OGGZ Veldmonitor Utrecht Rapportage nr 8 www.utrecht.nl/gggd Jaarrapport 2013 2013 Stand van zaken uitvoering Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang in Utrecht Colofon uitgave Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Postbus 2423 3500 GK Utrecht 030 286 3333 internet www.utrecht.nl/volksgezondheid www.utrecht.nl/gezondheidsonderzoek rapportage Fleur van Heeswijk, Lisette Plantinga, Addi van Bergen informatie Fleur van Heeswijk [email protected], (030) 286 34 87 foto omslag Op 5 september 2013 opende Gilbert Isabella, de Utrechtse wethouder Wonen, samen met twee toekomstige bewoners een nieuwe woonvoorziening aan de Royaards van der Hamkade. Het Leger des Heils gaat daar 26 cliënten begeleiding bieden bij het dagelijkse leven, werk en vrijetijdsbesteding vanaf halverwege 2014. (Annet van den Akker, gemeente Utrecht, Volksgezondheid) bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding. Maart 2014 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Inhoudsopgave Colofon 3 Voorwoord 7 Inleiding 9 1 Instromers: hoeveel en wie? 11 Aantal en percentage dakloze cliënten dat is ingestroomd in het PvA MO (indicator 1.1) 11 Score op leefgebieden ZRM bij instroom (indicator 1.2) 12 Aantal en percentage ingestroomde dakloze vrouwen (indicator 1.3) 13 Aantal ingestroomde dakloze gezinnen met kind(eren) (indicator 1.4) 13 Percentage nieuw ingestroomde dakloze cliënten dat deelneemt aan Housing First en Room First (indicator 1.5) 2 13 Duur en aanleiding dakloosheid voorafgaand aan de instroom Duur dakloosheid voorafgaand aan instroom (indicator 2.1) 15 15 Aanleiding dakloosheid van de ingestroomde cliënten die in het afgelopen jaar dakloos geworden zijn (indicator 2.2) 15 Redenen voor huis verlaten (indicator 2.3) 16 Percentage ingestroomde dakloze jongeren dat dakloos is geworden door het verlaten van het huis (zelf weggegaan of weggestuurd) (indicator 2.4) 3 4 16 Cliëntengroep primair proces 17 Omvang cliëntengroep primair proces (indicator 4.0) 17 Percentage cliënten met trajectmanager (indicator 4.1) 17 Percentage cliënten met een ingevulde ZRM (indicator 4.2) 18 Voortgang op leefgebieden ZRM (indicator 4.3) 18 Nachtopvang 19 Instroom nachtopvang (indicator 5.1) 19 Status nieuwe cliënten in de nachtopvang (indicator 5.2) 19 Omvang cliëntengroep nachtopvang (indicator 5.4) 20 Percentage bezette bedden in de nachtopvang naar status (indicator 5.5) 20 Verblijfsduur nachtopvang (indicator 5.7) 21 5 Voorkom Huisuitzetting 23 Instroom VH (indicator 6.1) 23 Score op Leefgebieden ZRM bij instroom VH (indicator 6.2) 23 Uitstroom VH (indicator 6.3) 24 Percentage positief beëindigde trajecten (indicator 6.4) 24 Omvang VH cliëntengroep (indicator 6.6) 25 Bijlage 1 – Overzicht indicatoren Veldmonitor 27 5 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 6 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Voorwoord Voor u ligt het jaarrapport 2013 van de OGGZ veldmonitor, met daarin de stand van zaken van Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. Richtinggevend voor deze monitor zijn de beoogde resultaten uit het Stedelijk Kompas Utrecht 100% thuis. De looptijd van het Stedelijk Kompas is oktober 2011 – december 2014. Waar het Stedelijk Kompas een duidelijk ijkpunt bevat, wordt de voortgang met het Plan van Aanpak MO in dit rapport afgezet tegen de ‘norm’ uit het Stedelijk Kompas. Een paar resultaten springen in het oog: • Zowel uit de instroomcijfers in persoonsgebonden trajecten als uit nieuwe instromers in de nachtopvang blijkt een daling van het aantal daklozen gedurende 2013. In combinatie met het uitblijven van signalen van buitenslapen op enige schaal, zijn dit duidelijke blijken van een afname van het aantal afzonderlijke, feitelijk daklozen in Utrecht dat een beroep doet op hetzij het Plan van Aanpak, hetzij een slaapplaats in de nachtopvang. Wat dit laatste betreft: de bedbezetting is nog steeds onveranderd hoog. Men maakt gemiddeld wat meer nachten gebruik van de nachtopvang. Het bovengenoemde resultaat is extra opmerkelijk omdat een recente schatting van het CBS een sterke stijging van het aantal daklozen in Utrecht suggereerde. De resultaten uit de veldmonitor geven een tegengesteld beeld. Mogelijke verklaringen voor dit verschil kunnen voortkomen uit de schattingsmethode van het CBS of een toename van het aantal personen met een daklozenuitkering die geen beroep doen op voorzieningen uit het PvA MO en de nachtopvang, zonder dat dit tot een grote stijging van buitenslapers leidt. • De resultaten over de nachtopvang tonen verder een voortgaande toename van het gebruik van de nachtopvang door dak- en thuislozen uit de regio Utrecht. Het gebruik van de nachtopvang door niet-rechthebbenden is verder gedaald, en de inhaalslag in het afgeven van een bindingsadvies is voltooid. • De resultaten over Housing First, het uitblijven van initiatieven rond Room First en de toename van de verblijfsduur van zogeheten middenlang verblijf in de nachtopvang zijn te interpreteren als blijken van capaciteitsproblemen in het aanbod van betaalbare huisvesting. De beschikking over dit type huisvesting is cruciaal voor een goede doorstroom en uitstroom uit de MO, en belangrijker dan dit, de mogelijkheid om de vele daklozen die dat wensen een aanbod voor huisvesting te kunnen doen als alternatief voor een programma gericht op toegroeien naar zelfstandige huisvesting via vormen van begeleid of residentieel wonen. Uit de tweede meting van het cohortonderzoek instromers in het PvA MO van UMC Radboud bleek dat ruim 90% van de instromers zelfstandig wonen als belangrijkste doel hadden. Het is daarom belangrijk voor de MO/ OGGZ om dit perspectief ook op ruime schaal te kunnen aanbieden. • In 2012 bleek een onderbenutting van de beschikbare capaciteit voor Voorkom Huisuitzetting! Deze onderbenutting strookte niet met de tegelijkertijd geconstateerde lichte toename van het aantal huisuitzettingen vanwege huurschuld. In 2013 werd de beschikbare capaciteit beter benut, met als vanouds het resultaat dat interventie vanuit VH! in 80% van de gevallen tot het afwenden van huisuitzetting vanwege huurschuld. Het najaar van 2013 stond in het teken van een inhaalslag in de registratie. Deze inhaalslag is met succes voltooid. Dat betekent dat de resultaten over de tweede helft van 2013 gebaseerd zijn op alle 7 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 informatie van instromers in het PvA MO die te achterhalen zijn via veldpartijen. De inhaalslag was mogelijk door grote gezamenlijke inzet van de gemeente Utrecht Volksgezondheid en veldpartijen, waarvoor dank vanuit de gemeente aan de veldpartijen. Tijdens de inhaalslag zijn ook aandachtspunten voor de veldmonitor voor 2014 geïdentificeerd: • Ingezet wordt op een grotere volledigheid van gegevens over de zelfredzaamheid, dit vanwege het belang van het volgen van verbeteringen in de zelfredzaamheid van dak- en thuislozen voor beleid en de praktijk. Overigens kunnen uit de voorhanden resultaten onverkort en onveranderd ten opzichte van 2010 drie hoofdconclusies getrokken worden: o De instromers in het Plan van Aanpak zijn personen met ernstige problemen op veel levensgebieden, o Met de integrale persoonsgebonden trajecten voor deze groep uiterst kwetsbare Utrechters is in korte tijd aanzienlijke vooruitgang in zelfredzaamheid te realiseren; o Bij velen is de winst nog wankel: er is nog steeds geen sprake van zelfredzaamheid op een niveau waarop men zonder stut, steun en aanvullende hulverlening de eigen weg kan vinden en houden. • De inhaalslag is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 uitgevoerd. In deze rapportage zijn om technische en methodologische redenen alleen de resultaten van de inhaalslag over de tweede helft van 2013 verwerkt. Mede hierom, maar ook om de realisatie van doelen uit het stedelijke kompas over de periode 2010 – 2014 goed te kunnen beoordelen is er bij sommige indicatoren voor gekozen om de trend over een aantal jaren in deze rapportage te tonen. Goed gebruik van de afgelopen jaren was om gelijk met de veldmonitor over de tweede helft van het kalenderjaar de kengetallen toe te voegen voor de bestuurlijke monitor Plan van Aanpak MO voor het Rijk. Deze kengetallen geven aanvullende informatie over belangrijke indicatoren zoals het aantal huisuitzettingen of het aantal personen in een stabiele situatie van huisvesting, legale inkomsten, zorgcontacten en dagbesteding. Bij de presentatie van dit rapport waren de kengetallen voor de landelijke monitor nog niet beschikbaar. Deze informatie wordt toegevoegd aan de veldmonitor over de eerste helft van 2014. Met vriendelijke groet, Dick Reinking Programmamanager VG Gemeente Utrecht Volksgezondheid 8 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Inleiding De gemeente Utrecht, Volksgezondheid heeft de taak om de uitvoering van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (MO; Rijk en vier grote steden, 2006) binnen de stad Utrecht te monitoren. Dat betekent dat er met regelmaat concrete cijfers met betrekking tot de in dit kader aangeboden zorg verzameld dienen te worden. De OGGZ Veldmonitor Utrecht (kortweg: Veldmonitor) is opgezet om deze stand van zaken halfjaarlijks in beeld te brengen. Halfjaarrapportages Met ingang van het eerste halfjaar 2010 tot het einde van de looptijd van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang zullen steeds halfjaarrapportages verschijnen. Hierin worden de in het bijbehorende basisdocument definitief vastgestelde indicatoren halfjaarlijks bepaald en beschreven. Deze documenten kunnen functioneren als een dashboard van een auto: de cijfers geven kort de stand van zaken weer. Als blijkt dat er bepaalde ontwikkelingen zijn die de aandacht nodig hebben, zijn aanvullende analyses nodig. In de halfjaarrapportages is per indicator opgenomen: Naam en nummer van de indicator Norm (indien van toepassing) Resultaat Korte beschouwing Voor de verdere afspraken, methode, definities, en theoretisch kader wordt verwezen naar het basisdocument OGGZ Veldmonitor Utrecht, versie 7. Nog niet alle indicatoren in dit basisdocument beschreven zijn meetbaar. In deze jaarrapportage zijn de indicatoren meegenomen voor zover ze over 2013 meetbaar zijn. Leeswijzer Dit rapport bestaat uit vijf hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft de indicatoren met betrekking tot de nieuw ingestroomde cliënten bij het Meld- en Actiepunt (M&A) en de Brede Centrale Toegang (BCT) weer. De duur en aanleidingen van dakloosheid voorafgaand aan de instroom wordt uitgewerkt in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 bevat de indicatoren die de totale doelgroep van het M&A en de BCT beschrijven. In Hoofdstuk 4 staat de cliëntengroep van de nachtopvang weergegeven. Hoofdstuk 5 tot slot, omvat de doelgroep van Voorkom Huisuitzetting (VH). De cliënten van de nachtopvang en VH worden onder de hoofdstukken 1 tot en met 3 niet meegeteld. Het overzicht van de stand van zaken van alle indicatoren met de bijbehorende status is opgenomen in bijlage 1. 9 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 10 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 1 Instromers: hoeveel en wie? Aantal en percentage dakloze cliënten dat is ingestroomd in het PvA MO (indicator 1.1) Norm: De doelstelling zoals die is verwoord in het Stedelijk Kompas1 is dat de instroom van nieuwe dakloze cliënten in 2014 is gedaald met 10% t.o.v. 2010. Daarnaast is als doel gesteld dat de instroom van dakloze jongeren in 2014 is gedaald met 20% ten opzichte van 2010. Resultaat: Indicator 1.1: 2010 2011 2012 2013 2013 Totaal aantal ingestroomde cliënten 1048 846 635 878 413 (49%) 289 (46%) 276 (31%) (zowel dakloos als niet-dakloos) Aantal dakloze cliënten dat is ingestroomd 430 (41%) Waarvan: Dakloze jongeren * 148 (14%) 132 (16%) 112 (18%) 110 (13%) Dakloze volwassenen * 277 (26%) 276 (33%) 173 (27%) 144 (16%) * Voor respectievelijk 5 (2011), 4 (2012) en 22 cliënten (2013) is de geboortedatum (nog) niet bekend, waardoor zij niet kunnen worden ingedeeld naar volwassene of jongere. Beschouwing: In 2013 zijn er 878 cliënten ingestroomd in het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (PvA M0). Ten opzichte van 2010 stroomden er in 2013 minder dakloze cliënten in. De instroom van dakloze volwassenen is gedaald van 277 in 2010 naar 144 in 2013 (afname van 48%). Het lage aantal ingestroomde cliënten in 2012 heeft te maken met onderrapportage. In 2012 was een gedeelte van de doelgroep niet in beeld in KRIS. Om een sluitende registratie over 2013 te krijgen heeft er eind 2013 een inhaalslag plaatsgevonden. 1 M. van der Leer, W. Prins (2011). Utrecht 100% thuis. Stedelijk Kompas 2011-2014. Utrecht: GG&GD Utrecht. 11 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Score op leefgebieden ZRM bij instroom (indicator 1.2) Resultaat: Figuur 1: nulmetingen van 176 ingestroomde cliënten. Weergegeven is het aantal cliënten per niveau van zelfredzaamheid per leefdomein. 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Score 1 - acute problematiek Score 2 - niet zelfredzaam Score 3 - beperkt zelfredzaam Score 4 - voldoende zelfredzaam e Ju st iti st G in ez g in st sr el el ij k at e ie ge s zo Fy nd si ek he e id ge zo nd he id Ve AD rs la L vi va ng ar di M gh aa So ed ts ch cia en ap al pe ne lijk tw e er pa k rti cip at ie ui sv e H G ee D ag b In k es te di ng Score 5 - volledig zelfredzaam om en Aantal cliënten Nulmetingen van ingestroomde cliënten Beschouwing: Voor 176 cliënten (20%) die zijn ingestroomd in het PvA MO is een nulmeting van de ZRM ingevuld. Binnen deze groep is het aantal jongeren relatief gezien oververtegenwoordigd. De nulmetingen samen geven een indruk van de problematiek waarmee een deel van de PvA MO doelgroep instroomde (figuur 1). Acute problematiek wordt met name op de leefgebieden inkomen, dagbesteding en huisvesting gezien. Zo heeft 72% van de ingestroomde cliënten acute problematiek op het leefgebied inkomen (wat inhoudt dat zij geen inkomsten hebben en hoge, groeiende schulden), 57% heeft acute problematiek op het gebied van dagbesteding (hebben geen dagbesteding en veroorzaken overlast) en 64% heeft acute problemen op het gebied van huisvesting (slapen op straat of in de nachtopvang). Ook blijkt een groot deel van de cliënten niet zelfredzaam te zijn op de leefgebieden gezinsrelaties, geestelijke gezondheid, sociaal netwerk en maatschappelijke participatie. 12 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Aantal en percentage percentage ingestroomde dakloze vrouwen (indicator 1.3) Resultaat: Indicator ndicator 1.3: 2010 2011 2012 2012 2013 2013 Ingestroomde dakloze vrouwen 139 (32%) 134 (32%) 96 (33%) 87 (32%) Jongeren 59 (40%) 55 (42%) 50 (45%) 58 (53%) Volwassenen 80 (29%) 79 (29%) 44 (25%) 29 (20%) Waarvan: Beschouwing: Het aantal ingestroomde dakloze vrouwen is afgenomen in 2013. Eenderde van de ingestroomde cliënten is vrouw. Onder de volwassenen is in 2013 het aantal dakloze vrouwen gedaald met 64% ten opzichte van 2010. Onder het aantal jongeren is de instroom van dakloze vrouwen stabiel. Aantal ingestroomde dakloze gezinnen met kind( kind(eren) eren) (indicator 1.4) Norm: Dakloos worden van gezinnen met kinderen komt zo min mogelijk voor. Resultaat: Indicator 1.4: 2013 Jong. Aantal ingestroomde dakloze gezinnen met kind(eren) Volw. 7 11 5 5 6 2 Waarvan: Alleenstaande vrouwen met kind(eren) Aantal ingestroomde dakloze zwangere vrouwen Beschouwing: In 2013 zijn 18 dakloze gezinnen ingestroomd, waaronder 10 alleenstaande vrouwen met kinderen. Mogelijk is er sprake van onderrapportage want bij meer dan één op de drie cliënten is de leefsituatie niet ingevuld. Percentage nieuw ingestroomde dakloze cliënten dat deelneemt aan Housing First en Room First (indicator 1.5) Norm: Doelstelling in het Stedelijk Kompas2 is dat in 2014 minimaal 25% van de nieuw ingestroomde dakloze cliënten deelneemt aan de aanpak Housing First (voor volwassenen) of Room First (voor jongeren). Resultaat: Indicator 1.5 Percentage volwassen dakloze cliënten naar Housing First 2 9% Percentage jongeren cliënten naarthuis. Room First* Kompas 2011-2014. Utrecht: GG&GD 0% M. van der Leer, W. Prinsdakloze (2011). Utrecht 100% Stedelijk Utrecht. 13 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 * Room First is in Utrecht nog niet gerealiseerd Beschouwing: Bij navraag bij Stichting De Tussenvoorziening (de aanbieder van Housing First in Utrecht) blijkt dat in 2013 13 van de in totaal 144 geregistreerde volwassen dakloze cliënten (9%) konden worden geplaatst in Housing First. Dit aantal is nog laag. Door de vastzittende woningmarkt komen er minder woningen beschikbaar dan gewenst en afgesproken is. 14 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 2 Duur en aanleiding dakloosheid voorafgaand aan de instroom Duur dakloosheid voorafgaand aan instroom (indicator 2.1) Norm: Voor de kwaliteit van leven van cliënten is het belangrijk dat de periode van dakloosheid voorafgaand aan de instroom zo kort mogelijk is. Resultaat: Indicator 2.1: 2.1: 2012 2012 2013 2013 (N=224*) (N=185*) Korter dan een maand 21 (9%) 8 (4%) 1 tot 3 maanden 38 (17%) 15 (8%) 4 tot 6 maanden 45 (20%) 38 (21%) 7 tot 12 maanden 30 (13%) 25 (14%) Langer dan een jaar 56 (25%) 30 (16%) Niet geregistreerd 34 (15%) 69 (37%) * Voor respectievelijk 65 (2012) en 91 dakloze cliënten (2013) is op het moment van bepalen van de cijfers nog geen tabblad intake in het registratiesysteem KRIS ingevuld. Deze cliënten zijn in de analyses voor dit hoofdstuk niet meegenomen, waardoor de N lager is dan de totale instroom van dakloze cliënten (respectievelijk 289 en 276 dakloze cliënten, zie indicator 1.1). Beschouwing: Deze indicator brengt de lengte van de periode tussen de aanleiding van dakloosheid en de aanmelding voor het PvA MO in beeld. Van de 185 cliënten blijken 55 cliënten langer dan 6 maanden dakloos te zijn geweest voor ze worden aangemeld. Aanleiding dakloosheid van de ingestroomde cliënten die in het afgelopen jaar dakloos geworden zijn (indicator 2.2) Resultaat: Indicator 2.2: 2.2: 2012 2012 2013 (N=134) (N=86) Dakloos door huisuitzetting uit corporatiewoning 13 (10%) 3 (4%) Dakloos door huisuitzetting uit niet-corporatiewoning 5 3 (4%) Dakloos door huis verlaten (zelf weggegaan of weggestuurd) 80 (60%) 58 (67%) Dakloos door ontslag uit detentie 7 (5%) 2 (2%) Dakloos door ontslag uit zorginstelling 9 (7%) 2 (2%) Dakloos door eind marginale/ tijdelijke huisvesting 6 (4%) 2 (2%) Dakloos, andere aanleiding 14 (10%) (4%) 16 (19%) 15 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Beschouwing: Verreweg de meest voorkomende aanleiding voor dakloosheid blijft het verlaten van het huis (zelf weggegaan of weggestuurd). In de volgende indicator wordt van de cliënten die dit als reden gaven, nader in beeld gebracht wat de reden was voor het verlaten van het huis. Redenen voor huis verlaten (indicator 2.3) Resultaat: Indicator 2.3: (2013) (2013) * Jongeren Vol Volwassenen Huis verlaten vanwege conflict met ouder(s)/ verzorger(s) 38 (78%) 11 (48%) Huis verlaten i.v.m. huiselijk geweld 4 (8%) 0 (0%) Huis verlaten i.v.m. relatieproblemen 4 (8%) 8 (35%) Huis verlaten vanwege andere reden 2 (4%) 0 (0%) Huis verlaten i.v.m. huur niet meer kunnen betalen 1 (2%) 4 (17%) Huis verlaten, totaal 49 23 * Vanwege de kleine aantallen is het niet betrouwbaar om deze indicator met voorgaande perioden te vergelijken. Beschouwing: De meest voorkomende reden van het verlaten van het huis blijft voor de jongeren conflict met ouder(s)/ verzorger(s). Voor volwassenen wordt deze reden ook het meest aangegeven, naast relatieproblemen. Onderliggende problemen kunnen aan de orde zijn, deze zijn in deze indicator niet meegenomen. In totaal is voor 4 cliënten aangegeven dat er sprake is van huiselijk geweld. Percentage ingestroomde dakloze jongeren dat dakloos is geworden door het verlaten van het huis (zelf weggegaan of weggestuurd) (indicator 2.4) Resultaat: Indicator 2.4: 2012 2013 Percentage ingestroomde dakloze jongeren dat dakloos is min. 54% min. 52% geworden door het huis te verlaten (zelf weggegaan/ weggestuurd) max. 70% max. 87% Beschouwing: Tijdens 2013 zijn 110 dakloze jongeren ingestroomd in het primair proces. Van hen is voor 94 jongeren op 1 januari 2013 het tabblad intake in KRIS ingevuld, waardoor van hen de reden van dakloosheid bekend behoort te zijn. Van deze 94 jongeren hebben 49 jongeren (52%) als reden voor dakloosheid het verlaten van het huis opgegeven. Voor 33 jongeren is het tabblad intake niet ingevuld. Deze groep veroorzaakt de onzekerheid in deze indicator. Als zij ook dakloos zouden zijn geworden door het huis te verlaten, zouden zij het percentage kunnen verhogen tot maximaal 87%. De marge door onzekerheid is groter ten opzichte van 2012. 16 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 3 Cliëntengroep primair proces Omvang cliëntengroep primair proces (indicator 4.0) 4.0) Resultaat: Indicator 4.0: 4.0: 1 jan 2013 2013 1 juli 2013 1 jan 2014 Totaal aantal cliënten in primair proces 4573 4444 4177 (Ex-)dakloze cliënten 2083 2095 1860 Niet-dakloze cliënten 2490 2349 2317 Jongeren * 410 408 382 Volwassenen * 4138 4012 3763 Waarvan: Of: * Voor respectievelijk 25 (1 jan 2013), 24 (1 juli 2013) en 32 cliënten (1 januari 2014) is de geboortedatum (nog) niet bekend, waardoor deze niet kunnen worden ingedeeld naar volwassene of jongere. Beschouwing: Met deze indicator wordt de totale cliëntengroep in KRIS in beeld gebracht op de peildata 1 januari en 1 juli. Over deze cliënten zijn de percentages onder indicatoren 4.1 tot en met 4.3 bepaald. Het aantal cliënten in het primair proces bedraagt op 1 januari 2014 in totaal 4177 cliënten. Dit is minder dan in het voorgaande jaar, een verklaring hiervoor is de opschoning van de oude dossiers in KRIS. Percentage cliënten met trajectmanager (indicator 4.1) Norm: Afspraak is dat alle cliënten die worden aangemeld bij het Primair proces een trajectmanager krijgen. De Procesregie (voorheen Veldregie) stuurt op een minimumpercentage van 85%. Resultaat: Indicator 4.1: 4.1: 1 jan 2013 1 jul 2013 1 jan 2014 Percentage (ex-)dakloze cliënten met trajectmanager 93% 93% 94% Percentage niet-dakloze cliënten met trajectmanager 85% 89% 86% Percentage jongeren met trajectmanager 86% 85% 81% Percentage volwassenen met trajectmanager 89% 92% 90% Beschouwing: Het percentage cliënten met een trajectmanager is in het tweede halfjaar 2013 licht afgenomen voor alle subgroepen. Het streefpercentage van de Procesregie is voor 17 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 de jongeren niet behaald. De taak van de trajectmanager is het organiseren van integrale zorg op maat. Daarom is het belangrijk dat de percentages onder deze indicator hoog zijn. Percentage cliënten met een ingevulde ZRM (indicator 4.2) Norm: Afspraak is dat in 2014 bij 100% van de cliënten de ZRM wordt ingevuld. Resultaat: Indicator 4.2: 4.2: 2013 Percentage cliënten waarvoor ZRM is ingevuld 24% Beschouwing: Het aantal cliënten in het primair proces met trajectmanager bedraagt in totaal 3727. Hiervan is voor 24% (880 cliënten) de ZRM ingevuld. Dit percentage is laag, een verklaring hiervoor is dat het voor niet-gemeentelijke gefinancierde zorginstellingen niet verplicht is om de ZRM in te vullen. Voortgang op leefgebieden leefgebieden ZRM (indicator 4.3) Resultaat: Figuur 2: Voortgang op de domeinen van de ZRM voor de 231 cliënten voor wie zowel een nul- als minimaal één periodieke meting geregistreerd is in KRIS. Voortgang actieve cliënten (N=231) Score 1 - acute problematiek Score 2 - niet zelfredzaam 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Nul Recent Inkomen Beschouwing: Nul Recent Dagbesteding Nul Recent Huisvesting Nul Recent Gezinsrelaties Nul Recent Geestelijke gezondheid Nul Recent Fysieke gezondheid Nul Recent Verslaving Nul Recent ADL vaardigheden Nul Recent Nul Recent Sociaal netwerk Maatschappelijke participatie Nul Recent Justitie Voor 231 cliënten is zowel een nul- als een recentere periodieke meting geregistreerd. Op alle leefgebieden is een duidelijke afname te zien van het percentage cliënten dat acute problematiek had of niet zelfredzaam bleek bij de nulmeting. Het percentage cliënten in de meest schrijnende situaties is dus afgenomen en de hulp die voor deze cliënten is ingezet, heeft duidelijk effect gehad. 18 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 4 Nachtopvang Instroom nachtopvang (indicator 5.1) Resultaat: Indicator 5.1: 5.1: 2012 2013 Aantal nieuwe cliënten in de nachtopvang 569 426 Waarvan: Jongeren * 52 (9%) Volwassenen * 500 (91%) 46 (11%) 379 (89%) * Voor respectievelijk 17 cliënten (2012) en 1 cliënt (2013) is de geboortedatum (nog) niet bekend, waardoor zij niet kunnen worden ingedeeld naar volwassene of jongere. Beschouwing: Tijdens 2013 zijn 426 nieuwe3 cliënten ingestroomd in de Utrechtse nachtopvang4. Het aantal nieuwe cliënten is ten opzichte van 2012 gedaald. Status nieuwe cliënten in de nachtopvang nachtopvang (indicator 5.2) Resultaat: Indicator 5.2: 5.2: Cliënten met toegang tot Utrechtse MO (=rechtmatig verblijf 2012 2013 (N=569) (N=426) 168 (30%) 159 (37%) + regiobinding) Cliënten met tijdelijke toegang* tot Utrechtse MO 40 (7%) 46 (11%) Cliënten zonder toegang tot Utrechtse MO (geen regiobinding) 97 (17%) 65 (15%) Cliënten zonder toegang tot Utrechtse MO (niet rechthebbend) 178 (31%) 132 (31%) Cliënten waarvoor nog geen bindingsadvies is gegeven 86 (15%) 24 (6%) * Cliënten kunnen tijdelijk toegang krijgen tot de MO vanwege schrijnendheid of omdat nog uitzoekwerk verricht moet worden. Beschouwing: Vanaf 1 juli 2011 krijgen cliënten die nog niet eerder zijn gezien in de nachtopvang een bindingsadvies. Dit advies bepaalt of cliënten toegang hebben tot de Utrechtse MO. Van de 426 nieuwe cliënten in de nachtopvang in 2013 hebben 159 cliënten (37%) de status 'Toegang tot Utrechtse MO' (= rechtmatig verblijf + regiobinding). 46% van de nieuw ingestroomde cliënten krijgen geen verdere toegang tot de Utrechtse MO, omdat ze geen regiobinding hebben of niet rechthebbend zijn. 3 'Nieuw' betekent dat deze cliënten terug tot 1 september 2009 niet eerder gezien zijn in de nachtopvang. 4 Nachtopvang locaties in 2013: Tussenvoorziening NOIZ, Tussenvoorziening Sleep-inn, Koudweerregeling Locaties, Leger des Heils 19 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Omvang cliëntengroep nachtopvang (indicator 5.4) Resultaat: Indicator 5.4: 5.4: 2012 2013 Omvang cliëntengroep nachtopvang 1000 798 Waarvan: Jongeren * 56 (6%) 51 (6%) Volwassenen * 924 (94%) 745 (94%) * Voor respectievelijk 20 cliënten (2012) en 2 cliënten (2013) is de geboortedatum (nog) niet bekend, waardoor zij niet kunnen worden ingedeeld naar volwassene of jongere. Beschouwing: Gedurende het jaar 2013 hebben 798 personen minimaal één nacht in de Utrechtse nachtopvang voorzieningen geslapen. In 2012 sliepen er 1000 personen in de nachtopvang. Dat er minder unieke personen in de nachtopvang hebben geslapen betekent echter niet dat er minder bezette bedden zijn in de nachtopvang. De verblijfsduur voor de cliënten in de nachtopvang is namelijk zeer uiteenlopend (zie indicator 5.7). Percentage bezette bedden in de nachtopvang naar status (indicator 5.5) Resultaat: Indicator 5.5: 5.5: 2012 2013 Cliënten met toegang tot Utrechtse MO (=rechtmatig verblijf 60% 74% Cliënten met tijdelijke toegang tot Utrechtse MO 14% 14% Cliënten zonder toegang tot Utrechtse MO (geen regiobinding) 3% 2% Cliënten zonder toegang tot Utrechtse MO (niet rechthebbend) 13% 9% Cliënten waarvoor nog geen bindingsadvies is gegeven 9% 2% + regiobinding) Beschouwing: Rechtmatig verblijvende cliënten met regiobinding en cliënten met tijdelijk toegang tot Utrechtse MO bezetten in 2013 88% van de bedden in de nachtopvang. Dit percentage is toegenomen ten opzichte van 2012 (toen 74%). Er zijn beduidend meer bedden bezet door cliënten met toegang tot de MO en minder door cliënten die (nog) geen bindingsbesluit hebben gekregen. 20 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Verblijfsduur nachtopvang (indicator 5.7) Indicator 5.7: 1e hj 2012 (N=564) 2e hj 2012 1e hj 2013 2e hj 2013 (N=672) (N=562) (N=424) Verblijfsduur 1 t/m 7 nachten 49% 48% 38% 38% Verblijfsduur 8 t/m 31 nachten 20% 23% 24% 23% Verblijfsduur 32 t/m 92 nachten 16% 17% 25% 23% Verblijfsduur 93 nachten t/m 184 nachten 16% 12% 13% 17% Beschouwing: Tijdens het tweede halfjaar 2013 hebben 424 personen in de Utrechtse nachtopvang voorzieningen geslapen. Van de 424 cliënten hebben 161 cliënten (38%) zeven nachten of minder in de nachtopvang geslapen. In vergelijking met het tweede halfjaar van 2012 verbleven er in het tweede halfjaar van 2013 minder cliënten in de nachtopvang (figuur 3). De cliënten sliepen gemiddeld meer nachten in de nachtopvang. Figuur 3: Aantal unieke personen naar frequentie gebruik nachtopvang 350 300 250 1-7 nachten 200 8-31 nachten 150 32-92 nachten 100 93-185 nachten 50 0 1e hj 2012 2e hj 2012 1e hj 2013 2e hj 2013 21 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 22 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 5 Voorkom Huisuitzetting Instroom VH (indicator 6.1) Norm: Bij VH wordt gewerkt met een vast quotum. In 2013 mogen 123 type B cliënten instromen. Resultaat: Indicator 6.1: 2012 2013 Aantal nieuw ingestroomde cliënten bij VH 98 114 Waarvan: Type A* 9 (8%) 2 (2%) Type B** 86 (76%) 107 (94%) Type Z*** 3 (3%) 4 (4%) Onbekend - 1 (1%) * Type A cliënten krijgen een crisisinterventie zonder dat producten van de Kredietbank nodig zijn. ** Wanneer naast een crisisinterventie ook minimaal één product van de Kredietbank wordt ingezet, valt de cliënt onder type B. *** Type Z cliënten zijn zelfstandige ondernemers met een ontruimingsvonnis. Beschouwing: In 2013 zijn 114 cliënten nieuw aangemeld bij VH. Het aantal nieuw aangemelde personen is daarmee gestegen ten opzichte van 2012. De overgrote meerderheid van de nieuw ingestroomde cliënten is type B cliënt. Score op Leefgebieden ZRM bij instroom VH (indicator 6.2) 6.2) Resultaat: Figuur 4. nulmetingen van 87 ingestroomde VH cliënten. Weergegeven is het aantal cliënten per niveau van zelfredzaamheid per leefdomein. 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Score 1 - acute problematiek Score 2 - niet zelfredzaam Score 3 - beperkt zelfredzaam Score 4 - voldoende zelfredzaam e Score 5 - volledig zelfredzaam Ju st iti In ko m D ag en be st ed in H g ui sv es G G tin ez ee g in st s el r e ijk la e tie ge s zo Fy nd si ek he e id ge zo nd he id Ve AD rs la L vi va ng ar M di gh aa So ts ed ch cia en ap al pe ne lijk tw e er pa k rti cip at ie Aantal cliënten Nulmetingen van ingestroomde cliënten VH 23 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Beschouwing: Voor 87 (76%) van de 114 nieuw aangemelde personen bij VH is een nulmeting van de ZRM ingevuld. Deze nulmetingen samen geven een indruk van de problematiek waarmee de VH doelgroep instroomde. Voornamelijk op het leefgebied huisvesting scoren VH cliënten ongunstig. Op het leefgebied inkomen scoort 47% van de cliënten score 1 (acute problematiek) of score 2 (niet zelfredzaam). Ook op het leefgebied dagbesteding scoren de VH cliënten ongunstig, zo heeft 22% van de cliënten score 1 of score 2 (hebben geen dagbesteding en veroorzaken mogelijk overlast). Uitstroom VH (indicator 6.3) Resultaat: Indicator 6.3: 6.3: 2012 2013 Aantal uitgestroomde cliënten bij VH 147 119 Waarvan: Type A 8 (5%) 6 (5%) Type B 139 (87%) 110 (92%) Type Z 0 3 Beschouwing: (0%) (3%) In 2013 zijn 119 cliënten uitgestroomd bij VH. Dat geeft een afname van uitstromers ten opzichte van 2012. Percentage positief beëindigde trajecten (indicator 6.4) Norm: Doel is dat bij minimaal 80% van de type A en type B cliënten die uitstromen bij VH, het traject positief wordt beëindigd. Resultaat: Indicator ndicator 6.4: 2012 2013 Percentage positief beëindigde trajecten 80 % 80% Beschouwing: Voor 80% van het totaal aantal in 2013 uitgestroomde cliënten is het dossier positief afgesloten. Het doel is hiermee behaald. 24 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Omvang VH cliëntengroep (indicator 6.6) Resultaat: Indicator 6.6: 1 jan 2013 1 juli 2013 1 jan 2014 Omvang VH cliëntengroep 137 137 133 Beschouwing: Met deze indicator wordt de totale VH cliëntengroep in beeld gebracht op peildata 1 januari en 1 juli. De omvang van de VH cliëntengroep bedraagt op 1 januari 2014. 133 personen. De uitstroom in 2013 is iets groter dan de instroom in 2013. Hierdoor is de omvang van de VH cliëntengroep op 1 januari 2014 kleiner dan op eerdere peildata. 25 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 26 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Bijlage 1: Overzicht indicatoren Veldmonitor Status Voor het eerst gemeten over… Te meten over 2e hj 2013? Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 1.2 Score op leefgebieden ZRM bij instroom Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Ja 1.3 Aantal en percentage ingestroomde dakloze vrouwen Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 1.4 Aantal ingestroomde dakloze gezinnen met kind(eren) Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 1.5 Percentage nieuw ingestroomde dakloze cliënten dat Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Ja 2.1 Duur dakloosheid voorafgaand aan instroom Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 2.2 Aanleiding dakloosheid van de ingestroomde cliënten die Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 2.3 Redenen voor huis verlaten Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 2.4 Percentage ingestroomde dakloze jongeren dat dakloos Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 3.1 Uitstroom uit traject Nog uitwerken N.t.b. Nee 3.2 Duur trajecten Nog uitwerken N.t.b. Nee 3.3 Vervolgzorg na uitstroom Nog uitwerken N.t.b. Nee 4.0 Omvang cliëntengroep primair proces Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 4.1 Percentage cliënten met trajectmanager Vastgesteld 1e halfjaar 2010 Ja 4.2 Percentage cliënten met een ingevulde ZRM Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Ja 4.3 Meest recente score op leefgebieden ZRM Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Ja 4.4 Percentage cliënten met zorgverzekering Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Nee 4.5 Percentage dakloze cliënten dat binnen 2 jaar na Vastgesteld 1e halfjaar 2013 ? 5.1 Instroom nachtopvang Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Ja 5.2 Status van nieuwe cliënten die min.1 nacht in Vastgesteld 2e halfjaar 2011 Ja Vastgesteld N.t.b. Nee 5.4 Omvang cliëntengroep nachtopvang Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Ja 5.5 Percentage bezette bedden nachtopvang naar status Vastgesteld 2e halfjaar 2011 Ja 5.6 Uitstroom nachtopvang Nog uitwerken N.t.b. Nee 5.7 Verblijfsduur nachtopvang Nog uitwerken 2e halfjaar 2013 Ja 6.1 Instroom VH Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Ja 6.2 Score op leefgebieden ZRM bij instroom VH Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Ja 6.3 Uitstroom VH Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Ja 6.4 Percentage positief beëindigde trajecten Vastgesteld 1e halfjaar 2012 Ja 6.5 Score op leefgebieden ZRM bij uitstroom VH Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Nee 6.6 Omvang VH cliëntengroep Vastgesteld 1e halfjaar 2011 Ja 6.7 Meest recente score op leefgebieden ZRM VH Vastgesteld 1e halfjaar 2013 Nee X.1 Aantal cliënten per type voorziening Nog uitwerken N.t.b. Nee X.2 Aantal cliënten naar geslacht Nog uitwerken N.t.b. Nee X.3 Aantal en percentage gezinnen Nog uitwerken N.t.b. Nee X.4 (Combinaties van) problematiek Nog uitwerken N.t.b. Nee X.5 Aangevraagde zorg Nog uitwerken N.t.b. Nee X.6 Toegewezen zorg Nog uitwerken N.t.b. Nee X.7 Ontvangen zorg en doelstellingen op de verschillende Nog uitwerken N.t.b. Nee Nr Naam indicator 1.1 Aantal en percentage cliënten dat is ingestroomd bij M&A en BCT deelneemt aan Housing First en Room First in het afgelopen jaar dakloos geworden zijn is geworden door het verlaten van het huis (zelf weggegaan of weggestuurd) instroom gedurende min. 6 maanden aaneengesloten voorzien is van een stabiele mix. incl. dagbesteding nachtopvang verbleven 5.3 Percentage nieuwe, rechtmatig verblijvende cliënten met regiobinding dat binnen vier weken een intake heeft leefgebieden 27 OGGZ Veldmonitor Utrecht: jaarrapport 2013 Gemeente Utrecht Uitgave Gemeente Utrecht Volksgezondheid Maart 2014 Adresgegevens Bezoekadres Kaatstraat 1, Utrecht Postadres Postbus 2423, 3500 GK Utrecht Telefoon (030) 286 33 33 website www.utrecht.nl/volksgezondheid 28
© Copyright 2024 ExpyDoc