Ruben in ’t Groen Nederlandse les wereldwijd Ouders hebben het al een tijd in de gaten: collega’s die in Noord-Frankrijk een mondje Nederlands spreken, hebben op de arbeidsmarkt een streepje voor. Bedrijven zijn ervan overtuigd: om de Vlaamse en eventueel ook de Nederlandse markt aan te boren hebben ze personeel nodig dat niet alleen Frans en Engels spreekt, maar ook Nederlands. En ook de lokale politiek en de beleidsmakers in het educatieve systeem geven in Noord-Frankrijk (tussen Calais en Lille) prioriteit en steun aan het Nederlands in het primair en middelbaar onderwijs. Het is dus niet meer dan logisch dat sinds een vijftiental jaren steeds meer leerlingen het vak Nederlands kiezen. Motivatie Toch is de motivatie van leerlingen natuurlijk minder rationeel dan die van hun ouders en volwassenen in het algemeen. Sommigen volgen het vak als verplichte tweede taal, in plaats van Spaans of Duits. De geografische nabijheid van het Nederlandstalige Vlaanderen speelt dan vaak een doorslaggevende rol, net als mogelijke familie of een bijbaantje aan de andere kant van de grens. Voor anderen vloeit hun keuze voor het Nederlands juist voort uit een drang naar exotisme: ‘Hé, welk optievak heb jij genomen? Muziek? Gebarentaal? Russisch?’ ‘Nee, ik doe Nederlands...’ Het Lycée Tourcoing, donderdagochtend om 8 uur. Een tiental leerlingen uit het eindexamenjaar die het optievak Nederlands volgen, strompelen mijn lokaal binnen. Vandaag behandelen we het thema Reclame. De bedoeling is dat ze volgende week zelf een korte radioreclame gaan maken. Bij gebrek aan goede lesboeken gaan we in de klas eerst wat grappige foto’s en filmpjes bekijken en becommentariëren. Tegen het einde van het lesuur van 55 minuten beginnen sommigen hun spullen op te ruimen. Een stoere bink vraagt of ik bang ben van spinnen. Er schiet me meteen een anekdote te binnen: over een platte spin die ik op een ochtend op mijn hoofdkussen vond. Ik vertel, de leerlingen luisteren. Sommigen staren me vol afgrijzen aan, anderen moeten lachen. Voor mij betekent dat dat ze m’n verhaaltje hebben begrepen. De bel gaat en ik schrijf nog gauw het huiswerk op het bord. Eén leerlinge merkt op dat we vandaag eigenlijk niet veel gedaan hebben. ‘Nee,’ zeg ik, ‘gewoon een beetje gekletst. Maar dat is niet zo erg. Dan werken we de volgende keer wel wat harder...’ Ruben in ’t Groen De rubriek Nederlandse les wereldwijd wordt verzorgd in samenwerking met Ingrid Degraeve, projectleider van het Taaluniecentrum Nederlands als Vreemde Taal. 33 Les 187 Het aantal buitenlanders dat Nederlands leert, zit al enkele jaren in de lift. Wereldwijd studeren honderdduizenden onze taal. En dat zijn niet alleen de 15.000 universiteitsstudenten, verspreid over veertig landen. In Wallonië, het noorden van Frankrijk en de Duitse deelstaten die aan Nederland grenzen, is het Nederlands een schoolvak voor ongeveer 400.000 leerlingen. Wie zijn die studenten? Waarom studeren zij Nederlands? Wie zijn hun docenten? In de rubriek Nederlandse les wereldwijd een proeve van kennismaking. In deze aflevering is aan het woord Ruben in ’t Groen, docent Nederlands aan de middelbare scholen Lycée Gambetta en Lycée Colbert in Tourcoing (Frankrijk). In het Nederlands Ik projecteer op het muurscherm enkele reclamefoto’s. De vierde is er een voor het insecticide Raid: de hand van Spiderman ligt languit op een stenen vloer. Nadat ze samen een korte beschrijving hebben gegeven, kunnen mijn leerlingen ook de impliciete boodschap formuleren. De slogan wordt: ‘Raid is zo goed, dat zelfs Spiderman dood is!’ Eén leerling merkt heel terecht op dat spinnen geen insecten zijn. Een ander zegt dat Raid sowieso niet goed is voor de natuur. Dan steekt een meisje haar hand op om (in het Nederlands) te vragen of ze iets mag vertellen. (Natuurlijk mag dat, graag zelfs!) Ze was dit jaar op een camping aan zee, en toen ze wakker werd zat er een grote spin op haar slaapzak. Ze was bang en ze riep haar kleine broer, maar die was ook bang!... Er ontstaat een korte discussie tussen de leerlingen over spinnen. De meesten (en vooral de meisjes) vinden ze eng en lelijk. Anderen moeten daarom lachen. Na het eerste meisje wil er nog eentje haar ei kwijt over haar ervaring met spinnen. Mijn rol in de klas beperkt zich vooral tot het eisen dat alle opmerkingen in het Nederlands worden geformuleerd. Als de medeleerlingen het ook niet weten, help ik de spreker met het vocabulaire dat ik vaak in mime uitbeeld. Ik corrigeer ook af en toe de uitspraak als de verstaanbaarheid in het gedrang komt. Verder laat ik de leerlingen hun gang gaan. feb ’14 '14 Een beetje gekletst
© Copyright 2024 ExpyDoc