Bescherming tegen aantasting UDC 620.197 Protective measures against corrosion CATblad 01 Literatuur J.M.J. Bijen, Nieuwe oppervlaktebeschermingsmiddelen voor steenachtige materialen. PATO-cursus 'Nieuwe Bouwmaterialen', december 1986. 13 bladzijden tekst met tabellen, 9 bladzijden figuren en grafieken en een korte literatuuropgave. In dit stuk wordt vooral ingegaan op nieuwere ontwikkelingen op dit gebied (zie titel). Achtereenvolgens worden in kort bestek beschreven: - de aard van de middelen, bijvoorbeeld: impregneren, hydrofoberen, al of niet gedeeltelijk afdichten en 'coaten'; - de redenen om te beschermen, zoals: luchtvervuiling, corrosie door chloriden, carbonatie, kristallisatie, hydratie en aantasting door afvalwater; - het tegengaan van de aantasting met algemene functionele eisen aan de waterdampdiffusie op basis van 'siliconen'; - beschrijving van hydrofobeermiddelen op basis van 'siliconen'; - beschrijving van 'steenverstevigers'; - beschrijving van coatings en pleistermortels op basis van 'siliconen'. Het stuk is ondergebracht in de Documentatie van de RDMZ onder UDC 620.197. P.K. van der Schuit, De verwering van pleisters. Oorzaak en maatregelen. Restauratievademecum RVblad Pleisterwerk 01 (1986). P.K. van der Schuit, Pleistersystemen voor vochtbelaste gebouwen. Restauratievademecum RVblad Pleisterwerk 02(1986). P.K. van der Schuit, Maatregelen tegen optrekkend vocht. Restauratievademecum RVblad Vochtwering 01 (1986). P.K. van der Schuit en R. Polder, Hydrofoberen van gevels; keuzehandleiding. Veel voorkomende vragen en antwoorden daarop, Restauratievademecum RVblad Bescherming tegen aantasting 01 (1992). J. Bijen, Het materiaal beton in monumenten; schade en herstel, Restauratievademecum RVblad Beton 01 (1992). Dit blad vervangt de bladen 1988/10-3 en 1988/11-5. RDMZ RVI 992/26-4 UDC 620.197 Bescherming tegen aantasting Protective measures against corrosion CATblad 02 Onderzoek TNO BOUW 94-BT-RO721: Schade aan monumenten na hydrofoberen, ir. R.P.J. van Hees, ing. J.A.G. Koek, Delft, 1994 zoek dan zinloos? Neen. De bevestiging van bestaande kennis is door middel van praktijkonderzoek altijd zinvol. Daarnaast levert het onderzoek enige opmerkelijke feiten op. Bij de verwering en aantasting van historische materialen speelt water een dominante rol. Water kan stoffen die niet al te vastzitten, verplaatsen en is dan een transportmiddel. Water kan schadelijke bestanddelen bevatten en is dan een oplosmiddel voor normaal niet of moeilijk oplosbare materialen. Water kan bevriezen waarbij het volume toeneemt, waardoor steen uit elkaar gedrukt wordt. Water kan opgeloste zouten bevatten die bij het uitkristalliseren ook in volume toenemen. Waterdamp kan zouten door opneming van kristalwater in volume doen toenemen. Deze processen zijn uitgebreid beschreven in de RVartikelen over aantasting, verwering en conservering van natuursteen, baksteen, mortels, metalen, glas, enzovoorts. Wanneer we in staat zijn het water onze wil op te leggen, kunnen we in deze processen ingrijpen. Eén van de ons daarbij ter beschikking staande maatregelen, naast de traditionele, is het hydrofoberen van aan water blootgestelde oppervlakken. Een gehydrofobeerde ondergrond stoot (vloeibaar) water af, maar blijft doorlatend voor waterdamp. Een waterafstotend middel dat de waterdampdoorlatendheid beperkt, is geen hydrofobeermiddel, maar een coating. Kan zo'n maatregel ook negatieve gevolgen hebben voor de behandelde ondergrond? In het RVartikel Bescherming tegen aantasting 01, Hydrofoberen van gevels; keuzehandleiding (1992/26) staat beschreven hoe hydrofoberen op zoutbelaste ondergronden schade kan opleveren. In opdracht van de RDMZ heeft TNO BOUW onderzoek verricht naar de oorzaak van schade aan de steen bij een aantal gehydrofobeerde monumenten, gebouwd in baksteen en tufsteen. In het bijzonder werd ingegaan op de rol van de hydrofobering zelf bij het ontstaan van schade. De RDMZ stelde daartoe een lijst van 23 gebouwen samen. Daarvan werden er 17 door de onderzoekers bezocht. Vervolgens werd een selectie van 10 gebouwen gemaakt op basis van de volgende criteria: - de aanwezigheid van hydrofobering (twee gebouwen); - schade (drie gebouwen); - de mogelijkheid tot het nemen van monsters (vier gebouwen); - een ondergrond van baksteen en/of tufsteen (een gebouw). De beschikbare informatie over de toegepaste middelen (merk, werkzame bestanddelen, vaste stofgehalte, samenstelling, wijze van aanbrengen van de middelen) bleek ver beneden de maat. In één geval was er geen sprake van een hydrofobering maar van een waterdichte kunstharsdispersie. De gegevens over de ondergrond (vochtgehalte, vochtverdeling, aanwezigheid en verdeling van zouten, het schadebeeld ten tijde van de behandeling, herkomst vocht, enz.) waren nauwelijks of in het geheel niet verzameld. Een afgewogen diagnose is dan ook amper mogelijk. 'Voorzorg (vooronderzoek) en nazorg (onderhoud, vastlegging uitgevoerde werkzaamheden en behandelingen) van een zo laag niveau kunnen bijna niet anders dan tot een teleurstellend resultaat leiden'. Terecht wordt er in de RDMZ info Restauratie en beheer nr. l over hydrofoberen gesteld dat er eerst onderzocht moet worden wat er aan de hand is alvorens tot hydrofoberen over te gaan. Een andere opmerkelijke constatering in het onderzoeksrapport is dat 'het overigens tamelijk moeilijk is om te bewijzen dat zonder het hydrofoberen de schade aan de steen niet ontstaan zou zijn'. Wel bestaat de indruk dat de aard van de schade anders is. De onderzoekers geven aan dat een veel omvangrijker onderzoek (groter aantal objecten, meer onderzoeksgegevens) nodig is om hierover een betrouwbare uitspraak te doen. Zo zijn er geen gehydrofobeerde ondergronden onderzocht waar geen sprake is van schade. Het rapport eindigt met een aantal aanbevelingen: bevorder de kennisoverdracht en het onderwijs in het bijzonder; registreer (regelmatig) de staat van onderhoud; - gebruik die gegevens voor de planning van toekomstig onderhoud alsmede vergroting van de kennis met betrekking tot toegepaste materialen en technieken. De onderzoekers verwachten dat 'van een dergelijke werkwijze een belangrijk verlagend effect op de onderhoudsbudgetten zal uitgaan'. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat het behoud van ons historische erfgoed erbij gebaat is. ir. P.K. van der Schuit Wat heeft dit onderzoek nu aan nieuwe kennis opgeleverd? In feite levert het onderzoek een bevestiging op van hetgeen reeds bekend was en onder meer beschreven is in het aangehaalde RVartikel Literatuur Bescherming tegen aantasting 01. Was dit onder- Zeist 1994. Deze brochure is gratis te bestellen bij de RDMZ. RDMZ RV 1996/38-5 Naar aanleiding van het onderzoek van TNO BOUW heeft de RDMZ een brochure gepubliceerd over dit onderwerp: RDMZ info Restauratie en beheer nr. l, Hydrofoberen van gevels,
© Copyright 2024 ExpyDoc