Advies PWC Wladimir Rouwenhorst

Memo
Aan:
De heer drs. C.J.G.M. de Vet
Van:
Wladimir Rouwenhorst
Datum:
25 mei 2014
Referentie: WR
Betreft: Reactie op Memo van het Ministerie van Financiën dd. 19 mei
2014
Geachte heer De Vet,
Door middel van uw e-mail dd. 20 mei jl. hebt u ons gevraagd de inhoud van een door het Ministerie
van Financiën opgesteld memo te beoordelen. Het betreft een memo met dagtekening 19 mei 2014
over de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 ( hierna: de Wet OB) en de Wet op het BTWcompensatiefonds (hierna: de Wet BCF). In een telefonische toelichting naar aanleiding van uw vraag
is tevens aangegeven dat de reactie kort en bondig dient te zijn en een herhaling van eerder ingenomen
standpunten moet worden voorkomen.
Overeenkomstig afspraak heb ik de inhoud van het memo bestudeerd. Duidelijk is dat het Ministerie
van Financiën de door u en ons voorgestelde mogelijkheden om haar moverende redenen (wederom)
niet als een adequate oplossing worden beschouwd. Daarbij merk ik op dat de door het Ministerie van
Financiën in het memo gehanteerde interpretatie van de beschreven koepelvrijstelling wel vraagtekens
oproept. Echter, indien gemeenten/VNG volharden in de voorgestane uitleg van de koepelvrijstelling
ed zal ter realisering van het beoogde doel toch ook een aanvullende tegemoetkoming in het Besluit
“Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen” moeten worden
doorgevoerd. Uit het nu beoordeelde memo blijkt dat het Ministerie van Financiën daartoe op dit
moment niet voornemens is. Het Ministerie van Financiën lijkt slechts bereid te zijn om in te stemmen
met een overgangsmaatregel – welke in de tijd wordt beperkt – in het geval gemeenten hebben
besloten tot een gemeentelijke herindeling (“fusie”) en in de periode daaraan voorafgaand nauwer
samenwerken via een samenwerkingsverband.
De conclusie lijkt derhalve dat gemeenten dienen te accepteren dat samenwerking een extra
kostenpost aan niet verrekenbare omzetbelasting tot gevolg heeft. 1 De eerder door u en ons
aangedragen voorstellen hebben het Ministerie van Financiën niet op andere gedachten kunnen
brengen. Zonder tot een herhaling van zetten over te gaan zie ik op dit moment ook geen echt nieuwe
argumenten die daar een wijziging in kunnen brengen.
1 Een standpunt dat ook valt te lezen in de op 11 juli 2013 door minister Plasterk aan de Voorzitter van de Tweede
kamer verzonden brief, kenmerk 2013-0000419342
PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V., Het Eeftink 28, 7541 WH Enschede, Postbus 44,
7500 AA Enschede
T: 088 792 00 53, F: 088 792 94 34, www.pwc.nl
‘PwC’ is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284),
PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewaterhouseCoopers Pensions,
Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op
deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze
vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer informatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene
(inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
Toch merk ik het volgende op.
Zoals bekend is onlangs de conceptwetstekst modernisering vennootschapsbelastingplicht voor
overheidsondernemingen t.b.v. de zogenoemde internetconsultatie gepubliceerd. De uiteindelijke
implementatie van dit wetsvoorstel dient zogenoemde concurrentieverstoring te voorkomen. Een
argument dat thans ook veelvuldig door het Ministerie van Financiën als onderbouwing van het in het
memo opgenomen standpunt wordt gehanteerd. Het is daarbij opvallend dat dit wetsvoorstel juist een
vrijstelling bevat voor de dienstverlening die thans ook onderwerp van discussie is. Daarbij wordt
expliciet opgemerkt dat, ik citeer, “De keuze voor de meest geschikte samenwerkingsvorm moet zo
min mogelijk worden verstoord door de fiscaliteit”.
In het verlengde daarvan geldt natuurlijk dat één van de argumenten ter invoering van de Wet BCF is
gelegen in het voorkomen van distorsies bij het over en weer verrichten van prestaties tussen de
bijdragegerechtigde lichamen in de zin van de Wet BCF. Op basis van dit uitgangspunt hebben de
diverse lokale eenheden van de belastingdienst tot voor kort actief en binnen doel en strekking van de
Wet BCF meegedacht aan het bewerkstelligen van praktische oplossingen ter voorkoming van de
kostenpost “niet verrekenbare omzetbelasting” bij samenwerking. Deze oplossing was dan niet gelegen
binnen een ruime uitleg van de Wet OB. Neen, een uitleg van de Wet BCF naar doel en strekking. In het
geval van de doorberekening van met omzetbelasting te belasten dienstverlening binnen het in het
memo bedoelde bestuursmodel werd dan enerzijds de dienstverlening van het samenwerkingsverband
aan de bijdragegerechtigde deelnemers belast met omzetbelasting (conform de richtlijnen binnen de
belastingdienst), maar anderzijds goedgekeurd dat de omzetbelasting op de zogenoemde
personeelskosten (voor zover niet aftrekbaar via de Wet OB) integraal voor een bijdrage uit het BTWcompensatiefonds in aanmerking kwam. Een dergelijke oplossing bewerkstelligt dat (1) niet in strijd met
de Wet OB werd gehandeld, (2) binnen doel en strekking van de Wet BCF wordt gehandeld en (3) het
grootste financiële nadeel bij de samenwerkende bijdragegerechtigden (niet verrekenbare
omzetbelasting over de oorspronkelijk onbelaste personeelskosten) wordt voorkomen. Nu als gevolg van
de samenwerking in eerste instantie door het Rijk ook een hogere “opbrengst omzetbelasting” wordt
gerealiseerd dan zonder de samenwerking is in feite bij het Rijk ook geen sprake van een “lagere”
belastingopbrengst. Een wijziging van het hiervoor bedoelde Besluit met een dergelijke tegemoetkoming
ten aanzien van de in het memo bedoelde samenwerkingsmodellen (bestuursmodel, Centrum gemeente
die nagenoeg alle activiteiten van een andere gemeente overneemt en de Shared service centers) zou een
werkzame en haalbare oplossing moeten kunnen zijn.
Tot zover mijn reactie. Mocht u naar aanleiding van het vorenstaande een nadere toelichting wensen,
dan hoor ik dat graag van u.
Met vriendelijke groet,
PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V.
Wladimir Rouwenhorst
Tax Partner
[email protected]
m T: 088 792 30 08 F: 088 792 94
34
25 mei 2014, Error! Reference source notfound.-
2 van 2