Zweefvliegclub Flevo Zweefvliegveld Biddinghuizen Mosselweg 10a

Zweefvliegclub Flevo
Zweefvliegveld Biddinghuizen
Mosselweg 10a
8256 RB Biddinghuizen
Voorzitter: Joop Ramaekers
email: [email protected]
Mobiel: +31 6 10556652
Aan:
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
t.a.v. Directie Participatie
ontwerp luchthavenbesluit Lelystad
Postbus 30316
2500 GH Den Haag
www.centrumpp.nl/lopendeprojecten
via Participatieormulier (Internet)
Biddinghuizen, 29 juli 2014
Kenmerk:
ZCF 20140729a
Betreft:
herziene en uitgebreide zienswijze Ontwerp luchthavenbesluit en MER
luchthaven Lelystad
Geachte Staatssecretaris,
In de FlevoPost van woensdag 18 juni 2014 is aangegeven dat belanghebbenden hun
mening dan wel zienswijze over het Ontwerp luchthavenbesluit (hierna: OLB) en het
Milieueffectrapport (hierna: MER) voor luchthaven Lelystad zoals gepubliceerd op 19 juni
2014 kenbaar kunnen maken van 20 juni tot en met 31 juli 2014 door middel van een
zienswijzeformulier, schriftelijk, via email of mondeling.
In dezelfde FlevoPost zijn tevens de data bekend gemaakt van verschillende
informatiebijeenkomsten over de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad door de
zogenaamde Alderstafel Lelystad.
Tegen het OLB en het MER hebben wij vereniging Zweefvliegclub Flevo, als beheerder en
gebruiker van het zweefvliegterrein Biddinghuizen zoals genoemd in het Ondernemingsplan
van Schiphol Group van maart 2014, aanmerkelijke bezwaren die wij hieronder zullen
toelichten.
1. Wat betreft de procedure
Blijkens boven aangehaalde publicatie heeft de Staatssecretaris het OLB en MER voor
29 juli 2014
1/10
luchthaven Lelystad vanaf 18 juni 2014 ter inzage gelegd. In de publicatie wordt aangegeven
dat burgers 'hun mening dan wel zienswijze kenbaar kunnen maken' . Dat kan onder meer
via email en ook mondeling. Niet aangegeven is hoe een mondeling contact wordt
vastgelegd en verwerkt, en hoe daarop later een beroep gedaan kan worden. Hetzelfde geldt
voor email.
Zoals blijkt uit de Nota van Toelichting (hierna: ‘NvT’) bij het OLB (par.2.1.8 pagina 13) is de
mogelijkheid tot beroep bij de bestuursrechter uitgesloten in de Crisis- en herstelwet. Uit de
M.E.R en uit de brieven van de heer Alders blijkt dat de effectuering van het (O)LB
onverbrekelijk verbonden is met besluitvorming omtrent de aan- en uitvliegroutes, waarbij in
feite reeds nu een keuze wordt voorgesteld voor het in de M.E.R. en het als bijlage 2 daarbij
gevoegde advies van de "Alderstafel" genoemde “routeplan B+”. Volgens dit voorgestelde
route plan zal de uitvliegroute bij gebruik van baan 23 (welke baan in verband met de
overheersende windrichting meestal in gebruik zal zijn) op lage hoogte vlak langs ons
zweefvliegveld lopen evenals de naderingsroute bij gebruik van baan 05. Het gevolg daarvan
zal zijn dat onze vereniging bij het ongewijzigd doorgaan van dit plan geen bestaansrecht
meer zal hebben.
MER p.25 Fig.4. De vier routevarianten van het voornemen bij gebruiksrichting 23
29 juli 2014
2/10
MER p.25 fig. 5. De vier routevarianten van het voornemen bij gebruiksrichting 05
Hoewel de M.E.R, het advies van de "Alderstafel", de brieven van de heer Alders en de Nota
van Toelichting wel de gevolgen voor de kleine luchtvaart vanaf vliegveld Lelystad bespreken
wordt van de gevolgen voor de zweefvliegerij met geen woord gerept. Dat wel wordt gezien
dat als gevolg van de plannen de zweefvliegsport niet meer vanaf de huidige locatie kan
worden gecontinueerd blijkt overigens uit het Ondernemingsplan en de daarin opgenomen
Business Case van de Schiphol Group van maart 2014 waarin wordt gerefereerd aan
uitspraken van het LVNL dat in het geval van Routeplan B+ zweefvliegen binnen die
luchtruimstructuur niet meer mogelijk is.
Een en ander betekent dat effectuering van het OLB en de bijbehorende NvT in de thans
voorgestelde vorm er onherroepelijk toe leidt tot onze vereniging vanaf 2018 geen
bestaansrecht meer zal hebben. Hetzelfde geldt voor Zweefvliegclub Noordoostpolder. Veel
actieve zweefvliegers in de provincie Flevoland verliezen daardoor de mogelijkheid hun sport
te beoefenen. Bovendien gaan (recente) investeringen die de club(s) hebben gedaan in
terreinbeheer, lierinstallatie(s) gebouwen en installaties verloren.
Juist nu in de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid van beroep op de bestuursrechter is
uitgesloten had van de overheid extra zorgvuldigheid ten aanzien van belanghebbenden
zoals ons verwacht mogen worden. In dat opzicht is in drieërlei opzicht tekortgeschoten. Ten
eerste zijn wij, niettegenstaande onze wens daartoe (zie hierna) niet, althans onvoldoende bij
de ontwerpbesluitvorming en het onderzoek van alternatieven betrokken. Ten tweede, nu uit
de Nota van Toelichting, de M.E.R, het Aldersadvies en de brieven van de heer Alders niet
blijkt dat men zich van de zweefvliegactiviteiten rekenschap heeft gegeven, zal aangenomen
moeten worden dat die belangen in het geheel niet in de afweging betrokken zijn. Ten derde,
nu uit die stukken niet van de zweefvliegbelangen blijkt, worden degenen die bij de
besluitvorming zelf betrokken zullen zijn incorrect voorgelicht.
29 juli 2014
3/10
2. Voornemen uitbreiden Lelystad Airport en Nota van Antwoord 2013
De exploitant heeft bij brief van 29 juli 2013 bij het bevoegd gezag het voornemen tot het
aanvragen van een luchthavenbesluit kenbaar gemaakt (NvT pagina 13). Bij het voornemen
was de door de initiatiefnemer opgestelde ‘Notitie Reikwijdte en Detailniveau M.E.R.procedure Luchthavenbesluit Lelystad Airport’ gevoegd. Van 6 augustus tot en met 16
september 2013 lag het Voornemen tot de uitbreiding van Lelystad Airport met de
bijbehorende Notitie ter inzage. Ook de vereniging heeft op het voornemen gereageerd.
Blijkens de NvT zijn alle ingebrachte zienswijzen in de Nota van Antwoord (hierna: “NvA
2013”) op hoofdlijnen verwerkt en samengevat. Dit betekent dat niet meer is na te gaan op
welke wijze en in hoeverre de reacties van individuele belanghebbenden in de NvA 2013 zijn
meegenomen. Dit steekt te meer, omdat in de NvA 2013 de opdracht is verwerkt aan
Schiphol Group om de belangen van de kleine luchtvaart, waaronder die van
zweefvliegclub(s) in het algemeen en die van de beheerder(s) van zweefvliegterrein
Biddinghuizen in het bijzonder, in het oog te houden en af te wegen.
3. Fasering uitplaatsing General Aviation
In 2008 zijn als onderdeel van het Aldersakkoord Schiphol afspraken gemaakt over de
selectieve ontwikkeling van de mainport Schiphol in het perspectief van een geschatte
nationale omvang van het vliegverkeer omstreeks 2020 van 580.000 vliegtuigbewegingen.
Aan de heer Alders is gevraagd om een werkprogramma voor de uitvoering van het advies te
formuleren. Daarnaast heeft het bevoegd gezag i.c. de Staatssecretaris In de NvA 2013
aangegeven dat de exploitant zou worden verzocht om de netto effecten voor de kleine
luchtvaart voor Nederland in beeld te brengen. Er is dus een rechtstreekse relatie tussen het
zogenaamde Aldersakkoord Schiphol, de NvA 2013, het Ondernemingsplan van Schiphol
Group en de NV Luchthaven Lelystad van maart 2014 (waarin vervat de Business Case) en
het thans voorliggende OLB. Overigens is ook werkstroom 8 van belang, inhoudende een
Intentieovereenkomst General aviation (portefeuillehouder: Provincie Flevoland).
In de NvT onder hoofdstuk 7 (pagina 59) wordt aangegeven dat de exploitant voornemens is
om de general aviation (hierna: GA) op de luchthaven tot 2032 langzaam maar daarna
versneld af te laten nemen. Nu ten opzichte van het Aldersadvies Lelystad de beoogde
verplaatsing volgens het Ondernemingsplan van de exploitant trager kan plaatsvinden zegt
de NvT dat de Provincie Flevoland meer tijd heeft om de mogelijkheden te verkennen en de
verplaatsing uiteindelijk tot stand te brengen.
Echter, op pagina 33 van haar Ondernemingsplan geeft de exploitant aan dat sprake is van 3
fasen, waarvan Fase 1 omvat een maximale capaciteit voor 10.000 vliegtuigbewegingen en
ca. 1,5 miljoen passagiers per jaar (N1). Realisatie van fase 1 is voorzien in 2018, op welk
moment ook de bijbehorende CTR, TMA en luchtcorridors moeten zijn geëffectueerd.
Dit betekent dat onze vereniging aanzienlijk minder tijd heeft dan de overige GA en
sportvliegerij om te anticiperen op de gevolgen van het voorliggende OLB. In dat geval rest
de vereniging, bij implementatie van Fase 1 in 2018, bijzonder weinig tijd om elders een
onderkomen te vinden. Wij concluderen dat de beschrijving in het Ondernemingsplan en de
29 juli 2014
4/10
daarin opgenomen Business Case van die uitplaatsing niet voldoet aan de minimaal daaraan
te stellen eisen dan wel gestelde eisen, althans zeker niet waar het gaat om de belangen van
ZC Flevo, opererend vanaf zweefvliegterrein Biddinghuizen.
4. Overlegstructuren
4.1. Provinciaal overleg
Op pagina 11 van haar ondernemingsplan geeft de exploitant aan dat Schiphol Group,
Lelystad Airport, de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad de realisatie en uitvoering
van het Aldersadvies Lelystad Airport van 30 maart 2012 als gezamenlijke doelstelling
hebben. Dit houdt volgens het ondernemingsplan in dat zij zich zullen inspannen om uiterlijk
1 november 2014 een nieuw Luchthavenbesluit te hebben, waarmee ontwikkeling naar
25.000 vliegtuigbewegingen in de periode 2015-2020 en doorgroei naar 45.000
vliegtuigbewegingen na 2020 mogelijk kan worden gemaakt.
Het ondernemingsplan geeft aan dat Schiphol Group met de gemeente Lelystad en de
provincie Flevoland werkafspraken heeft gemaakt over onder meer de wijze waarop de
provincie Flevoland vanuit haar verantwoordelijkheid voor de luchtvaartterreinen van nietnationaal belang mogelijkheden kan bieden voor verplaatsing van bestaande activiteiten in
het segment General Aviation en voor de zweefvliegactiviteiten in Biddinghuizen. In haar
brief van 18 juli 2014 heeft de Provincie Flevoland aan onder meer de betrokken GA
bedrijven op Lelystad, de brancheverenigingen en de beide zweefvliegclubs in de provincie
aangegeven hoe naar haar oordeel het proces rond de uitplaatsing van GA bedrijven op
Lelystad Airport is en zal worden vormgegeven. Daarbij valt op dat de conclusies uit de NvT
op het OLB reeds als vaststaand worden aangenomen, terwijl de uitkomsten daaromtrent
nog in het geheel niet vast staan. Los van de vraag of dit procedureel juist is, betekent zulks
dat op generlei wijze rekening is of wordt gehouden met deze Zienswijze – of door anderen
nog in te dienen zienswijzen -, zoals onder meer wordt verwoord onder punt 1 van dit
schrijven. Bovendien is waar het gaat om de Provincie en onze vereniging slechts sprake
geweest van een eerste verkennend gesprek. Hoewel een vervolggesprek was geagendeerd
is daar vooralsnog geen invulling aan gegeven.
4.2. Alderstafel Lelystad
Het werkprogramma van de Alderstafel Lelystad bevat het werkspoor ‘Intentieovereenkomst
General Aviation’. Volgens de NvT wordt in dit werkspoor onder leiding van de Provincie
Flevoland en in samenspraak met alle relevante partijen gezocht naar mogelijkheden om
delen van de huidige activiteiten in general aviation (GA) op en gerelateerd aan de
uitbreiding van de luchthaven naar elders te verplaatsen. Nu onze vereniging door het
ondernemingsplan en het (O)LB rechtstreeks in haar belang wordt getroffen blijft onduidelijk
in hoeverre onze vereniging een “relevante partij” is. Pogingen van de vereniging om bij de
Alderstafel Lelystad te worden betrokken werden afgewimpeld.
Dit klemt te meer omdat in de NvT (pagina 49, “Parallelle trajecten en procedures”) wordt
vermeld dat de besluitvorming over de vliegroutes en vliegprocedures een eigenstandige
procedure kent op basis van artikel 5.11 van de Wet luchtvaart. In de NvT wordt nadrukkelijk
aangegeven dat de luchtverkeersdienstverleners reeds invulling moeten geven aan de eisen
29 juli 2014
5/10
van de artikel 5.11-procedure door de relevante belanghebbenden te betrekken via de
Alderstafel Lelystad.
Nu de vereniging, als exploitant en gebruiker van het zweefvliegterrein Biddinghuizen en als
zodanig rechtstreeks in haar belang getroffen bij aanpassing van de luchtruimstructuur, niet
bij de Alderstafel Lelystad is betrokken, is onvoldoende aan dit voorschrift invulling gegeven
en is de vereniging ernstig gedupeerd. De suggestie in de NvT als zouden de belangen van
alle betrokkenen in de OLB procedure zorgvuldig zijn dan wel worden meegenomen is
derhalve ook op dit punt onjuist.
5. Propositie voor overige luchthavengebruikers
Op pagina 47 van het Ondernemingsplan geeft de exploitant aan dat de uitbreiding van het
luchtverkeer op Lelystad Airport met groot handelsverkeer in het segment ‘Leisure/LCC’ op
termijn consequenties heeft voor de huidige gebruikers van de luchthaven, waaronder zij
begrijpt recreatief vliegverkeer en het zweefvliegterrein Biddinghuizen.
Wij hebben onder punt 3 al aangegeven dat de aanduiding “op termijn" misleidend is, en de
(tekst van de) NvT op dit punt mitsdien onjuist. Er is sprake van dringende urgentie om tot
een oplossing te komen. Volgens de exploitant zet de provincie Flevoland zich in om elders
in de provincie ruimte te bieden voor de zweefvliegsport. Onder punt 4.1. van deze
Zienswijze hebben wij aangegeven dat de Provincie naar onze beleving onvoldoende
invulling heeft gegeven aan dit (beleids-)voornemen, en dit ook nauwelijks zinvol kan doen
wanneer van effectuering van het (O)LB en de in de NvT besproken gevolgen (nog) geen
sprake is.
Op pagina 51 van het Ondernemingsplan geeft de exploitant aan dat binnen het
toekomstige luchtverkeersleidingsgebied van Lelystad Airport het zweefvliegveld
Biddinghuizen ligt. Volgens routevariant A voor het naderingsverkeer voor baan 05 en
routevariant B+ voor het uitvliegend verkeer van baan 23 zouden de naderings- en
vertrekroutes komen te liggen op een hoogte tussen de 2000 en 6000 ft. Op pagina 51 van
het Ondernemingsplan wordt daarom vermeld dat naar verwachting (van LVNL) de operatie
met zweefvliegtuigen op deze locatie daardoor niet op een veilige manier gehandhaafd kan
worden.
Onvermeld blijft dat er van uitplaatsing dan wel sluiting van zweefvliegterrein Biddinghuizen
geen sprake hoeft te zijn wanneer er minimale aanpassingen worden gedaan aan het nu
voorliggende OLB en de bijbehorende zonekaarten of de nog te effectueren
luchthavencorridors met bijbehorende hoogtegrenzen in het AIP. Indien in een adequate
routeplanning wordt voorzien waarbij de uitvliegroute van baan 23 en de naderingsroute van
baan 05 niet op lage hoogte vlak naast het zweefvliegterrein lopen, valt niet in te zien
waarom de zweefvliegactiviteiten op zweefvliegterrein Biddinghuizen niet gecontinueerd
zouden kunnen worden. Het zweefvliegterrein heeft de nodige separatie van vliegveld
Lelystad, en is ook niet in het verlengde van de start- en landingsbaan gelegen.
6. MER
In dit verband past nog een andere opmerking. De M.E.R. en het advies van de "Alderstafel"
dat als bijlage 2 bij het rapport is gevoegd geven uitvoerige beschouwingen over
29 juli 2014
6/10
geluidscontouren en de geluidsgevolgen van het besluit en de voorgenomen routes voor
Natura 2000 gebieden en woningen. Niet wordt ingegaan op de gevolgen voor recreatie. In
de strook langs het Veluwemeer ter hoogte van Biddinghuizen is een intensief
recreatiegebied gevestigd met een groot aantal recreatieve activiteiten, zoals het
evenementenpark Walibi Holland, het Veluwestrand, de openluchtschaatsbaan Flevonice ('s
zomers vinden er diverse andere activiteiten plaats), Golfclub Dorhout Mees, een
evenemententerrein waar festivals plaatsvinden, een kleiduivenschietterrein en
Zweefvliegclub Flevo. Routeplan B+ brengt met zich dat deze recreatieactiviteiten binnen of
pal naast de 48dB contourlijn liggen, waarbij zij opgemerkt dat volgens § 5.2.3 van de M.E.R.
hier piekbelastingen van ca. 70 dB zullen optreden, mede omdat de vliegtuigen hier zullen
accelereren om op een hoger vliegniveau te komen. In de praktijk betekent dit dat de
recreanten elkaar niet meer zullen kunnen verstaan vanwege de krijsende vliegtuigen en
waarschijnlijk zullen al deze activiteiten daarom moeten worden gestaakt.
Omdat de M.E.R. de gevolgen voor deze recreatieactiviteiten niet behandelt voldoet zij niet
aan de eisen van art. 7.20 lid 1 aanhef en sub e en i Wet Milieubeheer. Ook in de
Aldersrapportage en -brieven en in de Nota van Toelichting worden deze gevolgen niet
besproken. De voorbereiding is derhalve eens te meer onzorgvuldig, niet alleen hebben de
adviseurs zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van Routeplan B+ voor de
recreatie, maar ook worden door de lacune degenen die bij de besluitvorming zelf betrokken
zullen zijn en de burgers incorrect voorgelicht.
De meest voor de hand liggende oplossing is dat de aanvliegroute voor baan 05 en de
uitvliegroute van baan 23 op grotere hoogte boven Biddinghuizen worden gevlogen (boven
6000 voet). Dat is een voor de hand liggende oplossing die ook minder geluidoverlast zal
veroorzaken. De M.E.R. schept namelijk in zoverre ook een onvolledig beeld dat daarin
wordt vermeld dat bij lagere vlieghoogte de geluidscontouren kleiner zijn. Op zich is dat
waar, omdat, indien het vliegtuig op lagere hoogte vliegt de zijdelingse verspreiding van het
geluid geringer is, De arme mensen die zich recht onder het vliegtuig bevinden ondervinden
natuurlijk wel meer lawaai. Dat vermeldt de M.E.R. wijselijk niet.
Ten behoeve van de handhaving van het verkeersnaderingsgebied (TMA) van Schiphol
wordt er thans in voorzien dat op lagere hoogtes wordt gevlogen dan gebruikelijk. Het sparen
van de TMA zou echter geen ijzeren beginsel moeten zijn. Immers, bij het huidige gebruik
van Schiphol wordt er ook niet door vliegtuigen van en naar Schiphol gevlogen door het
gedeelte van de TMA dat gelegen is ten zuidoosten van vliegveld Lelystad (waar nu de
bedoelde naderings- en uitvliegroute worden gepland.). Dit betekent dat er in het geheel
geen interferentie is wanneer de aan- en uitvliegroutes hoger worden gelegd en de
ondergrens van de TMA hier wordt opgetrokken naar 7500 voet. Bijgevoegd zijn twee
kaartjes waar deze sector van de TMA Schiphol ("Schiphol TMA 7") op is ingetekend. Zie
gevoegde bijlage: 140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - TMA7_zweefvliegveld Bhuizen en
luchtcorridor's.pdf.
7. Luchtruimvisie
Op pagina 23 van de NvT wordt aangegeven dat om (...) uiteenlopende (vlieg)activiteiten
veilig en efficiënt te kunnen accommoderen (dit) vraagt om een ander operationeel concept
29 juli 2014
7/10
en een andere inrichting van het luchtruim dan die voor de verkeerstromen van en naar de
luchthaven Schiphol. Daarom wordt TMA Holland Regional opgericht. Het minimaliseren van
de interferentie met de afhandeling van het Schiphol verkeer is een belangrijk
aandachtspunt. Niet wordt vermeld dat dit eveneens leidt tot uitbreiding van de ambtelijke, en
daarmee bureaucratische, beheersstructuur van het Nederlandse luchtruim. Of dit leidt tot
efficiencywinst is zeer de vraag. De oud- en actieve luchtvaartpiloten die lid zijn van onze
vereniging stellen daarom grote vraagtekens bij deze nieuwe structuur. Zij bevelen aan om
het vliegverkeer voor Luchthaven Lelystad af te laten handelen door de luchtverkeersleiding
Schiphol, zoals dat ook gebeurt in veel buitenlandse “combi” TMA’s met daarin meerdere
luchthavens.
Overigens merken wij op dat het combineren van Nederlandse en Duitse militaire
vlieggebieden en het uitbreiden van TMA’s in Midden-Nederland en Flevoland er toe leidt dat
een aaneensluitend gebied ontstaat waar de kleine luchtvaart en in het bijzonder de
zweefvliegsport niet langer mogelijk is. In zijn algemeenheid is het effect van de neergelegde
Luchtruimvisie dat vliegsportbeoefening in grote delen van Nederland wordt uitgesloten. Het
is een raadsel hoe dit zich verhoudt met de elders in de NvT en in het Ondernemingsplan
van de exploitant verwoordde behoefte om extra opleidingsfaciliteit te creëren op Luchthaven
Lelystad. Andere Luchtvaartscholen zoals de eigen KLS van KLM groep hebben grote
moeite om nieuwe cursisten te werven die reeds beschikken over (zweef-) vliegervaring. Dat
wordt in de nieuwe luchtruimstructuur, met daarin minder plaats voor motor- en
zweefvliegverenigingen, alleen maar moeilijker.
8. Economische effecten
De vereniging onthoudt zich in zijn algemeenheid van een oordeel over de economische
effecten van het Ondernemingsplan en mitsdien de daarop betrekking hebbende passages
in de NvT, behalve dat met de thans voorziene routes het plan zeer schadelijk zal zijn voor
het intensieve recreatiegebied bij Biddinghuizen en derhalve ook voor de daarmee gemoeide
werkgelegenheid. Zij zet wel vraagtekens bij opmerkingen over de aanzuigende werking van
Luchthaven Lelystad ten koste van met name vliegvelden in Duitsland. Voor een geloof in die
aanzuigende werking bestaat geen goede grond. Immers, Duitsers die nu niet naar Schiphol
komen, komen ook niet naar Lelystad. Dit scheelt slechts een half uur reistijd. De enige reële
verwachting die kan worden uitgesproken is die van substitutie. Wanneer
vliegtuigmaatschappijen die vakantiereizen aanbieden om welke reden dan ook verplaatsen
van Schiphol naar Lelystad kan in redelijkheid worden verwacht dat de gerelateerde
reizigersbewegingen zich verplaatsen van Schiphol naar Lelystad. Dan moet er overigens
wel sprake zijn van een afdoende infrastructuur.
9. Externe veiligheid (H.5.3) en vliegveiligheid (H.5.4)
Volgens de NvT kan in het algemeen worden geconcludeerd dat de voorgenomen
ontwikkeling van luchthaven Lelystad zal leiden tot een concentratie van het plaatsgebonden
risico in het verlengde van de start- en landingsbaan (pagina 39). Mede in dat licht is het
onbegrijpelijk dat een CTR ("Control Zone") is ontworpen in een brede cirkel rond de
luchthaven. Omdat het gaat om een enkele start- en landingsbaan, dan wel twee parallel
liggende banen in een langwerpig vlak, is niet duidelijk waarom niet is gekozen voor een
29 juli 2014
8/10
CTR met een langwerpige contour binnen redelijke grenzen van de baan, met een
cirkelvormige uitstulping in het midden.
10. Samenvatting Zienswijze
Zweefvliegclub Flevo heeft aldus bezwaar tegen het voorgenomen besluit, mede in verband
met de daaraan gekoppelde voorgestelde routes. Zweefvliegclub Flevo is ten onrechte niet,
althans onvoldoende bij de voorbereiding betrokken en niet voor de Alderstafel uitgenodigd
of daartoe toegelaten. Onze vereniging is echter relevante partij in het kader van artikel 5.11
van de Wet Luchtvaart. Suggesties in de NvT als zouden alle betrokkenen in de
verschillende overlegstructuren naar behoren zijn betrokken zijn derhalve onjuist.
De advisering door de "Alderstafel" en in de M.E.R. en de Nota van Toelichting bij het
ontwerp geven er geen blijk van dat de belangen van de zweefvliegactiviteiten die thans
vanaf zweefvliegveld Biddinghuizen plaatsvinden in de advisering zijn betrokken en de
voorbereiding van het besluit is daarom onzorgvuldig, zowel in de zin dat die belangen
kennelijk niet bij de advisering en de nota van toelichting zijn betrokken als in de zin dat de
besluitvormers niet adequaat zijn voorgelicht.
Hetzelfde geldt in verband met het gebrek aan informatie over de (milieu)gevolgen voor het
recreatiegebied bij Biddinghuizen (onder welke recreatie ook de zweefvliegactiviteiten vallen)
en in zoverre voldoet de M.E.R. dan ook niet aan de eisen van de Wet Milieubeheer, waarbij
ook van belang is dat dientengevolge de burgers niet adequaat worden voorgelicht.
De voorgenomen routes maken voorzetting van de zweefvliegactiviteiten op Biddinghuizen
onmogelijk terwijl enig zicht op een reële alternatieve locatie ontbreekt. Een adequate
onderbouwing waarom de routes niet hoger gelegd zouden kunnen worden ontbreekt. Het
gedeelte van de (huidige) TMA van Schiphol waar die routes dan doorheen zouden lopen
wordt ook thans niet door het verkeer van- en naar Schiphol gebruikt en kan in ieder geval
door dat verkeer vermeden worden.
Onduidelijk is waarom nagenoeg de hele provincie Flevoland, en dan met name de
Flevopolder, in de CTR van Luchthaven Lelystad moet komen te liggen, en waarom voorts
aaneensluitende luchtcorridors worden gecreëerd die de luchtsport in grote delen van
Nederland onmogelijk maken.
De NvT geeft een onjuiste voorstelling van zaken wanneer wordt aangegeven dat de GA op
Luchthaven Lelystad pas vanaf 2032 wordt uitgeplaatst. Dit zou de provincie Flevoland meer
tijd geven om een oplossing te vinden. Voor onze vereniging is het tijdpad echter 2018,
hetgeen de behoefte aan een oplossing urgent maakt.
De NvT grijpt in belangrijke mate terug op het ondernemingsplan van Schiphol Group (“de
exploitant”). Daarin wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat routeplan B+ in zijn huidige
vorm definitief is, en dat derhalve het bestaansrecht aan zweefvliegterrein Biddinghuizen
komt te ontvallen. Indien er voldoende rekening wordt gehouden met de specifieke
luchtruimbehoefte van de zweefvliegsport (en recreatieve belangen in het Randmeergebied)
blijft zweefvliegen vanaf zweefvliegterrein Biddinghuizen mogelijk. Zie gevoegde bijlage:
140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - TMA7_zweefvliegveld Bhuizen en luchtcorridor's.pdf.
Onder het hoofdstuk “Economische effecten” in het ondernemingsplan en de NvT wordt
29 juli 2014
9/10
duidelijk naar de gewenste oplossing toe geredeneerd. De onderbouwing voor de
aantrekkingskracht naar andere regio’s is op niets gebaseerd.
Hoogachtend,
Zweefvliegclub Flevo
J.J.A. Ramaekers
Voorzitter
Bijlagen:
140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - TMA7_zweefvliegveld Bhuizen en luchtcorridor's.pdf
140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - MER p25 fig4_5 Zweefvlieg Biddinghuizen
ingetekend.pdf
http://www.platformparticipatie.nl/projecten/alle-projecten/projectenlijst/lelystadairport/voornemen/index.aspx
29 juli 2014
10/10
140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - MER p25 fig4_5 Zweefvlieg Biddinghuizen ingetekend
zweefvliegveld
Biddinghuizen
zweefvliegveld
Biddinghuizen
140729 Bijlagen Zienswijze ZCFlevo - TMA7_zweefvliegveld Bhuizen en luchtcorridor's