handleiding voor de artsen- specialisten en apothekers

HUM-001E
versie 150106
HANDLEIDING VOOR DE ARTSENSPECIALISTEN EN APOTHEKERS
ASSISTENTEN IN OPLEIDING VOOR
KLINISCHE BIOLOGIE
MET IN BIJLAGE INFORMATIE VOOR
COASSISTENTSCHAP KLINISCHE BIOLOGIE
2014 - 2015
 Kwaliteitssyteem LAG
UZ Leuven - Herestraat 49 - 3000 Leuven
Tel. 016 34 70 20 Fax 016 34 70 42
[email protected]
Kwaliteitssysteem
LAG-UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 2/52
Afkortingen
ASO = Arts in Specialistische Opleiding
ApSO = Apotheker in Specialistische Opleiding
A(p)SO en assistent : verwijst naar zowel arts als apotheker in specialistische opleiding
Voor de leesbaarheid wordt telkens ’hij’ of "zijn" vermeld wanneer naar de assistent verwezen
wordt.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 3/52
Leuven, augustus 2014
Deze handleiding is bedoeld als gids voor de artsen-assistenten en apothekers-assistenten die een
opleiding in de Klinische Biologie volgen. Deze tekst vult de "Informatiebrochure voor ArtsSpecialisten in Opleiding in de UZ Leuven en Samenwerkende Opleidingsdiensten" aan die door de
Algemene Directie van de UZ Leuven beschikbaar wordt gemaakt. Deze brochure kunt u ook
raadplegen via http://www.uzleuven.be/aso en passwoord asoinfo. Bijkomende informatie m.b.t. deze
brochure kan u opvragen via Administratie Medisch Personeel, via e-mail naar [email protected]
of [email protected].
De handleiding vermeldt ook de organisatorische schikkingen specifiek voor de artsen- en
apothekers-specialisten in opleiding in de Universitaire Ziekenhuizen van de KU Leuven.
Uiteraard zijn deze schikkingen niet noodzakelijk van toepassing in de samenwerkende
opleidingsdiensten, en gelden aldaar de specifieke richtlijnen vanwege de betrokken samenwerkende
stagemeester.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 4/52
INHOUDSOPGAVE
I
ALGEMENE BEPALINGEN ..................................................................................................................... 5
I.1
I.2
I.3
ARTSEN .................................................................................................................................................... 5
APOTHEKERS .............................................................................................................................................. 9
RICHTLIJN VAN DE HOGE RAAD BETREFFENDE DE STAGEMEESTER-COÖRDINATOR ................................ 11
II STATUUT EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE KANDIDAAT-SPECIALIST IN DE
UZ LEUVEN ....................................................................................................................................................... 13
III CONCRETE RICHTLIJNEN I.V.M. KANDIDATUURSTELLING VOOR AANVATTEN VAN
EEN OPLEIDING KLINISCHE BIOLOGIE EN I.V.M. OPSTELLEN EN WIJZIGEN VAN HET
STAGEPLAN ...................................................................................................................................................... 14
III.1
KANDIDATUURSTELLING ...................................................................................................................... 14
III.2
OPLEIDING ........................................................................................................................................... 15
III.2.1
Algemene richtlijnen (zie ook Transversale erkenningsnormen BS 27/5/2014) ......................... 15
III.2.2
Nieuw stageplan .......................................................................................................................... 15
III.2.3
Wijziging van het stageplan ........................................................................................................ 16
III.2.4
Stageboekje, jaarlijks verslag en evaluaties ............................................................................... 17
III.2.5
Theoretische Opleiding en wetenschappelijke activiteiten ......................................................... 17
III.2.6
Mededelingen in wetenschappelijke vergaderingen en publicatie van artikel(s) ........................ 17
IV
ORGANISATIE VAN DE OPLEIDING KLINISCHE BIOLOGIE IN DE UZ LEUVEN ................. 19
IV.1
IV.2
IV.3
IV.4
IV.5
OPDRACHTSVERKLARING VAN DE UZ LEUVEN..................................................................................... 19
ALGEMENE PRINCIPES .......................................................................................................................... 19
INDIENSTTREDING IN DE UZ LEUVEN ................................................................................................... 24
BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID ............................................................................................................. 25
BEROEPSGEHEIM .................................................................................................................................. 25
V DIENSTREGELINGEN VOOR DE ASSISTENTEN WERKZAAM IN
LABORATORIUMGENEESKUNDE IN DE UZ LEUVEN .......................................................................... 27
V.1
DAGTAKEN EN TAAKVERDELING OP NORMALE WERKDAGEN ............................................................... 27
V.1.1 Normale dagtaken ........................................................................................................................... 27
V.1.2 Overdag-oproepbare wacht ............................................................................................................ 31
V.1.3 Rotatiestage UC Kortenberg ........................................................................................................... 32
V.2
TAKEN EN TAAKVERDELING OP ZATERDAG EN ZONDAG ....................................................................... 32
V.3
PERMANENTIEWACHT EN BEREIKBARE WACHT ................................................................................... 33
V.3.1 Taken van de assistent met bereikbare wacht ................................................................................. 34
V.3.2 Wachtwissel-procedure ................................................................................................................... 35
V.3.3 Rapportage en bespreking van wachtactiviteiten ............................................................................ 36
V.3.4 Opleiding voor bereikbare wacht .................................................................................................... 36
V.4
WACHTLIJSTEN EN WACHTVERGOEDINGEN .......................................................................................... 37
V.5
AFWEZIGHEDEN ................................................................................................................................... 38
V.5.1 Wettelijke vakantiedagen ................................................................................................................. 38
V.5.2 Feestdagen ...................................................................................................................................... 39
V.5.3 Bijkomende dagen "wetenschappelijk verlof" ................................................................................. 39
V.5.4 Afwezigheid wegens ziekte............................................................................................................... 42
V.5.5 Afwezigheid wegens zwangerschap ................................................................................................. 42
V.5.6 Andere afwezigheden....................................................................................................................... 44
VI ADDENDUM: INFORMATIE VOOR COASSISTENTSCHAP KLINISCHE BIOLOGIE IN DE UZ
LEUVEN .............................................................................................................................................................. 45
VI.1
LEERDOELEN VOOR DE PRE-SPECIALISTISCHE OPLEIDING KLINISCHE BIOLOGIE .................................. 45
VI.1.1
Algemeen..................................................................................................................................... 45
VI.1.2
Leerdoelen specifiek voor de Klinische Chemie ......................................................................... 46
VI.1.3
Leerdoelen specifiek voor de Hematologie ................................................................................. 47
VI.1.4
Leerdoelen specifiek voor de Microbiologie ............................................................................... 47
VI.2
MASTERPAPER................................................................................................................................. 47
VI.2.1
Praktische richtlijnen masterpaper prespecialisatie klinische biologie ..................................... 48
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
I
pagina 5/52
ALGEMENE BEPALINGEN
I.1
ARTSEN
Voor de artsen is de toepasselijke wetgeving evenals instructies m.b.t. het statuut van de artsspecialist in opleiding en het indienen en erkenning van het stageplan gedocumenteerd in de
"Informatiebrochure voor arts-specialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende
opleidingsdiensten".
Wij willen daaraan volgende inlichtingen toevoegen:
Onderbrekingen van de opleiding moeten binnen de week gemeld worden aan de onmiddellijk
betrokken stagemeester evenals aan de universitaire stagemeester. Het ministerieel besluit tot
vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters
en stagediensten van 29/05/1999 bepaalt dat “Elke onderbreking van meer dan 15 weken, berekend
over het geheel van de opleiding, moet worden ingehaald op het einde van de opleiding voor het deel
dat de 15 weken overschrijdt.”
De aanvraag tot erkenning gebeurt, na het beëindigen van de stage, met een aangetekende brief
gericht aan de bevoegde Erkenningscommissie (Art 21 van het Besluit van 1983).
Deze aanvraag gebeurt d.m.v. een formulier dat door het Ministerie ter beschikking wordt gesteld en
waarop de effectief gevolgde opleiding (meest recente formele, door Erkenningscommissie
goedgekeurde stageplan) wordt hernomen. Hieraan moeten de volgende zaken worden bijgevoegd:
(http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/healthcareprofessions/Doctors/Specialiseddoctors/
Traineeship/Recognition/17984689)




de attesten van de stagemeester(s);
het laatste stageboekje, alsmede elk ander document dat de kamer in staat stelt over de waarde
van de kandidaat te oordelen;
een attest niet ouder dan drie maanden waaruit blijkt dat de kandidaat is ingeschreven op de lijst
van de Orde der Geneesheren;
een attest dat aantoont dat de kandidaat met vrucht een specifieke universitaire opleiding heeft
gevolgd; voor de kandidaat specialisten moet deze opleiding gelijktijdig hebben plaatsgevonden
met de eerste twee jaar van hun opleiding; het verkrijgen van dit attest omvat onder meer een
test over de theoretische kennis van de kandidaat, conform de praktische richtlijn van de VLIR
voor het zgn. geacademiseerde gedeelte van de specialistische opleiding (“Bij het beëindigen van
de eerste twee jaren van de opleiding zal door middel van een test worden nagegaan of de ASO
een specifieke theoretische opleiding met vrucht heeft gevolgd conform de inhoudelijke
richtlijnen…”).
Het attest “dat aantoont dat de kandidaat met vrucht een specifieke universitaire opleiding heeft
gevolgd” wordt uitgereikt door de Faculteit geneeskunde van de KU Leuven. Met de administratie
van Volksgezondheid werd overeengekomen dat de decaan het attest tekent nadat de universitaire
stagemeester het attest heeft getekend.
Bij de aanvraag tot erkenning moet de ASO er ook op letten bewijzen van voordrachten en kopies
van uw publicaties mee te sturen.
De erkenningsaanvraag kan ingestuurd worden naar de Erkenningscommissie 2 maanden vóór het
beëindigen van de volledige opleidingsduur om de administratieve procedure tot erkenning sneller te
laten verlopen. De ASO moet dan op het einde van zijn stageplan enkel nog een attest van
beëindiging van het stageplan laten ondertekenen door de betrokken stageleider en de
coördinerende, universitaire stagemeester. Dit attest moet de ASO opsturen, samen met een
aanvulling van het laatste stageverslag, naar de Erkenningscommissie.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 6/52
Gelieve er ook op te letten dat de beschrijving van de opleiding in de erkenningsaanvraag wel degelijk
exact dezelfde is als vermeld op het opleidingsplan dat voor het laatst formeel werd goedgekeurd
door de Erkenningscommissie.
De assistent moet een kopie bewaren van ALLE documenten die hij naar de Erkenningscommissie
opstuurt en moet tevens een kopie van alle correspondentie met de Erkenningscommissie sturen
naar de coördinerende, universitaire stagemeester.
Het al of niet verlenen van de erkenning gebeurt door de Minister, na advies van de
Erkenningscommissie. Tegen een negatief advies kan de kandidaat beroep aantekenen.
Een gunstige beslissing van de Minister wordt ook kenbaar gemaakt aan het RIZIV dat automatisch
het RIZIV-nummer toekent aan de nieuwe specialist. Indien die zijn beroep als bioloog wil uitoefenen
kan hij tegen betaling bij de Post getuigschriften voor verstrekte hulp bestellen. Zie voor meer info
op: www.medattest.be. Tevens dient hij zijn plaats van tewerkstelling mee te delen aan de Dienst
voor Klinische Laboratoria van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid, J.
Wytsmanstraat 14, 1050 Brussel.
Ministerieel Besluit van 15 september 1979 "tot vaststelling van de bijzondere criteria
voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor
de specialisten van klinisch biologie"
(verschenen in Belgisch Staatsblad van 26 september 1979)
(gewijzigd bij M.B. van 26/04/82 en 03/09/84)
Dit M.B. is een aanvulling van het vorige en geeft de specifieke erkenningvoorwaarden
voor de Klinische Biologie alsook voor de Nucleaire Geneeskunde in vitro.
De kandidaat-specialist moet aan de algemene criteria voor opleiding en erkenning van
de geneesheren-specialisten beantwoorden (cfr MB van 23/04/2014 transversale
erkenningscriteria - BS 27/5/20144).
De volgende punten zijn te noteren:
a) De drie gebieden van de Klinische Biologie zijn: de medische chemie met inbegrip van de
hormonologie, de microbiologie (bacteriologie, mycologie, parasitologie en virologie), en de
hematologie met inbegrip van de bloedstolling. De toepassing van de immunologie in deze
drie gebieden maakt deel uit van de opleiding.
b) De opleiding duurt (minstens) vijf jaar, waarvan (minstens) twee jaar basisopleiding en
(minstens) drie jaar hogere opleiding.
c) Tijdens de basisopleiding moet aan elk gebied van de Klinische Biologie minstens zes
maanden worden besteed onder de vorm van stages, theoretisch en praktisch onderricht.
d) De hogere opleiding mag in principe vrij worden verdeeld over één, twee of drie gebieden
van de Klinische Biologie, maar als men in meer dan één gebied stage loopt, moet aan elk
minstens één jaar worden besteed.
e) In het stageboekje moeten alle activiteiten van de stage worden genoteerd:
de uitgevoerde bepalingen, de gevolgde seminaria, leergangen of andere didactische
activiteiten.
De concrete richtlijnen i.v.m. het insturen van papieren en elektronisch stageboekje staan
vermeld op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 7/52
Toelichting:
 deze gegevens moeten een correcte weergave zijn en niet een opsomming van alle
activiteiten van het labo.
 dezelfde gegevens moeten worden opgenomen in het jaarlijks verslag aan de
Erkenningscommissie (zie het M.B. van 30-8-1978), en moeten een correcte weergave zijn
(niet opsomming van alle activiteiten van het lab)
 het stageboekje moet, samen met de evaluatieformulieren, door de assistent tijdig, dwz
uiterlijk binnen een tijdspanne van maximum drie maanden na het beëindigen van een
stageperiode opgestuurd worden naar de Erkenningscommissie
De Nederlandstalige Kamer Erkenningscommissie Geneesheren-specialisten Klinische Biologie stelt in
“Handleiding bij het stageboekje” (dd. december 1996) het volgende:
Aan de punten, hieronder toegelicht, wordt door de leden van de Erkenningscommissie bijzonder
belang gehecht. Bijlagen kunnen soms nuttig zijn.
I.
Voor de technische verstrekkingen en de ontwikkeling en verbetering van (onderzoeks-)
methodes: geef inhoud, methodologie (eventueel apparatuur) en, indien relevant, resultaten.
Dit alles kan bondig. Let op dat louter merknamen vermelden onvoldoende is (o.a.
apparatuur of reagentia). Wachtdiensten: technisch of niet. Gelieve aantal per week of per
maand te vermelden.
II.
Onder ‘activiteiten buiten het laboratorium’ worden enkel details verwacht die de inhoud
van de prestaties verduidelijken. Vergeet niet uw eventuele medewerking aan bloedafnames
te vermelden.
III.
Voor de wetenschappelijke vergaderingen, geef aantal per maand en/of per jaar, samen met
datum, plaats en inhoud. Een bijlage is soms noodzakelijk. Colleges worden verstrekt door
een erkende onderwijsinstelling (b.v. universiteit). Het volgen van colleges leidt tot een
getuigschrift en/of diploma. Specificeer organisator, inhoud, aantal uren.
Medewerking onderzoek: specificeer het onderzoeksprogramma, de promotor(en). Schets
bondig uw rol in het project.
Jaaroverzicht
1. Duid aan: organisator, plaats, datum, titel. Specificeer poster of mededeling, al dan niet
persoonlijke voorstelling.
Voeg een kopie van eventuele abstract.
Voor artikels: vermeld de complete referentie en voeg een kopie toe van de publicatie.
2. Congressen en symposia: vermeld titel, organisator, plaats en datum.
3. Colleges: kopie van het bepaalde diploma of getuigschrift (zie ook punt III.3)
Ook wenst de Erkenningscommissie op een ad hoc evaluatieformulier “Observatieverslag over de
specialistische opleiding arts-kandidaat-specialisten klinische biologie” het advies van de
stagemeester(s) en/of hun medewerker(s) die de leiding hadden over de betrokken stageperiode(s).
Dit advies moet worden voorgelegd aan de coördinerende, universitaire stagemeester, en moet door
de assistent opgestuurd worden samen met het stageboekje.
f)
Met het oog op zijn erkenning moet de kandidaat bij het einde van zijn opleiding zijn
competentie om een wetenschappelijke analyse uit te voeren aantonen door een door peers
gevalideerde wetenschappelijke publicatie (BS 27/5/2014 – MB 27/4/2014 transversale
erkenningsnormen)
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 8/52
g)
Toegang tot de toepassingen van radio-isotopen in vitro voor kandidaat-specialisten in de
Klinische Biologie.

De kandidaat-specialist in de klinische biologie mag zich tijdens zijn opleiding toeleggen op de
studie van de toepassingen van radio-isotopen voor in vitro analyse in een daartoe erkende
stagedienst.
Deze opleiding wordt vermeld in het stageplan; eventueel moet het stageplan in die zin
worden gewijzigd.
Via zijn stageboekje en stageverslag moet de kandidaat bewijzen dat hij zelf
doseringstechnieken heeft uitgewerkt en dat hij minstens 3000 doseringen heeft uitgevoerd
op ten minste 20 parameters in de drie gebieden van de klinische biologie. Het is best van
een lijst van de uitgevoerde radio-isotopische bepalingen (parameters en aantallen) toe te
voegen aan de erkenningsaanvraag ; deze lijst moet zijn ondertekend door de universitaire
stagemeester. Omdat RIA tests voor de gebieden hematologie en microbiologie vrijwel
verdwenen zijn geldt in de praktijk niet langer de vereiste dat de 20 parameters “parameters
in de drie gebieden van de klinische biologie” gesitueerd zijn.
Hij moet een attest kunnen voorleggen waaruit blijkt dat hij een theoretische en praktische
opleiding in de stralingsbescherming en stralingsfysica heeft gekregen.
NB :
- Om aan deze eis te voldoen is het aangewezen de examens af te leggen die zijn ingericht in het
kader van het "Certificaat voor het gebruik van radio-isotopen voor in vitro diagnostiek " (Zie
Programmaboek KU Leuven, onder Faculteit Farmaceutische Wetenschappen). Een voor echt
verklaard afschrift van dit Certificaat moet worden toegevoegd aan de erkenningsaanvraag.
- Om radio-isotopen voor in vitro analyses te mogen gebruiken, moet eveneens een vergunning
worden bekomen van het Ministerie van Volksgezondheid, in het kader van het K.B. van
28/02/1963 "houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de
werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen." De aanvraag moet gebeuren via de
"Medische Jury" (zie adres achteraan), op speciale formulieren die door het Ministerie ter
beschikking worden gesteld en die te bekomen zijn in het dienstsecretariaat
Laboratoriumgeneeskunde.



Opmerking i.v.m. bijkomende RIA opleiding:
De praktijkstage voor RIA wordt in de UZ Leuven enkel toegelaten tijdens de hogere opleiding en
enkel tijdens de opleiding scheikunde.
Daarenboven vereist toelating tot deze praktijkstage tevens dat de theoretische opleiding beëindigd
is, door behalen van de nodige attesten vanwege de examinatoren of het "Certificaat voor het
gebruik van radio-isotopen voor in vitro diagnostiek", vooraleer de hogere opleiding wordt aangevat,
dus op het einde van de truncus communis.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
I.2
pagina 9/52
APOTHEKERS
Koninklijk Besluit van 5-11-1964 "tot vaststelling van de voorwaarden tot machtiging
van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten, die tot de klinische
biologie behoren."
(verschenen in Belg. Staatsblad van 26/11/64)
(gewijzigd bij K.B. van 08/08/84)
Dit K.B. regelt de oprichting en werking van de Erkenningscommissie voor apothekers
klinisch-biologen en legt de procedures vast voor het bekomen van de erkenning.
Van concreet belang zijn de volgende punten:
a. Vooraleer de opleiding aan te vatten moet, bij aangetekend schrijven, het stageplan worden
opgestuurd naar de Algemene Farmaceutische Inspectie, die het voorlegt aan de
Erkenningscommissie.
Opmerking: :
- het daartoe bestemde formulier, dat door het Ministerie ter beschikking wordt gesteld, is te
verkrijgen in het dienstsecretariaat Laboratoriumgeneeskunde en staat op de website van
UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
- de Erkenningscommissie aanvaardt een stageplan dat binnen de drie maanden na het
starten van de opleiding wordt voorgelegd.
- de Erkenningscommissie vraagt uitdrukkelijk dat een kopie van het diploma apotheker
meegestuurd wordt met het stageplan.
b. In de loop van het eerste stagejaar spreekt de Erkenningscommissie zich uit over het
stageplan.
c. Eventuele wijzigingen en/of onderbrekingen van de stage moeten ter goedkeuring aan de
Erkenningscommissie worden voorgelegd.
d. De apotheker kandidaat specialist moet in een jaarlijks verslag de Erkenningscommissie op de
hoogte houden van het verloop van zijn opleiding. Dit verslag moet ter goedkeuring worden
getekend door de stagemeester.
Opmerking : Gebruik van het elektronische format stageboekje van de artsen (cfr punt I.1)
wordt eveneens opgelegd door de Erkenningscommissie voor apothekers klinisch biologen.
ASO Stageboekje (doc)
e. Meningsverschillen tussen stagemeester en kandidaat kunnen aan de Erkenningscommissie
worden voorgelegd.
f.
De aanvraag tot erkenning gebeurt, na het beëindigen van de stages, met een aangetekende
brief gericht aan de Erkenningscommissie.
g. De aanvraag moet vergezeld zijn van de volgende stukken:
 door de burgemeester gelegaliseerd afschrift van het basisdiploma van apotheker alsook
van het diploma van "Gediplomeerde in de gespecialiseerde studies van de klinische
biologie".
Opmerking : laatst genoemde diploma wordt door de universiteit reeds verleend na het
afsluiten van de basisopleiding, dus op het einde van het tweede jaar. Dit diploma is echter niet
voldoende voor de wettelijke erkenning als klinisch bioloog, aangezien hiervoor een vijfjarige
opleiding wordt vereist.
 kopie doctoraatsdiploma indien behaald
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E








versie 150106
pagina 10/52
beschrijving van de gedane studies en stages conform aan het finaal goedgekeurde stageplan, dat de volledige opleiding van vijf jaar behelst.
attesten van de stagemeesters en universitaire stagemeester
laatste stageverslag.
stageplan
recent CV
attesten examens/getuigschriften
reprints van publicaties verschenen tijdens de opleiding
attest praktische ervaring bloedafname
Opmerking 1: Om de administratieve procedure te versnellen wordt de kandidaat-specialist verzocht
de aanvraag tot erkenning 2 maanden vóór het einde van de opleiding in te dienen inclusief een
stageverslag en attest van de eerste 10 maanden van het laatste opleidingsjaar. Bij het beëindigen
van de opleiding dient dan het vervolledigd stageverslag te worden ingediend alsook het attest met
31 juli als einddatum. Merk op dat deze laatste documenten niet kunnen ingediend worden vóór 31
juli.
Opmerking 2: De Erkenningscommissie voor apothekers-biologen verlangt dat de evt. attesten met
betrekking tot RIA-erkenning in de erkenningsaanvraag duidelijk herkenbaar zouden zijn. Deze
attesten worden in de aanvraag dan ook best afzonderlijk gebundeld. Zie bij de artsen voor de
vereiste stukken.
Het al of niet verlenen van de erkenning gebeurt door de Minister, na advies van de
Erkenningscommissie. Tegen een negatief advies kan de kandidaat beroep aantekenen.
Vooraleer een voorlopige accreditatie aan te kunnen vragen heeft de apotheker zijn
erkenningsnummer nodig.
Opmerking 3: Elke briefwisseling van de apotheker kandidaat specialist met de
Erkenningscommissie voor apothekers-biologen moet vergezeld zijn van de kandidaat zijn
coördinaten (adres, email, telefoon).
Opmerking: Een gunstige beslissing van de Minister wordt ook kenbaar gemaakt aan het RIZIV dat
automatisch het RIZIV-nummer toekent aan de apotheker-specialist. Indien die zijn beroep als
bioloog wil uitoefenen kan hij tegen betaling bij het Ministerie van Financiën (Algemeen Secretariaat,
CIV, Belliardstraat 5, 1040 Brussel) getuigschriften voor verstrekte hulp bestellen. Hij dient hiertoe
zijn naam, RIZIV-nummer en plaats waar hij zijn activiteiten zal uitoefenen, op te geven. Tevens
dient hij zijn plaats van tewerkstelling mee te delen aan de Dienst voor klinische laboratoria van het
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid-Louis Pasteur, J. Wytsmanstraat 14, 1050 Brussel. Het
basisdiploma van apotheker dient te worden geviseerd door de Provinciale Geneeskundige Commissie
bevoegd voor de lokaliteit waar de apotheker zijn beroepsactiviteit zal hebben. Tenslotte dient de
apotheker-bioloog zich in te schrijven op de lijst van de Orde der Apothekers. Hiervoor moet aan de
Orde de volgende zaken worden voorgelegd: origineel diploma van apotheker, geviseerd door de
Provinciale Geneeskundige Commissie, afschrift van het diploma van apotheker-bioloog (voor echt
verklaard door de gemeente), en een bewijs van goed gedrag en zeden, eveneens te bekomen via de
gemeente.
Ministerieel Besluit van 3 september 1984 "tot vaststelling van de criteria voor de
machtiging en de erkenning van apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te
verrichten die tot de klinische biologie behoren en de erkenning van stagemeesters en
stagediensten voor de specialiteit klinische biologie."
(verschenen in Belg. Staatsblad van 7 september '84)
(gewijzigd bij M.B. van 07/03/85)
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 11/52
In de Bijlage A van dit M.B. vindt men de criteria waaraan de apotheker moet voldoen
om erkend te worden voor klinisch-biologische verstrekkingen alsook voor
radiobiologische in vitro analyses.
De punten a) tot g) die hoger vermeld zijn bij het M.B. van 15 september 1979 in verband met de
erkenning van artsen-specialisten in de klinische biologie zijn eveneens van toepassing voor
apothekers kandidaat specialisten in de klinische biologie.
Bijzonderheden i.v.m. de RIA-opleiding voor apothekers:
 Wanneer de kandidaat-specialist tevens een RIA-erkenning wil bekomen, moet dit duidelijk
worden aangegeven in het stageplan, meer bepaald tijdens de hogere opleiding.
 In de stageverslagen moeten de activiteiten die betrekking hebben op de RIA-opleiding apart
worden vermeld.
 De praktijkopleiding voor RIA wordt in de UZ Leuven enkel toegelaten tijdens de hogere
opleiding, en uitsluitend in de scheikunde opleiding. De RIA opleiding kan niet gecombineerd
worden met de opleiding in hematologie of microbiologie.
Daarenboven vereist toelating tot deze opleiding ook dat de theoretische opleiding beëindigd is,
door behalen van de nodige attesten vanwege de examinatoren of het "Certificaat voor het gebruik
van radio-isotopen voor in vitro diagnostiek", vooraleer de hogere opleiding wordt aangevat, dus op
het einde van de truncus communis.
I.3
RICHTLIJN VAN DE HOGE RAAD BETREFFENDE DE
STAGEMEESTER-COÖRDINATOR
De tekst van deze richtlijn met betrekking tot de bijzondere opdrachten van de stagemeestercoördinator wordt hieronder integraal afgedrukt (mededeling vanwege het Ministerie van
Volksgezondheid en Leefmilieu).
Art. 12, § 1, 4° van het K.B. van 21.04.1983 bepaalt:
1°
dat, als de opleiding van een kandidaat-specialist bij meer dan één stagemeester geschiedt, één
van hen moet fungeren als stagemeester-coördinator;
2°
dat de coördinator als opdracht heeft de kandidaat te begeleiden bij het opstellen van zijn
stageplan en het geheel van de opleiding te coördineren;
3°
dat hij moet erkend zijn in dezelfde discipline als die welke door de kandidaat wordt gekozen
voor zijn erkenning;
4°
dat hij als coördinator zijn schriftelijk akkoord moet vermelden op het ingediende stageplan.
Naar aanleiding van deze gegevens van het K.B. heeft de Hoge Raad, op verzoek van de Minister, een
Richtlijn opgesteld die de taak van de Coördinator nader omschrijft en zijn functie valoriseert door
haar specifieke verantwoordelijkheid te belichten.
1. Daar de coördinator meestal zelf pas zal optreden als stagemeester van de begeleide kandidaat
bij het einde van diens opleiding, moet hij zelf erkend zijn voor volledige of voor hogere
opleiding, maar niettemin zijn aandacht wijden aan het geheel van de opleiding.
Hierbij zal hij de kandidaten die zich aan hem toevertrouwen behulpzaam zijn in hun vorming en
over hen nuttige inlichtingen verschaffen aan de bevoegde Erkenningscommissie, onverminderd
vanzelfsprekend het wettelijk beoordelingsrecht van deze laatste;
2. De opdracht van de stagemeester-coördinator bestaat erin, door persoonlijke contacten, de
kandidaat-specialist te begeleiden vóór, tijdens en aan het einde van zijn vorming:
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 12/52
a. vóór de aanvang van de opleiding: bij het opstellen van het stageplan en de doeltreffende
keuze van de stagemeesters en -diensten zowel inzake inhoud als inzake duur van de vereiste
vorming, opdat de hogere opleiding zou aansluiten aan de basisjaren in een evenwichtige
coördinatie van de verschillende disciplines die tot de specialiteit behoren;
b. tijdens de volledige duur van de opleiding: door in contact te blijven met de kandidaat en de
andere stagemeesters en zich te vergewissen van de degelijkheid van de vorming zowel op
theoretisch als op praktisch gebied; meer bepaald door na te gaan of de kandidaat inderdaad,
conform de criteria en naargelang van de specialiteit, enerzijds zijn wetenschappelijke kennis
grondig uitbreidt, en anderzijds door klinisch werk een ruime ervaring opdoet;
c) aan het einde van zijn opleiding: door in een objectief evaluatieattest de bevoegde
Erkenningscommissie in te lichten nopens het feit dat naar zijn mening de kandidaat bekwaam is
om als erkend specialist zijn specialiteit zelfstandig en op eigen verantwoording uit te oefenen,
zoals bepaald in het M.B. 30/08/1978, algemene criteria, art. 9.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
II
versie 150106
pagina 13/52
STATUUT EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE
KANDIDAAT-SPECIALIST IN DE UZ LEUVEN
Statuut, Huishoudelijk Reglement:
cfr. de "Informatiebrochure voor arts-specialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende
opleidingsdiensten", op resp. p.8 en p.29.
Opmerking: deze bepalingen voor artsen-assistenten zijn eveneens van toepassing op de apothekersassistenten Klinische Biologie.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
III
versie 150106
pagina 14/52
CONCRETE RICHTLIJNEN I.V.M. KANDIDATUURSTELLING
VOOR AANVATTEN VAN EEN OPLEIDING KLINISCHE
BIOLOGIE EN I.V.M. OPSTELLEN EN WIJZIGEN VAN HET
STAGEPLAN
Een overzicht van de praktische schikkingen werd u bezorgd als informatiebundel bij de onthaaldag
voor de aanvang van uw opleiding, en is terug te vinden in de "Informatiebrochure voor artsspecialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende opleidingsdiensten".
III.1 KANDIDATUURSTELLING
Kandidaat arts-assistenten Klinische Biologie moeten hun diploma Geneeskunde behaald hebben
wanneer de specialistische opleiding aanvangt.
Hun curriculum vitae moet voldoen aan de door de Benoemingscommissie van de UZ Leuven
gestelde eisen voor ontvankelijkheid van een aanvraag voor specialisatie (cfr. toelatingsvoorwaarden
tot master in de specialistische geneeskunde;
http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/opleidingen/n/SC_50812437.htm). De dienst
Laboratoriumgeneeskunde stelt als voorwaarde dat de kandidaat over het geheel van het reeds
afgelegde curriculum minimaal 68% van de punten heeft behaald. Wanneer een kandidaat die niet aan
deze minimumvereiste qua studiecurriculum voldoet, zich aanbiedt voor een coassistentschap in
Klinische Biologie, wordt aan de kandidaat in kwestie gemeld dat hij niet zal kunnen geselecteerd
worden voor een opleiding in de Klinische Biologie. Indien de kandidaat toch aandringt, dan zal in de
dienstraad Laboratoriumgeneeskunde deze kandidatuur besproken worden, en beslist worden of de
kandidaat al of niet toch zal toegelaten worden tot opstarten van een coassistentschap in Klinische
Biologie, en dus kans maakt op selectie voor een opleiding in de Klinische Biologie. De instroom van
assistenten wordt bepaald door de contingentering medisch aanbod (KB 2002, aangepast in juli 2008).
De kandidaten arts-assistenten dienen schriftelijk hun kandidatuur (inclusief volledig curriculum vitae)
te stellen vóór 15 november bij de stagemeester voor Klinische Biologie voor de KU Leuven.
Studenten geneesmiddelenontwikkeling die een masterproef hebben uitgevoerd op de dienst
Laboratoriumgeneeskunde kunnen zich kandidaat stellen voor een mandaat ter specialisatie in de
Klinische Biologie.
Studenten Farmaceutische Zorg die ook een totaal van 12 weken stage gelopen hebben op de dienst
Laboratoriumgeneeskunde kunnen zich ook kandidaat stellen voor een mandaat ter specialisatie in de
Klinische Biologie.
Deze studenten van het laatste jaar Farmacie kunnen vóór 1 november hun kandidatuur indienen (in
drievoud) bij het Secretariaat van de FFW. Het ad hoc formulier is aldaar te bekomen.
Voor ontvankelijkheid van de aanvraag moet de kandidaat, in overeenstemming met de criteria voor
artsen, over het reeds aflegde deel van het curriculum minimaal 68% van de punten hebben behaald .
Selectie van de kandidaten gebeurt op basis van het studiecurriculum van de kandidaat en een
interview. Het aantal te selecteren kandidaten is afhankelijk van het aantal beschikbare
opleidingsplaatsen.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 15/52
III.2 OPLEIDING
III.2.1 ALGEMENE RICHTLIJNEN (ZIE OOK TRANSVERSALE
ERKENNINGSNORMEN BS 27/5/2014)








De totale opleidingsduur bedraagt minstens vijf jaar.
In het kader van de affiliatie van de UZ Leuven met andere ziekenhuizen is het
waarschijnlijk dat men gemiddeld ongeveer de helft van de opleiding in een regionaal
opleidingsziekenhuis doorbrengt.
Minimum een derde en maximum twee derde van de stage vindt plaats in een ziekenhuis
dat niet is aangewezen als universitair ziekenhuis.
Een rotatiestage zoals bv. transfusiestage is mogelijk op een niet erkende stagedienst en
dit volgens de voorwaarden zoals beschreven in de transversale erkenningsnormen (BS
27/5/2014).
Onderzoekswerk kan gedeeltelijk in aanmerking komen als specialistische opleiding. In
het bijzonder kan onderzoekswerk met betrekking tot het behalen van een doctoraat op
thesis worden gevaloriseerd a rato van een half jaar specialisatieopleiding per jaar
onderzoekswerk, met een maximum van twee jaar vervangende specialisatieopleiding.
De richtlijnen hiervoor zijn opgesomd in een rondschrijven dd. 30/06/2008 van de
Federale overheidsdienst, Volksgezondheid Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu,
zie website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
Ook kan, tijdens de hogere opleiding en voor de ASO, opleiding in een zuiver klinisch
specialisme zoals bv. Inwendige Geneeskunde of Kindergeneeskunde gedeeltelijk erkend
worden als opleiding in de Klinische Biologie, maximum één jaar erkenning als opleiding
in de Klinische Biologie in totaal. De klinische vorming moet onder de
verantwoordelijkheid vallen van een erkende stagemeester in het betrokken klinisch
specialisme.
Voor de specifieke regelingen hieromtrent, de valorisatie van onderzoekswerk of
opleiding in een zuiver klinisch specialisme, gelieve u te wenden tot de universitaire
stagemeester.
Kandidaat-specialisten mogen geen Klinische Biologie prestaties buiten hun
opleidingsziekenhuis uitvoeren.
De aanvaarding voor het starten van een specialisatie-opleiding wordt geformaliseerd aan de hand
van een “overeenkomst assistent-stagemeester”. Het model van deze overeenkomst kan u vinden op
de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
III.2.2 NIEUW STAGEPLAN
Bij het begin van de opleiding moet de kandidaat-specialist bij aangetekend schrijven gericht aan de
bevoegde Erkenningscommissie een stageplan indienen dat de volledige opleiding omschrijft en dat
ondertekend is door de universitaire stagemeester. Het aangetekend schrijven is een bewijsstuk ten
gunste van de kandidaat.
De aanvraag om goedkeuring van het stageplan wordt gedaan door middel van een formulier dat
door het Ministerie wordt bezorgd en waarvan het model door de Minister wordt bepaald. Dit
formulier is te verkrijgen in het dienstsecretariaat Laboratoriumgeneeskunde en staat op de website
van de UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
De voorwaarden waaraan dergelijke aanvraag en het stageplan moeten voldoen vindt u
terug in de "Informatiebrochure voor arts-specialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende
opleidingsdiensten", op p. 29.
De assistent dient een kopie van het ingestuurde stageplan te bewaren en een kopie te bezorgen aan
de universitaire stagemeester en aan de Administratie Medisch Personeel van de UZ Leuven.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 16/52
Indien het stageplan tijdens de eerste drie maanden van de opleiding wordt ingediend, dan wordt de
stageperiode gerekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk begonnen is; als het later wordt
ingediend, wordt de datum van het aangetekend schrijven beschouwd als de datum waarop de stage
is begonnen. Het laattijdig indienen van het stageplan heeft automatisch tot gevolg dat de
stageperiode die reeds verstreken is niet in aanmerking komt voor de totale opleidingsduur.
Sedert 2006 heeft het RIZIV het 001 nummer afgeschaft en zal aan de startende ASO onmiddellijk
het RIZIV-nummer van zijn specialisatie worden toegekend. Daar dit afhankelijk is van het indienen
van het stageplan, bestaat een reële kans dat de ASO zijn opleiding zal starten vooraleer hij een
RIZIV-nummer heeft.
Volgende procedure dient in acht te worden genomen door de startende ASO:
De ASO bezorgt begin juli het attest van inschrijving bij de Orde aan het dienstsecretariaat.
De directie Medisch Personeel bezorgt aan het dienstsecretariaat een kopie van de overeenkomst
stagiair-ziekenhuis i.v.m. de billijke vergoeding. Het secretariaat van de faculteit Geneeskunde bezorgt
aan het dienstsecretariaat het attest van de decaan.
Het dienstsecretariaat verstuurt eind juli de nieuwe stageplannen (via het decanaat) naar het
Ministerie.
III.2.3 WIJZIGING VAN HET STAGEPLAN
Een stageplan, goedgekeurd door de Nederlandstalige Kamers van de Erkenningscommissies voor
resp. Geneesheren- en Apothekers-Specialisten in de Klinische Biologie, kan tijdens de opleiding, mits
goedkeuring van de stagemeesters betrokken in de wijziging(en), de coördinerend, universitaire
stagemeester, en tenslotte de Erkenningscommissie, gewijzigd worden. Deze wijziging moet bij
de Erkenningscommissie ingediend worden vóór het effectief aanvangen der betrokken
stages. De wijziging zal dus geacht worden niet vroeger te beginnen dan op de datum van het
insturen van het gewijzigde plan. Bijgevolg moeten aanvragen voor wijziging door de betrokken
A(p)SO minstens 3 maanden voorafgaande aan de wijziging worden ingediend bij de
Erkenningscommissie.
Het is de verantwoordelijkheid van de A(p)SO formele goedkeuring van het gewijzigde stageplan zelf
aan te vragen bij de Erkenningscommissie. Dit moet gebeuren o.v.v. een nieuw stageplan. Blanco
formulieren hiervoor zijn beschikbaar op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/.
Het stageplan moet opnieuw volledig ingevuld worden, doch enkel de gewijzigde periodes dienen
ondertekend te worden door de betrokken stagemeester(s) en de universitaire stagemeester. De
A(p)SO dient een kopie van dit gewijzigd stageplan te bewaren en een kopie te bezorgen aan de
universitaire stagemeester.
Concreet dient de A(p)SO die een wijziging van zijn stageplan wenst in eerste instantie de
coördinerende, universitaire stagemeester, te contacteren.
Deze zal nagaan in hoeverre na de voorgestelde wijziging,
(1) de gemodificeerde stageplanning nog aan de wettelijke bepalingen zou voldoen, en
(2) de volledigheid en evenwichtigheid van de opleiding van de kandidaat niet in het gedrang zouden
komen.
In elk geval zal wijziging van het stageplan slechts toegestaan worden mits akkoord van alle betrokken
stageleiders en/of stagemeesters.
Dit akkoord wordt ondertekend op het formulier “Aanvraag tot wijziging in officiële stageplannen
klinische biologie” dat beschikbaar is op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
De secretaris van de erkenningscommissie Apothekers-Specialisten in de Klinische Biologie vraagt
uitdrukkelijk om bij wijziging van het stageplan expliciet te vermelden wat de wijziging juist inhoudt.
Dit kan door het formulier “Aanvraag tot wijziging in officiële stageplannen klinische biologie” met
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 17/52
het gewijzigde stageplan mee te sturen naar de erkenningscommissie. Ook in de titel van het
stageplan dient aangeduid te worden of het een nieuw stageplan betreft of een wijziging.
III.2.4 STAGEBOEKJE, JAARLIJKS VERSLAG EN EVALUATIES
In het stageboekje moet de ASO al de werkzaamheden in het kader van de opleiding vermelden (cfr.
hierboven, voor de “Handleiding bij het stageboekje” vanwege de Nederlandse Kamer
Erkenningscommissie Geneesheren-specialisten Klinische Biologie, december 1996). Het elektronisch
stageboekje is beschikbaar op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
Het ingevulde stageboekje en het evaluatieformulier moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen de 3
maanden, na beëindiging van ieder opleidingsjaar naar het secretariaat van de Erkenningscommissie
worden teruggestuurd.
De Erkenningscommissie verlangt dat de activiteiten met betrekking tot een evt. RIA-opleiding in het
stageverslag duidelijk herkenbaar zijn. Deze activiteiten worden in het verslag dan ook best
afzonderlijk gebundeld. De concrete richtlijnen i.v.m. het insturen van papieren en elektronisch
stageboekje staan vermeld op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
Er is geen officieel stageboekje voor de apothekers-assistenten.
De assistent moet een kopie bewaren van alle documenten die hij naar het Ministerie opstuurt en
moet tevens een kopie van alle correspondentie met de Erkenningscommissie sturen naar de
coördinerende, universitaire stagemeester, die verantwoordelijk is voor het geheel van de opleiding.
Voor de assistenten van Leuven wordt de kandidaat-specialist minstens tweemaal per opleidingsjaar
geëvalueerd door de stafleden met verantwoordelijkheid voor directe supervisie van de assistent,
hieronder genoemd “stageleider(s). Een speciaal evaluatieformulier “Observatieverslag over de
specialistische opleiding arts-kandidaat-specialisten klinische biologie” (dit is het formulier dat ook
door de Nederlandstalige Kamer van de Erkenningscommissie wordt gebruikt) wordt hiertoe door
het dienstsecretariaat van de coördinerende, universitaire stagemeester gestuurd naar de assistenten,
die dit evaluatieformulier moeten voorleggen aan de betrokken stageleider(s) voor invulling en
bespreking. Als documentatie van deze bespreking geldt de ondertekening van het document door
zowel assistent als stageleider(s). Het ingevulde evaluatieformulier moet vervolgens door de
assistent bezorgd worden aan de coördinerende universitaire stagemeester. Deze zal als bewijs van
kennisname het formulier ondertekenen en terugbezorgen aan de assistent. Zoals hierboven
vermeld moet de arts-specialist in opleiding deze evaluatieverslagen, samen met het stageboekje,
jaarlijks opsturen naar de Erkenningscommissie.
III.2.5 THEORETISCHE OPLEIDING EN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN
De apotheker kandidaat-specialist dient bij het einde van de basisopleiding het diploma van
"Gediplomeerde in de gespecialiseerde studies van de klinische biologie" te behalen. De vereisten
zijn aangegeven in het Programmaboek van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen. Voor
inlichtingen kan men zich wenden tot het secretariaat van de faculteit of tot Prof. Apr. K. Lagrou.
III.2.6 MEDEDELINGEN IN WETENSCHAPPELIJKE VERGADERINGEN EN
PUBLICATIE VAN ARTIKEL(S)
Het Ministerieel Besluit van 15 september 1979 waarbij de bijzondere criteria voor de erkenning van
geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialisten van klinische biologie
worden bepaald, voorziet in bijlage A, punt 7, dat "de kandidaat-specialist ten minste éénmaal in de
loop van zijn opleiding een voordracht moet houden in een (inter)nationale wetenschappelijke
vergadering of als hoofdauteur een werk publiceren in een peer-reviewed tijdschrift over een klinisch
of wetenschappelijk onderwerp in verband met de klinische biologie".
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 18/52
De betekenis van dit artikel is als volgt vastgelegd:
a) Mededeling in een wetenschappelijke vergadering: het betreft hier vergaderingen van
nationale (b.v. BVKB, BVKC, BVIKM, BHS, BSTH) of internationale wetenschappelijke
verenigingen waar de kandidaat persoonlijk een mededeling geeft over een onderwerp i.v.m.
klinische biologie: klinische scheikunde, hormonologie, immunologie, microbiologie,
hematologie.
b) Artikel publiceren: het betreft een "peer-reviewed" publicatie in een nationaal of
internationaal wetenschappelijk tijdschrift waarvan de kandidaat eerste auteur is en waarvan
het onderwerp in verband staat met de klinische biologie: klinische scheikunde,
hormonologie, immunologie, microbiologie, hematologie. Ingeval het artikel nog niet
gepubliceerd is, moet de kandidaat het bewijs leveren dat het artikel voor publicatie door dit
tijdschrift aanvaard werd. Per analogie worden als dusdanig geassimileerd een thesis voor
het bekomen van een speciale licentie, doctoraat of aggregaat.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
IV
versie 150106
pagina 19/52
ORGANISATIE VAN DE OPLEIDING KLINISCHE BIOLOGIE
IN DE UZ LEUVEN
IV.1 OPDRACHTSVERKLARING VAN DE UZ LEUVEN
De opdrachtsverklaring van de UZ Leuven vindt u terug op p. 3 van de "Informatiebrochure voor
arts-specialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende opleidingsdiensten".
IV.2 ALGEMENE PRINCIPES
In het kader van de master in de specialistische geneeskunde afstudeerrichting Klinische Biologie
houdt de kandidaat-specialist een portfolio bij. Deze wordt ter beschikking gesteld door de faculteit
Geneeskunde voor de arts specialist in opleiding en door de faculteit farmaceutische Wetenschappen
voor de apotheker specialist in opleiding.
De specialisatie in de Klinische Biologie behelst o.a. de volgende opdrachten voor de kandidaatspecialisten (zie ook http://med.kuleuven.be/nl/specmed & http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/2013/
opleidingen/n/CQ_50268988.htm voor een complete beschrijving van de masteropleiding Klinische
Biologie):
a) Actief participeren in de dienstverlening en wetenschappelijke activiteiten van het
opleidingslaboratorium inclusief wachtdiensten, opdat de continuïteit van de
zorgenverstrekking op elk ogenblik gewaarborgd blijft.
b) Bestuderen van de principes en problemen van de laboratorium activiteiten inclusief
correleren van de laboratoriumresultaten met de klinische gegevens.
c) Het in detail onderzoeken van laboratoriumtests, en het voorstellen van de bevindingen in
seminaries en rapporten (o.a. "Kritische Evaluatie van Laboratoriumonderzoek", “CAT”, cfr.
hieronder).
d) Het volgen van seminaries en theoretische lessen, en het actief deelnemen in didactische
zelfstudie opdrachten in verband met de verschillende aspecten van de Klinische Biologie.
e) Het participeren in programma's van toegepast onderzoek in het kader van de Klinische
Biologie, vnl. tijdens de hogere opleiding.
Het is mogelijk in de hogere opleiding een stage aan te vragen voor een periode van 6
maanden in de immunologie, speciale stolling of moleculaire biologie en dit in de volgende
gevallen:
 Minstens 2 jaar scheikunde of hematologie in de hogere opleiding: 6 maanden
speciale stolling
 Minstens 2 jaar microbiologie in de hogere opleiding: 6 maanden microbiologische
moleculaire biologie
 Minstens 2 jaar hematologie in de hogere opleiding: 6 maanden hematologische
moleculaire biologie / genetica
De goedkeuring hiervoor wordt individueel en volgens de mogelijkheden van de dienst
gegeven.
KRITISCHE EVALUATIE VAN LABORATORIUMONDERZOEK met verslag onder
vorm van Critically Appraised Topic (CAT).
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 20/52
Een bijzonder belangrijk onderdeel van de opdrachten van de arts specialist en van de apotheker
specialist in opleiding is het verwerven van inzicht in de concepten van analytische en klinische
testevaluatie. Om deze concepten en methodieken te verwerven wordt elke assistent gevraagd,
onder begeleiding van de stageleider(s), kritische evaluatie van laboratoriumonderzoeken uit te
voeren, met rapportage hierover o.v.v. een Critically Appraised Topic (CAT).
Omwille van het grote didactische belang van deze opdracht zal de beoordeling door de betrokken
supervisor en door de stagemeester een belangrijk onderdeel zijn van de evaluatie zoals
gedocumenteerd in het evaluatieformulier.
De CAT vormt een essentieel onderdeel van de master-na-master opleiding in de Klinische Biologie.
Tijdens de basisopleiding (jaren 1 en 2) moet minstens één testevaluatie met CAT rapport en
presentatie volledig afgewerkt worden. Indien slechts één CAT wordt afgewerkt moet dit gebeuren
in het eerste jaar van de opleiding.
Tijdens de hogere opleiding (jaren 3, 4 en 5) moet minstens één testevaluatie met CAT rapport en
één masterproef (met verschillende titel) afgewerkt worden. De richtlijn ‘ethische begeleiding
masterproeven’ beschrijft de te volgen stappen voor de registratie van de masterproef bij de
opleiding specifieke begeleidingscommissie.
Een schriftelijke rapport van de CAT evenals opvolgingsrapporten tot definitieve afwerking van elk
project dienen ingeleverd te worden bij de universitaire stagemeester vóór het einde van het
opleidingsjaar en, ingeval van opvolgingsrapporten, ook nadien.
DIDACTISCHE DOELSTELLINGEN:
 Verwerven basisvaardigheden van de evidence-based (laboratory) medicine
methodologie.
 Verwerven van de vaardigheid om een wetenschappelijk onderbouwde, methodologische
testevaluatie uit te voeren, te rapporteren, zowel mondeling (o.v.v. CAT presentatie,
voordracht) als schriftelijk (rapport opstellen, evt. abstract en/of publicatie) en de uitvoering
ervan op te volgen.
 Verwerven vaardigheid in tot stand brengen en onderhouden van overlegcultuur
en van communicatieve vaardigheden, met aanvragende clinici alsook met
betrokken paramedici.
 Tot stand brengen van een “bibliotheek” met didactisch materiaal, o.v.v. beknopte,
vakkundige, kritische en up-to-date discussies van laboratoriumtests nuttig voor huidige en
toekomstige assistenten in opleiding, collegae specialisten in Klinische Biologie en collegae
clinici “eindgebruikers” van laboratoriumonderzoeken.
PRAKTISCHE, UTILITAIRE DOELSTELLINGEN:
De keuze van de projecten gebeurt in overleg met de laboratoriumleiding en wordt voorafgaande aan
de aanvang afgesproken met het diensthoofd. In de keuze moet aandacht besteed worden aan het
wetenschappelijke en praktische belang, m.a.w. er wordt van de assistent verwacht dat hij bij zijn
voorstel voor een project een inschatting maakt van de verwachte repercussie: is de testevaluatie
onmiddellijk relevant voor het labo en/of onze aanvragers en patiënten? Het verwachte nut van de
CAT moet in een nota (maximum 1 blz.) uiteengezet worden. Ingeval van assistenten werkzaam in de
UZ Leuven moet het plan van aanpak met behulp van EBM methodologie ter bekrachtiging
voorgelegd worden aan het diensthoofd en Prof. Dr. Pieter Vermeersch.
Omschrijving van de opdracht:
 Kritische systematische evaluatie van de bruikbaarheid van een in gebruik zijnde of nieuwe
labotest (testutilisatie, health technology assessment)
 Gebruik van de methodologie van evidence-based medicine:
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 21/52
Stellen van een correcte, relevante en beantwoordbare vraag
Opzoeken van “best evidence”, guidelines en/of reeds bestaande uitgewerkte zorgpaden
volgens strikte systematische methodiek
o Kritische evaluatie van de gevonden publicaties (cfr. STARD-guideline)
o Zijn de gevonden gegevens toepasbaar binnen de situatie/onderzoekspopulatie van uw
ziekenhuis, bv van UZ Leuven?
o Evaluatie van de zoekactie/appraisal door supervisor(en)
Opstellen van een kort, synthetisch eindrapport onder vorm van een internationaal
voorgesteld sjabloon mbt. de evidence-based medicine: de Critically Appraised Topic
(CAT) Worksheet: bedoeling hierbij is een uniforme en volledige rapportage te
stimuleren, die verder kan dienen als basis van overlegsessies met clinici en klinisch biologen,
alsook van publicatie voor tijdschriften en/of (onveranderd) op internet. Daarom wordt dit
rapport bij voorkeur in het Engels opgesteld.
Publieke voorstelling van deze evaluatie gebeurt tijdens de LAG-lessenreeks.
o
o


Uitvoering:
ALS LEIDRAAD moet de assistent die stage doet in UZ Leuven de \CHECKLIST PRC531 VAN HET KWALITEITSHANDBOEK GEBRUIKEN. De assistent laat de
VERSCHILLENDE AFGEWERKTE STAPPEN afchecken door de verantwoordelijken op
de werklijst EN communiceert elke afgewerkte stap onmiddellijk aan het
dienstsecretariaat, die de INVENTARIS van AFWERKING onmiddellijk aanvullen.

Keuze v/h onderwerp:
o

In overleg met de universitaire stagemeester en een vast medisch staflid van LAG
selecteert de assistent binnen +/- 2 maanden na de aanvang van het
opleidingsjaar een bepaalde laboratoriumtest, of groep van tests gericht op een
diagnostische probleemstelling. Het is de verantwoordelijkheid van de assistent zijn
selectie tijdig te melden aan de stageleider en aan de universitaire stagemeester. Een
voorstel van interessante, alsook van reeds behandelde onderwerpen kan bekeken
worden op internet via de leermodule EBLM
(http://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/EBLM/index.htm ).
Begeleiding en uitvoering van het project:
o
Bij de uitvoering van zijn project wordt de assistent geleid door een vast medisch staflid
van LAG. Daarenboven wordt verwacht dat tijdens de uitvoering van het project
regelmatig overleg plaatsvindt met één of meerdere primaire eindgebruikers van de test
binnen de klinische diensten van het ziekenhuis.
o
Op basis van de internationale literatuur en guidelines wordt onderstaande checklist
overlopen (cfr. Deming PDCA cyclus) en uitgewerkt; hiernaast wordt dan de gangbare
praktijk in het eigen labo/ziekenhuis geanalyseerd; hierbij is overleg met de klinische
diensten onontbeerlijk!!!
Er moet dus benadrukt worden dat de gehele cyclus, vanaf aanvraag door de arts tot en
met het gebruik van de gerapporteerde resultaten door de aanvragende arts, in detail
dient geanalyseerd te worden. In geen geval mag de studie zich beperken tot het
analytische proces dat zich strikt binnen het laboratorium afspeelt (enkel
vergelijken van kits is geen CAT).
o
Opvolging van de verschillende stappen van de CAT gebeurt een de hand van het
schema URL_068D_CAT_Opvolging
 A(p)SO stelt zoekstrategie voor ten laatste 3 maanden vóór presentatie
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 22/52
 tussentijdse evaluatie zoekstrategie ten laatste 3 maanden op voorhand
 evaluatie voorlopig CAT-document met incorporatie MSU-overleg ten laatste 2
weken op voorhand

o
Het verloop van de CAT wordt opgevolgd door afvinken van een checklist die u kan
vinden op de website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
o
Een sjabloon is weergegeven in CAT-Sjabloon, dat eveneens beschikbaar is op de
website van UZ Leuven: http://www.uzleuven.be/lag/
o
Het project leidt tot een actieplan, dat dient opgevolgd en afgecheckt te worden binnen
de stageperiode. Het is bijgevolg essentieel, dat voordracht van de CAT en opstelling
van het actieplan afgerond zijn drie maanden vóór het einde van de stageperiode.
Welke laboratorium-specifieke aspecten worden verwacht aan bod te komen?
 Utilitaire vraagstelling: in welk scenario wordt welk benefit verwacht voor welke
stakeholders
Het is niet de bedoeling een nieuwe of bestaande methode te valideren, maar wel om
via een literatuuronderzoek een valied voorstel te doen ivm met bovenstaande
utilitaire vraag
Die literatuur moet kritisch beoordeeld worden (STARD methodologie)
 Analytische performantie, zoals terug te vinden in een analytische validatiedossier:
 pre-analytisch: (biologische variatie patiënt, staalstabiliteit)
 precisie, juistheid
 analytisch bereik
 TAT (turn around time)
 KAL (klinische aanvaardbaarheidslimieten)
 Diagnostische performantie:
 sensitiviteit, specificiteit
 likelihood ratio’s
 NND (number needed to diagnose)
 Klinische impact:
 diagnostisch:
- kunnen andere (niet-labo) testen vermeden/ vervangen worden? Welke?
- levert de test supplementaire informatie?
 therapeutisch: kan een behandeling (sneller) gestart worden op basis van deze
test
 health outcome: kan een ziekte, complicatie, morbiditeit, mortaliteit vermeden
worden door de test
 Organisatorische impact:
 kan de test in het hospitaal zorgen:
- voor een vermindering in hospitalisatieduur?
- voor een verminderd tijdsgebruik van hospitaalpersoneel of staf?
- voor een verminderd gebruik van logistiek?
- voor een verminderd gebruik van andere bronnen?
 werd de test reeds opgenomen in (inter)nationale guidelines/ zorgpaden?
 Kosten impact, in en buiten het lab:
 reële (ABC)productiekost? (basisgegevens voor kostprijsberekening toevoegen)
 nomenclatuur? (Kan men evt. kosten/baten gegevens aanreiken, ter voorstel voor
ZIV-terugbetaling?)
 winst elders in het ziekenhuis gegenereerd?
 volgens health care evaluation methodologie:
- nieuwe vergelijken met een valied alternatief (meestal huidige situatie)
- evalueren van health state changes
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106


pagina 23/52
- aandacht voor resource utilisation en kosten in health sector, voor patiënt en
familie, productiviteit
Decision making:
 kan deze test het beslissingsproces van de clinicus en het patiëntmanagement
veranderen?
 overgebruik/ondergebruik van de test?
Geschreven verslag (CAT) (Plan):
kort en bondig opgesteld, volgens een strikt uniform sjabloon LAG (cfr. LAG intranet) en bij
voorkeur in het Engels:
Sjabloon:
1. Hoofding: auteur, supervisor, datum, vervaldatum
2. Clinical bottom line: beperken tot 250 woorden
3. Clinical/diagnostic scenario: beperken tot 1000 woorden
4. Question(s)
5. Zoekactie/Zoektermen (MeSH-terms)
6. Tabel met relevante evidence
7. Appraisal (met bespreking van bovenstaand schema van impactfactoren): beperken tot
3000 woorden
8. Opmerkingen
9. To Do: geplande acties/overlegsessies (LOUK: Laboratorium Overleg en Utilisatie
Kernen)
10. Eventuele addenda
11. Publicatie op internet, na goedkeuring door de betrokken supervisor en door de
stagemeester en/of het diensthoofd.

Voordracht (binnen de organisatie van de jaarlijkse lessenreeks waarvan de
agenda en locaties op voorhand gepubliceerd wordt):
o
aan de hand van een bondige (powerpoint)voorstelling worden de bevindingen
betreffende de verrichte kritische review samengevat en toegelicht op basis van de
geschreven CAT. Aanbevelingen voor eventueel verbeterd gebruik van de test, of
desnoods voor afschaffen van de test of vervanging door een andere test dienen
geformuleerd te worden.
o
Indeling
 5 minuten inleiding + huidige werkwijze + formuleren vragen
 20-30 minuten kritische evaluatie met scoren evidence en beantwoorden van de
vragen
 5 minuten conclusie antwoord vragen, To Do’s en actieplan
o
betrokken klinische diensten worden hierop door de spreker/supervisor uitgenodigd om
een relevante, interessante discussie (30 minuten) mogelijk te maken
o
De voorstelling gebeurt in de periode december-maart zodat de uitvoering ervan door
de betrokken A(p)SO kan opgevolgd worden gedurende de rest van het opleidingsjaar.
De kalender wordt opgestelde in omgekeerde volgorde van anciënniteit.
o
minstens 7 dagen vooraf moet de geschreven CAT (via e-mail) door de assistent aan het
dienstsecretariaat worden bezorgd. Het secretariaat zorgt dan voor de ter beschikking
stelling van het document, via de LAG-website, aan alle genodigden ter voorbereidende
inzage. De CAT-presentatie is niet het eindpunt van de kritische testevaluatie, maar het
startpunt voor aanpassingen aan de actuele laboratoriumprocedures. Ze wordt gevolgd
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 24/52
door eventuele aanpassingen/bijsturing van de geschreven CAT, opstellen van een
actieplan, controle op de uitvoering van het actieplan, opstellen van een eindrapport, en
eventuele publicatie.

Actieplan (DO)
o
o

Eindrapport (Check)
o

De A(p)SO stelt dit op in samenspraak met zijn supervisor en dient dit in via e-mail
(diensthoofd, dienstsecretariaat, P. Vermeersch) binnen de week na de CATvoorstelling.
De opvolging gebeurt via de productieraad.
De A(p)SO stelt dit op samen met het verantwoordelijk staflid en dient het in via e-mail
(diensthoofd, dienstsecretariaat, P. Vermeersch).
Opvolging (ACT)
o
Zo nog bijkomend onderzoek, bijsturing of evt. publicatie van de CAT worden gepland,
wordt dit per mail gecommuniceerd (diensthoofd, dienstsecretariaat, P. Vermeersch)
steeds na overleg met VMS.
Masterproef voor Master in de specialistische geneeskunde
De concrete invulling van de masterproef Klinische Biologie volgt de richtlijnen zoals beschreven in
de ‘Infobrochure masterproef. Master in de specialistische geneeskunde’ . Deze infobrochure is
beschikbaar voor de assistenten en de perifere stagemeesters via Toledo.
Het keuzegedeelte van de masterproef (10 studiepunten) bestaande uit een publicatie aanvaard in een
peer-reviewed tijdschrift, binnen- of buitenlandse mededelingen op congressen, mag hetzelfde
onderwerp behandelen als de masterthesis, onder de voorwaarde dat men in totaal 30 studiepunten
verzamelt.
IV.3 INDIENSTTREDING IN DE UZ LEUVEN
Inschrijving aan de universiteit is verplicht en geldt zowel voor de A(p)SO in opleiding in UZ
Leuven als in de geaffilieerde ziekenhuizen.
De verplichting blijft ook gelden voor de volgende academiejaren (de huidige eerstejaars
moeten hun inschrijving hernieuwen als ze 2de jaars A(p)SO worden, etc.). . Deze inschrijving is een
absolute vereiste om het academiseringsattest te kunnen behalen.
Zie ook: http://www.uzleuven.be/aso en de brochure bezorgd op de onthaaldag voor de eerstejaars
ASO.
Overeenkomstig het K.B. van 10/11/1967, mag de pas gepromoveerde de geneeskunde slechts
uitoefenen als hij :
a) over een geldig visum beschikt dat afgeleverd is door de bevoegde autoriteiten
b) ingeschreven is op de lijst van de Orde der Geneesheren (van die provincie waar hij zijn
voornaamste medische bedrijvigheid zal uitoefenen). Dit O.G. nummer moet medegedeeld
worden aan het dienstsecretariaat van Laboratoriumgeneeskunde.
De assistenten die hun opleiding starten in de Universitaire Ziekenhuizen KU Leuven worden vóór
hun indiensttreding individueel uitgenodigd door de Algemene Directie op een onthaaldag. Op dat
moment wordt de opleidingsovereenkomst ter ondertekening voorgelegd.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 25/52
De specialist in opleiding dient ervoor te zorgen dat hij aangesloten is bij een erkend ziekenfonds.
Adres en telefoonnummer moeten gemeld worden op het dienstsecretariaat van
Laboratoriumgeneeskunde, eventueel ook het adres en telefoonnummer van een tweede
verblijfplaats. Latere wijzigingen in adres en telefoonnummer moeten onmiddellijk op het
dienstsecretariaat van Laboratoriumgeneeskunde meegedeeld worden.
De opleidingsakkoorden zijn geldig voor één jaar, startend op de dag van indiensttreding.
De opeenvolging van de rotaties binnen de UZ Leuven wordt, binnen de perken van de wettelijke
bepalingen wat de basisopleiding betreft, vastgelegd door het diensthoofd van
Laboratoriumgeneeskunde.
In principe wordt elke assistent voor een periode van meerdere maanden aan een bepaalde
opleidingsplaats toegewezen. In uitzonderlijke omstandigheden, omwille van ziekte, wachtregelingen,
of verlof kan de werkverdeling aan de noden van de dienst worden aangepast.
Per afstudeerrichting is er sinds academiejaar 2013-2014 een coach aangesteld die de studenten
begeleid en als eerste aanspreekpunt fungeert binnen de master in de specialistische geneeskunde.
Voor Klinische Biologie is dit Veroniek Saegeman. De staflid-coach kan worden gecontacteerd bij
problemen ronde de concrete taakinvulling van de A(p)SO en heeft een bemiddelende rol bij
conflicten.
Daarnaast is er een A(p)SO vertegenwoordiger die de band tussen de POC Master Specialistische
Geneeskunde en de A(p)SO’s zal versterken. Op die manier zullen A(p)SO’s uit alle
afstudeerrichtingen input kunnen geven over alle facetten van de opleiding. De vertegenwoordigers
zullen ook zorgen voor een betere terugkoppeling naar de A(p)SO’s. In de regel neem de VAKB
voorzitter deze taak op zich, tenzij deze in een perifeer ziekenhuis stage loopt. In dit laatste geval zal
de VAKB voorzitter een vervanger aanduiden.
IV.4 BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID
Iedere assistent met een geldig opleidingsakkoord in een ziekenhuis is automatisch verzekerd voor
beroepsaansprakelijkheid voor alle activiteiten in het ziekenhuis of verbonden aan de werkzaamheden
van het ziekenhuis, d.w.z. activiteiten in opdracht van de stageleider. Deze verzekering dekt geen
enkele medische activiteit buiten deze hierboven omschreven. Het is de assistenten in opleiding
absoluut verboden Klinische Biologie verstrekkingen (zoals vervangingen) uit te voeren buiten het
kader van de opleiding in de Universitaire Ziekenhuizen KU Leuven. Daarenboven is het aan de
assistent in opleiding toegekende R.I.Z.I.V. nummer aan zijn stageplaats verbonden en kunnen
hierbuiten door hem uitgevoerde Klinische Biologie verstrekkingen wettelijk niet gehonoreerd
worden.
IV.5 BEROEPSGEHEIM
Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat voor de assistenten, zoals voor alle andere
personeelsleden van de ziekenhuizen, het medische geheim een zeer belangrijke
betekenis heeft en absoluut moet gerespecteerd worden.
ERNSTIGE TEKORTKOMINGEN AAN HET BEROEPSGEHEIM WORDEN ALS
DRINGENDE REDEN VOOR ONTSLAG BESCHOUWD.
Elke patiënt dient er inderdaad op te kunnen rekenen dat gegevens die verband houden met zijn
aanwezigheid en verzorging in het ziekenhuis als vertrouwelijk worden beschouwd. Dit houdt in dat
al degenen die uit hoofde van hun functie in het ziekenhuis kennis hebben van enigerlei
patiëntbetrokken gegevens, tot volledige geheimhouding zijn verplicht.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 26/52
Dit principe wordt door de wetgever bevestigd. Inderdaad, overeenkomstig art. 17 van de wet van 3
juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten is iedere werknemer verplicht "zowel gedurende de
overeenkomst als na het beëindigen daarvan, zich te onthouden ... fabrieksgeheimen, zakengeheimen
of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij in de
uitoefening van zijn beroepsarbeid kennis kan hebben, bekend te maken". Er weze hieraan
toegevoegd dat art. 458 van het Strafwetboek correctionele straffen verbindt aan het misdrijf van
schending van beroepsgeheim.
Op grond van de geheimhoudingsplicht kunnen o.m. volgende praktische stelregels worden
geformuleerd:
 Niemand heeft recht tot inzage van een patiëntendossier, tenzij met toestemming van het
medisch diensthoofd of de artsen die door hem worden gedelegeerd.
 Medische secretariaten en archiefruimten zijn in principe niet toegankelijk voor personen die
bij de verzorging of hulpverlening niet betrokken zijn.
 Met uitzondering van informatie die men beroepshalve moet verstrekken, mag geen enkele
mededeling worden gedaan omtrent namen van patiënten die in het ziekenhuis komen, nog
minder betreffende de dienst waar of de aandoening waarvoor een patiënt wordt verzorgd.
 Buiten informatie die beroepshalve intern moet worden doorgegeven, mogen inlichtingen per
telefoon slechts worden verstrekt, indien men zeker is over de identiteit van de
gesprekspartner en mits akkoord van de verantwoordelijke arts.
Hier voegen we enkele bijkomende voorbeelden van overtreding van het beroepsgeheim aan toe:
 het mededelen van de identiteit van een donor of receptor bij orgaantransplantatie;
 het gebruik van via terminal opvraagbare informatie omtrent patiënten en werknemers;
 het buiten de werkplek vermelden van namen van patiënten die in de UZ voor consultatie of
hospitalisatie komen.
Verdere toelichtingen betreffende medisch geheim vindt u o.a. in de brochure "Verstrekken van
informatie aan patiënten, familie, en derden", ACCO G-152 (Tweede, herwerkte druk 1986), en in
“Ethiek in de kliniek” (red.Vermylen en Schotsmans, Universitaire Pers, 2000).
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 27/52
V
DIENSTREGELINGEN VOOR DE ASSISTENTEN
WERKZAAM IN LABORATORIUMGENEESKUNDE IN DE UZ
LEUVEN
Het is essentieel dat de assistent ten allen tijde bijdraagt tot de verzekering van de continuïteit van de
dienstverlening van het laboratorium. Daarom kunnen enerzijds van elke assistent, ook diegenen die
niet van wacht zijn, bijkomende werkuren worden vereist. Indien op het einde van een normale
werkdag of op zaterdagmiddag een assistent nog bezig is met het uitvoeren van een medisch urgent
onderzoek kan hij het ziekenhuis slechts verlaten indien de assistent met bereikbare wacht, na
gezamenlijk overleg met het superviserend medisch staflid, het afwerken van het urgent onderzoek
kan overnemen en beëindigen.
V.1
DAGTAKEN EN TAAKVERDELING
OP NORMALE WERKDAGEN
Op normale volle werkdagen, dit is maandag t/m vrijdag uitgezonderd voor feestdagen, begint de
dagtaak om 8u30. De dagtaak eindigt wanneer het opgelegde dagprogramma afgewerkt is, normaliter
om 18u. Binnen deze dagtaakperiode dient een assistent die zich buiten het opleidingslaboratorium
begeeft (bv. naar bibliotheek, naar klinische dienst, evt. buiten het ziekenhuis) steeds te melden aan
het call center van LAG waar hij bereikbaar is. De lunchpauze over de middag bedraagt maximum 1
uur. Een koffiepauze van maximum 15 minuten tijdens voor- en namiddag is toegestaan voor zover
de activiteit op het laboratorium dit toelaat.
De gemiddelde arbeidstijd van 48 uren per week is de wettelijke norm. Het normale werkschema
van LAG loopt van 8u30 tot 18u00 met één uur middagpauze. Dit komt overeen met 42,5u
gepresteerde arbeidstijd per week. Wekelijks wordt de gepresteerde arbeidstijd elektronisch
geregistreerd via ‘intranet/e-HRM/tijdsregistratie’.
De som van de uren gepresteerd op basis van de toegekende weekschema’s, de wachturen en de
significante afwijkingen mag wekelijks niet meer bedragen dan 72 uren en niet meer dan gemiddeld 60
uren over een referentieperiode van 13 weken voor diegenen die de opt-out voor akkoord
ondertekenden. Voor diegenen die de opt-out niet voor akkoord ondertekenden mag de gemiddelde
arbeidsduur over een referentieperiode van 13 weken niet meer bedragen dan 48 u en wekelijks niet
meer dan 60u.
Dit moet door elke student-assistent schriftelijk bevestigd worden via een ondertekende opting-out
bereidheidsverklaring. Deze opt-out overeenkomst wordt door UZ Leuven bezorgd op het privéadres van de assistent samen met de opleidingsovereenkomst. Volgens afspraken gemaakt door
hoofdgeneesheer met staf en ASO’s leidt het niet tekenen van de opt-out overeenkomst tot het niet
vergoeden van gepresteerde wachtdiensten. Dit betekent dan ook dat diegenen die de opting out
niet tekenden, naar huis gaan wanneer zij 60 uren werkten op 1 week tijd.
Voor de verscheidene opleidingsplaatsen over de verschillende vakgebieden worden hieronder een
aantal dagtaken opgesomd. Normaliter roteert de assistent tijdens elke opleidingsperiode over een
aantal werkposten en neemt er effectief deel aan de normale dagelijkse activiteiten. Voor elk van
deze werkposten worden een aantal specifieke leerdoelen geformuleerd.
V.1.1 NORMALE DAGTAKEN
Opleidingsonderdeel overkoepelend
Aanduiding van ouderejaars assistent:
Per periode wordt één van de ouderejaars assistenten aangeduid voor het aanmaken van rotatie
lijsten van de assistenten: het betreft
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 28/52
- wachtregeling en rotatie over UC Kortenberg
- notulering van het 2 wekelijks overleg tussen staf en assistenten (diegene die de notules maakt dient
deze in bij de kwaliteitszorgcoördinator voor publicatie)
- deelname aan de productieraad (deze lijst wordt ingediend bij het dienstsecretariaat)
Normale dagtaken van de assistent in opleiding chemie (ganse opleidingsperiode)
Dagwacht
De assistenten werken een rotatieschema uit voor deelname aan de dagelijkse telefonisch
oproepbare wacht. Zij registreren hun contacten met de kliniek, of analytische of kwaliteitgerelateerde problemen waar zij door de MLT’s over werden geconsulteerd op daartoe ontworpen
logbladen. Zij worden ook geacht actief te interageren met de werkposten en op deze manier
problemen te herkennen. De assistent mag zich laten bijstaan door een coassistent, maar blijft zelf
verantwoordelijk. De assistent overloopt dagelijks de geregistreerde interacties met de supervisor
van wacht. Deze tekent het logboek af, commentariëert acties, en geeft eventueel bijkomende
opdrachten om problemen te analyseren.
Leerdoel: leren uit de voorvallen, en waar mogelijk proactief problemen voorkomen; bewaken van de
geschiktheid van autovalidatie algoritmes en getriggerde cascades
Protocollering
Protocolleren van eiwitelectroforese (ALP isoenzymes; eiwitelectroforese) onder supervisie van
staflid verantwoordelijk voor deze testen
Verdiepingsmomenten
De assistenten en coassistenten werken bij de aanvang van elke nieuwe periode een rotatie schema
uit waarbij elke assistent elke week in groepjes van maximaal 2 een verdiepingsmoment heeft
alternerend met 1 van de supervisoren. Zij leggen het schema voor aan de overkoepelend
verantwoordelijke voor de opleiding chemie. Zij kiezen een casus of een artiekel uit de literatuur, dat
zij voorbereiden en dan bespreken. Minstens 1 maal is het onderwerp de bespreking van methodes
inclusief interne en externe kwaliteitscontrole opvolging op 1 van de werkposten waar betrokken
supervisor een hoofdopdracht heeft.
Leerdoel: selectie van methodes en de geschiktheid van de gebruikte methoden voor het klinisch
gebruik exploreren
algemene chemie, preanalytische faze, labogids
toxicologie en metabole aandoeningen
eiwitchemie en immunologie
endocrinologie en tumor merkers
Vaste zaaltoeren
De assistenten en coassistenten werken bij de aanvang van elke nieuwe periode een rotatie schema
uit waarbij één assistent en één coassistent elke week samen met de supervisor van wacht deelneemt
aan:
- op dinsdag om 8u, op E595 (spoedgevallen met de supervisoren van algemene inwendige)
- op woensdag om 8u30 op E509, 513, 514, 511 en 516 (om de 2 maand wordt er van dienst
gewisseld)met de supervisoren van chirurgische en medische intensieve eenheden deelnemen aan de
ochtendzaaloverdracht en dan daarop aansluitend samen met 1 van de assistenten of supervisoren
van de betrokken dienst 1 of 2 patiënten op dossier overlopen.
Leerdoel: positie van labo-onderzoeken in de patiëntzorg leren juist inschatten, receptief zijn voor
problemen op de diensten (twijfels over analytische betrouwbaarheid; TAT problemen; interpretatie
van testen, plannen van opvolgtesten)
Zaaltoeren voor assistenten in hogere opleiding chemie (facultatief tijdens truncus communis):
De assistenten nemen deel aan de dinsdag avond (5 uur) bespreking van endocrinologie patiënten
Leerdoel: interpretatie van laboresultaten en dynamische testen aanleren / voorbereiden op
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 29/52
consultatieve functie van de klinische bioloog in de endocrinologische kliniek
Educatieve interacties met de diensten waarop we zaaltoeren
De assistenten (onder begeleiding van een staflid) bereiden op verzoek van de betrokken diensten
korte onderwerpen voor om kort voor te stellen op kransen van deze diensten (dinsdag 12u3013u30). Voorbeelden van onderwerpen: interpretatie van labotesten; pittfalls van de pre- en postanalytische faze; differentieel diagnostiek (metabole/toxico); …
Leerdoel: meester worden van de onderwerpen waarover de klinisch bioloog geconsulteerd wordt;
educatieve interactieve rol van de klinisch bioloog aanleren; receptief zijn voor problemen op de
betrokken diensten
Projectwerk
Onafhankelijk van bovenstaande activiteiten, en ook onafhankelijk van het voorbereiden van CAT’s
en masterproof nemen de assistenten en coassistenten in teamverband deel aan projecten. Deze
projecten hebben een utilitair karakter. Voorbeeld onderwerpen: validatiedossiers, toestel
implementatie en schrijven van SOP’s, systeemaudits. Deze lopen als projecten begeleid door een
verantwoordelijk staflid. De assistenten rapporteren op de MSU over hun vooruitgang in de
projecten op de betrokken MSU. Het is de bedoeling dat alle assistenten en coassistenten deelnemen
aan de wetenschappelijke discussie over deze projecten.
Leerdoel: leren werken aan projecten in teamverband; leren rapporteren; deelnemen op interactieve
wijze aan discussies over de eigen projecten en die van anderen.
Normale dagtaken van de assistent in opleiding hematologie







onderzoeken van perifeer bloed, beenmerg, lichaamsvochten
hematologische biochemie
flow cytometrie
elementaire stollingstests
elementaire laboratoriumtests m.b.t. immunohematologie en bloedtransfusie (rotatiestage in
hiervoor erkend labo).
Op het einde van elke rotatie door een werkpost wordt een informele proef afgenomen
omtrent de theoretische en praktische kennis van de assistent betreffende de doorlopen
werkpost. Deze toetsing refereert aan de leerdoelen geformuleerd voor elk van deze
werkposten
door ASO: wekelijkse deelname aan de beenmergpuncties op raadpleging hematologie.
wekelijkse bespreking van analytische aspecten en klinische data interpretatie, min. 1 sessie
per week, alternerend over volgende domeinen:
o perifeer bloedonderzoek en hematologische biochemie
o beenmerg onderzoeken en flow cytometrie
o elementaire stollingstesten
o patiëntbesprekingen van I.G. Hematologie
Normale dagtaken van de assistent in opleiding microbiologie
Om voldoende differentiatie in de opleiding te waarborgen, wordt de assistent de gelegenheid
gegeven om ervaring op te doen in de verschillende deeldisciplines van de microbiologie.
De A(p)SO op microbiologie dienen zich dusdanig te organiseren dat er steeds minstens 1 assistent
overdag aanwezig is op microbiologie en minstens 1 assistent op virologie.
De A(p)SO die hun opleiding starten met wetenschappelijk onderzoek doen niet mee aan het
systeem van de bereikbare wachten. Zij nemen wel deel aan de postgraduaat opleidingsmomenten.
Truncus Communis
 assistenten met beperkte opleiding (6 maanden):
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E

versie 150106
pagina 30/52
o basisopleiding bacteriologie (hemoculturen, urineculturen, sputumculturen)
o deelname als ASO aan de reizigersraadpleging.
assistenten met opleiding gedurende 1 jaar:
o 3 maanden basisopleiding virologie en 9 maanden basisopleiding bacteriologie
o zodra de assistent 3 maanden basisopleiding bacteriologie en virologie afgewerkt
heeft, participeert hij in de rotatie voor de oproepbare wacht microbiologie
o deelname als ASO aan de reizigersraadpleging.
Hogere opleiding
 1 jaar hogere opleiding (6 maanden virologie en 6 maanden bacteriologie):
o uitbreiding werkposten en verantwoordelijkheden bacteriologie (coproculturen,
parasitologie, mycologie en mycobacteriologie) en virologie
o deelname aan zaalronde op algemene inwendige geneeskunde
 2 jaren (1 jaar bacteriologie en 1 jaar virologie) of 3 jaren (verdeling naar keuze maar
minstens 1 jaar van beide subdisciplines):
o projectwerk resulterend in manuscript
o deelname aan activiteiten van de moleculaire diagnostiek: concreet houdt dit een
kijkstage in van 2 maanden die ingevuld wordt mits vrijwaring van de
assistententaken en de permanentie op het labo microbiologie.
o deelname aan zaalronde op algemene inwendige geneeskunde
Op het einde van elke rotatie over een werkpost wordt een informele proef afgenomen omtrent de
theoretische en praktische kennis van de assistent betreffende de doorlopen werkpost(en). Deze
toetsing refereert aan de leerdoelen geformuleerd voor elk van deze werkposten.
Algemene taken

Deelname aan interne audits
De A(p)SO in opleiding binnen LAG nemen actief deel aan de interne audits
o facultatief vanaf begin opleiding, verplicht na beëindigen van de truncus communis
o aan elke audit wordt door de cel kwaliteitszorgcoördinatie een A(p)SO toegekend
als begeleider, met voorrang voor de assistent met het kleinste aantal auditcontactmomenten (de uitvoerfrequentie wordt opgevolgd in de audit-agenda)
o de begeleidende A(p)SO helpt de audit voorbereiden, neemt deel als waarnemer, en
maakt het verslag, dat door de interne auditor wordt gefinaliseerd en goedgekeurd

Begeleiding prik-, snij- en bloedspatongevallen
De A(p)SO is op de hoogte van SAF-320 & URL UZ-014 – Prikongevallen: Uitgebreide en
verkorte instructies.
Gekwetst personeel moet zich aanmelden bij de LAG medische wacht microbiologie, die
o opspoort of het staal een gekend risico heeft dat bijzondere acties vereist
o bij ontbreken van serologie van de bronpatiënt vraagt de behandelende arts een
mondeling “informed consent” aan de patiënt voor een anti-HCV en anti-HIV
bepaling. Als het slachtoffer niet immuun is voor HBV gebeurt eveneens een bepaling
van HbsAg bij de bronpatiënt. Aanvragen gebeuren op voorschrift van de
behandelende arts en op naam van de patiënt (prikongevallen maken deel uit van de
mogelijke voorvallen tijdens de normale patiëntenzorg). Er worden geen PCRs
uitgevoerd. Als de bronpatiënt positief is, wordt het resultaat doorgegeven aan
IDEWE, zonder vermelding van de naam.
o het personeel begeleidt bij de correcte interpretatie en toepassing van de UZprocedure.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E

versie 150106
pagina 31/52
Deelname aan de permanente opleiding van LAG-personeel
De A(p)SO zullen door de VMS-LAG uitgenodigd worden om (onder begeleiding van een
staflid) aan groepjes MLT’s korte uiteenzettingen in verband met de uitgevoerde analysen te
geven
o verplichte deelname van alle A(p)SO a rato van minstens eenmaal per semester
o de ASO registreren deze activiteit in hun stageboekje
o Vergaderingen op LAG waaraan de assistenten kunnen deelnemen zijn te vinden op
sharepoint via de volgende link in het kwaliteitshandboek:
https://docuz/sites/LAG/Lists/Agenda/calendar.aspx (onder de rubriek
“mededelingen” de link “overzicht vergaderingen en activiteiten”. Deze agenda wordt
wekelijks aangevuld met de voor A(p)SO relevante vergaderingen of lessen. Meer
info over deze vergaderingen of activiteiten kan opgevraagd worden via het
dienstsecretariaat.
V.1.2 OVERDAG-OPROEPBARE WACHT
In het belang van de continuïteit van de dienstverlening zijn er overdag twee overdag-oproepbare
assistenten nominatum aangeduid volgens beurtrol per week. .
De ene overdag oproepbare assistent staat in voor microbiologische problemen
(bacteriologie+virologie), de andere voor de overige, niet-microbiologische problemen.
Aan de wacht niet-microbiologie nemen alle assistenten van de niet-microbiologie rotaties
beurtelings deel.
De overdag oproepbare assistenten moeten op normale werkdagen van 8u30 tot minstens 18u
bereikbaar zijn op DECT tel 40451 voor hemato/chemie/toxico/coagulatie; 47942 voor microbiologie
en fysisch aanwezig zijn in het ziekenhuis om oproepen daadwerkelijk binnen maximum 5 minuten te
beantwoorden en zo nodig bijstand te verlenen voor uitvoeren en/of protocollering en rapportering
van tests.
Uitvoering van de externe kwaliteitsevaluatie.
Voor een selectie van testen is de A(p)SO van dagwacht verantwoordelijk voor de conditionering,
distributie, opvolging van de voortgang, en de tijdige, volledige en correcte rapportering naar het
EKE-organisme (PRC-351).
Indien de oproepbare assistent om een of andere reden toch Gasthuisberg moet verlaten dan moet
deze assistent ervoor zorgen dat een collega assistent zijn taken effectief zal overnemen en de DECT
tel zal dragen binnen Gasthuisberg tijdens de ganse afwezigheidsduur.
Taken van de overdag oproepbare assistent
De assistent heeft, in het algemeen, in de eerste plaats een superviserende en
coördinerende opdracht (contact met clinici, hulp call center en extra-muros-stalen
receptie, controle van de analyse-uitvoering en het doorvloeien van de resultaten, enz.).
Daarnaast voert hij zo nodig dringende tests uit in samenspraak met de klinisch bioloog
van wacht en MLT's.
Specifiek voor vragen via het call center: indien de assistent de vraag zelf niet kan
beantwoorden, contacteert hij onmiddellijk de medisch verantwoordelijke voor de
betreffende analyse. Problemen en klachten moeten gerapporteerd worden conform
het kwaliteitssysteem, en gemeld worden naar de betrokken medische
verantwoordelijke, voor bespreking in de productieraad.
De overdag oproepbare assistenten verifiëren minstens tweemaal daags, omstreeks
11u30 en 16u00, de correcte verwerking van de extramurale aanvraagbons; de assistent
hemato/chemie verifieert de aanvragen voor hemato/chemie/toxico/coagulatie, de
assistent microbiologie de aanvragen voor microbiologie/serologie/virologie. Tevens
wordt doorgave van de relevante klinische inlichtingen geverifieerd en zo nodig
aangevuld in het LIS.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 32/52
V.1.3 ROTATIESTAGE UC KORTENBERG
UC Kortenberg is een activiteitencentrum van UZ Leuven vanaf 01/01/2013.
De dagelijkse aanwezigheid van een A(p)SO wordt verwacht (exclusief weekdagen). Voor de A(p)SO
hematologie/chemie is dit van 8u30 tem 14u00 en voor de A(p)SO microbiologie van 11u00 tem
14u00.
Zowel jongere als oudere jaars A(p)SO nemen deel aan deze permanentie in UC Kortenberg.
A(p)SO microbiologie gaan bij voorkeur op maandag en op vrijdag naar Kortenberg. Zij starten op
die dagen hun dagtaak in UZLeuven bij voorkeur om 8u00.
De A(p)SO maken in onderling overleg, rekening houdend met de drukste dagen voor de
verschillende subdisciplines, een rotatieschema op voor de permanentie in UC Kortenberg, met voor
iedere A(p)SO een evenredig aantal permanenties
Bij onvoorziene afwezigheid van de A(p)SO die verwacht wordt in Kortenberg, fungeert in de regel
de eerstvolgende op de rotatielijst als vervanger. Ad hoc kunnen andere overeenkomsten genomen
worden, in onderling overleg en na overleg met supervisie.
De voornaamste taken van de A(p)SO met rotatie in UC Kortenberg zijn: bijstaan van de MLT waar
nodig, pre-analytische verwerking stalen voor doorstuur naar LAG, aanvragen analyses in LWS,
bediening en trouble shooting van de chemie en hematologie analyzers, microscopisch onderzoek van
urinestalen, resultaatvalidatie en rapportage (o.a. extra doorstuur via Medibridge), afdrukken en
afleveren van rapporten, stockbeheer, zo nodig contact opnemen met clinici.
Bij problemen met toestellen of logistiek wordt contact opgenomen met de superviserend klinisch
bioloog van UC Kortenberg - Apr Koen Desmet-, of bij zijn afwezigheid, met de medisch
verantwoordelijk van de analyse waarvoor het probleem zich stelt.
Van 12u30 tem 13u30 kan de A(p)SO gebruik maken van de cafetaria voor de middagmaaltijd.
Rond 14u00 verlaat de A(p)SO het labo en hij spreekt met de MLT duidelijk af wie de stalen die niet
ter plaatse kunnen verwerkt worden, meebrengt naar de LAG stalenreceptie. Voor het transport van
deze stalen worden de voorziene transporttassen met koeling gebruikt.
Bij aankomst in LAG worden de stalen door de MLT of assistent onmiddellijk verdeeld naargelang het
type stalen. De assistent volgt de resultaten van de INR’s op en laat de lijst met afgewerkte resultaten
afdrukken op het Medisch Centrum.
Bijkomende details zijn opgenomen in bemanningspost BMP-UCK (kwaliteitshandboek).
Voor de dienstverplaatsingen van en naar UC Kortenberg kan de A(p)SO gebruik maken van eigen
wagen of van het openbaar vervoer (i.c. de lijnbus). Deze verplaatsingen worden gedekt door de
verzekering arbeidsongevallen op weg van en naar het werk (cfr informatiebrochure artsen specialist
in opleiding in UZLeuven en samenwerkende opleidingsdiensten). Een vergoeding wordt voorzien
wanneer men zich van campus tot campus verplaatst (cfr dienstreiswijzer via e-HRM), maar wanneer
men van thuis uit naar campus UC Kortenberg reist wordt dit als woon-werkverkeer beschouwd.
V.2
TAKEN EN TAAKVERDELING
OP ZATERDAG EN ZONDAG
Zaterdagen (en evt. dagen met zgn. zaterdagdienst):
Statutair moet elke assistent op zaterdag werken tussen 8u00 en 12u00.
In de praktijk wordt hierop voorlopig een uitzondering toegestaan en geldt de regeling bereikbare
wacht gedurende het ganse WE inclusief op zaterdagvoormiddag..
Op zaterdag werkt een assistent op microbiologie (van 8u00 tot minstens 18u00).
Taken van de assistent op zaterdag en op bijkomende feestdagen waarvoor
zaterdagdienstregeling geldt:
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 33/52
In microbiologie: hemoculturen, identificatie en antibiogram, aflezen van de coproculturen, uitvoeren
van RSV sneltest en doorbellen van Enterovirus PCR (GeneXpert) resultaat op specifieke aanvraag
door de clinicus.
Zondagen en wettelijke feestdagen:
Op deze dagen beperken de taken van de assistenten tijdens hun rotaties buiten microbiologie zich
tot de bereikbare wacht (cfr. hieronder).
In microbiologie wordt er op zondagen en wettelijke feestdagen gewerkt door 1 assistent van 8u00
tot minstens 18u00. Indien wegens overmacht (bv. ziekte, ongeval) de assistent zijn taak niet kan
opnemen fungeert de eerstvolgende op de lijst als oproepbare reserve.
De assistent met wachtdienst microbiologie op zaterdag en/of zondag sluit na het beëindigen van de
dagtaak de centrale gaskraan en registreert dit. Ook bij microbiologische analyses tijdens een
nachtelijke wachtoproep wordt erover gewaakt de centrale gaskraan na gebruik te sluiten.
V.3
PERMANENTIEWACHT EN
BEREIKBARE WACHT
Voor de hieronder gebruikte terminologie en de reglementering die van toepassing is verwijzen we
naar de sectie "wachtreglement en -vergoeding" op p. 41 van de "Informatiebrochure voor ArtsSpecialisten in Opleiding in de UZ Leuven en Samenwerkende Opleidingsdiensten".
De assistenten die voltijds wetenschappelijk onderzoek verrichten nemen deel aan de bereikbare
wacht van Laboratoriumgeneeskunde indien zij ten minste reeds één jaar van hun truncus communis
vervolledigden. Deze deelname is vereist opdat de periode van onderzoekswerk wel degelijk in
rekening zou kunnen gebracht worden als opleiding Klinische Biologie. Indien de assistent zijn de
opleiding aanvat met wetenschappelijk onderzoek, zal hij niet deelnemen aan de bereikbare wacht
daar dit niet tot een kwaliteitsvolle uitvoering van de bereikbare wacht kan leiden. Dit brengt met
zich mee dat deze assistent wanneer hij zijn opleiding klinische biologie aanvat een 1.5 X hogere
frequentie aan bereikbare wachten zal doen ter compensatie, dit zowel in UZ Leuven als in de
perifere stageplaatsen en voor de rest van de opleidingsduur.
De bereikbare wacht Laboratoriumgeneeskunde fungeert tijdens volgende perioden:




op normale werkdagen, maandag t/m vrijdag behalve feestdagen: van 18u00 t/m 8u30
tijdens weekend: van zaterdag 8u30 tot maandag 8u30
op bijkomende feestdagen: van 8u30 t/m ‘s anderendaags 8u30 (cfr. zaterdagregeling)
op wettelijke feestdagen: vanaf 18u00 ‘s avonds voorafgaand aan de feestdag tot 8u30 van
ochtend volgend op de feestdag (cfr. zondagregeling)
De bereikbare wacht Laboratoriumgeneeskunde houdt in dat 7 dagen per week tijdens
bovenvermelde perioden bereikbaarheid van een assistent via zijn persoonlijk GSM toestel
gegarandeerd wordt. De assistent zorgt ervoor dat de nummerherkenning is ingeschakeld op zijn
persoonlijk GSM toestel. Dit maakt het voor de gecontacteerde personen mogelijk om de assistent
zijn GSM nummer te zien. De assistent dient dus zijn persoonlijk GSM nummer bij de aanvang van
zijn opleiding door te geven aan het dienstsecretariaat. Wijziging van dit GSM nummer moet zo snel
mogelijk gemeld worden aan het dienstsecretariaat.
De bereikbare wacht wordt waargenomen door alle assistenten in opleiding Klinische Biologie. De
assistent met bereikbare wacht moet binnen de 30 minuten na oproep effectief aanwezig zijn op
Laboratoriumgeneeskunde.
Een zelfde bereikbare wacht wordt waargenomen door verscheidene vaste medische stafleden
(VMS). Voor elk van de volgende vakgebieden is één vast staflid permanent bereikbaar via vaste
telefoon of GSM: microbiologie, chemie, hematologie, toxicologie, en stolling. De assistent kan en
moet een beroep doen op het superviserende vaste medische staflid wanneer problemen opduiken
waarvoor advies en evt. assistentie noodzakelijk zijn.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 34/52
Indien het staflid met bereikbare wacht klaarblijkelijk niet bereikbaar is per telefoon of GSM, dient
een boodschap te worden ingesproken op de voice mail; dit laat hem/haar toe te reageren zo de
onbereikbaarheid te wijten was aan een tijdelijk transmissieprobleem. Zo om welke reden ook het
superviserende staflid toch niet voldoende snel kan bereikt worden, dient een ander staflid te
worden gecontacteerd, principieel van hetzelfde - maar desnoods zelfs van een ander LAG-vakgebied.
De deelname aan de bereikbare wacht gebeurt volgens een beurtrolsysteem, waarbij tevens een
assistent als oproepbare reserve fungeert (bereikbaar via zijn privé GSM nummer).
Het normale zaterdag-, zondag- en feestdagwerk op microbiologie is niet combineerbaar met de
bereikbare wacht.
Indien de bereikbare wacht wordt waargenomen door een A(p)SO die dienst heeft op microbiologie
(op feestdagen), zullen de niet-microbiologische analysen op feestdagen tussen 8u00 en 17u00
worden uitgevoerd door de A(p)SO vermeld op de lijst “2e wacht (toxico)”; in principe is dit de
A(p)SO die als oproepbare reserve fungeert.
A(p)SO die hun opleiding doen op de dienst microbiologie doen enkel routine microbiologisch werk
op zaterdag en zondag. Zij zijn vrijgesteld van de bereikbare wachten tijdens weekenddagen.
De A(p)SO met reservewacht dient op een feestdag tussen 7u00 en 14u00 binnen de 30 minuten
(=dezelfde tijdspanne als de assistent met bereikbare wacht) op het laboratorium op de 7de
verdieping aanwezig te kunnen zijn; op de overige perioden dient hij binnen het uur op het
laboratorium te kunnen zijn.
De A(p)SO met bereikbare wacht (persoonlijke GSM) is het aanspreekpunt, de A(p)SO met
reservewacht wordt gecontacteerd door de A(p)SO van bereikbare wacht.
Assistenten die moeten inslapen omdat ze anders niet binnen de 30 minuten aanwezig kunnen zijn op
het laboratorium, kunnen beschikken over een slaapkamer (kamer 43 op de dienst I.G. hematologie
(blauwe pijl, 7de verdieping hematologie). Deze kamer dient op voorhand gereserveerd te worden
aangezien ze ook gebruikt wordt door ASO pathologie. Hiertoe is er een agenda ter beschikking op
sharepoint. De sleutel van de kamer bevindt zich in het cytologie lokaal van hematologie op LAG. Bij
het afhalen ervan dient het logboek ingevuld te worden. Ook wanneer de assistent tijdens de wacht
wordt opgeroepen en nadien verkiest om te blijven inslapen en niet meer huiswaarts te keren, moet
deze kamer op voorhand gereserveerd worden. In noodgevallen (invallen reservewacht) kan
reserveren gebeuren tot een dag voor de wacht. Bij een dubbele boeking wordt voorrang verleend
aan de assistenten klinische biologie. De ASO pathologie krijgt dan een kamer ter beschikking op de
campus Pellenberg. Deze regeling gaat in vanaf 01/08/2014.
Wanneer men tijdens zijn permanentiewacht labo-analyses in het L3 laboratorium dient uit te voeren
in het kader van een patiënt verdacht voor ‘Ebola’, geeft de betrokken assistent zijn GSM in bewaring
bij de A(p)SO van ‘microbiologie permanentiewacht’. Deze laatste zal oproepen beantwoorden en
doorverwijzen naar de A(p)SO met reservewacht. Indien men ’s avonds of ’s nachts een oproep
krijgt, zal men zijn GSM in bewaring geven bij de MLT van avond/nachtwacht die bij oproepen zal
doorverwijzen naar de A(p)SO met reservewacht.
V.3.1 TAKEN VAN DE ASSISTENT MET BEREIKBARE WACHT

microscopisch onderzoek van urine of van perifeer bloedbeeld en van beenmerg mits
speciale aanvraag/motivatie door de arts-aanvrager

hemoglobine/myoglobine differentiatie in urine mits speciale, gemotiveerde aanvraag door
een arts

cytologisch onderzoek van lichaamsvochten mits speciale aanvraag/motivatie door de artsaanvrager.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 35/52
Bij CSV onderzoek moet de assistent zorgen voor een globale interpretatie en rapportage
van de testresultaten, inclusief de bacteriologische onderzoeken/resultaten en de resultaten
voor glucose in csv en plasma, csv-totaal eiwit, en evt. csv-lactaat bepaald door een MLT.
Ingeval van synoviaal vocht wordt het voorbereidend werk (cytose, uitstrijkje) uitgevoerd
door de MLT met permanentie.

fotometrische bepaling van xanthochromie

spectrofotometrische bepaling van bilirubine in amnionvocht

toxicologische onderzoeken dringend aangevraagd via formulier "Toxicologisch Onderzoek",
nr. 3038 mits speciale aanvraag/motivatie door arts-aanvrager

thiopental dosage

dringende microbiologische onderzoeken: microscopisch onderzoek van CSV, inzetten
culturen

Gramkleuring van vitreumvochten (cytospin) en inzetten van cultuur na telefonisch contact
(via telefooncentrale) door de dienstdoende supervisor oftalmologie of door de assistent
oftalmologie in diens opdracht (niet door verpleegkundige).

malaria-onderzoek: dikke druppel (het kleuren van preparaten voor dikke druppel wordt
uitgevoerd door de MLT), bloeduitstrijkje en malaria antigen sneltest.

MOD-stalen worden uitgevoerd door de MLT met permanentie; bij nood aan verduidelijking
neemt de transplantcoördinator contact op met de A(p)SO met bereikbare wacht.

Assisteren als buddy bij analyses in L3 laboratorium voor patiënten verdacht van Ebola
Bijkomende tests kunnen voorzien worden na beslissing binnen de dienstraad of in opdracht van de
hoofdgeneesheer.
V.3.2 WACHTWISSEL-PROCEDURE
Om de continuïteit van evt. aan de gang zijnde dringende analysen te kunnen garanderen en
onafgewerkte problemen te bespreken moet de overdag oproepbare assistent en/of de assistent met
bereikbare wacht zo nodig de opkomende wacht assistent om 17u00 ‘s avonds briefen. Evenzeer
moet de assistent met bereikbare wacht op het einde van zijn wacht de opkomende assistent met
bereikbare wacht of de overdag oproepbare assistent informeren over lopende problemen. Indien
de opkomende wacht in uitzonderlijke omstandigheden niet in staat is zijn taak op te nemen of stipt
aanwezig te zijn, dan moet hij de supervisor van bereikbare wacht en de nog van wacht zijnde
assistent verwittigen. Indien een persoon die de volgende bereikbare wacht moet verzekeren niet
opdaagt op het voorziene ogenblik wordt in eerste instantie de reservewacht opgeroepen. Indien
ook deze door overmacht de wachtdienst niet kan opnemen, fungeert de eerstvolgende assistent op
de bereikbare wachtlijst als oproepbare reserve. De assistent die zijn bereikbare wacht niet kan
uitvoeren wegens ziekte zal deze nadien inhalen, met uitzondering van afwezigheid door ziekte langer
dan 4 weken of zwangerschap.
De assistent met bereikbare wacht moet 's morgens de opkomende wacht en de vaste medische
stafleden verantwoordelijk voor de betrokken vakgebieden inlichten over de activiteiten en
problemen, gemaakte afspraken, suggesties, eventuele incidenten, etc. die zich tijdens de voorbije
wachtperiode hebben voorgedaan.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 36/52
V.3.3 RAPPORTAGE EN BESPREKING VAN WACHTACTIVITEITEN
Elke wachtactiviteit (zowel vergoedbare als niet vergoedbare) geleverd door de assistent met
bereikbare wacht moet in summiere vorm (identificatie assistent, patiëntnaam en dossiernummer,
uur van oproep, van aankomst in het lab, van vertrek uit het lab, type activiteit) onmiddellijk
geregistreerd worden op een elektronisch werkblad via KS Shortcuts LAG wacht URL_018D of
O:\URL\HUM\URL_018D_A(p)SO_Registratie_patiëntcontacten_(wacht).
De vergoedbare wachtprestaties door de assistenten met bereikbare wacht moeten per individueel
patiëntencontact geregistreerd worden in peoplesoft via e-HRM (intranet/medewerker/eHRM/login/patiëntencontacten). Per dag kunnen één of meerdere patiëntencontacten ingevoerd
worden. In het veld “dag” wordt enkel de kalenderdag ingevuld en in de velden begintijd en eindtijd
de uren in de notatie uu:mm (op weekdagen vanaf 20u invoerbare en vergoedbare
patiëntencontacten). Indien u op een wachtpost staat in de wachtlijst, dan verschijnt automatisch de
wachtpost. Bijkomende patiëntencontacten kunnen aangemaakt worden met de plusknop achteraan.
Contacten verwijderen kan door het gebruik van de min knop. Vergeet niet alles op te slaan na het
invoeren. Wijzigingen in de registratie kunnen aangebracht worden tot 2 weken in het verleden.
Bijkomende informatie over de vergoedbare wachtprestaties kan gevonden worden in de
“informatiebrochure voor Arts-Specialisten in Opleiding in de UZ Leuven en Samenwerkende
Opleidingsdiensten”.
Naast bovenvermelde summiere melding van wachtactiviteiten aan de wachtcoördinator wordt
bovendien ingeval van speciale problemen, incidenten of klachten, een meer uitvoerige rapportage
per e-mail aan een vast medisch staflid van de betrokken MSU, met kopie aan de wachtcoördinator
en aan het diensthoofd, gevraagd. Klachten moeten volgens de procedure bepaald in het
kwaliteitssysteem van het laboratorium worden behandeld.
In de regel vindt eenmaal per maand een wachtvergadering plaats met als doel de wachtprestaties,
de vragen aan de overdag-oproepbare assistent, casusvoorstellingen en kransen als onderdeel van de
Masteropleiding en evt. andere relevante opmerkingen en suggesties (bv. mank lopende
laboprocedures, incidenten, klachten, bijzonder interessante gevallen) te bespreken. De sharepoint
agenda van deze wachtvergaderingen is te vinden in het kwaliteitshandboek via
https://docuz/sites/LAG/Lists/Agenda/calendar.aspx. Bij deze “Briefing/debriefing Assistenten in
Opleiding” moeten minstens de assistenten en vaste medische stafleden aanwezig zijn die bij de
problematiek direct betrokken zijn. Maximale aanwezigheid en actieve participatie van alle
assistenten wordt evenwel verwacht. Deze besprekingen worden door de A(p)SO genotuleerd
volgens een door henzelf opgesteld beurtschema en doorgestuurd naar
[email protected] en [email protected] (Het dienstsecretariaat zorgt voor
registratie van het verslag in het kwaliteitssysteem URL-099 en kwaliteitszorg voor opname in
documenten voor kennisname). Deze notulen worden ook verder behandeld, voor besluitvorming, in
de LAG dienstraad en/of de LAG productieraad.
Er wordt verwacht van alle A(p)SO dat zij kennis nemen van de verslagen van deze
wachtvergaderingen zodat zij op de hoogte blijven van alle nieuwigheden die hen rechtstreeks
aanbelangen.
V.3.4 OPLEIDING VOOR BEREIKBARE WACHT
De ASO worden tijdens het coassistentschap vertrouwd gemaakt met de diverse taken die tijdens de
bereikbare wacht dienen uitgevoerd. De overige assistenten (ASO komend van opleidingsplaatsen
buiten LAG en eventueel de ApSO die geen coassistentschap deden) worden op hun taken
voorbereid door een theoretische en praktische vooropleiding bij het begin van hun stageperiode, in
augustus of februari. Ook assistenten reeds in opleiding op de dienst LAG zullen van deze
opleidingsmomenten in het begin of halverwege het academiejaar gebruik maken voor een opfrissing
van minder frequente taken die men geacht is te kunnen uitvoeren tijdens de bereikbare wacht. Dit
zal opgevolgd worden via een checklist in het persoonlijk opleidingsdossier. In totaal wordt
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 37/52
maximum 6 weken voorbereiding voorzien, de duur is afhankelijk van de eerdere ervaring en kennis
van de assistent. De vooropleiding betreft uiteraard de tests zelf opgenomen in het takenpakket van
de bereikbare wacht assistent, evenals de LIS procedures voor verwerking en rapportage van de
testresultaten. De bacteriologische analysen van “urgente” stalen zullen op de gepaste ogenblikken
gevolgd worden gedurende maximum 6 weken.
De beschrijving van de procedures voor de verscheidene onderzoeken uit te voeren tijdens de wacht
maken deel uit van het kwaliteitssysteem.
V.4
WACHTLIJSTEN EN WACHTVERGOEDINGEN
Als coördinerend medisch staflid-supervisor voor de wachtgroepen ("wachtcoördinator"), en tevens
als verantwoordelijke voor de assistenten wachtlijsten, zowel voor overdag-oproepbare assistent,
WE personeelsopstellingen als bereikbare wacht, fungeert Prof. Dr. V. Saegeman (1ste vervanger:
Prof. Dr. J. Verhaegen; 2de vervanger: Prof. Dr. P. Vermeersch).
Personeelsopstellingen en wachtlijsten
De wachtlijsten voor assistenten en supervisoren (bereikbare wacht, overdag oproepbare
assistenten, weekendpermanenties, etc.) worden bekend gemaakt onder elektronische vorm via KS
Shortcuts LAG wacht URL_025D of O:\URL\HUM\URL_025D_Wachtregelingen\ACTIEF. Op
basis van deze lijsten wordt tevens de UZ medische stafleden wachtlijst (“wekelijkse wachtlijst”)
wekelijks samengesteld door de Algemene Directie; deze lijst wordt eveneens wekelijks gepubliceerd
op het intranet (“wachtregeling”).
Speciale desiderata moeten vóór het opmaken van de wachtlijsten schriftelijk of per e-mail aan de
wachtcoördinator medegedeeld worden.
Een voorstel voor wachtlijst wordt opgesteld door de assistenten en ter goedkeuring voorgelegd aan
de wachtcoördinator. Dit voorstel omvat een eenmalig opgestelde princieplijst voor een periode van
zes maanden, ingaand op 1 februari of 1 augustus. Uitgaand van deze princieplijst wordt tijdens de
tweede en de vierde week van elke maand de definitieve lijst voor resp. de tweede helft van de
lopende maand of de eerste helft van de volgende maand opgesteld. Na goedkeuring door de
wachtcoördinator wordt de definitieve assistenten bereikbare en permanentiewachtlijst samen met
de bereikbare wachtlijst voor de medisch stafleden-supervisoren door de wachtcoördinator
/dienstsecretariaat LAG doorgestuurd naar de Algemene Directie, en beschikbaar gemaakt voor elk
van de medische stafleden van Laboratoriumgeneeskunde via het kwaliteitshandboek. Elke latere
omwisseling gebeurt onder verantwoordelijkheid van de assistent die omwisseling aanvraagt, en dient
minstens twee weken op voorhand per email doorgegeven te worden aan het dienstsecretariaat
([email protected]) en de wachtcoördinator. In geval van betwisting is de lijst
in het kwaliteitshandboek bindend.
Wanneer een assistent door ziekte of andere niet te voorziene omstandigheden niet in staat is zijn
wacht waar te nemen, moet hij dit zo spoedig mogelijk mededelen aan de wachtcoördinator (of
tijdens het weekend aan het medisch staflid-supervisor met bereikbare wacht). De assistent met
reservewacht neemt in dit geval de wacht over. Indien ook deze door overmacht de wachtdienst niet
kan opnemen, fungeert de eerstvolgende assistent op de bereikbare wachtlijst als oproepbare
reserve. Indien ook dit om een of ander reden niet mogelijk is zal de supervisor een vervanger
aanduiden.
Vervangingen tijdens de wacht gebeuren volgens hetzelfde principe.
Alle wijzigingen worden per e-mail gemeld aan het dienstsecretariaat
([email protected]) en de wachtcoördinator. Compensaties worden tussen de
betrokken assistenten op basis van omruiling geregeld, en schriftelijk medegedeeld aan de
wachtcoördinator.
Wachtvergoedingen
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 38/52
Informatie ter zake vindt u terug in de "Informatiebrochure voor arts-specialisten in opleiding in UZ
Leuven en samenwerkende opleidingsdiensten", rubriek 12.”Wachtreglement en –vergoeding”.
Opmerking: activiteitsduur
De bereikbare wacht heeft recht op een activiteitsvergoeding (cfr. V.3.3) in functie van de tijdsduur
van het “patiëntencontact”. De activiteitsduur loopt vanaf de gelogde aankomst van de assistent in
het laboratorium tot het doorgeven van het resultaat. Voor elk bekend type activiteit wordt een
standaardtijdsduur voorzien. Motivatie van afwijking van deze standaardtijdsduur zal opgevraagd
worden door de wachtcoördinator.
Merk op dat op weekdagen de vergoedbare wachtactiviteit pas ingaat vanaf 20u. Oproepen op
weekdagen tussen 18 en 20u worden gerekend als vallend binnen de normale diensturen en kunnen
dus niet vergoed worden.
Opmerking: vergoeding voor werk in microbiologie op zaterdagen, zondagen en wettelijke
feestdagen
De activiteit op microbiologie van 8u00 tot minstens 18u00 op zaterdagen, zondagen en feestdagen
wordt vergoed en geeft geen recht op vervangende afwezigheid tijdens de erop volgende week.
Echter is het mogelijk om in de week erop een halve dag recuperatie te nemen als vervangende
afwezigheid na afspraak met de supervisor en rekening houdend met de noodwendigheden van de
dienst.
Bijkomende informatie over de vergoeding van UZ prestaties voor A(p)SO’s houder van een
bijzonder mandaat is te vinden in de brochure “beroepskosten in UZ Leuven voor ASO houder van
een bijzonder mandaat”.
V.5
AFWEZIGHEDEN
Algemeen geldt dat afwezigheden niet mogen interfereren met de wachtdienst en de normale
dienstverlening van het laboratorium. Voor alle afwezigheden geldt het Huishoudelijk Reglement van
de Kandidaat-specialist van de UZ Leuven.
De assistent plant elke planbare afwezigheid op voorhand met de collega assistenten in acht nemend
dat de continuïteit van de dienst moet verzekerd blijven. De aanvraag gebeurt per e-mail gericht aan
zijn onmiddellijke staflid supervisoren en het dienstsecretariaat. Indien geen van de collega’s verzet
aantekent binnen de dag wordt dit geïnterpreteerd als bevestiging van dit voorafgaand overleg, en kan
het verlof toegekend worden.
Voor planningen die de huidige stageperiode overschrijven moet de assistent zelf op voorhand
toestemming vragen aan de betrokken supervisoren.
Blijkt achteraf dat de continuïteit niet verzekerd is, dan zal het verlof onherroepelijk ingetrokken
worden.
Afwezigheden om wetenschappelijke redenen, ziekte, zwangerschap en verlof, worden centraal
bijgehouden op het dienstsecretariaat.
V.5.1 WETTELIJKE VAKANTIEDAGEN
De assistent heeft recht op 20 wettelijke vakantiedagen per opleidingsjaar conform het huishoudelijk
reglement ASO art. 10 - 1e alinea; indien het gaat om een 6-maand rotatie in een bepaalde labafdeling
dan moet het verlof gelijkmatig verspreid over beide semesters opgenomen worden, dwz principieel
10 dagen per semester.
Vakantiedagen dienen als volledige dagen (dus niet in halve dagen) te worden opgenomen. Wegens
het roteren van de assistenten wordt een maximum van twee aaneengesloten weken, dit is 10
wettelijke vakantiedagen, in 1 dienst of afdeling toegestaan. Het verlof dient te worden opgenomen
tussen 1 augustus en 31 juli van het volgend jaar. Overzetten van verlof van het ene opleidingsjaar
naar het andere, en van de ene rotatieperiode naar een andere, is in principe niet toegestaan.
Procedure: Na overleg met de collega-assistenten die op dezelfde subdiscipline werken, wordt aan de
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 39/52
onmiddellijke supervisor van de betreffende subdiscipline toestemming gevraagd voor verlof
(mondeling of per email). Men stuurt vervolgens een email naar het dienstsecretariaat
([email protected]) met in kopie de supervisor die de toestemming gaf en de
wachtcoördinator. In deze mail vermeldt u op welke dat u verlof wenst te nemen of dit wenst aan te
passen en van welke supervisor u die toestemming kreeg. Het opnemen van vakantie dient minstens
2 weken op voorhand aangevraagd te worden bij de wachtcoördinator. De afwezigheid van de
assistent wordt gemeld aan de wachtcoördinator/dienstsecretariaat LAG die dit invoert in KS
Shortcuts LAG aanwezigheden URL_011 of
O:\URL\HUM\URL_011D_Afwezigheden_Bereikbaarheden\ACTIEF\A(p)SO.
Bij huwelijk van een arts-specialist in opleiding wordt er conform de regeling voor alle ASO in
opleiding in UZ Leuven één kalenderweek klein verlet gegeven die begint te lopen tijdens de week
waarin het huwelijk plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week. Deze week kan slechts eenmaal
genomen worden, hetzij bij een burgerlijk huwelijk, hetzij bij een kerkelijk huwelijk. De arts in
opleiding dient dan een attest in met de wijzigingen in de burgerlijke staat en zendt dit naar
administratie medisch personeel (http://wiki/display/persintra/Aanvraag+en+wijzigingsformulieren#Aanvraag-enwijzigingsformulieren-Persoonsgegevens ).
Voor de meest recente en bijkomende afwezigheden omwille van burgerlijke, sociale en familiale
verplichtingen vindt u de uitgebreide reglementering in de “Informatiebrochure voor artsspecialisten in opleiding in UZ Leuven en samenwerkende opleidingsdiensten”
V.5.2 FEESTDAGEN
Er zijn 10 wettelijke feestdagen, nl. 1 januari, Paasmaandag, O.L.Heer Hemelvaart, 1 mei,
Pinkstermaandag, 21 juli, O.L.Vrouw Hemelvaart, Allerheiligen, 11 november, en Kerstdag.
Voor deze wettelijke feestdagen geldt voor de dagtaken de zondagdienstregeling.
Voor wettelijke feestdagen die samenvallen met zaterdag of zondag wordt compensatieverlof
(inhaalrust) toegekend.
Voor O.L.Vrouw Lichtmis (2 februari), maandag van Leuven kermis, en Allerzielen geldt de
dienstregeling van een gewone werkdag.
De ASO hebben in principe geen recht op de 5 bijkomende feestdagen (behoudens andersluidende
dienstafspraken).
Jaarlijks wordt door de Directie een voorstel van regeling van de bijkomende feestdagen (waaronder
11 juli en 26 december) en eventuele lage activiteitsdagen aan de Ondernemingsraad UZ Leuven
voorgelegd en goedgekeurd en vervolgens als info bij de loonfiche gestuurd en op intranet
weergegeven onder Medewerker – Rechten & Plichten – vakantiedagen en feestdagen – overzicht
feestdagen 2013.
V.5.3 BIJKOMENDE DAGEN "WETENSCHAPPELIJK VERLOF"
Er kunnen per academiejaar 5 dagen wetenschappelijk verlof opgenomen worden voor o.a.
de volgende activiteiten:
 Deelname aan een nationaal of internationaal congres
 Met de discipline Klinische Biologie gerelateerde cursussen kunnen geïntegreerd worden in
de lesvakken van de ManaMa Klinische Biologie (B-KUL-E08R2a : wetenschappelijke
verdieping in de klinische biologie, deel 1; 6 studiepunten), als voorbeeld:
o Cursus antibioticabeleid: 5 lesdagen
o Cursus mycologie: 5- 10 lesdagen
o Cursus parasitologie: afhankelijk van het opleidingscentrum 1 dag (ITG) tot 10 dagen
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 40/52
Indien een assistent meer tijd wenst te besteden aan wetenschappelijke activiteiten, moet een deel
van de wettelijke vakantiedagen aan deze activiteiten besteed worden volgens de interne
dienstregeling 1 verlofdag = 2 dagen wetenschappelijk verlof. Deze bijkomende afwezigheden
worden ook steeds aangevraagd via de onmiddellijke supervisor en het diensthoofd.
Extra compensaties onder vorm van wetenschappelijk verlof en eventueel inschrijvingsgelden kunnen
verworven worden voor UZLeuven projecten volgens onderstaand schema:
(Dit schema is tijdelijk geldig en zal geëvalueerd worden één jaar na ingang van deze versie van de
handleiding.)
Prestatie
Compensatie
Abstract accepted voor poster congress 1 dag wetenschappelijk verlof
(enkel voor 1ste auteur)
Abstract accepted for oral
1 dag wetenschappelijk verlof
communication congress (enkel voor
1ste auteur)
Submissie van een publicatie type ‘letter, 1 dag wetenschappelijk verlof vóór indiening
comment’ (enkel voor 1ste auteur)
manuscript
Submissie van een publicatie type ‘case
1.5 dag wetenschappelijk verlof vóór indiening
report’ (enkel voor 1ste auteur)
manuscript
Submissie van een publicatie type ‘full
2 dagen wetenschappelijk verlof vóór indiening
length article, review’ (enkel voor 1ste
manuscript
auteur)
Acceptatie publicatie type ‘letter,
2 dagen wetenschappelijk verlof na acceptatie +
comment’ (1ste auteur)$
inschrijvingsgeld/hotel/vlucht voor
congres/navorming/symposium twv 100 euro x
aantal bladzijden x IF (met max 1000 euro)
(zo geen IF of IF<1 IF = 1)*
Acceptatie publicatie type ‘case report’
3 dagen wetenschappelijk verlof na acceptatie +
(1ste auteur)$
inschrijvingsgeld/hotel/vlucht voor
congres/navorming/symposium twv 100 euro x
aantal bladzijden x IF (met max 1000 euro)
(zo geen IF of IF<1 IF = 1)*
Acceptatie publicatie type ‘full length
4 dagen wetenschappelijk verlof na acceptatie +
article, review’ (1ste auteur)$
inschrijvingsgeld/hotel/vlucht voor
congres/navorming/symposium twv 100 euro x
aantal bladzijden x IF (met max 1000 euro)
(zo geen IF of IF<1 IF = 1)*
$indien gedeelde eerste auteur: compensatie cfr eerste auteur
indien tweede auteur: wordt de compensatie gehalveerd
Indien geen eerste, tweede of laatste auteur: wordt de compensatie gedeeld door 4
Voor submissies in kader van een doctoraat worden deze compensaties ad hoc besproken met
promotor en diensthoofd
*Voor assistenten die door rotatie van stageplaats of einde opleiding niet meer in UZLeuven
stage lopen na acceptatie van de publicatie, worden de extra dagen wetenschappelijk verlof
omgezet in een uitgebreidere financiële compensatie:
inschrijvingsgeld/hotel/vlucht voor congres/navorming/symposium twv 200 euro x aantal
bladzijden x IF (met max 2500 euro)
(zo geen IF of IF<1 IF = 1)
Wetenschappelijk verlof in het kader van Master of Science in de Ziekenhuishygiëne
Indien de ASO in zijn hogere opleiding minstens 2 jaren microbiologie gekozen heeft, kunnen er
eenmalig bijkomend 5 lesdagen ziekenhuishygiëne opgenomen worden tijdens deze hogere opleiding
in de microbiologie.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 41/52
Aangezien een aanzienlijk aantal van de assistenten die voornamelijk microbiologie in hun opleiding
volgen ook de Master of Science in de Ziekenhuishygiëne willen aanvangen of volbrengen voor het
einde van hun opleiding, wordt hiervoor een extra regeling voorzien. Indien de bezetting dit toelaat
(minimum twee A(p)SO aanwezig) en na overleg met supervisie kan een A(p)SO voor vakken van
deze opleiding gegeven in UZ Leuven de dienst (zowel hematologie, microbiologie als scheikunde)
verlaten tijdens de middaguren (12u00-14u00) of na 16u00 zonder opname van bijkomend
(wetenschappelijk) verlof.
Merk op dat deze vakken niet geïntegreerd kunnen worden als lesvakken van de ManaMa Klinische
Biologie.
Voor het studeren van en afleggen van examens voor deze cursussen wordt er eveneens
wetenschappelijk verlof opgenomen.
Zo meerdere assistenten gelijktijdig binnen dezelfde subdiscipline bijkomende cursussen wensen te
volgen, wordt de voorkeur bepaald als volgt: eerste voorkeur gaat naar de A(p)SO die zijn
hoofdaanwezigheid hogere opleiding, bv. 3 jaar microbiologie, op deze subdiscipline heeft; tweede
voorkeur gaat volgens anciënniteit, bv. 5e jaars gaat boven 4e jaars. Tevens zal rekening gehouden
worden met de inzet van de assistent, zoals moet blijken uit de 6-maandelijkse evaluatierapporten.
De A(p)SO moet zijn bijkomende kennis (bv. ziekenhuishygiëne) bewijzen aan de hand van een
project dat de dienst ten goede komt.
Het aanvragen van wetenschappelijk verlof verloopt via de procedure geldend voor wettelijke
vakantiedagen.
Procedure: Na overleg met de collega-assistenten die op dezelfde subdiscipline werken, wordt aan de
onmiddellijke supervisor van de betreffende subdiscipline toestemming gevraagd voor verlof
(mondeling of per email). Men stuurt vervolgens een email naar het dienstsecretariaat
([email protected]) met in kopie de supervisor die de toestemming gaf en de
wachtcoördinator. In deze mail vermeldt u op welke dag/en u wetenschappelijk verlof wenst te
nemen en van welke supervisor u die toestemming kreeg. Bij zijn terugkeer dient de assistent het
bewijs van zijn deelneming toe te voegen aan zijn afwezighedenkaart (per mail te versturen naar
[email protected]).
Bij deelname aan door firma’s gesponsorde seminaries en congressen is elke A(p)SO onderhevig aan
MDEON visum voor de sponsoring van de permanente vorming. Zij dienen dit te verkrijgen van de
firma die sponsort. Meer informatie hierover is te vinden op
https://www.mdeon.be/index.php?id=48&L=1 .
Wetenschappelijk verlof wordt zeker niet toegekend indien de assistent niet deelneemt aan de
seminaries die in de dienst zelf georganiseerd worden.
A(p)SO krijgen sinds 1/8/2013 eenmalig een opleidingsbudget ter beschikking gesteld door UZ
Leuven dat in hoofdzaak dient voor deelname aan cursussen of congressen. Bijkomende informatie
hierover is te vinden in de informatiebrochure: “opleidingsfonds ASO”. Ook de Manama
Ziekenhuishygiëne kan met dit budget betaald worden. Aanvragen met bewijsstukken worden hiertoe
gericht aan het dienstsecretariaat.
Deelname aan een opleiding, seminarie of congres kan daarenboven (partieel) gesponsord worden
door de MSU van de subdiscipline waar de A(p)SO stage loopt. Elke MSU beschikt hiervoor over een
eigen budget. Criteria voor sponsoring zullen door elke MSU opgesteld worden.
Afwezigheid op de verschillende disciplines gebeurt in overleg met collega assistenten en supervisie.
Er wordt over gewaakt dat er op werkdagen een minimum bezetting van 2 assistenten is en dat er
maximum 3 afwezigen zijn op de discipline microbiologie.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 42/52
V.5.4 AFWEZIGHEID WEGENS ZIEKTE
Ingeval van ziekte moet de assistent het dienstsecretariaat zo spoedig mogelijk verwittigen,
telefonisch of via mail aan [email protected], ten laatste vóór het begin van de
normale dagtaak. Het dienstsecretariaat zal dan het nodige doen om de betrokken stafleden te
verwittigen. Ingeval het afwezigheid wegens ziekte betreft tijdens de bereikbare wacht moeten de
betrokken medische stafleden met bereikbare wacht verwittigd worden. De zieke moet tevens
melden hoelang hij waarschijnlijk afwezig zal zijn, welke belangrijke taken of opdrachten (bvb. speciale
zorgen voor een bepaalde patiënt, het houden van een voordracht, enz.) moeten overgenomen
worden, en desgevallend, welke wachten zullen moeten vervangen worden.
Voor iedere afwezigheid wegens ziekte (ook als die afwezigheid slechts één dag bedraagt) moet
binnen de 24 uur een geneeskundig attest van werkonbekwaamheid bezorgd worden aan het
dienstsecretariaat van Laboratoriumgeneeskunde. Deze zal de wachtcoördinator informeren en het
attest doorsturen naar de personeelsdienst van het ziekenhuis.
Assistenten werkzaam buiten de UZ, in samenwerkende opleidingscentra, moeten indien hun
verloning verloopt via de UZ Leuven en opgevolgd worden door IDEWE, de Arbeidsgeneeskundige
Dienst van de KU Leuven, steeds het originele ziekteattest onmiddellijk opsturen naar de
Personeelsdienst/salarisadministratie van UZ Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven, met onmiddellijke
verwittiging van, en doorsturen van een kopie van het ziekteattest naar de betrokken stagemeester in
het samenwerkende opleidingscentrum.
V.5.5 AFWEZIGHEID WEGENS ZWANGERSCHAP
In geval van zwangerschap is de assistent verplicht deze zo spoedig mogelijk te melden aan het
diensthoofd na confirmatie via raadpleging op de bedrijfsgeneeskundige dienst van de KU Leuven
(Interbedrijfsgeneeskundige Dienst voor Werkgevers v.z.w. KU Leuven, tel 016/332492).
De bedrijfsarts zal indien nodig overleg plegen met de stagemeester om de eventueel te nemen
maatregelen in het belang van moeder en kind te bespreken. Over de veiligheidsmaatregelen voor
zwangeren, cfr. “Informatiebrochure voor Arts-Specialisten in Opleiding in de UZ Leuven en
Samenwerkende Opleidingsdiensten" rubriek "Moederschapsbescherming".
Een attest van zwangerschap, opgesteld door de behandelende arts, dient zo spoedig mogelijk te
worden bezorgd aan de Algemene Directie - Administratie Medisch Personeel. Een
informatiebrochure omtrent bevallingsrust, lactatieverlof, kinderbijslag en kraamgeld wordt aan de
betrokkene opgestuurd.
Een zwangere assistente dient de Erkenningscommissie per brief hiervan in kennis te stellen.
De zwangerschapsrust start zowel voor een éénling als voor een meerling verplicht op 3 weken vóór
de vermoedelijke bevallingsdatum en eindigt na 12 weken postnatale rust.
Bij een meerling heeft men recht op 2 extra weken zwangerschapsverlof die ofwel vóór ofwel na de
bevalling opgenomen worden. In het belang van moeder en kind is het aangeraden de arbeid stop te
zetten 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum.
Indien de A(p)SO wil genieten van het betaald lactatieverlof, dient u een afspraak te maken op de
arbeidsgeneeskundige dienst 4 à 6 weken na de bevalling.
Voor kinderen geboren vanaf 1 juli 2002 heeft de vader de wettelijke mogelijkheid om maximum 10
dagen vaderschapsverlof op te nemen.
Voor meer informatie: zie intranet: http://wiki/display/persintra/Vaderschapsverlof
Voor een gehele opleiding van 5 jaren, aanvaarden de Erkenningscommissie voor geneesherenklinisch biologen en de Erkenningscommissie voor apothekers-klinisch biologen een onderbreking van
15 weken in zijn geheel en niet onderbroken, ten gevolge van zwangerschapsverlof, zonder verlenging
van de totale opleidingsduur. Elke langere onderbreking of nieuwe onderbreking ten gevolge van een
volgende zwangerschap zal leiden tot een verlenging van de opleidingsduur met het aantal afwezig
dagen.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 43/52
Betreffende moederschapsbescherming en assistenten in opleiding werden door de Medische Raad
van de UZ Leuven richtlijnen uitgevaardigd. Deze worden hieronder overgenomen. Deze
voorschriften zijn van toepassing op de arts-assistenten in opleiding in de Universitaire Ziekenhuizen
Leuven en samenwerkende opleidingsdiensten.
1.
2.
3.1.
3.2.
3.3.
4.1.
4.2.
5.
6.
7.1.
7.2.
7.3.
Het moet de bekommernis zijn van de zwangere assistente, haar collega's en haar opleiders dat
de zwangerschap in optimale omstandigheden verloopt, zowel voor de gezondheid van de
moeder als voor die van het kind.
Art 19 uit het Huishoudelijk Reglement Geneesheren-Specialisten in opleiding van de UZ
Leuven stipuleert het volgende m.b.t. de zwangere assistent in opleiding: “Zij is verplicht zo
snel mogelijk haar coördinerende stagemeester, stagemeester en de arbeidsgeneeskundige
dienst in kennis te stellen van haar zwangerschap”.
Indien de totale onderbreking wegens zwangerschapsrust langer duurt dan 15 weken, moet de
opleiding echter verlengd worden met de duur van de onderbreking die de 15 weken
overschrijdt, tenzij in opdracht van de stagemeester een wetenschappelijke opdracht wordt
vervuld die kwalitatief goed bevonden is door de stagemeester.
Een zwangere assistente heeft recht op 15 weken moederschaprust, waarvan drie weken
verplicht te nemen vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, en acht weken verplicht te nemen
na de bevalling.
Het wordt aan zwangere assistentes, die een zware arbeidsbelasting hebben, aangeraden de
moederschaprust aan te vatten zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
Een zwangere assistente kan vrijwillig haar moederschaprust inkorten, behalve vanaf drie
weken vóór de bevalling en de acht weken na de bevalling die wettelijk verplicht zijn.
Zwangeren mogen geen lokalen waar met ioniserende stralingen wordt gewerkt, betreden.
In lokalen waar occasioneel gewerkt wordt met ioniserende stralen, moet de zwangere zich bij
het gebruik ervan verwijderen.
Zwangeren moeten direct contact met chemicaliën (voornamelijk cytostatica) schadelijk voor
embryo en foetus vermijden.
Zwangeren mogen niet in lokalen komen waar patiënten verzorgd worden die een bekende
infectie vertonen veroorzaakt door een van volgende virussen: bofvirus, cytomegalovirus,
enterovirus, hepatitis B en C-virus, herpes simplex virus 1 en 2, HIV, parvovirus B 19,
rubellavirus, vacciniavirus, varicella zoster virus.
Indien een assistente omwille van haar zwangerschap niet op een risicopost tewerkgesteld kan
blijven, dan wordt zij gemuteerd naar een arbeidsplaats die voor de moeder en de foetus geen
gevaren inhoudt.
Indien deze mutatie problemen schept, dan wordt door het diensthoofd en de
bedrijfsgeneeskundige dienst naar een aanvaardbare oplossing gezocht.
Slechts indien er geen alternatieve tewerkstelling aangeboden kan worden, moet de zwangere
assistente haar beroepsactiviteiten stopzetten, en een onderbreking van het stageplan
aanvragen bij de bevoegde Erkenningscommissie. In dat geval kan zij een beroep doen op een
financiële tussenkomst van het Fonds voor Beroepsziekten (aan te vragen via de
bedrijfsgeneeskundige dienst).
Opmerking
1.
Zwangerschap moet gemeld worden binnen 3 maanden. Nalaten van deze mededeling heeft
als gevolg dat de assistente geen beroep kan doen op uitkeringen van Fonds voor
Beroepsziekten bij verwijdering uit het laboratorium.
2.
De bevallingsdatum moet door de betrokkene na de bevalling binnen een termijn van 3 dagen
aan de mutualiteit en aan de directie van het ziekenhuis worden meegedeeld. Het nalaten van
deze mededeling heeft immers als gevolg dat de weddenuitkering onderbroken zal worden en
dat geen kinderbijslag wordt uitbetaald.
Lactatieverlof kan aangevraagd worden bij de directie via de universitaire stagemeester.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 44/52
Concreet neemt een zwangere A(p)SO op de dienst Laboratoriumgeneeskunde niet meer deel aan
de bereikbare wachten van zodra zij kennis heeft gegeven van haar zwangerschap.
Voor de subdiscipline microbiologie worden de volgende voorzorgsmaatregelen getroffen om het
risico op overdracht van infectieziektes te beperken:
 Niet aanprikken en enten van hemoculturen
 Geen Vitek suspensies maken aangezien dit een groot risico geeft op aërosolvorming
 Geen rechtstreeks microscopisch onderzoek , microscopisch onderzoek van gefixeerde
stalen vormt geen probleem indien handschoenen gedragen worden
 Dragen van handschoenen bij manipulatie van gegroeide cultuurbodems
 Geen bacteriologie weekendpermanenties omdat dit bovenstaande taken impliceert
 Zaaltoer op algemene interne geneeskunde vormt geen probleem (enkele sociaal contact)
Voor de discipline scheikunde:
 Een lijst met gebruikte schadelijke en dus te mijden chemische agentia is aanwezig op IDEWE.
Voor de discipline hematologie:
 Microscopie van gefixeerde, gekleurde en afgedekte draagglaasjes kan door zwangeren
gebeuren. Het is aangeraden om bij manipulatie ervan handschoenen te dragen
 Beenmergpuncties kunnen niet door zwangeren uitgevoerd worden.
V.5.6 ANDERE AFWEZIGHEDEN
Afwezigheid tijdens de diensturen voor het volgen van colleges of practica aan de KU Leuven, bv.
voor het behalen van het Aanvullend Diploma voor het gebruik van isotopen in vitro, worden in de
regel niet toegestaan.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
VI
versie 150106
pagina 45/52
ADDENDUM: INFORMATIE VOOR COASSISTENTSCHAP
KLINISCHE BIOLOGIE IN DE UZ LEUVEN
Tijdens het laatste jaar van opleiding tot arts omvat het coassistentschap Klinische Biologie een stage
van zes maand, al dan niet aaneensluitend, op Laboratoriumgeneeskunde.
Via de elektronische leeromgeving Toledo wordt een leidraad ter beschikking gesteld van de
coassistenten (master in de geneeskunde, 4de studiefase).
Tijdens deze zes maanden wordt de coassistent vertrouwd gemaakt met de verschillende aspecten
van de klinische biologie (hematologie, klinische chemie inclusief toxicologie, microbiologie) onder de
vorm van een rotatiestage, waarbij aan elke discipline ongeveer twee maanden stage besteed wordt.
Bij de stage wordt de coassistent opgeleid onder vorm van inleidende lessen, zelfstudie aan de hand
van leermodules, begeleiding door vaste medische staf en ouderejaarsassistenten, en werkdiscussies.
In het kader van de opleiding klinische chemie wordt wekelijks een moment van individuele
verdieping voorzien aan de hand van casus-bespreking en/of protocollering. De concrete inhoud
wordt met de betrokken supervisoren besproken. Het is de verantwoordelijkheid van de coassistent
om in het begin van de werkweek met betrokken supervisor concrete afspraken te maken
hieromtrent.
Bij het einde van de stageperiode moet de coassistent zich voldoende kennis eigen gemaakt hebben
om in staat zijn alle analysen te beheersen en zelfstandig uit te voeren die behoren tot het
takenpakket van de bereikbare wacht Laboratoriumgeneeskunde.
Coassistenten vullen de arbeidstijdregistratie formulieren per week in en dienen deze documenten
wekelijks in op het dienstsecretariaat.
Coassistenten hebben één week paasvakantie en daarnaast nog 10 werkdagen vakantie op te nemen
na overleg met de collega (co)-assistenten en de directe supervisie. Werkuren zijn van 8u30 tem
18u.
Op het einde van elke rotatiestage zal een beoordelingsformulier ingevuld worden betreffende de
coassistent, en zal er een tussentijds begeleidingsgesprek plaatsvinden met de supervisor
waarvan een verslag wordt opgemaakt. Beide documenten moeten telkens zo spoedig mogelijk
bezorgd worden aan het secretariaat van de coördinerend stagemeester.
In het tweede semester zal een kort mondeling examen van elke subdiscipline (quotatie voor
het vak Verdieping in de Klinische Biologie) afgenomen worden door de supervisoren van alle
subdisciplines om te peilen naar de kennis opgedaan tijdens de stage. De leerstof voor dit examen is
vermeld in de syllabus van de KU Leuven Master in de Geneeskunde – Afstudeerrichting prespecialisatie Klinische Biologie http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/syllabi/n/E02V4AN.htm
Om de homogeniteit met de coassistenten geneeskunde te behouden, wordt dezelfde
werkprocedure aangehouden voor de coassistenten farmacie: invullen van de weekschema's
arbeidstijdregistratie, dezelfde werkuren en dezelfde beoordelingsformulieren.
VI.1 LEERDOELEN VOOR DE PRE-SPECIALISTISCHE OPLEIDING
KLINISCHE BIOLOGIE
VI.1.1 ALGEMEEN
1.
Integrale kwaliteitszorg
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 46/52
Kennis van het werken in een kwaliteitssysteem.
2.
Klinische betekenis van een laboratoriumtest
De coassistent moet zich een oordeel kunnen vormen over het klinisch nut van een
laboratoriumtest.
3.
Algemene basiskennis van werken in een laboratorium
De coassistent moet vertrouwd zijn met de volgende zaken, die aan de basis liggen van alle
laboratoriumactiviteiten :
 het bestaan van verschillende “soorten” water, en de methodes om water te zuiveren
 het SI-eenhedensysteem en de verschillende manieren om eenheden van enzymactiviteit
uit te drukken
 het berekenen van concentraties in de volgende eenheden : molair, molail, normaal.
 het correct afwegen van milligrammen en grammen
 het correct hanteren van volumetrische apparatuur (bv. automatische pipetten en
maatkolven), het maken van oplossingen en verdunningen
 de betekenis en bereiding van een buffer en het correct gebruik van een pH-meter
 het gebruik van centrifuges
Deze basisbegrippen worden goed beschreven in het eerste hoofdstuk van het “Tietz textbook of
Clinical Chemistry”, doch een en ander moet ook in de praktijk worden geleerd.
4.
Elementaire kennis van de principes van analytische methoden, gebruikt tijdens de rotatie over
de werkposten.
5.
Afname, verwerking en bewaring van biologische stalen
De coassistent moet weten welke types afname-recipiënten worden gebruikt. Hij moet zich
bewust zijn van de problemen die zich stellen bij de patiëntvoorbereiding, de staalname zelf, het
transport naar het laboratorium, de verwerking en bewaring van de stalen. Studiemateriaal:
tweede hoofdstuk van het “Tietz textbook of Clinical Chemistry”, in-house procedures.
6.
Veiligheid binnen het laboratorium
De coassistent moet vertrouwd worden met de afvalproblematiek in een klinisch laboratorium,
problemen m.b.t. tot microbiële contaminatie, en hij moet ook de betekenis begrijpen (of
kunnen terugvinden) van de gevaar-pictogrammen en “Risk/Safety”-zinnen die worden gebruikt.
7.
Omgang met literatuur en andere hulpmiddelen.
De coassistent moet o.a. leren omgaan met moderne technieken voor literatuursearch en
opslag, alsook met klassieke PC-pakketten (tekstverwerking, spreadsheet, database, presentatie).
Kennis van (enkele elementaire onderdelen van) statistiek is een must.
8.
Kwaliteitsbewaking
De coassistent moet noties hebben van interne en externe kwaliteitsbewaking.
VI.1.2 LEERDOELEN SPECIFIEK VOOR DE KLINISCHE CHEMIE
1.
Theoretische en elementaire praktische kennis van de primaire meettoestellen.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
2.
versie 150106
pagina 47/52
Theoretische en praktische kennis van toxicologische basistests.
VI.1.3 LEERDOELEN SPECIFIEK VOOR DE HEMATOLOGIE
1.
Basishematologie (celtellingen en afgeleide meetgegevens)
 Preanalytische factoren : voorbereiding van de patiënt, bloedafnamesysteem en afname,
anticoagulans, monsterbewerking, bewaarcondities, storende invloeden.
 Hematologische analysers: werkingsprincipes kennen, principes van kwaliteitscontrole
begrijpen.
2.
Morfologie
Perifeer bloed celdifferentiatie, beenmerg en lichaamsvochten elementair kunnen beoordelen;
problemen herkennen voor doorverwijzing.
Perifeer bloed :
 Maken en kleuren van bloeduitstrijkpreparaten.
 Differentiële telling van leukocyten.
 Vaststellen en beschrijven van morfologische afwijkingen van erytrocyten m.b.t.
afmetingen, kleur en insluitlichaampjes. Vaststellen en beschrijven van morfologische
afwijkingen van leukocyten (toxische korreling, lichaampjes van Döhle, vacuolisatie,
atypische lymfocyten, hypersegmentatie etc.), en van trombocyten.
Beenmerg:
 Elementair morfologisch onderzoek van beenmergpreparaten.
Lichaamsvochten (lumbaal, ascites, pleura, synoviaal):
 Cytose
 Elementair morfologisch onderzoek met inbegrip van voorbereiding van diagnostische
protocols
Algemeen : kennis van werking en afstelling van de microscoop.
3.
Elementaire coagulatie en hemostase
 Preanalytische omstandigheden: voorbereiding van de patiënt, bloedafname en
bloedafnamesysteem, anticoagulans, monsterbewerking, bewaarcondities, storende
invloeden.
 Oriënterend stollingsonderzoek (PT, APTT, D-dimeren, bloedplaatjesaantal): testprincipes
kennen en begrijpen.
VI.1.4 LEERDOELEN SPECIFIEK VOOR DE MICROBIOLOGIE
1.
2.
3.
4.
5.
Gramkleuring en microscopisch onderzoek van bacteriologische preparaten
Giemsa-kleuring en microscopisch onderzoek van dikke druppel preparaten in het kader van
malariadiagnostiek
Entingsprocedures voor bacteriologische monsters
Uitvoering van identificatie van bacteriën en interpretatie van het antibiogram
Analyse van hemoculturen
VI.2 MASTERPAPER
De Faculteit Geneeskunde verwacht van elke coassistent een masterpaper, dit is een verplicht OPO
in het 4de master geneeskunde.
Voor meer concrete richtlijnen in verband met de masterpaper wordt ook verwezen naar de
‘leidraad coassistentschap 2014-2015’.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 48/52
VI.2.1 PRAKTISCHE RICHTLIJNEN MASTERPAPER PRESPECIALISATIE KLINISCHE
BIOLOGIE
De coassistent kiest onderwerp en promotor tegen 15 september en dient de masterpaper via mail
of schriftelijk in als concept, dit tegen 15 december (eerste ronde). Dit concept is een korte
beschrijving (2-tal bladzijden) van het topic dat de coassistent zal bespreken. (Het concept van) de
masterpaper zal dienen voorgesteld te worden tijdens het selectiegesprek met de
selectiecommissie eind december (eerste ronde) of midden april (tweede ronde) in een korte
PowerPoint presentatie (max 25 min en 15 dia’s). Het finale werk wordt ingediend tegen 15 mei van
het lopende academiejaar op het dienstsecretariaat LAG.
Op het einde van het academiejaar wordt gevraagd een mondelinge presentatie van de
masterpaper te houden. De coassistent geeft dan beknopt en gestructureerd zijn bevindingen weer
voor een publiek van coassistenten, assistenten en stafleden.
Mondeling presenteren
Het komt er op aan de essentie van jouw boodschap beknopt en gestructureerd te vertellen. Dit
realiseer je niet door zoveel mogelijk slides zo snel mogelijk te projecteren maar wel door te
selecteren. Als regel geldt dat de uitleg rond 10-15 slides ongeveer 10-25 minuten tijd in beslag
neemt.
Als vertrekpunt kan je voor elke fase van de IMRAD 2 slides voorzien, behalve de Resultaten die 4
slides plaats krijgen. De slides moeten de hoofdpunten in je verhaal ondersteunen; ze hoeven niet alle
details te bevatten. Het publiek voelt zich meer aangesproken als je oogcontact houdt en je verhaal
met enthousiasme brengt. Je komt alleen maar te weten of je je aan de tijd kan houden door de
presentatie vooraf uit te proberen. Oefening bevordert ook de vlotheid.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 49/52
Bijlage 1: VGM-dossier voor coassistenten
Vanaf academiejaar 2013-2014 is de stagefiche vervangen door VGM-dossier.
De studenten dienen bij de aanvang van het coassistentschap dit document in te vullen en te laten tekenen
door het diensthoofd. Daarna leveren zij dit document in op het Facultair Bureau Stages.
Studenten die hun keuze wijzigen van coassistentschap dienen het VGM-dossier opnieuw in te vullen en te
laten tekenen door het diensthoofd van de dienst waar zij hun coassistentschap verder zetten.
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
Kwaliteitssysteem
versie 150106
LAG – UZ Leuven
pagina 50/52
HUM-001E
versie 150106
pagina 51/52
Bijlage 2: Nuttige adressen en telefoonnummers
Een aantal nuttige adressen en telefoonnummers van de UZ Leuven en KU Leuven vindt u terug op
p. 6 t/m 8 van de "Informatiebrochure voor arts-specialisten in opleiding in UZ Leuven en
samenwerkende opleidingsdiensten".
Nuttige externe adressen, telefoonnummers, en URL's vindt u terug op p. 8 t/m 9 van dezelfde
Informatiebrochure.
Bijkomende nuttige gegevens:
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu
DG Basisgezondheidszorg
Erkenningen van gezondheidsberoepen
t.a.v. Secretaris Erkenningscommissies geneesheren-specialisten en huisartsen
Victor Hortaplein 40, bus 10
1060 Brussel
Tel.: 02/524.97.51
Fax: 02/524.98.17
internet: http://www.health.fgov.be
cfr onder Rubriek “Gezondheidszorg”
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
Commissie Machtiging Apothekers voor Verstrekkingen Klinische Biologie,
Nederlandstalige Kamer
T.a.v. apr. J. Meskens, secretaris
FAGG
Eurostation-gebouw
Victor Hortaplein 40 bus 40
1060 Brussel
Fax: 02/524.83.19
Email: [email protected]
Dr. P. Smeesters
Secretaris Medische Jury
Dienst Bescherming tegen Ioniserende Straling
Ravensteinstraat 36
1000 Brussel
02/2892139
Orde der Apothekers
Henri Jasparlaan 94
1060 Brussel
02/537 42 67
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven
HUM-001E
versie 150106
pagina 52/52
Coördinerend stagemeester Klinische Biologie KULeuven:
Prof. Dr. Johan Van Eldere
Herestraat 49
3000 Leuven
016/34 70 72
Vaste medische stafleden-supervisoren Laboratoriumgeneeskunde, UZ Leuven, per
vakgebied
(alle stafleden zijn bereikbaar via e-mail via adres [email protected])
De verantwoordelijkheden van de verscheidene medische stafleden van de dienst
Laboratoriumgeneeskunde zijn consulteerbaar via het Kwaliteitshandboek van
Laboratoriumgeneeskunde, o.a. via HUM-400-Tabel 1
Stagemeesters Klinische Biologie in Samenwerkende Opleidingsdiensten
Apr. A. Boel
O.L.Vrouwziekenhuis
Moorselbaan 164
9300 Aalst
053/72 41 11
[email protected]
Dr. M. Langlois
AZ St.-Jan
Ruddershove 10
8000 Brugge
050/45 21 11
[email protected]
Dr. M. Boudewijns
AZ Groeninge
Campus Kennedylaan
Kennedylaan 4, 8500 Kortrijk
056/634200
[email protected]
Dr. G. Coppens
Ziekenhuis Oost-Limburg
Schiepse Bos 2
3600 Genk
089/32 50 50
[email protected]
Apr. W. Laffut
Labo H. Hartziekenhuis
Mechelsestraat 24
2500 Lier
03/491 30 70
[email protected]
Dr. E. De Laere
H. Hartziekenhuis
Wilgenstraat 2
8800 Roeselare
051/233838
[email protected]
Apr. H. De Puydt
AZ Sint-Lucas
Campus Sint-Lucas
Groenebriel 1, 9000 Gent
09/224 64 68
[email protected]
Dr. J. Frans
Imelda ziekenhuis
Imeldalaan 9
2820 Bonheiden
015/50 50 11
[email protected]
Prof. Dr. F. Martens
AZ Groeninge
Campus Reepkaai
Reepkaai 4, 8500 Kortrijk
056/63 42 42
[email protected]
Dr. P. Meeus
O.L.Vrouwziekenhuis
Moorselbaan 164
9300 Aalst
053/72 41 11
[email protected]
Dr. J.-L. Rummens
Jessa Ziekenhuis
Campus Virga Jesse
Stadsomvaart 11, 3500 Hasselt
011/30 97 40
[email protected]
Dr. A.-M. Van den Abeele
AZ Sint-Lucas
Campus Sint-Lucas
Groenebriel 1, 9000 Gent
09/224 64 68
[email protected]
Apr. H. Vanpoucke
H. Hartziekenhuis
Wilgenstraat 2
8800 Roeselare
051/233908
[email protected]
Dr. S. Vermeiren
GZA Ziekenhuizen Antwerpen
Oosterveldlaan 24
2610 Wilrijk
03/443 38 32
[email protected]
Dr. Pharm. S. Weekx
GZA Ziekenhuizen Antwerpen
Oosterveldlaan 24
2610 Wilrijk
03/443 46 34
[email protected]
Kwaliteitssysteem
LAG – UZ Leuven