Snap-on aansluiting - Gafco

Goede ondervrager is aardig en doet of hij
al veel weet
Psychologie
Uit onderzoek van drie Zweedse psychologen naar verhoortechnieken blijkt dat vriendelijk
zijn het beste werkt.
Door onze redacteur ELLEN DE BRUIN
AMSTERDAM.
Amsterdam. Stel, je werkt bij de politie en je krijgt een telefoontje. Het is het enige nog
voortvluchtige lid van een groep bankrovers. Hij heeft informatie over plannen voor een
bomaanslag in een grote stad. Je had daar van anderen ook al iets over gehoord. De bankrover
wil er wel meer over vertellen, maar niet te veel want hij is bevriend met de groep terroristen
die de aanslag gepland heeft. In ruil daarvoor wil hij het land kunnen verlaten met zijn
buitgemaakte vijf miljoen euro. Je gaat akkoord. Hoe zorg je dat je in dat gesprek zoveel
mogelijk informatie uit de bankrover krijgt?
Zakelijk blijven, zegt een handboek van het Amerikaanse leger. Directe vragen stellen,
afwisselend open vragen en vragen naar feiten. Maar er is iets wat beter werkt: de Scharfftechniek, een techniek waarbij je je als ondervrager verplaatst in je bron, vriendelijk blijft, niet
aandringt en de illusie wekt dat je al heel veel weet. Dat concluderen drie Zweedse
psychologen nu in het wetenschappelijke tijdschrift Law and Human Behavior (7 april
online), op basis van een experiment met proefpersonen. Hun artikel leest deels als het
transcript van een Scandinavische politieserie, deels als een geschiedenisboek.
De Scharff-techniek is genoemd naar de ‘meesterondervrager’ Hanns Scharff (1907-1992),
die in de Tweede Wereldoorlog voor de Duitse Luftwaffe Britse en Amerikaanse
gevechtspiloten ondervroeg. Hij was ervan overtuigd dat dat beter ging als je de gevangenen
niet mishandelde. Hij ging ervan uit dat gevangenen liever niet te veel wilden prijsgeven,
maar dat ze het ook zinloos zouden vinden om te ontkennen wat een ondervrager al wist.
Daarom was het volgens Scharff belangrijk om als ondervrager de indruk te wekken dat je
meer weet dan je weet. De bron kan de ondervrager dan met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ de goede
kant op wijzen, terwijl hij zelf denkt dat hij alleen maar heeft bevestigd wat de ondervrager
toch al wist.
De proefpersonen in het Zweedse onderzoek, zestig studenten, speelden zo goed mogelijk de
rol van de bankrover in het verhaal. De helft werd vervolgens ondervraagd volgens de
‘directe’ benadering: „Okee, zullen we dan maar beginnen? Ik ben heel geïnteresseerd, vertel
me maar gewoon wat je weet.”, gevolgd door directe vragen als „Waar gaan ze aanvallen?”
De andere helft kreeg de Scharff-benadering. Die ondervrager was uiterst vriendelijk, toonde
alle begrip voor de situatie waarin de bankrover zich bevond, vertelde wat dingen die hij al
wist over plannen voor een bomaanslag, en zei vervolgens: „Okee, nu zal ik niet meer praten
want ik wil graag luisteren naar wat jij te zeggen hebt...” En daarna stelde hij geen directe
vragen („waar gaan ze aanvallen”), maar praatte hij als het ware op half-vragende toon om de
vraag heen („ik dacht dat het normaal was dat er af en toe bomdreigingen zouden komen bij
het grote winkelcentrum...”).
Die aanpak had meer succes dan de directe benadering. Proefpersonen die met de Scharfftechniek werden ondervraagd, gaven meer en meer gedetailleerde informatie prijs die de
ondervrager nog niet kende dan proefpersonen die met de directe methode waren ondervraagd
(er zaten 35 stukjes informatie in het bankroversverhaal, waarvan de ondervrager er 13
kende). En de Scharff-ondervraagden dachten dat ze minder verklapten dan ze in feite deden.
De ‘direct-ondervraagden’ dachten juist dat ze meer vertelden dan ze deden.
Dit experiment richt zich op één specifieke situatie, maar is belangrijk omdat er amper
onderzoek bestaat naar ondervragingstechnieken. Volgens de onderzoekers kan de Scharffmethode breed worden toegepast.