Veteranen BRAXGATA Het Controlecomité is samengesteld uit Mr. PC (Voorzitter), Mevr. RF, Mr. BJE , Mr. GG, Mr. CJC. Zijn eveneens aanwezig : Mevr. CL, Procureur Mr. DB, Procureur BRAXGATA - De Heer FVC (Secretaris) - De Heer BV - De Heer EB (Kapitein) - Meester JDM (Advocaat) FEITEN Braxgata had in juni 2013 aan de Bond, meer bepaald aan de Commissie Veteranen, een afwijking (derogatie) gevraagd opdat BV, die 37 jaar oud is, met de veteranen zou kunnen meespelen (waarvoor de minimum leeftijd 45 jaar is). Dit werd geweigerd. Bij de wedstrijd Braxgata-Orée van 26 januari 2014 werd door de spelers van Orée opgemerkt dat de Heer BV meespeelde. Hij stond niet op het wedstrijdblad vermeld. De Commissie Veteranen heeft dan contact genomen met Braxgata om dit uit te klaren. Na enige mails en (vooral) een gesprek met de Heer EB, kapitein van de veteranen ploeg, heeft de Commissie Veteranen een schrijven gericht aan de KBHB waarin zij de voorgaanden schetst en meedeelt dat uit het gesprek met de Heer EB gebleken is dat BV dit seizoen met de Veteranen meegespeeld heeft in meerdere wedstrijden. De Commissie Veteranen heeft tevens aan de andere clubs met een ploeg in de Veteranen 1 competitie gevraagd of zij konden bevestigen of BV al dan niet opgesteld geweest was in de wedstrijd Veteranen 1 die zij tegen Braxgata 1 gespeeld hadden. In 6 gevallen bleek dit effectief zo te zijn. PROCEDURE Op basis van het schrijven van de Commissie Veteranen hebben de Procureurs het initiatief genomen om deze overtredingen te vervolgen, en hebben zij een voorstel tot minnelijke schikking overgemaakt aan Braxgata. Deze voorzag een schorsing van 24 maanden voor de Heer BV en van 12 weken voor de Heer EB, alsmede een boete van € 2.000 voor de club BRAXGATA BRAXGATA heeft dit voorstel niet aanvaard, zodat de zaak door het Controlecomité dient beslecht te worden. BESLISSING 1. Procedure - ontvankelijkheid a) Gebruik der talen Braxgata haalt vooreerst aan dat art. 4 van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken dd. 15 juni 1935 oplegt dat de hele procedure in het Nederlands zou verlopen. Dit is voor de procedure op zich wel het geval, maar bepaalde stukken zijn in het Frans opgesteld Zij eisen derhalve dat deze stukken zouden vertaald worden door een beëdigd vertaler vooraleer de procedure kan verder gezet worden. De wet op het gebruik der talen in gerechtszaken dd. 15 juni 1935 is echter niet van toepassing op tuchtzaken : de vermeldingen in de titels van de wet wijzen erop dat het toepassingsgebied ervan beperkt is tot de burgerlijke, handels- en strafrechtbanken van Eerste Aanleg, de Hoven van Assisen, de Strafuitvoeringsrechtbank, de Hoven van Beroep, het Hof van Cassatie en de informatie- en onderzoekshandelingen in strafzaken. Zo o.a. HOOFDSTUK I. - Gebruik der talen voor de burgerlijke rechtbanken en de rechtbanken van koophandel van eersten aanleg, waaronder het aangehaalde art. 4 valt: het Controlecomité van de KBHB kan bezwaarlijk als een burgerlijke rechtbank bestempeld worden (noch als een starfrechtbank). Disciplinaire procedures vallen dus niet onder de wet : er anders over oordelen zou een ongeoorloofde uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet uitmaken. Dit werd trouwens reeds aangehaald in bv. disciplinaire procedures voor de Orde der Advocaten en de Orde der Bedrijfsrevisoren. Voor het gebruik der talen in de tuchtprocedures voor de KBHB wordt verwezen art. 21, 4/ van het Administratief Reglement (AR) van de KBHB, dat bepaalt : dat de persoon die het voorwerp is van een tuchtprocedure, ongeacht zijn leeftijd, tenminste : 4/ het recht heeft om zich te laten bijstaan door een tolk, wanneer de procedure plaats heeft in een taal die niet de zijne is Geen van de betrokkenen heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid zich te laten bijstaan door een tolk, en ter zitting is duidelijk gebleken dat zij de in het Frans opgestelde teksten wel degelijk begrepen hadden. Er is derhalve geen sprake van een schending van de rechten van de verdediging, en de gevoerde procedure is dan ook correct. b) Ontvankelijkheid Volgens Braxgata is de ingediende klacht onontvankelijk, omdat de termijn van 5 dagen binnen dewelke deze moet neergelegd worden niet gerespecteerd werd (art. 26.1 punt b) van het AR). Op de vraag of het schrijven van de Commissie Veteranen wel als een klacht kan beschouwd worden dient bevestigend geantwoord te worden. Immers, volgens hetzelfde art. 26.1 punt b) is klager « iedere persoon die de KBHB informeert dat … of dat hij op de hoogte is van een feit dat een inbreuk betekent op de Statuten en Reglementen van de KBHB” Of deze « klacht » van de Commissie Veteranen al dan niet tijdig neergelegd werd is in casu echter van geen belang, aangezien het duidelijk is dat het Federaal Parket gebruik gemaakt heeft van de bevoegdheid haar toegekend door art. 6.1 lid 3 van het Organiek Reglement en art. 29 AR om ambtshalve te vervolgen. Het 1e lid van art. 29 AR bepaalt trouwens uitdrukkelijk dat dit mogelijk is zelfs in de hypothese dat het Parket enkel kennis zou genomen hebben van de feiten via een onontvankelijke klacht. In het licht van het voorgaande is ook de opmerking dat het schrijven van de Commissie Veteranen niet ondertekend is, noch gehandtekend (hiermee wordt waarschijnijk « gedagtekend » bedoeld) van geen tel. Rechten van de verdediging Braxgata had aan het CC uitstel gevraagd in het kader van de rechten van de verdediging, enerzijds omdat het onzeker was of de Heer EB tijdig aanwezig kon zijn gezien hij die dag in Nederland moest zijn voor zijn werk, en anderzijds om kennis te kunnen nemen van het volledige dossier. Wat de Heer EB betreft, deze was aanwezig op de zitting, zodat hierop niet verder dient ingegaan te worden. Wat betreft de kennisname van het dossier dient opgemerkt te worden dat de betrokkenen wisten dat er een verschijning voor het CC zou volgen, omdat zij het voorstel tot minnelijke schikking geweigerd hadden. Zij worden verondersteld te weten dat de termijn van oproeping min. 2 dagen bedraagt (art. 24 AR), zodat wachten tot de oproeping hen bereikt ertoe kan leiden dat de tijd erg kort wordt om het dossier op te vragen en door te nemen. Indien zij van oordeel zijn dat zij een Advocaat dienen aan te stellen is het ook aan hen om dit bijtijds te doen, opdat deze de tijd zou hebben om het dossier voor te bereiden. In casu is de oproeping trouwens 14 dagen op voorhand verstuurd. Dat de rechten van de verdediging zouden geschonden geweest zijn door een te korte voorbereidingstijd kan derhalve niet weerhouden worden. De omvang van het dossier is trouwens ook niet van die aard dat men dagen nodig heeft om zich er door te worstelen. 2. Ten gronde Er wordt niet betwist dat de Heer BV opgesteld werd in de wedstrijd V1 Brxagata1 – Orée1, en dat dit onrechtmatig gebeurde. Wel betwist Braxgata dat dit als fraude zou kunnen bestempeld worden in de zin van art. 47 AR : het opstellen van BV gebeurde niet met de bedoeling om er voordeel uit te halen, en er is niet bewezen dat het opzet van Braxgata was om de match of de competitie te vervalsen. Wat er ook van zij, het CC heeft in voorgaande beslissingen art. 47 slechts toegepast in geval van « gekarakteriseerde » fraude, zwaar genoeg om behandeld te worden op hetzelfde (sanctie)niveau als corruptie. Het opstellen van BV als niet-gekwalificeerde speler valt hier niet onder. Dit neemt niet weg dat het om een inbreuk gaat die op basis van andere artikels bestraft kan worden, meer bepaald de artikels 33 en 34 AR, gecombineerd met art. 14.2 van het Sportief Reglement (SR). Voor de overige wedstrijden waarin de Heer BV zou opgesteld geweest zijn argumenteert Braxgata dat de aangehaalde elementen niet bewijskrachtig genoeg zijn, o.a. omdat de verklaringen van de andere clubs geen melding maken van de datum van de hen betreffende wedstrijd. Het CC stelt hieromtrent vast dat enerzijds 5 clubs (St-Georges, Racing, Léopold, Embourg en Antwerp) uitdrukkelijk bevestigd hebben dat BV opgesteld werd in de onderlinge confrontatie in V1, en dat anderzijds uit het antwoord van een zesde club (Dragons) impliciet hetzelfde blijkt. Dat de datum van de match niet vermeld wordt is van geen belang, daar het maar om één welbepaalde wedstrijd kan gaan, en het volstaat om de kalender te raadplegen om de datum ervan te kennen (en ook het wedstrijdblad te kunnen inkijken). De verklaringen van de clubs kan men niet zomaar naast zich neerleggen: zowel clubs die tegen Braxgata verloren hadden als clubs die gewonnen hadden hebben geantwoord. Bovendien hebben de betrokkenen deze verklaringen ook niet bestempeld als vals of foutief, terwijl ze anderzijds wel ten stelligste één van de data betwist hebben die vermeld stonden in het minnelijk voorstel van het Parket (nl. de datum van 16/02/2014 – heenmatch tegen Orée-, die inderdaad verkeerdelijk in de plaats gekomen is van 26/01/2014 - terugmatch Orée). Ook wat de Commissie Veteranen in haar schrijven aanhaalt, nl. dat de Heer EBS tegen BW zou toegegeven hebben dat BV meerdere wedstrijden zou gespeeld hebben dit seizoen, wordt niet formeel betwist. Het CC oordeelt dan ook dat voldoende vaststaat dat de Heer BV opgesteld werd in 7 wedstrijden, nl. - Dragons-Braxgata van 08/09/2013 - Braxgata-Antwerp van 29/09/2013 - St-Georges-Braxgata van 06/10/2014 - Braxgata-Leopold van 13/10/2013 - Racing-Braxgata van 10/11/2013 - Braxgata-Embourg van 17/11/2013 - Braxgata-Orée van 26/01/2014 Op sportief vlak voorziet art. 12.1.7 AR als sanctie het opleggen van een forfait. De score van de 7 wedstrijden wordt dus telkens 5-0 (of 0-5) voor de tegenstander. Op disciplinair vlak acht het CC het passend een schorsing op te leggen aan de Heer BV zowel als aan de Heer EB, die als kapitein verantwoordelijk is voor de (correcte) inschrijving van de spelers op het wedstrijdblad (zie art. 23 SR), en aan de club een boete op te leggen. Gezien het om herhaalde inbreuken gaat, is de strafmaat hoger dan indien het om een éénmalig feit zou gegaan zijn. OM DEZE REDENEN Beslist het Comité: - aan de Heer BV een schorsing op te leggen van 8 speeldagen als speler, op basis van de artikels 33 en 34 AR, gecombineerd met art. 14.2 van het SR - aan de Heer EB een schorsing op te leggen van 3 speeldagen als speler, op basis van de artikels 33 en 34 AR, gecombineerd met art. 23 laatste lid van het SR - aan de club BRAXGATA een boete op te leggen van € 625, op basis van art. 33 AR. - dat de Veteranen 1 ploeg van BRAXGATA de volgende wedstrijden verliest met forfait cijfers: - Dragons-Braxgata van 08/09/2013 : 5-0 - Braxgata-Antwerp van 29/09/2013 : 0-5 - St-Georges-Braxgata van 06/10/2014 : 5-0 - Braxgata-Leopold van 13/10/2013 : 0-5 - Racing-Braxgata van 10/11/2013 : 5-0 - Braxgata-Embourg van 17/11/2013 : 0-5 - Braxgata-Orée van 26/01/2014 : 0-5 De dossierkosten, ten bedrage van € 200, zijn ten laste van de club BRAXGATA. Datum : 6 mei 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc