Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen: Psalm 100 Stil gebed, Bemoediging en groet Zingen: OT 315 Heer, uw licht en liefde Geloofsbelijdenis Zingen: OT 116 Heilige Geest van God Zingen: OT 440 Lees je Bijbel Gebed Bijbellezing: Hand. 2:1-4 + 1 Thes. 5:14-24 Zingen: OT 113 Er komen stromen van zegen Korte sketch vragen aan brandweer Preek Blus het vuur niet uit Zingen OT 358 't Is feest vandaag Collecte Bidden en danken Zingen: Onze Vader Zingen: OT136 Vrede zij u Zegen Orgelspel Broeders en zusters, 1. Inleiding. Dat vuur heel gevaarlijk zijn, dat weten we allemaal. Vorige jaar was er in de maand augustus brand bij een scooterwinkel en in oktober een grote brand in Barhoutswaarder. Een timmerfabriek die helemaal afbrandde. Met vuur moet je oppassen. Ik weet nog dat ik als jochie met vuur zat te spelen. Mijn ouders hadden de tafel gedekt, met kaarsen; ik stopte een servet in het vuur. Die begon hevig te branden. Ik kreeg hem niet uit en stopte hem in een prullenmand die naast tafel stond. Die begon toen te branden. Grote paniek. Mijn vader kwam gauw met water aan om het te blussen. Of die andere keer. Ik was een jaar of tien. En had het plan opgevat met een vriendje om bij mensen oude kranten op te halen. Naast ons huis stond een school en we willen meehelpen met de oud-papier-actie. Dat leverde geld op. De kranten die we ophaalden, legden we in een fietsenhok van de school. Hele ochtend bezig geweest, een karretje, veel kranten verzameld. Een grote hoop met kranten. Toen kwam het idee om een vuurtje te stoken. Stom natuurlijk. We staken wat kranten in de brand. En trapten die weer uit. Enige tijd later gingen we naar huis. Maar het vuur was niet helemaal uit. De grote stapel had vlam gevat en het hele fietsenhok stond in lichterlaaie. Heel veel rook. De omwoners hadden de brandweer gebeld. Met sirene kwamen ze aan om de brand te blussen. Net op tijd. De twee jongetjes die de brand hadden aangestoken, waren natuurlijk nergens te vinden. Zoiets moet je dus niet doen. Met vuur spelen is gevaarlijk. Daar moet je mee oppassen. 2. Tekst. Maar er is een vuur dat niet gevaarlijk is. Daarover gaat het vanavond in de Bijbel. Blus het vuur niet uit! Er is gevaarlijk vuur, dat moet je blussen. Maar er is ook goed vuur, dat is de Heilige Geest. Die moet je niet blussen, maar zijn gang laten gaan. Die moet je niet tegenwerken, maar juist aanwakkeren, aanblazen! Denk even aan een barbecue. Je maakt propjes van kranten, legt er houtskool omheen, steekt het aan. En vervolgens blaas je. Om het vuur aan te wakkeren, zodat het beter gaat branden. Dat is wat Paulus in de Bijbel zegt: blus het vuur niet uit, maar blaas het juist aan. Er is goed vuur, dat niet uit moet, daar moet je geen water op gooien, dan blus je het uit. Nee, het moet juist branden. Dat goede vuur is de heilige Geest. Vorige week zondag hebben we het Pinksterfeest gevierd. Hebben we samen gevierd dat de Heilige Geest is gekomen. De Heilige Geest was door de Here Jezus beloofd om ons te helpen, te helpen met geloven, te helpen de Here God te gehoorzamen. Met het Pinksterfeest is de Heilige Geest gekomen om te blijven. Te blijven in de harten van de gelovigen en in de gemeente. Op de eerste pinksterdag was dat zichtbaar, doordat er op de mensen kleine vlammetjes te zien waren. Vlammen op hun hoofd. Als de mensen zo'n vlammetje zagen, dan wisten ze: dat is iemand die van de Here Jezus houdt. Zijn of haar hart staat in vuur en vlam voor Jezus. Zo zeggen we dat. Deze man of vrouw, jongen of meisje, houdt van de Here Jezus en dat is zichtbaar. Hoe zit dat bij jullie? Houden jullie van de Here Jezus? Net als de discipelen met Pinksteren? Ja? Dan brandt er in jou hart ook zo'n vlammetje. Elke gelovige, iedereen die van de Here Jezus houdt, heeft in zijn hart zo'n vlammetje. Daar brandt een vuurtje. Dat vuurtje moet natuurlijk niet geblust worden. 15 juni 2014 Dienst mensen met verstandelijke beperking Maranathakerk 18.30 1 Dat vuurtje moet je niet uitdoven, maar juist aanblazen. Dat moet sterker gaan branden. Blus het vuur van de Geest niet uit. Laat het vlammetje maar branden. 3. Verdieping. Je vlammetje laten branden, hoe doe je dat dan? Is er iets dat je er voor kunt doen? Paulus noemt een paar dingen. Verblijd u altijd. Wees blij met wat je van God gekregen hebt: ouders, vrienden, medegelovigen. Wees blij met de Here Jezus, dat Hij voor je zonden aan het kruis is gegaan, en dat je dankzij een kind van God mag zijn. Bid zonder ophouden. Bidden dus. Spreken met God. Hem vertellen wat je bezig houdt. Doe je dat ook? Als je blij bent, maar ook als je verdrietig bent. God danken, voor wat Hij je elke dag geeft: voedsel, kleding, maar ook kracht en gezondheid; dat Hij voor je zorgt. Veracht de profetie niet. Misschien een moeilijk woord. Profetie, dat is wat God nu van ons vraagt. Er zijn mensen tegen wie God dat vertelt. Die dicht bij Hem leven en zijn woorden aan mensen doorgeven. Daar moet je dus goed naar luisteren. Nou, door zulke dingen wakker je de Geest aan, blaas je het vuur aan. Dat hebben wij zo nodig. Want zonder de Heilige Geest kunnen wij helemaal niets. Dan houden we niet van de Here Jezus. Zijn we boos en verdrietig, doen we kattig en lelijk tegen elkaar. Zonder de Geest kunnen we niet geloven en liefhebben, kunnen we God helemaal niet gehoorzamen. De Heilige Geest helpt ons om op God gericht te zijn, zorgt ervoor dat we graag doen wat God wil en niet wat wij zelf willen. Zonder de Heilige Geest kunnen wij helemaal niets goeds doen. Daarom dus de aansporing: blus de Geest niet uit! Dat is nodig, want we lopen wel een risico, een gevaar. Er is strijd. De Duivel probeert het vuurtje in ons hart te blussen. Die wil niet dat de Heilige Geest in ons werkt. Dat Hij ons tot nieuwe mensen maakt. Dat wij in de Bijbel lezen en het fijn vinden om naar de kerk te gaan. Die probeert dat tegen te werken. Hij probeert het vuurtje te blussen, door er water over te gooien. Paulus wijst daar ook op in de Bijbel: doe niemand kwaad. Als iemand jou iets vervelends aandoet, doe dat dan niet terug. Dat zijn wij wel gewend om dat zo te doen. Spreek geen kwaad over andere mensen. Heb elkaar lief. Roddel niet over anderen. Scheld mensen niet uit. Maak geen ruzie. Als je met iemand ruzie maakt, wordt je boos, ga je lelijke dingen zeggen. De Duivel vindt dat prachtig. Laat ze maar lekker bekvechten. Hoe heftige, hoe beter. Die vindt dat prachtig. Maar de Heilige Geest niet. Die fluistert: doe dat niet, doe die ander geen pijn, vergeldt geen kwaad met kwaad. De duivel probeert het vuur van de Geest uit te blussen, maar God wil dat wij het laten branden en dat het steeds sterker branden zal. Dat vuur moet niet uit. Dat is goed vuur en dat moet branden. God wil ons juist tot nieuwe mensen maken. Nou dat is niet altijd gemakkelijk. Wat God wil gaat wel in tegen ons hart, tegen wat wij willen. Vaak willen we helemaal niet veranderen, en gewoon lekker boos zijn en zelf doen wat we willen. Toch is dat niet goed. God wil ons tot nieuwe mensen maken. Mensen die steeds meer op de Here Jezus lijken. Kan dat dan, op Jezus lijken? Dat kunnen wij niet zelf. Dat gaat ons niet lukken. Maar de Heilige Geest wel. Die weet precies hoe het moet. Hij is de grote brandweerman. Hij weet als er verkeerde vuurtjes in ons leven branden, dat die geblust moeten worden. Maar het goede vuur, dat gaat Hij versterken, zodat ons hart meer vol wordt met de liefde van Jezus. Daarom hebben we dat lied gezongen straks. Het is een gebed: Heilige Geest, kom en vul opnieuw mijn hart. Ik heb u zo nodig. Kom en help mij om te geloven en in liefde te leven. Hij zorg ervoor dat het vuur in ons hart niet uitgaat. Als wij Hem bidden om hulp, zal Hij ons altijd helpen. En dan zij we ook blij met anderen die in de Here Jezus geloven. Dan passen we ervoor op om ook het vuurtje dat bij anderen brandt niet te blussen of uit te doven, door de andere te pesten of verdriet te doen. Blus het vuur van de Geest niet uit. Amen. 15 juni 2014 Dienst mensen met verstandelijke beperking Maranathakerk 18.30 2
© Copyright 2024 ExpyDoc