HG: KV Specifiek artistiek atelier DKO/2014/001

LEERPLAN DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS (DKO)
Studierichting:
Beeldende kunst
Optie:
Kunstexploratie
Graad:
Hogere graad (HG)
Leerjaar:
Alle jaren
Vak
HG: KV Specifiek artistiek atelier
Leerplannummer:
DKO/2014/001
Nieuw
Nummer inspectie:
2014/935/1//D
pedaGOgische begeleidingsdienst
Willebroekkaai 36
1000 Brussel
1
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
INHOUD
Visie....................................................................................................................................... 2
Beginsituatie ......................................................................................................................... 3
Optie - Kunstexploratie .............................................................................................................................4
Leeswijzer .................................................................................................................................................5
Leerplandoelstellingen/leerinhouden ................................................................................. 7
Persoonlijke en artistiek - professionele uitkomsten ................................................................................7
Vakgerichte uitkomsten: kennis en vaardigheden met betrekking tot de optie ..................................... 15
Pedagogisch-didactische wenken .................................................................................... 30
1
2
3
4
5
6
Een meer procesgerichte benadering ............................................................................................ 30
Doelstellinggerichtheid en uitzetten van leerlijnen ......................................................................... 30
De geïntegreerde, criteriagerichte en onderzoekende aanpak ...................................................... 31
De (digitale) werkmap van de leerlingen ........................................................................................ 33
Begeleiding ..................................................................................................................................... 34
Varia ............................................................................................................................................... 35
Minimale materiële vereisten ............................................................................................. 36
Evaluatie ............................................................................................................................. 37
Bibliografie ......................................................................................................................... 40
2
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
VISIE
Het deeltijds kunstonderwijs (DKO) is per definitie gericht op de totale ontwikkeling van de mens.
De opleiding wil de artistieke kennis van mensen verruimen en hen zowel creatief als technisch vormen.
De centrale objectieven zijn:
 een aanvullende basis geven aan het leerplichtonderwijs om hogere (artistieke) studies
aan te vatten of verder te verdiepen;
 de leerling op een bepaald creatief niveau tillen, zodanig dat dit hun persoonlijkheid kan
ondersteunen en verbreden.
3
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
BEGINSITUATIE
HOGERE GRAAD (HG)
 De leerling volgt de optie op basis van leeftijd.
 De voorkennis en de motivaties zijn zeer verschillend.
 Motivatie is wisselend:
 verfijnen van wat (in het begin van het leven) al gevormd is;
 proces van toenemende zelfsturing dat centraal staat tijdens de volwassenheid;
 proces als sturing van het zoeken naar inwendig evenwicht (de nadruk ligt op het
proces en niet op de sturing.);
 de invloed van de interactie tussen individu en omgeving, van de cultuur en van
het tijdperk;
 …
4
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
OPTIE - KUNSTEXPLORATIE1
BASISCOMPETENTIES
De leerling kan vaardigheden en competenties aanwenden om taken en activiteiten onder begeleiding
(HG) uit te voeren met betrekking tot persoonlijkheid en professionele uitkomsten in functie tot de
optie.
Deze basiscompetenties die als persoonlijke, artistieke en professionele uitkomsten worden beschreven zijn:
 zelfstandigheid en verantwoordelijkheid;
 leercompetentie;
 communicatie en sociale competentie;
 artistieke en professionele competentie;
 in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het eind van de opleiding de lerende als
gevolg van goed beeld-onderwijs een inzicht zouden moeten hebben gekregen in de
eigen en in andermans visuele cultuur, en in staat zouden moeten zijn op verschillende
manieren, en in verschillende media, productief en receptief, op een visuele uitbreiding
cultuur te reflecteren. En in uitbreiding idem voor het audiovisuele;
 de visuele basiscomponenten vorm & dimensies, licht & kleur, mat. & techniek,
impact (> persoonlijkheid, kunst & cultuur) vormen voor het visuele inzicht de structuur
van de doorlopende leerlijn. De basisvaardigheden waarnemen, verbeelden,
conceptualiseren of analyseren ondersteunen het visuele inzicht;
 het gaat niet meer alleen over de kennismaking met kunst en cultuur. Een lerende heeft
handvatten nodig om de wereld waarin hij leeft te begrijpen, er greep op te krijgen en er
een eigen weg in te vinden. Daarbij speelt het visuele cultureel bewustzijn, en kunst als
onderdeel van dat bewustzijn, een doorslaggevende rol. Het biedt namelijk de handvatten
om zelf betekenis te geven aan het leven en te ervaren hoe anderen tegen datzelfde
leven aankijken.
DOMEINSPECIFIEKE UITKOMSTEN
Hogere graad
De leerling kan in relatie tot de gekozen optie:
 een brede waaier van praktische en theoretische domeinspecifieke kennis gebruiken;
 een strategische aanpak ontwikkelen voor taken die zich in een werk- of studiecontext
voordoen, door gespecialiseerde kennis toe te passen en deskundige informatiebronnen
te gebruiken;
 resultaten evalueren in termen van de gebruikte strategische benadering.
De algemene doelstellingen worden geconcretiseerd in het hoofdstuk “leerplandoelstellingen en leerinhouden”.
1
De leeruitkomsten zijn uitgedrukt op basis van het Europees Kwalificatiekader (EQF) en de Vlaamse kwalificatiestructuur
(VKS)
De doelstellingen uit de HG zijn gerelateerd aan niveau 4 van het EQF en VKS.
5
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
LEESWIJZER
Algemene doelstellingen vormen oriënteringspunten en geven algemene richtlijnen aan met betrekking tot het vormingsresultaat dat uiteindelijk moet worden nagestreefd.
Leerplandoelstellingen zijn de concretisering van de algemene doelstellingen en vormen een schakel tussen de algemene doelstellingen en de concreet observeerbare lesdoelstellingen.
De leerplandoelstellingen en de leerinhouden zijn geordend volgens een ordeningskader.
Deze indeling kan de indruk wekken dat de onderdelen afzonderlijk en/of na elkaar behandeld moeten
worden. De leraar kan echter vrij kiezen wanneer hij welke leerinhouden behandelt. Hij hoeft zich dus
niet te houden aan de volgorde van de leerinhouden in dit leerplan. We vinden het bovendien wenselijk dat hij waar mogelijk, leerinhouden uit verschillende onderdelen als een samenhangend geheel
behandelt. Bij het uitwerken van thema’s of projecten streeft de leraar bewust een integratie van de
verschillende onderdelen na. Dit is bijvoorbeeld uitdrukkelijk gewenst voor de creatieve vaardigheden
die via de andere onderdelen gerealiseerd dienen te worden.
Leerinhouden zijn een verduidelijking en aanvulling van de leerplandoelstellingen en beschrijven de
diepte en de breedte ervan. Leerinhouden zijn een middel om leerplandoelstellingen te bereiken. Men
kan zelfs opteren om sommige doelen, indien mogelijk, met andere leerinhouden te realiseren. De
leerinhouden moeten gelezen worden met de bijbehorende doelstelling: die geeft immers aan wat de
leerling met die inhouden moet kunnen doen. Leraren die meer willen doen dan in de doelstelling is
aangegeven, mogen dat, op voorwaarde dat het leerplan in zijn totaliteit gerealiseerd wordt.
De leraar zal in overleg met de vakgroep zelf bepalen hoe de spreiding van de onderdelen gebeurt
over de volledige graad. Verschillende opties zijn hierbij mogelijk: de verschillende onderdelen kunnen
worden behandeld in concentrische vorm of bepaalde onderdelen kunnen per leerjaar worden behandeld. Volgende factoren kunnen de keuze mee helpen bepalen: samenhang binnen het vak, samenhang binnen de opleiding, moeilijkheidsgraad van de leerinhouden, interesse van de leerlingen, deskundigheid van de leraar, gebeurtenissen in de actualiteit, relatie met vakoverstijgende activiteiten in
de school.
Uitbreidingsdoelstellingen en uitbreidingsleerinhouden worden aangeduid met een U en cursief
gedrukt. Deze zijn niet verplicht, maar bedoeld voor de meer gevorderde klassen en/of leerlingen. Indien alle leerplandoelstellingen bereikt zijn, kan de leerkracht ook zelf uitbreidingsdoelstellingen toevoegen. Deze doelen kunnen de leerplandoelstellingen en/of bepaalde leerinhouden verder uitdiepen
of gericht zijn naar de specifieke, gespecialiseerde uitrusting van de school.
Relatie leerplandoelstellingen en leerinhouden:
Gezien de eigenheid van het vak is het noodzakelijk te werken met een open leerplan. Indien de
leerkracht niet in staat is om alle leerinhouden in dezelfde mate aan bod te laten komen zal
hij/zij een verantwoorde keuze maken. Hij/zij kan zich daarbij laten leiden door het profiel van
de optie. In één praktische opdracht kunnen uiteraard meerdere leerinhouden van toepassing
zijn.
De leraar moet er op toezien dat alle leerplandoelstellingen gerealiseerd of nagestreefd worden!
Een taxonomie is een getrapte ordening van leerdoelcategorieën, waarbij leerstofbeheersing in een
lager niveau voorwaarde is voor een hoger niveau.
De leerstofopbouw is opgebouwd uit verschillende delen en het is de keuze van de leerkracht om de
delen tot een éénheid aan elkaar te binden via leerlijnen of ontwikkelingslijnen. Het behoort tot zijn
pedagogische vrijheid om deze lijnen op analytische (van geheel naar afzonderlijke delen), synthetische (van afzonderlijke delen naar geheel), inductieve (van concreet naar algemeen), deductieve (van
algemeen naar concreet), genetische (overeenkomstig de ontwikkeling) of gecombineerde wijze aan
te bieden.
6
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
Niveau (taxonomie)
classificatie op
basis van model Brion en
gedragsniveau
van de Block
Duiding
Activiteiten van de leerlingen:
Opmerking: bij de beeldgerichte vakken is er
een intense samenhang tussen affectief (voelen), cognitief (denken en waarnemen) en het
psychomotorisch (houding en beweging) handelen. Het opsplitsen naar deze drie classificaties is niet opportuun.
(lesdoelen)
0 kennis is miniem

Kennis is miniem of om te verwaarlozen
1 verkennen

Signalen ontvangen
en in eenvoudige context
elementair gebruiken
 Ontdekken (innerlijk aanvoelen)
 Bewust zijn van de zintuiglijke prikkels

Waarnemen
 vormt de basis voor spreken, lezen,
schrijven, tekenen en aangeleerde
bewegingen
Herinneren, benoemen, opnoemen, definiëren, opzoeken, beschrijven, aanwijzen, aanvoelen,
reproduceren, verwonderd zijn,
aandacht opbrengen, getrouw
toepassen, zichtbaar maken …
 vormt de basis van werkwijze reproduceren (nabootsingeffecten)
2 inzien oefenfase

Perceptie

Weten, herinneren

Getrouw toepassen (geïsoleerde handelingen)

Beschikken over voorkennis


3 beheersen
en wendbaar
gebruiken
4 vlot, geïntegreerd, inventief en origineel
gebruiken
Samenvatten, een verklaring geven, in eigen woorden weergeven,
Logische verbanden leggen tuseen ‘tekening’ maken van, voorsen …(hij ziet essentie, overeenkomspellen, voorbeelden geven, situesten en verschillen)
ren, uitleggen, selecteren,
Bereidwilligheid tot handelen/reageren (her)structureren, grote lijnen
volgens richtlijnen (overeenstemmend) aangeven, adequaat omgaan,
inzichtelijk aanwenden, waarderen, methodische aanpak inoefenen …
Een plan ontwikkelen, een oplossing voorstellen, aantonen dat,
laten zien hoe, kennis gebruiken
in een situatie die …, trefzeker en
direct toepassen, beeldende uitvoering vanuit een automatisme
realiseren, methodische aanpak
hanteren …

Na voldoende inoefenen en of ontwikkelen van inzichten komt de leerling tot
zelfstandig gebruik of uitvoering.
Wendbaar gebruiken betekent dat het
geleerde kan gebruikt worden in
nieuwe situaties.

Analyse en synthese

Mechanisme/Automatisme
flexibel gebruiken …

Taken worden precies, snel en zelfzeker uitgevoerd.

De handeling is uitgegroeid tot een
automatisme.
In delen splitsen, patroon beschrijven, bewijzen voor conclusies aangeven, classificeren, onderzoeken …

De handeling is wendbaar en het probleemoplossend denken gaat aan de
toepassing vooraf.

Kan het verworvene in gevarieerde en
nieuwe situaties vlot gebruiken.

Op basis van het geleerde, iets nieuws
en origineel gebruiken/scheppen.
Ontwerpen, scheppen, samenstellen, schrijven, creatief omgaan met kennis en inzichten,
bouwen, ontwikkelen …
(autonoom of zelfstandig gebruiken)
7
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
LEERPLANDOELSTELLINGEN/LEERINHOUDEN
Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid door een (U) na de doelstelling en zijn cursief gedrukt
PERSOONLIJKE EN ARTISTIEK - PROFESSIONELE UITKOMSTEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
ZELFSTANDIGHEID EN VERANTWOORDELIJKHEID
1
Autonoom handelen met enig initiatief (naar zichzelf)
HG:
 onder begeleiding zijn rol opnemen in werk- of
studiecontexten die gewoonlijk voorspelbaar zijn en
waarin veel factoren voorkomen die tot veranderingen
leiden en waarbij sommige factoren met elkaar
verbonden zijn.
 Naar zelfstandigheid (van met, naar zonder
begeleiding)
 Naar handeling
 Individuele gedrevenheid tonen
 Zelfsturend denken en handelen
 Zin voor initiatief (o.a. durven experimenteren)
 Bijsturing (zichzelf)
 Eigenheid/persoonlijkheid (inbreng bewaken en
bewaren)
 Zelfrespect/zelfvertrouwen in eigen kennen en
kunnen
 Doorzettingsvermogen
 Proces- en resultaatgerichtheid
 Nieuwsgierigheid/verkennende houding
 Zelfwerkzaamheid
 Positief kritisch
 Zelfevaluatie
 Naar context (van voorspelbaar naar onvoorspelbaar
handelen in een combinatie van wisselende
contexten)
 Naar complexiteit binnen niet-vertrouwde (maar
8
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
weliswaar domeinspecifieke) problemen
 …
2
Sturend handelen met enig initiatief (naar anderen)
HG
 Peereducatie en of evaluatie (bijv. anderen opleiden
en anderen waarderen)
 toezicht uitoefenen over het routinewerk van anderen en
een zekere mate van verantwoordelijkheid op zich nemen
voor de opleiding van anderen.
 Teamprestaties bevorderen (bijv. uitbouwen van een
rondleiding in een tentoonstelling)
 Opvolging van opdrachten (bijv. in functie van
uitbesteden van deeltaken)
 …
Verantwoordelijk handelen

Zin voor initiatief
3
HG
 Bijsturing (van zichzelf/zelfconcept)
 suggesties doen om de processen/resultaten bij te
sturen.
 Eigenheid/persoonlijkheid (inbreng bewaken en
bewaren)
 Zelfrespect/zelfvertrouwen in eigen kennen en kunnen
 Doorzettingsvermogen
 Proces- en resultaatgerichtheid
 Nieuwsgierigheid/verkennende houding
 Zelfwerkzaamheid
 Zelfevaluatie
 Bijsturen (van anderen) (U)



Naar context (van voorspelbaar naar onvoorspelbaar
handelen in een combinatie van wisselende contexten)
Naar complexiteit binnen niet-vertrouwde (maar
weliswaar domeinspecifieke) problemen
…
9
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
LEERCOMPETENTIES
Regulering (plannen, sturing …)
4
HG
 blijk geven van zelfsturing bij het leren.
 Systematisch en regelmatig werken
 Plannen (op korte en lange termijn)
 Sturen, beoordelen op doelgerichtheid en aanpassen
 Oorzaken van slagen en mislukken duiden
 Conclusies trekken
5
Leerbekwaamheid en beeldend denken
HG
 inzichtelijk en methodisch omgaan met beeldend leren.
 Info verwerven (via bronnen raadplegen, beurzen,
vakhandel, kleurschetsen, vormschetsen,
beeldinformatie …)
 Info verwerken
 Verbanden leggen tussen elementen van leerstof
 Probleemoplossend denken
 Denkprocessen (abstract denken, planmatig denken,
herkennen, ordenen, analyseren, synthetiseren,
interpreteren, structureren …)
10
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
6
Informatiebronnen gebruiken
HG
 inzichtelijk en op systematische wijze verschillende
informatiebronnen op zijn/haar niveau gebruiken. De
leerling kan op systematische wijze samenhangende
informatie (ook andere dan teksten) verwerven
en inzichtelijk gebruiken.
 Soorten bronnen
 Boeken, catalogi, kunsttijdschriften …
 Internet
 Afbeeldingen (foto’s, kunstwerken …)
 Originele werken
 Cultuurevenementen
 Andere
 Gebruik
 Systematiek en efficiëntie
 Samenhang
 Doelgerichtheid
 Zelfstandigheid
COMMUNICATIE EN SOCIALE COMPETENTIES
7
Samenwerken
HG
 doelgericht samenwerken.
 Contactvaardigheid
 Productieve taalvaardigheid (spreken …)
 Receptieve taalvaardigheid (luisteren …)
 Loyaliteit, respect en waardering opbrengen
 Teamverband
 Conflicthantering (bereidheid tot luisteren,
overleggen …)
 Actief burgerschap (inspraak, rol in
cultuurleven …)
 Naar context (van voorspelbaar naar onvoorspelbaar
handelen in een combinatie van wisselende
11
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
contexten)
 Naar complexiteit binnen niet-vertrouwde (maar
weliswaar domeinspecifieke) problemen
ARTISTIEKE- EN PROFFESSIONELE COMPETENTIES EN
LEERUITKOMSTEN
8
Persoonlijkheidsvorming
HG
 problemen oplossen door informatie uit deskundige
bronnen te integreren, rekening houdend met relevante
culturele, sociale en ethische kwesties.
 Subjectieve criteria (eigen en niet-eigen)
 Participatie
 Assertiviteit
 Positief omgaan met kritiek
 Zelfbeeld ontwikkelen (mogelijkheden en
beperkingen)
 Omgaan met contexten
 …
9
HG
Onderzoeksmethodes
 zich oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren bij
een onderzoeksopdracht met een artistieke en/of
culturele component.
 Oriënteren op een onderzoeksprobleem
 Voorbereiden
 Uitvoeren van onderzoek
 Reflecteren en evalueren (o.a. onderzoeksresultaten
aftoetsen aan andere standpunten)
10
Kunst & cultuurbeleving (productief en receptief)
HG
 inzichtelijk communiceren en reflecteren over eigen en
andermans artistiek & cultureel handelen en zijn.
(Productieve en receptieve kunstbeleving)
 Waarnemen: het herkennen van situaties
 Verbeelden: het creëren (maken) van situaties
(>inlevingsvermogen, denkproces gestalte geven en
gestalte bijsturen)
 Conceptualiseren: het categoriseren van situaties
12
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
 Analyseren: het ontleden van structuren en modellen
Culturele ‘media’
11
HG
 inzichtelijk omgaan met culturele ‘media’.
 Vier typen ‘media’:
o Het lichaam (nodig om waar te nemen)
o Voorwerpen (het product van de verbeelding ‘artefact’)
o Taal (nodig om te conceptualiseren - ‘begrip’)
o Grafische media (om te analyseren - ‘model’)
 + Het brein (“Wij zijn ons brein…”)
13
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
12
Creatieve denktechnieken en (drang tot) innoveren
HG
 inzichtelijk omgaan met het verzamelen en verwerken
van creatieve ideeën (denktechnieken)
 Verwerven van ideeën (verzamelen zonder oordeel te
geven)
 Associëren
 Brainstormen
 Prikkelitems
 Opsplitsen van een item
 Samenbrengen van items
 …
 Verwerken van ideeën (ordenen en/of bewerken)
 Vanzelfsprekendheid
 Andere invalshoeken
 Schaven

Substitueren: vervangen/in de plaats stellen

Combineren

Herschikken

Aanpassen

Vergroten/verkleinen/verbreden/versterken/
ver …: een van de elementen wordt veranderd

Elimineren

Nieuw nut geven
 Opsplitsen van handelen (infoverwerving en verwerking)
 Benaderen en omgaan met (drang tot) innoveren
 …
14
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
13
Probleemoplossend handelen
HG
 problemen oplossen door informatie uit deskundige
bronnen te integreren, rekening houdend met relevante
sociale en ethische kwesties.
 Methodieken
 Wisselwerkingen
 Bronnen hanteren
 Sociale en ethische kwesties
 Vakdeskundigheid
 Andere
14
Welzijn en welbevinden
HG
 adequaat handelen in functie van welzijn. (O.a. met oog
op veiligheid, duurzaamheid, gezondheid en hygiëne,
welbevinden.)
 Veiligheid (o.a. werkhouding, gedrag, gezondheid)
 Duurzaamheid (o.a. restverwerking)
 Gezondheid
 Hygiëne
 Welbevinden (o.a. sociale relevantie, ethiek)
 …
15
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
VAKGERICHTE UITKOMSTEN: KENNIS EN VAARDIGHEDEN MET BETREKKING TOT DE OPTIE
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
Domeinspecifieke kennis en vaardigheden
Domeinspecifiek
15
HG
Bijvoorbeeld
 een brede waaier van praktische en theoretische
domeinspecifieke kennis exploreren.
 Kunstinitiatie
 Waarneming
 Gebruik van artistieke uitdrukkingsvormen
 Beeldende aspecten (middelen, technieken …)
 Niet-beeldende aspecten
 Ontwerpen, vervaardigen
 Herstel, restauratie, conservatie
 …
Impact: specifieke opleiding profiel/vakdisciplines
Kunstinitiatie
Algemene beschouwing: kunst en cultuur
16
 Leefwereld (reëel, virtueel en fantasie)
HG
 A > inzichtelijk (logische) verbanden leggen met
betrekking tot beeldbeschouwing.
 B > inzichtelijk (logische) verbanden leggen met
betrekking tot verloop in ruimte en tijd.
 C > inzichtelijk (logische) verbanden leggen met
betrekking tot trends, vernieuwingen en actuele
ontwikkelingen.
 Cultureel (zelf)bewustzijn: nieuws (media), geschiedenis
(erfgoed), kunst, ideologie, politiek (burgerschap),
filosofie
 Visuele identificatie van een artistieke uitdrukkingsvorm
(grafisch spoor, schets, cultuurproduct, industriële
voorstelling, multimedia …)
 Kunstobjecten
 Relatie waarneming en weergave
 Relatie idee en weergave
 Figuratief en abstract
 Wijsgerige verkenning
16
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
 Actuele kunst en kunst in actualiteit
 Trends, vernieuwingen en actuele ontwikkelingen
 Culturele verdraagzaamheid (bijv. ontaarde kunst)
 Kunst en kunstenaar
 Conserveren en restaureren (bijv. erfgoed) (U)
Voorstellingswijze [Iconografie of beeld (be)schrijven en verklaren]
17
HG
 inzichtelijk omgaan met voorstellingswijzen.
 Natuur (planten, dieren …)
 Portret en figuurstukken [waar menselijke figuren een
hoofdrol spelen ]
 Abstract
 Manuele en digitale vormgeving
 Monumenten [herdenken van persoon, gebeurtenis of
periode (bijv. grafmonumenten)]
 …
Inhoud en betekenis (Semiotiek of tekenleer)
18
HG
 inzichtelijk omgaan met inhoud en betekenis.
 Ontstaan en bestaanswijze
 Verwijzen (Bijv. sagen, fabels, gebeurtenissen …)
 Teken en betekenis
 Emotie (bijv. affectieve waarde)
 Droomvoorstellingen (utopieën, waanbeelden, visioenen …)
 Interpretatief gedrag van de gebruiker
 Relatie vorm en inhoud (gelijkenis, symbolen,
indicatoren, symptomen …)
 Hoofd- en bijzaken
 Het geheel is meer dan delen (totaalcompositie)
17
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
Stijlanalyse
19
HG
 inzichtelijk omgaan met stijlanalyse.
 Systeem van vormen met eigenschappen
 Algemene relevante kenmerken vergelijken
 Klasseren
 Praktisch en theoretisch
 Geest van een tijd en volksaard
 Uitdrukking van cultuur
Impact: specifieke opleiding profiel/vakdisciplines
20
Waarneming
Waarneming, idee en voorstelling
HG
 bewust en gericht waarnemen, idee en voorstelling.
(Zowel productief als receptief gericht.)
 Productief en receptief
 Prikkel, registratie, verwerking
 Verschillende manieren
 Benutten van verschillende media
 Niet verrassend (automatisme), verrassend (veelal
incidenteel)
 Continu, discontinu
 Onderlinge relaties tussen de verschillende
waarnemingsvormen (beeld, gevoel …)
18
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
21
Waarnemen
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden leggen met betrekking
tot waarnemen.
 Zintuiglijke waarnemingen
 Zien, luisteren, voelen
 Observatievermogen
 Actief waarnemen (zien …)
 In zich opnemen
 Algemeen
 Gericht
 Scherpte van de waarneming
 Registratieproces (o.a. manueel, digitaal)
 Waarnemingsgeheugen/herinnering
 Het zichtbaar maken van wat is waargenomen
 ...
22
Het specifieke van waarnemen en weergeven
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden leggen met betrekking
tot het specifieke van waarnemen en weergeven.
 Gericht naar specifieke inhouden en functie
 Gericht naar specifieke vormen
 Gericht naar specifieke lichten en kleuren (bijv.
glimlichten)
 Gericht naar specifieke materies
 Gericht naar klanken (U)
 Gericht naar opslaan in het geheugen
 …
19
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
23
Analyse en synthese van het beschouwende
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden leggen met betrekking
tot analyse en synthese van het beschouwen.
 Ontleding (o.a. taal, begrippen, symboolsystemen)
 Groeperen en structureren (o.a. wetmatigheden, wiskundige systematiek)
 Samenvatting
 …
Beeldende middelen/aspecten: dimensie en vorm
24
Dimensie/Vorm
Dimensies
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot dimensies.
 Soorten
 0D punt (pixel, referentiepunt, centraal punt …)
 1D lijn (soorten, lijnschets …)
 2D vlak
 3D ruimte (reëel en voorstelling, reliëf en
volrond …)
 4D tijd en beweging (ervaren, beschouwen,
interactie met zonlicht …)
 Overgangen en relaties tussen dimensies
 Oriëntering (boven/onder, links /rechts, voor/achter,
eerst/laatst, hoog/laag, ver/dicht, tussen/midden, binnen/buiten …)
 Standpuntkeuze of veranderen van oogpunt
20
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
25
Vorm en vormgeving
HG
 Beelddrager (bijv. rechthoek, driehoek, cirkel, kubus,
paneel)
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot vorm en vormgeving.
 Beeldbegrenzing (bijv. doorkijk)
 Vormsoorten [bijv. organisch, geometrisch,
realisatieproces (natuurlijke, ambachtelijk,
industrieel …)]
 Opbouw en constructies (bijv. referentiepunten, -lijnen
en –vlakken, -sferen, hoeken, positieve en negatieve
vormen, structuur, patroon & textuur …)
 Vormpositie en compositie (bijv. plaats in de ruimte …)
 Vormordening, indeling, structuur en onderlinge samenhang (bijv. evenwijdig, loodrecht, kruisen, snijden,
afstanden, hoeken, binnenkant/buitenkant …)
 Verhouding beeld en beelddrager (bijv. formaat van een
figuur t.o.v. totaalformaat)
 Vormvariatie [bijv. door manipulatie (zichtbaar, onzichtbaar), simulatie, transformatie, ritme, dynamiek …]
 Vormconcepten of ideeën (bijv. maat, schaal, harmonie,
contrast, open, dicht, raken, afsnijden, close up, blowup …)
 Vormfuncties (bijv. communicatie, symbool …)
 Vormexpressies (bijv. gevoel, spanning …)
26
Ruimte
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot ruimte.
 Reële ruimte
 Ruimtevoorstelling
 Ruimtewerking
 Volumes (bijv. prisma, piramide, regelmatige
21
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
veelvlakken of platonische lichamen, half-regelmatige
lichamen, omwentelingslichamen …)
 Vormsoorten (bijv. wijze van ontstaan, toevoegen,
stapelen, wegnemen, geometrisch, organisch …)
 Vormvariatie (bijv. manipulatie …)
 Vormconcepten (bijv. open, dicht, raken, afsnijden,
doorboren, penetreren …)
 Vormordening (bijv. ritme)
 …
27
Meetkundige basisconstructies (U)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot meetkundige basisconstructies. (U)
 Loodlijnen
 Evenwijdige, afstanden en hoeken
 Verdelen van lijnstuk, verhoudingen, evenredigen en
gulden snede
 Verdelen van hoeken
 Verdelen van cirkel of regelmatige veelhoeken
 Verdelen van cirkelbogen
 In-, aan- en omschreven cirkels/cirkelsegmenten
 Raakcirkels en raaklijnen van cirkel
 Boogverbindingen (bijv. spitsboog …) en design
22
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
28
De meetkundige krommen (U)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot meetkundige krommen. (U)
Opmerking: De meetkundige krommen worden enkel aangereikt naargelang de noodwendigheden. (U)
 Vervangingskrommen op basis van cirkelsegmenten (eirond, ovaal, korfboog …)
 Affiniteit en homologie (o.a. transformaties van cirkel
met raaklijnen)
 Krommen met betrekking tot de kegelsnede met
raaklijnen en respectievelijke raakpunten (ellips,
parabool, hyperbool)
 Bewegingskrommen met raaklijnen (cycloïde,
epicycloïde, hypocycloïde)
 Spiralen
29
Noteren op basis van concepten/uitgangspunten
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van
concepten/uitgangspunten.
 Opslaan en registreren door middel van
 Abstractie
 Synthese
 Reconstructie
 Omzetten tot globaal beeld
 Omzetten tot detail
 Hoofdzaak en bijzaak
 Idee en boodschap (inhoudelijk)
 Functionaliteit (bijv. documentair, illustratief)
 …
30
Noteren op basis van een functionele voorstellingswijze
HG
Enkele mogelijke voorbeelden van voorstellingswijze
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van een
functionele voorstellingswijze.
 Op basis van atmosfeer
 Op basis van planvorming (coulisseperspectief)
 Op basis van platte grond (zonder hoogtereferentie)
23
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
 Op basis van opstand (zonder dieptereferentie)
 Op basis van profiel (zonder breedtereferentie)
 Op basis van lijnperspectief
 Op basis van evenwijdige perspectief
 …
31
Noteren op basis van een standpuntkeuze
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van een
standpuntkeuze.
 Plaats van het tafereel (projectie/tekenvlak)
 Kijkrichting ten opzichte van object(en)
 Kijkrichting ten opzichte van het grondvlak
(=geometraal)
 …
32
Noteren op basis van referenties (Dimensie en vorm)
HG
Enkele mogelijke voorbeelden van referenties
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis referenties.
 Referentiepunten, lijnen, assen, vlakken en volumes
 Richting
 Maten en hoeken (o.a. via maataanduiding)
 (Wiskundige) systematiek (o.a. raster, ritme, spiegeling)
 Constructieve opbouw (bijv. stapeling)
 Houdingen en verhoudingen
 Mens als maat
 …
24
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
33
Noteren op basis van maten en hoeken
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van maten
en hoeken.
34
 Waarnemen van maten en hoeken
 Maatschetsen binnen een notitie, voorstellingswijze of
afbeeldingstelsel
 ..
Noteren op basis van de beeldtaal
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van de
beeldtaal.
 Beeldende middelen
 Beeldende materie en technieken
 Impressie
 Expressie
 Creatieve inbreng
 …
Noteren op basis van thema’s
35
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot noteren/visualiseren op basis van
thema’s.
 Menselijke figuren (levend model > houdingen zonder
en met verkortingen)
 Dieren (zoogdieren, vogels…)
 Landschap en erfgoed
 Architectuur
 Objecten en verpakkingen
 …
Beeldende middelen: licht en kleur
Licht/Kleur
Lichtbronnen
36
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot lichtbronnen.
 Lichtbron (soorten: natuurlijk, kunstmatig)
 Lichtsterke (veel/weinig)
 Kleurstabiel licht (o.a. voor diamantkeuring)
 Licht in relatie tot de dimensie (bijv. plaats van de
25
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
lichtbron)
 Lichtrichting (bijv. strijklicht)
 Lichtspreiding en verloop (ruimte en tijd)
 Lichtreflectie/terugkaatsing (glimlichten …)
 Lichtheid of helderheid (stralend ) [licht/donker]
 Lichteffecten
 Lichtervaring (sfeer van licht)
 …
37
Lichtprojectie en schaduw
HG
 Op plat vlak
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot lichtprojectie en schaduw.
 Op een volume
 Lichtdoorlatend (transparantie of het ontbreken ervan)
 Lichtonderbreking/ontstaan van schaduw
(eigenschaduw, slagschaduw, schaduwlichaam)
 Onderliggende relatie licht en schaduw (bijv.
kleurschaduw)
 Richting (bijv. enkelvoudig, meervoudig, diffuus…)
 Ontbreken van schaduw
 …
38
Licht, kleur & materiaal
HG
 Structuur (opbouw) en textuur (‘huid’)
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot licht, kleur en materiaal.
 Licht: ondoorlatend, doorlatend, transparant
 Kleur van de materie (bijv. metaalsoort)
 …
39
Waarnemen van licht en kleurkenmerken (zien en kijken)
HG
Prikkels
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
 Lichtreceptoren > licht/donker (oogstaafjes of schemer-
26
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
betrekking tot waarnemen van licht en kleurkenmerken.
zintuig enkel helderheidsgevoelig)
 Kleurreceptoren (oogkegeltjes of dag-zintuig deze
kegeltjes functioneren enkel bij voldoende licht> RGB =
oog primaire)
Kenmerken (ervaring)
 Kleurtoon [Hue]
 Saturatie of verzadiging (kleurpuurheid) [Saturation]
 Lichtheid of helderheid (stralend ) [Brightness/Lightness]
40
Licht & kleurconcepten
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot licht- en kleurconcepten.
 Licht, kleur en ruimtewerking (interieur -exterieur)
 Harmonie en contrast (bijv. lichtsymmetrie)
 Ordening (bijv. afstand, proportie …)
 Objectkleuren (bijv. transparant, dekkend, mat …)
 Kleurnabootsing
 Relatie met vorm, structuur, textuur, huid …
 Mode, tijdsbeeld/geest en geografische spreiding
 …
41
Licht & schaduw
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot licht en schaduw.
 Inval
 Reflectie
 Eigen en slagschaduw
 Schaduwwerking (interieur - exterieur)
 Verbanden leggen met de ruimtewerking
 …
27
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
Beeldende materie – materiaal – materieel – techniek
42
Mat./Techniek
Materie en materiaal
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot materie en materiaal.
 Tekenmedia: soorten, kenmerken en herkomst
 Manipulatie en verwerkingsaspecten
 Natte media (inkten, verf …)
 Droge media (houtskool, potlood, sanguine,
grafiet, vetkrijt, pastel…)
 Digitale media
 Beelddrager
 Beeldaspecten
 Structuur (opbouw, wijze van samenstellen),
textuur (oppervlakte, huid), stofuitdrukking
(suggestie van textuur) en patina (verwering en
verkleuring van een oppervlak)
 Tactiel en visueel
 Ontstaanswijze (bijv. handgeschept papier)
 Harmonie en contrast
 …
Materieel en techniek
43
 Gereedschappen (bijv. computer …)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot materiaal en techniek.
 Vormgevingstechnieken
 Handmatig (met gereedschap)
 Schetsen
 Mengvormen (bijv. Collage, mixed media)
 Experimentele technieken
 …
 Digitale techniek
 …
28
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
Werkproces

Oriënteren op het onderwerp
44
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot het werkproces.
 Informatie inwinnen

Voorbereiden
 Werkplan en organisatie (o.a. materialen
klaarzetten)
 Onderzoeken, experimenteren, beste oplossing
kiezen

Uitvoeren (eigenlijke kernproces)
 Dimensie en vormkeuze
 Licht en kleurkeuze
 Materiaal en techniekkeuze
 Impact naar inhoud en kunstbeleving
 Samenhang van beeldende aspecten
verloop en eindresultaat analyseren

Reflecteren, presenteren en evalueren
Werkmethodiek
45
 Werkvolgorde (volgens instructies)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking de werkmethodiek.
 Waarneming en weergave activeren
 Wijze van omzetten (bijv. globaal, detail, schema,
lijnvoering, essentie, kleurreconstructie, arcering)
 Afsluiten van de werkzaamheden (o.a. opruimen)
 Persoonlijke methodieken ontwikkelen
 …
Registratievaardigheid
46
 Manuele basisvaardigheden (o.a. snel-schetsen)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
 Digitale basisvaardigheden (Bijv. fotografie)
29
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan in relatie tot het domein van de opleiding
betrekking de registratievaardigheid.
 Zichtbaar maken van de waargenomen aspecten
 Hanteren van materialen en technieken (o.a. fysiek op
de aangewezen wijze uitvoeren, gebruik van
hulpmiddelen, karaktervoering, schriftuur)
 …
De niet-beeldende middelen / aspecten
47
Regelgeving en overeenkomsten (U)
HG
 inzichtelijk (logische) verbanden expoleren met
betrekking tot regelgeving en overeenkomsten. (U)
 Mogelijkheden en beperkingen (bijv. auteursrechten,
sociaal, fiscaal …)
 Overeenkomsten (bijv. bruikleen, bewaring, verkoop,
transport, bewaking, onderhoud …)
 Schaderegeling en verzekeringen
 Modaliteiten (productievoorwaarden, tijdsduur, ruimtegebruik, opbouw afbouw …)
 Promotie en publiciteit
30
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
1
EEN MEER PROCESGERICHTE BENADERING
Bij de ontwikkeling van dit leerplan hebben we steeds voor ogen gehouden wat we willen bereiken
met de leerlingen. Nog al te vaak wordt er gedacht en gehandeld vanuit sterk afgelijnde vakken en is
er geen sprake van een geïntegreerde visie, waarbij verschillende leerinhouden met elkaar betrokken
worden. De leerplandoelstellingen zijn zodanig geformuleerd dat ze de leraar in staat moeten stellen
een gunstige leeromgeving te creëren waarin plaats is voor een gevarieerd en gedifferentieerd aanbod aan werkvormen. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de leerling op een actieve en constructieve
wijze participeert aan het leerproces.
Vanuit diverse invalshoeken dient de leerling een globaal pakket aangereikt te krijgen zodanig dat de
transfer naar andere domeinen bevorderd wordt. Samenwerking met andere leraren is meer dan wenselijk.
Met dit uitgangspunt betreffende het didactisch handelen, dringt zich een verschuiving op van een
meer product- naar een meer procesgerichte benadering. Het procesmodel legt de nadruk op
(half)open doelstellingen i.p.v. gesloten doelstellingen die enkel kennis en reproductie nastreven en
kenmerkend zijn voor de productbenadering. De aandacht gaat niet alleen naar de resultaten van de
leerlingen, maar bovendien worden de processen die ze doorlopen, geëvalueerd waardoor leerlingen
makkelijker een hoger ontwikkelingsniveau bereiken. Binnen de procesbenadering zet de leraar de
leerlingen aan tot zelfsturing en actieve participatie. Op gebied van evaluatie staat niet de kwantiteit
maar wel de kwaliteit van het leren centraal.
Uiteraard moeten de doelstellingen in het leerplan minimaal bereikt worden. We laten echter in dit
leerplan de ruimte aan leraren om via een persoonlijke invulling de doelstellingen te realiseren. Dit is
enkel mogelijk bij meer open curricula. Het leerproces is dan het resultaat van een wederzijds evenwaardig respect in de verhouding tussen leraar en leerling.
Uit het voorgaande blijkt dat we vanuit een voorkeur voor een emancipatorische en leerlinggerichte
invalshoek de balans iets meer naar de proceskant doen ombuigen. Toch mag de leraar niet besluiten
dat de productcomponent verwaarloosd mag worden, want deze vormt, complementair aan de procesgerichte visie, een perspectief op het onderwijs dat het mogelijk maakt om een krachtige leeromgeving te creëren op maat van de leerling.
2
DOELSTELLINGGERICHTHEID EN UITZETTEN VAN LEERLIJNEN
De geformuleerde leerinhouden zijn bouwstenen van de beeldtaal, waarvan gebruik wordt gemaakt
om de leerplandoelstellingen van het vak te realiseren. De taxonomie, die het gedragsniveau bepaalt,
zal daarom worden gericht naar de graad, de onderwijsvorm en de optie in functie van het doel dat
men voor ogen heeft.
DE LEERLIJN (ONTWIKKELINGSLIJN VAN DE LEERMOMENTEN)
De leerlijn (longitudinale planning van leerstof - op de lengte betrekking hebbend) is een volgorde van
leermomenten voor een vak of vakonderdeel op basis van uitgangspunten/visie en afspraken. Bij het
maken van een leerlijn moeten vooraf uitspraken gedaan worden over vakinhoud (alles wat je door het
vak wilt aanleren of ontwikkelen). Duidelijk moet zijn of vakinhoud in een bepaalde leerlijn volledig of
beperkt aan de orde komt. Een vak kan best opgesplitst worden in verschillende/meerdere leerlijnen.
In een leerlijn zit weliswaar een volgorde van leermomenten, maar daarmee is niet gezegd dat alles
van een bepaald aspect onmiddellijk door de leerlingen ontwikkeld en geleerd zal worden. Alles moet
niet systematisch aan bod komen. Je kunt namelijk ook telkens een deel van hetzelfde aspect aanleren en volgend jaar weer een deel aanbrengen.
JAAR-/GRAADPLANIMPLEMENTATIE
Bij de aanvang van het schooljaar maakt de leraar een oordeelkundige keuze van de leerinhouden
waarmee hij de vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen wil realiseren (bij voorkeur na
overleg met de vakgroep) en stelt een jaar-/graad(vordering)plan op waarin hij de leerstof en de
tussendoelen op een evenwichtige wijze verdeelt over het beschikbare aantal lestijden.
Het is belangrijk dat alle leerplandoelstellingen aangegeven en gerealiseerd worden.
31
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
Het (vorderings)plan is een persoonlijk werkdocument dat geregeld dient bijgewerkt en aangepast te
worden aan de reële toestand voor het vak. Regelmatig gaat de leerkracht na of alle geplande inhouden binnen de voorziene tijd gerealiseerd worden. Geactualiseerde kopieën worden op school bewaard. Het kan nuttig zijn om na elke lessenreeks commentaar bij het (vorderings)plan te voegen, om
daar het volgend schooljaar rekening mee te houden.
EEN JAAR-/GRAAD(VORDERING)PLAN (WERKDOCUMENT) OMVAT ZEKER …
 Algemene referentiegegevens:
 schooljaar, school;
 onderwijsvorm, graad, studierichting, (module), klas;
 aantal lestijden per week of contact –uren;
 leerplancode /nummer.
 Leerplan- en realisatiegegevens:
 leerlijnen (best gerubriceerd) met verwijzing naar de punten van het leerplan (liefst
over de gehele graad en/of over het relevante niveau);
 vakdoorbrekende verwijzingen;
 tijdspreiding m.b.t. leerdoelen, inhouden en/of verwervingsniveaus (liefst over de
gehele graad en/of over het relevante niveau);
 aanstipmogelijkheid voor de vordering;
 opmerkingen en aanpassingen (o.a. vervangingen, afwezigheden, extra initiatieven
binnen en buiten de school …).
3
DE GEÏNTEGREERDE, CRITERIAGERICHTE EN ONDERZOEKENDE AANPAK
3.1
GEÏNTEGREERD WERKEN
 De leerplandoelstellingen en de leerinhouden omvatten verschillende vakcomponenten
waarbij meerdere leerlijnen of ‘kapstokken’ kunnen uitgezet worden.
Sommige leraren zouden ervoor kunnen opteren om de vakcomponenten los van elkaar te
behandelen en uit te diepen. Dit is op zich niet verkeerd, maar niet aan te raden. Daarenboven behoort de wijze waarop de leerplandoelstellingen worden bereikt tot de pedagogische
vrijheid en verantwoordelijkheid van de school en de leraar.
Wel willen we erop wijzen dat dit niet de visie is van waaruit het leerplan is ontwikkeld. Er
wordt geopteerd om leerlijnen uit te zetten waarin verschillende leerinhouden geïntegreerd
aan bod komen. Leerlingen zullen zo tot fundamenteler leren komen wanneer de werkelijkheid niet kunstmatig opgesplitst wordt in verschillende vakjes.
De thema’s of projecten worden niet vastgelegd in het leerplan. Ze kunnen vrij gekozen worden door de leraren, onder meer op basis van de culturele context, de interesse van de
leerlingen of naar aanleiding van actuele gebeurtenissen. Dit betekent dat de thema’s of
projecten in principe van schooljaar tot schooljaar zullen verschillen. Ook de leerkrachten
zullen logischerwijze meer de cultureel muzisch creatieve inspiratie beogen, in plaats van
gemakshalve een vulgariserende beeldvorming aan te bieden.
 Theoretische sessies worden ingelast naargelang de behoeften van de leerlingen en bij
voorkeur inspelend op de actualiteit en specifieke, optie gebonden inhouden. Bezoeken
bij architecten, ontwerpers, kunstenaars, aan tentoonstellingen, aan bedrijven en dergelijke
zijn een nuttige aanvulling van de theoretische en praktische lessen.
 De lesgever tracht van zijn les een afgerond geheel te maken, opgebouwd rond les fases
(herhalen, sensibiliseren, probleemstelling, aanbreng van nieuwe kennis, evaluatie …). Hij
verliest daarbij nooit uit het oog dat het leer- en/of productieproces, eerder dan het product
zelf, centraal staat.
3.2
CRITERIAGERICHT FORMULEREN VAN OPDRACHTEN
De leerplandoelstellingen en leerinhouden zijn het uitgangspunt van de opdrachten.
Deze zijn geformuleerd in een concreet observeerbaar gedrag. Hier bedenken leerlingen zelf alternatieven en geeft de leerkracht criteria. Hij omschrijft bijvoorbeeld de eisen ten aanzien van de uit te
32
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
voeren leeractiviteit. Hij zegt bijvoorbeeld waaraan de taak moet voldoen.
Leerlingen werken een en ander uit en geven aan waarom ze denken dat ze aan de gestelde criteria
voldoen. De criteriagerichte opdracht in relatie tot de doelstellingen zijn ook te linken aan de evaluatiecriteria …
Dit houdt onder meer in dat:
 de opdrachten meer open worden;
 er meerdere oplossingen mogelijk zijn, dus geen voorbeelden namaken;
 de leerlingen zelf keuzes leren maken en die verantwoorden;
 de leerlingen zelf leren plannen;
 er feedback is op proces en product;
 er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
Zorg er voor dat de mogelijke fasen van het werkproces duidelijk herkenbaar zijn o.a.:
 oriënteren:
 informatie verwerven;
 voorbereidende fase:
 denkfase & experimenteerfase;
 beste oplossing kiezen;
 werkplan uitstippelen.
 uitdieping (kernproces):
 definitieve vorm- en kleurkeuze;
 presenteren;
 reflecteren en resultaat beoordelen
(Proces en product: ‘Had ik het anders kunnen aanpakken? Verbeteren of een volgende
keer anders?)”
De leraar is coach en begeleider
De leerkracht legt gedurende de begeleiding onder meer de nadruk op de verantwoorde keuze van
materiaal en materieel, een efficiënte werkorganisatie, geregelde zelfevaluatie, precisie, orde en veiligheid. Het is aangewezen de leerling geregeld (tussentijds) te evalueren op zijn opgedane kennis en
gemaakte vorderingen (dit volgens vooraf vastgelegde evaluatiecriteria – zie ook onderdeel evaluatie).Bij het bepalen van een opdracht waarbij enerzijds een technisch en anderzijds een creatief en
inzichtelijk doel betrokken is, kan een keuze worden gemaakt uit een samenhang van verscheidene
problemen (langs inductieve of deductieve weg). Belangrijk is dat de opdrachten een bevragend of
onderzoekend karakter hebben. De leerstofafbakening is geen strak schema maar laat ruimte voor
een dynamische en creatieve aanpak door de leraar.
De leerkracht zal bij creatieve opdrachten eerdere resultaten van eenzelfde opdracht vermijden te
gebruiken als toelichting, omdat hierdoor een beïnvloeding van de persoonlijke creativiteit ontstaat.
De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter.
De uitgeschreven formulering van de opdracht wordt sterk aanbevolen.
Deze dient functioneel te zijn (geen nodeloos papier maar een degelijk stappenplan, goed uitgekiende
documenten voor de leerlingen …). Om didactische redenen zal de leerling de uitgeschreven opdracht
en de daarbij horende evaluatiecriteria bewaren. Dit kan enkel het leerproces ondersteunen.
3.3
ONDERZOEKENDE AANPAK
Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden sluit aan bij het Pedagogisch Project van het onderwijs
van de Vlaamse Gemeenschap (PPGO), waarbij we “streven naar de totale ontwikkeling van de persoon: kennisverwerving, vaardigheidsontwikkeling, attitudevorming met bijzondere aandacht voor een
kritische en creatieve ingesteldheid ten aanzien van mens, natuur en samenleving”.
Het nastreven van onderzoeksvaardigheden sluit aan bij de noodzaak om leerlingen efficiënt en effectief te leren omgaan met de veelheid aan informatie en creativiteit. Meer en meer is men genoodzaakt
om die informatie te kunnen omzetten van beschikbare naar bruikbare kennis.
33
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
Bij een creatief proces is het fundamenteel dat er bewust (gescheiden) wordt omgaan met infoverwerving en infoverwerking.
Het werken aan onderzoeksvaardigheden ontwikkelt het creatieve en probleemoplossend vermogen
van leerlingen. De leerkracht laat leerlingen de (elementaire) onderzoekstaak zelfstandig uitvoeren. Hij
is beschikbaar als gesprekspartner om te overleggen over elke onderzoeksstap. Hier beslissen de
leerlingen. Ze verantwoorden hun beslissingen naar de leerkracht (eventueel door gebruik van het
educatieve portfolio).
De leraar fungeert hierbij vooral als coach en als vangnet. Deze is niet langer uitsluitend de overdrager van kennis, maar voornamelijk de begeleider van het leerproces.
Centraal voor de leerling staat:
 zich oriënteren op een onderzoeksprobleem door gericht informatie te verzamelen, te
ordenen en te bewerken;
 een onderzoeksopdracht voorbereiden, uitvoeren en evalueren;
 de onderzoeksresultaten en conclusies rapporteren en confronteren met andere
standpunten.
Om de studielast van de leerlingen en de planlast van de leraren beheersbaar te houden, zijn afspraken en samenwerking met betrekking tot een aantal aspecten onontbeerlijk. De vakgroepwerking is
hiervoor het uitgesproken medium.
4
DE (DIGITALE) WERKMAP VAN DE LEERLINGEN
De leerling legt minstens één werkmap aan.
In de (digitale) werkmap(pen) vindt men o.m.:
 omschrijving van de opdracht(en) of thema(‘s) + uit te voeren taken;
 de leerinhouden zoals aangegeven in leerplan, verklaring en beoordelingscriteria van de
opdrachten;
 theoretische toelichtingen, inclusief verklaring van woorden en/of begrippen;
 documentatie en illustraties i.v.m. de opdrachten, eventueel specifieke bibliografie;
 schetsen, voorstudies, gebruikte bronnen en/of voorbeelden, een kopij van het bereikte
resultaat;
 de beknopte verantwoording of legitimatie van eventueel onderzoek;
 cursus;
 planning en/of tijdspad.
Dergelijke werkmap biedt o.m. de volgende voordelen:
 leerling en leerkracht kunnen op elk ogenblik nagaan welke opdrachten werden
uitgevoerd;
 leerling en leerkracht kunnen steeds nagaan hoe een werk, uitgaande van een opdracht,
is geëvolueerd;
 leerling en leerkracht kunnen steeds nagaan hoe de leerwinst, de verworven
vaardigheden en de doelstellingenrealisatie in al zijn stadia over de tijd werd
gerealiseerd;
 de leerling heeft een verklarende lijst van vaktermen en -begrippen, beschrijvingen,
illustraties, technieken, materieel en materiaal;
 de leerling kan tot een beter inzicht komen in eigen en andermans werk met behulp van
de genoteerde analyse en besprekingen van uitgevoerde opdrachten.
De (digitale) werkmap blijft best behouden gedurende de volledige opleiding. Aantekeningen dienen
kort en bondig te zijn. Daar er voortdurend documenten van uiteenlopende aard aan de map worden
toegevoegd, is ‘bij papier’ een groeimap en schetsboek aan te bevelen. De map kan ook digitaal opgebouwd worden. (Gebruik hiervoor liefst een onafhankelijk digitaal platform.)
De leerkracht zal regelmatig en bij wijze van steekproef de werkmappen van de leerlingen beschouwen.
34
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
5
BEGELEIDING
Begeleiding (leerbegeleiding, loopbaanbegeleiding, sociale & emotionele begeleiding en
begeleiding afstemmen tussen partners)
INTEGRATIE IN DE KLAS
Dit kun je onder meer realiseren door:
 het creëren van een veilig (fysiek en emotioneel) leefklimaat;
 stimuleren en aanmoedigen van elke leerling;
 gelijkwaardige positieve behandeling;
 alert zijn voor specifieke discriminaties.
ADAPTIEF ONDERWIJS (AANPASSINGSGERICHTHEID)
Dit kun je onder meer realiseren door:
 rekening te houden met elke beginsituatie van elke leerling (dus best registreren);
 uitdagende aangename opdrachten te creëren;
 differentiëren naar leerstijlen, werkvormen, doelen;
 taal ondersteunend te werken (o.a. instructietaal);
 rekening te houden met fysieke stoornissen (bijv. kleurgestoordheid).
STUDIEBEGELEIDING LEERLINGVOLGSYSTEEM (O.A. EVALUATIES)
Dit kun je onder meer realiseren door:
 het geven van de nodige feedback;
 remediëring en opvolging (best schriftelijk kenbaar gemaakt aan de leerling);
 stimuleren van het leerproces;
 geïntegreerde, criteriagerichte en onderzoekende aanpak;
 benutten van een registratiesysteem dat zowel evaluatiegegevens (proces &
productgericht) als andere gegevens die evident zijn om de leerling te begeleiden en
ondersteunen in zijn leerproces en studiekeuze.
ZORGBREEDTE (PSYCHOLOGISCH, SOCIAAL EN REMEDIËREND)
Men is alert en treedt correct op en signaleert discreet problemen (bijv. bijzondere noden, woordblindheid …)
HET REGISTREREN VAN HET BEGELEIDINGSPROCES
Het evaluatieschrift (of afgeleid registratiesysteem) vermeldt o.a. de gebruikte evaluatiecriteria en het
tijdstip van de evaluatie.
In het evaluatieschrift noteert de leerkracht ook naast de beginsituatie, de positieve vorderingen, het
procesgerichte, de sleutelvaardigheden, de doelgerichtheid, de eventuele tekorten, remediëring en
opvolging van elke leerling. Op deze wijze verkrijgt men een beter zicht op het individuele leerproces.
Tevens registreert de leerkracht op een vertrouwelijke wijze (bijv. een persoonlijke steekkaart die
conform de wet op de privacy wordt gehanteerd) in het kader van de leerlingenbegeleiding en volgsysteem in functie van ondersteuning van het leerproces, zeker volgende items:
 leren leren (studietips, planning, methode …);
 omgaan met verschillen (beginsituatie, taalachterstand …);
 gedragsproblemen, leerproblemen, psychosociale problemen …;
 remediëring (inhaallessen, ondersteuningslessen, feedback van toetsingen en proefwerken …);
 studiekeuzebegeleiding (oriëntering, adviezen …);
 welzijn en welbevinden;
 andere aspecten of elementen in verband met de leerlingenbegeleiding.
35
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
6
VARIA
Specifieke info (o.a. met betrekking tot het vak, visie …) is steeds terug te vinden op de webpagina’s
van de Pedagogische Begeleidingsdienst van het GO!. Gelieve deze regelmatig te raadplegen, zeker
met betrekking tot geactualiseerde informatie. ( www.g-o.be of digitale leeromgeving van de begeleidingsdienst van het GO!)
Administratieve documenten
Naast wettelijke richtlijnen beslist de school zelf aanvullend over gebruik en archivering van documenten. Voor de meest actuele wettelijke richtlijnen kan men zich steeds wenden naar
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/ .
Bij betwistingen over beoordelingen of sanctionering kan de lesgever steeds een beroep doen op de
administratieve documenten. Gecorrigeerde en besproken werken, remediëring en opvolging, de
werkmap, examenkopijen en correctiemodel bieden in een dergelijk geval een extra steun.
Vakgroepwerking
Omdat naast het realiseren van specifieke doelstellingen van het vak, regelmatig linken gelegd worden naar de gevolgde specialiteit (o.a. via inhoud van opdrachten), is het noodzakelijk dat de leerkracht regelmatig deelneemt aan een vakgroepwerking binnen de optie in kwestie. Enkel communicatie met vakspecialisten (binnen en buiten de optie/school) kan voldoende inzicht in de betreffende
specialiteit verschaffen. Vakgroepwerking zal bijdragen tot een zinvolle invulling van de opdrachten.
Tip: het is wenselijk de vakgroepwerking op een frequente basis verloopt. Hanteer eventueel hierbij
het SMART- principe. [Specifiek (beperkt en concreet)/Meetbaar (duidelijk)
/Aanvaardbaar/Realistisch/Tijd uitvoerbaar in een bepaalde tijd]
36
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN2
Lokaal/atelier ruim lokaal:
 stromend water en ruime wasbak(ken);
 stoelen of tekenkrukken;
 werktafels;
 tekenezels en/of tekenplanken;
 verplaatsbare verlichting/spots;
 afsluitbare opbergkasten/laden of ruimte;
 mogelijkheid tot projectie.
Op regelmatige basis kunnen beschikken over materiaal/materieel (aanwezig op de school):
 multimediacomputers met aangepaste randapparatuur (met actuele omkadering voor
grafische doeleinden) en internetverbinding;
 projectietoestel; afspeelapparatuur, digitale (video)camera;
 presentatiemateriaal (bijv. sokkels, presentatiekast);
 geactualiseerde naslagwerken (bibliotheek met vakliteratuur).
Toegang hebben tot (al dan niet aanwezig op de school):
 specifieke ateliers (bijvoorbeeld grafisch, picturaal, ruimtelijk);
 tentoonstellingsruimte.
2
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing:
-
Codex (Wet welzijn op het werk)
ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming)
AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties)
Vlarem (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunningen (1) en de milieuhygiëne (2)).
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.:
-
de uitrusting en inrichting van de lokalen;
de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat:
-
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn;
alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct moeten kunnen toepassen;
de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
37
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
EVALUATIE
Principes van evaluatie in DKO
Evaluatie is een onontbeerlijk element van het leer- en vormingsproces.
De eind- en leerplandoelstellingen zijn het uitgangspunt voor de evaluatie. De evaluatie geschiedt op
basis van de vigerende regelgeving. Op het einde van de graad is de evaluatie tevens een middel om
na te gaan of een eventuele studiekeuze naar volgend jaar gemotiveerd en verantwoord is.
Doel
Het moet leerlingen in staat stellen een duidelijk inzicht te verwerven in de vordering van hun specifieke kennis en vaardigheden en in de ontwikkeling van hun gedragspatronen. Het is meer dan een
selectiemiddel, het heeft ook een diagnosticerende, een begeleidende en een remediërende functie.
De eisen van een kwalitatieve evaluatie
 Gezien het einddoel van een leerproces het levenslang en levensbreed leren is, moeten
een aantal belangrijke componenten in acht genomen worden:
 het verwerven van zelfkennis via reflectie over het eigen leerproces;
 het leren gebruiken van leerstrategieën;
 verantwoordelijkheid leren nemen voor elke leeractiviteit en de beoordeling ervan;
 leerlingen laten leren uit nieuwsgierigheid.
 Validiteit in functie van kenmerken van een goede evaluatie.
 Inhoudsvaliditeit of doelstellingenrepresentativiteit: een goede evaluatie
weerspiegelt de totale leerinhoud.
 Begripsvaliditeit: worden de beoogde kenmerken of vaardigheden door de leerling
bereikt? Kies de juiste vaardigheid in functie naar wat je wenst te beoordelen.
Bijvoorbeeld praktische vaardigheden doet men niet met een schriftelijke toets.
 Voorspelbaarheid (predictieve validiteit): kan een evaluatiemethode een andere
variabele voorspellen?
 Levensechtheid: de opdracht wordt als betekenisvol en waardevol ervaren.
 Betrouwbaarheid in functie van kenmerken van een goede evaluatie
 Objectiviteit: krijgt elke leerling dezelfde kansen?
 Doorzichtigheid: duidelijkheid betreffende de vooropgestelde doelstellingen. Hoe
en wat controleren?
 Normering: evaluatiestandaarden (zowel procesmatig als productmatig). Welke
prestatie leidt tot een uitmuntende score? Is er duidelijkheid over de
evaluatiestandaarden?
 Billijkheid: realiteitszin.
De eisen van de juridische beginselen
 Het zorgvuldigheidsbeginsel (technisch nauwkeurig, correct, objectief
gelijkberechtend …).
 De redelijkheid (aanvaardbare moeilijkheidsgraad van de evaluatie, relativiteit van de
beoordeling).
 De gelijke behandeling, zowel op klas- als op schoolniveau, in die zin dat alle leerlingen
gelijke kansen krijgen en dat elke individuele beslissing gemotiveerd wordt door het
studiereglement.
 Het inzagerecht (dwingend recht voor de leerling).
 De motiveringsplicht (absolute verplichting bij de eindbeoordeling).
 Het recht op verdediging (zie bestaande procedures in het kader van‘’De Rechten van de
mens’’).
38
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
De leerlinggerichte functie
Naast de aandacht voor de kwaliteit en zorg voor juridische beginselen van de evaluatie, moet elke
leraar zich ook telkens weer bezinnen over de beoogde functies van de evaluatie.
Deze beoogde functies zijn:
 begeleiden van het leerproces (diagnose, bijsturing, remediëring, zelfreflectie …);
 beoordeling van de leerprestatie (registreren, reflecteren, interpreteren, besluiten …);
 achterhalen van de leerwinst;
 eindbeslissing (slagen/niet-slagen, oriënteren, adviseren …).
Concreet
 Bij de aanvang van elk schooljaar moeten de leerlingen op de hoogte gebracht worden over
de manier van evalueren. Dit moet duidelijk in overeenstemming zijn met het studiereglement dat als onderdeel van het schoolreglement ter ondertekening aan de desbetreffende
wordt voorgelegd.
(De relatie tussen vakken en subvakken zal hierbij niet uit het oog worden verloren!) Vakken
kunnen eventueel op een geïntegreerde wijze aangeboden worden, maar deze dienen wel
afzonderlijk geëvalueerd te worden.
 Via evaluatie bepaalt de leraar, al dan niet in samenspraak met de leerlingen, in welke mate
de concreet gestelde doelen bereikt zijn of de leerling hanteert een zelfevaluatie.
Een positieve evaluatie gaat uit van het geen de leerling heeft bijgeleerd (leerwinst), niet van
de tekorten.
 De evaluatie bestaat erin het werkproces van de leerling te toetsen aan de opdracht en omgekeerd. Voor permanente en objectieve evaluatie is het aangewezen te kunnen steunen op
concrete evaluatiegegevens. Evaluatiecriteria die bij voorkeur opgesteld worden door de
vakwerkgroep in samenspraak met de directie. Het is aanbevolen om naast de wettelijke
voorziene rapportering, de evaluatieprestaties met bijhorende criteria aan de betrokkenen
best schriftelijk mee te delen.
Procesevaluatie kan best gebeuren aan de hand van het verloop van de praktijkopdrachten.
Observatie van het affectieve gedrag van de leerling kan aanleiding geven tot aanpassing
van een evaluatiewaarde/cijfer. Hierbij is het ook nuttig voortdurend aandacht te besteden
aan zelfevaluatie van de leerlingen.
Bij meer theoretisch gerichte vakken kunnen herhalingsbeurten aangevuld worden met korte
schriftelijke toetsingen, praktijkopdrachten, mondelinge beurten, punten voor observatiegegevens, sleutelvaardigheden …
Door classificatie van evaluatievragen en/of- opdrachten volgens een vooropgestelde taxonomie (bijv. verkennen, inzien, wendbaar gebruiken …) zal de leraar in staat zijn het doel
van zijn evaluatie te bereiken.
Theoretische leerinhouden (bijv. technologie) kunnen worden geëvalueerd via schriftelijke
proeven. Korte opdrachten en vragen die peilen naar inzicht krijgen daarbij de voorkeur. Indien de bevraging mondeling gebeurt, zal van de bevraging en de evaluatiewijze een degelijke registratie gebeuren. Deze registratie zal tevens bewaard worden samen met andere
evaluatiegegevens conform de fungerende regelgeving.
Voor praktijkopdrachten kan het examen vervangen worden door een beoordeling van een
opdracht, die in een duidelijk afgebakende periode (examenperiode bijv.) gerealiseerd wordt.
Dit dient te gebeuren conform het studiereglement van de school. Bij elke evaluatie houdt de
leerkracht of evaluator niet alleen rekening met de technische uitvoering maar ook met de
voorafgaande werkfasen en met de inbreng van persoonlijke creativiteit. De ideevorming, de
onderzoeks- en uitvoeringsfasen gedurende de realisatie van die opdrachten (het proces)
zijn daarbij minstens even belangrijk als het gepresenteerde werk (het product).
 Competenties of bekwaamheden stellen leerlingen in staat om kennis, vaardigheden en attitudes in combinatie te gebruiken als ze realistische of authentieke taken uitvoeren of oplossen. Deze zijn alleen maar evalueerbaar als ze expliciet gevormd werden binnen het leerproces.
39
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
 De examenpunten zijn bij voorkeur een samenstelling, volgens minimum vier parameters,
waarbij geen enkele parameter meer dan 50% van het maximumtotaal bedraagt. De cijfers
van deze parameters blijven natrekbaar.
 De evaluatiemomenten worden per school bepaald, conform de fungerende regelgeving. De
tussentijdse evaluatieformulering bevat zeker de dagelijkse inzet en het verwerken van de
gegeven lessen (zinvol commentaar en volledige remediëring en eventuele klasgemiddelden).
Beoordelen
Het toekennen van een waardering aan een geleverde prestatie. Deze waardering kan uitgedrukt
worden in een cijfer of in een verbale kwalificatie naargelang de fungerende regelgeving en het doel
(sturend of/en sanctionerend). Deze beoordeling zal steeds vertrekken vanuit de basisdoelstellingen.
De uitbreidingsdoelstellingen en uitbreidingsleerinhouden ( worden aangeduid met een U en cursief
gedrukt) mogen niet de cesuur van de evaluatie beïnvloeden.
Correctievoorschrift
Is een lijst met richtlijnen voor de beoordelaar(s).
 Bij schriftelijke toetsing bestaat het correctievoorschrift uit:
 een antwoordmodel* (bij open vragen)
 een correctiesleutel (bij meerkeuzevragen)
 een scoringsvoorschrift (met bijhorende cesuur**)
 een beoordelaarinstrument (middel om het geheel te registreren)
 Bij mondelinge of praktijktoets is er in plaats van een antwoordmodel* of correctiesleutel
een beoordelingsschema opgenomen.
*=
** =
Het antwoordmodel is een opsomming van goede, soms van minder goede en foute antwoorden bij open
vragen, bedoeld als richtlijn voor de beoordelaar. Het antwoordmodel is een onderdeel van het correctievoorschrift.
De cesuur is de grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende, en de laagste toetsscore waaraan een voldoende wordt toegekend.
Remediëren
Om te remediëren moet men:
 tekorten vaststellen en rapporteren (bij voorkeur schriftelijk);
 de oorzaken van de tekorten opsporen;
 nakijken hoe deze tekorten kunnen weggewerkt worden.
Remediëren betekent dat men zoekt naar een oplossing voor het probleem. Geef leeraanwijzingen bij
fouten, differentieer volgens niveau en bied eenvoudiger situaties aan.
Rapporteren
Op geregelde tijdstippen zicht hebben over hoever men staat, is zowel voor de leerling als voor de
leraar noodzakelijk. Met geheime beoordelingen kan men de lerende niet verbeteren. Leerlingen verwachten een doorzichtige en gemotiveerde beoordeling. Bespreek de prestaties met hen. Opteer voor
een combinatie van een waarde/cijfer met een zinvolle toelichting. Remediëring is onverbrekelijk verbonden met evalueren. Evaluatieopdrachten, criteria en puntenverdeling moeten vooraf schriftelijk
vastgelegd worden en gedeponeerd bij de directie of zijn afgevaardigde.
40
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
BIBLIOGRAFIE
Beeldbeschouwing: algemeen
BLOK, C., Beeldvertalen. De werking en interpretatie van visuele beelden, Amsterdam University
Press, Amsterdam 2003, 270 p., ISBN 90 5356 584 1.
ELIAS, W., Aspecten van de Belgische kunst na ’45, Snoeck Editions, Gent 2005, 280 pg., ISBN 505349-581-9.
GEIRLANDT, K., Kunst in België na 1945, Mercatorfonds, Antwerpen 1983, 2001, 448 p., ISBN 90
6153 507 0.
ISBN 90-28930841.
MAFFEI, L. en FIORENTINI, A. Beeldende kunst en onze hersenen. Natuur en Techniek onderdeel
van Veen Magazines, Amsterdam 1999, 232 p., ISBN 90 73035 86-4.
MANGUEL, A., (vert. Van Os Pieter), Kunstlezen. Over het kijken naar beeldende kunst,
Ambo/Anthos, Amsterdam 2002, 352p., ISBN 90 263 1767 0.
VAN DAMME, P. en KNOCKAERT Y.; Kunst & co, Pelckmans Kapellen, 2004, ca.144p., eerste druk,
Beeldbeschouwing: onderwijskundig
3e druk, ISBN 90-06-48154-8.
ISBN 90-01-77312 -5.
SCHASFOORT, B., Beeldonderwijs en didactiek, Wolters-Noordhoff, Groningen 1999, 351 p.
SCHASFOORT, B., Uitgangspunten voor een didactiek van beeldbeschouwen, SLO, Enschede,174p.,
ISBN 90-329-1979-2.
VAN DER HEIJDEN, P., Arti (havo/vwo kunstboek >blauw), ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen,
2002, 168p., 3e druk, ISBN 90-06-48153-X.
VAN WOERKOM, V.; Arti (vmbo kunstboek >rood), Thieme Meulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2002, 144p.
Beeldbeschouwing: compositie en vormgeving
ELAM, K., Proportion und Komposition. Geometrie im Design, Princeton Architectural Press, New
York 10003, 2006, 107 p., ISBN 1-56898-584-3.
HAMPSHIRE, M. en STEPHENSON, K., Circles and dots; Librero, AB Kerkdriel (Nederland), 256 p.
ISBN 90-5764-765-6.
Dimensie en ruimte: projectief tekenen, ruimtelijke presentatie …
Commissie Ruimtelijk Inzicht, Technisch Tekenen en Ontwerpen Technologisch Instituut vzw
Desguinlei 214, B 2018 Antwerpen1 tel 03/216.09.96 E-mail: [email protected] verschillende
publicaties o.a. Vademecum Technisch Tekenen, Normen en richtlijnen Bouw, Normen en richtlijnen
technisch tekenen hout e.a.
DUNN, NICK; Maquettes maken, Portfolio Skills Architecture, SUN Amsterdam, 2010,192p., ISBN
978-946105-1004
41
DKO – Beeldende kunst - Hogere graad – optie: Kunstexploratie
Licht en kleur
GERRITSEN, F., Het Fenomeen Kleur, Cantecleer/De bilt, ISBN 90-21113-0055-9.
STROMER, K., Farbsysteme, Dumont, Köln 2003, 238p., tweede druk, ISBN3-8321-7203-3.
VAN DER HULST-VERBOON, E.C., Toepassen van kleur, Savantis, 2006, 64p., vijfde herziene
druk, ISBN 90-72986-43-1 ●
ZOMEN en KEUNIG, E.; Kleur, 2e druk, ISBN 90-210-3930-3.
Creatief denken:
BYTTEBIER en IGOR, Creativiteit HOE?ZO!; Lannoo, Tielt 2002, 280p.,ISBN 90 209 5017-7.
FRAYLING, C. en VAN DER MEER, R., Het Kunst Pakket, De Brink, Ploegsma; Amsterdam 1992
GELB, J. M., Denken als Leonardo da Vinci, De Kern, Baarn 1999;ISBN 90 325 0684 6.
HOVING, T., Kunst voor Dummies; Pearson Education, Amsterdam 2000, 422p., ISBN 90 430 0167 8.
ISBN 90 216 7071 2.
Recht:
GOTZEN, F.; JANSSENS, M_C.; Wegwijs in het intellectueel eigendomsrecht, Vanden Broele,
Brugge 2007, 292p., ISBN 978-90- 8584-662-8. ●
SWINNEN, S.; Kunst en recht; Intersentia, Antwerpen- Oxford 2007, 388p., ISBN 978-90-5095-713-7●
Internet:
 www.boekenwereld.com
 www.cultuurnet.be
 www.cultuurweb.be
 www.fedichem.be (brochures: kleur en chemie, mooi met chemie …)
 www.g-o.be )
 www.malmberg.nl
 www.thiememeulenhoff.nl (uitgeverij voor kunst en onderwijs)