Geachte mevrouw Dijksma, Op 16 juni 2014 heeft de heer dr. J.P.

Ministerie van Economische Zaken
Aan de staatssecretaris van Economische Zaken
Mw. S.A.M. Dijksma
Postbus 20401
2500 EK 'S-GRAVENHAGE
doorkiesnummer
uw kenmerk
bijlage(n)
(070) 373 8641
DGA-DAD / 14100206
-
betreft
ons kenmerk
datum
Reactie VNG op concept
ECFD/U201401664
11 september 2014
wijzigingsvoorstel Wet dieren
Geachte mevrouw Dijksma,
Op 16 juni 2014 heeft de heer dr. J.P. Hoogeveen ons namens het ministerie van EZ het conceptwijzigingsvoorstel Wet dieren gestuurd voor bespreking en consultatie. Wij treden graag in overleg
met u over onze standpunten bij het wetsvoorstel. Vooruitlopend daarop geven wij in deze brief onze
reactie op het wetsvoorstel. Deze brief begint met een reactie op hoofdlijnen. Daarna lichten we onze
standpunten verder toe.
Algemene reactie
Wij delen de constatering dat aanvullend instrumentarium gericht op volksgezondheid nodig is. We
vinden het positief dat wetsvoorstel uitgaat van flexibiliteit en ruimte biedt voor lokaal maatwerk.
Echter, volgens ons is dit wetsvoorstel niet het juiste instrument voor het oplossen van de problemen
waar gemeenten in hun praktijk tegen aan lopen. Wij betreuren dat het wetsvoorstel vooraf niet is
afgestemd met gemeenten en provincies. Daardoor is in het wetsvoorstel onvoldoende rekening
gehouden met de uitvoering. Veel gemeenten hebben ons hun reactie op het wetsvoorstel gestuurd.
Op basis hiervan hebben wij dan ook de volgende bezwaren en opmerkingen bij het wetsvoorstel:
1. Gemeenten voorzien motiveringsproblemen door het ontbreken van wetenschappelijke kennis
over de relatie tussen dieraantallen en de mogelijke gevolgen van veehouderij voor de
volksgezondheid;
2. Een landelijk afwegingskader ontbreekt. Hierdoor is het risico groot dat binnen Nederland
grote verschillen ontstaan in de relaties die worden gelegd tussen volksgezondheid en
dieraantallen;
3. Het instrumentarium is niet direct inzetbaar. Dat leidt tot grote maatschappelijke en politieke
druk op bestuurders van decentrale overheden;
4. De sturing op dieraantallen sluit niet aan op de motivering voor volksgezondheidsrisico’s;
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
01
5. Dit wetsvoorstel betekent een ernstige verzwaring van de onderzoekslasten doordat voor de
beoordeling van gezondheidsrisico's en de relatie met dieraantallen een veelheid aan
adviezen van deskundigen en andere partijen nodig is;
6. Begrenzing van het aantal dieren tot lager dan het vergunde aantal dieren leidt tot risico’s op
schadeclaims voor gemeenten en provincies;
7. Inzicht in de bestuurlijke lasten voor gemeenten ontbreekt en dient onderzocht te worden
overeenkomstig artikel 2 Financiële verhoudingenwet;
8. De bevoegdheidsverdeling tussen gemeenten en provincies is onduidelijk en gaat
onvoldoende uit van het subsidiariteitsbeginsel;
9. Het wetsvoorstel sluit onvoldoende aan bij de ruimtelijke en milieuwetgeving (Wro, Wabo en
toekomstige Omgevingswet). Gebiedsgerichte afwegingen passen beter in het
omgevingsrecht. Dit sluit bovendien beter aan bij regelgeving die bij gemeenten bekend is.
Onze conclusie is dat het wetsvoorstel in zijn huidige vorm niet uitvoerbaar is en dat het wetsvoorstel
drastisch moet worden herzien of ingetrokken. Daarnaast is het essentieel dat, op het moment dat het
wetsvoorstel in werking treedt, de wetenschappelijke kennis voor de onderbouwing van gemeentelijke
besluiten en een landelijk kader beschikbaar zijn.
Behoefte aan instrumentarium voor beoordelen gezondheidsrisico’s veehouderij
Gemeenten in verschillende regio’s ervaren dat hun inwoners zich ongerust maken over de
volksgezondheid en het woon- en leefklimaat rond veehouderijbedrijven. Geuroverlast en onzekerheid
over mogelijke risico’s voor de volksgezondheid voeden de maatschappelijke weerstand tegen de
veehouderij. Daarbij wordt ook vaak de omvang van de veehouderij ter discussie gesteld. Het huidige
instrumentarium van gemeenten biedt onvoldoende mogelijkheden om gezondheidsrisico’s goed mee
te wegen. Wij hebben daarom afgelopen jaren in onze reacties tijdens de maatschappelijke dialoog
megastallen en op de kabinetsvisies over veehouderij gevraagd om meer duidelijkheid over
volksgezondheidsaspecten bij veehouderij. Die duidelijkheid is nodig voor een goede lokale inpassing
en om te kunnen bepalen wanneer sprake is van een (on)aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ruimte voor maatwerk
Het wetsvoorstel biedt gemeenten en provincies ruimte voor maatwerk. Gemeenten vinden het
belangrijk dat de schaal van veehouderijen en ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische activiteiten
aansluiten bij de omgeving en de aard van het landschap. In het wetsvoorstel krijgen gemeenten en
provincies de bevoegdheid om in veedichte gebieden de omvang van de veehouderij te reguleren om
ongewenste effecten voor de volksgezondheid te beperken of te voorkomen. Dit is niet verplicht, maar
wordt overgelaten aan het lokale democratisch besluitvormingsproces. Dit sluit aan bij de wens van
gemeenten en is in lijn met het advies van de Gezondheidsraad voor een aanpak op lokaal niveau
omdat vee-intensiteit en bevolkingsdichtheid sterk kunnen variëren.
Motiveringsproblemen door ontbreken van wetenschappelijke kennis
Gemeenten voorzien ernstige problemen bij het motiveren van besluiten over veedichte gebieden en
begrenzing van dieraantallen op grond van volksgezondheid. De huidige kennis over gevolgen van
veehouderij voor de volksgezondheid is niet toereikend om regulering van dieraantallen te
onderbouwen. De aanwijzing van de gebieden en de begrenzing van dieraantallen in die gebieden
moeten gemeenten en provincies volgens de Memorie van Toelichting goed en inhoudelijk
onderbouwen. In dezelfde Memorie van Toelichting staat echter ook dat er op dit moment
onvoldoende wetenschappelijke kennis bestaat over de causale relatie tussen dierenaantallen in de
(intensieve) veehouderij en volksgezondheidrisico’s. Dit is ook de conclusie van de Gezondheidsraad
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
02
in haar advies van 30 november 2012. Hiervoor is nader onderzoek nodig. Om die reden laat u
immers op dit moment het grootschalige en meerjarige onderzoek ‘Veehouderij en Gezondheid
Omwonenden’ uitvoeren. Provinciaal of gemeentelijk ingrijpen op dieraantallen op dit moment, zonder
wetenschappelijke onderbouwing voor het verband met gezondheidseffecten, is uit een oogpunt van
zorgvuldige besluitvorming in onze visie niet passend.
Noodzaak landelijk kader beoordelingskader
Door het ontbreken van een landelijk beoordelingskader voor volksgezondheid is het risico bijzonder
groot dat binnen Nederland grote verschillen ontstaan in relaties die gelegd worden tussen
volksgezondheid en dieraantallen. De mate van maatschappelijke onrust over gezondheidsrisico’s
verschilt sterk per regio. Wij verwachten dat de motiveringsverplichting zonder landelijk kader en
wetenschappelijke resultaten zal leiden tot verschillen in interpretatie en daarmee tot een schijn van
willekeur. Wij vinden het onwenselijk om bij een dergelijk belangrijk thema als volksgezondheid ruimte
te geven aan dergelijke verschillen.
Gemeenten hebben met het huidige instrumentarium al mogelijkheden om indirect de omvang van
veehouderijen te reguleren, bijvoorbeeld het maximaal bouwblok in bestemmingsplannen. Ook
milieuregels voor geur, fijn stof en stikstof zorgen voor grenzen aan de omvang van veehouderij. Wat
volgens gemeenten ontbreekt, is een landelijk toetsingskader voor volksgezondheid met normen en
bandbreedtes voor lokale afweging, die gebruikt kunnen worden bij ruimtelijke planning en
vergunningverlening. Het huidige wetsvoorstel biedt dit kader niet. Dit blijkt ook bij recent onderzoek in
opdracht van het ministerie van IenM naar een toetsingskader voor endotoxinenemissies uit
veehouderij. Daarbij is de conclusie dat bestaande toetsingskaders daarvoor niet bruikbaar zijn en dat
verder onderzoek voor een toetsingskader noodzakelijk is. Om die reden vragen wij u of er een HUFtoets is uitgevoerd. Hierin wordt onder meer de uitvoerbaarheid van een wetsvoorstel onderzocht.
Instrumentarium niet direct in te zetten
Gemeenten vragen waarom dit wetsvoorstel nu al in procedure wordt gebracht. Hoewel er op dit
moment onvoldoende wetenschappelijke kennis bestaat en onderzoek nog loopt, vindt u het wenselijk
om nu met dit instrumentarium te komen zodat provincies en gemeente in “een later stadium” om
redenen van volksgezondheid beperkingen kunnen stellen aan de dieraantallen. Betekent dit dat
gemeenten moeten wachten op de uitkomsten van het lopende onderzoek, zodat ze straks op grond
daarvan het reguleren van dieren kunnen motiveren? Als dat zo is, is ook een landelijk
beoordelingskader met normen voor de volksgezondheid binnen handbereik. Tot die tijd krijgen
provincies en gemeenten een instrumentarium dat in theorie mogelijkheden biedt, maar in de praktijk
volgens gemeenten weinig meerwaarde biedt ten opzichte van de bestaande instrumenten.
Door de wetswijziging nu in te voeren neemt de maatschappelijke en politieke druk op het reguleren
van dieraantallen toe. Het gemeentelijke bestuur wordt in de moeilijke positie gebracht dat zij haast
niet anders dan aan deze wens tegemoet komen. Wanneer zij dit niet doet, dan loopt zij een groot
bestuurlijk risico. Bij eventuele uitbraak van een dierziekte die kan overslaan op de mens, zal het
bestuur verweten worden dat zij afgezien hebben van het reguleren van dieraantallen. Het
wetsvoorstel veroorzaakt nu al onrust in sommige gemeenten door de suggestie dat de gemeente de
omvang van veehouderijen kan begrenzen op grond van volksgezondheidsrisico’s.
Sturing op dieraantallen sluit niet aan bij motivatie volksgezondheidsrisico’s
Naast de benodigde wetenschappelijke kennis over de causale relatie tussen dieraantallen en
volksgezondheidsrisico’s speelt bij de onderbouwing van besluiten een tweede factor. Het
wetsvoorstel gaat uit van sturing op dieraantallen terwijl voor motivering over volksgezondheid juist
factoren als emissies van stalsystemen en blootstelling belangrijk zijn. Bij eenzelfde aantal dieren zijn
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
03
emissies van open stalsystemen hoger dan van meer gesloten stalsystemen. Als gemeenten bij de
bepaling van maximale dieraantallen ook stalsystemen, luchtwassers, etc. moeten meewegen, wordt
de motivatie van een besluit zeer complexe en tijdrovend. Sturing op dieraantallen gaat ook in tegen
eerdere adviezen van de heer Alders en de Commissie van Doorn. Zij concluderen dat niet zozeer het
aantal dieren op een bedrijf het probleem is, maar effecten van veehouderijen op de leefomgeving en
de maatschappelijke inbedding. Om die reden moet gestuurd worden op verdere verduurzaming van
de veehouderij. Het wetsvoorstel draagt niet zozeer bij aan de ontwikkeling van duurzame veehouderij
en kan zelfs de ontwikkeling van minder milieubelastende stalsystemen belemmeren.
Verzwaring onderzoekslasten
Wij voorzien bij dit wetsvoorstel een ongewenste verzwaring van de onderzoekslasten. U In de
Memorie van Toelichting geeft u aan dat de beoordeling van gezondheidsrisico’s en de noodzaak van
het reguleren van dieraantallen moet worden ondersteund door adviezen van deskundigen en andere
betrokken partijen, zoals de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, Gezondheidsdienst voor Dieren, het
RIVM, het Centraal Veterinair Instituut en advisering door de Commissie m.e.r.
Volgens de Memorie van Toelichting heeft het wetsvoorstel een preventief karakter. Vroegtijdig
preventief optreden kan bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van daadwerkelijke
gezondheidsschade. Het preventief karakter komt naar onze mening overeen met handelen uit
voorzorg. De vraag is dan of een zware motiveringsplicht zoals hiervoor is besproken, past bij
beperken van aantallen dieren uit voorzorg. Kan niet worden volstaan met bijvoorbeeld een motivering
vanwege overbelasting door geur en fijn stof die een relatie heeft met de dieraantallen of dierdichtheid
in een gebied?
Risico op schadeclaims
Besluiten op grond van deze wet kunnen leiden tot een aanzienlijk risico op schadeclaims voor
gemeenten en provincies. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om op bedrijfsniveau het aantal dieren
vast te leggen. Dit aantal kan hoger, gelijk of lager dan het aantal aanwezige dieren zijn. Ook kan de
vaststelling van het aantal dieren op veehouderijlocaties beperkend zijn ten opzichte van de
mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan en de omgevingsvergunningen aan veehouders
bieden. Gemeenten verwachten dat als zij een dergelijk besluit tot beperking van het aantal dieren
nemen, ze daarbij een aanzienlijk risico loopt op schadeclaims. De Memorie van toelichting zegt
hierover: “Indien sprake is van regulering geldt in beginsel niet dat er een schadevergoeding moet
worden betaald. Voor zover die regulering echter disproportioneel is en resulteert in een individuele en
buitensporige last, ligt dit anders. Dan zal door besturen dienen te worden bezien of, en zo ja in
hoeverre, tot compensatie zal moeten worden overgegaan.” Gemeenten willen duidelijkheid wat dit
financieel voor hen gaat betekenen.
Inzicht in bestuurlijke lasten ontbreekt
Er is geen onderzoek naar de bestuurlijke lasten voor dit wetsvoorstel uitgevoerd. Wij verwachten dat
de motiveringsplicht door het ontbreken van wetenschappelijke kennis tot hoge (administratieve en)
bestuurlijke lasten leidt. Wij vragen u die lasten conform artikel 2 Financiële verhoudingenwet in beeld
te brengen.
Onduidelijke bevoegdheidsverdeling gemeenten en provincies
Provinciale Staten, gemeenteraad en het College van B&W krijgen de bevoegdheid om
aanwijzingsbesluiten en dieraantallenbeschikkingen te nemen. Dit leidt in de praktijk tot verwarring.
Besluiten moeten zoveel mogelijk worden genomen door de overheidslaag die het dichtst bij de burger
staat: de gemeente. Ook is in het wetsvoorstel niet duidelijk wat de ruimte van gemeenteraad of het
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
04
college is als de provincie niet besluit om gebruik te maken van haar bevoegdheden, en vanaf welk
moment de gemeente dan aan zet is.
Relatie met het omgevingsrecht (Wro, Wabo en de nieuwe Omgevingswet)
Het wetsvoorstel past niet in het huidige stelsel van het omgevingsrecht, waaronder de Wet
Ruimtelijke Ordening (Wro), de Wabo en de toekomstige Omgevingswet. Onder het nieuwe
wetsvoorstel kan het straks voorkomen dat een veehouderijbedrijf voldoet aan het bestemmingsplan,
beschikt over omgevings- en natuurvergunningen, maar niet voldoet aan het besluit over
dieraantallen. Dit betekent dat je vanuit het omgevingsrecht de stal wel mag bouwen en gebruiken,
maar vanwege gezondheidsaspecten niet. Dit is lastig uit te leggen, te meer als het gaat om een
bestaande situatie in plaats van een uitbreiding. Naar onze mening passen dergelijke gebiedsgerichte,
integrale afwegingen beter in het omgevingsrecht, zoals de nieuwe Omgevingswet. Dit sluit bovendien
beter aan bij regelgeving die bij gemeenten bekend is.
In de Memorie van Toelichting zegt u dat het wetsvoorstel een duidelijke relatie heeft met het
omgevingsrecht en de Omgevingswet. Een van de doelen van de VNG bij de Omgevingswet is de
wens gemeenten beter te faciliteren door het bieden van meer lokale bestuurlijke afwegingsruimte. De
gedachte is dat besluiten in het omgevingsrecht dan sneller, beter en meer in lijn met de lokale
wensen genomen kunnen worden. De systematiek van dit wetsvoorstel en de concept-Omgevingswet
lijken beiden uit te gaan van dit principe. Echter, deze decentralisatie in de Omgevingswet moet dan
niet beknot worden door diverse verplichte adviseurs zoals u nu voorstelt. Dit is een onwenselijke
ontwikkeling die ingaat tegen het integrale karakter van de Omgevingswet, beperkingen oplevert voor
de bestuurlijke afwegingsruimte en zorgt voor verzwaring van onderzoekslasten.
Tot slot
Gemeenten krijgen graag mogelijkheden om de relatie tussen veehouderij en volksgezondheid goed
mee te kunnen wegen in hun besluitvorming. Zoals wij in deze brief beschrijven, biedt dit wetsvoorstel
instrumenten die voorlopig niet inzetbaar zijn. Graag lichten wij dit toe tijdens een bestuurlijk overleg
met u en bespreken wij met u welke vervolgstappen wenselijk zijn.
Hoogachtend,
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
drs. C.J.G.M. de Vet
Lid directieraad
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
05