eindresultaat, dat het
voorgaande in orde is. Je kunt dat dan ook zien in het meegegeven cijfer.
Nederlands: grammatica, stijl en spelling
Wij verwachten helemaal aan het eind van het afstudeertraject in de vorm van je
afstudeerscriptie dat die er qua Nederlands (en dan doelen we op stijl, spelling, grammatica),
vlekkeloos uitziet. Je voorstel is een voorbereiding op je scriptie en daar stellen we dezelfde
eisen aan: let dus op je Nederlands!
Overigens mag je je voorstel (evenals de scriptie) ook in het Engels aanleveren. Ook dan geldt
dat het qua stijl en spelling kwalitatief goed moet zijn!
pagina 68 van 91
BIJLAGE 10: OPZET PLAN VAN AANPAK
Let op: het Plan van Aanpak moet met alle handtekeningen (docentbegeleider,
e
1 examinator, bedrijfsmentor en de student) worden ingeleverd op het Praktijkbureau.
Digitale ondertekening is toegestaan, bijvoorbeeld aan de hand van het programma
HelloSign.
Inhoudsopgave Plan van Aanpak
O:
O1:
Hoofdstuk 1.
Hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 3.
Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5.
Hoofdstuk 6.
Verplichte bijlage:
Titelblad, datum
Gegevens opdrachtgever en opdrachtnemer + statusoverzicht + ruimte
voor handtekeningen.
Opdrachtomschrijving en probleemanalyse.
Theoretische verkenning.
Onderzoeksopzet.
Fasenplanning.
Projectrisico’s.
Beoogde opzet adviesrapport.
Gedetailleerde planning. Planning van week tot week, inclusief op te
leveren deelproducten, terugkoppelmomenten met opdrachtgever en
docent.
Toelichting op inhoud Plan van aanpak
Hieronder volgt een toelichting op de inhoud van hoofdstuk 1 tot en met 6.
Hoofdstuk 1. Opdrachtomschrijving en probleemanalyse
o
Korte beschrijving van de opdrachtgevende organisatie en haar activiteiten.
o
Korte beschrijving van het bedrijfsonderdeel waarop jouw opdracht betrekking heeft.
o
Omschrijving van de opdracht, zoals geformuleerd door de opdrachtgever (=
managementvraagstuk).
o
Het doel voor de organisatie met het verstrekken van de afstudeeropdracht (waar moet
jouw onderzoek aan bijdragen? Wat wil de opdrachtgever met de onderzoeksresultaten
bereiken?). Een doel is kwalitatief van aard.
o
Doelstelling: kwantitatief.
o
Probleemanalyse / aanleiding tot het onderzoek.
o
Het gewenste eindresultaat (wat moet je uiteindelijk opleveren?): geef duidelijk aan waar
het advies over moet gaan en betrek daarin minimaal 3 bedrijfskundige disciplines. Een
kosten-baten-analyse is een verplicht onderdeel!
o
Afbakening / randvoorwaarden / eisen / beperkingen gesteld door de opdrachtgever.
o
De door jou geformuleerde onderzoeksvraag voor het onderzoek.
Hoofdstuk 2. Theoretische verkenning
Voordat je deelvragen kunt opstellen moet je je eerst oriënteren op het onderwerp en de
daarmee samenhangende theorie, begrippen en modellen. Dus je doet een eerste theoretische
verkenning. Vat in eigen woorden een aantal ‘referenties’ (boeken/artikelen etc.) samen die
relevant zijn voor het kennisgebied. Beschrijf ook kernbegrippen en relaties tussen
kernbegrippen. Raadpleeg hierbij meerdere bronnen per kernbegrip. Stel op basis van de
uitkomsten een literatuurlijst op.
Stel vervolgens een onderzoeksmodel op: welke aspecten moet je onderzoeken en hoe hangen
die met elkaar samen.
pagina 69 van 91
Hoofdstuk 3. Onderzoeksopzet
 Herhaal de onderzoeksvraag.
 Formuleer deelvragen, evt. ingedeeld in categorieën, en zet deze in een logische volgorde
van onderzoek. Geef bij iedere deelvraag aan waarom je deze vraag stelt, welke informatie
je m.b.v. deze vraag wilt vergaren en hoe dit in verband staat met een volgende deelvraag
of met de onderzoeksvraag.
o Deel de deelvragen in in categorieën. Dat is een serie deelvragen die met elkaar
samenhangen. Bijvoorbeeld. I. Huidige situatie. Dit zijn tevens de fasen van je
onderzoek. Deze fasen komen straks terug in de fasenplanning (hoofdstuk 4).
o Omschrijf de te gebruiken onderzoeksmethodieken: op welke wijze ga je de benodigde
informatie vergaren? Doe dat per deelvraag of per categorie deelvragen.
o Deskresearch: welke literatuur, welke theorie of modellen, welke bestaande in – en
externe bronnen ga je gebruiken?
o Fieldreserach:
- Kwalitatief onderzoek: welke methoden (bijv. interviews, paneldiscussie,
brainstormsessie etc.), met wie (functie), hoeveel personen en waarover.
- Kwantitatief onderzoek: geef aan op welke wijze je het kwantitatieve onderzoek gaat
uitvoeren: methode, omvang en samenstelling van de totale onderzoekspopulatie,
indien een steekproef, omvang van de steekproef, wijze van steekproeftrekking,
samenstelling van de steekproef, representativiteit, betrouwbaarheid,
nauwkeurigheid.
 Per deelvraag (of categorie) geef je aan hoe je de betrouwbaarheid en validiteit gaat
waarborgen.
 Voeg een paragraaf toe over ethisch handelen in relatie tot je onderzoeksmethodieken.
Hoofdstuk 4. Fasenplanning
Voeg een schema volgens de opzet (of vergelijkbaar) hieronder toe. De fasen komen overeen
met de categorieën deelvragen.
Fase 1.
Fase 2.
Fase 3.
Fase ….
Fase ….
…………….
………….. …………..
………….
(geef hier een
Advies
naam aan, bijv.
analyse huidige
situatie )
Tijdsperiode
Activiteiten
Methode(n)
Van
onderzoek
Resultaat
Week…
Week …
Beschrijf wat je
gaat onderzoeken
Beschrijf hoe je
het gaat
onderzoeken
Bijv.
Overzicht
Sterktes/zwaktes
Week … -
Etc.
Bijv.inzicht in
kosten en
baten
Eindrapport
Hoofdstuk 5. Projectrisico’s.
Je beschrijft eventuele projectrisico’s en de manier waarop je daarmee om gaat.
Hoofdstuk 6. Opzet afstudeerscriptie
Geef een inhoudsopgave van de afstudeerscriptie. Denk weer om een logische volgorde. De
eerste drie hoofdstukken van dit Plan van Aanpak vormen de basis van de eerste hoofdstukken
van de afstudeerscriptie.
Hoofdstuk 7. Leerdoelen
Omschrijf je persoonlijke leerdoelen voor het afstudeertraject. Voor BKM-studenten: deze
leerdoelen vormen tevens het uitgangspunt voor het reflecteren op jouw functioneren in de
beroepspraktijk. Daar schrijf je in een later stadium een reflectieverslag over.
pagina 70 van 91
BIJLAGE 11: OPZET AFSTUDEERSCRIPTIE
In hoofdstuk 6.3.2 staat beschreven aan welke eisen de afstudeerscriptie moet voldoen. Het
betreft vormeisen en inhoudelijke eisen. In deze bijlage wordt een opzet gegeven voor de
inhoudelijke ordening van de afstudeerscriptie, die kan helpen bij het opstellen van de
afstudeerscriptie. Tot slot kun je ook het beoordelingsformulier naast je scriptie leggen, om te
zien of je voldoet aan alle criteria die worden gesteld.
Gebruik het boek “Taaltopics Rapporteren’ voor het opzetten van een goede afstudeerscriptie.
De scriptie kent de volgende inhoud:
o
o
o
o
Titelblad, incl. naam, versie, datum
Managementsamenvatting
Voorwoord
Inhoudsopgave
o
-
Inleiding
Achtergrond
Opdrachtomschrijving
Doelstelling
Probleemanalyse (huidige en gewenste situatie)
Onderzoeksvraag
Beperkingen van het onderzoek
Opbouw van het rapport
o
Theoretisch kader
o
Onderzoeksaanpak
- Onderzoeksvraag
- Deelvragen
- Beschrijving en verantwoording methoden voor dataverzameling en dataanalyse
- Betrouwbaarheid en validiteit
o
Uitkomsten van het onderzoek/ Resultaten en analyse van de resultaten
o
Conclusies
o
Mogelijke oplossingen
o
Aanbevelingen
Literatuurlijst/Referenties
Bijlagen
pagina 71 van 91
BIJLAGE 12:
FORMAT BEOORDELINGSFORMULIER FEM VOOR GESCHREVEN AFSTUDEERWERK
pagina 73 van 91
pagina 74 van 91
pagina 75 van 91
pagina 76 van 91
pagina 77 van 91
pagina 78 van 91
pagina 79 van 91
pagina 80 van 91
pagina 81 van 91
pagina 82 van 91
pagina 83 van 91
pagina 84 van 91
pagina 85 van 91
13
pagina 86 van 91
pagina 87 van 91
BIJLAGE 14:
RICHTLIJNEN VOOR HET SCHRIJVEN VAN HET REFLECTIEVERSLAG ROND HET AFSTUDEERTRAJECT BKM
(Alleen voor BKM)
1. Omslag/Titelblad
- Voor- en achternaam van de student.
- Hogeschool Utrecht.
- Naam van de opleiding.
- Datum van voltooiing.
2. Voorwoord
- Kort dankwoord aan het bedrijf of instelling waar je het afstudeertraject hebt gelopen en aan
degenen die je begeleid hebben.
3. Inleiding
- Vestigingsplaats.
- Zeer beknopte ontstaansgeschiedenis.
- Concernverbanden (moeder- of dochterbedrijven).
4.1 Overzicht verrichte werkzaamheden
- Beschrijf wat je tijdens het afstudeertraject hebt gedaan. Maak onderscheid tussen
werkzaamheden ten behoeve van een specifieke opdracht en de "dagelijkse"
werkzaamheden. Schrijf in concrete en specifieke termen. Vermeld bij elke activiteit de tijd die
je eraan hebt besteed (in dagen of dagdelen).
- Geef een samenvattend overzicht (geen chronologische opsomming van dag tot dag).
Vermeld ook eventuele deelname aan (excursie)programma's, cursussen, beurzen, uitstapjes,
vergaderingen enz. Dit hoofdstuk moet puur beeldvormend zijn, dus geen oordelen.
4.2. Evaluatie afstudeertraject
- Leerervaringen tijdens het afstudeertraject: wat zou je op grond van deze ervaringen een
volgende keer "anders" doen, wat viel je mee/tegen, enz.
- Het eigen functioneren: eigen voorkeuren, sterke en zwakke kanten, functioneren in
werkverband, sociale vaardigheden, collegialiteit, omgaan met stress, lerend vermogen,
merkbare verbeteringen uit aandachtspunten/leerdoelen uit assessment (ten opzichte van het
begin van het afstudeertraject), enz.
4.3 Competenties (beschrijf hoe aan onderstaande doelstellingen is voldaan):
- Toepassing van theorie in praktijk.
- Omgaan met (nieuwe) werkomgeving.
- Testen van de eigen mogelijkheden in de praktijk.
- Aftasten van de loopbaanmogelijkheden
- Eigen persoonlijke leerdoelen zoals beschreven in PvA.
5. Uitwerken van meerdere kritisch incidenten aan de hand van STARR-methodiek
6. Nawoord
Bijlage(n):
- Curriculum Vitae
- Logboek (datum, uren, werkzaamheden, inzichten)
- Feedbackformulieren bedrijfsmentor
- Voortgangsrapportages
BIJLAGE 15: BEOORDELINGSFORMULIER FUNCTIONEREN IN
DE BEROEPSPRAKTIJK VOOR DOCENTBEGELEIDER
(Alleen voor BKM)
pagina 89 van 91
pagina 90 van 91
pagina 91 van 91