Onderwijs en examenregeling (OS/OER) IPS, studiejaar 2014-2015

Opleidingsstatuut
voor de bacheloropleidingen van
de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Instituut voor Paramedische Studies
studiejaar 2014 - 2015
0
Inhoud
Deel 1: Onderwijs aan de HAN........................................................................................................... 3
Inleiding ................................................................................................................................................ 4
Algemene bepalingen .......................................................................................................................... 6
Lesdagen en vakanties ........................................................................................................................ 7
Uitgangspunten van het onderwijs ....................................................................................................... 9
De opbouw van de opleidingen.......................................................................................................... 10
Tentamens en examens .................................................................................................................... 11
Kwaliteitszorg ..................................................................................................................................... 11
Organisatiestructuur van de HAN ...................................................................................................... 12
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens ................................................. 13
ONDERWIJS-EN EXAMENREGELING INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES 2014-2015 ....... 14
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN ................................................................................. 14
PARAGRAAF 2 TOELATING TOT DE OPLEIDING ...................................................................... 14
PARAGRAAF 3 TOELATING TOT DE OPLEIDING ...................................................................... 18
PARAGRAAF 4 PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING .............................................. 22
PARAGRAAF 5 STUDIEADVIES IN DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING ........ 24
PARAGRAAF 6 POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING .................................... 27
PARAGRAAF 7 TENTAMENS, INTEGRALE TOETSEN EN EXAMENS VAN DE OPLEIDING .. 30
PARAGRAAF 8 EXAMENCOMMISSIE EN EXAMINATOREN ..................................................... 35
PARAGRAAF 9 STUDIELOOPBAANBEGELEIDING ................................................................... 39
PARAGRAAF 10 JUDICIUM ABEUNDI ......................................................................................... 40
PARAGRAAF 11 SLOTBEPALINGEN ........................................................................................... 40
Bijlagen bij Onderwijs- en Examenregeling................................................................................... 42
REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES 2014-2015 ........... 44
Bijlagen Reglement Examencommissie ......................................................................................... 52
REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ BA-EXAMENS FGGM ...................................... 55
REGELING TENTAMENBUREAU FACULTEIT GEZONDHEID, GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ
(HAN) ................................................................................................................................................. 60
Aanvullingen Mondzorgkunde ........................................................................................................ 78
REGLEMENT OPLEIDINGSCOMMISSIE INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES 2014-2015 .... 81
Deel 3: Studiegids ............................................................................................................................. 86
Deel 4: Interne organisatie ............................................................................................................... 87
Faculteiten, domeinen en instituten ................................................................................................... 88
Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau .......................................................... 88
Examencommisie(leden) ................................................................................................................... 91
Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau .......... 92
Kwaliteitszorg ..................................................................................................................................... 95
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau ................................................................ 97
Voorzieningen op locatie Kapittelweg ............................................................................................ 97
Profileringsfonds ............................................................................................................................. 99
Netwerk Diversiteit FGGM.............................................................................................................. 99
Taalondersteuning Nederlands .................................................................................................... 103
1
Bijlagen ............................................................................................................................................ 107
Bijlage 1 Plattegrond gebouw aan de Kapittelweg .......................................................................... 107
Bijlage 2 Begrippenlijst studentenstatuut ......................................................................................... 108
Bijlage 3 Relevante namen en adressen ......................................................................................... 114
2
Deel 1: Onderwijs aan de HAN
3
Inleiding
In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en
de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming.
Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een
HBO-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken.
Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding).
Het instellingsspecifieke deel - we noemen het het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw
rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw
rechten beschermen:
 een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling,
 een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en;
 een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van
jouw rechten.
Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden op www.han.nl bij de betreffende opleiding. Bij Ergotherapie op http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/ergotherapie/vt/opleiding; bij Mondzorgkunde op
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/mondzorgkunde/vt/opleiding enz.
l.
Het opleidingsspecifieke deel – we noemen het verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit vier delen:
1. Onderwijs aan de HAN
In dit onderdeel vind je de status van dit opleidingsstatuut en de doelgroep het jaarrooster, vakanties, tentamen- en herkansingsperiodes. Daarnaast de uitgangspunten voor het onderwijs bij de
HAN.
2. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
Hier vind je de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens.
3. Studiegids
In dit onderdeel wordt de algemene tekst van deel 1 ingevuld per opleiding. Je vindt hier het curriculum van de opleiding, de beroepstaken, de competenties en de invulling van studieloopbaanbegeleiding.
4. Interne organisatie
In dit onderdeel hebben we de interne organisatie van de faculteit, het instituut en de opleiding beschreven. Allerlei voorzieningen op hogeschool-, faculteits- of instituutsniveau vind je ook hier. De
namen en adressen van relevante personen staan in de bijlage.
Ten behoeve van de Duitstalige studenten van de opleiding Logopedie is een vertaling van het
OS/OER beschikbaar. Deel 1, 2 en 4 van deze Duitstalige versie is beschikbaar op de site van
de opleiding Logopedie. Deel 3 – de Studiegids - is ook beschikbaar op de site, maar wordt tevens als Magazine aan alle eerstejaars studenten toegestuurd.
LET OP!
Aan de Duitse vertaling kunnen geen rechten ontleend worden. Juridisch valt de Duitstalige
opleiding van Logopedie onder de Nederlandstalige versie van de Onderwijs- en Examenregeling.
Der Studienführer ist Teil des Ausbildungsstatuts des Instituts für Gesundheitsstudien 20142015. Das Ausbildungsstatut setzt sich aus insgesamt vier Teilen zusammen. Im ersten Teil
wird der Unterricht an der HAN beschrieben. Teil 2 umfasst die Studien- und Prüfungsordnung,
Teil 3 den Studienführer der jeweiligen Studiengänge und Teil 4 die Beschreibung der internen
Organisation der HAN, des Fachbereichs und des Instituts.
4
Teil 1, 2 und 4 sind auf den Webseiten der 5 Institutsstudiengänge zu finden:
http://specials.han.nl/themasites/ips-studiewijzer/logopedie/studiegids/
Auch der Studienführer (Teil 3) ist für alle Studenten, die sich in der Hauptphase der 5 Institutsstudiengänge befinden, auf dieser Webseite einzusehen. Neue Studenten, die sich im Propädeutikum befinden, bekommen den Studienführer in gedruckter Form überreicht.
Die Ausbildungsstatuten/ Studien- und Prüfungsordnung sind eine Übersetzung der ursprünglich niederländischen Ausbildungsstatuten/ Studien- und Prüfungsordnung (Opleidingsstatuut/Onderwijs Examen Reglement).
Im Falle eines Rechtsstreits können sich Studenten nur auf die niederländische Version berufen.
5
Algemene bepalingen
Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4
van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleidingen Ergotherapie, Fysiotherapie,
Logopedie, Mondzorgkunde en Voeding en diëtetiek, hierna te noemen de opleidingen, in het studiejaar 2014-2015.
In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde onderwijs- examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in
aanvulling op die van de instelling.
Dit opleidingsstatuut is vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirectie van 26 juni 2014. De faculteitsraad heeft 24 juni 2014 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut.
Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is
voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden.
De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de
daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op insite HAN en deels op de website van de HAN, zie onderstaand overzicht over de vindplaats van de delen van het Opleidingsstatuut.
Het Opleidingsstatuut en het Onderwijs- en Examenreglement zijn verder ook nog te vinden op HANScholar.
Deel
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Omschrijving
onderwijs aan de
HAN
regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
studiegids
interne organisatie
relevante namen
en adressen
begrippenlijst
plattegrond
Waar vind je ze?
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/ergotherapie/vt/opleiding
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/fysiotherapie/vt/opleiding
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/logopedie/vt/opleiding
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/mondzorgkunde/vt/opleiding
http://www.han.nl/opleidingen/bachelor/voeding-dietetiek/vt/opleiding
De Studiegidsen (deel 3) worden tevens als Magazine uitgereikt aan
alle startende studenten aan het begin van het studiejaar.
6
Lesdagen en vakanties
Jaarplanning studiejaar 20142015
Vastgesteld d.d. 27-8-2013/CvB-besluitnr. 2013/478
wk
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
datum
18-aug-14
25-aug-14
1-sep-14
8-sep-14
15-sep-14
22-sep-14
29-sep-14
6-okt-14
13-okt-14
20-okt-14
27-okt-14
3-nov-14
10-nov-14
17-nov-14
24-nov-14
1-dec-14
8-dec-14
15-dec-14
Onderwijsweek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Herfstvakantie
10
11
12
13
14
15
16
17
bijzonderheden
52
22-dec-14
Kerstvakantie
1
2
3
4
5
6
7
29-dec-14
5-jan-15
12-jan-15
19-jan-15
26-jan-15
2-feb-15
9-feb-15
8
16-feb-15
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
23-feb-15
2-mrt-15
9-mrt-15
16-mrt-15
23-mrt-15
30-mrt-15
6-apr-15
13-apr-15
20-apr-15
27-apr-15
4-mei-15
Kerstvakantie
18
19
20
21
22
23
Voorjaarsvakantie
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
Meivakantie
20
11-mei-15
34
21
22
23
24
25
26
27
28
18-mei-15
25-mei-15
1-jun-15
8-jun-15
15-jun-15
22-jun-15
29-jun-15
6-jul-15
35
36
37
38
39
40
41
42
29
13-jul-15
Zomervakantie
30
20-jul-15
Zomervakantie
Start 1e semester
18 t/m 26 oktober Herfstvakantie
Kerstmis, donderdag 25 december - vrijdag 26 december 2014
Nieuwjaarsdag, donderdag 1 januari 2015
Start 2e semester
Carnaval 15 t/m 18 februari 2015
Goede vrijdag, vrijdag 3 april 2015
2e Paasdag maandag 6 april 2015
Koningsdag maandag 27 april
Bevrijdigingsdag, dinsdag 5 mei
Hemelvaartsdag: donderdag 14 mei; vrijdag 15 mei sluiting
2e Pinksterdag maandag 25 mei
Jaarafsluiting
Zomervakantie 13 juli t/m 16 aug, Suikerfeest 17 t/m 20
juli
Nijmeegse vierdaagse 21 juli / 24 juli
7
31
32
33
34
35
27-jul-15
3-aug-15
10-aug-15
17-aug-15
24-aug-15
36
31-aug-15
Zomervakantie
Zomervakantie
Zomervakantie
Herkansing/opstart
Introductie
start studiejaar 2015
Uitgangspunten:
42 onderwijsweken
4 x 8 lesweken = 32 lesweken
1 week herfstvakantie
2 weken kerstvakantie
1 week voorjaarsvakantie in carnavalsweek
1 week meivakantie
5 weken zomervakantie
Nijmeegse 4-daagse in vakantie
Studiekeuzecheck
Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor 1 of meer Bacheloropleidingen of Ad-programma’s hebben recht om deel te nemen aan een
studiekeuzecheck. Aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden zijn verplicht deel te nemen aan de studiekeuzecheck. De rechten en plichten met betrekking tot de studiekeuzecheck en de geldige redenen voor niet deelname aan de studiekeuzecheck
zijn opgenomen in artikel 2.10 van de Onderwijs- en examenregeling.
Bij het Instituut Paramedische Studies zijn twee opleidingen die een Studiekeuzecheck dienen te organiseren: de opleiding Ergotherapie en de opleiding Logopedie.
De studiekeuzecheck bij de opleiding Ergotherapie bestaat uit 2 delen:
- het eerste deel bestaat uit verschillende vragenlijsten die digitaal worden ingevuld door de student; deze vragenlijsten hebben betrekking op het vereiste hbo-niveau;
- daarnaast schrijft de student een kennismakingsbrief waarin de student aangeeft waarom de
studie en het beroep Ergotherapeut matcht met de persoonlijke ambities en eigenschappen
van de student. De vragenlijsten en de kennismakingsbrief kunnen op elk gewenst moment
door de student worden ingevuld en opgestuurd, maar wel vóór het tweede deel van de Studiekeuzecheck;
- In het tweede deel wordt de student in een aantal praktijksituaties geplaatst die kenmerkend
zijn voor de beroepspraktijk van de Ergotherapeut. Hierin kan de aspirant student onderzoeken in hoeverre de opleiding past bij hem/haar interesses en talenten;
- Na afloop van deel 2 vindt een adviesgesprek plaats op basis van de resultaten van beide delen van de Studiekeuzecheck. In dit adviesgesprek wordt het studiekeuzeadvies aan de student medegedeeld.
De Studiekeuzecheck van de opleiding Logopedie
De studiekeuzecheck vindt gecombineerd met het selectieonderzoek (aanvullende eisen opleiding Logopedie, zie par. 2 art. 2.10 lid 12) plaats. De kandidaat-student wordt voor een dagdeel voor beide
onderdelen door het Bureau Toelating en Selectie uitgenodigd op de opleiding Logopedie.
De studiekeuzecheck vindt digitaal plaats en bestaat uit verschillende onderdelen:
- Opdracht waarbij gevraagd wordt iets over zichzelf te schrijven evenals de motivatie voor de
opleiding Logopedie en het beroep logopedist.
- Onderzoek naar schriftelijke taalvaardigheid.
- Onderzoek naar rekenvaardigheid.
De resultaten van de studiekeuzecheck worden mondeling besproken met de kandidaat. Naar aanleiding van dit gesprek krijgt de kandidaat-student een studiekeuzeadvies op basis van de gehele studiekeuzecheck. Dit advies staat los van het bindend advies op basis van het selectie-onderzoek (aanvullende
8
eisen). Hoewel de studiekeuzecheck niet verplicht is voor niet-Nederlandse kandidaat-studenten en
kandidaat-studenten die zich t/m 1 mei aanmelden, worden zij wel standaard hiervoor uitgenodigd.
Voor nadere beschrijvingen van de studiekeuzecheck wordt verwezen naar het OS-OER (art. 2.10)
Uitgangspunten van het onderwijs
Uitgangspunten van het onderwijs aan de HAN
In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook
aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over
je vakgebied. Dat geeft je straks de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in
nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij heeft behoefte aan mensen die
oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis en vaardigheden aan die je helpen
om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling.
Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld.
Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van
het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op
de arbeidsmarkt.
Leren via beroepstaken
Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs.
Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in
al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar (expert) worden uitgevoerd. ‘Hele’
taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten maar door jou steeds in zijn totaal
wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties.
Zelfsturing
Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te
verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden
van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing
door docenten.
Flexibilisering
Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte
in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor.
Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft
vorm aan eigen profilering.
Toetsing en beoordeling
Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde, beroepstaken en competenties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten.
Onderwijseenheden
Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben een omvang van 7.5 studiepunten of een veelvoud daarvan. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten.
Studieloopbaanbegeleiding
De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN -onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt
om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte
9
of handicap. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren.
Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding.
Wat wordt van de student gevraagd
De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je
aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je
krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt.
De opbouw van de opleidingen
Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. (De studielast wordt uitgedrukt in studiepunten. Eén studiepunt is gelijk
aan 28 uren studie.) De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en
een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een
goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of
de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het
midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende
functie van de propedeuse.
Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant
beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis
van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden.
Studieadvies
Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet
kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de
keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval
word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven.
Meer informatie over de studieadviezen zijn terug te vinden in Deel 2 van het Opleidingsstatuut en wel
in paragraaf 5.
De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting,
waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast
krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of
juist te verbreden. In de onderstaande tabel is de omvang van de indelingen van de opleiding weergegeven in studielast uitgedrukt in studiepunten.
Indeling van de opleiding
Propedeuse
postpropedeuse
Totaal
Major
Minor
60
150
210
30
30
Totaal
60
180
240
Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Ons totale aanbod aan minoren
vind je in de IPS Minorbrochure 2014-2015 en in de HAN-onderwijscatalogus (HAN-SIS en Insite).
Alle bacheloropleidingen hebben een studielast van 240 studiepunten. Uitzondering hierop zijn de bacheloropleidingen die een versneld traject hebben gericht op studenten met een VWO-diploma. Deze
laatstgenoemde bacheloropleidingen hebben een studielast van 180 studiepunten.
Er zijn ook vrije minoren, die je bij een andere onderwijsinstelling kunt volgen of die je zelf samenstelt
uit onderdelen van onderwijs van verschillende –instituten van de HAN of een andere (onderwijs)instelling. Kijk voor het totale minorenaanbod op www.han.nl of op www.kiesopmaat.nl. Kies Op Maat is
10
een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en vakken van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de
mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs.
Voordat je een minor gaat volgen heb je toestemming nodig van de examencommissies. Als je een
minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op
https://www.han.nl/HAN-insite/minoren/welkesoortenminorenzijner?
Tentamens en examens
Tentamens
Tijdens de studie worden studenten regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. De voortgang van de student wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens
(eventueel via deeltentamens). Als een onderwijseenheid meer dan een tentamen omvat, dan noemen we deze tentamens deeltentamens. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald
zijn, dan wordt ‘het tentamen’ van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. (Deel)tentamens zijn
toetsmomenten waarbij studenten laten zien dat ze bestudeerde leerstof beheersen. Er bestaan diverse schriftelijke en mondelinge toetsvormen. Denk hierbij aan scripties, werkstukken, simulaties,
presentaties of audio-visueel materiaal.
Je kunt ook zonder de onderwijseenheden te hebben gevolgd, alleen via tentamens aantonen over de
benodigde competenties van de betreffende onderwijseenheden te beschikken. Dit noemen we een
leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie bepaalt of de bewijsstukken die je aandraagt
(bijvoorbeeld ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, reflectieverslagen, video-opnamen van
beroepshandelingen, werkstukken of certificaten) voldoen voor deelname aan het leerwegonafhankelijke tentamen. Tevens bepaalt de examencommissie of je een of meer (deel)tentamens leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma aflegt of een voor jou op maat opgesteld tentamen aflegt. Een leerwegonafhankelijk tentamen kan bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding afgelegd worden. Daarnaast kan je via vrijstellingsverzoeken, ingediend bij de examencommissie op basis
van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving, aantonen over de benodigde competenties van de desbetreffende onderwijseenheden te beschikken. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling
kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs of in officiële
rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC). Je hoeft geen tentamen meer af te leggen.
Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op 3 niveaus integraal beoordeeld of de beroepstaken worden beheerst. Hierin wordt beoordeeld of de student competent is voor de volgende fase: is de student klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en
voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam)?
Examens
In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend
oftewel bachelorexamen. Je rondt de opleiding af als je bewijzen kunt overleggen dat je zowel de
tentamens als integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat hebt
afgesloten. Je ontvangt dan een wettelijk erkend HBO-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad:
bachelor. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. Je krijgt de
mogelijkheid je afstudeerscriptie te bewaren en online te tonen via. https://www.hbo-kennisbank.nl. De
opleiding bepaalt welke scripties daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op
kwaliteit en vertrouwelijkheid.
Kwaliteitszorg
De HAN werkt voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit van onze opleidingen. Daarvoor hanteren we een integraal kwaliteitszorgsysteem. Door systematische evaluatie verzamelen we gegevens
over de kwaliteit van alle onderwijsaspecten:
 doelstelling en profiel van de opleiding;
 programma met onderwijsaanbod, toetsprogramma en studieloopbaanbegeleiding;
 inzet van personeel;
 voorzieningen;
11


interne kwaliteitszorg;
resultaten.
Wij betrekken alle belangengroepen actief in ons kwaliteitstraject: medewerkers, studenten, het werkveld en afgestudeerden. Om de kwaliteit van de opleiding te bewaken hechten we veel waarde aan de
mening van deskundigen uit de werkvelden. Zij komen een aantal malen per jaar bijeen in vergaderingen.
Naast deze interne kwaliteitsverbeteringen worden alle opleidingen van de HAN iedere zes jaar beoordeeld door een extern panel van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Deze accreditatie is een nationaal kwaliteitskeurmerk en is een voorwaarde voor wettelijke erkenning op nationaal en internationaal niveau van het getuigschrift van de opleiding.
Organisatiestructuur van de HAN
Interne organisatie
De HAN bestaat uit de faculteiten Economie en Management (FEM), Educatie (FE), Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) en Techniek (FT).
Domeinen, instituten en opleidingen
Elke faculteit bestaat uit instituten. Een instituut bestaat weer uit opleidingen of uit een groep van opleidingen (domein genaamd). De competenties die studenten binnen de opleidingen van een instituut
of een domein ontwikkelen zijn vergelijkbaar, soms zelfs deels gelijk. Elk domein kent een aantal gemeenschappelijke competenties. Studenten zijn ingeschreven bij een opleiding.
De opleiding kent de volgende opleidingsnamen: Ergotherapie, Fysiotherapie, Logopedie, Mondzorgkunde, Voeding en diëtetiek.
Daarnaast heeft elke faculteit een afdeling contractactiviteiten voor uitvoering van marktactiviteiten,
zoals posthbo-opleidingen, korte cursussen, trainingen en advieswerkzaamheden. Ten slotte kent elke
faculteit een aantal lectoraten en expertisecentra voor onderzoekswerkzaamheden in opdracht van
bedrijven en instellingen. De ondersteunende diensten, zoals Studentzaken (SZ), ICT en Marketing,
Communicatie en Voorlichting (MCV), zijn ondergebracht in het Service Bedrijf (SB).
Bachelor-master
De HAN werkt met het bachelor-mastermodel. Het bachelor – mastermodel is op Europees niveau ingericht om opleidingen in Europa met elkaar te kunnen vergelijken. Zowel bachelor als master zijn graden voor mensen die een opleiding in het hoger onderwijs hebben genoten. Met het diploma van een
tweejarige associate degree, krijg je de graad associate degree. Met het diploma van een vierjarige
bacheloropleiding, krijg je de graad bachelor. Daarna kun je nog één of twee jaar doorstuderen voor
een mastergraad.
Alle bacheloropleidingen in het HBO hebben een studielast van 240 studiepunten. Behalve het versnelde traject gericht op studenten met een VWO-diploma, deze bacheloropleidingen hebben een studielast van 180 studiepunten. Voor de masteropleidingen is dit per opleiding bepaald. Een aantal bacheloropleidingen heeft een associate degree programma. Dit is een verkorte hbo-studie van minimaal
120 studiepunten die tot een wettelijk erkend getuigschrift en graad (associate degree) leidt en uit een
deel van de bijbehorende bachelorstudie bestaat.
12
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
13
ONDERWIJS-EN EXAMENREGELING INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES
2014-2015
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling
1. Deze regeling is de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en de examens in het studiejaar
2014-2015 van de bacheloropleidingen Ergotherapie, Fysiotherapie, Logopedie, Mondzorgkunde
en Voeding en diëtetiek, hierna te noemen: de opleidingen.
3. Van deze regeling maken onverkort deel uit de aanhangende bijlagen 1 tot en met 9 alsook de
concrete passages uit het opleidingsstatuut waarnaar in deze regeling wordt verwezen.
4. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in
voorgaande studiejaren van de opleidingen en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het
curriculum als uitgewerkt in artikel 4.1 en 6.1 en de daarbij behorende bijlagen is in lid 5 van de
artikelen 4.1 en 6.1 bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen van deze
regeling worden gerekend.
5. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in de
door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren en die nu niet meer als zodanig
zijn opgenomen in het minoraanbod als uitgewerkt in artikel 3.4 en de daarbij behorende bijlage is
in lid 9 van artikel 3.4 bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het vigerend
minoraanbod worden gerekend.
6. N.v.t. op de opleidingen van IPS
Artikel 1.2 Begripsbepalingen
Voor deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst in bijlage 2
van het opleidingsstatuut van de opleidingen.
Artikel 1.3 Doel van de opleidingen
De student verwerft op HBO-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden van een startbekwame beroepsbeoefenaar op het gebied van ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, mondzorgkunde en voeding en diëtetiek.
De eindkwalificaties zoals bedoeld in de eerst volzin, zijn opgenomen in de Studiegidsen van de opleidingen.
PARAGRAAF 2 TOELATING TOT DE OPLEIDING
Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen
Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van:
a. een HAVO-diploma
b. een VWO-diploma
c. een MBO-diploma middenkaderopleiding of specialistenopleiding hierna te noemen MBO-4.
Artikel 2.2 Opheffing deficiënties nadere vooropleidingseisen
Dit artikel is niet van toepassing op de opleidingen van IPS
Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften
1. Vrijgesteld van de vooropleidingseis als bedoeld in artikel 2.1 is de bezitter van een van de
volgende diploma’s en getuigschriften:
a. een getuigschrift van een bacheloropleiding,
b. een getuigschrift van een masteropleiding,
c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het verdrag inzake
de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft
geratificeerd,
d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten
minste gelijkwaardig aan het HAVO-diploma of
14
e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur
tenminste gelijkwaardig aan een HAVO, VWO of MBO- diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de NUFFIC worden gevraagd.
Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma’s is gemandateerd aan het Admissions Office.
2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het
oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de
Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding. Dit geldt niet voor de
Duitstalige studenten die de Euregiovariant van de opleiding Logopedie volgen.
3. De instituutsdirecteur neemt het besluit dat op basis van het oordeel als bedoeld in het vorige lid of
betrokkene al dan niet kan worden ingeschreven dan wel het besluit dat betrokkene kan worden
ingeschreven maar dat deze nog geen examens of onderdelen daarvan mag afleggen dan nadat
er een positief oordeel als bedoeld in het vorige lid is afgegeven.
4. Bij vrijstelling als bedoeld in lid 1 is artikel 2.2 van overeenkomstige toepassing met dien verstande
dat de student de desbetreffende toelatingstentamens ook na inschrijving mag afleggen maar
daarentegen nog geen examens of onderdelen daarvan mag afleggen dan nadat de
toelatingstentamens met goed gevolg zijn afgelegd.
Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek
1. Bij besluit van de instituutsdirecteur is vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel
2.1 degene van 21 jaar en ouder die bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de
commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende
beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding.
2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit toelatingstentamens in de volgende vakken die op het niveau
van het HAVO-examen worden afgenomen en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op
indien deze toelatingstentamens met goed gevolg zijn afgelegd:
Engels
Voor alle IPS-opleidingen
Geschiedenis
Voor de opleidingen Ergotherapie en Logopedie
Maatschappijleer
Voor de opleidingen Ergotherapie en Logopedie
Biologie en Natuurkunde
Voor de opleiding Fysiotherapie
2 vakken uit het cluster
Voor de opleiding Voeding & diëtetiek en Mondzorgkunde
Biologie, Natuurkunde en
Scheikunde
Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal
1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in
artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert
wordt voldaan door:
a. het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II,
b. met positief resultaat het examen NT-2-II heeft afgelegd bij de DUO1, of
c. met positief resultaat het examen Nederlands heeft afgelegd bij Eurolinguist (Nijmegen) 2/3, of
d. tijdens zijn buitenlandse vooropleiding bij de betreffende onderwijsinstelling – met positief resultaat - minstens twee jaar onderwijs in de Nederlandse taal heeft gevolgd en het vak Nederlands – met positief resultaat - deel uitmaakte van zijn eindexamen of
e. ten genoegen van de Commissie Toelatingsonderzoek aantoont dat hij op een andere dan de
hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst om het
Nederlandstalige FGGM-onderwijs met positief resultaat te kunnen volgen
2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van
inschrijving
Artikel 2.6 Aanvullende eisen voor de opleiding Logopedie
1
De kosten van het (her)examen zijn voor rekening van de persoon. Bij de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs; voorheen IBGroep) wordt vrijwel elke week een NT-2-examen afgenomen (Amsterdam, Rotterdam, Breda, Eindhoven, Utrecht, Zwolle). Bij
Eurolinguist vinden (her)examens plaats op zowel vooraf bepaalde data als op afspraak/verzoek.
2 Zie vorige voetnoot.
3
Duitstalige personen kunnen ook een examen Nederlands afleggen bij Eurolinguist. Dit instituut geeft – evenals HTC - speciale
zomercursussen voor aspirant studenten van de HAN. DGGM heeft bepaald dat bij FGGM het NT-2-II examen van de DUO en
het examen Nederlands van Eurolinguist gelijkwaardig zijn.
15
In aanvulling op de vooropleidingseisen in artikel 2.1 dient voor toelaatbaarheid tot de opleiding
Logopedie aan de volgende aanvullende eisen te worden voldaan:
Voor de opleiding Logopedie gelden de volgende specifieke aanvullende eisen:
Geschiktheid op het gebied van spraak, stem, gehoor en visus. Deze geschiktheid wordt vastgesteld in een selectieonderzoek voorafgaand aan inschrijving.
Landelijk zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:
 Indien een student de selectie heeft doorlopen bij de ene opleiding Logopedie en
geplaatst wordt bij of kiest voor een andere opleiding Logopedie, worden de
resultaten overgenomen en vindt geen nieuw selectieonderzoek plaats.
 Er is een minimumpakket aan selectiecriteria vastgesteld. Het staat de opleidingen vrij
te bepalen op welke wijze zij het selectieonderzoek uitvoeren.
De volgende stoornissen/afwijkingen zijn criteria voor afwijzing:
a. Stem
Heesheid, schorheid, te hoge, te zachte, te lage of hoge spreek- en/of roepstem, te beperkte
stemomvang (minder dan twee octaven), het ontbreken van dynamische mogelijkheden,
onvermogen tot muzikale discriminatie (onvoldoende passieve muzikaliteit).
b. Spraak
Onvloeiendheid, broddelen, afwezigheid van huig-r en tongpunt-r, sigmatismus lateralis,
interdentaliteit, open neusspraak ten gevolge van velopharyngeale insufficiëntie,
articulatiedefecten voor zover in combinatie met gebits- en/of kaakafwijkingen.
c. Gehoor
Ontbreken van auditieve discriminatie bij zichzelf en bij anderen.
d. Visus
Ontbreken van visuele mogelijkheden om het beroep van logopedist uit te voeren en zichzelf
te corrigeren.
Het selectieonderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:
- Screening op basis van het onderzoeksformulier (zie bovengenoemde punten) door een docent- lid van de commissie selectieonderzoek .
- Auditieve sensibiliteitstest.
- Afname van een audiogram
- Afname van een fonetogram
Voorafgaand aan het selectieonderzoek vindt op hetzelfde dagdeel (digitaal) de studiekeuzecheck
plaats (zie par. 2 art. 2.10 lid 12).
Studenten Logopedie uit het 4e jaar participeren bij het selectieonderzoek.
Binnen 10 werkdagen krijgt de kandidaat-student schriftelijk/digitaal de uitslag van het selectieonderzoek. Deze uitslag betreft een bindend toelatingsadvies.
Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen
Niet van toepassing voor de IPS opleidingen
Artikel 2.8 Numerus fixus
2.8.1 Numerus fixus bij de opleiding Fysiotherapie
1. Vanwege de numerus fixus voor de opleiding worden ten hoogste 180 studenten voor de eerste
maal ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding.
2. Van de studenten als bedoeld in het vorige lid wordt, onverkort het bepaalde in de Regeling
aanmelding en selectie hoger onderwijs, 100 procent toegelaten vanwege selectie door de
opleiding.
3. Toelating vanwege selectie vindt plaats op de grondslag van het besluit van de Instituutsdirecteur
over de plaats op de ranglijst die bepaald wordt aan de hand van de beoordeling van
onderstaande ‘bronnen’:
a. Motivatiebrief
b. Individuele voorbereidende opdracht
c. Profiel VO diploma
d. Gesprek met docent
e. Gesprek met student
f. Beoordeling samenwerkingsopdracht
16
g. Beoordeling toets motorische vaardigheden
Criteria die in bovenstaande ‘bronnen’ worden toegepast zijn terug te vinden in de handleidingen
bij de decentrale selectie van Fysiotherapie.
4. Gegadigden kunnen ten hoogste twee maal aan de procedure voor selectie van de opleiding
deelnemen.
2.8.2 Numerus fixus bij de opleiding Mondzorgkunde
1. Vanwege de numerus fixus voor de opleiding worden ten hoogste 70 studenten voor de eerste
maal ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding.
2. Van de studenten als bedoeld in het vorige lid wordt, onverkort het bepaalde in de Regeling
aanmelding en selectie hoger onderwijs, 100 procent toegelaten vanwege selectie door de
opleiding.
3. Toelating vanwege selectie vindt plaats op de grondslag van het besluit van de Instituutsdirecteur
over de plaats op de ranglijst van het voldoen aan de volgende bijzondere kwalificaties:
a. Kennis van biologie en/of scheikunde, zijnde niet hoger dan het niveau van havoleerlingen
met een C&M profiel
b. Sociaal-communicatieve vaardigheden
c. Studievaardigheden
4. Gegadigden kunnen ten hoogste twee maal aan de procedure voor selectie van de opleiding
deelnemen.
2.8.3 Numerus fixus bij de opleiding Voeding & diëtetiek
1. Vanwege de numerus fixus voor de opleiding worden ten hoogste 200 studenten voor de eerste
maal ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding.
2. Van de studenten als bedoeld in het vorige lid wordt, onverkort het bepaalde in de Regeling
aanmelding en selectie hoger onderwijs, 100 procent toegelaten vanwege selectie door de
opleiding.
3. Toelating vanwege selectie vindt plaats op de grondslag van het besluit van de Instituutsdirecteur
over de plaats op de ranglijst van het voldoen aan de volgende bijzondere kwalificaties:
a. Communicatieve vaardigheden
b. Samenwerkingsvaardigheden
c. Reflectieve vaardigheden
d. Logisch redeneren
4. Gegadigden kunnen ten hoogste twee maal aan de procedure voor selectie van de opleiding
deelnemen.
Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO –diploma
Niet van toepassing voor de opleidingen van het Instituut Paramedische Studies
Artikel 2.10 Deelname verplichte studiekeuzecheck
1. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor 1 of meer bacheloropleidingen of Ad-programma’s hebben recht om deel te nemen
aan een studiekeuzecheck.
2. De procedure voor een studiekeuzecheck en de inhoud van een studiekeuzecheck zijn opgenomen
in het opleidingsstatuut.
3. Deelname aan de studiekeuzecheck is voor studenten die zich uiterlijk op 1 mei aanmelden vrijwillig.
4. Elke student die zich heeft aangemeld en deel heeft genomen aan de studiekeuzecheck ontvangt
een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk.
5. Bij een negatief studiekeuzeadvies kan de aspirant-student zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, als
hij voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling,
zich inschrijven.
6. Aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar voor de eerste
keer aanmelden voor een bacheloropleiding of Ad-programma, zijn verplicht om deel te nemen aan
de studiekeuzecheck van de opleiding.
7. Indien de aspirant-student zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel zonder geldige reden en na 1 herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck dan wordt de inschrijving voor
de desbetreffende aspirant-student geweigerd.
8. Indien de aspirant-student zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel een negatief studiekeuzeadvies
krijgt, wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd. Dit geldt niet voor
17
de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een
bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het studiejaar waarvoor hij zich
wenst in te schrijven.
9. De aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar voor een
andere bacheloropleiding of Ad-programma aanmelden dan waarvoor ze zich voor 1 mei reeds
hadden aangemeld, zijn verplicht om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding.
Lid 6 van dit artikel is ook van toepassing op de aspirant-student zoals bedoeld in de eerste volzin.
10. De bepalingen zoals opgenomen in lid 1 tot en met lid 9 van dit artikel zijn niet van toepassing op:
- aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.8 van deze regeling, is ingesteld;
- aspirant-studenten die vanwege het bezit van een buiten het Koninkrijk Nederland behaald
diploma zijn vrijgesteld van de diploma-eisen (in bezit zijn van HAVO, VWO of MBO-diploma);
- aspirant-studenten die reeds een Bachelor- of Mastergetuigschrift hebben
11. Indien de aspirant-student aan kan tonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de
verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirant-student alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck:
a. persoonlijke omstandigheden;
b andere onderwijsverplichtingen;
12.De studiekeuzecheck kent de volgende procedure
Dit is bij Instituut Paramedische Studies van toepassing op de opleidingen Ergotherapie en Logopedie.
Procedure bij de opleiding Ergotherapie:
Bij de de opleiding Ergotherapie bestaat de Studiekeuzecheck uit 2 delen. In het eerste deel vult de
aspirant student enkele digitale vragenlijsten in en schrijft een kennismakingsbrief. In deel 2 neem
de student op de opleiding Ergotherapie deel aan een paar praktijksimulaties. Na afloop hiervan
worden de uitkomsten van de vragenlijsten, de kennismakingsbrief en de praktijksimulaties besproken met de aspirant student en volgt een advies m.b.t de match tussen aspiraties en talenten van
de student en de inhoud van de opleiding en het beroep van Ergotherapeut.
Procedure bij de opleiding Logopedie:
De kandidaat-student wordt door het Bureau Toelating en Selectie uitgenodigd voor een dagdeel
op de opleiding Logopedie waarbij zowel de studiekeuzecheck (digitaal) plaatsvindt alsook het selectie-onderzoek (zie artikel 2.6 Aanvullende eisen voor de opleiding Logopedie). De resultaten van
de studiekeuzecheck worden mondeling besproken met de kandidaat. Naar aanleiding van dit gesprek krijgt de kandidaat-student een studiekeuzeadvies op basis van de gehele studiekeuzecheck. Dit advies staat los van het bindend advies op basis van het selectie-onderzoek (aanvullende eisen). Hoewel de studiekeuzecheck niet verplicht is voor niet-Nederlandse kandidaat-studenten en kandidaat-studenten die zich t/m 1 mei hebben aangemeld, worden zij wel standaard
hiervoor uitgenodigd.
Artikel 2.11 Topsportklas Fysiotherapie
Om toegelaten te worden aan de topsportklas fysiotherapie dient de student te voldoen aan één van
de volgende eisen:
1. De student volgt een trainingsprogramma op het Centrum voor Topsport en Onderwijs Papendal te
Arnhem.
2. De student heeft een officiële topsportstatus van NOC-NSF (A-, B-, HP-status of status van
Internationaal Talent).
3. De student volgt een intensief trainings- en wedstrijdprogramma buiten het Centrum voor Topsport
en Onderwijs Papendal, dat gericht is op het halen van de internationale top.
4. De student heeft zijn actieve topsportcarrière recentelijk beëindigd of gaat deze binnen afzienbare
tijd beëindigen èn wil zijn maatschappelijke carrière een impuls geven.
PARAGRAAF 3 TOELATING TOT DE OPLEIDING
Artikel 3.1 Vorm van de opleiding
18
1. De opleidingen van het instituut worden alleen in de inrichtingsvormen voltijd verzorgd.De opleidingen Fysiotherapie en Logopedie kennen opleidingen met bijzondere eigenschappen: Fysiotherapie met hun Topssportklas Fysiotherapie en Logopedie met de Eurogio-variant van de Duitstalige opleiding. Beide varianten worden beschreven in het Studiegids deel (deel 3) van betreffende
opleidingen.
2. In bijlage 1 en 4 van deze regeling is onder punt 2 (doelgroep) van de nadere uitwerking van de
onderwijseenheden als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 4.1 en 6.1 bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd.
Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding
1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase.
2. De opleiding kent drie oplopende niveaus van bekwaamheid: hoofdfasebekwaam (ook wel niveau
1 genoemd), afstudeerbekwaam (ook wel niveau 2 genoemd) en beroepsbekwaam (ook wel
niveau 3 genoemd.
3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de
inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep.
4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase.
5. De opleidingen van IPS kennen géén afstudeerrichtingen.
6. De opleiding kent een honoursprogramma toegankelijk voor studenten die aan de vereiste
selectiecriteria hiervoor voldoen. Het honoursprogramma betekent een uitbreiding van de
studielast als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 sub c.
7. In bijlage 1 en 4 van deze regeling is onder punt 2 (doelgroep) van de nadere uitwerking van de
onderwijseenheden en de daarbij behorende tentamens als bedoeld in de leden 2 van de artikelen
4.1 en 6.1 bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke fase, welk niveau en welke
ten behoeve van het honoursprogramma worden verzorgd.
8. In bijlage 2 en 5 van deze regeling is onder punt 2 (doelgroep) van de nadere uitwerking van de
integrale toetsen als bedoeld in de leden 4 van de artikelen 4.1 en 6.1 bepaald welke integrale
toetsen ten behoeve van welke fase en welk niveau worden verzorgd.
9. N.v.t.
10. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van
de postpropedeutische fase.
11. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd:
a) het propedeutische examen;
b) het afsluitend examen oftewel bachelorexamen.
Artikel 3.3 Major
1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde
competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar
op HBO-bachelorniveau.
2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBObachelorniveau zijn als zodanig beschreven in bijlage 1 en 4 van deze regeling onder punt 3
(beroepstaak/beroepstaken) van de gegevens per onderwijseenheid als bedoeld in de leden 2
van de artikelen 4.1 en 6.1.
Artikel 3.4 Minor
1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het
verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken
van de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBO-bachelorniveau.
2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor.
3. De student die een minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen
van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot
toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag.
4. Een vrije minor is een minor die een student:
a) bij een andere onderwijsinstelling volgt of;
b) heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij
verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling.
5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van
de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te
zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van
19
de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze
bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden.
6. Toestemming door of namens de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel
houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als
examinator van de opleiding.
7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging
van de volgende gecertificeerde HAN minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met
de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en
examencommissie van de opleidingen:
SIS code
Minor
De minor valt onder
de opleiding
M_IPS04
Neurorevalidatie
Ergotherapie
M_IPS05
Manueel therapeutisch handelen
Fysiotherapie
M_IPS06.
.
M_IPS07
Kind en Omgeving: een multidisciplinaire aanpak
Logopedie
Gedrag bij leefstijl en gezondheid
Voeding & diëtetiek
M_IPS08
Pijn voor health professionals
Fysiotherapie
M_IPS09
Klinische Voeding
Voeding & diëtetiek
M_IPS10
Logopädische Therapie bei Kinder und Erwachsenen
Logopedie
M_IPS11
De stem centraal
Logopedie
M_IPS12
Die Stimme im Mittelpunkt
Logopedie
M_IPS14
Sport physiotherapy and active aging
Fysiotherapie
M_IPS15
Health professionals in international perspective
Voeding & diëtetiek
MZK-M09
Jeugd en mondzorg
Mondzorgkunde
MZK-M10
Mondzorg bij volwassenen in specifieke zorggroepen
Mondzorgkunde
Alle IPS minoren worden getoetst op niveau 3 en omvatten 30 studiepunten
8. Bijlage 8 van deze regeling bevat van de minoren bedoeld in het vorige lid de gegevens met
betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. Artikel 6.1 lid 2 is hierbij van overeenkomstige
toepassing.
9. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt
conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd
door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 9 van
deze regeling.
Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur
1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten.
2. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studie.
3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten.
4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op het niveau van
hoofdfasebekwaam, heeft een studielast van 60 studiepunten.
5. De postpropedeutische fase van de opleiding, omvattende de niveaus van afstudeerbekwaam en
beroepsbekwaam, heeft een studielast van 180 studiepunten.
6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van
afstudeerbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 60
studiepunten. Bij Mondzorgkunde is dit 100 studiepunten. Bij Voeding & diëtetiek is dit 90
studiepunten.
7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van
beroepsbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 90
studiepunten. Bij Mondzorgkunde is dit 50 studiepunten. Bij Voeding & diëtetiek is dit 60
studiepunten.
20
8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten
9. De minor, die wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam of beroepsbekwaam, heeft
een studielast van 30 studiepunten.
10. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen
waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd.
11. Dit lid is niet van toepassing op IPS.
12. Dit lid is niet van toepassing op IPS.
13. De feitelijk geprogrammeerde studieduur van de programma’s met de bijzondere eigenschap, van
verlengd als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 bedraagt 5 studiejaren. Het gaat hier om de Topsportklas
Fysiotherapie.
Artikel 3.6 Studielast duale opleiding
Dit artikel is niet van toepassing op IPS.
Artikel 3.7 Uitbreiding studielast
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 heeft de student additioneel de mogelijkheid zich te
verbreden en/of te verdiepen door meer dan 240 studiepunten voor zijn opleiding te behalen. Dit is
mogelijk door:
a. een of meer extra minoren te volgen,
b. een of meer extra onderwijseenheden te volgen en/of
c. een honoursprogramma/excellentieprogramma/euregiovariant Logopedie te volgen.
2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen en te krijgen van
de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde
minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet
overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de
kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd
en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een
onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden.
3. Toestemming voor een honoursprogramma/excellentieprogramma/euregioprogramma Logopedie
als bedoeld in lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student voldoet aan de
selectiecriteria van het programma:
Selectiecriteria Honoursprogramma:
a. De student heeft zijn/haar propedeuse behaald binnen het eerste studiejaar met
gemiddeld een 7 of hoger voor de betreffende onderwijseenheden;
b. De student meldt zicht aan middels de volgende bescheiden: 1x een aanbeveling van een
docent, 1x een aanbeveling van de slb’er, een motivatiebrief van de student zelf waarin
hij/zij aangeeft waarom hij/zij deel wil nemen en waarom hij/zij zichzelf geschikt acht, een
actuele cijferlijst;
c. Een positief advies n.a.v. een intakegesprek.
Selectiecriteria voor het excellentieprogramma Ondernemendheid en Leiderschap:
a. De student heeft de propedeutische fase met succes afgerond
b. De student is bereid om als onderdeel van het programma, een buitenlandse reis te
maken
c. De student heeft een motivatiebrief ingediend
d. De student[ heeft deelgenomen aan een intakegesprek
Selectiecriteria voor de Euregiovariant van de opleiding Logopedie
Alle Nederlandstalige en Duitstalige studenten die zich inschrijven voor de Euregiovariant
doen mee aan het Toelatingsonderzoek van de opleiding Logopedie. Als de student slaagt
voor dit Toelatingsonderzoek, wordt de student toegelaten. Er zijn geen specifieke
selectiecriteria voor deze variant.
4. Toestemming kan slechts worden verleend indien de student geen studievertraging heeft
opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting
vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur
van de opleiding zal overschrijden.
Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden en competenties
1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden.
2. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet
kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden.
3. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties.
21
4. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het
belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5
studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten.
PARAGRAAF 4 PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase
1. De propedeutische fase omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde
studielast:
A.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Ergotherapie
Ergotherapie dicht bij huis (15 studiepunten)
Ouderen langer zelfstandig (15 studiepunten)
EFA Ergotherapie en Fysiotherapie in de ARBO-zorg (7,5 studiepunten)
Het bijzondere van alledag (7,5 studiepunten)
Samen gezonder (5 studiepunten)
Meedoen: op weg naar maatschappelijke participatie (7,5 studiepunten)
Competente Ergotherapeut (2,5 studiepunten)
B. Fysiotherapie
a. Introductie Fysiotherapie: accent Vaardigheden (7,5 Studiepunten)
b. Introductie Fysiotherapie: accent Kennis (7,5 Studiepunten)
c. Introductie Fysiotherapie: accent Performance (15 Studiepunten)
d. Ergotherapie en Fysiotherapie in de Arbozorg (7,5 studiepunten)
e. Samen gezonder, werken aan kwaliteit (5 studiepunten)
f. Eerste lijn 1 (17,5 studiepunten)
Studenten van de Topsportklas volgen dezelfde onderwijseenheden als hierboven vermeld.
C.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Logopedie
De opleiding Logopedie bestaat in studiejaar 2014-2015 uit drie varianten: de
Nederlandstalige Logopedie opleiding, de Euregionale Logopedie opleiding en de Duitstalige
Logopedie opleiding. Duitstalige studenten kunnen zich vanaf studiejaar 2013-2014 niet
meer inschrijven voor de Duitstalige opleiding. Hieronder wordt de inhoud van de
verschillende varianten beschreven.
Nederlandse variant
De agenda van de maatschap A (7,5 studiepunten)
De agenda van de maatschap B (7,5 studiepunten)
Kind in ontwikkeling A (7,5 studiepunten)
Kind in ontwikkeling B (7,5 studiepunten)
De beroepsspreker ( 15 studiepunten)
Niet meer kunnen wat kon (10 studiepunten)
Samen gezonder (5 studiepunten)
In het eerste en tweede jaar van de opleiding is er een leerlijn Anatomie, een leerlijn ETV
(eigen therapeutische vaardigheden) en een leerlijn MH (methodisch handelen). Deze
leerlijnen lopen horizontaal door alle onderwijseenheden in het eerste en tweede jaar.
In de Euregionale variant van de opleiding Logopedie volgt de Duitstalige student in de
Propedeutische fase dezelfde owe’s, vertaald in het Duits en gericht op de Duitse markt, als in
de Nederlandstalige opleiding.
In de Euregio-variant van de opleiding Logopedie worden voor de Duitstalige studenten de
volgende owe’s aangeboden in de propedeutische fase:
Der Terminkalender der Praxis A (7,5 studiepunten)
Der Terminkalender der Praxis B (7,5 studiepunten)
Kind in Entwicklung A (7,5 studiepunten)
Kind in Entwicklung B (7,5 studiepunten)
Der Berufssprecher (15 studiepunten)
Nicht mehr können was man konnte (10 studiepunten)
Samen gezonder (5 studiepunten)
22
In het eerste en tweede jaar van de opleiding is er een leerlijn Anatomie, een leerlijn ETV
(eigen therapeutische vaardigheden) en een leerlijn MH (methodisch handelen). Deze
leerlijnen lopen horizontaal door alle onderwijseenheden in het eerste en tweede jaar.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
In de Euregionale variant van de opleiding Logopedie worden voor de Nederlandstalige
studenten de volgende owe’s aangeboden in de propedeutische fase. De agenda van de
maatschap A (7,5 studiepunten)
De agenda van de maatschap B (7,5 studiepunten)
Kind in ontwikkeling A (7,5 studiepunten)
Kind in ontwikkeling B (7,5 studiepunten)
De beroepsspreker ( 15 studiepunten)
Niet meer kunnen wat kon (10 studiepunten)
Samen gezonder (5 studiepunten)
In het eerste en tweede jaar van de opleiding is er een leerlijn Anatomie, een leerlijn ETV
(eigen therapeutische vaardigheden) en een leerlijn MH (methodisch handelen). Deze
leerlijnen lopen horizontaal door alle onderwijseenheden in het eerste en tweede jaar.
Extracurriculair programma
Daarnaast volgen zowel de Duitstalige – als Nederlandstalige studenten in de propedeuse een
Extracurriculair programma (10 studiepunten)
- Taalonderwijs Nederlands als tweede taal (NT-II) of Deutsch als Fremdsprache (DaF)
inclusied opbouw woordenschat
- Euregionale themamiddag tweetalig (vakinhoudelijk en integratie);
- Per OWE aandacht voor de theorie, het onderzoeks- en behandelmateriaal gericht op het
andere land
- kennis over het Nederlandse en Duitse gezondheidssysteem
- Onderwijsactiviteiten met betrekking tot de interculturele competentie.
2.
D.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Mondzorgkunde
Waarnemen en herkennen 1 (7,5 studiepunten)
Waarnemen en herkennen 2 (7,5 studiepunten)
Waarnemen en herkennen 3 (7,5 studiepunten)
Patiëntenzorg 1 (15 studiepunten)
Theorie patiëntenzorg 1 (7,5 studiepunten)
Oriëntatie praktijkvoering (7,5 studiepunten)
Visie en beroepshouding ontwikkelen (7,5 studiepunten)
E.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
Voeding & diëtiek
Lekker en gezond (15 studiepunten)
Voeding en energie (15 studiepunten)
Gezonder voeding, veilig voedsel 1 (7,5 studiepunten)
Ondervoeding (15 studiepunten)
Samen gezonder (5 studiepunten)
Integrale toets 1 Voeding en diëtetiek (2,5 studiepunten)
Bijlage 1 van deze regeling bevat van alle onderwijseenheden als bedoeld in het vorige lid het
overzicht van de volgende gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering:
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. Beroepsproducten
6. Studiepunten/studielast
7. Samenhang
8. Ingangseisen m.b.t. tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
23
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
3.
4.
5.
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Werkvormen
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal deelnemers
Bij IPS zijn de beschrijvingen van de onderwijseenheden van de propedeuse opgenomen in
hoofdstuk 6 van de opleidingsspecifieke Studiegids. Bij de opleiding Voeding & diëtetiek in
hoofdstuk 7.
In de propedeutische fase vindt éénmaal een integrale toets plaats als bedoeld in artikel 7.1 lid 2.
Bijlage 2 van deze regeling bevat van de integrale toets van de propedeutische fase het overzicht
van de volgende gegevens:
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaken
4. (Beroeps)producten
5. Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens
6. Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
11. Integrale toetskenmerken en –vormen
12. Verplicht en aanbevolen materiaal
13. Onderwijsperiode
Bij IPS is de beschrijving van de Integrale Toets van de propedeuse opgenomen in
hoofdstuk 6 van de opleidingsspecifieke Studiegids. Bij de opleiding Voeding & diëtetiek in
hoofdstuk 7.
Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt
conform lid 2 en aan integrale toetsen als uitgewerkt conform lid 4 worden gelijkgesteld de
onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de
opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.
PARAGRAAF 5 STUDIEADVIES IN DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase
1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de
opleiding ontvangt iedere student van het hoofd van de opleiding een schriftelijk studieadvies over
de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden
zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd.
3. Het studieadvies als bedoeld in lid 1 en 2 is positief of negatief.
Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving
1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk
vooreerst aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een
eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende
studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van het hoofd van de
opleiding als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies.
2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt
overgegaan indien de student:
 aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet ten minste 15 of
 aan het einde van de derde onderwijsperiode niet ten minste 30 of
 aan het einde van het eerste studiejaar niet ten minste 45 van de conform het
toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald.
Voor de opleiding Fysiotherapie en Mondzorgkunde geldt dat tot het uitbrengen van een voorlopig
negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student aan het einde van
24
de tweede periode niet ten minste 22,5 studiepunten heeft behaald. De eis van ten minste 30 studiepunten behaald aan het einde van de derde periode geldt niet voor de opleiding Fysiotherapie
en de opleiding Mondzorgkunde. Voor de opleiding Fysiotherapie geldt dat aan het einde van het
eerste studiejaar ten minste 52,5 studiepunten van de conform het toetsprogramma als volgend
uit artikel 4.1 te behalen studiepunten moeten zijn behaald.
3. Dit lid is n.v.t. op de opleidingen van het instituut.
4. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student
aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding
45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1, maar nog niet het
propedeutisch examen, heeft behaald.
4a. Voor de opleiding Fysiotherapie geldt dat tot het uitbrengen van een voorlopig positief
studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van
inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 52,5 studiepunten of meer uit het
toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1, maar nog niet het propedeutisch examen, heeft
behaald
4b. Voor de student die is toegelaten tot de topsportklas fysiotherapie geldt in afwijking van lid 2 dat
tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt
overgegaan indien de student aan het eind van de tweede onderwijsperiode niet minstens 10
studiepunten heeft behaald, aan het eind van de derde periode niet minstens 15, dan wel aan
het einde van het eerste studiejaar niet minstens 30 studiepunten heeft behaald.
4.c Voor de student die is toegelaten tot de topsportklas fysiotherapie geldt in afwijking van lid 4 dat tot
het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student 30
studiepunten of meer uit het toetsprogramma van de propedeutische fase heeft behaald, maar
nog niet het propedeutisch examen heeft gehaald.
Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving
1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar van
inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet
ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen
studiepunten heeft behaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke het hoofd van de
opleiding omstandigheden van de student door het hoofd van de opleiding, onder door het hoofd
van de opleiding te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. Voor de opleiding Fysiotherapie
geldt dat tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar
van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student
niet ten minste 52,5 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen
studiepunten heeft behaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke het hoofd van de
opleiding omstandigheden van de student door het hoofd van de opleiding, onder door het hoofd
van de opleiding te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien.
2. Voor de student die is toegelaten tot de topsportklas fysiotherapie geldt in afwijking van lid 1 dat
tot het uitbrengen van een bindend negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar
van inschrijving voor de propedeuse wordt overgegaan indien de student niet minstens 30
studiepunten heeft behaald, tenzij de student, met inachtneming van zijn persoonlijke
omstandigheden door de directeur van het instiuut of de afdeling, niettemin geschikt moet worden
geacht voor de opleiding.
3. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het
bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel
5.2 daadwerkelijk en minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. Bij
het bepalen van de termijn van minimaal 40 werkdagen moet rekening gehouden worden met de
onderwijsvrije dagen conform het vigerende HAN-jaarrooster.
4. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving
voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het
propedeutisch examen heeft behaald.
Artikel 5.4 Voorlopig Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving
1. Gaandeweg het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding
ontvangt iedere student met op enig moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een
succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is en aan wie nog niet eerder in het betreffende
jaar van inschrijving een voorlopig negatief advies is uitgebracht van het hoofd van de opleiding
als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies.
25
2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies als bedoeld in lid 1 wordt overgegaan
indien de student niet alle van het aantal na het eerste jaar van inschrijving resterende op dat
moment volgens het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten vanwege
met goed gevolg afgelegde tentamens en integrale toetsen heeft behaald.
3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor
de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief
studieadvies kregen.
Artikel 5.5 Definitief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving
1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de
propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van het
tweede studiejaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het
propedeutisch examen niet heeft gehaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke
omstandigheden van de student door het hoofd van de opleiding, onder door het hoofd van de
opleiding te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien.
2. Voor de student die is toegelaten tot de topsportklas fysiotherapie geldt in afwijking van het vorige
lid dat tot het uitbrengen van een negatief studieadvies als bedoeld in artikel 5.1 lid 4 in ieder
geval wordt overgegaan als:
a. De student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase een
voorlopig negatief studieadvies heeft gehad en aan het einde van het 2 e jaar van inschrijving
in de propedeutische fase niet minstens 45 studiepunten heeft behaald;
b. De student aan het einde van twee en een half jaar van inschrijving in de propedeutische fase
het propedeutisch examen nog niet heeft behaald;
c. De student – aan wie voor het einde van twee en een half jaar van inschrijving in de
propedeutische fase een negatief studieadvies is uitgebracht dat niet voldoet aan de in artikel
5.5 lid 3 bedoelde voorwaarde – voor het eind van diens derde jaar van inschrijving in de
propedeutische fase dit examen niet heeft gehaald.
3. Aan het negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het
bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel
5.2 of 5.4 daadwerkelijk en minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is
voorafgegaan. Bij het bepalen van de termijn van minimaal 40 werkdagen moet rekening
gehouden worden met de onderwijsvrije dagen conform het vigerende HAN-jaarrooster.
4. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor
de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief
studieadvies kregen.
5. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de
propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch
examen heeft behaald.
Artikel 5.6 Persoonlijke omstandigheden
1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in de leden 1 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt
onder andere verstaan:
a) ziekte van de student;
b) lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student;
c) zwangerschap van de studente;
d) bijzondere familieomstandigheden;
e) lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of
opleidingscommissie;
f) het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met
volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie
de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die
daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit.
2. Zodra één of meer persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het vorige lid zich voordoen, stelt
de student zijn studieloopbaanbegeleider onverwijld hiervan in kennis.
3. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden dan kan de instituutsdirecteur in afwijking
van de artikelen 5.3 en 5.5 separate besluiten nemen waarbij in ieder geval wordt besloten binnen
welke termijn de student aan de gestelde eisen zoals bedoeld in artikel 5.3 en 5.5 moet voldoen.
Artikel 5.7 Het recht gehoord te worden
26
Voordat een negatief studieadvies waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden
als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitgebracht, wordt de betreffende student
in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
PARAGRAAF 6 POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase
De postpropedeutische fase van de opleiding omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij
vermelde studielast en niveau:
A. Ergotherapie
Niveau afstudeerbekwaam
Het curriculum van de opleiding Ergo wordt ingrijpend gewijzigd. Daarom zijn de onderstaande namen van onderwijseenheden onder voorbehoud. De definitieve invulling van de hoofdfases van de
opleiding Ergotherapie wordt in studiejaar 2014-2015 bekend.
a. Samen op school (15 studiepunten)\
b. Werk voor iedereen (7,5 studiepunten)
c. Onderzoekende therapeut (7,5 studiepunten)
d. Van CVA naar beter (15 studiepunten)
e. Kiezen voor lijden of leiden (7,5 studiepunten
f.
Ouderen met beleving (7,5 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Ondernemen (7,5 studiepunten)
b. Kwaliteitszorg (7,5 studiepunten)
c. Werkplekleren (45 studiepunten)
d. Praktijkgericht Onderzoek ( 30 studiepunten)
e. Minor (30 studiepunten)
B. Fysiotherapie
Niveau afstudeerbekwaam
a. Eerste lijn 2 (15 studiepunten)
b. Ziekenhuis 2 (15 studiepunten)
c. Eerste Lijn 3 (15 studiepunten)
d. Revalidatie en geriatrische revalidatie (15 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Beroepsvoorbereidende Periode context 1 (30 studiepunten)
b. Praktijkgericht onderzoek (30 studiepunten)
c. Beroepsvoorbereidende Periode context 2 (30 studiepunten)
d. Minor (30 studiepunten)
Studenten van de Topsportklas Fysiotherapie volgen dezelfde owe’s in de hoofdfase.
C.
Logopedie
Nederlandse variant
Niveau afstudeerbekwaam
a. Kinderen met ontwikkelingsproblemen (15 Studiepunten)
b. Zo hoort het ( 15 studiepunten)
c. CVA ketenzorg (15 studiepunten)
d. De praktijk van je collega (15 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Werkplekleren 1 (22,5 studiepunten)
b. Logopedische verdieping (7,5 studiepunten). Keuze uit 2 onderwijseenheden: ‘Mensen met
een verstandelijke handicap’ of ‘De Logopedist als trainer’
c. Minor (30 stp)
d. Praktijkgericht onderzoek (22,5 studiepunten)
e. Ondernemen en loopbaanontwikkeling (7,5 studiepunten)
f. Werkplekleren 2 (30 studiepunten)
In het eerste en tweede jaar van de opleiding is er een leerlijn Anatomie, een leerlijn ETV
(eigen therapeutische vaardigheden) en een leerlijn MH (methodisch handelen). Deze
leerlijnen lopen horizontaal door alle onderwijseenheden in het eerste en tweede jaar.
Duitse variant
27
Deze Duitse variant wordt niet meer voor nieuwe studenten aangeboden en loopt in studiejaar
2015-2016 af. De studenten die de Duitse variant volgen uit de cohorten voorafgaand aan
studiejaar 2013-2014, volgen de owe’s:
Niveau afstudeerbekwaam
a. Kinder mit Entwicklungsproblemen (15 studiepunten)
b. So gehört es sich (15 studiepunten)
c. Rehabilitationsprozess nach Schlaganfall (15 studiepunten)
d. Die Praxis deines Kollegen (15 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Praktikum 1 (22,5 studiepunten)
b. Der Logopäde als Trainer (7,5 studiepunten)
c. Minor (30 studiepunten)
d. Angewandte Forschung (22,5 studiepunten0
e. Unternehmen und Laufbahnentwicklung (7,5 studiepunten)
f. Praktikum 2 (30 studiepunten)
Ook de Duitse variant kent dezelfde leerlijnen als de Nederlandstalige opleiding: Anatomie,
Eigen Therapeutische Vaardigheden en Methodisch Handelen.
Euregionale variant
In de Euregionale variant volg je in hoofdfase 1 de lessen van de Nederlandse variant en leer
je in het extracurriculaire programma alles over het gezondheidssysteem, richtlijnen, materiaal
en methodes in Duitsland. In hoofdfase 2 en 3 kies je een onderwijsprogramma dat 50% op de
Duitse markt en 50% op de Nederlandse markt gericht is.
Extracu
Niveau afstudeerbekwaam
 Per owe aandacht voor de theorie en het onderzoeks- en behandelmateriaal gericht op het
‘andere’ land;
 kennis over het Nederlandse en Duitse gezondheidssysteem
 onderwijsactiviteiten interculturele competentie
 repetitorium aan het begin van iedere owe met betrekking tot corresponderende theorie,
onderzoeks- en behandelmateriaal en gezondheidssysteem uit het eerste jaar
 Duitse studenten Euregionale variant: aansluiten op de onderwijsinhoud van de
Nederlandse variant
 Nederlandse studenten Euregionale variant: aansluiten op het op de Duitse markt
georiënteerde extracurriculaire programma
 Extra inzet i.v.m. studeren of praktijkactiviteit in een taal die niet de moedertaal is.
Niveau beroepsbekwaam
 E-learning arrangementen en workshops voor stage, praktijkgericht onderzoek,
ondernemen en loopbaanontwikkelilng
 Extra inzet i.v.m . studeren of stagelopen in een taal die niet de moedertaal is.
D. Mondzorgkunde
Niveau afstudeerbekwaam
a. Patiëntenzorg 2a (12,5 studiepunten)
b. Patiëntenzorg 2b (7,5 studiepunten)
c. Medische en orale aandoeningen (7,5 studiepunten)
d. EBP (5 studiepunten)
e. Prekliniek tandheelkundige vaardigheden (7,5 studiepunten)
f. Het kind, de puber en de adolescent (15 studiepunten)
g. Kwaliteitszorg (5 studiepunten)
h. Complexe patiëntenzorg (15 studiepunten)
i. Patiëntenzorg 3 (10 punten)
j. Ondernemingsplan (7,5 studiepunten)
k. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Mondzorg bij groepen in de maatschappij (5 studiepunten)
b. Patiëntenzorg 4 (22,5 studiepunten)
c. Ondernemen en kwaliteit (7,5 studiepunten)
d. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek 2 (15 studiepunten)
e. Minor deel 1 (15 studiepunten)
28
f.
Minor deel 2 (15 studiepunten)
E. Voeding & diëtetiek
Niveau afstudeerbekwaam
a. Evidence Based Practice van de voedingskundige diëtist (7,5 studiepunten)
b. OWE Metabolisme en voedingspatronen (7,5 studiepunten)
c. Voeding en gezondheid (12,5 Studiepunten)
d. Gezonder voeding, veilig voedsel 2 (7,5 studiepunten)
e. Integrale toets 2 Voeding en diëtetiek (2,5 studiepunten)
f. Welvaartsziekten (15 studiepunten)
g. Klinische voeding (15 studiepunten)
h. Dieetbehandeling bij kinderen en voedselovergevoeligheid (5 studiepunten)
i. Kwaliteit en adviseren (7,5 studiepunten)
j. Ondernemen 1 (7,5 studiepunten)
k. Integrale toets 3 Voeding en diëtetiek (2,5 studiepunten)
Niveau beroepsbekwaam
a. Stage Health Promotion (15 studiepunten)
b. Stage Praktijkgericht onderzoek ( 15 studiepunten)
c. Stage Werken aan kwaliteit of stage Ondernemen 2 (5 studiepunten)
d. Stage Diëtistisch handelen (22,5 studiepunten)
e. Minor (30 studiepunten)
f. Integrale toets 4 Voeding en diëtetiek (2,5 studiepunten)
Honoursprogramma IPS (22,5 stp)
Dit programma is bedoeld voor een te selecteren groep studenten in de hoofdfase van de IPSopleidingen. De beschrijving van het programma en tentaminering zijn terug te vinden in de
Studiegidsen van de opleidingen, na de owe-beschrijvingen van de postpropedeutische fase.
Daarnaast zal het programma gepubliceerd worden in een aparte brochure die beschikbaar
gesteld wordt aan IPS-studenten die belangstelling hebben voor het programma.
Excellent Programma Ondernemendheid en Leiderschap (7,5 stp)
Dit programma is bedoeld voor een te selecteren groep studenten in hoofdfase 1 van de IPSopleidingen. De beschrijving van het programma en tentaminering zijn terug te vinden in de
Studiegidsen van de opleidingen, na de owe-beschrijvingen van de postpropedeutische fase.
Daarnaast zal het programma gepubliceerd worden in een aparte brochure die beschikbaar
gesteld wordt aan IPS-studenten die belangstelling hebben voor het programma.
2. Bijlage 4 van deze regeling bevat van alle onderwijseenheden als bedoeld in het vorige lid het
overzicht van de volgende gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering:
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. Beroepsproducten
6. Studiepunten/studielast
7. Samenhang
8. Ingangseisen m.b.t. tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les-/Contacturen
20. Onderwijsperiode
29
21. Maximum aantal deelnemers
Bij IPS zijn de beschrijvingen van de onderwijseenheden van de postpropedeuse opgenomen
in hoofdstuk 7 van de opleidingsspecifieke Studiegids. Bij de opleiding Voeding & diëtetiek in
hoofdstuk 8.
3. In de postpropedeutische fase vindt twee maal een integrale toets plaats als bedoeld in artikel 7.1
lid 2. Bij de opleiding Voeding & diëtetiek vindt drie maal een integrale toets plaats als bedoeld in
artikel 7.1
Bij IPS is de beschrijving van de Integrale Toetsen van de postpropedeuse opgenomen in
hoofdstuk 7 van de opleidingsspecifieke Studiegids. Bij de opleiding Voeding & diëtetiek in
hoofdstuk 8.
4. Bijlage 5 van deze regeling bevat van de integrale toetsen van de postpropedeutische fase het
overzicht van de volgende gegevens:
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaken
4. (Beroeps)producten
5. Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens
6. Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
11. Integrale toetskenmerken en –vormen
12. Verplicht en aanbevolen materiaal
13. Onderwijsperiode
5. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 2 en aan integrale toetsen als uitgewerkt conform lid 4 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als
zodanig zijn opgenomen in bijlage 6 van deze regeling.
Bij IPS is het overzicht van deze gelijkgestelde onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen opgenomen in de opleidingsspecifieke studiegidsen.
PARAGRAAF 7 TENTAMENS, INTEGRALE TOETSEN EN EXAMENS VAN DE OPLEIDING
Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets
1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het
inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een
onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat
onderzoek.
2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het
inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het
beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat
mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.
3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit
deeltentamens. Het tentamen is behaald als het met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle
daartoe behorende deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd.
4. Op ieder niveau als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 worden met betrekking tot een of meer
beroepstaken een of meerdere integrale toetsen afgenomen.
5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden. Een integrale toets
kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd,
respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd.
6. Het volledige toetsprogramma van de opleidingen in tentamens en integrale toetsen, is qua
inhoud, vorm en samenhang beschreven in de bijlagen 1, 2, 4 en 5 van deze regeling behorende
bij de leden 2 en 4 van de artikelen 4.1 en 6.1.
7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of
meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 gelden als een of meerdere integrale
(deel)toetsen.
30
8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer.
9. Indien een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens respectievelijk deeltoetsen
kunnen de kwalificaties van deze deeltentamens respectievelijk deeltoetsen zowel worden
uitgedrukt in een cijfer als in de kwalificatie ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’.
10. De kwalificatie van een tentamen, niet zijnde een deeltentamen, of integrale toets, niet zijnde een
deeltoets, wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een 6 of
hoger betekent dat de kandidaat voor het tentamen of voor de integrale toets is geslaagd; een 5 of
lager betekent dat de kandidaat voor het tentamen of integrale toets niet is geslaagd.
11. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden.
Cijfers met de decimaal …,5…,6; …,7; …,8; …,9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een
cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer
met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,.1; …,.2; …,.3; …,.4 worden tot 1 decimaal
afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5…,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1
decimaal afgerond naar boven.
12. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets geldt als
definitieve kwalificatie.
13. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale
(deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan hetzelfde (deel)tentamen of dezelfde integrale
(deel)toets.
Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
1. Voor deelname aan tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase geldt als eis
het bezit van het propedeutisch getuigschrift van de opleiding van de HAN of van een andere
instelling voor hoger onderwijs of het bezit van een door de instituutsdirecteur verleende
vrijstelling daarvan.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de
student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de
postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald.
3. Indien dit in de bijlagen als bedoeld bij de leden 2 van de artikelen 4.1 en 6.1 onder punt 8
(ingangseisen) van een onderwijseenheid wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben
van een of meer benoemde tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen
afleggen van het aan die onderwijseenheid verbonden tentamen.
4. Indien dit in de bijlagen als bedoeld bij de leden 4 van de artikelen 4.1 en 6.1 onder punt 7
(ingangseisen) van een integrale toets wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben
van een of meer tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen afleggen van
de desbetreffende integrale toets
Artikel 7.2a Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting
1. Indien dit in de bijlagen als bedoeld in artikel 4.1 lid 2 en artikel 6.1 lid 2 bij de punten 8 (ingangseisen), 11 (beoordelingscriteria) en/of 12 (tentaminering) van een onderwijseenheid wordt bepaald,
dient de student deelgenomen te hebben aan (onderdelen van) het onderwijs binnen die onderwijseenheid om toegelaten te kunnen worden tot het afleggen van een (deel)tentamen of een integrale
(deel)toets in die onderwijseenheid.
2. De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling van de in lid 1 bedoelde verplichting verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen.
Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid 2 keer per studiejaar een (deel)tentamen in een
onderwijseenheid af te leggen.
2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid 2 keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te
leggen.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie bij
hoge uitzondering beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een
(deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk
en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er
zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden
over haar besluit.
Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
1. De (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden in de vormen afgelegd als bepaald in de
bijlagen van deze regeling als bedoeld bij de leden 2 van de artikelen 4.1 en 6.1 onder punt 12
31
(tentaminering) en bij de leden 4 van de artikelen 4.1 en 6.1 onder punt 11 (integrale
toetskenmerken en -vormen), behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere
gevallen anders te bepalen.
2. De opleiding hanteert de volgende vormen voor (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
a. schriftelijk
b. mondeling
c. op een andere wijze, zoals een combinatie van een schriftelijke en mondelinge toets, handelingstoets, vaardigheidstoetsen, practica, presentaties, schriftelijke producten, demonstraties, portfolio-assessment, casustoetsen, peer-assessment of een performance assessment.
Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het
hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving onvoldoende bewijs heeft voor het
verkrijgen van vrijstellingen voor tentamens maar niettemin beschikt over de competenties voor
beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden, alsook de student die daar
voldoende bewijs voor heeft maar tentamen wenst te doen, kan de examencommissie verzoeken
om in aanmerking te komen voor leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en/of integrale
(deel)toetsen.
2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de
opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door
de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn
respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd
wordt.
3. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek als bedoeld in lid 1 en het
bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit
besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de
betreffende student en de overige direct bij uitvoering van het besluit betrokken medewerkers.
4. In het besluit als bedoeld in het vorige lid worden tevens de examinatoren aangewezen en de
toetsvormen bepaald en/of wordt bepaald dat deze (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen
leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma worden afgelegd.
Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met
handicap of chronische ziekte
De examencommissie stelt de student met een of meerdere lichamelijke, psychische en/of zintuiglijke
functiebeperkingen op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af
te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is
bepaald in het instellingsspecifiek deel van het Studentenstatuut.
Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen
1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in beginsel openbaar.
2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan.
Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets
1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo
spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, doch uiterlijk de volgende werkdag.
2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet
mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het
studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het
(deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd.
3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de
uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee.
4. De uitslag van de onder art. 7.4 lid 2c genoemde toetsen worden niet beschouwd als een
mondeling tentamen of mondelinge toets. De uitslag van deze toetsvormen wordt uiterlijk na 15
werkdagen bekendgemaakt aan de student.
Artikel 7.8 Inzagerecht
De student kan binnen 20 werkdagen na de datum waarop hem de uitslag van het schriftelijke
(deel)tentamen, respectievelijk de schriftelijke integrale (deel)toets bekend is gemaakt, inzage krijgen
in zijn beoordeeld werk, vragen en opdrachten en de normen aan de hand waarvan de beoordeling
heeft plaatsgevonden.
32
Artikel 7.9 Vrijstelling van (deel)tentamens en integrale (deel) toetsen
1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het
hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantoonbaar de competenties
voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden beheerst, kan de
examencommissie een verzoek doen tot verlening van vrijstelling van het afleggen van een of
meerdere (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen betrekking hebbend op de
onderwijseenheid of onderwijseenheden waarin deze competenties en beroepstaken geleerd
worden.
2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal
neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens
binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige
direct bij het besluit betrokken medewerkers.
3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder
afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning
Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en
vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de
examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd in bijlage 1 en 4 van
deze regeling bij de punten 3 (beroepstaak/beroepstaken), 4 (centrale beroepstaak), 5
(beroepsproducten), 10 (competenties), 11 (beoordelingscriteria) en 12 (tentaminering) en in
bijlage 2 en 5 van deze regeling bij de punten 3 (beroepstaken), 4 (beroepsproducten), 9
(competenties), 10 (beoordelingscriteria) en 11 (integrale toetskenmerken en -vormen) van de
gegevens van de onderwijseenheden als bedoeld in de artikelen 4.1 en 6.1 ten behoeve van de
(deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde
vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden.
4. De examencommissie kan met goed gevolg afgelegde tentamens of getuigschriften van andere
opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en
competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven
werkervaring gemotiveerd aanwijzen als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin
uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5. Vrijstellingen op basis van aanwijzingsbesluiten als bedoeld in het vorige lid leiden tot verkorte
programma’s voor specifieke doelgroepen als opgenomen in bijlage 7.
6. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één studiejaar. Deze
besluiten worden jaarlijks herzien.
7. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend,
wordt uitgedrukt als ‘vrijstelling’ en niet als een cijfer van beoordeling zoals bedoeld in artikel 7.1.
Artikel 7.10 Het propedeutisch examen
1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en de integrale toets met betrekking
tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in artikel 4.1 naar het oordeel
van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd.
2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige
lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld als het hebben verkregen van
een vrijstelling begrepen.
3. Het propedeutisch examen is cum laude gehaald indien alle tentamens en de integrale toets m.b.t.
de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in artikel 4.1 met de kwalificatie 8 of
hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 30 studiepunten aan vrijstellingen hiervan zijn
verleend. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als
bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen.
Artikel 7.11 Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen
1. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale
toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in
artikel 6.1 naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd.
2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige
lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld als het hebben verkregen van
een vrijstelling begrepen.
3. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is met genoegen gehaald indien alle tentamens
en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in artikel 6.1 met de kwalificatie 7
of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten aan vrijstellingen hiervan zijn
33
verleend. Bij de bepaling van het predicaat met genoegen worden de additionele tentamens als
bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen.
4. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is cum laude gehaald indien alle tentamens en
integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in artikel 6.1 met de kwalificatie 8 of
hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten aan vrijstellingen hiervoor zijn
verleend. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als
bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen.
Artikel 7.11 a Externe toezichthouder
1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt één of meerdere externe toezichthouders
benoemd.
2. Een extern toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over c.q. toezicht te
houden op de kwaliteit van het examen.
3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn nader uitgewerkt in de door
de faculteitsdirecteur vastgelegde regeling externe toezichthouders.
Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen
1. Binnen 15 werkdagen na een tentamen of integrale toets, kan de student via het
studentinformatiesysteem van de HAN een cijferlijst waarin het resultaat van dit tentamen of deze
integrale toets is opgenomen inzien en printen. Deze uitdraai geldt binnen de HAN als officieel
bewijsstuk. Indien de student dit wenst, kan hij van de examinator(en) een ondertekend
tentamenbriefje uitgereikt krijgen.
2. Op het bewijsstuk als bedoeld in het vorige lid staan de behaalde kwalificaties met betrekking tot
de tentamens en integrale toetsen, de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken en
de daarmee corresponderende studiepunten conform de artikelen 4.1 en 6.1 en de daarbij
behorende bijlagen vermeld.
3. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie, nadat
het instellingsbestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan, een
getuigschrift uitgereikt.
4. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie
verzoeken nog niet daartoe over te gaan.
5. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt slechts ingewilligd indien:
a) De student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren
en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen.
b) de student het verzoek indient gedurende het lopende collegejaar. Verzoeken voor
opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting
betrekking heeft op een nieuw collegejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een
situatie als bedoeld onder sub a.
6. Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement
uitgereikt.
7. Degene die meer dan een tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie
geen getuigschrift als bedoeld in het derde lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een
door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale
toetsen die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, de beoordelingskwalificaties en studiepunten
zijn vermeld. Indien het tentamens of integrale toetsen met betrekking tot additioneel onderwijs als
bedoeld in artikel 3.7 lid 1 betreffen, worden eveneens de daarmee corresponderende
onderwijseenheden vermeld.
Artikel 7.13 Graad
1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het college van bestuur, verleent bij
vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de
bacheloropleidingen Logopedie, Voeding en Diëtetiek en Mondzorgkunde als bedoeld in lid 1 van
de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad bachelor of Health. De examencommissie
hiertoe gemandateerd door het college van bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de
kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleidingen Ergotherapie en
Fysiotherapie als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad
bachelor of Science.
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld.
Paragraaf 7a Schakelprogramma’s
Deze paragraaf is niet van toepassing op de opleidingen van het instituut.
34
Paragraaf 7b Landelijke afspraken basiskennis
Deze paragraaf is niet van toepassing op de opleidingen van het instituut.
PARAGRAAF 8 EXAMENCOMMISSIE EN EXAMINATOREN
Artikel 8.1 Examencommissie
1. De faculteitsdirectie stelt, op basis van een gedelegeerde bevoegdheid van het instellingsbestuur,
voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in. Er is een
examencommissie voor de opleidingen Ergotherapie, Fysiotherapie, Logopedie, Mondzorgkunde,
Voeding en diëtetiek van het instituut Paramedische Studies.
2. De examinatoren en de leden van de examencommissie hebben voldoende deskundigheid en
hebben de basisscholing die wordt aangeboden door de HAN Academy of een vergelijkbare
training gevolgd.
3. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een
student voldoet aan de voorwaarden die dit reglement stelt ten aanzien van kennis, inzicht en
vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.
4. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde
taken en/of bevoegdheden.
5. De examencommissie draagt er zorg voor dat door haar genomen mandaatbesluiten schriftelijk
worden vastgelegd en worden opgenomen in een uitvoeringsregeling. Een kopie van de
mandaatverlening wordt naar de (faculteits)controller verzonden.
Artikel 8.2 Taken en bevoegdheden examencommissie
Naast de taak zoals omschreven in artikel 8.1 lid 2, heeft de examencommissie de volgende taken en
bevoegdheden:
1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens en het vaststellen van
nadere (uitvoerings)regels ter zake.
2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om de uitslag van
tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en vast te stellen, inclusief het vaststellen
van nadere (uitvoerings)regels ter zake.
3. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met
protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen.
4. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale
toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan.
5. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator.
6. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude van een (aankomend) student
of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen.
7. Het doen van voorstellen aan het college van bestuur om de inschrijving van een student te
beëindigen bij ernstige fraude.
8. Het adviseren van het college van bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de
student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening.
9. Het, voor zover dat tot haar bevoegdheden behoort, beslissen op bezwaarschriften ingediend door
studenten, conform het studentenstatuut.
10. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en het
zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform de uitvoeringsregeling examens
zoals vastgesteld is door de examencommissie.
11. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten en het
vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake.
12. Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen.
13. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van
een tentamen of integrale toets.
14. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk
tentamen.
15. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan
afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd.
16. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm moet afleggen
als bepaald in de bijlagen van deze regeling, als bedoeld bij de leden 2 van de artikelen 4.1 en 6.1
onder punt 12 en bij de leden 4 van de artikelen 4.1 en 6.1 onder punt 11.
35
17. Studenten met een lichamelijke of zintuigelijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een
aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen.
18. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge
integrale toets niet openbaar te laten zijn.
19. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen.
20. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen.
21. Het adviseren van de faculteitsdirectie en instituutsdirectie.
22. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd,
nadat door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan.
Deze eisen zijn:
a) de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN;
b) het collegegeld dient betaald te zijn;
c) in het studentinformatiesysteem van de HAN is definitief en formeel vastgelegd dat alle
tentamens met goed gevolg zijn afgelegd.
23. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten.
24. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg
heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden
uitgereikt - verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale
toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd.
25. Het uitreiken van een getuigschrift bekwaamheidsonderzoek als bewijs dat het
bekwaamheidsonderzoek met goed gevolg is afgesloten in het kader van de zij-instroom in het
beroep van leraar en docent.
Artikel 8.3 Samenstelling examencommissie
1. De examencommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter en een
secretaris. Van deze leden is er:
a) tenminste één als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot
de groep van opleidingen behoort waarvoor de examencommissie is ingesteld en;
b) tenminste één belast met toegepast onderzoek bij/voor de opleiding of bij/voor een of meer
van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie
is ingesteld of tenminste één competent met betrekking tot toegepast onderzoek relevant voor
de opleiding of voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren
waarvoor de examencommissie is ingesteld;
c) tenminste één lid afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen
die tot de groep van opleidingen behoort.
2. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk
secretaris.
3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken betreffende, een
dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de
examencommissie en een ander lid en wordt - voor zover die functie wordt ingesteld ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen
mandaat, bevoegd om de lopende zaken te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet
tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter
besluitvorming worden voorgelegd.
Artikel 8.4 Benoeming, schorsing, beëindiging en zittingsduur van de leden van de examencommissie
1. De faculteitsdirectie benoemt, op basis van een gedelegeerde bevoegdheid van het
instellingsbestuur en op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie
waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend
secretaris. Een en ander met inachtneming van artikel 8.3.
2. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat de examencommissie zodanig is samengesteld dat
deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen:
a) relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen;
b) kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat daarnaar leidt
(curriculum);
c) kwaliteitsborging en –beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol
examencommissie bij accreditatie);
d) methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit,
betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie);
e) toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en).
36
3. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt
een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria m.b.t. de vereiste
competenties geformuleerd.
4. Ter bevordering van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen faculteitsdirecteuren,
instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, coördinatoren en docenten belast met de taak van
hoofd opleiding, opleidingscoördinator of personen die financiële verantwoordelijkheid dragen
binnen de instelling geen deel uitmaken van de examencommissie(s) van de opleiding(en)
waar(in) ze werkzaam zijn.
5. Indien het gelet op de schaalgrootte van de opleiding of groep van opleidingen niet goed mogelijk
is om in voldoende mate competente leden van de examencommissie te benoemen kan de
faculteitsdirectie – op verzoek van de instituutsdirectie - toestaan dat een docent belast met de
taak van curriculumvoorzitter of opleidingscoördinator toch deel kan uitmaken van de
examencommissie(s) van de opleiding(en) waar(in) deze werkzaam is, echter nooit in de functie
van (plaatsvervangend) voorzitter. De faculteitsdirecteur bespreekt met betrokkene expliciet het
belang van de onafhankelijkheid van zijn rol van als lid van de examencommissie.
6. De faculteitsdirectie kan een ambtelijk secretaris, en eventueel een plaatsvervangend ambtelijk
secretaris, aan de examencommissie toevoegen.
7. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar.
8. Leden zijn opnieuw benoembaar.
9. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de
desbetreffende examencommissie. Hierbij worden de in lid 2 en 3 van dit artikel bedoelde
deskundigheidseisen/-criteria expliciet betrokken.
10. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het
ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan
in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de
benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen.
11. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie
vindt plaats:
a) na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals
bedoeld in lid 8;
b) tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn
wordt gehanteerd;
c) tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij
geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de
beëindiging van de benoeming ingaat.
Artikel 8.5 Gezamenlijk overleg faculteitsdirectie, examencommissies en instituutsdirecties
1. De faculteitsdirectie overlegt minimaal twee keer per studiejaar (gezamenlijk) ten minste met alle
voorzitters van de examencommissies van de betreffende faculteit en de betrokken
instituutsdirecties.
2. De agenda van het gezamenlijk overleg wordt - in overleg met de voorzitters van de
examencommissies en de instituutsdirecties - bepaald door de faculteitsdirectie. Met dien
verstande dat in ieder geval de jaarlijkse rapportage van de examencommissie geagendeerd
wordt.
3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat een vastgesteld verslag van het gezamenlijk overleg
ter informatie wordt gestuurd naar de betreffende examencommissies en instituutsdirecties en ter
beschikking wordt gesteld aan overige belangstellenden.
Artikel 8.6 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie
1. De examencommissie legt jaarlijks - door middel van een schriftelijke rapportage in de maand
november - verantwoording af aan de faculteitsdirectie over haar beleidsvoering.
2. Uitgaande van de wettelijke taken van de examencommissie komen in ieder geval de volgende
onderwerpen in aanmerking voor opname in de rapportage:
a) vaststellen of studenten aan het eindniveau van de opleiding voldoen (uitreiking
getuigschriften);
b) aanwijzing examinatoren (deskundigheid van de examinatoren vaststellen en borgen)
c) het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (toetsbeleid);
d) het vaststellen van richtlijnen om de uitslag van tentamens te beoordelen en vast te stellen
(beoordelingsnorm);
e) klachtenbehandeling;
f) behandeling bezwaren (aantal beslissingen op bezwaar);
37
3.
4.
5.
6.
g) uitspraken college van beroep voor de examens (voor zover betrekking hebbend op de
examencommissie);
h) vrijstellingen en EVC’s;
i) beoordeling van programma’s op maat van individuele studenten;
j) fraude bij tentamens (aantal gevallen, genomen maatregelen);
k) betrokkenheid bij accreditaties;
l) samenstelling van de examencommissie (nieuwe benoemingen en beëindigingen van
lidmaatschap);
m) hantering profielschetsen;
n) gevolgde deskundigheidsbevordering door leden;
o) de vastlegging van de besluiten van de examencommissie;
p) hantering handreiking examencommissies.
De betrokken instituutsdirectie(s) ontvangt (ontvangen) de rapportage van de examencommissie
in afschrift.
De faculteitsdirectie rapporteert jaarlijks – conform de handreiking aan faculteitsdirecteuren in
verband met het verslag examencommissies, CvB-besluit d.d. 3-7-2012 / CvB-besluit nummer
2012/303 - in de maand december schriftelijk aan het college van bestuur over de gang van zaken
met betrekking tot de examencommissie. Daarbij wordt de rapportage zoals bedoeld in lid 1
voorzien van zijn reactie op onder meer de daarin opgenomen aandachts- en verbeterpunten, ook
in relatie tot de vorige (jaar)rapportage. Voorts rapporteert hij over zijn rol bij het
benoemingsbeleid (o.a. borging van deskundigheid, onafhankelijkheid en profiel), de wijze waarop
hij invulling heeft gegeven aan het beleid betreffende de inzet van externe deskundigen en zijn
reactie op de wijze waarop de examencommissie functioneert volgens de instituutsdirecteur.
De instituutsdirectie ziet toe op een goed functioneren van de examencommissie en rapporteert
hierover aan de faculteitsdirectie. De instituutsdirectie houdt de R&O-gesprekken met de leden
van de examencommissie en de examinatoren. De faculteitsdirectie kan op basis van de
hierboven bij lid 1 bedoelde rapportage bepalen dat zij de instituutsdirectie aanwijzingen geeft
voor het R&O-gesprek of het R&O gesprek zelf houdt.
De bij lid 4 en 5 van dit artikel bedoelde rapportages maken (ook) deel uit van de
managementsrapportages en –gesprekken.
Artikel 8.7 Faciliteiten
1. Faculteits- en instituutsdirectie stellen de examencommissie voldoende faciliteiten ter beschikking.
2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende:
a) Jaarlijks stelt het college van bestuur een normering vast voor het aantal uren dat op
(studie)jaarbasis beschikbaar is voor de leden van een examencommissie en een ambtelijk
secretaris.
b) Voor de externe deskundigen die zijn benoemd tot lid van de examencommissie of
aangewezen zijn als examinator wordt een richtlijn t.b.v. een HAN-brede financiële vergoeding
vastgesteld.
c) Met inachtneming van artikel 8.1 lid 4 en 5 kan de examencommissie in overleg met de
faculteitsdirectie een of meer deskundigen op een of meer van de in artikel 8.4 lid 2
genoemde terreinen inschakelen.
d) De examencommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over
vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en
restauratieve voorzieningen.
e) Er is een HAN-breed aanbod van deskundigheidsbevordering in de vorm van onder meer
workshops. Het aanbod wordt jaarlijks vastgesteld door het college van bestuur (na schriftelijk
advies van het “netwerk examencommissies HAN”).
f) Er is een jaarlijks te actualiseren “handboek examencommissies HAN” met relevante
informatie: formats, voorbeeldbrieven e.d.
g) Er is een “vraagpunt examencommissies HAN” met een eigen e-mailadres. Dit vraagpunt
draagt er zorg voor dat - door een voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris van een
examencommissie - voorgelegde vragen zo spoedig mogelijk (integraal) beantwoord worden
door ter zake deskundigen.
h) Er is een (HAN-breed) “netwerk examencommissies HAN” waarvan voorzitters en/of
(ambtelijk) secretarissen van examencommissies - op vrijwillige basis - deel uit maken. In
onderling overleg bepalen de deelnemers de doelstelling(en), organisatie en werkwijze van
het netwerk. Op verzoek van de voorzitter van het netwerk dragen de betrokken
faculteitsdirecteuren zorg voor een passende facilitering van het netwerk.
38
Artikel 8.8 Bescherming
Het college van bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden
van de examencommissie, de leden van de dagelijkse commissie en de ambtelijk secretaris - uit
hoofde van hun lidmaatschap van, c.q. werkzaamheden voor, de examencommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool.
PARAGRAAF 9 STUDIELOOPBAANBEGELEIDING
Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding
Met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte
studieloopbaan. Het dragen van de verantwoordelijkheid door de student voor het eigen leerproces is
hierbij een essentieel leerdoel en uitgangspunt.
Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding
a) Studieloopbaanbegeleiding vindt zowel plaats individueel als in groepsbijeenkomsten.
b) Daarnaast krijgt elke student bij aanvang van zijn studie een studieloopbaanbegeleider
toegewezen.
c) De studieloopbaanbegeleider coacht en begeleidt de competentieontwikkeling van de student
en monitort diens studievoortgang.
d) Het programma van de studieloopbaanbegeleiding is nader uitgewerkt in het
opleidingsspecifieke deel van het Opleidingsstatuut en in de handleidingen SLB per
studiejaar. Deze handleidingen zijn niet opgenomen in het OS/OER.
e) Tijdens de studieloopbaanbegeleiding kan een (digitaal) portfolio, een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) en een studiecontract ingezet worden om de ontwikkeling die de
student doormaakt, vast te leggen.
f) Wanneer er met een (digitaal) portfolio gewerkt wordt is doorlopende actualisering van het
ontwikkelingsdeel van het digitale portfolio van belang voor participatie van de student in
studieloopbaanbegeleiding
Artikel 9.3 Portfolio
1. Het (digitaal) portfolio is een bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn
eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau
(leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont.
Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddel tussen student en
opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en beoordeling.
2. In het Handboek Studieloopbaanbegeleiding wordt per opleiding beschreven hoe het portfolio
gebruikt wordt.
3. De inhoud van het portfolio is eigendom van de student en slechts toegankelijk voor anderen in
overeenstemming met de regels hiervoor zoals opgenomen in het opleidingsspecifiek deel van
het studentenstatuut. Het voor tentaminering beschikbaar gestelde deel van het portfolio staat ten
behoeve van accreditatie ter beschikking aan de opleiding.
Artikel 9.4 Persoonlijk ontwikkelingsplan
1. Doel van het persoonlijk ontwikkelingsplan is de student op basis van reflectie op eerder
verworven en nog te verwerven competenties het eigen leerproces binnen het gegeven
onderwijsaanbod vorm te laten geven.
2. In het Handboek Studieloopbaanbegeleiding wordt per opleiding beschreven hoe het persoonlijk
ontwikkelplan gebruikt wordt.
Artikel 9.5 Studiecontract
1. Doel van het studiecontract is het vastleggen van de leerroute die wordt gekenmerkt door
beroepstaken en het niveau daarvan waarvoor de student in de eerstvolgende integrale toets of
tentamen op competenties beoordeeld zal worden en van welke onderwijseenheden of
leerbronnen elders de student gebruik zal maken om de hiervoor benodigde competenties te
verwerven.
39
2. In het Handboek Studieloopbaanbegeleiding wordt per opleiding beschreven of en hoe het
studiecontract gebruikt wordt. De opleiding Mondzorgkunde maakt géén gebruik van een
Studiecontract.
3. De opleiding verbindt zich in het studiecontract tot de benodigde begeleiding van de student bij de
overeengekomen leerroute in studieloopbaanbegeleiding en verkozen onderwijseenheden en tot
het afnemen van de daaropvolgende tentamens
PARAGRAAF 10 JUDICIUM ABEUNDI
Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid
1. Het college van bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na
zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen
voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die
student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de
uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal
opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het
onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische
voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor hij is afgewezen,
kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die
afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd.
Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid
1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in
artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het college van bestuur.
2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf.
3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding
van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn
geconstateerd door een opleider, docent of examinator.
4. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed.
5. Het college van bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien
aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft
gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding
hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na
een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval.
6. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student
in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
7. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed.
8. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar
openstaat bij de geschillenadviescommissie.
9. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het
bezwaar, kan het college van bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de
examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden
van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen.
10. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student
beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is
genomen.
11. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als
bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden
voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is
afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer
ongeschikt is.
PARAGRAAF 11 SLOTBEPALINGEN
Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden
40
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur of, zo het geval tot de bevoegdheden van de examencommissie moet worden gerekend, de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing.
Artikel 11.2 Vaststelling
Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij op 26 juni 2014, na verkregen instemming van de Faculteitsraad Gezondheid, Gedrag en
Maatschappij op 24 juni 2014.
Artikel 11.3 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2014 en is geldig tot en met 31 augustus
2015.
41
Bijlagen bij Onderwijs- en Examenregeling
Bijlage 1
Bijlage conform artikel 4.1 lid 2
De gegevens m.b.t. de onderwijseenheden in de propedeutische fase van de IPS-opleidingen zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de opleidingsspecifieke Studiegidsen (deel 3) van de opleidingen. Elke
opleiding heeft een papieren en digitale versie van de Studiegids. Alle startende studenten in de propedeuse krijgen de papieren Studiegids uitgereikt. De gegevens m.b.t. de onderwijseenheden van de
opleidingen met ‘bijzondere eigenschappen’ – de Topsportklas Fysiotherapie en de Euregiovariant
van de opleiding Logopedie – zijn terug te vinden in speciale bijlagen bij de Studiegidsen van genoemde opleidingen.
Bijlage 2
Bijlage conform artikel 4.1 lid 4
De gegevens m.b.t. de integrale toetsen in de propedeutische fase van de IPS-opleidingen zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de opleidingsspecifieke Studiegidsen (deel 3) van de opleidingen.
Bij IPS zijn de Integrale Toetsen opgenomen in owe’s. Hieronder is per opleiding aangegeven welke
owe de Integrale toets bevat in de propedeutische fase.
Ergotherapie: Integrale toets 1 in de owe ‘Meedoen op weg naar maatschappelijke participatie’
Fysiotherapie: Integrale toets 1 in de owe ‘Eerste lijn 1’
Logopedie: Integrale toets 1 in de owe ‘Niet meer kunnen wat kon’.
Mondzorgkunde: Integrale toets 1 in de owe ‘Gedragsverandering en patiëntenzorg’
De Integrale toetsen bij Voeding & diëtetiek zijn geen onderdeel van de toetsing van een owe.
Bijlage 3
Bijlage conform artikel 4.1 lid 5
De opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen is opgenomen
in hoofdstuk 6 van de opleidingsspecifieke studiegids.
Bijlage 4
Bijlage conform artikel 6.1 lid 2
De gegevens m.b.t. de onderwijseenheden in de postpropedeutische fase van de IPS-opleidingen zijn
opgenomen in hoofdstuk 7 van de opleidingsspecifieke Studiegidsen (deel 3) van de opleidingen. Elke
opleiding heeft een papieren en digitale versie van de Studiegids.
De gegevens m.b.t. de onderwijseenheden van de opleidingen met ‘bijzondere eigenschappen’ – de
Topsportklas Fysiotherapie en de Euregiovariant van de opleiding Logopedie – zijn terug te vinden in
speciale bijlagen bij de Studiegidsen van genoemde opleidingen.
Het Honousprogramma en het Excellentprogramma Ondernemendheid en Leiderschap zijn terug te
vinden in speciale brochures. In de Studiegidsen van de opleidingen is een korte beschrijving van
deze programma’s opgenomen en is tevens vermeld wie de contactpersoon van deze programma’s is.
Bijlage 5
Bijlage conform artikel 6.1 lid 4
De gegevens m.b.t. de integrale toetsen in de postpropedeutische fase van de IPS-opleidingen zijn
opgenomen in hoofdstuk 7 van de opleidingsspecifieke Studiegidsen (deel 3) van de opleidingen.
Bij de meesteIPS-opleidingen zijn de Integrale Toetsen opgenomen in owe’s. Hieronder is per opleiding aangegeven welke owe de Integrale toets bevat in de postpropedeutische fase.
Ergotherapie: Integrale toets 2 in de owe ‘Hoofdzaken’; Integrale toets 3 in de owe ‘Werkplekleren’.
Fysiotherapie: Integrale toets 2 in de owe ‘Eerste lijn 3’; Integrale toets 3 in de owe ‘Beroepsvoorbereidende periode context 2’.
Logopedie: Integrale toets 2 in de owe ‘De praktijk van je collega’; Integrale toets 3 in de owe ‘Werkplekleren 2’
Mondzorgkunde: Integrale toets 2 in de owe ‘Patiëntenzorg 3’; Integrale toets 3 in de owe ‘Patiëntenzorg 4’.
De Integrale toetsen bij Voeding & diëtetiek en Ergotherapie (Nieuw curriculum) zijn een afzonderlijke owe.
Bijlage 6
Bijlage conform artikel 6.1 lid 5
42
Een opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen is opgenomen in hoofdstuk 7 van de opleidingsspecifieke Studiegidsen (deel 3) van de opleidingen.
Bijlage 7
Bijlage conform artikel 7.9 lid 5
Overzicht verkorte programma’s op basis van vrijstellingen voor welomschreven doelgroepen.
IPS kent één verkort programma’s op basis van vrijstellingen n.l. het MABA (Master- Bachelor)-traject
van de opleiding Logopedie. Dit traject is bedoeld voor studenten die de studie Taal- en Spraakpathologie van de Radboud Universiteit Nijmegen, succesvol hebben afgerond.
Na toelating kan de student het reguliere onderwijs van het propedeusejaar en de eerste hoofdfase in
één jaar gecombineerd volgen omdat de student in aanmerking komt voor een aantal vrijstellingen.
Ook hoofdfase 2 en 3 kunnen ingekort worden omdat de student vrijstelling kan krijgen voor de owe
Praktijkgericht Onderzoek en de minor.
Een verder uitwerking van het MABA-traject is te vinden in Bijlage 2 van de Studiegids Logopedie.
Bijlage 8
Bijlage conform artikel 3.4 lid 8
De gegevens m.b.t. de onderwijseenheden van door de opleiding(en) verzorgde HAN gecertificeerde
minoren van IPS zijn opgenomen in een speciale Minorbrochure. Deze Minorbrochure is als aparte
bijlage toegevoegd aan het OS/OER 2013-2014. In het hoofdstuk ‘Beschrijving van de IPS-minoren’
van de brochure zijn de owe-formats met daarin een uitgebreide beschrijving van het onderwijs en de
tentaminering te vinden.
De Minorbrochure is zowel in een papieren als in een digitale versie op de site van IPS beschikbaar
voor studenten.
Bijlage 9
Bijlage conform artikel 3.4 lid 9
Een opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamens is – indien van toepassing -opgenomen achterin het hoofdstuk ‘Beschrijving van de IPS-minoren’ van de IPS-minorbrochure 20142015.
Bijlage 10
Bijlage conform artikel 3.2 lid 6
Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de Adgraad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen.
Deze bijlage is niet van toepassing op IPS
Bijlage 11
Bijlage conform artikel 1.3
Opsomming van de eindkwalificaties welke de student dient te verwerven om het HBO-Bachelor graad
te behalen.
De eindkwalificaties van de IPS-opleidingen zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 van de Studiegidsen van
de opleidingen.
43
REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES
2014-2015
Preambule
De reglementen voor de examencommissies bij de HAN zijn in tweeën te verdelen.
1. In de onderwijs- en examenregeling (OER) 2014-2015 is een aantal bepalingen opgenomen met
betrekking tot examencommissie en examinatoren (paragraaf 8). Waar relevant wordt in voorliggend reglement naar (artikelen uit) deze paragraaf verwezen.
2. In het onderhavige reglement examencommissie IPS 2014-2015 is eveneens een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de examencommissie.
3. Krachtens de WHW wordt de OER vastgesteld door het instellingsbestuur en het reglement examencommissies door de examencommissie.
PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het
opleidingsstatuut (bijlage van het opleidingsstatuut).
Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van het reglement
1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissie IPS en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan.
2. Het reglement is vastgesteld door de examencommissie en van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van de Bachelor-opleiding(en) Ergotherapie, Fysiotherapie,
Logopedie, Mondzorgkunde en Voeding en Diëtetiek behorende tot de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
PARAGRAAF 2: STATUS, SAMENSTELLING, WERKWIJZE EN VERGADERINGEN
Artikel 2.1 Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie
1. Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn geregeld in art. 8.1 en 8.2 van de
OER 2014-2015. Dit artikel (2.1) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen.
2. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht
dat als bijlage aan dit reglement is toegevoegd.
3. Door de examencommissie kunnen aan perso(o)n(en) / orga(a)n(en) een of meer taken worden
gemandateerd. De gemandateerde taken worden vastgelegd in aparte mandaatbesluiten.
In de bijlage van dit reglement is een overzicht opgenomen van de perso(o)n(en) / orga(a)n(en) en
gemandateerde taken.
4. De examencommissie draagt er zorg voor dat regelmatig aan haar schriftelijk gerapporteerd wordt
betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden.
Artikel 2.2 Samenstelling en werkwijze examencommissie
1. De samenstelling van de examencommissie is geregeld in art. 8.3 van de OER 2014-2015.
Dit artikel (2.2) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen.
2. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen.
3. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de
hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en –resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de toetsresultaten en een
analyse daarvan).
4. Desgewenst worden deskundigen van buiten de HAN als adviseur door de examencommissie gehoord.
5. Over de jaarlijkse rapportage van de examencommissie, de faciliteiten van de examencommissie
en de rechtsbescherming van de leden van de examencommissie zijn bepalingen opgenomen in
44
resp. art. 8.6, 8.7 en 8.8 van de OER 2014-2015. De examencommissie dient bij haar verslaglegging uit te gaan van de “HANdreiking t.b.v. jaarlijks(e) rapportage examencommissies”.
Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie
1. De examencommissie vergadert ten minste vier maal per jaar.
2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit.
3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen.
4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de
beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van
haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die
op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen.
6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag
wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. Onderdeel van het verslag is een besluitenlijst.
7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde
verslag ontvangen.
8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, geanonimiseerde,
vergaderverslagen digitaal kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en).
Artikel 2.4 Bekendmaking werkwijze examencommissie, procesbeschrijvingen en formulieren
1. De examencommissie hanteert een Handboek Examencommissie IPS. In dit handboek staan alle
taken, werkwijzen en documenten beschreven.
2. Het Handboek Examencommissie IPS is geplaatst op HAN Scholar, de site Examencommissie,
voor zowel studenten (Leren) als docenten (Werken).
3. Alle procesbeschrijvingen en benodigde formulieren zijn te vinden op HAN Scholar, de site Examencommissie, voor zowel studenten (Leren) als docenten (Werken).
PARAGRAAF 3: KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN TENTAMENS
Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens
1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens en de examens. De examencommissie
wordt op haar verzoek daartoe door de examinatoren in het bezit gesteld van relevant materiaal.
2. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen.
3. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de
toetsing is door de toetscommissie IPS ism de examencommissie IPS een toetsbeleidsplan opgesteld. Het Toetsbeleid IPS 2012-2016 is te raadplegen via Scholar Werken Paramedische Studies
en in het Handboek Examencommissie IPS is de borging van kwaliteit van toetsing en examinering beschreven.
Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de beoordeling van tentamens
1. De beoordeling van tentamens geschiedt door examinatoren aangewezen door de examencommissie.
2. De examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en
door de examencommissie vastgestelde normen.
3. De examencommissie bepaalt hoe de beoordeling van vrije minoren geschiedt.
a. Door examinatoren van de instelling waar de vrije minor gevolgd wordt (bij minoren
van de HAN en minoren uit Kies op maat.
b. Door examinatoren van IPS na afsluiting van de vrije minor op de instelling (bij vrije
minoren waarvan de toetsing niet goed duidelijk is geworden bij aanvraag, bv programma’s in het buitenland).
Artikel 3.3 Tegengaan van oneigenlijke toekenning of onthouding van studiepunten
De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan door examinatoren op de volgende wijze tegen:
45
1. Kwaliteitszorg met betrekking tot toetsing en beoordeling, welke is gemandateerd aan de
toetscommissies van de opleidingen. De examencommissie monitort de kwaliteitszorg met betrekking tot toetsing en beoordeling op de volgende wijze:
- Accordering van de toetsboeken / toetshandleidingen van de opleidingen, waarin de kwaliteitscyclus beschreven staat.
- Eigen steekproeven van tentamens en examens per opleiding ter borging van de kwaliteit
-Jaarlijks rapportage door de toetscommissies opleidingen aan de examencommissie.
2. Beleid ‘Preventie van onregelmatigheden’ in samenwerking met de directie van het Instituut Paramedische Studies.
3. Beleid ‘Plagiaat en fraude’, waarin zowel studenten als docenten worden geïnformeerd over de
procedures rond onregelmatigheden bij toetsing, plagiaat en fraude, alsmede hoe onregelmatigheden te melden. Zie ook paragraaf 6 van deze regeling.
4. ‘Bezwaar- en beroepsregeling’, welke regelt dat studenten die het niet eens zijn met een besluit
van de examencommissie daartegen bezwaar kunnen aantekenen, zie ook Artikel 6.7 van dit reglement.
Artikel 3.4 Procedure(s) bij het bepalen (door de examencommissie) of een kandidaat geslaagd is
voor een examen
Ten behoeve van het besluit of een kandidaat al dan niet geslaagd is voor het examen hanteert de
examencommissie een (afstudeer)protocol dat te vinden is op HAN Scholar, site Examencommissie
IPS Werken..
Artikel 3.5 Het bevorderen van de deskundigheid van examinatoren
1. De examencommissie bevordert dat de examinatoren voldoende deskundig zijn.
2. Zij houdt daarvoor een lijst bij van alle examinatoren met hun specifieke deskundigheden en stelt
minimumeisen vast met betrekking tot de deskundigheden. Deze eisen zijn te vinden op HAN
Scholar, site Examencommissie IPS Werken.De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie
waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen.
3. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet – of
niet meer - aan de gestelde deskundigheidseisen voldoet.
4. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet aan de
deskundigheidseisen voldoet.
Artikel 3.6 Externe validering van examenkwaliteit
De examencommissie draagt zorg voor externe validering van de examenkwaliteit door het bevorderen van:
 opleidings-/instituutsoverstijgende toetsing;
 het hanteren van een gezamenlijk protocol t.b.v. de beoordeling van eindwerkstukken;
 de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van toetsen en beoordelingsprocedures;
 de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van toetsresultaten;
 het scholen en certificeren van docenten die bij toetsing betrokken zijn.
PARAGRAAF 4: AANWIJZEN VAN EXAMINATOREN
Artikel 4.1 Aanwijzen van examinatoren
1. De examencommissie kan docenten belast met onderwijs in een bepaald vakgebied aanwijzen als
examinator van de (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen over dit vakgebied in de bijbehorende onderwijseenheid/-eenheden wanneer zij voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.2 van dit
reglement.
2. Examinatoren zijn belast met het afnemen van (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen en het
vaststellen van de uitslag ervan.
3. De examencommissie wijst naast interne examinatoren, ook externe examinatoren aan.
Artikel 4.2 Profielschets voor examinatoren
1. Examinatoren zijn deskundig in het vakgebied en beschikken over onderwijskundige kennis en
vaardigheden wat betreft opstellen van toetsen, het vaststellen van beoordeelwijze en –norm, het
organiseren van toetsing en het kunnen analyseren van de toetsresultaten op basis van richtlijnen
en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling.
46
2. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen tot deskundigheidsbevordering van examinatoren te treffen.
PARAGRAAF 5: TENTAMENS, VRIJSTELLINGEN EN LEERWEGONAFHANKELIJKE TENTAMENS/TOETSEN
Artikel 5.1 OER als kaderstellend document
1. In de OER 2014-2015 zijn in paragraaf 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot
de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van (deel)tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen.
2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op
deze OER-bepalingen.
Artikel 5.2 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een handicap of chronische ziekte
1. Indien de student vraagt om voorzieningen die niet standaard zijn geregeld legt de studieloopbaanbegeleider het verzoek van de student ter goedkeuring, indien het om tentaminering en examinering gaat, voor aan de examencommissie.
2. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie over deze aanvraag, draagt zorg
voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de
met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd en vast worden gelegd in een overeenkomst.
3. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid inzake studeren met een handicap of chronische ziekte.
Artikel 5.3 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase
De examencommissie kan een ingeschreven student die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding – op diens schriftelijk verzoek – schriftelijk toestemming verlenen om tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase van die opleiding.
Artikel 5.4 Verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen/(deel)toets of tot het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen/(deel)toets
1. De student dient zijn schriftelijk verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen /
(deel)toets en/of het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen / (deel)toets - inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal - rechtstreeks in bij de examencommissie. Hiertoe maakt de
student gebruik van het betreffende aanvraagformulier.
2. De examencommissie kan zich bij haar besluitvorming over het verzoek laten adviseren door een
examinator dan wel een externe deskundige.
3. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk aan de student mede.
4. Indien de vrijstelling is verleend of het leerwegonafhankelijk tentamen met een voldoende of hoger
is beoordeeld, zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling of de behaalde beoordeling in het geautomatiseerde StudentenInformatieSyteem.
PARAGRAAF 6: ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS
Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude
1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust
of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen.
2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt.
3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen:
a) het als eigen werk opnemen in het portfolio en/of als eigen (groeps)werk presenteren c.q.
inleveren van (groeps)werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, toetsuitwerking) dat geheel of
gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student ongeoorloofd met een of meer andere(n)
is gemaakt;
47
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
j)
k)
l)
het laten uitlekken van tentamenvragen en/of –antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen;
het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een
onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt;
het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt;
het tijdens het tentamen of bij de inzage daarvan, in bezit hebben van niet-toegestane hulpmiddelen, zoals oordopjes en apparatuur, waarmee je opnames kunt maken en/of waar data
op opgeslagen kunnen worden (o.a. mobiele telefoons c.q. smartphones, horloges die data
kunnen weergeven of opnemen, brillen die data kunnen weergeven of opnemen, USB-sticks
en andere datadragers enz.)
het tijdens de toetsing gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane aantekeningen en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven of op losse blaadjes);
het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te
keren tijdens het tentamen;
het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze
uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger;
het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens, respectievelijk integrale toetsen;
het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen;
het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk;
al die overige zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie worden benoemd.
Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal
De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of
fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student.
Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, resp. fraude
1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid
heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen:
a) schriftelijke waarschuwing;
b) schriftelijke berisping;
c) het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt);
d) bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toetsing op een
door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst
na afloop van een toetsing wordt ontdekt);
e) intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na
afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt).
2. Bij fraude kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer toetsingen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar.
3. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving
voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen.
4. De examencommissie geeft indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie,
ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid schuldig heeft gemaakt, de
volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0
toe aan het betreffende tentamen.
Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift
1. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het tentamen wordt ontdekt, kan de examencommissie de student het getuigschrift onthouden.
2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student, op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd.
Artikel 6.5 Horen student, melder en (eventueel) een of meer relevante derden
48
1. De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk mee
aan de student dat er een melding van onregelmatigheid bij een tentamen hem betreffende is ontvangen.
2. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens er een definitief besluit wordt genomen.
3. Indien de student wenst te worden gehoord, dient hij dit schriftelijk kenbaar te maken en wel binnen 8 werkdagen na dagtekening van het schrijven waarin de student over de mogelijkheid tot horen is geïnformeerd.
4. De student wordt gehoord uiterlijk 10 werkdagen nadat het verzoek daartoe is ontvangen.
De examencommissie kan indien zij dat noodzakelijk acht de melder en eventueel een of meer
derden horen alvorens zij een definitief besluit neemt over de melding van de onregelmatigheid.
5. Voordat het horen plaatsvindt, wordt de student op het recht van cautie gewezen. De cautie is de
mededeling aan de student dat deze het recht heeft om te zwijgen.
Artikel 6.6 Bekendmaking besluit
Uiterlijk 5 werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een
voorstel/advies aan het college van bestuur.
Artikel 6.7 Bezwaar en beroep
Tegen het besluit van de examencommissie, als bedoeld in artikel 6.6, kan de student een bezwaar
maken en eventueel beroep instellen volgens de procedure beschreven in de regeling ‘rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende’ van het studentenstatuut.
PARAGRAAF 7: GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT
Artikel 7.1 OER als kaderstellend document
1. In de OER 2014-2015 zijn in paragraaf 4, 6, 7 en 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen.
2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op
deze OER-bepalingen.
Artikel 7.2 Vaststellen of de student voldoet aan de eindkwalificaties benodigd voor het verkrijgen van
de graad
1. De kader-OER wordt (als onderdeel van het opleidingsstatuut) nader ingevuld door de instituutsdirecteur, door hem ter advisering voorgelegd aan de opleidingscommissie en vervolgens door hem
ter vaststelling voorgelegd aan de faculteitsdirecteur. De faculteitsdirecteur legt zijn voorgenomen
besluit ter vaststelling van de facultaire OER’en - ter instemming - voor aan de Faculteitsraad
(FR). Na instemming van de Faculteitsraad stelt de faculteitsdirecteur de OER definitief vast.
2. De examencommissie dient op objectieve en deskundige wijze vast te stellen een student voldoet
aan de eisen die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor
het verkrijgen van een graad.
3. Examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en
door de examencommissie vastgestelde normen.
4. De examinatoren verwerken de resultaten van de beoordeelde tentamens in het studentinformatiesysteem..
5. Het onderwijsbureau draagt er zorg voor dat SIS vervolgens automatisch berekent of een student
aan de eisen heeft voldaan voor het behalen van het getuigschrift en de graad.
Artikel 7.3 Getuigschrift
1. De examencommissie verstrekt eenmalig een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die
geslaagd is voor een examen.
2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het
door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format.
3. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten
dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn.
4. De student tekent voor ontvangst van het getuigschrift.
49
5. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie of de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele voorwaarden voor afgifte van het getuigschrift is voldaan.
6. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie de op het
getuigschrift vermelde gegevens op juistheid. De behaalde studiepunten worden per opleiding via
het slaagoverzicht gecontroleerd, daarna fiatteert de examencommissie via het studentinformatiesysteem.
7. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het getuigschrift wordt gearchiveerd
en voor 50 jaar bewaard.
8. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met
goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding of associate-degree programma in
het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd.
9. Aangezien de examencommissie vaststelt of het eindniveau voldoende is om een graad te verlenen en bovendien tot taak heeft het getuigschrift uit te reiken, is het mogelijk dat de examencommissie de graad aan de student feitelijk verleent.
10. Het college van bestuur van de HAN heeft de verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad
aan een student gemandateerd aan de examencommissies.
Artikel 7.4 Diplomasupplement
1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt
van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement (DS).
2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt
van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format.
3. Voorafgaand aan het opmaken van het diplomasupplement controleert de examencommissie de
op het diplomasupplement opgenomen gegevens op juistheid.
4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de examencommissie en van een stempel van de HAN.
5. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het diplomasupplement wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard.
Artikel 7.5 Getuigschriftvertaling
1. Op verzoek van de instituutsdirecteur kan– door de examencommissie - van het getuigschrift van
een opleiding een Engelse of Duitse vertaling verstrekt worden.
2. De door de examencommissie te gebruiken vertaling in het Engels of Duits is door het CvB vastgesteld.
3. Voor vertalingen in andere dan de bovengenoemde talen, dienen afgestudeerden zich – op eigen
kosten - te wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl).
4. Voor het – door de examencommissie - verstrekken van een vertaling van het originele getuigschrift, bovenbedoelde gewaarmerkte kopie en verklaring kunnen administratiekosten in rekening
gebracht worden.
Artikel 7.6 Verlies getuigschrift
Op verzoek van degene aan wie reeds een getuigschrift is uitgereikt kan door de examencommissie
uitsluitend een door haar gewaarmerkte kopie van het getuigschrift of een verklaring dat betrokkene
dd.mm.jjjj is afgestudeerd aan opleiding xxx van de HAN uitgereikt worden.
PARAGRAAF 8: BEZWAREN
Artikel 8.1 Bezwaar tegen besluit examencommissie
Indien een student het niet eens is met een besluit van de examencommissie naar aanleiding van een
verzoek of een klacht, kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie. De gang van zaken is als volgt:
De student dient binnen 6 weken na het besluit een bezwaarschrift in bij de examencommissie
De examencommissie roept de student op voor een gesprek om de student te horen
De examencommissie hoort zonodig andere betrokkenen
De examencommissie neemt binnen 20 werkdagen ná ontvangst van het bezwaarschrift een besluit naar aanleiding van het bezwaar en deelt dit schriftelijk mee aan de student.
Artikel 8.2 Klacht over /bezwaar tegen een beoordeling
-
50
De student wendt zich tot de eerstbetrokkene binnen zijn / haar opleiding. Afhankelijk van de regeling in de Toetshandleiding Opleiding is dit de examinator en/of de toetscommissie.
- Wanneer bovenstaande procedure geen bevredigende oplossing geeft, kan de student een klacht
of bezwaar indienen bij de examencommissie. Deze klacht dient vergezeld te gaan van documentatie over de tot dan toe gevolgde procedure en de uitkomsten daarvan
- De examencommissie onderzoekt de klacht / het bezwaar, hoort daartoe de betrokkenen en
neemt binnen 20 werkdagen na ontvangst van de klacht / het bezwaar een besluit.en deelt dit
schriftelijk mee aan de student
8.3 Bezwaar/klacht over handelwijze tentamenbureau
- Student(en) dien(t/en) klacht in bij directie IPS
- Directie IPS onderzoekt de klacht bij het tentamenbureau
- Directie hoort (indien nodig) de student(en)
- Directie neemt besluit, indien de klacht gegrond wordt verklaard licht de directie de examencommissie in.
- De examencommissie besluit of het besluit van de directie consequenties heeft voor de toetsing
en/of beoordeling van de toets en neemt passende maatregelen.
-
PARAGRAAF 9: SLOTBEPALINGEN
Artikel 9.1 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is,
beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing.
Artikel 9.2 Klacht, bezwaar en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie
Zie hiervoor de “regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als
bijlage 11 opgenomen in het studentenstatuut HAN 2014-2015.
Artikel 9.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging
1. Dit reglement is vastgesteld door de examencommissie IPS op 25 maart 2014 en treedt in werking met ingang van 1 september 2014
2. Het reglement is ter vervanging van het reglement examencommissie IPS dat is vastgesteld op 28
maart 2013.
3. Dit reglement wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 1.2 lid 2 van dit reglement door opname in het Opleidingsstatuut.
4. Wijzigingen van dit reglement worden door de betreffende examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit
noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten.
5. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het reeds vastgestelde reglement, niet ten nadele van studenten beïnvloeden.
51
Bijlagen Reglement Examencommissie
Bijlage 1: Overzicht van door de examencommissie gemandateerde taken.
Bijlage 2: Overzicht van door de instituutsdirectie aan de examencommissie gemandateerde taken.
BIJLAGE 1
Overzicht van door de examencommissie gemandateerde taken (door examencommissie – mandaatgever - genomen mandaatbesluit(en))
1.
2.
4
5
Door examencommissie gemandateerde taken
Gemandateerd orgaan4, of functie of specifieke taak van de gemandateerde medewerker5,
• behandelen bezwaren van studenten
• beslissen op individuele vrijstellingsverzoeken van studenten
• beslissen op verzoeken m.b.t. bijzondere leerroutes en
leerwegonafhankelijke tentamens
• beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en zo nodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform de uitvoeringsregeling examens zoals is vastgesteld door de examencommissie
• verstrekken van nadere richtlijnen en aanwijzingen aan
de examinatoren met betrekking tot de beoordeling van
degene die het tentamen/de integrale toets aflegt en met
betrekking tot de vaststelling van de uitslag van de tentamens
• beslissen een student een extra (derde) gelegenheid te
bieden tot het afleggen van een tentamen/integrale toets
• beslissen of een student toegang heeft tot een tentamen/integrale toets
• een student al dan niet goedkeuring verlenen om een
Vrije Minor, zijnde een minor van een andere HBO instelling of universiteit, te volgen
• vaststellen of een student voldoet aan alle voorwaarden
om een getuigschrift te ontvangen (via slaagoverzichten)
• Het verlenen van toestemming aan studenten die nog
niet in het bezit zijn van een propedeuse om deel te nemen aan (deel)tentamens en/of (deel) integrale toetsen
van de postpropedeutische fase.
• Het afgeven van verklaringen inzake extra tentamenvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking
• Het afgeven van verklaringen inzake extra tentamenvoorzieningen t.b.v. studenten waarvoor Nederlands de
tweede taal is
• Het afgeven van verklaringen aan studenten inzake behaalde studieresultaten of vermoedelijk slagen
Dagelijkse Commissies van de Examencommissie IPS
Ambtelijk Secretaris
Bijvoorbeeld commissie of bureau (dagelijkse commissie, toetscommissie, taakteam toetsing, tentamenbureau).
De officiële functie(benaming) van een medewerker (bijv. instituutsdirecteur, docent, hogeschoolhoofddocent, opleider/trai-
ner/adviseur, secretaresse) staat o.m. vermeld op HAN-insite bij “Onze mensen”. Een taak betreft specifieke werkzaamheden
die door een functionaris – al dan niet middels officiële opdracht/aanwijzing - verricht worden (bijv. voorzitter examencommissie,
ambtelijk secretaris, studieloopbaanbegeleider, teamleider, administratief medewerker, examinator).
Het gaat in deze kolom uiteraard om de specifieke taak die relevant is in het kader van het door de examencommissie verstrekte mandaat.
52
3.
4.
5.
Het (schriftelijk) verklaren dat een getuigschrift kan worden afgegeven (via slaagoverzichten).
• Het vormgeven van een ‘toetshuis’ voor de opleiding op
basis van vastgesteld toetsbeleid IPS en het vastleggen
van het toetshuis en regels daaromtrent in een ‘ toetsboek’ of toetshandleiding.
• Het monitoren van planning en organisatie van tentamens/integrale toetsen en examens
• Het monitoren en toezien op de kwaliteit van tentamens/integrale toetsen en examens
• Het monitoren en toezien op de kwaliteit van de examinatoren
Goedkeuren van toestemmingsverzoek voor de HAN minoren
Secretaris
Toetscommissie Opleidingen
SLBers
Nota bene:
- Het mandaat blijft geldig behoudens intrekking door de examencommissie en zolang gemandateerde persoon in dienst is van de HAN en de hierboven genoemde specifieke taak verricht.
- Tenzij expliciet anders vermeld zijn gemandateerden niet bevoegd tot ondermandatering.
Nijmegen, 25 maart 2014
Examencommissie IPS
53
Bijlage 2 Overzicht van door de instituutsdirectie aan de examencommissie gemandateerde taken
Door de instituutsdirectie IPS gemandateerde taken
1
2
3
Het bepalen dat een persoon - met een toelaatbaarheid verschaffend ‘buitenlands’ diploma – die nog
niet geslaagd is voor alle onderdelen van het examen Nederlands (als tweede taal), toch – onder
voorwaarden - ingeschreven wordt als student.
Het geven van een vrijstelling voor het hebben van
het propedeutisch getuigschrift, respectievelijk het
afleggen van het propedeutisch examen op grond
van één of meer andere/gelijkwaardige diploma’s.
Het op schriftelijk verzoek van een student en/of de
directie van een universitaire masteropleiding verklaren dat de student ingeschreven staat bij de betreffende hbo-bacheloropleiding en naar verwachting einde van betreffend studiejaar het afsluitend
examen van deze opleiding met goed gevolg zal
hebben afgelegd.
54
Gemandateerd aan Examencommissie
IPS
Voorzitter Examencommissie IPS
Voorzitter Examencommissie IPS
Voorzitter Examencommissie IPS
REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ BA-EXAMENS FGGM
1.
1.1
1.2
1.3
Positie en benoeming externe toezichthouders
De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende bacheloropleidingen
(verder te noemen “de opleiding(en)”) een of meer externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”) belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen (verder te noemen “het examen”).
Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding
en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe
toezichthouder fungeert.
De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren.
2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie
2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het
examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie.
De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 6:
A.
B.
C.
2.2
2.3
2.4
2.5
Belangrijke aspecten7 :
- validiteit (a),
- betrouwbaarheid (b),
- borging en bewaking (c),
- deskundigheid examinatoren (d).
Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit
de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan.
De kwaliteit van studenten (realisatie van de
Belangrijke aspecten:
beoogde (eind)kwalificaties)
- competentieniveau,
- integratie theorie en praktijk,
- visie op beroepsuitoefening,
- geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar.
De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten:
- hantering relevante bepalingen,
- organisatie van het examen,
- informatieverstrekking aan studenten.
De kwaliteit van toetsing en beoordeling
Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld –
en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie.
De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma
op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen.
De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de (ambtelijk) secretaris van de betreffende
examencommissie schriftelijk geïnformeerd wordt over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma.
De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem:
- tijdig kennis te laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamen-opdrachten en –producten, evenals de beoordeling daarvan;
- in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 8/examens bij te wonen;
- in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te
wonen.
Zie ook Bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het BA-examen).
Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie Bijlage 1.
8 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’.
6
7
55
2.6
2.7
2.8
3.
In de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage
van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar
naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden – waar nodig - ook suggesties opgenomen
met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens.
Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de bijlage met
11 “stellingen”.
De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en
de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd.
Competentieprofiel externe toezichthouder
3.1.
Kennis:
- Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding.
- Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding.
- Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken.
3.2.
Vaardigheden:
- Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart
met een ter zake deskundige te communiceren.
- Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en
consistentie.
- Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende beroepenveld.
- In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat.
- Eigen beoordelingen van examen-/tentamenopdrachten en -producten in heldere bewoordingen kunnen toelichten.
- Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen.
3.3.
Houding:
- Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen-/tentamengesprek.
- Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en).
3.4.
Randvoorwaarden:
- Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid.
- Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld.
- Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens /
examens en vergaderingen van de examencommissie.
4. Vergoeding
De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding.
De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met
betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN.
5.
Vaststelling en inwerkingtreding
Deze regeling is vastgesteld op 25-10-2013 door de faculteitsdirecteur GGM en treedt in werking per 1
januari 2014. Dan komt de bestaande regeling (met versiedatum 26-02-2010) te vervallen.
56
BIJLAGE 1:
Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en
beoordeling
Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knockout’-karakter.
‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’.
De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem9 worden in onderstaand overzicht
samengevat.
Trefwoord: Validiteit
Kernvragen
Gewenst resultaat
1.
2.
-
-
Meet de opleiding wat ze beoogt te meten?
Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur?
Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en
tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk10 gemaakt, op een
manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch).
Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende)
toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar
de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid
Kernvragen
Gewenst resultaat
3.
4.
5.
-
-
-
Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars?
Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?).
Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt?
Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de
(interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden.
In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de)
beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient
te worden.
Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen
wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelingsof feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking
Kernvragen
Gewenst resultaat
6.
-
-
-
-
BIJLAGE 2:
Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt?
Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen
beoordelaars).
Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk
gemaakt.
Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer
overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die
manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act).
De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing
en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt.
Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en
toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
“Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen
N.B.: Een externe toezichthouder geeft niet zozeer een oordeel over het (totale) ‘systeem’, maar veel
meer een oordeel over de door hem onderzochte tentamens/examens (is geen ‘representatieve steekproef’).
10 Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd.
9
57
De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage.
Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen.
Naam externe toezichthouder: ………………………………………………………………………………
BA-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ……………………………………………….
A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING 11
1. De toetsing en beoordeling is valide.
2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar.
3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt
adequaat geborgd en bewaakt.
4. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
O
O
O
O
O
zeer
eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN
5. Het (competentie-)niveau van de geslaagde
studenten is qua
- kennis minstens voldoende
-
inzicht minstens voldoende
-
vaardigheden/toepassing minstens voldoende
-
houding minstens voldoende
6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een
adequate integratie van theorie en praktijk
7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te
formuleren
8. Op grond van de examenresultaten acht ik de
geslaagde studenten geschikt als beginnend
beroepsbeoefenaar
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN
9. Het examen heeft conform de van toepassing
zijnde bepalingen plaatsgevonden
10. De organisatie van het examen is adequaat
11
Zie ook de nadere toelichting in Bijlage 1.
58
zeer
oneens
zeer
oneens
zeer
oneens
11. De informatieverstrekking door de opleiding
aan de studenten is adequaat
59
O
O
O
O
O
zeer
eens
REGELING TENTAMENBUREAU FACULTEIT GEZONDHEID, GEDRAG EN
MAATSCHAPPIJ (HAN)
PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Voor de Regeling Tentamenbureau faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) van de
HAN (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut
de volgende begripsbepalingen:
- Dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst tussen faculteitsdirectie en Service Bedrijf betreffende door dat bedrijf te leveren diensten,
- Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en
schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en).
Artikel 1.2. Status en toepasselijkheid van de regeling
3. De instituutsdirecties FGGM hebben de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale
(deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen ‘schriftelijke
en digitale tentamens’) gemandateerd aan het tentamenbureau FGGM (verder te noemen “het
tentamenbureau”).
4. Als in de WHW expliciet bepaald wordt dat de organisatie en coördinatie van tentamens (weer)
een taak/verantwoordelijkheid is van de examencommissie, dan zijn vanaf dat moment de instituutsdirecties FGGM - door de examencommissies FGGM - gemandateerd om deze taak te verrichten. Tevens zijn de instituutsdirecties FGGM dan – door de betreffende examencommissies
FGGM - bevoegd tot het verlenen van een ondermandaat aan het tentamenbureau.
5. De regeling is na overleg met, en instemming van, de betreffende examencommissies vastgesteld
door het Managementteam FGGM en het hoofd van de subunit - Studentzaken (verder ook te
noemen ‘hoofd subunit-SZ’).
6. De in lid 1 en 2 bedoelde instituutsdirecties FGGM zijn:
- instituutsdirectie Sociale Studies,
- instituutsdirectie Paramedische Studies,
- instituutsdirectie Verpleegkunde en Medische Hulpverlening,
- instituutsdirectie Sport en Bewegingsstudies.
7. De in lid 2 en 3 bedoelde examencommissies FGGM zijn:
- examencommissie Sociale Studies,
- examencommissie Paramedische Studies,
- examencommissie Verpleegkunde en Medische Hulpverlening,
- examencommissie Sport en Bewegingsstudies.
8. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het tentamenbureau
beschreven.
PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TENTAMENBUREAU
Artikel 2.1. Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau
1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit SZ en is gehuisvest op de locatie Kapittelweg 33 te Nijmegen.
2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door het hoofd van de subunit SZ (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau).
3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen – vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau (‘functionele aansturing’). Zie ook art. 2.2 lid 5.
4. De instituutsdirecties FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de directie van het instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS) – namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt voor
de leidinggevende van het tentamenbureau.
5. De examencommissies FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de ambtelijk secretaris
van de examencommissie Sociale Studies – namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt
voor de leidinggevende van het tentamenbureau.
60
6. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of financiële
taken.
Artikel 2.2. Taken van het tentamenbureau
1. Het tentamenbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de
volgende instituten en bacheloropleidingen FGGM:
- Instituut Paramedische Studies (IPS): Ergotherapie (ERGO), Fysiotherapie (FYSIO), Logopedie (LOGO), Voeding en Diëtetiek (V&D)
- Instituut Sociale Studies (ISS): Creatieve Therapie (CT), Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Pedagogiek (PED), Sociaal
Pedagogische Hulpverlening (SPH), Toegepaste Psychologie (TP)
- Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS): Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding/Oefening (LLO), Sport en Bewegingseducatie (SBE), Sport en Management (SGM)
- Instituut Verpleegkundige Studies (IVS): Medische Hulpverlening (MHV), Verpleegkunde
(VERPL.).
2. Het tentamenbureau verricht de volgende taken:
 Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens:
A. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de
communicatie met surveillanten;
B. het – op basis van door de opleiding of SZ-FGGM aangeleverde/beschikbare groepslijsten - opstellen van presentielijsten;
C. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven,
selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen;
D. de registratie van surveillantgegevens;
E. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de examencommissie
zijn toegekend aan studenten;
F. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven;
G. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren;
H. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven.
 Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens:
I. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens;
J. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant;
K. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal.
 Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens:
L. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen;
M. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen;
N. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking;
O. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk;
P. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe
bevoegde medewerker(s);
Q. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant;
R. het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren
van - en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en
overige relevante tentamenzaken;
S. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten.
 Overige taken:
T. de registratie per instituut/opleiding van - per schriftelijk en/of digitaal tentamen - verrichte
werkzaamheden en daaraan bestede tijd;
U. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende
werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve
van studenten, surveillanten en andere relevante actoren;
V. contractbeheer surveillanten;
61
W. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze
van het tentamenbureau;
X. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ;
Y. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken.
2. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe - alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde
opleidingen verricht worden.
3. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten
door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. Hetzelfde geldt
in geval een instituutsdirectie een uitbreiding wenst van de bij lid 1 van dit artikel genoemde opleidingen.
4. De belangrijkste ‘functionele’ kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek Examenzaken.
Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling.
PARAGRAAF 3:
OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TENTAMENBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN
Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren
1. De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek overleg met:
a. medewerkers van het tentamenbureau,
b. de instituutsdirecteur die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken instituutsdirecteuren,
c. de ambtelijk secretaris die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken examencommissies,
d. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het
tentamenbureau werkzaamheden verricht,
e. surveillanten,
f. leidinggevenden van de overige (HAN-)tentamenbureaus.
2. Van elk overleg wordt – waar nodig - een besluitenlijst op- en vastgesteld en – waar nodig geanonimiseerd – digitaal gepubliceerd.
PARAGRAAF 4:
JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TENTAMENBUREAU
Artikel 4.1 Jaarlijkse rapportage van het tentamenbureau
1. De leidinggevende van het tentamenbureau legt jaarlijks – door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november – verantwoording af aan de betrokken instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de ServiceUnit-SZ.
2. De verantwoording betreft de door het tentamenbureau verrichte taken – zoals vermeld in art. 2.2
lid 2 - in het aan november voorafgaande studiejaar en bevat tevens conclusies, aanbevelingen,
verbeteracties alsmede een managementsamenvatting.
3. De faculteitsdirecteur en de campusdecanen ontvangen de rapportage in afschrift.
PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is,
beslist,
a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing,
b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo
spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing.
62
c.
zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing
deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing.
Artikel 5.2 Klacht, bezwaar en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het tentamenbureau
Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN:
- “Regeling klachten”;
- “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
Artikel 5.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging
6. Deze regeling (incl. bijlagen) is vastgesteld door het Managementteam FGGM en het hoofd van
de subunit SZ, treedt in werking met ingang van 01-09-2014 en vervangt alle bestaande regelingen en mandaten betrekking hebbend op het tentamenbureau FGGM.
7. Deze regeling wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 2.2 lid 1 door opname in het Opleidingsstatuut en/of via publicatie op Scholar.
8. Wijzigingen van deze regeling worden door het Managementteam FGGM en het hoofd subunit SZ
bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
BIJLAGEN:
A.
B.
C.
D.
E.
F.
Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten.
Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens.
Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk.
Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens.
Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk.
Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
Nijmegen,13 mei 2014
Managementteam FGGM
&
M. van Rooij, hoofd subunit-SZ
(namens het hoofd Service Unit-SZ)
63
BIJLAGE A:
Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten
De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie
van - de volgende documenten:
de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren producten/diensten van de SU-SZ;
- het Opleidingsstatuut:
 het hfd. “Curriculum van de opleiding”, paragraaf “Tentamens” uit het Studiegids(deel);
 het hfd. “Onderwijs- en Examenregeling” (OER) uit het deel ‘Regelingen
 betreffende het onderwijs en de tentamens’; uit deze OER met name de paragraaf inzake
“Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding” en het item ‘Tentaminering’ uit
de OER-bijlagen betreffende de OWE-beschrijvingen;
 het hfd. “Reglement Examencommissie” uit het deel ‘Regelingen betreffende het onderwijs en
de tentamens’; uit het Reglement Examencommissie met name de paragrafen betreffende
“Kwaliteitsbewaking examens en tentamens” en “Onregelmatigheid en fraude bij tentamens”;
- het Studentenstatuut HAN:
 hfd. 5 (‘Bijzondere voorzieningen’), art. 5.2 (‘Studenten met een chronische ziekte of
handicap’);
 Bijlage 1 (‘Gedragsreglement algemeen’), art. 2, 3, 6 en 11.
- het HANdboek Examenzaken: uit het deel “Formats, checklists & voorbeeldbrieven” met name de
volgende items:
 Toekenning extra onderwijsvoorziening(en) aan studenten met een of meer functiebeperkingen;
 Proces-verbaal schriftelijk tentamen;
 Formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
64
BIJLAGE B:
Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname
In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties.
Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens.
De student:
Gedrag
1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om;
2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek
van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte
waarin het tentamen plaatsvindt;
3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant.
Identificatie en toelating
4. meldt zich tijdig bij het tentamenlokaal;
5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs:
 een paspoort
 een Europees identiteitsbewijs
 een Nederlands rijbewijs
 een Nederlands vreemdelingendocument
Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student
uitgesloten van tentamendeelname.
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie.
6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het
tentamen;
7. die niet op de presentielijst vermeld staat meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer
van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen – onder voorbehoud - te maken;
8. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig
identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname.
Aanvang
9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen;
10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals
mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.;
11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de
volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en),
(hand)boek(en) e.d.;
65
12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te
leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13);
13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen;
14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop;
15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer
hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten.
Tijdens het tentamen12
16. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken
van het toilet13. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan;
17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken
of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan);
18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen
en het verlaten van het tentamenlokaal;
19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld;
20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten
of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten
veroorzaken;
21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen;
22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood) te maken;
23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de
surveillant worden ingevuld;
24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke
andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen.
Hulpmiddelen
25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad;
26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op
het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is;
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid
12
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant.
13
Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden.
66
27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut)
28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het
tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F).
Inleveren tentamendocumenten
29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren
tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld;
30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst;
31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te
verlaten.
67
BIJLAGE C:
Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk
Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen14: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken
uit de inzage.
De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden.
In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties.
Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te
noemen ‘inzage’).
Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn.
De student:
Gedrag
1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om;
2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek
van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage;
3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant.
Identificatie en toelating
4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs :
 een paspoort
 een Europees identiteitsbewijs
 een Nederlands rijbewijs
 een Nederlands vreemdelingendocument.
Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage.
In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente
een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te
worden tot het lokaal;
5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van
deelname aan de inzage;
6. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig
identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage.
14
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) bezwaar maken bij de examencommissie (dus niet bij de
examinator of de surveillant). Desgewenst kan de student ook direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
68
Aanvang en hulpmiddelen
7. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag);
8. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden;
9. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers,
resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon,
smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.
10. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met
geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats;
11. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen;
Tijdens de inzage15
12. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet16;
13. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen;
14. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen;
15. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen:
a. beoordelingsformulier
b. gele doorslag (van de schrapkaart toets)
c. tentamenuitwerkingen.
16. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking.
Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie.
17. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven
van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan.
18. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke
andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen.
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid
19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie (zie ook bijlage F);
Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk
20. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst;
21. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
15
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan.
16
Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden.
69
BIJLAGE D:
Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens
Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld.
In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde
informatie opgenomen.
Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens.
De surveillant:
Gedrag
1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om;
2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau.
Voorafgaand aan het tentamen
3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld.
4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven.
5. bevestigt op de deur van het lokaal een deelnemerslijst met tentamennummers en de kaart
met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer het tentamen is begonnen en de deur
gesloten is’.
6. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en
wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan:
‘Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, resp.
apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon,
smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes
e.d.’
Identificatie en toelating
7. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal;
8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs
te tonen:
 een paspoort
 een Europees identiteitsbewijs
 een Nederlands rijbewijs
 een Nederlands vreemdelingendocument
Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student
uitgesloten van tentamendeelname.
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie.
9. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar tentamennummer te noemen en
tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst;
10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken
van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal;
11. (indien de betreffende opleiding hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven aan het tentamenbureau) schrijft de naam van een student handmatig bij op de deelnemerslijst indien deze
niet op deze lijst staat vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld om het tentamen
te maken, zij het onder voorbehoud. De surveillant meldt dit aan de student en maakt hiervan
aantekening op het proces verbaal.
70
12. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten
verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal
plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen.
Aanvang
13. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 17
etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het lokaal is gebruikelijk). Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden
aan de surveillant.
14. ziet er op toe dat enkel zaken die de student - volgens de surveillant - nodig heeft voor het
maken van een tentamen mogen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood,
gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan
15. draagt er zorg voor dat studenten – die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider –
gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd);
16. op het tentamenvoorblad. Ook mag een pakje of af te sluiten flesje drinken op tafel staan.
17. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende ‘administratietijd’ tot het uitdelen
van het tentamen;
18. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer waarvoor de administratietijd dient en
hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld).
19. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór
mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit
mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld.
20. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam,
studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden;
21. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat ‘alle studenten toch al zitten’
of om een andere reden.
Tijdens het tentamen
22. laat 30 minuten na de feitelijke aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het
lokaal. Alsnog – reglementair - toegelaten studenten krijgen geen extra tentamentijd;
23. blijft, als zich geen studenten melden voor het tentamen, tot 30 minuten na aanvang van het
tentamen (deze 30 minuten gaan na de 15 minuten administratietijd in) in het lokaal. Na 30
minuten mogen studenten het lokaal niet meer betreden, de surveillant levert dan het ongemaakte werk inleveren bij het Tentamenbureau.
24. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet
hun werk mogen inleveren en vertrekken.
25. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het
Tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is.
Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere
studenten tegelijk naar het toilet gaan.
26. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het
goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje.
27. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen.
28. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten,
telefoneren e.d.
29. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden
die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met
een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan.
17
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
71
30. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant
controle over de inlevering van alle tentamendocumenten.
31. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of
blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen.
32. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n.
het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwart potlood
gebruiken.
33. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart
opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft,
dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier
ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid.
34. meldt, zodra het laatste half uur van het tentamen ingaat, dit aan de studenten.
Hulpmiddelen
35. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op
het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Tentamenbureau en
moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer).
36. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het
tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren.
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid
37. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder
voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke)
onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het
Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris
van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt
een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau.
Na afloop tentamen
38. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde
gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken
daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in
de tentamenenvelop te worden gestopt.
39. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van
het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op
aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit
niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten.
40. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit
om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen.
41. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - bij het Tentamenbureau.
72
42. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en
controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang
afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt ingeleverd bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – bij het Tentamenbureau.
43. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal
worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het
tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd).
44. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau
alvorens te vertrekken.
73
BIJLAGE E:
Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk
Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen18: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken
uit de inzage.
De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden.
Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld.
In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde
informatie opgenomen.
Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk.
Vooraf:
Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd
mogen in het lokaal aanwezig zijn.
De surveillant:
Gedrag
1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om;
2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage z.s.m. contact op met de coördinerend
surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau.
Voorafgaand aan de inzage
3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt
hij/zij het beoordeelde tentamenwerk, ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld.
4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.).
5. bevestigt op de deur de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer de inzage is begonnen en de deur gesloten is’.
6. bevestigt de kaart met de tekst ‘Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden
kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q.
smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere
datadragers’ op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk
op het verbod.
Identificatie en toelating
7. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs
te tonen:
 een paspoort
 een Europees identiteitsbewijs
 een Nederlands rijbewijs
 een Nederlands vreemdelingendocument
Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student
uitgesloten van deelname aan de inzage.
18
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) bezwaar maken bij de examencommissie (dus niet bij de
examinator of de surveillant). Desgewenst kan de student ook direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
74
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de inzagelocatie.
8. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van
de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal;
9. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de
presentielijst;
10. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten
verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal
plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen.
Aanvang
11. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 19
etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds
zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast
de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant.
12. ziet er op toe dat alleen gebruik gemaakt wordt van hulpmiddelen die vermeld staan op het
inzagevoorblad;
13. mag een pakje of af te sluiten flesje drank op tafel hebben staan;
14. deelt – waar van toepassing - het beoordeelde tentamenwerk uit en – waar van toepassing –
een overzicht van juiste antwoorden, resp. het ingevulde beoordelingsformulier. Het overzicht
van juiste antwoorden kan ook via een computer/beamer geprojecteerd worden op een
scherm.
Tijdens de inzage
15. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal
16. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het
goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje.
17. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen.
18. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren e.d.
19. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens de inzage te onthouden van bezigheden die
afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met de
telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan.
20. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten.
Hulpmiddelen
21. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan die expliciet zijn toegestaan.
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid
22. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van de inzage direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de
tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar
de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt
aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau.
Na afloop inzage
23. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter
inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt;
24. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven.
19
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
75
25. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal
worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het
tentamen.
26. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau
alvorens te vertrekken.
76
BIJLAGE F:
Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid
Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door:
Naam surveillant……………………………………………………………………………
Bij:
Naam student………………………………………………………………………………...
Studentnummer student………….………………………………………...........................
O Een tentamen (hetgeen van toepassing aankruisen):
Vakcode en naam tentamen………………………………………………………………..
O Inzage van beoordeeld tentamenwerk (hetgeen van toepassing aankruisen):
Vakcode en naam tentamen………………………………………………………………..
Datum…………………………………………………………………………………………
Tijdstip…………………………………………………………………………………………
Lokaal………………………………………………………………………………………….
Locatie…………………………………………………………………………………………
Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant van het gebeurde:
Handtekening surveillant: …………………………………..
Schriftelijk commentaar van de student op het gebeurde
Handtekening student: ……………………………..
De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) tijdens een tentamen/inzage
direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neem alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid – vermoedelijk – heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier in en levert dit met alle relevante bescheiden na
afloop van het tentamen, resp. de inzage direct in bij de coördinerend surveillant. De student ontvangt een kopie-exemplaar van
het ingevulde formulier. Via het Tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie.
77
Aanvullingen Mondzorgkunde
De organisatie van tentamens/examens bij Mondzorgkunde
Onderwijsteams en secretariaat Mondzorgkunde
De examencommissie heeft de organisatie van, en het toezicht op, schriftelijke tentamens gemandateerd aan de onderwijsteams en het secretariaat Mondzorgkunde.
Taken & werkwijze van onderwijsteams en secretariaat Mondzorgkunde
a) De onderwijsteams van de opleiding leveren bij het secretariaat tijdig de tentamengegevens
aan en geven daarbij duidelijk aan of er sprake is van bijzonderheden: de taal waarin de toets
gesteld is, bijzondere wensen betreffende het lokaal en dergelijke.
b) De coördinator studieloopbaanbegeleiding draagt er zorg voor dat het secretariaat tijdig beschikt over relevante gegevens m.b.t. bijzondere tentamenvoorzieningen t.b.v. studenten met
een daartoe strekkende onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie.
c) De bij ad a en b van dit artikel bedoelde gegevens worden door het secretariaat verwerkt.
d) Aan de hand van de gegevens worden de surveillanten door het secretariaat ingezet.
e) Wijzigingen worden uitsluitend in opdracht van de portefeuillehouder toetsing aangebracht.
f) Indien het secretariaat vijf werkdagen vóór de tentamendatum niet in het bezit is van de tentamenopgave dan volgt een waarschuwings-email naar de verantwoordelijke docent.
g) De surveillanten halen de tentamenopgaven op bij het secretariaat. Het secretariaat verzorgt
de distributie over de surveillanten. Na afloop van een tentamen leveren de surveillanten het
gemaakte werk weer in bij het secretariaat.
h) Docenten dienen het gemaakte werk (liefst) dezelfde dag nog op te halen bij het secretariaat.
De naam van de docent wordt genoteerd en deze zet een handtekening voor het in ontvangst
genomen hebben van de gemaakte tentamens (opgaven en uitwerkingen).
i) Indien gemaakt werk na twee werkdagen niet is opgehaald dan stuurt het secretariaat een
waarschuwings-email naar de verantwoordelijke docent.
j) De surveillant vult na afloop van een tentamen een formulier “proces verbaal” Hierop dienen
– voor zover van toepassing - bijzonderheden/afwijkingen vermeld te worden. De surveillant
levert het verbaal met de toetsdocumenten z.s.m. in bij het secretariaat. Indien nodig onderneemt de portefeuillehouder toetsing actie (o.a. richting examencommissie).
k) Indien een surveillant van mening is dat er sprake is van onregelmatigheid/fraude tijdens een
tentamen, wordt door hem/haar een “fraudeformulier” ingevuld. De student ontvangt ter
plekke een kopie-exemplaar van het formulier. Het formulier wordt door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij het secretariaat. Het secretariaat informeert de
portefeuillehouder toetsing die voor doorgeleiding zorgt naar de (ambtelijk) secretaris van de
examencommissie.
l) De surveillanten krijgen bij het ophalen van de tentamenopgaven evt. een mobiele telefoon
uitgereikt. Hierdoor is, in geval van bijzonderheden, communicatie tussen surveillant en secretariaat mogelijk.
m) Om een ordelijk verloop van tentamens mogelijk te maken zijn gedragsregels opgesteld, zowel voor surveillanten als voor studenten.
Instructies voor surveillanten bij Mondzorgkunde
Surveillanten
1. Ten behoeve van de goede gang van zaken tijdens een schriftelijk tentamen schakelt het secretariaat een of meer surveillanten in.
2. Voor een surveillant geldt de volgende instructie:
Hij/zij:
a. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van de toets bij het secretariaat. Daar krijgt
hij/zij de toets uitgereikt,evt. een mobiele telefoon en worden eventuele bijzonderheden gemeld.
b. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zonodig, en indien mogelijk,
de toetsruimte in orde (opstelling tafels etc.) In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhooggeklapt te blijven.
c. laat vanaf 15 minuten vóór aanvang studenten (een voor een) toe tot het tentamenlokaal.
Hij/zij verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart te tonen en een
78
handtekening te plaatsen op de presentielijst (indien geen presentielijst is aangeleverd legt de
surveillant, indien mogelijk, zelf een lijst aan). Studenten die geen collegekaart bij zich hebben
dienen zich op een andere wijze te kunnen legitimeren (hiervan wordt aantekening gemaakt
op proces verbaal). Bij ontbreken van elke vorm van legitimatie mag de student geen tentamen afleggen.
d. ziet erop toe dat studenten jassen, tassen, etuis, telefoons etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Uitsluitend zaken die de student nodig heeft voor het maken van
een tentamen mogen op/naast de tafel gelegd worden.
e. deelt op het tijdstip waarop de toets formeel begint de toetsopgaven uit. Schrijfpapier etc. mag
eerder worden uitgedeeld.
f. verzoekt de studenten bij aanvang van de toets op alle toetsdocumenten de naam en het studentnummer te vermelden.
g. laat na aanvang van het tentamen geen kandidaten meer toe, tenzij de student gegronde redenen voor zijn vertraging kenbaar kan maken (tot 30 minuten na aanvang).Tijdens de eerste
30 minuten van een toets mogen studenten niet vertrekken of hun werk inleveren.
h. belt de hoofdsurveillant indien een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan. De hoofdsurveillant regelt dat de student begeleid wordt naar het toilet. Er kunnen nooit meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan.
i. stelt studenten met “extra tentamentijd” in de gelegenheid om max. een half uur van de afgesproken tentamentijd langer over een tentamen te doen.
j. ziet erop toe dat studenten tijdens de toetsen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het
goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit flesje of pakje.
k. ziet er op toe dat bij een schraptoets de schrapformulieren juist worden ingevuld. Zie hiervoor
ook de schrapkaarten-instructie.
l. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan zijn toegestaan (dit dient
vermeld te zijn op het toetsvoorblad).
m. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “bijschrijvingen” etc. behalve als er op
het tentamen (zie toetsvoorblad) staat aangegeven dat dit toegestaan is.
n. ziet erop toe dat de uitwerking van de toets door de student uitsluitend met zwarte of blauwe
pen (met uitzondering van eventuele tekenopdrachten en schraptoetsen/scanformulieren) gemaakt wordt.
o. grijpt in geval van vermoedelijke fraude (zie frauderegeling) direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee (vermoedelijk)
gefraudeerd wordt. De surveillant vult een “fraudeformulier” in en levert dit met alle bescheiden na afloop van het tentamen direct in bij het secretariaat dat de portefeuillehouder toetsing
p. op de hoogte brengt. Via de portefeuillehouder toetsing gaat het “fraudeformulier” naar de
(ambtelijk) secretaris van de examencommissie.
q. meldt, zodra het laatste kwartier van de toets in gaat, dit aan de studenten.
r. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde
gegevens zijn ingevuld en dat alle in te leveren stukken worden ingeleverd.
s. schrijft de naam van een student handmatig bij op de presentielijst indien student niet op presentielijst staat vermeld. De student wordt wel in de gelegenheid gesteld om het tentamen te
maken, zij het onder voorbehoud. Dit dient aan de student gemeld te worden (hiervan wordt
aantekening gemaakt op proces verbaal).
t. vult na afloop van een tentamen altijd een formulier procesverbaal in en levert dit na afloop
van de toets direct met de toetsbescheiden in bij het secretariaat.
u. zorgt ervoor dat de toetsruimte netjes achtergelaten wordt en levert de toetsdocumenten in bij
het secretariaat.
v. wijkt alleen in bijzondere gevallen af van bovenstaande instructies.
Bij onvoorziene omstandigheden beslist de examencommissie.
Gedragsregels voor studenten tijdens het tentamen bij Mondzorgkunde
Gedrags- en spelregels tijdens het tentamen
1. In het Studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten
opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het
gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Iedere medewerker en student van de HAN wordt
geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van dit gedragsreglement.
2. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke tentamens.
De student:
79
a.
b.
Is minimaal 15 minuten vóór aanvang van een tentamen aanwezig bij het tentamenlokaal
dient bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart te tonen en een handtekening te plaatsen op de presentielijst. Studenten die geen collegekaart bij zich hebben dienen zich op een
andere wijze te kunnen legitimeren. Bij ontbreken van elke vorm van legitimatie mag de student geen tentamen afleggen.
c. dient jassen, tassen, etuis, telefoons (mogen niet aanstaan) etc. neer te leggen op de door
de surveillant aangewezen plaats. Uitsluitend zaken die de student nodig heeft voor het maken van een tentamen mogen op/naast de tafel neergelegd worden (zie ook lid 2j.).
d. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten de naam en het studentnummer
e. die na de begintijd toegang wil tot de tentamenlocatie, dient hiervoor gegronde redenen te
hebben. De student heeft dertig minuten na aanvang van een tentamen geen toegang meer.
Tijdens de eerste 30 minuten van een tentamen mogen studenten niet vertrekken of hun
werk inleveren om “onrust” tegen te gaan.
f.
dient, indien nodig, vóór aanvang van het tentamen naar het toilet te gaan. Studenten die
tijdens een tentamen naar het toilet willen, geven dit aan bij de surveillant, die via de hoofdsurveillant zorgt voor “begeleiding” naar het toilet.
g. met “extra tentamentijd” wordt in de gelegenheid gesteld om maximaal een half uur van de
afgesproken tentamentijd langer over een tentamen te doen.
h. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen. Drinken is wel toegestaan, mits uit
flesje of pakje.
i.
draagt er zorg voor dat bij een schraptoets de schrapformulieren juist worden ingevuld.
j.
mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen
staan vermeld op het tentamenvoorblad.
k. draagt er zorg voor dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “bijschrijvingen” etc. behalve
als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is.
l.
dient de uitwerking van het tentamen uitsluitend met zwarte of blauwe pen (met uitzondering
van eventuele tekenopdrachten en scanformulieren) te maken.
m. mag in geval van vermoedelijke fraude (zie frauderegeling) het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde fraudeformulier.
n. controleert vóór inlevering of op alle in te leveren stukken de naam, studentnummer en alle
andere gevraagde gegevens zijn ingevuld.
o. dient zich voor een herkansingstoets minimaal 5 werkdagen tevoren in te schrijven op het
secretariaat (dit om te zorgen dat er voldoende tentamenruimte en tentamenmateriaal beschikbaar is).
p. Die zich bij aanvang van het hertentamen niet blijkt te hebben ingeschreven (dus niet op de
presentielijst staat) dient zich te melden bij het secretariaat. Deze student wordt wel in de
gelegenheid gesteld om het tentamen te maken, zij het onder voorbehoud. De student dient
ter plaatse een bedrag van € 5,- te betalen en krijgt van het secretariaat een briefje mee om
alsnog toelating tot het hertentamen mogelijk te maken.
q. zorgt ervoor dat gebruikte flesjes en pakjes drinken worden opgeruimd en levert de tentamendocumenten in bij de surveillant.
Regeling / instructies inzage van tentamens bij Mondzorgkunde
1.
2.
De tassen en jassen dienen voor in het lokaal te worden gedeponeerd.
Het gebruiken van eigen schrijfmateriaal is niet toegestaan, er mag alleen gebruik worden gemaakt van de door de surveillant uitgereikte groene pennen.
3. Op geen enkele wijze mogen aantekeningen o.d. worden aangebracht op de gemaakte tentamenwerken, e.e.a wordt gezien als onregelmatigheid.
4. Je controleert het examen met de standaarduitwerking. Standaard uitwerkingen of opgaven mogen niet worden meegenomen of worden gekopieerd, ook het overschrijven van uitwerkingen is
niet toegestaan.De surveillant mag ten alle tijden vragen om een geldige collegekaart.
5. De student dient zich te houden aan de instructies die worden gegeven door de surveillant of
diens plaatsvervanger.
Bij onduidelijkheden tijdens de inzage kan men zich wenden tot de surveillant.
80
REGLEMENT OPLEIDINGSCOMMISSIE INSTITUUT PARAMEDISCHE STUDIES
2014-2015
Artikel 1 Status en begripsbepalingen
1. Dit reglement is een reglement als bedoeld in artikel 25 van het Bestuurs- en beheersreglement
van de HAN.
2. Voor deze regeling gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst
van het Opleidingsstatuut (bijlage 2 van het Opleidingsstatuut).
Artikel 2 Gezamenlijke (vergadering) opleidingscommissie(s)
1. Aan elke opleiding of groep van opleidingen is een opleidingscommissie verbonden.
2. In geval de opleidingen van één instituut niet een gezamenlijke opleidingscommissie hebben, vergaderen alle opleidingscommissies behorend tot het instituut gezamenlijk tenminste twee keer
per jaar over de gemeenschappelijke punten, waaronder tenminste die genoemd in artikel 3 lid 2.
3. Bij het Instituut voor Paramedische Studies bestaan de volgende opleidingscommissies:
 Opleidingscommmissie Ergotherapie
 Opleidingscommmissie Fysiotherapie
 Opleidingscommmissie Logopedie
 Opleidingscommmissie Mondzorgkunde
 Opleidingscommmissie Voeding en diëtiek
 De gezamenlijke IPS Opleidingscommissie
Artikel 3 Taken en bevoegdheden
1. Een opleidingscommissie heeft tot taak:
 Het uitbrengen van advies over de Onderwijs- en examenregeling (OER) van de betreffende
opleiding.
 Het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER van de betreffende opleiding,
alsmede het beoordelen van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende opleiding.
 Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in
de betreffende opleiding(en).
2. De gezamenlijke vergadering heeft tot taak:
 De afzonderlijke adviezen over de OER van de opleidingscommissies die behoren tot een domein te bespreken. Dit om tot één gezamenlijk advies te komen, zodat de OER op domeinniveau kan worden vastgesteld.
 De afzonderlijke beoordelingen van de opleidingen over de wijze van uitvoeren van de OER,
alsmede de afzonderlijke beoordelingen van het systeem van kwaliteitszorg bespreken. Dit om
te komen tot een beoordeling over de wijze van uitvoering van de OER, alsmede het systeem
van kwaliteitszorg op domeinniveau.
 Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in
de betreffende opleiding(en) op domeinniveau.
Artikel 4 Adviezen en beoordelingen
1. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en – door de opleidingscommissie - ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad.
2. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 2 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad.
3. Alvorens advies uit te brengen kan de opleidingscommissie overgaan tot raadpleging van de studenten en/of de docenten van de betreffende opleiding.
4. Voor zover de instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet volgt, omkleedt zij het
desbetreffende besluit met redenen en stelt daarvan de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie
en de faculteitsraad schriftelijk op de hoogte.
Artikel 5 Samenstelling
81
1.
2.
3.
4.
De samenstelling van de opleidingscommissie is als volgt:
een opleidingscommissie voor één opleiding telt minimaal 4 leden. Een opleidingscommissie voor
een groep van opleidingen telt minimaal 2 leden per tot die groep behorende opleidingen. Het
aantal leden per opleidingscommissie wordt bepaald door de faculteitsdirectie.
Bij de opleidingscommissie wordt:
a. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de docenten van de betreffende opleiding. In bijzondere omstandigheden of indien betrokkene over bijzondere kwalificaties beschikt dan kunnen in plaats van docenten ook andere personeelsleden worden benoemd.
b. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de studenten van de betreffende opleiding. Er wordt naar gestreefd dat de verschillende opleidingsvarianten en -fases
(voltijd, deeltijd, duaal, propedeuse, postpropedeuse e.d.) in de commissie vertegenwoordigd
zijn.
De samenstelling van de gezamenlijke vergadering is als volgt: van elke opleidingscommissie
wordt bij IPS minimaal een docentlid afgevaardigd. In principe is dit de voorzitter.
De instituutsdirectie benoemt de leden van de opleidingscommissie zoals aangegeven in lid 2 en
3 van dit artikel.
Artikel 6 Benoemingsprocedure
1. Met in achtneming van artikel 5 benoemt de instituutsdirecteur uit de studenten en de docenten
van de opleiding minimaal 4 leden voor een opleidingscommissie voor één opleiding en voor een
opleidingscommissie voor een groep van opleidingen. Zowel de studenten, als de docenten dragen zorg voor een voordracht van te benoemen leden.
2. Indien voor de opleidingen van een domein niet één gezamenlijke opleidingscommissie is ingesteld -kiest elke afzonderlijke opleidingscommissie behorend tot dat domein jaarlijks uit haar midden een docent en een student, die naast de voorzitter, worden afgevaardigd in de gezamenlijke
vergadering.
Artikel 7 Zittingsduur
1. De zittingsduur van de leden van een opleidingscommissie en leden van de gezamenlijke vergadering bedraagt 2 jaar, ingaande op 1 september. Aftredende leden kunnen opnieuw voor benoeming voorgedragen worden.
2. Jaarlijks wordt nagegaan of aan de vereisten van artikel 5 van dit reglement wordt voldaan. Indien nodig wordt een nieuwe voordracht opgesteld die aan deze vereisten voldoet. Artikel 6 is
hierbij van toepassing.
3. Lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering.
Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap
1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie en de gezamenlijke vergadering eindigt:
a. na 2 jaar, in geval het lid niet opnieuw voorgedragen wordt
b. tussentijds:
- in geval van overlijden,
- in geval zich een situatie voordoet zoals beschreven in art. 7, lid 2, tweede volzin,
- in geval de docent niet meer aan het domein, respectievelijk de betreffende opleiding
verbonden is,
- in geval het studentlid de opleiding verlaten heeft,
- in geval van schriftelijke opzegging door het lid - met vermelding van reden – tegen
het eind van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden.
2. Ingeval van tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van de gezamenlijke vergadering van
een van haar leden, wordt met inachtneming van artikel 5 en 6 een nieuw lid uit haar midden benoemd.
Artikel 9 Tussentijdse vacatures
1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie benoemt de instituutsdirectie een opvolger, zoals aangegeven in artikel 5.
2. De benoeming van een opvolger geschiedt binnen 4 weken na het ontstaan van de tussentijdse
vacature.
3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is
geëindigd, had moeten aftreden.
4. Lid 2 en lid 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering.
82
Artikel 10 Voorzitter en secretaris
1. De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van
beide een plaatsvervanger.
2. De gezamenlijke vergadering kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk
van beide een plaatsvervanger.
Artikel 11 Vergaderingen
1. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Deze roept
de vergadering minimaal tweemaal per jaar bijeen en voorts wanneer minstens de helft van het
aantal leden van de opleidingscommissie hierom verzoekt.
2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen uiterlijk 10 werkdagen voor de datum van de
vergadering een schriftelijke uitnodiging inclusief de agenda.
3. De vergaderstukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de vergadering in het bezit te zijn van de
leden van de vergadering. Indien deze termijn niet in acht genomen is, kan de vergadering met
meerderheid van stemmen besluiten geen advies uit te brengen.
4. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie anders beslist. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten worden genomen.
5. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar adviezen en voorstellen ter inzage liggen
op een voor de docenten en de studenten van het domein, respectievelijk de opleiding toegankelijke plaats.
6. De opleidingscommissie houdt tenminste 2 keer per jaar een openbare vergadering conform lid 1
van dit artikel.
7. De data van de openbare vergaderingen worden in overleg met de instituutsdirectie zodanig gepland, dat zij aansluiten bij de HAN-jaarplanning.
8. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een
besloten vergadering houdt.
9. De vergadering van de gezamenlijke vergadering wordt door de voorzitter van de gezamenlijke
vergadering bijeengeroepen Deze roept de vergadering bijeen zo vaak als is bepaald in artikel 2
lid 2.
10. Lid 2, 3, 4, 5, 7 en 8 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering.
Artikel 12 Besluitvorming
1. De opleidingscommissie beslist bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het
uitbrengen van een advies of voorstel.
2. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van
de minderheid van de uitgebrachte stemmen kenbaar wordt gemaakt aan de instituutsdirectie.
3. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering.
Artikel 13 Verslaglegging
1. Van iedere vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris van de opleidingscommissie een verslag gemaakt.
2. Het verslag bevat tenminste:
 datum/tijd/plaats;
 aanwezige leden;
 afwezige leden;
 agenda;
 de hoofdlijnen van de discussie;
 de uitkomst van de adviesaanvragen (met eventuele stemming);
 eventuele stemverklaringen;
 besluitenlijst.
3. Het verslag wordt uiterlijk 15 werkdagen na de vergadering als concept naar de leden gestuurd.
4. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering.
5. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie digitaal beschikbaar
gesteld voor de docenten en studenten van het domein, respectievelijk de betreffende opleiding.
6. Lid 1 tot en met lid 5 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering.
Artikel 14 Taken instituutsdirectie in relatie tot de opleidingscommissie
1. Zie artikelen 3 en 4.
83
2.
3.
4.
5.
Op verzoek van de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger – dan wel op
verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie – of de door haar aangewezen
plaatsvervanger - de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij.
De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator verstrekken de opleidingscommissie alle informatie die deze commissie redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van
haar taken.
De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat de studenten en de docenten van het betreffende domein voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie.
Lid 1 tot en met lid 4 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering
Artikel 15 Rapportage
1. De voorzitter van de opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november
schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van
de commissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan
de faculteitsdirectie en de faculteitsraad.
2. De voorzitter van de gezamenlijke vergadering opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in
de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de
werkzaamheden van de gezamenlijke vergadering in het voorgaande studiejaar. De voorzitter
zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad.
3. Het verslag bevat in elk geval informatie over de volgende onderwerpen:
 de visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze;
 het beleids- en actviteitenplan m.b.t. de afgelopen periode (= vorig studiejaar);
 de samenstelling van de opleidingscommissie tijdens de afgelopen periode;
 de door de opleidingscommissie uitgebrachte oordelen en adviezen in de afgelopen periode;
 de reactie van (onder meer) de instituutsdirectie, resp. de voorzitter opleidingscommissie op
deze adviezen;
 evaluatie van het beleids- en activiteitenplan;
 conclusies en aanbevelingen.
4. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk
beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van het domein, respectievelijk de betreffende opleiding(en).
Artikel 16 Facilitering en voorzieningen
1. De faculteits- en instituutsdirectie stellen voldoende faciliteiten aan de opleidingscommissie ter
beschikking.
2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende:
a. Voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie (vergaderingen, voorbereiding)
geldt voor elke docent en student een facilitering als richtlijn van minimaal 40 uur en maximaal
60 uur.
b. De leden van de opleidingscommissie worden in de gelegenheid gesteld om gedurende een
door de faculteits- en instituutsdirectie en de commissie gezamenlijk vast te stellen hoeveelheid tijd de scholing te ontvangen die de leden van de commissie voor de vervulling van hun
taak nodig hebben. De docent-commissieleden worden in de gelegenheid gesteld de scholing
in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen.
c. De opleidingscommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over secretariële
ondersteuning, vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken
en restauratieve voorzieningen.
3. Lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering
Artikel 17 Bescherming
Het College van Bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator dragen
er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie en de leden van de gezamenlijke vergadering uit hoofde van hun lidmaatschap van de opleidingscommissie – niet worden geschaad in hun positie
en/of belangen met betrekking tot de hogeschool.
Artikel 18 Geschillen
Indien het advies van de opleidingscommissie niet wordt opgevolgd dan kan de opleidingscommissie
dit melden aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad kan een geschil voor de opleidingscommissie aanspannen bij de geschillencommissie medezeggenschap.
84
Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie respectievelijk gezamenlijke vergadering, noodzakelijk is, beslist de voorzitter van
de opleidingscommissie respectievelijke de voorzitter van de gezamenlijke vergadering. Zijn beslissing
deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de overige leden van de opleidingscommissie respectievelijk de
overige leden van de gezamenlijke vergadering, de instituutsdirectie, de betreffende opleidingscoördinator(en) en de faculteitsdirectie.
Artikel 20 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking per 1 september 2014
85
Deel 3: Studiegids
Deel 3 van dit opleidingsstatuut: ‘Studiegids’ wordt per opleiding afzonderlijk gepubliceerd. Dit is gedaan vanwege de toegankelijkheid voor studenten en vanwege het feit dat het volledige document
voor 5 opleidingen een enorm omvangrijk boekwerk is geworden.
Daarmee blijft de Studiegids per opleiding uiteraard wel een integraal onderdeel van het opleidingsstatuut. Deze Studiegidsen verschijnen zowel in een digitale als in een gedrukte versie. De digitale versies staan op de website van de HAN en HAN insite.
In de Studiegidsen wordt de visie op het onderwijs, het beroep, het onderwijsaanbod, de toetsing en
de studieloopbaanbegeleiding, uitgebreid beschreven.
86
Deel 4: Interne organisatie
87
Faculteiten, domeinen en instituten
De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM);
Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT).
De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het service bedrijf.
Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat.
De faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kent de volgende domeinen: Health, Nursing,
Social Studies en Sport.
Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van 12.500 studenten een breed scala van hbobacheloropleidingen. In onderstaand overzicht staan deze opleidingen en het domein waartoe ze
behoren. Hierbij is tevens het management van de faculteit en daartoe behorende instituten vermeld.
Faculteitsdirecteur: ad interim dhr. drs C.W. Verseveld
Domeinen en opleidingen
Domein Social Studies
Creatieve therapie (CT)
Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV)
Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD)
Pedagogiek (PED)
Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH)
Toegepaste Psychologie (TP)
Domein Health
Ergotherapie (ERGO)
Fysiotherapie (FYSIO)
Logopedie (LOGO)
Voeding en Diëtetiek (V&D)
Mondzorgkunde (MZK)
Domein Sport
Sport en bewegingseducatie (SBE)
Sport, gezondheid en management (SGM)
Lerarenopleiding lichamelijke
oefening/opvoeding (LLO)
Domein Nursing
Instituten en instituutsmanagement
Instituut Sociale Studies (ISS)
Instituutsdirectie:
mevr. drs. Kathelijne van Kammen, vz
mevr. drs. Jetty Schaap, lid
Dhr. drs. Hans Verwijs onderwijsmanager
mevr. drs. Marieke van Baars, onderwijsmanager
dhr. drs. Coen van der Linden, onderwijsmanager
a.i.
mevr. Joke Pol, onderwijsmanager
mevr. drs. Annet Laarman, onderwijsmanager
Mevr. drs. Anna Bakker, onderwijsmanager
dhr. drs. Wouter van der Leeuw, onderwijsmanager
Instituut Paramedische Studies (IPS)
Instituutsdirectie:
dhr. drs. Menno Pistorius, instituutsdirecteur
mevr. drs. Tanja Komen, adjunct-instituutsdirecteur
mevr. Ineke Stijnen,
hoofd opleiding
dhr. drs. Herman Berndt,
hoofd opleiding
mevr. Lianne Remijn MSc,
hoofd opleiding
mevr. drs. Vivianne Ceelen,
hoofd opleiding
Mevr. Agnes van Boxtel,
hoofd opleiding
Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS)
Instituutsdirectie:
dhr. Joris Hermans MSc, Instituutsdirecteur
dhr. Eric Versluijs, adjunct- instituutsdirecteur
dhr. Paul Dresen,
voorzitter curriculumcommissie
mevr. ir. Marjolein Bron,
voorzitter curriculumcommissie
dhr. drs. Gielion de Wit,
voorzitter curriculumcommissie
Instituut Verpleegkundige Studies (IVS)
Instituutsdirectie:
mevr. drs. Caroline van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur
88
Domeinen en opleidingen
Verpleegkunde (VERPL.)
Medische Hulpverlening (MHV) (*)
Lerarenopleiding Gezondheidszorg en welzijn
(LGW)(*)
Management in de Zorg en Dienstverlening
(MZD) (*)
*:
Instituten en instituutsmanagement
mevr. drs. Marijke Beckers MSM, adjunct-instituutsdirecteur
mevr. drs. Caroline van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur
mevr. drs. Marijke Beckers MSM, adjunct-instituutsdirecteur
dhr. drs. Thijs Lemmen, opleidingscoördinator
De opleidingen LGW, MZD en MHV behoren wel tot IVS, maar niet tot het domein Nursing
Bij de faculteit (HAN VDO) kan ook een inservice-opleiding gevolgd worden: de opleiding tot
‘Operatieassistent en Anesthesiemedewerker’ (coördinator dhr. Friedy Bijnen).
De HAN verzorgt ook een groot aantal hbo-masteropleidingen. Deze opleidingen maken sinds 1
januari 2011 deel uit van het Interfacultaire Instituut HAN Masterprogramma’s (directie: mevr. drs. Ans
Gielen).
De contractactiviteiten FGGM worden verricht vanuit HAN VDO (opleiding, advies en coaching), o.l.v.
dhr. drs. Fernand van Westerhoven, directeur.
Bij de faculteit zijn lectoren aangesteld die in kenniscentra met elkaar samenwerken en praktijkgericht
onderzoek uitvoeren, ten behoeve van de ontwikkeling van het onderwijs, de beroepspraktijk en het
kennisdomein. De lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten
goede komen aan de opleidingen bijv. nieuwe vormen van dienstverlening op het gebied van welzijn,
sport en gezondheid. Lectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de HAN in
de richting van een University of Applied Sciences (UAS).
De meeste lectoraten bestaan uit een lector en een kenniskring waaraan ook docenten deelnemen.
Momenteel werkt het instituut met name samen met de volgende kenniscentra / lectoraten Langdurige
zorg, Arbeid en gezondheid, Musculoskeletale revalidatie, Neurorevalidatie, Voeding in relatie tot sport
en gezondheid.
Kenniscentrum HAN SOCIAAL
 Levensloopbegeleiding bij Autisme
Lector: dhr. dr. Jan-Pieter Teunisse
 Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief
Lector: mevr. dr. Martha van Biene
Associate lector: dhr. dr. Erik Jansen
 Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd
Lector: dhr. dr. Huub Pijnenburg
Associate lector: mevr. dr. Marion van Hattum
 Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking
Bijzonder lector: mevr. dr. Petri Embregts
Lector: vacature
Kenniscentrum Duurzame Zorg
 Acute Intensieve Zorg
Lector: mevr. dr. Lilian Vloet
Associate lector: mevr. dr. Lisbeth Verharen
Associate lector: mevr. dr. Sivera Berben
 Innovatie in de Care
Lector: mevr. dr. Marian Adriaansen
Associate lector Top Care: Mevr. dr. Els Verschuur
 Eerste lijns zorg
Lector dhr. dr. Rob van der Sande
 Management in de Zorg en Dienstverlening
89

Lector: dhr. dr. Hub Hamers
Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg
Lector: dhr. dr. Bauke Koekkoek
Kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport
 Arbeid & Gezondheid
Lectoren: mevr. dr. Yvonne Heerkens en mevr. dr. Josephine Engels
 Herkennen en ontwikkelen van Sporttalent
Lector: mevr. dr. Marije Elferink-Gemser
 Musculoskeletale Revalidatie
Lectoren: dhr. dr. Robert van Cingel en dhr. dr. Wim Hullegie
 Neurorevalidatie
Lector: dhr. dr. Bert de Swart
Associate lector mevr. dr. Esther Steultjens
 Voeding in Relatie tot Sport en Gezondheid
Lectoren: mevr. dr. Marian van Bokhorst – de van der Schueren en dhr. dr. Luc van Loon
Interfacultair kenniscentrum Publieke Zaak
 Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties
Lector: dhr. dr. Frans de Vijlder
 Innovatie in de Publieke Sector
Lector: dhr. dr. Eric de Vries
Conform het HAN-statuut Lectoraten van februari 2008 en het Strategisch Onderzoeksbeleid van de
HAN leveren lectoren een bijdrage aan het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen. Zij doen
dat o.a. door te participeren in curriculumcommissies, in examencommissies, door gastcolleges te geven en minoren te verzorgen. Verder brengen zij de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot
stand door een bijdrage te leveren aan de doorlopende leerlijn onderzoek in de curricula, en door studenten en docenten mee te nemen en mee te laten werken in concrete praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Doordat de vragen komen van het werkveld en de resultaten daarvan terugvloeien naar het
onderwijs en curriculum wordt de relatie tussen werkveld-onderwijs-onderzoek versterkt.
Lectoren leveren een bijdrage aan de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden
en aan de ontwikkeling en implementatie van een doorlopende leerlijn onderzoek in het curriculum
van de opleidingen van FGGM.
Docenten worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de kenniskringen van de lectoraten.
De kenniskringen voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen
aan de opleidingen bijv. in de vorm van nieuwe inzichten voor hulp- en dienstverlening in het werkveld.
Ook studenten kunnen aan onderzoeksprojecten in een lectoraat deelnemen bijv. in het kader van de
onderwijseenheden/beroepstaken in de hoofdfase.
Zij kunnen op die manier met behulp van de lectoraten afstudeeropdrachten werven. Studenten kunnen ook in een eerdere fase hun opleiding waarin zij in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden participeren in projecten van een lectoraat.
Bij FGGM zijn vrijwel alle BA-opleidingen, alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau
gehuisvest op de HAN-campus Nijmegen (Kapittelweg 33). De BA-opleidingen van het instituut Sport
en Bewegingsstudies zijn ondergebracht in het Gymnasion (Heyendaalseweg/Nijmegen) en de BAopleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in het pand aan de Prof. Molkenboerstraat te
Nijmegen.
De BA-opleiding Mondzorgkunde is gehuisvest in het gebouw aan de Philip van Leydenlaan (hier
bevindt zich ook de faculteit Tandheelkunde van de RU Nijmegen).
De AD-/BA-opleidingen LGW en MZD zijn evenals HAN VDO ondergebracht in het voormalige
Canisius College aan de Berg en Dalseweg 81 te Nijmegen.
HAN-campus Nijmegen, de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) en het UMC St. Radboud maken
onderdeel uit van ‘Campus Heyendaal’.
90
Examencommisie(leden)
De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en
examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn
voor het verkrijgen van de bachelorgraad en de associate degree graad. De examencommissie wijst
voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan.
De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur.
Zie ook het reglement examencommissies in deel 2 van dit Opleidingsstatuut).
Leden van de examencommissie IPS:
Ine van den Heuvel (voorzitter)
Ria Schipper-Kersbergen (secretaris)
Vincent Romviel tot januari 2015 (ambtelijk secretaris)
Eveline Heitink (opleiding Ergotherapie)
Jaap Brunnekreef (opleiding Fysiotherapie)
Tinka Thede (opleiding Logopedie)
Ingrid Schinkel –Vries (opleiding Mondzorgkunde)
Saskia Kattemölle – van den Berg (opleiding Voeding&Diëtetiek)
Renate Peijs – Schoester (extern lid) Emailadres: [email protected]
Cilia de Jong (extern lid)
Extern toezichthouder
Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe
toezichthouders te benoemen.
De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder:
a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling
b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties)
c. de organisatorische kwaliteit van het examen.
Externe toezichthouders:
De externe toezichthouder(s) voor de opleiding Ergotherapie:
 Mw. Eijkelkamp
 Mw. Pauline Aarts
De externe toezichthouder voor de opleiding Fysiotherapie:
Dhr. J. de Bruijn
De externe toezichthouder(s) voor de opleiding Logopedie:
 Mw. Dr. M. Ruiter
 Mw. I. Benning
De externe toezichthouder(s) voor de opleiding Mondzorgkunde:
Mw. M. Schorfhaar
De externe toezichthouder(s) voor de opleiding Voeding & diëtetiek
 Mw. S. Bennekom
 Mw. J. Huitinck
 Dhr. H. Brandts
De externe toezichthouder voor de Examencommissie IPS is: Renate Peijs – Schoester (extern
lid)Emailadres: [email protected]
Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden)
91
Commissie Toelatingsonderzoek FGGM
ISS: Pieter van Leeuwen, vz.
IPS: Ine van den Heuvel, secretaris
IVS: Amy van Duijnhoven, lid
ISBS: Angèle Welie, lid
Ambtelijk secretaris: Theo Teeuwen
Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau
Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad.
Opleidingscommissie (OC)
Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). Deze heeft geen instemmingsrecht maar
adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijs- en Examenregeling en de
uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. De helft van de
OC bestaat uit docenten, de helft uit studenten.
Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleidingsmanager meer informatie over de OPC's.
Zie ook het reglement opleidingscommissie (deel 2 van dit opleidingsstatuut).
Opleidingscommissie IPS (samenstelling/leden)
 Uta Jaeger (voorzitter): Logopedie (docent)
 Marianne Stuivenberg (secretaris): Ergotherapie (docent)
 Jacqueline de Vos: Voeding & diëtiek (docent)
 José Janssen: Fysiotherapie (docent)
 Marie-Hélène Kurstjens: Mondzorgkunde (docent)
 Lobke de Weerd: Mondzorgkunde (student)
Leden van de opleidingscommissie Ergotherapie
 Dore Kemmeren (docent)
 Vacature (docent)
 Susan Berens (student)
 Marije Gringhuis (student)
 Sascha Hilgen (student)
 Nina Haverkamp (student)
 Dico Drost (student)
 Ilse Hennen (student)
 Welmoed Praamstra (student)
Leden van de opleidingscommissie Fysiotherapie
 José Jansen (docentlid)
 Marjan van Roon (docentlid)
 Judith Kanters (student)
 Ella Groothuis (student)
 Rick Koning (student)
 Eveline Freeriks (student) (voorzitter)
Leden van de opleidingscommissie Logopedie
 Uta Jaeger-Begheijn (docent)
 Puck Goossens (docent)
 Julia van de Ven (student)
 Roos van den Broek (student)
 Sofie Dimdiri (student)
 Veerle Koenen (student)
 Jacintha Oldenbeuving (student)
92



















Rosa van Bemmelen (student)
Tessa Spangenberg (student)
Marjolein Peters (student)
Anneke van der Wolf (student)
Maaike Thissen (student)
Tamar Sharon Hufschmidt (student)
Thessa Bouman (student)
Lea Rietmüller (student)
Jenni Mäder (student)
Daniela Weiss (student)
Coline Holtschuh (student)
Maike Dehmer (student)
Maren van Bebber (student)
Carina Korn (student)
Sophia Dawo (student)
Christina Von St Vith (student)
Kristina Kiehn (student)
Jennifer Plank (student)
Sabine Roos (student)
Leden van de opleidingscommissie Mondzorgkunde:
 Marie-Hélène Kurstjens (docent)
 Henry van Heel (docent)
 Angelique van den Broek (docent)
 Joes van de Wiel (docent)
 Lobke de Weerd (student)
 Eefke Schleepen (student)
 Marx Jan Ritterfeld (student)
 Marie-Louise van Dijk (student)
Leden van de opleidingscommissie Voeding en diëtetiek
 Jaqcueline de Vos: voorzitter (docent)
 Elke van Herwijnen (docent)
 Nienke Hulleman (student)
 Lisa van Iwaarden (student)
 Fleurtje Jochems (student)
 Wendy Groenendaal (student)
 Anne van Knippenberg (student)
 Sharon Reimert (student)
 Danielle Buringa (student)
Faculteitsraad (FR)
Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen
enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten.
Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dat om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de
faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten.
De samenstelling van de faculteitsraad GGM (peildatum: 27-02-2014):
Personeelsgeleding:
Ad den Dekker, docent CMV: [email protected]
Ine van de Heuvel, voorzitter examencommissie Paramedische Studies: [email protected]
Renelle Koppers, docent HAN Sport en Bewegen: [email protected]
93
Peter Quint, docent SPH: [email protected]
Reinhard Schulte, opleider, coach, HAN VDO en HMP: [email protected]
Ellen Zijlmans, docent Verpleegkunde: [email protected]
Studentgeleding:
Henk van den Boogaart: [email protected]
Kimberly Pastoors: [email protected]
Roel Remij: [email protected]
Jitte Rickli: [email protected]
Juul Verstappen: [email protected]
Isabel Widdershoven: [email protected]
De faculteitsraad wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris en een beleidsmedewerker. Zij vormen samen het ambtelijk secretariaat. Zij leveren een bijdrage aan het functioneren van de FR.
Ambtelijk secretariaat:
Sandra Schiks, ambtelijk secretaris FR: [email protected]
Hans Oolbekkink, beleidsmedewerker FR: [email protected]
De voorzitter, vicevoorzitter en secretaris worden aan het begin van het nieuwe studiejaar opnieuw
gekozen. Voor meer én actuele informatie zie: insite/ggm/faculteitsraad.
Medezeggenschapsraad (MR)
Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het
CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht.
De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden
en 8 studenten.
Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid
van de hogeschool.
De samenstelling van de medezeggenschapsraad (peildatum 27-02-2014):
Personeelsgeleding:
Matthijs Timmermans, HAN algemeen, [email protected]
Eduard Vooren, HAN algemeen: [email protected]
Freyer van den Assem, HAN algemeen, [email protected]
Theo de Wit, HAN algemeen: [email protected]
John Holtackers, Service Bedrijf: [email protected]
Hanneke de Natris, Service Bedrijf: [email protected]
Marijke Pape, FEM: [email protected]
Jurgen Elfrink, GGM: [email protected]
Peter Mans, Techniek: [email protected]
Ina Boersma, Educatie: [email protected]
Studentgeleding:
Freyer van den Assem, HAN algemeen: [email protected]
Denise Roodbeen,HAN algemeen: [email protected]
Matthijs Timmermans, HAN algemeen, [email protected],
Chloe Polman, FEM, [email protected]
Maarten ten Hag, GGM, [email protected]
Roel Remij, Techniek, [email protected]
Nikki Buijs, Educatie, [email protected]
Marloes van Dommelen, FEM, [email protected]
Personeelsgeleding:
Secretariaat MR:
Hans Oolbekkink, ambtelijk secretaris
94
Kwaliteitszorg
Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut
Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op
het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een
bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en
studietaken.
Taakteam Kwaliteitszorg
Het Taakteam Kwaliteitszorg van IPS verzamelt data met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs,
geeft adviezen voor verbetering en monitort de resultaten van verbeteracties. Het Taakteam Kwaliteitszorg bestaat uit de volgende leden:
 Esther van Son – Ergotherapie
 José Janssen – Fysiotherapie
 Uta Jaeger-Begheijn – Logopedie
 Marianne Roes – Mondzorgkunde
 Vivianne Ceelen – Voeding & diëtiek
 Marjan Kindt – IPS algemeen
 Piet Leermakers – IPS algemeen, minoren
Beroepenveldcommissie(s)
Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van
deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens dire
maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de beroepenveldcommissie.
De Beroepenveldcommissie van de opleiding Ergotherapie bestaat uit de volgende leden:
 Mw. M. Timmermans
 Mw. P. Veen
 Dhr. A. Hilhorst
 Mw. L. Brakx
 Mw. L. Draaisma
 Mw. E. Cup
 Dhr. J. Troost
 Mw. C. Ter Maat
 Mw. F. Thielen
 Mw. M. Schmidt
 Dhr. J. Leenders
 Mw. M. van Kuyk
 Mw. I. Stijnen
 Dhr. M. Pistorius
De Beroepenveldcommissie van de opleiding Fysiotherapie bestaat uit de volgende leden:
 Dhr. V. Maassen
 Mw E. Oude Voshaar
 Dhr. J. Peeters
 Mw. Y. Dielessen
 Mw R. Nijhuis
 Dhr. L. Thissen
 Dhr. F. van Herwaarden
 Mw. I. van Oosten
 Dhr. J. Megend
 Dhr. F. Hofmans
 Dhr. H. Berndt
 Mw. T. Komen
De Beroepenveldcommissie van de opleiding Logopedie bestaat uit de volgende leden:
 Mw I. Evers
95








Dr. B. de Swart (voorzitter)
Mw. C. van Donzel
Mw. S. Nooijens
Mw. L. Remijn
Mw. J. Coopmans
Prof. Dr. A. Rietveld
Mw. E. Jans
Mw. J. Roosen
De beroepenveldcommissie Mondzorgkunde bestaat uit de volgende leden:
 Mw. M. Wilterdink (voorzitter)
 Mw. S. Rovers
 Mw. J. de Veer
 Drs. R. Goldsweer
 Drs. P. Visser
 Dhr. M. Timmermans .
De beroepenveldcommissie Voeding & diëtetiek bestaat uit de volgende leden:
Phil Geerlings
M. van der Looij
Marjo Peters (vz)
José Veen
Gerdine Fransen
Elise Kuipers
Elly Kaldenberg
Saskia Meyboom
Wineke Remijnse
Louise Crama
Jan van Loon
Vivianne Ceelen
Femke Spikmans
Karen Lips
Tanja Komen
Annemarie Nijhof
Suzan de Bruijn
96
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau
Een overzicht van de belangrijkste studentenvoorzieningen van de HAN staat in het algemeen deel
van het Studentenstatuut. Zie ook de HAN website: www.han.nl
De HAN werkt nauw samen met de Radboud Universiteit Nijmegen (RU). HAN-studenten kunnen gebruik maken van een aantal RU-studentenvoorzieningen. Voor nadere informatie over deze voorzieningen: surf naar www.ru.nl
In dit hoofdstuk staan de voorzieningen centraal die relevant zijn voor de faculteit GGM.
Voorzieningen op locatie Kapittelweg
Openingstijden gebouw
Van maandag tot en met donderdag is het gebouw aan de Kapittelweg open van 07.30-22.00 uur en
op vrijdag van 07.30 tot 18.30 uur.
De dependance aan de Molkenboerstraat is van maandag tot en met vrijdag geopend van 07.0020.00 uur en op vrijdag van 07.00 uur tot 18.30 uur.
Tijdens de schoolvakanties zijn er voor alle gebouwen afwijkende openingstijden.
Interne communicatie
Interne communicatie is de olie in de machine. Maar wat is er nu precies beschikbaar aan middelen?
Op insite kun je raadplegen welk communicatiemiddel waarvoor gebruikt wordt en het helpt je om een
kanaal te kiezen waarmee je (mede)studenten of docenten kunt informeren.
Ga naar www.han.nl/insite - kies je opleiding – over ons – interne communicatie.
Het Vraagpunt
Dit bevindt zich op de begane grond op B0.16.
Hier kunnen studenten en medewerkers terecht voor:
- adreswijzigingen
- bewijs van betaling of inschrijving
- uitgifte propedeuse
- vragen met betrekking tot collegegeld en collegekaart
- reserveren van onderwijslokalen
- aanvragen/doorgeven van roostermutaties
- informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten, inschrijven voor tentamens etc.
Tijdens openingstijden zijn de medewerkers van 't Vraagpunt als volgt te bereiken via:
- intern nummer 31650
- [email protected]
Openingstijden: ma t/m vr: 8.30-13.00 uur. Op drukke momenten in het jaar (b.v. start studiejaar) tot
16.30uur..
Receptie
Deze bevindt zich aan één balie in de centrale hal (A0.07). Hier worden bezoekers te woord gestaan
en de telefooncentrale beheerd.
Medewerkers en studenten kunnen bij het CSP/de receptie terecht voor:
- het reserveren van vergader- en studieruimten, audiovisuele apparatuur en cateringvoorzieningen
(uitsluitend van 8.30-17.00 uur)
- Let op: reserveringen van onderwijslokalen vinden plaats bij ’t Vraagpunt.
- aanvraag tijdelijke parkeerkaarten
- gevonden en verloren voorwerpen
- melden van technische storingen
- melden van gevaarlijke situaties in of rondom het gebouw (bijv. gladheid)
- ziek- en betermeldingen (medewerkers)
Tijdens openingstijden is de receptie intern te bereiken via het nummer 024-3531111 en via [email protected].
Openingstijden: ma t/m do: 08.00-22.00 uur en vrijdag: 08.00-18.00 uur.
Balie van Bedrijfshulpverlening (BHV)
In geval van calamiteiten is het Centraal Service Punt het eerste aanspreekpunt.
97
Op alle verdiepingen hangen calamiteitentelefoons, die een directe verbinding hebben met het Centraal Service Punt. Het CSP zorgt voor de contacten met de medewerkers BHV (bedrijfshulpverlening).
Bij de conciërges is een EHBO-kist aanwezig. Een EHBO-kamer (C0.67) bevindt zich op de begane
grond bij de postkamer.
Servicedesk
De ServiceDesk is op de Campus in Nijmegen hét aanspreekpunt voor alle facilitaire en ICT-vragen,
meldingen, reserveringen en klachten. De ServiceDesk is telefonisch en per mail bereikbaar van
maandag tot en met donderdag van 8.00-19.00 uur en op vrijdag van 08.00 tot 17.30 uur.
Balie: Kapittelweg 33, B-vleugel, ruimte B0.05.
Openingstijden: de balie is geopend op werkdagen van 8.30-16.30 uur
Telefoon: (024) 353 16 66.
Tijdens schoolvakanties gelden afwijkende openingstijden.
Studentenondersteuning
Campusdecaan
Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN.
Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je:





Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden;
Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunnen studeren en verwijzing nodig is;
Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken
of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden;
Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie;
Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen de volgende website:
www.han.nl/insite/campusdecanaat
Vertrouwenspersonen
De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij
ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je
dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld.
Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen de volgende website:
www.han.nl/insite/vertrouwenspersoon
Ombudsman
Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een
onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet
bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof .
E: [email protected]/[email protected]
T: 024-3530528/06-23228974
B: Bisschop Hamerhuis, kamer 006, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen
98
Studentenpsycholoog HAN
Nogal wat studenten denken dat ze zeer ernstige (persoonlijke) problemen moeten hebben voordat ze
een beroep kunnen doen op (psychologische) hulp. Dat is een misverstand. Vaak wachten studenten
juist te lang met hulp vragen en zitten dan onnodig in de zorgen en verspelen kostbare studietijd.
Soorten hulpvragen
- Persoonlijke vragen die direct verband (lijken te) houden met de studie, zoals concentratieproblemen, spanningen, tentamenvrees of studiestress.
- Problemen en zorgen, die de studie (dreigen te) belemmeren, bijvoorbeeld neerslachtigheid, futloosheid, onzekerheid, identiteitsproblemen, minderwaardigheidsgevoelens of problemen met ouders of vriend/vriendin.
- Verdriet om verlies van een ouder, zus of broer, een ander familielid of vriend.
HAN-studenten kunnen bij de studentenpsycholoog terecht voor kortdurende hulp. Zij kunnen naar
hem/haar worden verwezen via de campusdecaan. De studentenpsycholoog houdt een intakegesprek, waarin de student zijn probleem aan de orde stelt. Deze intake kan gevolgd worden door een
beperkt aantal individuele gesprekken (max. 5) of deelname aan een themagroep, een training of een
verwijzing naar gespecialiseerde therapeuten / instellingen.
De aangeboden trainingen zijn:

Assertiviteit

Omgaan met studiestress en faalangst

Mindfulness

Zelfvertrouwen

Omgaan met rouw en verdriet.
Studiewisselpunt
Veranderen van studie? Twijfel jij over je studiekeuze? Stop je met je studie en je weet niet wat je
moet kiezen? Heb je een vraag over studiekeuze?
In de centrale hal (D0.42) vind je het Studiewisselpunt, hier kun je terecht voor:
- Tips om actief aan de slag te gaan met jouw nieuwe studiekeuze.
- Informatie over opleidingen aan de HAN.
- Persoonlijk gesprek en beroepskeuzetest.
T 024-3530856
E [email protected]
Op werkdagen krijg je binnen 24 uur een reactie.
Openingstijden: ma, di, do: 11.00 - 12.00 uur
Profileringsfonds
Afstudeersteun is de financiële ondersteuning die de HAN - onder bepaalde voorwaarden - aan een
student verleent wanneer deze door overmacht studievertraging oploopt in de beursperiode.
De formulieren voor het aanvragen van afstudeersteun zijn verkrijgbaar bij de campusdecaan.
Nadere informatie staat op Insite HAN bij Service Centrum Onderwijs (onderdeel van het Service Bedrijf).
Netwerk Diversiteit FGGM
Het Netwerk Diversiteit FGGM stimuleert beleidsontwikkeling en -uitvoering waarbij, zowel vanuit het
student- als vanuit het medewerkerperspectief, optimaal rekening gehouden wordt met het feit dat individuen van elkaar verschillen, niet alleen allochtoon en autochtoon, maar ook man en vrouw, jong en
oud, wel en niet gehandicapt, seksuele geaardheid, religie, burgerschap, burgerlijke staat, enzovoort.
Het Netwerk streeft naar een klimaat waarbinnen er voor studenten en medewerkers continue aandacht is voor de eigen positie en de daarmee samenhangende individuele (on)mogelijkheden. Daarnaast dient uiteraard ook aandacht te zijn voor de collectieve onderwijs- en organisatiedoelstellingen.
Het Netwerk ziet het als een uitdaging om die beide belangen (individu – organisatie) tot zijn recht te
laten komen.
[email protected]
99
T 024 - 3531026
Nevzat Cingöz, voorzitter Netwerk
Studenteninformatievoorziening
HAN Voorlichtingscentrum
Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je
alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens:
HAN VoorlichtingsCentrum (HVC)
Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur
T (024) 353 05 00
F (024) 344 97 94
E [email protected]
Studiecentra
De HAN beschikt over 5 studiecentra, 2 in Arnhem en 3 in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in
papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie.
De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften,
naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale
informatiebronnen en streaming video.
Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt:
Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem
Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem
Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen
Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen
Studiecentrum Pabo Nijmegen; Groenewoudseweg 1, Nijmegen
Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de
website van de studiecentra: www.han.nl/studiecentra
International Office
HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated
by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN
International Office is your main point of contact when you need information.
International activities
Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with
partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern
Europe.
The International Office staff will be ready to provide information and help with everything from
arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the
International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements
you may have regarding your stay at HAN.
For more information and contact details, check the follow website:
www.han.nl/insite/internationaloffice_english
Verplichte voorbereidingsmodule buitenland
100
Vanaf 1 januari 2013 is het voor iedere student van de faculteit GGM die in het kader van zijn/haar
studie naar het buitenland gaat verplicht om een voorbereidingsmodule te volgen.
Een student heeft een aantal mogelijkheden:
-
een voorbereiding als onderdeel van de minor internationalisering,
een voorbereiding als onderdeel van de minor Sustainable Development Cooperation
De ISS voorbereidingsmodule (alleen voor ISS studenten)
De facultaire voorbereidingsmodule voor alle overige FGGM studenten
De faculteitsbrede voorbereidingsmodule bestaat uit 4 verplichte bijeenkomsten, vaak aangevuld met
een instituuts- of opleidingsspecifiek deel.
Je meldt je voor de facultaire voorbereidingsmodule aan door een email te sturen naar [email protected]
Ben je student van het Institutuut Social Studies neem dan contact op met de contactpersoon Vrije Minor Buitenland voor studie of voor stage met het Praktijkbureau.
Voor meer informatie over de inhoud van het voorbereidingsprogramma en de data van de bijeenkomsten, kun je terecht op de website van het international office.
Het Hogeschoolblad Sensor
Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sensor vind je alles
over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er
spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je
alles nalezen en reageren op de artikelen: www.snsr.nl.
Overige voorzieningen
Kantine en Studentencafé
De kantine is van maandag tot en met donderdag van 08.30-20.00 uur geopend. Op vrijdag is de kantine tot 16.30 uur geopend. Tussen 16.30 en 18.30 uur kun je in de kantine terecht voor een warme
maaltijd. Tijdens schoolvakanties is de kantine beperkt geopend: van 11.00-13.30 uur.
Studentencafé 'In the mood' is op maandag, woensdag en vrijdag van 10.00-17.00 uur geopend. Op
dinsdag en donderdag is het café tot 20.00 uur geopend. Op tentamen- en lesvrije dagen sluit het café
om 17.00 uur. Op zaterdag en zondag is het café gesloten.
De keuken van het café is geopend van 10.00-14.30 uur.
Studystore
Studystore is gehuisvest op de benedenverdieping (D0.41) - rechts naast het CSP - naast de vernieuwde campuswinkel en heeft voor elke opleiding van HAN-Campus Nijmegen studieboeken op
voorraad. Daarnaast worden er, weliswaar beperkt, literaire boeken en dagbladen verkocht. Voor informatie of voor het bestellen van boeken kun je terecht op www.studystore.nl.
Openingstijden: ma t/m do: 09.00-16.00 uur; vr: 09.00-15.00. T 2030314.
Copyshop
De copyshop bevindt zich op de begane grond van de D-vleugel (D0.39).
Studenten kunnen bij de copyshop terecht voor:
- het kopiëren van sheets
- het inbinden en/of lamineren van verslagen e.d.
- het maken van kleurkopieën
Tijdens openingstijden is de copyshop intern te bereiken via toestel 31892.
Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30-17.00 uur.
N.B.: Op elke verdieping staan kopieerapparaten (copiers/printers) waar studenten en medewerkers
met hun college- en studentenkaart zelf kunnen kopiëren. Het is niet meer mogelijk om sheets te kopiëren op copiers/printers, dit kan wel bij copyshop.
101
ICT-Helpdesk
De ICT Helpdesk heeft twee balies:
- ICT Helpdesk Studenten en Notebook Service Centrum (B0.05)
- ICT Helpdesk Medewerkers (C1.54)
ICT Helpdesk Studenten en Notebook Service Centrum (B0.05)
Studenten kunnen met hun vragen en problemen op het gebied van computergebruik terecht bij de
Helpdesk op de begane grond, tegenover ‘t Vraagpunt. Hier is tevens het Notebook Service Centrum
gevestigd voor studenten die via de HAN een notebook hebben aangeschaft. Studenten die elders
een notebook hebben aangeschaft krijgen beperkt ondersteuning van het Notebook Service Centrum.
De ICT Helpdesk Studenten is ook het aanspreekpunt voor problemen in de computerlokalen B0.03,
B0.07, B0.08, B0.09, de Studiecellen S1 t/m 12 en in het Studiecentrum. Hierdoor kan het voorkomen
dat de Helpdesk tijdelijk gesloten is. Voor dringende zaken kan in dat geval gebruik worden gemaakt
van de HOTLINE telefoon naast de deur.
Tijdens openingstijden is de ICT Helpdesk voor studenten intern te bereiken via toestel 31677 en via
[email protected]
Voor openingstijden: zie insite ICT
AV-balie (audiovisuele middelen)
De AV-balie bevindt zich in de kelderverdieping van de A-vleugel (A-1.06).
Hier vindt de uitgifte plaats van audiovisuele middelen die via de Servicedesk zijn gereserveerd. Studenten moeten hun collegekaart als borg inleveren.
Tijdens openingstijden is de AV-balie intern te bereiken via toestel 31568. Als je buiten de reguliere
openingstijden audiovisuele middelen wilt ophalen of terugbrengen, dan kan dat op afspraak.
Openingstijden: ma t/m vr 08.30-18.00 uur.
Behandelcentrum IPS
Heb je gezondheidsklachten of vragen aan de ergotherapeut, fysiotherapeut, logopedist of voedingsdeskundige/diëtist? Loop dan gerust bij het Behandelcentrum IPS binnen voor professionele behandelingen volgens de meest actuele inzichten. Een verwijzing van de arts voor de diëtist, ergotherapeut
en logopedist is noodzakelijk. De fysiotherapeut is direct toegankelijk. Meer informatie is te vinden op:
www.han.nl/insite/behandelcentrumips.
Sportfaciliteiten
Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden
van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de
accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit
Nijmegen.
Zie voor meer informatie de volgende website:
http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en
www.han.nl/insite/studentenverenigingen
HAN Employment
HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt
tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de
mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen
onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni.
Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren,
netwerken en arbeidsmarktoriëntatie.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website:
www.han.nl/hanemployment
HAN centrum voor ondernemerschap (CVO)
102
Het centrum voor ondernemerschap is hét expertisecentrum van de HAN voor het bevorderen van
ondernemendheid en ondernemerschap bij studenten, docenten, werknemers en (potentiële)
ondernemers. Je kunt bij het centrum voor ondernemerschap terecht voor onderwijs,
docententrainingen, onderzoek, starterbegeleiding, conceptontwikkeling en het certificaat
ondernemerschap.
Zie voor meer informatie over het centrum voor ondernemerschap de volgende website:
www.han.nl/cvo
Arbobeleid voor studenten
Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en
gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten:
www.han.nl/insite/Service Bedrijf/Human Resources/Arbo/Studenten
HAN-talencentrum
Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid.
We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en
Spaans. HAN-studenten ontvangen 50% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast
kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook
een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige
en anderstalige studenten.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website:
www.han.nl/talencentrum
Taalondersteuning Nederlands
Om een hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse
taal een voorwaarde. Ten behoeve van studenten voor wie taalvaardigheid een belemmerende factor
is in de studievoortgang of voor studenten die vanuit andere motieven hun taalvaardigheden willen
vergroten, zijn er diverse vormen van taalondersteuning beschikbaar. FGGM-studenten (bacheloropleidingen) kunnen voor deze ondersteuning terecht bij het HAN-Talencentrum (HTC). HTC biedt
(voor studenten) 10 cursussen aan gericht op de Nederlandse taalondersteuning.
Per cursus is uitgebreide informatie beschikbaar op de website van het HTC over: doelgroep, inhoud,
lesmateriaal, startdatum, cursusduur, locatie en kosten. Zie www.han.nl/talencentrum.
Kosten en mogelijke kostenvergoeding
Kosten voor cursussen van het HTC zijn in principe voor rekening van de student zelf.
Voor enkele cursussen kan de opleiding de kosten vergoeden. Daarvoor moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
- De student ondervindt ernstige taalproblemen die de vereiste competentieontwikkeling belemmeren.
- De studieloopbaanbegeleider van de student geeft aan welke cursus voor een student nodig is.
- Na voordracht door de studieloopbaanbegeleider geeft de senior slb-er (ofwel coördinator SLB ofwel studieadviseur) toestemming en verwijst de student door naar het talencentrum.
Criteria voor doorverwijzing zijn:
- de student wordt ernstig gehinderd in de vereiste competentieontwikkeling door het taalprobleem;
- de opleiding kan de student onvoldoende (op maat) steun bieden in het reguliere opleidingstraject;
- de student maakt aantoonbaar gebruik van alle bestaande mogelijkheden (in het reguliere opleidingstraject) om het taalprobleem te verhelpen, toont zich daarin zeer gemotiveerd en zet zich ten
volle in;
- de student realiseert voldoende studievoortgang;
- in geval van dyslexie is een goedgekeurde dyslexieverklaring nodig.
103
De vergoeding van de kosten vindt plaats nadat is aangetoond dat:
- de student daadwerkelijk aan de cursus heeft deelgenomen (minimaal 80% aanwezigheid);
- de student de toets met succes heeft behaald.
Het talencentrum rapporteert hierover aan de opleiding.
Taalcursussen die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding:
Type cursus
Schrijfvaardigheid 1
Schrijfvaardigheid 2
Schrijven met dyslexie
Werkwoordspelling
Schrijfvaardigheid 1
(NT2)
Schrijfvaardigheid 2
(NT2)
Spreekvaardigheid
(NT2)
Schrijfvaardigheid voor
Duitstaligen
Spreekvaardigheid voor
Duitstaligen
Schrijfvaardigheid voor
Antilliaanse en Arubaanse studenten
Voor wie?
Propedeusestudenten met Nederlands als moedertaal
Propedeusestudenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren
Studenten in de hoofd- en eindfase met Nederlands als moedertaal
Studenten in de hoofd- en eindfase die Nederlands als moedertaal ervaren
Studenten met (vormen van) dyslexie
Studenten met Nederlands als moedertaal
Studenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren
Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben gehaald
Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben gehaald
Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben gehaald
Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen
Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen
Antilliaanse en Arubaanse HAN-studenten.
Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte 20
Voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte is studeren soms lastig. Vaak moeten
er op de instelling speciale faciliteiten zijn. Zulke functiebeperkingen zijn bijvoorbeeld doofheid of
blindheid, maar ook rolstoelgebruik, epilepsie, dyslexie, diabetes of psychische problemen. De HAN
houdt hier waar redelijk en haalbaar rekening mee door middel van verschillende voorzieningen. De
examencommissie van de betreffende opleiding beslist over toekenning daarvan.
Mogelijke voorzieningen
- Aanpassingen toegankelijkheid gebouwen
- Studiehulpmiddelen
- Tentamenfaciliteiten
- Mogelijke alternatieven in het studieprogramma
- Roosteraanpassingen
- Beperkte aanwezigheidsplicht
- Financiële voorzieningen bij studievertraging
Uitzondering: persoonlijke verzorging
Studenten met een functiebeperking die hulp nodig hebben bij persoonlijke (dagelijkse) verzorging
moeten zelf zorgdragen voor deze ondersteuning.
Regelen van de nodige voorzieningen vanwege een functiebeperking
Als je een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je wilt gebruik maken van speciale voorzieningen dan kun je het beste contact opnemen met het campusdecanaat voor een intakegesprek. Bij
voorkeur vindt zo´n gesprek plaats vóórdat de student begint met de opleiding; voor zover mogelijk is
de senior studieloopbaanbegeleider van de opleiding hierbij aanwezig. In het gesprek wordt besproken welke begeleiding en welke voorzieningen gewenst zijn. Ook komen de mogelijke belemmeringen
bij de studie en de toekomstige beroepsmogelijkheden aan bod. De campusdecaan geeft informatie
over de faciliteiten die HAN-breed zijn vastgesteld.
20
Zie ook: Insite HAN -> Service Bedrijf -> Service Centrum Onderwijs (SCO) -> producten en diensten -> campusdecanaat ->
bijzondere voorzieningen voor studenten.
104
Na het intakegesprek neemt de campusdecaan de wensen t.a.v. begeleiding, regelingen en voorzieningen in een verslag op en stuurt dit naar de senior studieloopbaanbegeleider van de betreffende opleiding. Na overleg (indien nodig) met examencommissie en faculteitsdirectie kunnen de definitieve
afspraken in een Formulier: Functiebeperking onderwijsovereenkomst worden vastgelegd.
Je kunt je aanmelden voor een intakegesprek via www.han.nl/meldjefunctiebeperking.
Vermeld je naam, de opleiding, studentnummer en je functiebeperking.
Rechten bij de HAN als er sprake is van dyslexie
Als je een officiële dyslexieverklaring hebt, kun je een beroep doen op speciale voorzieningen, zoals
extra tijd bij tentamens, teksten met een groter lettertype en aangepaste toetsvormen.
Mogelijke voorzieningen
Bij alle HAN-opleidingen kom je in aanmerking voor:
- verlenging van tijd bij tentamens (25% van de tentamentijd);
- tentamens met een groter lettertype.
In sommige gevallen heb je misschien verdergaande vormen van ondersteuning nodig. Je hebt daar
alleen dan recht op voor zover de aanpassingen geen onevenredige belasting vormen voor de opleiding en niet de inhoudelijke eisen van de opleiding aantasten. De examencommissie (of de directeur
van het betrokken instituut of opleiding) beslist of dergelijke voorzieningen daadwerkelijk geboden
kunnen worden.
Voorbeelden
- afleggen van een tentamen met open vragen op een computer met spellingcorrector;
- afleggen tentamen in apart lokaal;
- alternatieve toetsvormen: mondeling tentamen, take-home tentamen, tentamen met vragen op
band;
- aanpassen vraagvorm toets: multiplechoicevragen vervangen door open vragen;
- aangepaste tentamenopmaak;
- accepteren spelfouten en/of grammaticale fouten als deze geen essentieel onderdeel zijn van
de leerdoelen van het betreffende curriculumonderdeel;
- aangepaste normering voor spelfouten en/of grammaticale fouten;
- extra tijd bij het inleveren van opdrachten;
Als je gewend bent bepaalde hulpmiddelen te gebruiken ter ondersteuning bij dyslexie (bijv. readingpen, daisy-speler, Kurzweil) kun je bespreken of dat ook mogelijk is binnen je opleiding. In principe
ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de aanschaf van dergelijke hulpmiddelen.
Wat je kunt doen als je denkt dat je dyslexie hebt
Diagnose dyslexie en dyslexieverklaring
Als het vermoeden bestaat dat er sprake is van dyslexie, kun je je laten testen. Als het onderzoek uitwijst dat je dyslectisch is, krijg je een officiële dyslexieverklaring. Je hebt dan recht op extra voorzieningen, zoals extra tentamentijd. Als je studievertraging oploopt, kom je tevens in aanmerking voor
een extra jaar prestatiebeurs. Vrijwel elke orthopedagoog is in staat een onderzoek naar dyslexie af te
nemen. De kosten hiervoor bedragen dan al gauw € 700 tot € 1000. Soms vergoedt het ANGO-fonds
een deel van deze kosten. Meer informatie hierover is verkrijgbaar bij de campusdecaan.
Onderzoek naar dyslexie (studentvriendelijke prijzen)
OPM Nijmegen, een maatschap van orthopedagogen en GZ-psychologen, neemt bij studenten een
dyslexieonderzoek af en geeft bij constatering van dyslexie een officiële dyslexieverklaring af. Kosten
liggen tussen € 400 en € 450.
Contactgegevens
Adres: Toernooiveld 5, Nijmegen
Tel: 024 - 3611066. Studenten kunnen het beste bellen voor een afspraak op donderdagavond tussen
19.00 uur en 21.00 uur en vragen naar Monique Braat of Mieke Willemsen
Internet: www.opmnijmegen.nl
Begeleiding/cursussen voor studenten met dyslexie
105
Rini Leunissen, lees- en taaldidactica / orthodidactica, Postdwarsweg 16 in Nijmegen. Tel: 0243227154.
Hulpmiddelen dyslexie (Kurzweil)
Sinds december 2009 is het softwareprogramma Kurzweil beschikbaar in alle studiecentra van de
HAN. Kurzweil is een softwareprogramma dat bestemd is voor dyslectische studenten. Het leest alle
soorten teksten voor en kan ook gebruikt worden als je zelf teksten schrijven. Het programma spreekt
tijdens het typen de letters, woorden of hele zinnen uit. Zo hoor je zowel de spelling als de zinsconstructie.
Dyslectische studenten kunnen Kurzweil uitproberen in de studiecentra. Voor thuisgebruik dien je het
programma zelf aan te schaffen.
Een handleiding voor Kurzweil is te vinden op elearn.han.nl.
ANGO-fonds en dyslexie
Het ANGO-fonds is een particulier fonds voor studenten met een functiebeperking / chronische ziekte.
ANGO staat voor "Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie". De ANGO is de grootste algemene belangenorganisatie van, voor en door mensen met een functiebeperking en chronisch zieken
in Nederland. De organisatie beoogt ondersteuning te geven door persoonlijk advies en praktische
hulp.
Financiële hulpverlening
Iedere Nederlandse ingezetene kan een beroep doen op een financiële bijdrage vanuit het ANGOfonds wanneer hij of zij een lichamelijke beperking of een lichamelijke chronische aandoening heeft of
een verstandelijke / psychische beperking heeft. In dit laatste geval is de leeftijdsgrens 27 jaar. Er is
een aantal uitzonderingen: zie www.ango.nl.
Voorzieningen
De ANGO werkt aanvullend op wettelijke regelingen.
De meeste voorzieningen waarvoor een aanvraag kan worden gedaan liggen op het persoonlijk vlak
(inrichtingskosten, duurzame gebruiksgoederen, kleding en schoenen, rijlessen).
Op studiegebied kan een (beperkte) financiële ondersteuning gevraagd worden voor een computer,
voor studiekosten en voor de vergoeding van een dyslexieonderzoek.
Vergoeding dyslexieonderzoek
De kosten van het dyslexieonderzoek worden vergoed tot een maximum van 400 euro. Aanvraag voor
financiële ondersteuning moet voorafgaan aan het feitelijke dyslexieonderzoek. Na de toezeggingsbrief van het ANGO kan een afspraak gemaakt worden voor het onderzoek. Eerder uitgevoerd dyslexieonderzoek komt niet voor vergoeding in aanmerking.
Aanvraagformulieren ANGO-fonds zijn te verkrijgen bij het campusdecanaat.
106
Bijlagen
Bijlage 1 Plattegrond gebouw aan de Kapittelweg
(N.B.: Overige plattegronden worden door de opleiding(en) zelf geleverd/geplaatst.)
107
Bijlage 2 Begrippenlijst studentenstatuut
(belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde)21
In het studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder:
A
Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een
bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens
en integrale toetsen.
Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER.
Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk
verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid.
Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een
bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van associate degree.
B
Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit
een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift.
Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, waaraan de prestatie / het handelen / de
uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld.
Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren
over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de
aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van
het eindniveau van de opleiding.
Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen
van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam.
Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak.
Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een
beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd.
Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij het orgaan (directie of examencommissie) dat het besluit heeft genomen.
Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau
Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het college van beroep voor de examens).
Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN.
C
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs.
Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld.
Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een
opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is.
College van Beroep voor de examens: het college van beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit college behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar.
Het reglement van het college van beroep voor de examens is opgenomen in het studentenstatuut HAN
College van bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN.
Commissie profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is
voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de
21
In deze begrippenlijst zijn naast algemeen geldende begrippen uit het opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit
- de onderwijs – en examenregeling (OER),
- het reglement examencommissie,
- het reglement opleidingscommissie (OC),
- het studentenstatuut.
108
wet.
Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te
bereiken.
Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enz.) degene die
namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs.
Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum.
Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid.
D
Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om
in eigen naam besluiten te nemen.
Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven.
Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van
het reglement examencommissies.
Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding.
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen (OCW) bestaande waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht.
Directie service bedrijf HAN: directeur van het service bedrijf HAN.
Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht.
Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform
domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen.
Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het
volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening
in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van
onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel.
E
Eindkwalificaties/eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond.
Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan.
Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW.
Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor een opleiding
of groep van opleidingen.
Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW.
Extern toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel
te vormen over de kwaliteit van het examen.
Externe examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12
WHW afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de
groep van opleidingen behoort.
Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend.
F
Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij).
Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit.
Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN).
Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokken wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over
iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt.
109
G
Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW.
Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die
behoren tot een instituut.
H
HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN.
HAN-SIS: het StudentInformatieSysteem van de HAN. Zie aldaar.
Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en
willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een
honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten alsdan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten
van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor.
Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen.
I
IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO).
Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd
en duaal.
Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat.
Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN.
Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten.
Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het
praktische handelen.
Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel.
J
Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het college van bestuur om in bijzonder gevallen na advies
van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat
een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen
dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding
hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
L
Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz.
Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding.
Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen.
M
Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen.
Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse.
Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde
geldt een getuigschrift van een verwante HBO-bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift.
Minor: verplichte onderwijseenheid van de bacheloropleiding van minimaal dertig studiepunten gericht
110
op verbreding of verdieping van de studie in de postpropedeutische fase. De student kan kiezen
uit het HAN-brede, gecertificeerd aanbod van minoren of uit vrije minoren.
Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de
student wordt afgenomen.
N
Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding.
Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële
noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden.
Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse
organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit
dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd
onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan
studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te
verkleinen.
NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen
van een keurmerk.
O
Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het
studentenstatuut.
Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs zoals opgenomen in de digitale HAN-onderwijscatalogus.
Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een
periode van 10 weken.
Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een
of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen.
Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding
die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat,
in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over
de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding.
Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de
opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten
van studenten beogen vast te leggen.
P
Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische
fase.
Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs
voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de
functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende
planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling.
Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale
toets.
Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet.
Propedeutische fase: eerste fase van de bacheloropleiding of associate-degreeprogramma met een
studielast van 60 studiepunten.
R
Raad van toezicht: de raad van toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
111
Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd.
S
SBU: studiebelastingsuren
Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de
examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt.
Service bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleids- en
beheersprocessen binnen de HAN.
Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties.
Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van
het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt;
ook genoemd beroepsbekwaam.
Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van
onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding.
Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat
uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt
deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het opleidingsspecifieke deel. Zie voor
het tweede deel bij opleidingsstatuut.
Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zin studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Het omvat voorts de onderwijscatalogus en de toetscatalogus.
Studentzaken: service unit van het service bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, zoals invoering van cijfers, lokaalreservering en roosters.
Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de service unit studentzaken van het service
bedrijf HAN die de backoffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt.
Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of
buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase.
Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28
studiebelastingsuren.
Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende
jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als
studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende
jaar.
Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of
meer studenten.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een
resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de
student.
Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU).
Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie.
T
Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de
vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten
van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan
bestaan uit meerdere deeltentamens.
Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd
worden voor bepaalde activiteiten.
Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs
en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21
jaar of ouder te zijn.
112
V
Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd
dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt
door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen.
Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens.
Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het college van beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet
voldoende gewaarborgd zou zijn.
Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd
dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt
door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma.
Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is
voor studenten met een VWO diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naar het
oordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste gelijkwaardig is
Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week
en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd.
Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student
de benodigde competenties te laten verwerven.
Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling..
Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het
(de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de
competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst.
Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de examencommissie.
W
Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut).
Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie.
Wet: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten
en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
113
Bijlage 3 Relevante namen en adressen
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)
Ruitenberglaan 31, Arnhem
Postbus 5375, 6802 EJ Arnhem
College van Bestuur:
Dhr. dr. C. P. Boele, voorzitter
Dhr. F. Stöteler, lid
Vacature, lid
(026) 3691500
fax (026) 3691514
Faculteitsdirectie & staf Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM)
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Faculteitsdirecteur:
Dhr. F.H.J. Stöteler
Faculteitsbureau/Staf faculteitsdirectie:
- secretaris faculteitsdirectie dhr. B. Maertens MSc
- secretariaat: mevr. J. Veltman en mevr. S. Freriks
Instituut Paramedische Studies (IPS)
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Instituutsdirectie:
Dhr. drs. M. Pistorius, instituutsdirecteur
Mevr. drs. T. Komen, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3531111
fax (024) 3531353
(024) 3531111
fax (024) 3531353
Instituut Sociale Studies (ISS)
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Instituutsdirectie:
Mevr. drs. K. van Kammen, voorzitter
Mevr. drs. J. Schaap, lid
(024) 3531111
fax (024) 3531353
Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS)
Prof. Molkenboerstraat 3, 6524 RN Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Instituutsdirecteur:
Dhr. J. Hermans MSc, instituutsdirecteur
Dhr. E. Versluijs, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3511400
Instituut Verpleegkundige Studies (IVS)
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Instituutsdirectie:
Mevr. drs. C. van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur
Mevr. drs. M. Beckers MSM, adjunct-instituutsdirecteur
HAN VDO
Berg en Dalseweg 81, Nijmegen
Postbus 9029, 6500 JK Nijmegen
Directeur:
Dhr. drs. F. van Westerhoven
(024) 3531111
fax (024) 3531353
(024) 3530600
fax (024) 3559866
Studenten Inschrijf Administratie HAN (SIA)
Antwoordnummer 2023
[email protected]
6800 WR Arnhem
(026) 3691045
fax (026) 3691750
Service unit Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV)/t.b.v. FGGM
114
Gymnasion
Heyendaalseweg 141, Nijmegen
Postbus 30011, 6503 HN Nijmegen
Teamleider: mevr. drs. V. Koper
(024) 3530469
HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) (onderdeel van MCV)
[email protected] / www.han.nl
Gymnasion
Heyendaalseweg 141, Nijmegen
Postbus 30011, 6503 HN Nijmegen
Coördinator: mevr. J. Steenwinkel
(024) 3530500
International Office Nijmegen (Onderdeel van Service Centrum Onderwijs/SCO)
Kapittelweg 33, Nijmegen
(024) 3530403/406
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
fax (024) 3531353
Beleidsmedewerker t.b.v. FGGM: mevr. drs. Y. van der Meijs
Service unit Facilitaire Zaken/locatie GGM
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Hoofd: dhr. B. Horsting
(024) 3531111
fax (024) 3531353
Service unit Informatie en Communicatietechnologie/locatie GGM
Kapittelweg 33, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Hoofd: dhr. drs. R. Frielink
(024) 3531111
fax (024) 3531353
Faculteitsraad GGM
Bisschop Hamerhuis
Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Secretariaat: mevr. S. Schiks
(024) 3530362
fax (024) 3530355
Noodfonds HAN
(de regeling Noodfonds is opgenomen in de bijlage van het algemeen deel van het studentenstatuut)
Contactpersonen:
Vacature
Zie bij Studentendecanen
Campusdecanen HAN-Nijmegen (Kapittelweg 33, Nijmegen, kamer C3.27)
Mw. drs. E.B.W.M. Diemel
Dhr. drs. T. van Amelsvoord (per 01-10-2014 vacature)
Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag
mevr. Marianne de Bruyn
mevr. Pia in ‘t Veld
Vertrouwenspersonen t.b.v. Duitstalige studenten FGGM
mevr. Anke Noback
Ombudsman HAN
Dhr. E. Hulshof
[email protected]/[email protected]
Bisschop Hamerhuis, kamer 006
Verlengde Groenestraat 75 Nijmegen
(024) 3531330
(024) 3531330
(024) 3530933 (w)
(024) 3531111 (w)
(024) 3531061 (w)
024-3530528/06-23228974
Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN)
Laan van Scheut 4, Postbus 1175, 6501 BD Nijmegen
Openingstijden:
115
(024) 3594939
werkdagen: 10.00-16.30 uur; di tot 19.00 uur
[email protected]
www.sshn.nl
Universitair Sportcentrum (USC)
Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen
Openingstijden:
ma. t/m vr.: 08.30-23.00 uur; za. & zo.: 08.30 – 21.00 uur
Universiteitsbibliotheek (UB)
Erasmuslaan 36, 6525 GG Nijmegen; Postbus 9100, 6500 HA Nijmegen
Openingstijden:
ma t/m do: 08.30-22.00 uur;
vr: 08.30-20.00 uur; za: 09.00-17.00 uur
Catalogus op Internet: www.ru.nl/ubn
116
(024) 3612392
(024) 3612400