Opinie Donderdag 3 juli 2014 27 Het wak in de begroting van de schaatsbaan Een schaatsstadion bouwen en exploiteren zonder overheidssteun, is dat mogelijk? Onwaarschijnlijk, stelt onderzoeker Jerzy Straatmeijer. Hij is verbonden aan het Mulier Instituut, dat onafhankelijk onderzoek doet naar sport. Opinie Jerzy Straatmeijer W intersport en ijspret doen het hart van menig Nederlander smelten. Na een paar nachtjes vorst durven velen al de ijzers onder te binden en bij slechts enkele centimeters ijs slaat bij menigeen de elfstedenkoorts toe. Daarnaast zitten we tijdens schaatstoernooien massaal aan de buis gekluisterd. Wekenlang domineerde de oranje medailleregen tijdens de Winterspelen van 2014 de kijkcijfers, met als hoogtepunt de vijf kilometer mannen, waarnaar ruim 4,5 miljoen Nederlanders keken. Tijdens Sotsji 2014 was in de kijkcijfertoptien, buiten de schaatsprogramma’s om, alleen een plaatsje beschikbaar voor het Achtuurjournaal, waarin de Nederlandse schaatssuccessen overigens ook tot de hoofdonderwerpen behoorden. Aan ijs werd in de schaatswereld de afgelopen tijd echter niet alleen maar plezier beleefd. Nederland is toe aan een nieuw topschaatsstadion voor internationale schaatswedstrijden, aangezien Thialf Heerenveen na decennia trouwe dienst als Nederlands belangrijkste schaatstempel niet meer voldoet aan de eisen van hedendaagse schaatsevenementen. De strijd om de positie van hét topschaatsstadion van Nederland bleek niet zonder slag of stoot te verlopen. Concurrenten als Icedôme Almere en Transportium Zoetermeer boden zich aan ter vervanging van Thialf. En deze concurrentie was niet gering, aangezien deze partijen aangaven het zonder overheidsfinanciering te kunnen stellen. Na meer dan een jaar van onderhandelingen, onthutste reacties vanuit de sportwereld, Kamervragen en zelfs mogelijke samenwerkingsverbanden tussen ijsbaanexploitanten is nog altijd niet duidelijk waar de belangrijkste ijsbaan van Nederland zich zal vestigen, welke partij hierin touwtrekker wordt en of dat met of zonder overheidssteun zal gebeuren. Een van de grootste problemen lijkt het rond krijgen van de financiering. Maar is dat überhaupt realistisch, een ijstempel zonder over- heidsinfuus? Of begeeft de gemiddelde ijsbaanexploitant zich daarmee op glad ijs? Overheidssteun Het Mulier Instituut deed anderhalf jaar geleden - in opdracht van de provincie Fryslân - onderzoek naar de financiering van ijsbanen. Het onderzoek bood inzicht in het financieringsmodel van alle Nederlandse schaatsaccommodaties met een vierhonderdmeterbaan en boog zich over de legitimering van overheidssteun voor (top)sportaccommodaties. Uit het onderzoek bleek dat voor het overgrote deel van deze schaatsaccommodaties financiële steun van de overheid een belangrijke voorwaarde is geweest om de ze te kunnen bouwen en om de exploitatie en instandhouding van de schaatsbanen mogelijk te maken. Nederland telt zestien vierhonderdmeterbanen die ruwweg kunnen worden verdeeld in ‘oude’ en ‘nieuwe’ banen. De eerste groep is in de jaren 1960-’80 aangelegd en is vrijwel geheel met overheidsmiddelen gerealiseerd (Amsterdam, Deventer, Heerenveen, Haarlem, Eindhoven, Groningen, Utrecht, Assen, Alkmaar, Den Haag en Sittard-Geleen). De meeste van deze ‘oude’ banen zijn inmiddels overkapt, wederom met overheidssteun. De schaatsaccommodaties in Assen, Den Haag en Utrecht zijn later doorontwikkeld tot multifunctionele complexen waar ook andere sporten beoefend kunnen worden, een hapje en drankje kunnen worden genuttigd en in enkele gevallen zelfs kan worden vergaderd of overnacht. Bij deze drie schaatsbanen is meermaals geprobeerd de gemeentelijke bijdrage tot nul te reduceren, middels privatiseringen. Diverse exploitanten zijn op deze banen failliet gegaan, maar momenteel ontvangen Assen en Den Haag geen overheidsbijdrage en is de jaarlijkse exploitatiesubsidie van de gemeente Utrecht gereduceerd tot twee ton. De eerste van de ‘nieuwe’ schaatsbanen is die in Dronten, geopend in 1998. Hierop volgden Breda, Hoorn, Enschede en als laatste Tilburg. De baan in Dronten, die als volledig particulier initiatief van start ging, kende een moeizame exploitatie met sluitingen tussen 2005 en 2010. De bouw van de ande- Thialf zoals het er na de vernieuwbouw van binnen uit zou kunnen komen te zien. Illustratie: Zwarts & Jansma Architecten re vier banen is, net zoals de banen uit de jaren 1960-’80, voornamelijk met overheidsmiddelen gefinancierd. De exploitatie van deze nieuwere banen is wel efficiënter ingericht en is geheel of half geprivatiseerd. De exploitatiemaatschappijen betalen huur voor de sportaccommodatie, zodat een deel van de kapitaalslasten terugvloeit naar de gemeenten. Topsportkarakter Exploitatiesubsidies voor schaatsbanen zijn overwegend afkomstig van de gemeente waar de baan is gevestigd. Bij de bouw van de schaatsaccommodaties zien we ook bijdragen van het rijk, de provincie, de EU en andere investeerders en bij verbouwingen en uitbreidingen ook ‘eigen’ middelen van de schaatsbanen. Indien het topsportkarakter van de voorziening sterker is, zien we dat de (eenmalige) overheidsbijdrage veelal toeneemt. Voorzieningen die het geheel zonder financiële steun van de overheid redden, zijn enkel de multifunctionele (sport) accommodaties waar bezoekers veel meer kunnen dan alleen schaatsen. Zo kan er bij deze accommodaties ook aan hockey, karten, zwemmen en/of lasergamen worden gedaan. Ook bieden zij andere faciliteiten, waaronder een hotel, winkels, sauna’s en zakelijke congrescentra. Exploitanten van deze multifunctionele complexen zijn voor hun winstgevendheid dus niet alleen afhankelijk van de inkomsten uit de toegangskaartjes voor de schaatsbaan; zij verdienen hun brood met de combinatie van het faciliteiten- Accommodaties waar bezoekers véél meer kunnen dan alleen schaatsen, redden het als enigen zonder overheidssteun aanbod. (Zowel Icedôme Almere als het Transportium heeft overigens dergelijke plannen, Thialf niet, red.). Schaatsbanen zonder al dit extra vertier kunnen wel extra inkomsten genereren met de organisatie van een groot evenement zoals een EK of WK, maar dat is (bij lange na) niet genoeg om de begroting sluitend te krijgen. Dat lukt alleen accommodaties als de ZiggoDome, de RAI en de Jaarbeurs Utrecht, waar jaarrond evenementen plaatsvinden. Uit de praktijk blijkt dat bij de bouw en exploitatie van sportvoorzieningen die enkel gericht zijn op de schaatssport vrijwel altijd een vorm van overheidssubsidie gemoeid is. Dat geldt niet alleen voor Nederlandse vierhonderdmeterbanen, in het buitenland wordt dit beeld bevestigd. Toegangsprijzen Dit alles is niet voor niets. Kunstijsbanen zijn dure voorzieningen. In een ‘ongesubsidieerde schaatsmarkt’ zou sprake zijn van hoge toegangsprijzen en een beperkt schaatsaanbod en -vraag. Echter, omdat de overheid schaatsen ziet als een vrijetijdsbesteding die goed is voor de gezondheid, de gemoedstoestand en de status van Nederland als schaatsnatie, subsidieert zij de schaatssport, opdat deze voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk en betaalbaar is. Het is onwaarschijnlijk dat een (winstgevende) exploitatie van een volledig op de schaatssport gerichte accommodatie mogelijk is zonder enige steun van de overheid én dat dit zal leiden tot een voor iedereen betaalbaar schaatsaanbod. Zoals bevestigd in de laatste berichtgeving waarin NOC*NSF en de KNSB te kennen gaven de samenwerking met Icedôme Almere te zullen stoppen, is het laatste woord nog niet gezegd over door welke partij het nieuwe topsportcentrum wordt gebouwd en hoe het financieringsmodel daarvan eruit zal zien. Waar in Nederland zien we onze schaatstalenten in de toekomst internationale schaatstoernooien rijden? Vooralsnog is dat in Thialf in Heerenveen en halen Sven Kramer en Ireen Wüst voorlopig de schaatsen in hun vertrouwde woonomgeving Fryslân uit het vet. Jerzy Straatmeijer is als onderzoeker verbonden aan het Mulier Instituut. Het onderzoek naar overheidssteun voor ijsbanen is te downloaden via www.mulierinstituut.nl Zonnepanelen op de Centrale As, het kan nog De Centrale As is nog niet geasfalteerd. Gelegenheid genoeg dus om er een Solar Road van te maken: een weg belegd met zeshoekige zonnepanelen. I n de samenleving wordt steeds meer gewerkt aan het verduurzamen van alles wat we maken en gebruiken. Tegengaan van CO2uitstoot, zuiniger omgaan met olie en gas, en opwekken van zonneenergie zijn (politieke) thema’s die steeds meer ter sprake komen. Dit vraagt een grote verandering in het denkmechanisme, dat dat is een proces van lange adem. Maar er niet aan beginnen, is geen optie. In de hele wereld ontdekt men de enorme potentie van zonnestroom voor de energievoorziening én voor de economie. Groene energie en groene banen, wat wil je nog meer? In Amerika en Canada worden steeds meer Solar Roads (zonnewegen) aangelegd. Een Solar Road is in z’n geheel belegd met zeshoekige zonnepanelen. Het verkeer kan er gewoon overheen rijden. Sommige wegen zijn zo geconstrueerd dat ze in staat zijn een stad 24 uur per dag van elektriciteit te voorzien. De Centrale As – de nieuwe weg van Dokkum naar Nijega - is volop in aanbouw, nog niet geasfalteerd en ook nog lang niet klaar. Het plaveien met zeshoekige zonnepanelen kan als het ware morgen beginnen. Mogelijk kunnen deze zeshoekige zonnepanelen ook in Nederland of Fryslân gemaakt worden? Nieuwe werkgelegenheid? De Centrale As is heel geschikt om uit te proberen; er zullen maar weinig auto’s gebruik van maken. Hetzelfde geldt voor de Lauwersseewei en de Oostelijke rondweg BuitenpostKollumerland. Zo zijn er meer ‘geschikte’ wegen te vinden in Fryslân en hoeft de politiek zich niet vast te (laten) pinnen op nog meer (lelijke) windmolens! Met een beetje politieke visie op de toekomst en een handvol durf, kan Noordoost-Fryslân in één klap omgetoverd worden tot voorbeeldgebied van verduurzaming en groene werkgelegenheid. Deze bijdrage is geschreven door Stichting Better As
© Copyright 2025 ExpyDoc