Klik hier om de vragen te bekijken. - VVD Noord

Vragen nr. 110
Aan de leden van Provinciale Staten van Noord-Holland
Haarlem, 6 november 2014
Vragen van de heer mr. F.H. Hansen (VVD) over effectiviteit van boards in relatie tot bestuurlijke
drukte in Noord-Holland
De voorzitter van Provinciale Staten van Noord-Holland deelt u overeenkomstig het bepaalde
in artikel 45 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden
van Provinciale Staten mede, dat op 6 november 2014 door het lid van Provinciale Staten, de heer
mr. F.H. Hansen (VVD), de volgende vragen bij Gedeputeerde Staten zijn ingekomen.
Inleiding:
Om de regionale economie van Noord-Holland te versterken, heeft de Provincie Noord-Holland in
de huidige en voorgaande Statenperiode ervoor gekozen om verschillende boards op te richten
waarmee de regionale samenwerking wordt versterkt tussen overheid, onderzoek/onderwijs en
ondernemers. Voor een lijst van bestaande boards in Noord-Holland zie bijlage 1.
De Economische Agenda 2012-20151 legt uit “Wat is een board en waarom zijn ze nodig?’.
“In het economische beleid op Europees, nationaal en regionaal niveau staat de
samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheden (drie O’s) centraal. De
samenwerking gebeurt in de dagelijkse gang van zaken van projecten maar het is ook
nodig om voor de lange termijn te kijken naar de gezamenlijke thema’s in een cluster. Dat
lange termijnoverleg wordt gevoerd in een ‘board’ oftewel stuurgroep. Dit overleg wordt
per cluster georganiseerd omdat elk cluster unieke thema’s heeft.
Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de historie (is er een geschiedenis van
samenwerking) en aard van bedrijven (grootte en diversiteit van producten en diensten).
De provincie speelt een belangrijke rol in het verzamelen van clusteroverstijgende vragen,
zoals toegespitst onderwijs of specifieke vragen over ruimtelijke ordening. Elke board kan
dat voor het eigen cluster aangeven, waarna het aan overheden en onderwijsinstellingen
is om hier op te reageren.
Naast de inhoudelijke focus wordt uit de figuur op de volgende pagina duidelijk dat het de
provincie ook gaat om verbinden van de verschillende clusters. De vraagbundeling en
samenhang levert vragen op die in alle clusters spelen. Bij arbeidsmarkt en onderwijs
gaat het bijvoorbeeld over de beschikbaarheid van goed gekwalificeerd personeel dat in
alle clusters nodig is (zie elders in de agenda). Bij innovatie gaat het over het realiseren
van nieuwe kansen binnen een cluster en tussen clusters. Technieken die ontwikkeld
worden in het maritieme-mariene cluster kunnen gebruikt worden voor bijvoorbeeld
offshore wind ontwikkelingen. De vraagbundeling leidt ook tot onderwerpen die door de
overheden (provincie en gemeenten) kunnen worden opgepakt.”
1
Economische Agenda 2012-2015, p. 38-39, Provincie Noord-Holland, Haarlem, januari 2012,
http://www.noord-holland.nl/web/Themas/Economie/Economische-agenda.htm
In de Economische Agenda wordt ook de keuze voor een clusterbenadering toegelicht:
“De provincie sluit aan op de clusterbenadering van rijk, Europa en regio (AEB, Gooi- en
Vechtstreek en Noord-Holland Noord) en stelt de regionale samenwerking tussen overheid,
onderzoek/onderwijs en ondernemers centraal in het versterken van de internationale
concurrentiepositie.
Uitgangspunt is dat knelpunten en kansen effectiever kunnen worden opgepakt wanneer
een goede wisselwerking bestaat tussen ondernemers, onderwijs & onderzoek en de
overheid. Deze drie werelden hebben traditioneel gezien verschillende functies: het
creëren van welvaart, het produceren van kennis en het coördineren van verschillende
belangen. In een goede wisselwerking tussen de drie o’s, ook wel de triple helix-aanpak of
gouden driehoek genoemd, wisselen de partijen hun soms strijdige rollen in voor een
gezamenlijke koers.”2
Tenslotte wordt beschreven welke activiteiten ontplooid kunnen worden om dit te bereiken:
“Voor het versterken van de innovatieve clusters is een gezamenlijke inzet van overheid,
ondernemers en onderwijs/onderzoek (de zgn. triple helix) vereist. Daarbij gaat het om
onderwerpen als het aantrekken van topbedrijven en kennisinstellingen, valorisatie,
synergie tussen sectoren en gedeelde innovatiefaciliteiten. Speciale aandacht van de
provincie gaat daarbij nog uit naar het midden- en kleinbedrijf dat niet vanzelfsprekend
de aansluiting weet te vinden bij de samenwerking van de drie o’s en het vergroten van
regionale synergie en samenwerking.” 3
De VVD onderschrijft dat een vehikel nodig is om de drie o’s met elkaar te verbinden, echter
vraagt de VVD zich af of de boards voldoende in staat zijn om deze Triple Helix aan te jagen.
leder van deze organisaties streeft ernaar de algemene en/of deelbelangen van een specifieke
sector te dienen. Echter ontvangt de VVD-fractie verschillende signalen vanuit het veld4 waaruit
blijkt dat de boards geen nieuwe functie vervullen en zich voegen in een rij van al bestaande
clusternetwerken.
De VVD vraagt zich naar aanleiding van deze signalen af of de doelstellingen van de boards
concreet genoeg zijn, teneinde de uitvoerbaarheid van de activiteiten te waarborgen. Daarnaast
wil de VVD weten of het de boards lukt om een afname aan bestuurlijke drukte in Noord-Holland
te bewerkstelligen door middel van samenwerking en coördinatie. De democratische legitimatie
2
Economische Agenda 2012-2015, p. 13
Economische Agenda 2012-2015, p. 29
4
Zie oa. de open brief over organisatiestructuur clusternetwerken tuinbouwsector d.d. 17 september 2013 van
Platform Tuinbouw Veenstreek, behandeld in de commissie R&M op 28 oktober 2013.
3
en daaruit volgende aansturing van de boards is eveneens een punt van aandacht voor de VVD.
Ook is de VVD benieuwd naar periodieke evaluaties m.b.t. het functioneren van deze boards. En
tenslotte is het volgens de VVD nuttig om de maatschappelijke output van de boards te verifiëren
teneinde de subsidiëring en/of kosten van de boards te kunnen verantwoorden vanuit het
oogpunt van de focus op kerntaken door de provincie.
Vragen:
1.
Welke boards of vergelijkbare platforms zijn er in Noord-Holland, wanneer zijn deze
opgericht en wat is (kort samengevat per board) het doel? Graag aanvulling op bijlage 1.
2.
Hoe luiden de realisatiedoelen van de verschillende boards zoals omschreven in de
oprichtingsdocumenten en/of convenanten? Graag betrekken op de beschreven
boards/platforms in het antwoord op vraag 1.
3.
Is het College bereid deze lijst op korte termijn aan de Staten te doen toekomen? Zo niet, is
het College bereid om de Staten op andere wijze inzicht te geven in de doelstellingen van de
bestaande boards in Noord-Holland?
4.
Wat zijn de totale stichtingskosten die sinds oprichting gemoeid zijn met deze boards, stand
van zaken 2014?
5.
Hoeveel bedraagt de jaarlijkse bijdrage vanuit de provincie aan deze boards?
6.
Wat zijn de kosten die tot nu door het ambtelijk apparaat van de provincie gemaakt zijn t.b.v.
deze boards, op basis van een zeer globale inschatting van de ambtelijke inzet?
7.
Is het College van mening dat de boards succesvolle instrumenten zijn ter versterking van de
regionale samenwerking tussen ondernemers, onderwijs & onderzoek en de overheid en
daarmee ter versterking van de regionale economie?
8.
Is het College van mening dat de aansturing van de verschillende boards de gewenste
kwaliteit heeft? Zo ja, op grond van welke constateringen? Zo nee, waarom niet?
9.
Is het College bekend met de open brief van Platform Tuinbouw Veenstreek over
organisatiestructuur van clusternetwerken in tuinbouwsector d.d. 17 september 2013? Zo ja,
wat is uw mening over de daarin uiteen gezette problematiek?
10. Heeft het College sinds 2011 verdere noemenswaardige correspondentie ontvangen van
ondernemers, onderwijsinstellingen, burgers of andere/bestaande regionale
samenwerkingsverbanden waarin een mening wordt gegeven over het functioneren van de
boards? Zo ja, kunt u de Staten daarover inzicht verschaffen?
11. Kan het College aangeven hoe groot volgens haar het draagvlak bij het Noord-Hollandse
bedrijfsleven is voor deze boards?
12. Op welke wijze kan volgens u worden gewaarborgd dat de in de inleiding genoemde boards
voldoende concrete output leveren ten bate van de inwoners en regionale economie van de
provincie Noord-Holland?
13. Wat is de beoogde bestaanstermijn per board waarin de betreffende board haar activiteiten
dient uit te voeren alvorens opgeheven te worden?
14. Zijn in deze termijnen periodieke evaluatiemomenten per board opgenomen met
aansluitende bijsturing of aanpassing van de geplande activiteiten? Zo nee, waarom niet?
15. Welke Noord-Hollandse sectoren ondervinden volgens het College momenteel de grootste
beperkingen door bestuurlijke drukte?
16. In welke Noord-Hollandse sectoren functioneert de regionale samenwerking het beste en hoe
is dit volgens het college te verklaren?
Op 3 november jl. verscheen een bericht in het Noord-Hollands Dagblad (zie bijlage 2) dat:
“De Leisure Board, de samenwerking van overheden, ondernemers en onderwijs op het gebied
van toerisme en recreatie in Noord-Holland Noord, stopt.”
17. Wat is volgens het College de belangrijkste reden dat de Leisure Board niet zal worden
voortgezet en wat is de directe aanleiding geweest tot dit besluit?
18. Hoe luidden de 5 speerpunten van de Leisure Board (niet volledig toegelicht in het
krantenbericht d.d. 3-11-2014) en welke daarvan zijn wel of niet bereikt en om welke
reden(en)?
Gedeputeerde Staten zullen de gestelde vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30
dagen na binnenkomst, beantwoorden.
Bijlagen: 2