LEES MEER - Bozar.be

Schrijvers over muziek | De la musique et des mots
Laurent de Sutter : Freddie Mercury
BOZAR LITERATURE vroeg 11 schrijvers een tekst te schrijven over een concert dat dit seizoen in het Paleis voor Schone
Kunsten plaatsvindt. De literaire hommages aan hun favoriete
componisten en muzikanten zijn elke maand te lezen in de
concertprogrammaboekjes. De teksten zijn ook gebundeld in
de aparte publicatie The Space between the Notes.
Laurent de Sutter schreef over Freddie Mercury naar aanleiding van het concert Bohemian Rhapsody, tribute to Freddie
Mercury door Musiques Nouvelles op 17 juni 2015.
BOZAR LITERATURE a demandé à 11 écrivains de rédiger
un texte sur un compositeur ou musicien de leur choix programmé par BOZAR MUSIC cette saison. Chaque mois, vous
découvrirez dans nos programmes de concert un de ces 11
hommages littéraires. Ceux-ci feront également l’objet d’un
recueil The Space between the Notes.
L’auteur Laurent de Sutter partage sa passion pour Freddie
Mercury à l’occasion du concert Bohemian Rhapsody, tribute to
Freddie Mercury donné par Musiques Nouvelles le 17 juin 2015.
Bohemian Rhapsody
Voor MZ
We schrijven 1975 – een jaar voordat een nieuw woord de wereld van de
rock-’n-roll zou veranderen in iets anders, iets brutalers, heftigers, in iets wat
naar verluidt dichter bij de oorsprong ervan of bij zijn waarheid stond: het
woord punk. Gedurende een korte tijd, waarvan 1975 – zonder dat iemand
dat besefte – zowel het hoogtepunt als het einde betekende, bevond de rock’n-roll zich in een soort wakkere droomtoestand, waarin men alle regels
van welke aard ook zonder schadelijke gevolgen leek te kunnen overtreden.
Niemand vroeg zich af wat de rock-’n-roll eigenlijk was, wat er de kern van
uitmaakte; niemand vond het nodig zijn houding bij te stellen; niemand vermoedde dat de rock-’n-roll iets anders kon zijn dan een type muziek. Deze
wakkere droom – als het lied van een dichter dat door de eeuwen heen blijft klinken – beleefde Freddie Mercury op zijn beurt met Queen, toen hij
op een dag in augustus 1975 de bevreemdende pocketsymfonie opnam die
‘Bohemian Rhapsody’ eigenlijk is. ‘Waarom de muziek,’ leek hij zich af te
vragen, voordat hij, in een dronken lawine van stemmen, melodieën en gitaren, iets aanbood dat veel had van een op drift geslagen encyclopedisch antwoord. Want ‘ Bohemian Rhapsody’ was op zijn manier een soort stortvloed
van de muziekgeschiedenis – een stortvloed die werd gesublimeerd door de
elektrische roes van de rock-’n-roll, het onschatbare geschenk waaruit elke
muziek voortaan kon putten. ‘Bohemian Rhapsody’ was de muziekgeschiedenis die tot uitbarsting kwam door haar eigen ingehouden energie, maar er
waren eeuwen van technische vernieuwing nodig geweest, de waanzin van
woedende muzikanten en de geldzucht van een aantal malafide producers
om haar eindelijk te kunnen bevrijden. In 1975 waren de woede en de geldzucht nog altijd aanwezig, en dat zou zo blijven; maar in Freddie Mercury’s
droom waren ze vergeten, zoals hij ook de goede smaak had vergeten en
een gereserveerde houding, om zich alleen de muziek en haar roes te herinneren. Net als sommige composities van King Crimson, Emerson, Lake &
Palmer en Yes betekende ‘ Bohemian Rhapsody’ een soort zwanenzang –
een des te aangrijpender zwanenzang omdat niets liet vermoeden hoezeer
hij amper één jaar later zou worden verguisd door hen die het stuk toen de
lucht in hadden geprezen. Maar diegenen die weigerden te erkennen dat
de rock-’n-roll op een dag een muziekgenre zou worden, hebben het pleit
verloren: de rock-’n-roll is immers datgene wat – zodra de elektriciteitsmuur
werd overschreden – in elk muziekgenre aanwezig is. De rock-’n-roll heeft
geen wezen, want hij is het wezen van elke muziek: hij is het moment waarop de muziek intens wordt, waarop ze een allesoverheersende, onbeperkte
intensiteit verwerft die de ruimte en de zinnen verzadigt zoals een solo van
Brian May het oor verzadigt. Toen Freddie Mercury aan de piano ging zitten
om ‘Bohemian Rhapsody’ te componeren, wist hij dat allemaal, zoals hij ook
wist – vanuit een vaag, wetend voorgevoel – dat we nooit zouden ophouden
hem opnieuw te ontdekken. (Vertaling: Katelijne De Vuyst)
Laurent de Sutter (1977) is een Brusselse schrijver-filosoof. Hij publiceerde zeven boeken, waaronder het recente Théorie du trou (2013) en
Métaphysique de la putain (2014). Hij is als rechtsfilosoof verbonden aan de
Vrije Universiteit Brussel en is verantwoordelijk voor de collecties
‘Perspectives Critiques’ bij Presses Universitaires de France en ‘Theory
Redux’ bij Polity Press. Foto © Jean-Claude Encalado
Bohemian Rhapsody
Pour MZ
C’était en 1975 – un an avant qu’un mot nouveau ne vint transformer le
monde du rock’n’roll en quelque chose de différent, de plus brutal, de plus
violent, de plus proche, disait-on, de ses origines ou de sa vérité : le mot
punk. Pendant une brève période, dont 1975 signa à la fois, sans que personne n’en devinât rien, l’apogée et la fin, le rock’n’roll vécut une sorte de rêve
éveillé, dans lequel les règles, quelles qu’elles fussent, semblaient pouvoir
être toutes transgressées sans dommage. Personne ne s’interrogeait sur ce
qu’était le rock’n’roll, sur ce qui en constituait l’essence ; personne ne se souciait de la correction de son attitude ; personne n’imaginait que le rock’n’roll
fût autre chose qu’une musique. C’est ce rêve éveillé, comme le chant d’un
poète résonnant à travers les âges, que Freddie Mercury, lorsqu’il enregistra
avec Queen l’étrange symphonie de poche qu’est « Bohemian Rhapsody »,
un jour d’août 1975, vécut à son tour. « Pourquoi la musique ? », semblait-il
demander – avant de proposer, dans une avalanche ivre de voix, de mélodies
et de guitares, quelque chose ressemblant à une réponse d’encyclopédie
devenue folle. Car « Bohemian Rhapsody » était, à sa manière, une sorte
de précipité de l’histoire de la musique – un précipité sublimé par l’ivresse
électrique du rock’n’roll, cet inestimable cadeau qu’il légua à toutes celles qui
le suivirent. « Bohemian Rhapsody » était l’histoire de la musique explosée
par l’énergie qu’elle contenait, mais qu’il avait fallu des siècles d’invention
technique, la folie de musiciens en colère, et la cupidité de quelques producteurs véreux, pour enfin parvenir à libérer. En 1975, la colère et la cupidité étaient toujours présentes, et elles ne cesseraient pas de l’être ; mais le
rêve de Freddie Mercury les avait oubliées, tout comme il avait oublié le bon
goût, la retenue, l’attitude, pour ne se souvenir que de la musique et de son
ivresse. « Bohemian Rhapsody », de même que certaines compositions de
King Crimson, de Emerson, Lake & Palmer, de Yes, représentait une sorte
de chant du cygne – un chant du cygne d’autant plus poignant qu’il ignorait
combien, à peine un an plus tard, il serait haï par ceux qui l’avaient porté au
pinacle. Mais ceux qui refusaient que le rock’n’roll devint un jour musique ont
perdu – parce que le rock’n’roll est ce que portent en elles toutes les musiques,
une fois passées de l’autre côté du mur de l’électricité. Le rock’n’roll est sans
essence, parce qu’il est l’essence de toute musique : il est le moment où la
musique devient intense, d’une intensité totale, illimitée, saturant l’espace et
les sens comme un solo de Brian May sature l’oreille. Lorsqu’il s’assit au piano pour commencer à composer « Bohemian Rhapsody », Freddie Mercury
savait tout cela – et il savait aussi, d’un savoir vague et prémonitoire, sans
doute, combien nous ne cesserions jamais de le redécouvrir.
Laurent de Sutter est né en 1977 à Bruxelles. Après avoir été chroniqueur
d’un magazine pop-rock et publié des textes relevant du domaine de la
poésie contemporaine, il se tourne vers l’essai, genre auquel il se consacre
désormais. Il est l’auteur de sept livres, dont, dernièrement, Théorie du trou
(Léo Scheer, 2013) et Métaphysique de la putain (Léo Scheer, 2014). Chez
Dalloz, il vient de présenter La voie du droit d’Olivier Wendell Holmes
Junior (2014). Il occupe la chaire de théorie du droit à la Vrije Universiteit
Brussel, et dirige les collections « Perspectives Critiques » aux Presses
Universitaires de France et « Theory Redux » chez Polity Press. Photo ©
Jean-Claude Encalado

Download Report