LW-AF20140204 Rapport Modernisering Zuiveringsheffing

Modernisering Zuiveringsheffing
Verkenning van de mogelijkheden voor
een duurzame en doelmatige
zuiveringsheffing
Rapportage
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
april 2014
Modernisering
Zuiveringsheffing
Verkenning van de mogelijkheden
voor een duurzame en doelmatige
zuiveringsheffing
Rapportage
dossier : BC3906-101-100
registratienummer : LW-AF20140204
versie : 4
classificatie : Klant vertrouwelijk
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
april 2014
HaskoningDHV Nederland B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HaskoningDHV Nederland B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan
waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van HaskoningDHV Nederland B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
©
HaskoningDHV Nederland B.V.
INHOUD
BLAD
1
1.1
1.2
1.3
INLEIDING
Aanleiding
Doelstelling onderzoek
Leeswijzer
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
DE HUIDIGE ZUIVERINGSHEFFING
De regeling op hoofdlijnen
Voor- en nadelen van de huidige heffingsmethodiek
Een kostendekkende heffing
Redenen om aan of af te haken
Huidig kader anti-afhaakregeling
5
5
7
8
10
11
3
3.1
3.2
3.3
3.4
VOORSTEL VOOR MODERNISERING OP HOOFDLIJNEN
Hoe kan het doelmatiger?
Hoe kan het duurzamer?
Het juridisch kader
Aansluiting bij huidig heffingssysteem
13
13
13
14
15
4
4.1
4.2
4.3
4.4
ALTERNATIEF 1: DE KOSTENVEROORZAKER BETAALT
De regeling op hoofdlijnen
Praktische consequenties
De consequenties voor aan- en afhaken
Juridische toetsing
17
17
17
18
18
5
5.1
5.2
5.3
5.4
ALTERNATIEF 2: BONUS/MALUS-REGELING
De regeling op hoofdlijnen
Praktische consequenties
De consequenties voor aan- en afhaken
Juridische toetsing
20
20
21
21
21
6
6.1
6.2
6.3
6.4
ALTERNATIEF 3: MAATWERK
De regeling op hoofdlijnen
Praktische consequenties
De consequenties voor aan- en afhaken
Juridische toetsing
23
23
23
24
24
7
7.1
7.2
7.3
FINANCIËLE CONSEQUENTIES
Kosten per vervuilingseenheid
De kosten voor bedrijven
Heffing versus kosten
26
26
27
28
8
AFWEGING ALTERNATIEVEN
30
9
9.1
9.2
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
Conclusies
Aanbevelingen
32
32
32
10
LITERATUUR
34
12
COLOFON
35
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
3
3
4
4
8 april 2014, versie 4
-1-
BIJLAGEN
1
2
3
4
8 april 2014, versie 4
-2-
Rekenmodule kosten industriële zuiveringen
Samenstelling huishoudelijk afvalwater
Toelichting maatstaf alternatief 1
Afleiding maatstaf alternatief 2
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
De vervuiler betaalt
De heffing die dient te worden afgedragen aan een waterschap voor het op de riolering of een
zuiveringtechnisch werk lozen van afvalwater (‘de zuiveringsheffing’) is een bestemmingsheffing
gebaseerd op het principe ‘de vervuiler betaalt’. De hoogte van het verschuldigde bedrag wordt bepaald
door het aantal vervuilingseenheden dat forfaitair of op basis van metingen aan een lozing kan worden
toegerekend. Het tarief per vervuilingseenheid wordt volgens de wet vastgesteld door per waterschap de
totale kosten voor het transport en de zuivering van het stedelijk afvalwater te delen door het totaal aantal
gecalculeerde vervuilingseenheden. Het tarief is dus een gelijk bedrag per vervuilingseenheid zonder
mogelijkheden van differentiatie of degressie (korting). Het tarief is voor huishoudens en bedrijven
hetzelfde.
Grote lozers haken af...
Deze heffingsgrondslag kan tot gevolg hebben dat de heffing, die een (grote) lozer moet betalen niet
overeenkomt met de kosten die gemoeid zouden zijn met het zuiveren van alleen die afvalwaterstroom.
Dat komt omdat de regenwatercomponent in stedelijk afvalwater een belangrijke factor is in de totale
kosten van de rioolwaterzuiveringsinrichting van het waterschap. Bij de lozing van geconcentreerder water
kost de zuivering vaak minder dan dat de industriële lozer wordt toegerekend. Dergelijke lozers kunnen
dan voordeliger uit zijn als ze hun afvalwater voorzuiveren of helemaal zelf zuiveren. Haken zulke
bedrijven af, dan blijft het waterschap meestal met een overcapaciteit zitten en met de gelijk blijvende
kapitaalslasten voor de zuivering. De zuiveringskosten dalen nauwelijks, maar het aantal te verwerken
vervuilingseenheden neemt af, waardoor de heffing voor de achterblijvende lozers zal stijgen. Om deze
ongewenste effecten tegen te gaan, is het in 2002 mogelijk gemaakt om dergelijke bedrijven een antiafhaaksubsidie aan te bieden. De EU stelt echter dat de anti-afhaaksubsidie een vorm van staatssteun is
en keurt deze subsidie slechts tijdelijk goed. Voor de langere termijn is het denkbaar dat de antiafhaaksubsidie als zodanig zal moeten verdwijnen. De toestemming voor de anti-afhaaksubsidie is in
oktober 2013 verlengd tot 2023.1
…terwijl de waarde van afvalwater steeds beter benut kan worden
Technische ontwikkelingen hebben tot gevolg dat afvalwater meer en meer waarde krijgt. Het blijkt
mogelijk om steeds meer stoffen terug te winnen. Bovendien bevat het afvalwater energie die winbaar is in
de vorm van directe warmte en organische stof die kan worden omgezet in (groen) gas. De
afvalwaterketen kan daarmee, meer nog dan nu het geval is, leverancier van grondstoffen, energie én
schoon water worden. Deze ontwikkelingen maken het afhaken van (grote) lozers voor de waterschappen
nog meer ongewenst, want zij zijn vaak nodig voor de positieve business case voor de terugwinning van
grondstoffen, de energieproductie en de levering van schoon water op de rioolwaterzuiveringsinrichting
van het waterschap. De business case voor hergebruik op locatie valt voor een bedrijf ook steeds vaker
positief uit.
1
Besluit Europese Commissie van 16 oktober 2013, punt 23.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
-3-
Modernisering gewenst
Samengevat zijn er twee redenen voor een onderzoek naar de mogelijkheden voor modernisering van de
zuiveringsheffing:
–
de onzekerheid over de anti-afhaaksubsidie op langere termijn, en
–
de ontwikkelingen binnen de waterketen.
Een herziening (modernisering) van de zuiveringsheffing moet onder meer de voor het waterschap
ongewenste effecten van afhaken voorkomen en inspelen op de ontwikkelingen die gebruik maken van de
waarde van afvalwater.
1.2
Doelstelling onderzoek
De centrale vraag van het onderzoek ‘Modernisering zuiveringsheffing’ luidt:
Op welke wijze kan een nieuwe systematiek van zuiveringsheffing bijdragen aan een
doelmatige en duurzame verwerking van afvalwater?
Waarbij de begrippen ‘doelmatig’ en ‘duurzaam’ nader uitgewerkt worden en zowel korte- als
langetermijnoplossingen beschouwd worden.
In dit onderzoek is geredeneerd vanuit het perspectief van de waterschappen. De operationalisering van
doelmatigheid en duurzaamheid kunnen voor waterschappen en bedrijven verschillen. Een oplossing die
voor waterschappen duurzaam is, kan bijvoorbeeld op ketenniveau minder duurzaam zijn. Net als
waterschappen geven ook bedrijven invulling aan hun doelstellingen ten aanzien van doelmatigheid en
duurzaamheid.
1.3
Leeswijzer
Dit rapport beschrijft de resultaten van de verkenning van mogelijkheden voor modernisering van de
zuiveringsheffing. Hoofdstuk 2 beschrijft allereerst de huidige heffingssystematiek, inclusief consequenties
voor grote lozers en de anti-afhaakregeling. Het volgende hoofdstuk 3 gaat in op het voorstel voor
modernisering op hoofdlijnen. Hoe kan het doelmatiger, duurzamer, eerlijker? De hoofdstukken 4, 5 en 6
geven vervolgens de uitwerking van drie mogelijke alternatieve regelingen. En het laatste hoofdstuk 7
bevat de afweging van alternatieven en het eindadvies.
8 april 2014, versie 4
-4-
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
2
DE HUIDIGE ZUIVERINGSHEFFING
2.1
De regeling op hoofdlijnen
Zuiveringsheffing voor financiering van zuiveringsbeheer
Sinds de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (2009) is de financiering van het
zuiveringsbeheer en het watersysteembeheer uit elkaar getrokken. De doelstelling daarvan is om de
kosten van het zuiveringsbeheer en het watersysteem zoveel mogelijk van elkaar te scheiden en dit
zichtbaar te maken in de heffingsstructuur. Achterliggende gedachte daarvan is dat het
watersysteembeheer in enige mate kenmerken heeft van een collectief goed, terwijl de waterketen meer
een vorm van publieke dienstverlening betreft. Om deze scheiding door te voeren, is de
verontreinigingsheffing opgesplitst in een zuiveringsheffing voor indirecte lozingen (via de gemeentelijke
riolering en de rioolwaterzuiveringsinrichting) en een ‘verontreinigingsheffing nieuwe stijl’ voor directe
lozingen in oppervlaktewater. De zuiveringsheffing wordt zowel aan gebruikers van bedrijfsruimten als aan
gebruikers van woningen opgelegd.
Met de zuiveringsheffing bekostigen waterschappen de kosten van de zorg voor de zuivering van stedelijk
afvalwater. Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater
dat op de gemeentelijke riolering wordt gebracht. De zuivering van stedelijk afvalwater voorkomt de
vervuiling van het oppervlaktewater en draagt zo bij aan de kwaliteit van het oppervlaktewater. Tot de
zuiveringskosten behoren met name de kosten van aanleg, beheer en onderhoud van de transportstelsels
en de rioolwaterzuiveringsinrichtingen (rwzi’s) van het waterschap en de kosten voor de verwerking van
het bij de behandeling van het afvalwater gevormde slib.
Vervuilingseenheid als maatstaf
De maatstaf van de heffing is de hoeveelheid en hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar
worden afgevoerd. Oftewel: de hoeveelheid en mate van vervuiling van het afvalwater bepaalt de hoogte
van de aanslag. De mate van vervuiling (vervuilingswaarde) wordt uitgedrukt in een aantal
vervuilingseenheden (de heffingsmaatstaf). Er geldt een vast tarief per vervuilingseenheid (ve). Het tarief
per vervuilingseenheid wordt volgens de wet vastgesteld door per waterschap de totale kosten voor het
transport en de zuivering van het afvalwater, inclusief verleende subsidies2, te delen door het totaal aantal
gecalculeerde te verwerken vervuilingseenheden.
In formulevorm kan de huidige heffingsmaatstaf3 als volgt worden weergegeven:
Huidige maatstaf
CZV + 4,57 ∗ N୏୎
M = Qୈ ∗ ቆ
ቇ
150
In deze formule is QD het debiet uitgedrukt in m3 per dag. CZV (chemisch zuurstofverbruik, maat voor de
hoeveelheid oxideerbaar organisch materiaal) en NKJ (Kjeldahl-stikstof, de som van organische stikstof,
ammoniakstikstof (NH3) en ammoniumstikstof (NH4+)) zijn uitgedrukt in mg/l.
2
Artikel 122d lid 5 Waterschapswet
3
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, 1995 - Uitvoeringsvoorschriften. Koninklijke Vermande, Lelystad, 1995.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
-5-
Vervuilingseenheid is gemiddeld zuurstofverbruik
Als heffingsmaatstaf geldt de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden (ve). Niet alle stoffen die op een
zuiveringstechnisch werk worden geloosd zijn belastbaar. Er zijn twee categorieën belastbare stoffen:
•
zuurstofbindende stoffen (het zuurstofverbruik van het geloosde afvalwater);
•
chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik, cadmium, chloride, sulfaat, fosfor.
In feite is een vervuilingseenheid het gemiddeld zuurstofverbruik van verontreinigende stoffen in
huishoudelijk afvalwater dat in Nederland per inwoner per jaar wordt geloosd. Het is dus de hoeveelheid
zuurstof die nodig is om de door één persoon in een kalenderjaar geproduceerde vuilvracht af te breken
(weer schoon te maken). Er is onderzoek gedaan naar de vervuilingswaarde van het afvalwater dat één
persoon gemiddeld per jaar produceert4. Uit dit onderzoek blijkt de gemiddelde zuurstofbehoefte voor het
afbreken van het door één persoon geproduceerde afvalwater 54,8 kilogram per jaar is. Een verbruik van
54,8 kilogram zuurstof per heffingsjaar vertegenwoordigt daarom één vervuilingseenheid (artikel 122f,
tweede lid, onder a, van de Waterschapswet). Het gebruik van alle lozers wordt dus uitgedrukt in deze
vervuilingseenheid, die staat voor de vervuiling van één persoon per jaar. De vervuilingseenheid voor
afvalwater (ve) is gesteld op een verbruik van 150 g zuurstof per dag.
Bij de stoffen van de tweede categorie gaat het om de hoeveelheden van de geloosde stoffen. Bij de grijze
metalen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink is een afgevoerde kilogram per jaar één
vervuilingseenheid. Vanwege de grotere schadelijkheid is bij de zwarte lijst stoffen arseen, cadmium en
kwik een afgevoerde hoeveelheid van 100 gram per jaar al één vervuilingseenheid (0,1 kg). Voor de
stoffen chloride en sulfaat en fosfor gelden grotere hoeveelheden. Eén vervuilingseenheid komt overeen
met 650 kilogram chloride per jaar, 650 kilogram sulfaat per jaar en 20 kilogram fosfor per jaar (artikel
122f. tweede lid, onder f, Waterschapswet). In huishoudelijk afvalwater zitten ook de bovengenoemde
stoffen, maar in geringe hoeveelheden. Deze blijven bij woonruimten onbelast. Om te voorkomen dat een
ongelijkheid ontstaat tussen woonruimten en bedrijfsruimten is er een aftrek opgenomen gelijk aan de
gemiddelde vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater met betrekking tot deze overige stoffen.
Grote lozers meten en monitoren de vervuilingswaarde
Een meetbedrijf is een bedrijf waarvan de vervuilingswaarde van het afgevoerde afvalwater meer dan
1.000 vervuilingseenheden bedraagt. Dat zijn in Nederland circa 2400 bedrijven5. Een meetbedrijf moet de
vervuilingswaarde door middel van meting, bemonstering en analyse bepalen (artikel 122g
Waterschapswet). De frequentie van meten en monitoren verschilt per bedrijf. Uitgangspunt is steeds, dat
een representatief beeld moet worden verkregen van de vervuiling die in de loop van het belastingjaar
optreedt.
Meting van het debiet heeft tot doel om de hoeveelheid afvalwater vast te stellen. Bemonstering betreft het
nemen van monsters uit de afvalwaterstroom om de mate van vervuiling van het afvalwater vast te stellen.
Deze monsters worden vervolgens in laboratoria geanalyseerd. De analysemethoden zijn vastgelegd in
zogenaamde NEN-normbladen.
4
5
STOWA 1994. Huishoudelijk afvalwater – berekening van de zuurstofvraag. STOWA, Amersfoort, rapport 1998-40.
bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 601, nr. 3, blz. 36.
8 april 2014, versie 4
-6-
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
Tabelbedrijven bepalen de vervuilingswaarde volgens tabel
6
Een tabelbedrijf is een bedrijf waarvan de vervuilingswaarde van het afgevoerde afvalwater minder dan
1.000 vervuilingseenheden bedraagt. Het betreft circa 177.000 bedrijven in Nederland7. Een tabelbedrijf
mag de vervuilingswaarde op een vereenvoudigde wijze bepalen met behulp van de tabel
8
afvalwatercoëfficiënten . Voorwaarde is wel dat de heffingsplichtige aannemelijk dient te maken dat de
vervuilingswaarde kan worden bepaald aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water. Hiervoor dient
er een recht evenredig verband te bestaan tussen de vervuilingswaarde en de hoeveelheid ingenomen
water. In de modelbeleidsregels van de Unie van Waterschappen (17 december 2003) is dit uitgewerkt.
Deze relatie wordt geacht aanwezig te zijn, indien in een periode van drie jaren de gemiddelde
vervuilingswaarde per m 3 niet teveel schommelingen vertoont: het jaarlijks gemiddelde mag niet meer dan
25% afwijken van het driejaarlijkse gemiddelde.
2.2
Voor- en nadelen van de huidige heffingsmethodiek
De zuiveringsheffing heeft een regulerend karakter
De zuiveringsheffing is een bestemmingsbelasting (dekking van de zuiveringskosten) en is gebaseerd op
het beginsel dat ‘de vervuiler betaalt’. De heffing heeft daarnaast ook een zeker regulerend karakter9. Het
stimuleert het voorkómen van het ontstaan en afvoeren van vuil water. Dit kan als een positief effect van
de heffing worden gezien. De (hoogte van) zuiveringsheffing kan echter ook resulteren in een negatief
effect, dat door de waterschappen wordt aangeduid als de ‘afhaakproblematiek’.
Heffing kan leiden tot afhaken grote lozers
Bij bedrijven die veel afvalwater afvoeren, kan de zuiveringsheffing zeer hoog zijn. Dit kan ertoe leiden dat
dergelijke bedrijven ertoe overgaan om zelf maatregelen te nemen om de hoeveelheid afvalwater of de
vervuiling van dat afvalwater te verminderen met als doel om minder zuiveringsheffing te betalen.
Bijvoorbeeld door voorzuivering in eigen beheer. Dat kan een duurzame oplossing zijn. Voor het
waterschap is het echter vaak een nadeel als bedrijven ‘afhaken’ van de rwzi’s van het waterschap.
Afhaken heeft consequenties voor waterschap en gebonden lozers
Afhaken kan leiden tot het niet meer afvoeren van afvalwater naar de rwzi of het afvoeren van
voorgezuiverd afvalwater met lage vervuilingswaarden naar de rwzi. De bestaande rwzi’s kunnen echter
ontworpen zijn op het juist wel behandelen van het ongezuiverde afvalwater van deze grote lozers. Een
substantiële afname van het afvoeren van de vuillast naar rwzi’s (door voorzuivering of rechtstreekse
lozing op oppervlaktewater) zal leiden tot vermindering van de variabele zuiveringskosten bij de rwzi, maar
een aanzienlijk sterkere vermindering van het aantal in de zuiveringsheffing te betrekken
vervuilingseenheden.
Gevolg hiervan is dat het tarief van de zuiveringsheffing stijgt. Het tarief wordt immers berekend door de
begrote kosten te delen door het begrote aantal vervuilingseenheden. De begrote kosten van het
waterschap dalen niet evenredig met de vermindering van het aantal te verwerken vervuilingseenheden
6
een bedrijfsruimte: een naar zijn aard of inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen ruimte of terrein, niet zijnde
een woonruimte, een zuiveringstechnisch werk, of een openbaar vuilwaterriool (artikel 7.1, eerste lid, Waterwet)
7
bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 601, nr. 3, blz. 36.
8
artikel 7.5, vijfde lid, Waterwet jo. artikel 122k Waterschapswet
9
ook het vergunninginstrument biedt sturingsmogelijkheden, omdat via de omgevingsvergunning eisen kunnen worden
verbonden aan de samenstelling van het afvalwater, teneinde de doelmatige werking van een zuiveringstechnisch werk
niet te belemmeren.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
-7-
omdat de kosten van rwzi’s voor een groot deel vaste kosten zijn. De verminderde organische belasting
van het afvalwater kan zelfs tot hogere kosten leiden omdat de verwijdering van stikstof problematischer
kan worden.
Voor bedrijven kan het vanuit het oogpunt van kosten en duurzaamheid interessant zijn om een eigen
(voor)zuivering te realiseren. Aan de andere kant kan het afhaken van deze bedrijven van de zuivering van
het waterschap leiden tot een aantal maatschappelijk ongewenste effecten:
–
stijging van het tarief leidt tot een hogere zuiveringsheffing voor de gebonden lozers (vooral
particulieren);
–
de capaciteit van rwzi’s blijft deels onbenut (kapitaalvernietiging);
–
de maatschappelijke kosten van de zorg voor zuivering van stedelijk afvalwater stijgen.
2.3
Een kostendekkende heffing
De gemiddelde netto kosten voor de zuivering van stedelijk afvalwater door de Nederlandse
waterschappen bedragen circa € 54 per v.e. per jaar. Het gaat dan om de werkelijk gemaakte totale netto
kosten van de bouw en exploitatie van zuiveringstechnische werken (inclusief subsidies) gedeeld door het
aantal vervuilingseenheden. Het tarief per vervuilingseenheid wordt volgens de wet vastgesteld per
waterschap. Het laagste tarief voor de zuiveringsheffing in Nederland is € 45,17 per v.e. per jaar, het
hoogste is € 92,08 (tarieven 2014).
De kosten van transport en zuivering van stedelijk afvalwater en de verwerking van het daarbij ontstane
slib worden grotendeels bepaald door de volgende parameters:
–
hydraulische capaciteit (met name het aandeel hemelwater);
–
organische stof;
–
totaal-P;
–
Kjeldahl-stikstof;
–
zwevende stof.
De hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater bepalen het ontwerp van de zuivering (capaciteit en
zuiveringsschema) en de exploitatie (onderhoud, gebruik van energie, chemicaliën, personeel en
eventuele heffingslasten). De ontwerpparameters beïnvloeden de investeringskosten, die als
kapitaalslasten terugkomen in de jaarlijkse kosten voor de afvalwaterzuivering. Uiteraard zijn ook factoren
als locatie en schaalgrootte bepalend voor de kosten van de zuivering.
8 april 2014, versie 4
-8-
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
De komende jaren kunnen nieuwe stoffen (zoals medicijnresten en hormoonverstorende stoffen of
nanodeeltjes) en/of extra eisen aan de waterkwaliteit (prioritaire stoffen volgens Kaderrichtlijn Water)
leiden tot extra kosten voor de afvalwaterzuivering.
Tabel 1.1 Tarieven zuiveringsheffing 2014 (bron CBS.nl)
Waterschappen
Zuiveringsheffing in
€ per v.e. per jaar
Waterschap Aa en Maas
45,96
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
54,00
Waterschap Brabantse Delta
52,20
Waterschap De Dommel
48,12
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
59,45
Hoogheemraadschap van Delfland
92,08
Wetterskip Fryslân
54,82
Waterschap Groot Salland
51,95
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
57,21
Waterschap Hollandse Delta
49,26
Waterschap Hunze en Aa's
74,44
Waterschap Noorderzijlvest
63,58
Waterschap Peel en Maasvallei
49,35
Waterschap Reest en Wieden
61,74
Waterschap Rijn en IJssel
45,17
Waterschap Rivierenland
54,02
Waterschap Roer en Overmaas
48,52
Waterschap Scheldestromen
54,18
Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard
56,56
Waterschap Vallei en Veluwe
50,13
Hoogheemraadschap van Rijnland
51,38
Waterschap Vechtstromen
49,25
Waterschap Zuiderzeeland
58,00
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
-9-
2.4
Redenen om aan of af te haken
Financiële overwegingen bepalen of bedrijf aan- of afhaakt
Zoals eerder beschreven, kan de hoogte van de zuiveringsheffing voor een bedrijf reden zijn om af te
haken. Een bedrijf zal afwegen of de kosten voor een eigen (voor)zuivering opwegen tegen de kosten van
de waterschapsheffing. Het bedrijf kan een eigen zuivering realiseren, waardoor geen afvalwater meer
wordt getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van het waterschap. Het bedrijf hoeft dan geen
zuiveringsheffing meer te betalen. Een andere optie is om door middel van een eigen voorzuivering de
vuillast (CZV, Nkj) van het afvalwater te reduceren, om daarmee op een lager aantal te betalen ve’s uit te
komen.
Uitgangspunt in deze studie is dat het investeren in een eigen zuivering voor een bedrijf interessant is
wanneer de kosten voor de eigen zuivering (inclusief de kosten van de verwerking of afzet van het
ontstane slib) lager zijn dan de heffing die het bedrijf betaalt aan het waterschap. Waar dat omslagpunt ligt
is enerzijds afhankelijk van de hoeveelheid en samenstelling van het bedrijfsafvalwater én de
mogelijkheden voor de afzet van slib en het hergebruik van effluent, anderzijds van het tarief van de
zuiveringsheffing. Deze bepalen immers de kosten voor het bedrijf voor de eigen (voor)zuivering en/of voor
de heffing.
Maar ook andere overwegingen spelen een rol
Een bedrijf kan ook vanuit het oogpunt van maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaamheid
voor een eigen waterzuivering kiezen. Bijvoorbeeld vanuit het idee van kringloopsluiting op bedrijfsniveau.
Te denken valt aan mogelijkheden voor hergebruik van effluent, mogelijkheden voor terugwinning van
energie en mineralen en alternatieven voor de afzet van zuiveringsslib. Aan de andere kant vinden veel
bedrijven het prettig om ‘ontzorgd’ te zijn en willen niet zelf branchevreemde zuiveringsactiviteiten
ontplooien en bijbehorende risico’s dragen. Bovendien investeren bedrijven de beschikbare middelen
liever in hun primaire proces dan in zuiveringsactiviteiten.
Vergelijking kosten zuivering bedrijf of waterschap
De heffing die een bedrijf betaalt is niet direct gerelateerd aan de kosten voor zuivering van het
betreffende bedrijfsafvalwater door het waterschap. Het tarief voor de zuiveringsheffing is immers
bepaald voor het hele waterschapsgebied. Voor de meeste situaties geldt dat de extra kosten die het
waterschap moet maken voor de zuivering van het bedrijfsafvalwater van een aanhaker op een
bestaande zuivering minder groot zijn dan de kosten die het bedrijf zelf zou moeten maken om dat water
zelf te zuiveren (met andere woorden de kosten per m 3 afvalwater voor een eigen zuivering zijn hoger
dan de werkelijke kosten voor de zuivering van die m 3 afvalwater in de waterschapsinstallatie). Dat geldt
zeker voor kleinere lozers. Er zijn echter ook situaties denkbaar dat een directe zuivering van het
bedrijfsafvalwater in een eigen installatie minder kost dan verwerking op de bestaande rwzi van het
waterschap, bijvoorbeeld bij een grote, goed verwerkbare afvalwaterstroom. Waar het omslagpunt ligt is
per bedrijf, per situatie, per waterschap verschillend.
8 april 2014, versie 4
- 10 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.5
Huidig kader anti-afhaakregeling
De anti-afhaakregeling
Sinds 1 januari 2001 biedt de wet10 de mogelijkheid de opbrengsten van de zuiveringsheffing te besteden
aan het verstrekken van subsidies aan heffingplichtigen tot behoud van het gebruik van
zuiveringtechnische werken om daarmee een stijging van het tarief van de heffing zoveel mogelijk te
voorkomen.
De aan een bedrijf te verlenen subsidie mag op grond van de regeling per vervuilingseenheid niet meer
bedragen dan 50% van het geldende tarief van de zuiveringsheffing. De subsidie mag bovendien per
vervuilingseenheid niet meer bedragen dan het verschil tussen het tarief van de zuiveringsheffing en de
door het bedrijf aangetoonde kosten van het zelf (laten) voorzuiveren. Indien de subsidie voor twee of
meer jaren wordt verleend, moet in elk jaar aan deze twee voorwaarden worden voldaan.
Voor toekenning van de subsidie moet aan de volgende criteria worden voldaan:
A. Lozingsvolume
–
Het betrokken bedrijf moet een bepaald aantal vervuilingseenheden afvoeren dat minimaal 5% van
de zuiveringscapaciteit van de installatie dient te zijn, dan wel minimaal 5.000 vervuilingseenheden
indien de capaciteit van de installatie meer dan 100.000 vervuilingseenheden bedraagt.
–
Er mag geen alternatieve benutting kunnen worden verkregen van de capaciteit van de
zuiveringsinstallatie, waarvoor subsidie wordt verleend.
B. Voorzuivering door het bedrijf
–
Alle begunstigden moeten aantonen dat de kosten van het zelf voorzuiveren van het water per
vervuilingseenheid lager zijn dan het tarief van de zuiveringsheffing van het waterschap in kwestie.
–
Het bedrijf moet aantonen dat het in staat is de voorzuivering van zijn afvalwater waarvoor subsidie
wordt verleend, zelf uit te voeren binnen de geldende wettelijke eisen.
–
Begunstigden moeten aantonen dat zij financieel in staat zijn zelf hun afvalwater te zuiveren.
In de praktijk blijkt vooral voor bedrijven in met name de voedselsector de regeling interessant te zijn. Uit
onderzoek11 is gebleken dat het aantal bedrijven dat een zodanig grote hoeveelheid afvalwater genereert
dat de afvalwaterstroom de werking van de zuivering beïnvloed relatief klein is. Bij de 6 waterschappen die
deelnamen aan het onderzoek ging het om 53 grote lozers. Er is overigens in dit verband geen onderzoek
gedaan naar het beeld voor heel Nederland.
In 2002 werden de kosten van de regeling ingeschat op € 23 miljoen voor 2002. In de afgelopen jaren is
de omvang afgenomen van € 8,3 miljoen in 2006 tot € 1,9 miljoen in 2010, vooral als gevolg van de
verwachte beëindiging. De regeling was wel effectief. Het voorkomen verlies aan heffingsopbrengsten was
ongeveer drie keer zo hoog als het bedrag gemoeid met de verstrekking van subsidie.12
10
Artikel 27, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, bij wet van 29 december 2007 vervangen door
artikel 122d, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Waterschapswet.
11
Onderzoek afhaakproblematiek na 2012, werkgroep doelmatigheidssubsidies, 27 maart 2012
Studie oplossing afhaakproblematiek en dunwaterproblematiek bij waterschappen, Royal Haskoning in opdracht van
RWS RIZA, 28 oktober 2005, nr. 9R3104.A0).
12
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 11 -
Verlenging toestemming Europese Commissie
De Europese Commissie merkt de anti-afhaaksubsidie aan als staatssteun, maar heeft in 2002 voor 10
jaar toestemming verleend om deze regeling toe te passen. Daarbij gelden de hiervoor geschetste
voorwaarden. Bij Besluit van 16 oktober 2013 heeft de Europese Commissie deze toestemming met 10
jaar verlengd. Waterschappen kunnen daarmee tot 2023 gebruik blijven maken van de anti13
afhaaksubsidies .
13
Besluit Europese Commissie van 16 oktober 2013, punt 23.
8 april 2014, versie 4
- 12 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
3
VOORSTEL VOOR MODERNISERING OP HOOFDLIJNEN
3.1
Hoe kan het doelmatiger?
Bij doelmatigheid gaat het om de maatschappelijk laagste kosten voor de zuivering van het stedelijk
afvalwater in Nederland. In dit onderzoek is geredeneerd vanuit het perspectief van het waterschap.
Van ‘de vervuiler betaalt’ naar ‘de kostenveroorzaker betaalt’
Het principe van een heffing op basis van kostenveroorzaking past in het streven naar meer
doelmatigheid. Het zal leiden tot een andere verdeling van de kosten tussen lozers, waarbij de werkelijke
kosten van zuivering leidend worden. Als de hoeveelheid of samenstelling van een lozing leidt tot hoge(re)
zuiveringskosten op de rwzi, dan betaalt de lozer meer dan wanneer de lozing een goed verwerkbare
afvalwaterstroom betreft. Een heffing gebaseerd op het kostenveroorzakerprincipe kan door het reguleren
van afvalwaterstromen bijdragen aan een doelmatige werking van de zuiveringsinstallatie van het
waterschap.
Kostenbepalende parameters opnemen
De kosten van transport, behandeling en slibverwerking van het afvalwater worden maar matig voorspeld
door de momenteel gehanteerde maatstaf, die bestaat uit een maat voor de hoeveelheid organische stof
en de hoeveelheid Kjeldahl-stikstof. Het opnemen van meer kostenbepalende parameters kan dit
verbeteren. Te denken valt bijvoorbeeld aan het maximale debiet, dat de hydraulische capaciteit van
transportstelsel en RWZI bepaalt. In de praktijk is het aandeel hemelwater in het aangevoerde stedelijk
afvalwater een belangrijke kostenveroorzaker. Het reduceren van het aandeel hemelwater, bijvoorbeeld
door afkoppelen, zou de doelmatigheid van de zuivering van stedelijk afvalwater vergroten. De afweging of
afkoppelen doelmatig is, maken gemeente en waterschap samen op basis van maatschappelijke kosten.
Een aparte heffing opgelegd aan gemeenten voor de afvoer van hemelwater is in dit onderzoek buiten
beschouwing gelaten.
Voorkom dat bedrijven afhaken
Een regeling die eraan bijdraagt dat bedrijven aangehaakt blijven, vergroot de doelmatigheid van het
zuiveringsbeheer, in het bijzonder wanneer de samenstelling van het afvalwater van het betreffende bedrijf
een gunstige invloed heeft op de werking van de zuiveringsinstallatie van het waterschap. Bijvoorbeeld
afvalwaterstromen met een hoge verhouding CZV/P of CZV/N kunnen de doelmatige werking van de
zuiveringsinstallatie bevorderen en daarmee leiden tot een verlaging van de zuiveringskosten. Een hoger
zuiveringsrendement en volledige benutting van de beschikbare capaciteit dragen bij aan het streven naar
doelmatigheid van het zuiveringsbeheer door het waterschap: het verwerken van het afvalwater van
huishoudens en bedrijven tegen de laagste maatschappelijke kosten.
3.2
Hoe kan het duurzamer?
Duurzaamheid is een lastiger te operationaliseren begrip en kan bovendien vanuit het perspectief van een
bedrijf leiden tot andere keuzes dan voor een waterschap. Ook hiervoor geldt dat in deze studie in eerste
instantie is geredeneerd vanuit het perspectief van het waterschap.
Voorkom of beperk de vorming van afvalwater
De meest duurzame oplossing is de vorming van afvalwater te voorkomen of te beperken. Een heffing die
de scheiding van schone en vuile stromen stimuleert, kan verder bijdragen aan het vergroten van de
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 13 -
duurzaamheid van verwerking van afvalwater. Met name wanneer nieuwbouw, uitbreiding of renovatie van
de zuivering van het waterschap aan de orde is, kan een afname van de hoeveelheid afvalwater (en in het
bijzonder van het aandeel hemelwater daarin) tot duurzamer zuiveringen leiden. Ook met het oog op
nieuwe stoffen, zoals medicijnresten, kan aanpak bij de bron een duurzame oplossing bieden.
Waardeer een gunstige samenstelling
Wanneer de afvalwaterstroom van een bedrijf een gunstige invloed heeft op de afvalwaterzuivering van
het waterschap is dat niet alleen doelmatiger, maar ook duurzamer voor het waterschap. Een goed
werkende zuiveringsinstallatie gebruikt immers minder ruimte, energie en chemicaliën. Een regeling die
een gunstige samenstelling van het afvalwater waardeert, kan dus bijdragen aan vergroting van de
duurzaamheid van de afvalwaterzuivering door het waterschap.
Waardeer grondstoffen in afvalwater
Hetzelfde geldt voor de waardering van grondstoffen in afvalwater. Op het gebied van duurzaamheid staat
in het zuiveringsbeheer de gedachteverschuiving van ‘zuiveren van’ naar ‘terugwinnen van’ centraal.
Afvalwater bevat waardevolle grondstoffen die we terug kunnen winnen en hergebruiken. Het kan gaan
om de terugwinning van water, energie en grondstoffen. De wereldwijde afname van fossiele brandstoffen
en fosfaaterts maken dat hoogenergetisch en fosfaatrijk afvalwater waardevol is als deze stoffen
teruggewonnen kunnen worden. Deze terugwinning kan decentraal (door de industrie) of centraal (op de
rioolwaterzuiveringsinstallatie) plaatsvinden.
Beschouw de hele keten
Zoals reeds gesteld, is de meest duurzame oplossing het voorkomen van de vorming van afvalwater.
Aanpak bij de bron is vaak duurzamer dan een end-of-pipe oplossing. Vanuit het oogpunt van
duurzaamheid is het belangrijk om de hele keten te beschouwen en te bepalen waar en hoe de zuivering
van afvalwater met de minste milieubelasting kan worden uitgevoerd en/of waar en hoe terugwinning van
grondstoffen het meest effectief is. Dat kan van situatie tot situatie verschillen. Zo zijn zowel de situatie en
bedrijfsfilosofie van de lozer als de situatie in het transportsysteem en op de zuivering relevant.
Het kan ongewenst zijn dat grote lozers afhaken van bestaande zuiveringen. Kapitaalvernietiging wanneer
de zuivering van het waterschap niet volledig wordt benut, is immers niet duurzaam.
3.3
Het juridisch kader
Bij modernisering van de zuiveringsheffing moet getoetst worden wat de mate van fiscaal-juridische
robuustheid is. In een fiscale procedure over een aanslag zuiveringsheffing beoordeelt de belastingrechter
namelijk ook de verbindendheid van de regeling (in dit geval de belastingverordening van het waterschap)
waarop die aanslag is gebaseerd. Van onverbindendheid kan sprake zijn als die regeling in strijd is met:
1.
een hogere regeling (in dit geval de Waterschapswet);
2.
de algemene rechtsbeginselen (rechtszekerheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel en
evenredigheidsbeginsel).
Ad 1.
De vraag of sprake kan zijn van strijd van de verordening met de Waterschapswet hangt in hoge mate af
van de mate van uitwerking in de Waterschapswet. Is er sprake van vergaande uitwerking in de
Waterschapswet en geringe beleidsvrijheid en mogelijkheden voor maatwerk voor waterschappen in de
verordening, dan zijn de potentiële fiscaal-juridische risico’s kleiner dan indien sprake is van een geringe
uitwerking in de Waterschapswet en grote beleidsvrijheid en mogelijkheden voor maatwerk voor
waterschappen in de verordening.
8 april 2014, versie 4
- 14 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
Ad 2.
Het rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat uit de regeling duidelijk moet blijken wie de belastingplichtige is,
op welke grondslag en naar welke maatstaf een heffing wordt geheven en wat het verschuldigde bedrag
is. Op dit punt zijn in het verleden de volume- en correctieregelingen (1977-1986) onverbindend verklaard.
Naarmate er meer maatwerk wordt nagestreefd, wordt het lastiger deze in een regeling sluitend te maken
voor alle situaties en nemen de fiscaal-juridische risico’s toe.
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gevallen die in een gelijke situatie verkeren, gelijk worden behandeld.
Er is daarbij wel een ruime vrijheid voor de (lokale) wetgever. Gelijke gevallen kunnen ongelijk behandeld
worden indien daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Naarmate er meer maatwerk
wordt nagestreefd, nemen de fiscaal-juridische risico’s op het punt van het gelijkheidsbeginsel toe.
Het evenredigheidbeginsel vormt de keerzijde van het gelijkheidsbeginsel in de zin dat ongelijke gevallen
ongelijk moeten worden behandeld naar de mate van hun ongelijkheid. Ook hier is ruime vrijheid voor de
(lokale) wetgever.
Samenvattend betekent dit dat een in de Waterschapswet uitgewerkte generieke regeling potentieel
fiscaal-juridisch robuuster is dan een in de Waterschapswet globaal uitgewerkte regeling waarbij er veel
ruimte is voor beleidsvrijheid en maatwerk voor waterschappen.
3.4
Aansluiting bij huidig heffingssysteem
In de volgende twee hoofdstukken worden voorstellen gedaan voor een andere maatstaf voor de heffing
op afvalwater. Daarbij hebben we aangesloten bij het huidige heffingssysteem.
Het huidige heffingssysteem is gefundeerd op een maatstaf die is ontleend aan wat één persoon aan
afvalwater produceert. Bij het uitwerken van de nieuwe maatstaven hebben we aangesloten op de
bestaande systematiek. Dat betekent dat we blijven uitgaan van de hoeveelheid afvalwater die één
persoon produceert, maar nu gebaseerd op meer parameters. Daarvoor is het dus nodig om de
samenstelling van het afvalwater te kennen. We hebben ons hiervoor gebaseerd op bestaande gegevens
over de samenstelling van het afvalwater op 23 rioolwaterzuiveringsinrichtingen (zie bijlage 1). Op deze
manier is het mogelijk om een heffingsmaatstaf te definiëren die zowel voor industrieel als huishoudelijk
afvalwater gehanteerd kan worden.
Uitganspunten over samenstelling afvalwater
Het huidige stelsel van zuiveringsheffingen is gebaseerd op wat 1 persoon vanuit een woonruimte aan huishoudelijk
afvalwater produceert. Deze hoeveelheid is als 1 vervuilingseenheid (ve) gedefinieerd en wordt als rekeneenheid
gehanteerd. Het gaat dus enkel om het afvalwater dat uit woonruimten afkomstig is (CIW, 2001). Een gemiddelde
(particuliere) persoon loost een hoeveelheid afvalwater waarin een hoeveelheid organische stoffen en gereduceerde
stikstofverbindingen zitten die leiden tot een zuurstofverbruik van 150 g/etmaal (54,8 kg/jr). Toepassing van de huidige
formule geeft dat een gemiddeld persoon ook logischerwijs 1 ve produceert. De samenstelling van gemiddeld
bedrijfsafvalwater is niet verwerkt in de formule. Uitgangspunt in dit onderzoek is dat de gemiddelde samenstelling van
stedelijk afvalwater overeenkomt met die van huishoudelijk afvalwater, inclusief het naar de zuivering afgevoerde
hemelwater. Ofwel een hoeveelheid afvalwater van 100.000 ve bij een zuivering van een waterschap heeft altijd
ongeveer dezelfde samenstelling als een hoeveelheid afvalwater van 100.000 i.e. (inwoner equivalenten). Deze
aanname is onderbouwd op basis van internationale literatuurgegevens (zie bijlage 2).
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 15 -
De maatstaven in hoofdstuk 4 en 5 zijn zo opgesteld dat een zuivering die wordt belast met “gemiddeld
Nederlands afvalwater” in alle gevallen –bij benadering- hetzelfde aantal geloosde vervuilingseenheden
laat zien.
8 april 2014, versie 4
- 16 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
4
ALTERNATIEF 1: DE KOSTENVEROORZAKER BETAALT
4.1
De regeling op hoofdlijnen
Als alternatief voor de huidige regeling (die rekening houdt met CZV en NKj als maat voor het
zuurstofverbruik van het geloosde afvalwater) is een alternatieve regeling mogelijk waarbij de heffing ook
3
rekening houdt met het maximale debiet (QMAX, in m /h), het gemiddelde dagdebiet (Qd, in m3/d),
totaalstikstof (NT, in mg/l) en totaalfosfor (PT, in mg/l). Deze parameters worden gezien als de belangrijkste
kostenveroorzakers die nog niet in de huidige regeling zijn opgenomen. In formulevorm ziet dit er als volgt
uit:
M = Q୑୅ଡ଼ ∗ 8,61 + Qୈ ∗ ൬
0,1 ∗ CZV + N୘ + 4 ∗ P୘
൰
44
Aan de hand van deze heffingsmaatstaf wordt een ‘kostenveroorzakingseenheid’ (kve) gedefinieerd.
Daarbij komt één kve overeen met het maximumdebiet en vervuilende stoffen van ongeveer één inwoner.
In deze verkenning is daarvoor uitgegaan van:
•
47 liter (afvoer van regenwater en afvalwater) per uur;
•
106 gram CZV per etmaal;
•
9,7 gram totaal-stikstof per etmaal;
•
1,7 gram totaal-fosfor per etmaal.
Ook het huidige ‘inwoner-equivalent’ komt ongeveer overeen met de lozing van één inwoner, echter
uitsluitend uitgedrukt in zuurstofbindende stoffen. Deze eenheid komt overeen met lozing van 106 g CZV
en 9,7 g Kjeldahl-stikstof per dag.
Zware metalen zijn vooralsnog niet opgenomen in de formule14. Voor zware metalen bestaat ook het
vergunningen instrument. Verder komt in deze heffingsmaatstaf de kostenveroorzakende parameter
zwevende stof niet voor. Zwevende stof vertegenwoordigt CZV en kan daar in worden omgerekend.
Ook nitraat is niet apart opgenomen in de formule. In de kosten maakt het weinig verschil of het nitraat of
ammonium is dat in de rwzi behandeld moet worden. Zie ook de toelichting in bijlage 3.
De komende jaren kunnen de kosten van de afvalwaterzuivering door het waterschap toenemen als
gevolg van de nieuwe stoffen in het afvalwater en/of nieuwe lozingseisen. Bij voorkeur kan deze maatstaf
dan aangepast worden, rekening houdend met de nieuwe kostenveroorzakers.
4.2
Praktische consequenties
De nieuwe regeling is complexer, omdat er meer gemeten moet worden. Van de drie extra parameters,
maximale debiet, totaalstikstof en totaalfosfor is met name het maximale debiet minder eenvoudig en
eenduidig te meten. De meetinspanning en rapportageplicht nemen daarom toe voor alle bedrijven.
14
De aanwezigheid van zware metalen kan wel kosten veroorzaken, omdat ze zich hechten aan zuiveringsslib, hetgeen
leidt tot hogere verwerkingskosten
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 17 -
Voor de tabelbedrijven, dient een vertaling te worden gemaakt van de emissiefactoren. In de meeste
gevallen hoeft dit niet ingewikkeld te zijn voor deze formule.
4.3
De consequenties voor aan- en afhaken
De vraag is of bedrijven door deze nieuwe regeling eerder zullen kiezen voor de zuivering door het
waterschap. Dit is getoetst met een rekenmodule (zie bijlage 1), waarmee theoretisch is getoetst wat
bedrijven financieel gezien het beste kunnen doen. Natuurlijk zijn er ook andere overwegingen om juist wel
of niet zelf te zuiveren, maar deze zijn buiten beschouwing gelaten.
Onze inschatting is dat het voor bedrijven aantrekkelijker wordt om gebruik te maken van de zuivering van
het waterschap dan met de huidige regeling. Met de huidige regeling wordt de lozing van geconcentreerd
(‘dik’) afvalwater relatief zwaar belast, terwijl de werkelijke kosten om dit water te zuiveren lager zijn. Voor
een lozer van dik water is het dan eerder financieel aantrekkelijk om zelf te gaan zuiveren. Met de in dit
hoofdstuk voorgestelde maatstaf is de heffing meer in overeenstemming met de werkelijke kosten. Alleen
voor zeer grote lozers blijft het financieel interessant om zelf voor te zuiveren. Deze kunnen vaak een
financieel gunstig en duurzaam zuiveringsconcept (de anaerobe voorzuivering) toepassen, dat voor
stedelijk afvalwater niet kan worden toegepast.
De consequentie van het opnemen van het maximale debiet als parameter in de alternatieve regeling kan
zijn dat bedrijven door middel van buffering de lozing van hun afvalwater afvlakken. Voor de
rioolwaterzuivering van het waterschap kan dat vanuit het oogpunt van doelmatigheid en duurzaamheid
een gewenst effect zijn. De buffer maakt het immers mogelijk om lozingen op de riolering uit te stellen tot
een moment dat dat gunstiger is, bijvoorbeeld tot enige tijd na een regenbui. Dat geeft meer
mogelijkheden om samen te sturen in de keten.
4.4
Juridische toetsing
Uitgangspunt van alternatief 1 is dat het een generieke regeling betreft die wordt opgenomen in de
Waterschapswet. De regeling geldt daarmee voor alle waterschappen op een uniforme wijze. Afwijking
daarvan is niet mogelijk. Alleen het tarief per waterschap verschilt als gevolg van verschillen in totale
zuiveringskosten en verschillen in het totaal aantal kostenveroorzakingseenheden. Dit komt overeen met
de huidige regeling.
Een dergelijke in de Waterschapswet uitgewerkte generieke regeling is fiscaal-juridisch robuust.
Voorwaarde is wel dat de uitwerking in de Waterschapswet zodanig wordt vormgegeven dat voor een
belastingplichtige duidelijk blijkt op welke grondslag en naar welke maatstaf de zuiveringsheffing wordt
geheven.
De huidige heffingsmaatstaf is uitsluitend gebaseerd op vuilvrachten terwijl in alternatief 1 daarnaast ook
het (maximale) debiet een rol speelt. De heffingsmaatstaf wijzigt dus van een vervuilingseenheid in een
kostenveroorzakingseenheid. Artikel 122f, tweede lid, Waterschapswet zal daarop moeten worden
aangepast in die zin dat daarin de kostenveroorzakingseenheid wordt uitgewerkt. Eén
kostenveroorzakingseenheid is daarbij de (maximale) geloosde hoeveelheid water en vuilvracht afkomstig
van één inwoner.
8 april 2014, versie 4
- 18 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
Op basis hiervan kan de huidige forfaitaire regeling voor woonruimten ongewijzigd in stand blijven. De
grondslag dat het gaat om wat één inwoner aan debiet en vuilvracht afvoert blijft immers ongewijzigd. De
consequenties voor kleine bedrijfsruimten en bedrijven die vallen onder de tabel afvalwatercoëfficiënten
zullen wel nader moeten worden bezien. Voor meetbedrijven zal het aantal kostenveroorzakingseenheden
op basis van een berekeningsformule kunnen worden bepaald.
De maatstaf kan uitgebreid worden met nieuwe kostenveroorzakende parameters. Omdat de generieke
regeling is vastgelegd in de wet is daar echter wel een wetswijziging voor nodig.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 19 -
5
ALTERNATIEF 2: BONUS/MALUS-REGELING
5.1
De regeling op hoofdlijnen
Een tweede alternatief is om een gunstige samenstelling van het afvalwater te belonen. Daarbij gaat het
enerzijds om de waardering van een goede verwerkbaarheid van het afvalwater (een efficiënte werking
van de zuivering leidt tot minder ruimte-, energie, en chemicaliëngebruik), anderzijds om de waardering
van grondstoffen in het afvalwater (ervan uitgaande dat afvalstoffen omgezet kunnen worden in nieuwe
grondstoffen en dat restenergie weer nuttig benut kan worden).
Deze regeling is moeilijk te vatten in een formule, vooral de waarde van grondstoffen. De technische
ontwikkelingen op het gebied van hergebruik gaan nu nog snel. De situatie verschilt bovendien sterk per
waterzuivering en zal de komende decennia ook verder veranderen. Op dit moment betekent bijvoorbeeld
de belasting met fosfaat zowel een extra inspanning (om het water te zuiveren), maar ook de mogelijkheid
om het fosfaat terug te winnen. De positieve en negatieve aspecten wegen gemiddeld redelijk tegen elkaar
op. Op de langere termijn wordt fosfaat als schaarse grondstof waarschijnlijk steeds aantrekkelijker om
terug te winnen. Deze alternatieve regeling kan daar met enige aanpassing op inspelen.
De voorgestelde alternatieve regeling is gebaseerd op een bestaande formule die nu in Vlaanderen wordt
gehanteerd (zie bijlage 3). De Nederlandse variant van deze formule houdt rekening met de
zuurstofbindende stoffen (CZV) en de aanwezige nutriënten (NT en PT) in het geloosde water. Daarnaast
bevat de formule een bonus/malus-regeling, die rekening houdt met de verwerkbaarheid van het
afvalwater. Onder goed of zeer goed (‘complementair’) verwerkbaar afvalwater wordt verstaan afvalwater
waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet aan alle volgende voorwaarden:
o a) CZV/BZV kleiner dan of gelijk aan 4, respectievelijk 2 voor zeer goed behandelbaar;
o b) BZV/N groter of gelijk aan 4, respectievelijk 8;
o c) BZV/P groter of gelijk aan 25, respectievelijk 40;
o d) BZV concentratie hoger dan of gelijk aan 100, respectievelijk 500 mg/l.
N = N1 + N3 + Ev - Kv
N1 =
Q x CZV / 324
N3 =
Q x 365 x (NT + PT) / 10.000)
Ev =
Toeslag voor extra vuillast bij slecht verwerkbaar afvalwater:
OF (CZV/BZV > 4, BZV/N < 4, BZV/P < 25, BZV < 100)
Ev = Q /0.18 x (0.45*(MAX(100,CZV/4, NT *4,BZV)-BZV)/1350 +
0.35*MAX15(0,PT-BZV/25)*6.6/500)
Kv =
Korting bij zeer goed verwerkbaar afvalwater:
EN (CZV/BZV < 2, BZV/N > 8, BZV/P > 40, BZV > 500)
Kv= Q/0.18*0.45*CZV/1350
15
Dit betekent dat deze factor alleen verrekend wordt indien de verhouding tussen PT-BZV/25 groter dan 0
is. Bij kleiner dan 0 vervalt dit.
8 april 2014, versie 4
- 20 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
5.2
Praktische consequenties
De nieuwe regeling is complexer, omdat er meer gemeten moet worden. Het meten van BZV in afvalwater
is geen praktijk bij de Nederlandse bedrijven. Het toevoegen van deze parameter maakt de regeling dus
complexer. Er is waarschijnlijk wel een alternatief te vinden waarbij het gedachtengoed van de formule
gehandhaafd blijft, maar waarbij geen BZV hoeft te worden gemeten. In principe zou de BZV-meting
slechts incidenteel te hoeven geschieden, alleen de geschiktheid van het afvalwater te ‘bewijzen’.
Reguliere vaststelling van de vuillast gaat dan op basis van CZV.
De inzichten en wensen ten aanzien van duurzaamheid zijn aan verandering onderhevig. Dat betekent dat
deze maatstaf bij voorkeur na een paar jaar aangepast kan worden, rekening houdend met de nieuwe
wensen ten aanzien van duurzaamheid. Omdat de generieke regeling is vastgelegd in de wet is daar
eveneens een wetswijziging voor nodig. Een te hoge frequentie van aanpassing lijkt niet wenselijk.
Voor de tabelbedrijven, zijn de aanpassingen van de emissiefactoren beperkt.
5.3
De consequenties voor aan- en afhaken
Ook voor deze alternatieve regeling is met een rekenmodule (zie bijlage 1) getoetst of bedrijven vanuit
financieel oogpunt eerder zullen kiezen voor zuivering door het waterschap in plaats van een eigen
zuivering. Naar verwachting zullen bij de alternatieve regeling meer bedrijven kiezen voor zuivering door
het waterschap. Dit komt omdat ze met de alternatieve regeling een korting krijgen vanwege de lozing van
goed verwerkbaar afvalwater. Alleen voor hele grote lozers kan het vanuit financiële overwegingen
interessanter zijn om te kiezen voor een eigen zuivering. Andere overwegingen om zelf juist wel of niet te
zuiveren, zoals duurzaamheid, zijn in de rekenmodule buiten beschouwing gelaten.
5.4
Juridische toetsing
Uitgangspunt van alternatief 2 is dat het een generieke regeling betreft die wordt opgenomen in de
Waterschapswet. De regeling geldt daarmee voor alle waterschappen op een uniforme wijze. Afwijking
daarvan is niet mogelijk. Alleen het tarief per waterschap verschilt als gevolg van verschillen in totale
zuiveringskosten en verschillen in het totaal aantal kostenveroorzakingseenheden. Dit komt overeen met
de huidige regeling.
Een dergelijke in de Waterschapswet uitgewerkte generieke regeling is fiscaal-juridisch robuust.
Voorwaarde is wel dat de uitwerking in de Waterschapswet zodanig wordt vormgegeven dat voor een
belastingplichtige duidelijk blijkt op welke grondslag en naar welke maatstaf de zuiveringsheffing wordt
geheven.
Gerealiseerd moet worden dat de huidige heffingsmaatstaf vervuilingseenheid uitsluitend gebaseerd is op
vuilvrachten terwijl in alternatief 2 daarnaast ook een bonus/malusregeling is opgenomen die rekening
houdt met de verwerkbaarheid van het afvalwater. De heffingsmaatstaf wijzigt dus van een
vervuilingseenheid in een kostenveroorzakingseenheid. Artikel 122f, tweede lid, Waterschapswet zal
daarop moeten worden aangepast in die zin dat daarin de kostenveroorzakingseenheid wordt uitgewerkt.
Om componenten positief te kunnen waarderen, dan is het mogelijk de formule voor Kv aan te passen.
Omdat de generieke regeling is vastgelegd in de wet is daar echter wel een wetswijziging voor nodig.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 21 -
Gezien de complexiteit en de veelheid aan variabelen lijkt deze uitwerking bij alternatief 2 veel lastiger dan
bij alternatief 1. De consequenties voor de forfaitaire regeling voor woonruimten en kleine bedrijfsruimten
en bedrijven die vallen onder de tabel afvalwatercoëfficiënten zijn vooralsnog moeilijk te overzien.
8 april 2014, versie 4
- 22 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
6
ALTERNATIEF 3: MAATWERK
6.1
De regeling op hoofdlijnen
In de twee voorgaande hoofdstukken zijn alternatieven geschetst voor de huidige regeling. Deze
alternatieven zijn gebaseerd op een vaste regeling die voor alle bedrijven geldt. De enige vorm van
maatwerk is dat de heffing per eenheid verschilt per waterschap. Dit is in de huidige situatie ook al het
geval.
Maatwerk kan een interessante optie zijn, omdat de heffing optimaal kan worden afgestemd op vraag en
aanbod. Het gaat om het evenwicht tussen de hoeveelheid aangeleverd afvalwater en de beschikbare
capaciteit op de bestaande zuivering. Daarnaast is het van belang om de in het afvalwater aanwezige
grondstoffen, wanneer mogelijk terug te winnen en nuttig in te zetten.
De vraag om energie en reststromen in te zetten verschilt sterk per waterschap. Waterschappen die hun
zuiveringen aangepast hebben in energie- of grondstoffenfabrieken zijn wellicht meer geïnteresseerd om
voor warmte en fosfaat te belonen. De situatie kan bovendien ook nog eens per zuivering verschillen.
Maatwerk is daarom ook mogelijk met een differentiatie per rioolwaterzuiveringsinrichting. De meest
ultieme vorm van maatwerk is dat in elk individueel geval afspraken worden gemaakt over de heffing.
De vorm van maatwerk kan verschillen van:
o Een verschillende hoogte van de heffing per waterschap (huidige situatie)
o Een verschillende heffingsformule per waterschap
o Een verschillende heffingsformule per zuiveringskring
o Een heffingsmaatstaf per specifieke groep bedrijven
o Volledige vrije afspraken tussen waterschap en bedrijf
Deze regeling past overigens in de richting van de tussenrapportage van de commissie Togtema.16 Daarin
was sprake van het verbijzonderen van de zuiveringsheffing voor grote lozers.
6.2
Praktische consequenties
De invulling van een regeling die veel ruimte biedt aan maatwerk vraagt de nodige inspanning van de
afzonderlijke waterschappen. Dat begint met het formuleren van beleid voor de bedrijven en zuiveringen in
hun beheergebied, en vervolgens de implementatie ervan. Afhankelijk van de gekozen vorm, kan het
maken van afspraken en de administratie ervan redelijk veel inzet vragen
Doordat verschillende regelingen mogelijk zijn, en daarmee mogelijk verschillen tussen waterschappen of
zuiveringskringen, is transparantie richting de bedrijven een belangrijk aandachtspunt.
16
onderzoek Financiering Waterbeheer 21e Eeuw door de Commissie Onderzoek Financiering (‘Commissie Togtema’),
1999
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 23 -
6.3
De consequenties voor aan- en afhaken
De consequenties voor aan- en afhaken zijn niet op voorhand uit te rekenen. De vorm van maatwerk
verschilt namelijk per geval. Naar verwachting leidt een vorm waarin meer maatwerk mogelijk is, naar
minder afhaken. De bestaande aan- en afhaakregeling is eigenlijk een vorm van maatwerk (individuele
afspraken met bedrijven), die effectief is gebleken.
6.4
Juridische toetsing
Uitgangspunt van alternatief 3 is dat waterschappen beleidsvrijheid hebben en er meer ruimte is voor
maatwerk.
In beginsel is het mogelijk om te volstaan met een algemene en globale basis voor de regeling in de
Waterschapswet en de waterschappen een grote mate van vrijheid te laten bij de uitwerking daarvan in de
verordeningen zuiveringsheffing. Dit kan echter leiden tot juridische kwetsbaarheid. Zie ter illustratie
diverse arresten waarbij volume- en correctieregelingen onverbindend zijn verklaard (1977-1986). Voor die
correctieregelingen bestond ook slechts een globale grondslag in de wet hetgeen noodzaakte tot
vergaande uitwerking in de verordeningen. Er ontstaan daarmee potentiële risico’s:
de reikwijdte van de regeling in de Waterschapswet kan onduidelijk of multi-interpretabel zijn.
Indien dat het geval is, kan al snel discussie ontstaan over de vraag of de uitwerking in de
verordeningen zuiveringsheffing wel in overeenstemming is met hogere regelgeving
(Waterschapswet). De rechter kan oordelen dat de verordening geheel of gedeeltelijk in strijd is met
de Waterschapswet en deze geheel of gedeeltelijk onverbindend verklaren;
er worden hoge eisen gesteld aan de uitwerking in de verordening zuiveringsheffing. Een
heffingsplichtige moet immers uit de regeling de hoogte van de heffing kunnen afleiden
(rechtszekerheidsbeginsel).
Deze risico’s kunnen worden versterkt indien waterschappen de regelingen op geheel verschillende wijze
uitwerken.
Ervan uitgaande dat de regeling uniform wordt toegepast binnen één waterschap zal van schending van
het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel niet snel sprake zijn. Deze rechtsbeginselen worden namelijk
alleen beoordeeld voor gevallen binnen één waterschap. Een ongelijke of onevenredige behandeling van
heffingplichtigen in verschillende waterschappen kan niet tot schending van genoemde rechtsbeginselen
leiden. De huidige situatie met verschillende tarieven per waterschap kent deze juridische risico’s dus niet.
De risico’s met betrekking tot het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel nemen echter sterk toe indien
binnen één waterschap ook verschillende regelingen gelden per zuiveringskring, per groep van bedrijven
of zelfs per bedrijf. Dergelijk verschillen impliceren immers dat twee bedrijven met dezelfde omvang en
samenstelling van het afvalwater toch verschillend kunnen worden behandeld.
Samenvattend kan worden gezegd dat naarmate de beleidsvrijheid en de mogelijkheden voor maatwerk
groter worden, de fiscaal-juridische risico’s toenemen. Daarnaast kennen dergelijke maatwerkoplossingen,
waarin sprake is van financiële maatregelen tussen de overheid en private partijen, ook risico’s op het punt
van staatssteun. Ze kennen immers in meer of mindere mate een selectieve toepassing.
Als het landelijk maar om een beperkt aantal bedrijven gaat, kan overwogen worden om de
maatwerkoplossing niet in de zuiveringsheffing zelf te regelen (waar dat fiscaal-juridisch uitermate lastig
8 april 2014, versie 4
- 24 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
ligt) maar in de vorm van de subsidie (waar dat fiscaal-juridisch eenvoudiger ligt en nu ook gebeurt in de
vorm van de huidige afhaaksubsidies). Een dergelijke subsidie kan ‘selectiever’ zijn in de toepassing dan
de zuiveringsheffing. Maar ook bij een subsidieregeling zijn er vergelijkbare risico’s op het punt van
staatssteun. De Europese Commissie is bezig met de modernisering van de staatssteunregels, waarbij
diverse vrijstellingsregelingen zijn aangenomen (waarbij een kennisgeving volstaat i.p.v. aanmelding) en
het milieusteunkader (waar een regeling wel gemeld moet worden). Als de diverse regelingen geen
mogelijkheden bieden voor vrijstelling, kan overwogen worden om tot aanmelding bij de Europese
Commissie over te gaan, ter verkrijging van goedkeuring. Waarbij uiteraard op voorhand onzeker is of die
goedkeuring verleend zal worden.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 25 -
7
FINANCIËLE CONSEQUENTIES
De samenstelling en hoeveelheid van het industriële afvalwater kan sterk verschillen. Een nieuwe
heffingsgrondslag heeft consequenties voor de heffing per type water en is zo van invloed op het gedrag
van lozende bedrijven. De consequenties voor de kosten voor bedrijven en waterschappen zijn in beeld
gebracht met behulp van de rekenmodule (zie bijlage 1). Bijlage 4 geeft een weergave van de uitkomsten.
Uitgangspunt blijft dat de totale kosten voor de zuivering opgebracht moeten worden door alle lozers,
zowel burgers als bedrijven. De heffingsmaatstaven (formules) zijn zo opgesteld dat het aantal
vervuilingseenheden voor de huishoudens ongeveer gelijk blijft. Een zuivering van 100.000 i.e. in de
huidige situatie heeft met de nieuwe formule ook ongeveer 100.000 ve. Een ander uitgangspunt is dat de
totale gemaakte kosten door het waterschap moeten worden opgebracht door alle lozers.
Nauwkeurigheid van de schattingen in dit hoofdstuk
De schattingen ten aanzien van voorspeld gedrag en de financiële consequenties zijn gebaseerd op een
rekenmodule (zie bijlage 1). In deze module is gebruik gemaakt van 57 voorbeeldlozingen. Dit kan gezien
worden als een steekproef. In hoeverre de steekproef representatief is, is niet onderzocht. In de
voorbeeldset zijn aannames gedaan over de samenstelling van het afvalwater per lozer. Deze kunnen
afwijken van de werkelijke samenstelling van het afvalwater. Daarnaast is uitgegaan van een gemiddeld
tarief voor de heffing van het waterschap om te bepalen of zelf zuiveren voor een bedrijf financieel
gunstiger is. Met betere achterliggende gegevens kan een preciezere voorspelling worden gedaan. Bij het
interpreteren van de resultaten in dit hoofdstuk moet daarom rekening worden gehouden met de mogelijke
onnauwkeurigheid in uitkomsten.
De rekenmodule is primair bedoeld om in beeld te brengen wat de consequenties zijn van het doorvoeren
van nieuwe maatstaven. Het gaat dus om veranderingen in gemaakte kosten voor bedrijven onderling en
als totale groep.
7.1
Kosten per vervuilingseenheid
Door het kiezen van een andere maatstaf veranderen de keuzes van industriële lozers. Bij de twee
maatstaven, zoals beschreven in de hoofdstukken 4 en 5, wordt het in de regel interessanter voor
industriële lozers om aan te haken op de zuivering van het waterschap. Daarom neemt ook het aantal
extra te verwerken verontreinigingseenheden toe. Gebruik makend van de huidige beschikbare capaciteit,
kan dan meer efficiënt water worden gezuiverd en kan de gemiddelde heffing enkele procenten lager
worden. Aangenomen dat het aantal vervuilingseenheden voor de huishoudelijke gebruikers gelijk blijft,
kan de totale heffing voor alle gebruikers lager worden.
Aan de andere kant kan in de situatie dat geen capaciteit beschikbaar is op de
rioolwaterzuiveringsinrichting, het aanhaken van meer bedrijven ertoe leiden dat nieuwe investeringen
nodig zijn. Dan nemen de totale kosten voor het zuiveren van stedelijk afvalwater door het betreffende
waterschap toe en kan dat juist leiden tot een hoger tarief voor de zuiveringsheffing.
Op basis van de beschikbare gegevens kan op dit moment niet meer gezegd worden over de
consequenties voor de gebonden lozers (huishoudens en kleine bedrijven) en de mogelijke
8 april 2014, versie 4
- 26 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
lastenverschuiving. Hoe een nieuwe regeling uitpakt voor de diverse groepen is afhankelijk van diverse
omstandigheden.
Niet beschouwd is het eventuele effect van het niet meer belasten van de volgens de huidige regeling
belastbare stoffen, zoals chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, enzovoort. Dit kan een tariefverhogend
effect hebben, omdat ten opzichte van de huidige situatie het totaal aantal ve omlaag gaat als deze ve’s
niet meer worden meegeteld.
7.2
De kosten voor bedrijven
Het gebruikte rekenmodel maakt voor 57 voorbeeldbedrijven de afweging tussen zelf (voor)zuiveren en het
betalen van de zuiveringsheffing aan het waterschap op basis van kosten. De uitkomst van deze afweging
is sterk afhankelijk van het in het model ingevoerde tarief voor de zuiveringsheffing. Bij een tarief van € 50
per v.e. per jaar haken met de huidige regeling 19 bedrijven af, bij een tarief van € 75 zijn dat er 30 en bij
een tarief van € 25 nog slechts 5. In de berekeningen is uitgegaan van een tarief van € 50 per v.e. per
jaar.
Voorbeeld
3
Bedrijf 8 loost heel dik water: 260 m /d met 17.000 i.e.. Volgens de huidige regeling zou hij 17.000 x 50 = € 850.000 per
jaar heffing betalen aan het waterschap. Een eigen voorzuivering kost € 300.000 per jaar, waarbij nog 7.000 i.e.
resteert. Voor de resterende lozing betaalt het bedrijf nog 7.000 x 50 = € 350.000 per jaar aan heffing. Bij de huidige
regeling kiest het bedrijf voor een eigen voorzuivering, waarbij de totale kosten op € 650.000 per jaar komen,
Met de alternatieve regelingen verandert het aantal v.e. voor dit bedrijf en daarmee de te betalen heffing.
Volgens de maatstaf van alternatief 1 bevat het afvalwater 13.800 v.e. (in plaats van 17.000 i..e. volgens de huidige
regeling). De jaarlijkse heffing komt dan bij een tarief van € 50 per jaar op 13.800 x 50 = € 690.000. De eigen
voorzuivering kost nog steeds € 300.000 per jaar, Het resterend aantal v.e. is berekend volgens de maatstaf van
alternatief 1 nog 8.600 en daarmee komt de resterende heffing op 8.600 x 50 = € 430.000 per jaar. De totale jaarlijkse
kosten voor het bedrijf met een eigen voorzuivering bedragen dan € 730.000 per jaar en dat is meer dan de te betalen
zuiveringsheffing. Dit bedrijf zal volgens het rekenmodel bij de alternatieve regeling niet afhaken.Bij alternatief 2 is het
aantal berekende v.e. 14.000 en de jaarlijkse heffing € 700.000. Met een eigen voorzuivering van € 300,000 per jaar
resteren 10.300 v.e. en een heffing van € 515.000 per jaar. Ook bij deze alternatieve regeling kiest het bedrijf niet voor
een eigen voorzuivering
Figuur 7.1 geeft voor de 57 bedrijven de kosten voor de zuivering van hun afvalwater volgens de huidige
regeling en bij de twee alternatieven, uitgaande van een tarief van € 50 per v.e. per jaar. Het betreft de
totale jaarlijkse kosten, bestaande uit de kosten voor de eigen (voor)zuivering plus de heffing over de
resterende lozing. Tevens is voor de bedrijven die volgens bij de huidige regeling zouden kiezen voor een
voorzuivering aangegeven hoe hoog de heffing zou zijn voor een lozing zonder voorzuivering. Een andere
maatstaf betekent dat het aantal vervuilingseenheden verandert per individuele lozer. Dit betekent dat de
aanslag per bedrijf zal gaan veranderen. De 57 voorbeeldbedrijven zijn gerangschikt in grootte van debiet
van het afvalwater. De kleinste lozers staan links en de grootste rechts in de grafiek. De kosten voor een
aantal hele grote lozers vallen buiten de schaal van de grafiek.
Met de huidige regeling zou het voor 19 van de 57 voorbeeldbedrijven financieel interessant zijn een eigen
voorzuivering te realiseren, omdat de totale kosten dan lager uitvallen dan de te betalen heffing zonder
voorzuivering. Bij alternatief 1 geldt dat voor nog maar 4 lozers en bij alternatief 2 nog maar voor 2.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 27 -
Huidige situatie
Alternatief 1
Alternatief 2
Huidig zonder eigen zuivering
1600000
Totale kosten (€)
1400000
1200000
1000000
800000
600000
400000
200000
0
0
10
20
30
40
50
Nummer lozing (gesorteerd van kleine lozingen naar grote lozingen in debiet)
Figuur 7.1. Totale jaarlijkse kosten (eigen voorzuivering + heffing) voor 57 bedrijven.
7.3
Heffing versus kosten
Elk bedrijf betaalt een heffing die gebaseerd is op hetzelfde tarief per vervuilingseenheid. Het tarief is een
gemiddelde waarmee de opbrengst van de heffingen de werkelijke kosten moet dekken. Met onze
rekenmodule hebben we geschat wat de werkelijke kosten zijn voor het zuiveren van afvalwater van 57
voorbeeldbedrijven. In het ideale geval zijn de werkelijke kosten voor de verschillende bedrijven ongeveer
gelijk aan de heffing die de bedrijven betalen. Naarmate de situatie afwijkt van dit gemiddelde, wordt de
regeling minder eerlijk. Het ene bedrijf betaalt een heffing die hoger is dan het waterschap werkelijk kwijt is
aan kosten voor het afvalwater en het andere bedrijf betaalt juist een relatief lage heffing voor het
betreffende afvalwater.
In figuur 7.2 zijn de aan de verschillende lozingen toe te rekenen kosten weergegeven als functie van de
heffing. De toe te rekenen kosten bevatten ─naar rato van het aantal vervuilingseenheden van de lozing
ten opzichte van het totaal aantal vervuilingseenheden─ kapitaalslasten en onderhoud, plus de kosten van
de behandeling. Vanzelfsprekend zijn de behandelingskosten (voor de verwerking van de aangeboden
hoeveelheid afvalwater en de verwerking van het bij de behandeling ontstane slib) aanzienlijk lager dan de
toe te rekenen kosten. Deze variabele kosten zijn in de figuur grijs weergegeven.
8 april 2014, versie 4
- 28 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
behandelingskosten (EUR/j)
2 500 000
2 000 000
1 500 000
maatstaf 1
kosten inclusief
toerekening
maatstaf 2
maatstaf 8
1 000 000
netto
500 000
variabele
kosten
0
0
500 000
1 000 000 1 500 000
heffing (EUR/j)
2 000 000
2 500 000
Figuur 7.2. Toe te rekenen kosten aan de verschillende lozers als functie van de berekende zuiveringsheffing.
De punten voor huidige maatstaf, alternatief 1 en 2, liggen allemaal dicht bij de lijn die volledig
overeenkomt tussen de heffing en de toe te rekenen kosten aangeeft. Dit is niet erg verbazend, omdat de
kapitaalslasten en het onderhoud een groot deel van de kosten uitmaken. De redelijkheid van de maatstaf
kan hieruit overigens niet worden vastgesteld. Het feit dat bij de ene maatstaf de gemiddelde kosten
aanzienlijk hoger uitvallen dan bij de andere kan uit de figuur niet worden vastgesteld. In de figuur is te
zien dat de toerekening van kapitaalslasten en onderhoud bij grotere installaties minder wordt (de grijze
punten komen naar rechts toe steeds dichter bij de lijn te liggen).
Metafoor: “Kamer te huur”
De situatie kan goed worden vergeleken met het verhuren van een kamer in een gezinswoning aan een
student. Voor de toe te rekenen kosten komen natuurlijk alle werkelijk gemaakte kosten (energie en
dergelijke) in aanmerking, maar ook is het redelijk dat de student meebetaalt aan de kapitaallasten (de
huur of de hypotheek) van het huis. De maatstaf hiervoor kan zijn het aantal personen dat in het huis
woont, of het oppervlak of het volume van de studentenkamer, ten opzichte van het totale oppervlak of
volume van het de woning. In alle gevallen zal de in rekening gebracht huur redelijk in overeenstemming
zijn met de werkelijk toe te rekenen kosten, maar daarmee kan niets worden gezegd over de redelijkheid
van de maatstaf. Afhaken kan in deze vergelijking worden opgevat als de beslissing van de student om
zelf een woninkje te gaan bouwen – type tuinhuis. De kosten voor de verhuurders nemen toe (want de
lasten nemen maar beperkt af, maar de inkomsten sterk), en die van de student mogelijk ook.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 29 -
8
AFWEGING ALTERNATIEVEN
De zuiveringsheffing is een kostendekkende belasting voor het zuiveringsbeheer door de waterschappen.
In de huidige situatie wordt het tarief voor de heffing per waterschap bepaald door de totale kosten van het
zuiveringsbeheer te delen door het totaal aantal vervuilingseenheden. De huidige maatstaf is gebaseerd
op het principe ‘de vervuiler betaalt’, waarbij één vervuilingseenheid overeenkomt met de
vervuilingswaarde van het afvalwater dat één persoon per kalenderjaar produceert.
Omdat de huidige regeling kan leiden tot afhaakproblemen en niet kan inspelen op de technologische
ontwikkelingen binnen het zuiveringsbeheer, zijn in deze studie drie alternatieve regelingen onderzocht.
De eerste alternatieve regeling gaat uit van het principe ‘de kostenveroorzaker betaalt’, de tweede van een
methodiek die het mogelijk maakt om de gunstige samenstelling van afvalwater te belonen. Het derde
alternatief tenslotte onderzoekt de mogelijkheden voor maatwerkafspraken tussen waterschappen en
bedrijven.
Onderstaande tabel geeft de score van de huidige regeling en de drie alternatieven op een aantal criteria.
–
Fiscaal juridisch: generiek karakter, niet in strijd met hogere regelgeving, transparant, geen strijd
met gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
–
Toekomstbestendig: passend in een circulaire economie, mogelijk om in te spelen op
veranderingen in vraag en aanbod (prijs) van grondstoffen en energie
–
Effectief: draagt bij aan gewenst aanbod van afvalwater en de doelmatigheid van de zuivering
–
Rechtvaardigheid: effect voor gebonden lozers en tabelbedrijven, consequenties voor nu
aangehaakte bedrijven
Huidige
regeling
Kostenveroorzaker
betaalt
Bonus/malus
Maatwerk
Fiscaal-juridisch
+
+
0
--
Toekomstbestendig
--
+
+
++
Effectief
--
+
+
++
-
+
+
0
Rechtvaardig
Vanuit fiscaal-juridisch oogpunt scoren generieke regelingen, zoals de huidige regeling en de
kostenveroorzaker betaalt het best. De bonus/malus-regeling is ook een regeling met een generiek
karakter, maar wat complexer. Maatwerkafspraken kennen vanuit fiscaal-juridisch oogpunt potentiële
risico’s.
Een regeling met veel ruimte voor maatwerk is aan de andere kant wel toekomstbestendig, omdat een
dergelijke regeling het mogelijk maakt om in te spelen op de technologische en marktontwikkelingen rond
de productie van energie en grondstoffen en bij een circulaire economie lokaal invulling kan worden
gegeven aan de sluiting van kringlopen. De bonus/malus-regeling biedt ook wel mogelijkheden om in te
spelen op ontwikkelingen rond grondstoffen. De regeling volgens het kostenveroorzakersprincipe en de
huidige regeling zijn vanuit dat opzicht minder toekomstbestendig.
De huidige regeling scoort ook niet goed op effectiviteit. De regeling leidt immers tot afhaken van grote
lozers en daardoor tot ondoelmatige situaties. Wanneer meer rekening gehouden wordt met de werkelijke
8 april 2014, versie 4
- 30 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
kosten van de zuivering van het afvalwater, leidt dat tot minder afhaken en daarmee meer doelmatigheid.
Met maatwerkregelingen kan nog beter en specifieker gestuurd worden op de aanvoer van gewenst
afvalwater naar de zuivering van het waterschap.
Qua rechtvaardigheid scoren de alternatieve regelingen waarbij de kostenveroorzaker betaalt of de
bonus/malus-regeling het best, omdat bij deze regelingen de heffingen die bedrijven betalen het best
overeenkomen met de werkelijke kosten voor de zuivering van hun afvalwater. In de huidige regeling is dat
vaak niet het geval. Een maatwerkregeling kan, mits goed uitgewerkt, voor alle partijen rechtvaardig
uitpakken.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 31 -
9
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
9.1
Conclusies
De centrale vraag van het onderzoek is:
Op welke wijze kan een nieuwe systematiek van zuiveringsheffing bijdragen aan een
doelmatige en duurzame verwerking van afvalwater?
Geconcludeerd kan worden dat door meer rekening te houden met de kostenveroorzakende parameters
de heffing meer recht doet aan de werkelijke kosten voor zuivering van het afvalwater dat geloosd wordt.
Voor grote lozers kan daarmee een reden om te kiezen voor een eigen zuivering wegvallen. Zeker
wanneer het om lozingen van goed verwerkbaar afvalwater gaat, bevordert dat de doelmatige verwerking
van afvalwater op de rioolwaterzuiveringsinrichting van het waterschap.
Het inbouwen van de mogelijkheid om een korting op de heffing te geven voor afvalwater dat de
doelmatige werking van de zuivering bevordert of waardevolle grondstoffen bevat, bij kan dragen aan een
duurzame verwerking van afvalwater.
Het bieden van de mogelijkheid om maatwerk per bedrijf of per zuivering te leveren doet recht aan de
situatie-specifieke omstandigheden en kan op die manier bijdragen aan de meest doelmatige en
duurzame oplossing.
Naarmate de beleidsvrijheid en de mogelijkheden voor maatwerk groter worden, nemen de fiscaaljuridische risico’s echter toe. Dat kan mogelijk ondervangen worden door de maatwerkoplossing niet te
regelen in de zuiveringsheffing, maar in de vorm van een subsidie. De subsidie zou dan qua voorwaarden
wel elementen kunnen bevatten van bijvoorbeeld de bonus-regeling voor goed verwerkbaar afvalwater.
Dat versterkt ook de duurzaamheidsargumenten richting EU, op basis waarvan de subsidie mogelijk juist
eerder onder een vrijstellingsregeling kan worden gebracht of goedkeuring is te verkrijgen.
9.2
Aanbevelingen
In deze verkenning naar de mogelijkheden voor een duurzame en doelmatige zuiveringsheffing zijn drie
alternatieven globaal uitgewerkt en de verwachte consequenties beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat
de drie alternatieven perspectief bieden voor een nieuwe systematiek van zuiveringsheffing die bijdraagt
aan een doelmatige en duurzame verwerking van afvalwater. De onderzoeksresultaten zijn echter
gebaseerd op een theoretische exercitie waarbij gebruik is gemaakt van een rekenmodel en een
steekproef van 57 voorbeeldlozingen. Voor deze verkenning waren niet genoeg gegevens beschikbaar om
de effecten op bedrijfs-, waterschaps- of landelijk niveau door te rekenen. Wij adviseren daarom om aan
de hand van de werkelijke situatie bij een of meerdere waterschappen door te rekenen wat de
consequenties van een alternatieve regeling kunnen zijn en wat dat betekent voor de tarieven van de
zuiveringsheffing. Hoe beïnvloedt de alternatieve regeling de keuzes van de industriële lozers in het
gebied, wat betekent dat voor de zuivering van het waterschap en wat zijn dan de consequenties voor
gebonden lozers?
8 april 2014, versie 4
- 32 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
Het feit dat de anti-afhaakregeling tot 2023 verlengd is, biedt de tijd om een nieuwe methodiek uit te
werken. Aangezien een nieuwe regeling een aanpassing van de Waterschapswet vereist, die tijd kost, is
het wel aan te bevelen om door te gaan met de uitwerking van een nieuwe methodiek. Een methodiek op
basis van kostenveroorzaking lijkt een logische richting. Bij de uitwerking van een nieuwe regeling dienen
nadrukkelijk de bedrijven zelf betrokken te zijn en door in het vervolgtraject te werken aan een methodiek
voor doorrekening van effecten dienen ook de belangen van de gebonden lozers goed meegenomen te
worden. In dit vervolg moeten de consequenties in termen van lastenverschuiving in beeld worden
gebracht.
Tenslotte wordt aanbevolen om in een snelle ronde langs de waterschappen na te gaan om hoeveel
situaties het in de praktijk gaat. Dat geeft meer inzicht in de mogelijkheden voor maatwerkoplossingen
(subdieregeling) voor grote lozers.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 33 -
10
LITERATUUR
ATV-DVWK, 2000. Arbeitsblatt -A 131 - Bemessung von einstufigen Belebungsanlagen, Mai 2000, GFA,
Hennef, Duitsland, 2000.
CBS 1997. Milieustatistieken - Waterkwaliteitsbeheer, deel b: zuivering van afvalwater 1995. CBS,
Voorburg/Heerlen, 1997.
CIW, 2001. Financiering van het zuiveringsbeheer. Kosten van de behandeling van afvalwater
CIW Eindrapport. W.M. Wiegant
RWS. Handboek heffingen. Lozing tabelbedrijf op oppervlaktewater.
STOWA 1985. Het inwonerequivalent getoetst. STOWA, Amersfoort, rapport 1985-04.
STOWA 1998 Huishoudelijk afvalwater – berekening van de zuurstofvraag. STOWA, Amersfoort, rapport
1998-40.
Tchobanoglous G & F L Burton 1991. Wastewater engineering - Treatment, disposal and reuse / Metcalf &
Eddy, Inc. 3d edition 1991. MacGraw-Hill., New York 1991
Werkgroep doelmatigheidssubsidies 2012. Onderzoek aanpak afhaakproblematiek na 2012
8 april 2014, versie 4
- 34 -
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
12
COLOFON
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Opdrachtgever
Project
Dossier
Omvang rapport
Auteur
Bijdrage
Interne controle
Projectleider
Projectmanager
Datum
Naam/Paraaf
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Modernisering Zuiveringsheffing
BC3906-101-100
35 pagina's
ir. F.Th. Verhagen, ir. J.A.M. Leeuwis-Tolboom
ir. W.M. Wiegant, mr. P. van den Berg (Van den Bosch & partners)
ir. P. Roeleveld
ir. F. Th. Verhagen
8 april 2014
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
8 april 2014, versie 4
- 35 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Water Technology
Laan 1914 nr. 35
3818 EX Amersfoort
Postbus 1132
3800 BC Amersfoort
T (088) 348 20 00
F (088) 348 28 01
E [email protected]
W www.royalhaskoningdhv.com
HaskoningDHV Nederland B.V.
BIJLAGE 1
1.
Rekenmodule kosten industriële zuiveringen
Inleiding
In dit rapport worden alternatieven gepresenteerd voor het moderniseren van de zuiveringsheffing. Het is
belangrijk om te weten welk effect een aangepaste regeling op de praktijk heeft. Vragen die door de
begeleidingsgroep zijn gesteld zijn: “gaan bedrijven juist meer of minder gebruik maken van de
voorzieningen van de waterschappen (aan- of afhaken)?”, “wat is het effect op de totale heffing?” en “hoe
pakt de nieuwe regeling uit voor individuele bedrijven?” Om deze vragen zo goed mogelijk te kunnen
beantwoorden is een rekenmodel in Excel ontwikkeld waarmee het gedrag van individuele lozers
voorspeld kan worden. Kern van de methodiek is dat gebruik is gemaakt van werkelijke situaties
(bestaande industriële lozingen en rwzi’s) en dat de voorspelling in het gedrag van bedrijven is gebaseerd
op het minimaliseren van kosten.
2.
Opzet van de module op hoofdlijnen
De rekenmodule berekent voor bestaande situaties wat de kosten zijn voor het zuiveren van industrieel
afvalwater voor bestaande bedrijven. In totaal worden de consequenties doorgerekend voor 57 bestaande
industriële lozingen, binnen de beheergebieden van vijf waterschappen (Aa en Maas, Rijn en IJssel,
Brabantse Delta, Reest en Wieden en Waternet). De gegevens van de samenstelling en hoeveelheid van
het industriële afvalwater, het overige afvalwater en de dimensionering van de bijbehorende 23 rwzi’s zijn
verzameld in het kader van een eerdere studie (Werkgroep doelmatigheidssubsidies, 2012). De
hoeveelheid vervuilingseenheden is doorgegeven, de samenstelling van het afvalwater is door ons
geschat. De 57 lozers kunnen worden opgevat als een globale steekproef. De lozingen zijn namelijk
verschillend van grootte, lozen op verschillende ontvangende rwzi’s en zijn verspreid over het land. De
resultaten voor de 57 lozers geven zo een idee van de mogelijke verschuivingen in kostenverdeling bij
verschillende heffingsmaatstaven. Voor een voorspelling van de gedetailleerde veranderingen voor
specifieke situaties zijn meer gegevens, met name over de samenstelling van het geloosde afvalwater
nodig.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 1
-1-
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.1 Dimensionering van de industriële zuivering
Een bedrijf heeft de keuze om via de riolering te lozen op de zuivering van het waterschap, zelf voor te
zuiveren of volledig zelf te zuiveren. Voor elke industriële lozing wordt berekend wat de kosten zijn van het
zuiveren van het afvalwater. Dit zijn de kosten die het bedrijf zelf maakt en de heffingskosten van het
waterschap. Of het bedrijf gebruik maakt van de zuiveringsdiensten van het waterschap hangt af van de
kosten. Als het bedrijf het water voor minder kosten zelf kan zuiveren, ligt het voor de hand dat dit ook
gebeurt. In de rekenmodule is aangenomen dat het bedrijf het water naar de zuivering van het waterschap
stuurt als dit goedkoper is dan het zelf te zuiveren. De rekenmodule bevat dus een optimalisatie routine
om de meest optimale strategie voor het bedrijf te berekenen. Hierbij worden de volgende mogelijkheden
om het water zelf te zuiveren beschouwd:
•
Bypass van de installatie om aan randvoorwaarden te voldoen
Optimalisatie
•
Buffer
840 mogelijke
•
Flotatie, ofwel Dissolved Air Flotation (DAF)
combinaties
•
Anaërobe reactor actief slibsysteem
De bovengenoemde technieken kunnen ook in combinatie met elkaar worden toegepast. Elke mogelijke
combinatie van de in totaal 840 mogelijke combinaties wordt doorgerekend. De 840 opties bestaan uit 21
opties voor de bypass (van 0 tot 100% in stappen van 5%), wel/geen buffer, wel/geen DAF, wel/geen
anaërobe behandeling, en 5 opties voor de aërobe behandeling, te weten wel/geen behandeling, in een
conventionele actiefslibinstallatie of een sequencing batch reactor (SBR), met of zonder
stikstofverwijdering). Voor de werking van de zuiveringstechnieken zijn bij het ontwerp gebruikelijke
ontwerpuitgangspunten en rendementen aangenomen. De meest optimale combinatie van de 840
mogelijke, degene dus met de laagste kosten, wordt geselecteerd. Deze optie wordt vergeleken met de
heffingskosten van het waterschap.
bijlage 1
bijlage 1
bijlage 1
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.2 Waterzuivering van het waterschap
Voor de zuivering van het afvalwater door het waterschap wordt gekeken naar de ontworpen
zuiveringscapaciteit (het totaal zuurstof verbruik) en de werkelijke gebruikte ruimte in zuiveringscapaciteit.
Het verschil bepaalt of er nog ruimte is voor een bedrijf om hier meer water te laten zuiveren. In het
voorbeeldbestand hadden alle (23) waterzuiveringen ruimte over. Dit maakt het interessant om extra water
te zuiveren. In de rekenmodule is geen rekening gehouden met een eventuele uitbreiding van de
zuiveringsvoorzieningen.
3.
Kosten
Met de rekenmodule zijn de kosten in beeld gebracht. Er is gekeken naar de werkelijke kosten die het
waterschap of het bedrijf maakt voor de zuivering van het afvalwater van het betreffende bedrijf. Deze is
vergeleken met het uniforme bedrag in heffing (per waterschap) dat wordt gevraagd aan huishoudens en
bedrijven. Op hoofdlijnen is er gekeken naar:
Wat zijn de werkelijke kosten voor een bedrijf om het afvalwater zelf te zuiveren (B1) en wat zijn
de werkelijke kosten als het waterschap dit doet (W1)?
Wat is het verschil tussen de kosten van zuivering door het bedrijf zelf (B1) en de kosten die het
waterschap als heffing in rekening brengt (X)?
Wat is het verschil in werkelijke kosten voor zuivering van industrieel afvalwater door het
waterschap voor verschillende bedrijven (W1 en W2)? De werkelijke kosten moeten namelijk zo
veel mogelijk gelijk zijn aan wat aan heffing betaald wordt.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 1
-3-
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.1 De werkelijke kosten van eigen zuivering van industrieel afvalwater (B1 en B2)
De kosten voor het (voor)zuiveren van het industriële afvalwater worden berekend op basis van de
hoeveelheid en samenstelling van het aangeleverde water. Afhankelijk van de gekozen zuiveringsmethode
wordt uitgerekend wat de bijbehorende inspanning is om het water te zuiveren tot een niveau dat geloosd
wordt op het riool (B2), of dat voldoet aan de wettelijke eisen voor lozing op oppervlaktewater (B1). Bij de
berekening wordt rekening gehouden met een groot aantal variabelen dat het zuiveringsproces bepaalt.
De kosten zijn uitgesplitst in de jaarlijkse kapitaalslasten, nodig voor de investering in de
zuiveringsinstallatie, en de jaarlijkse kosten van de bedrijfsvoering.
3.2 De heffing door het waterschap (X)
Door het waterschap wordt een heffing per vervuilingseenheid ingesteld. In de berekeningsmodule is een
standaardtarief per vervuilingseenheid gehanteerd van 50 euro per inwoner equivalent per jaar. Dit is
ongeveer het gemiddelde bedrag dat in Nederland per vervuilingseenheid aan heffing wordt betaald. Het
waterschap stuurt een bedrijf een rekening voor het aantal vervuilingseenheden in het bedrijfsafvalwater
vermenigvuldigd met het tarief. Als een andere maatstaf wordt gehanteerd, verandert het aantal
vervuilingseenheden per bedrijf en daardoor ook de heffing. Door alle heffingen van de individuele
bedrijven bij elkaar op te tellen wordt het totaal verkregen bedrag aan heffingen bepaald.
3.3 De extra kosten voor het waterschap voor het zuiveren van industrieel afvalwater (W1 en W2)
Wanneer een bedrijf extra afvalwater aanlevert aan de zuivering van het waterschap, geeft dit ook kosten
voor het waterschap. Omdat de zuivering van het waterschap voldoende groot is, hoeft niet te worden
geïnvesteerd in aanvullende zuiveringsinstallaties. Hier zijn dus geen extra kosten mee gemoeid. De
kapitaalslasten van de investering in de installatie) en de onderhoudskosten zijn daarom voor de
industriële lozing naar rato omgeslagen naar het aandeel dat de industriële lozing heeft op de totale
aanvoer van de RWZI heeft. De aanvoer van meer vervuild water betekent wel een grotere inspanning
voor het waterschap. De overige extra kosten verbonden met de lozing (energieverbruik, kosten
chemicaliën, ontwatering en eindverwerking van het slib) worden berekend uit de afvalwatersamenstelling.
Door de totale kosten (kapitaalskosten en overige kosten) te delen door het totaal aantal
vervuilingseenheden dat de industriële zuivering levert, kan uitgerekend worden wat de werkelijke kosten
per vervuilingseenheid zijn voor de betreffende lozing. Dit zijn niet de kosten die het bedrijf in werkelijkheid
betaalt, omdat elk bedrijf een vooraf vastgesteld bedrag per vervuilingseenheid betaalt.
bijlage 1
bijlage 1
bijlage 1
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
BIJLAGE 2
Samenstelling huishoudelijk afvalwater
Deze bijlage geeft een onderbouwing van de gemiddelde samenstelling van het huishoudelijk afvalwater.
Nederlands onderzoek
In Nederland zijn twee STOWA-onderzoeken uitgevoerd, in 1985 en in 1998 (STOWA, 1985 en 1998).
Deze onderzoeken hadden alleen betrekking op de zuurstofvraag van het huishoudelijk afvalwater, dus
componenten als fosfaat werden niet verder onderzocht. Gegevens uit deze onderzoeken zijn verder
buiten beschouwing gelaten. De samenstelling van het Nederlandse afvalwater is ook bekend uit
gegevens van het CBS (1997).
Internationale gegevens
Uit internationale literatuur kan ook een beeld worden verkregen van de samenstelling van huishoudelijk
afvalwater. We hebben gebruik gemaakt van gegevens uit Metcalf & Eddy (Tchobanoglous G & F L Burton
1991) en uit Duitse ontwerprichtlijnen (ATV-DVWK 2000). De concentraties van het afvalwater leveren bij
vergelijking tussen verschillende locaties en landen informatie op over de hoeveelheid drinkwater die per
persoon wordt gebruikt en de hoeveelheid regenwater die naar zuiveringen wordt afgevoerd.
Vergelijking gegevens
In tabel 1 staan de verschillende gegevens samengevat. De internationale gegevens worden vergeleken
met de gemiddelde samenstelling van Nederlands stedelijk afvalwater.
Tabel 1
Gegevens van de samenstelling van afvalwater
Deze
Gegevens bekend uit internationale literatuur
1
dun
1
med
1
2
CBS data
3
studie
4
dik
GE
NL
NL
mg/l
eenheid
mg/l
mg/l
mg/l
g/i.e.
g/i.e.
CZV
250
430
800
120
95.7
550
BZV
110
190
350
60
34.9
220
TKN
20
40
70
11
8.8
55
TON
0
0
0
0
0
0
TP
4
7
12
2
1.4
10
ZS
120
210
400
70
40.8
250
ratio's
CZV : BZV
─
─
─
─
─
─
2.27
2.26
2.29
2.00
2.74
2.50
CZV : TKN
12.5
10.8
11.4
10.9
10.9
10.0
BZV : TKN
5.50
4.75
5.00
5.45
3.97
4.00
BZV : TSS
1.09
1.11
1.14
1.17
1.17
1.14
BZV : TP
27.5
27.1
29.2
30.0
24.9
22.0
1: Gegevens uit Metcalf & Eddy
2: Gegevens uit Duitse ontwerprichtlijn
3: Gegevens ontleend aan CBS-statistieken
4: Gebruikt in onderzoek in voorliggend rapport
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 2
-1-
Belangrijk is de vergelijking van de verhouding van de verschillende componenten. Dan valt op dat deze
voor het Nederlandse afvalwater dat door rioolwaterzuiveringsinrichtingen (rwzi’s) wordt verwerkt, niet of
nauwelijks verschilt van de internationaal gangbare verhoudingen in huishoudelijk afvalwater. De
verhouding tussen CZV en BZV lijkt wat hoger te zijn, en die tussen CZV en TKN (Kjeldahl-stikstof) en
tussen BZV en TKN wat lager, wat mogelijk wordt veroorzaakt doordat tijdens het transport van het
afvalwater enig CZV en BZV zal worden omgezet. Andere verhoudingen leveren geen verschillen op
tussen ‘Nederlands gemiddeld afvalwater’ en internationaal huishoudelijk afvalwater.
bijlage 2
bijlage 2
bijlage 2
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
BIJLAGE 3
Toelichting maatstaf alternatief 1
In deze heffingsmaatstaf komen de parameters zwevende stof en nitraat niet voor. Zwevende stof
vertegenwoordigt CZV en kan daar in worden omgerekend. Verder is er in de kosten weinig verschil of het
nitraat of ammonium is dat in de rwzi behandeld moet worden.
Zwevende stof
Organische stof heeft gemiddeld een CZV van 1,4 g CZV per gram. Zwevend stof in huishoudelijk
afvalwater heeft een asgehalte van circa 30%, dus het is redelijk voor zwevend stof een CZV van circa 0,7
x 1,4 = 0,98 aan te houden. Dus:
CZVZS = ZS x 0,98
Op deze manier kan zwevende stof worden ‘omgerekend’ naar CZV.
Nitraat
In principe is er enig verschil tussen Kjeldahl-stikstof en nitraat-stikstof. Het verschil wordt vooral
veroorzaakt door het feit dat Kjeldahl-stikstof (de som van organische stikstof en NH4+-N) eerst moet
worden omgezet in nitraat. Hierbij treedt een verwaarloosbare slibproductie op, maar is een aanzienlijke
hoeveelheid beluchtingsenergie nodig. Gedurende het transport van afvalwater wordt geloosd nitraat
doorgaans gereduceerd tot stikstofgas, waarbij de BZV van het afvalwater vermindert. Dit gaat echter ten
koste van de BZV die in de zuivering beschikbaar moet zijn voor de stikstofverwijdering.
Het verschil in de marginale kosten (extra kosten bij extra vracht) tussen Kjeldahl-stikstof en nitraat-stikstof
bedraagt voor de grotere RWZI’s slechts circa 20% van de waarde voor Kjeldahl-stikstof (CIW, 2001). Het
is dus redelijk om nitraat-stikstof gelijk te stellen aan Kjeldahl-stikstof.
TOC en CZV
TOC (total organic carbon) kan, net als CZV, als maat voor de hoeveelheid organische stof gebruikt
worden. In huishoudelijk afvalwater bestaat er een betrekkelijk vaste verhouding tussen CZV en TOC, van
17
circa 2,7 .
17
STOWA 1998. Relatie tussen TOC en CZV. STOWA, Utrecht, rapport 98-03.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 3
-1-
BIJLAGE 4
Afleiding maatstaf alternatief 2
We hebben gekozen voor een bestaande formule die nu in Vlaanderen wordt gehanteerd (ontleend aan
www.heffingen.be). De Vlaamse formule is complex van opzet (zie onderstaand kader) en bestaat uit vijf
componenten:
De N1-component gaat over de zuurstofbindende (het biochemisch en chemisch
zuurstofverbruik) en de zwevende stoffen in het geloosde water.
De N2-component gaat over de aanwezige zware metalen in het geloosde water.
De N3-component gaat over de aanwezige nutriënten in het geloosde water.
De Nk-component gaat over het thermisch verontreinigd koelwater.
De Nv-component gaat over de verwerkbaarheid in het geloosde afvalwater. Onder goed
verwerkbaar afvalwater wordt verstaan afvalwater waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet
aan alle volgende voorwaarden:
o a) CZV/BZV kleiner dan of gelijk aan 4;
o b) BZV/N groter of gelijk aan 4;
o c) BZV/P groter of gelijk aan 25;
o d) BZV concentratie hoger dan of gelijk aan 100 mg/l.
Belangrijke aanvullende onderdelen in de formule zijn het meenemen van de BZV, het koelwatervolume
en P. In de formule is een bonus/malus regeling opgenomen die rekening houdt met de verwerkbaarheid
van het afvalwater
Vlaamse formule
N = N1 + N2 + N3 + Nk + Nv
N1 =
[Qd / 0,18] x [a + {0,35 x ZS / 500} + {(0,45 x (2 x BZV + CZV)) / 1.350}] x [0,40 + 0,60 x d]
met a=0 bij lozing op oppervlaktewater en a =0,2 bij lozing op riool, ZS is zwevende stof
(mg/l), d is min (DL, 225)/225, met DL is het aantal dagen dat geloosd wordt.
N2 =
lozing van zware metalen (hier niet aan de orde)
N3 =
Qj x (NT + PT) / 10.000
met Qj het jaardebiet (m3/j)
Nk =
K x 0,00022
met K is het koelwatervolume per jaar
Nv =
Ev – Kv
met Ev is de extra vuillast bij slecht verwerkbaar (= niet goed verwerkbaar) en Kv is de
korting bij goed of zeer goed verwerkbaar (complementair) afvalwater
Goed verwerkbaar: EN (CZV/BZV < 4, BZV/N > 4, BZV/P > 25, BZV > 100)
Complementair: EN (CZV/BZV < 2, BZV/N > 8, BZV/P > 40, BZV > 500)
Ev =
Qdv x [0,45 x (4 x (BZVc - BZV)) + 0,35 x ZSp ] x (0,40 + 0,60 x d)
180
1.350
500
met Qdv is de dagelijkse hoeveelheid afvalwater (l/d), BZVc = MAX (100, CZV/4, N x 4,
BZV), Zsp = MAX (0, 6,6 x (PT-BZV/25)
Kv =
Qdv x [0,45 x BZV) x (0,40 + 0,60 x d)
180 1.350
bijlage 4
bijlage 4
bijlage 4
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
Aanpassing in dit rapport (“Nederlandse variant”)
In de Vlaamse heffingsgrondslag zijn BZV en zwevende stof opgenomen. Dit geeft een extra
meetinspanning. De formule is omgezet voor een in Nederland gemakkelijk accepteerbare vorm, waaruit
deze twee parameters zijn verwijderd, en omgezet naar CZV. De toeslag bevat nog steeds de CZV/BZV
verhouding, maar de korting niet meer.
De heffing bestaat ook hier uit N1+N3+ Ev – Kv, met
•
N1 = Q x CZV / 324
•
N3 = Q x 365 x (NT + PT)/10000
Voor de kwaliteitsparameters Ev en Kv gelden dezelfde eisen als bij de Vlaamse maatstaf
•
als de eisen aan Ev gelden, is de toeslag:
Ev = Q /0.18 x (0.45*(MAX(100,CZV/4, NT *4,BZV)-BZV)/1350+0.35*MAX18(0,PTBZV/25)*6.6/500)
•
als de eisen aan Kv gelden, is de korting
Kv= Q/0.18*0.45*CZV
18
Dit betekent dat deze factor alleen verrekend wordt indien de verhouding tussen PT-BZV/25 groter dan 0
is. Bij kleiner dan 0 vervalt dit.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu/Modernisering Zuiveringsheffing
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 4
-3-
bijlage 4
LW-AF20140204
Klant vertrouwelijk
bijlage 4
-1-