iFOBT Aanvraag - Prikdienst Nederland

HYPOTHECAIR KREDIET
Dirk MICHIELS
Geassocieerde notaris
Gastdocent KU Leuven
§1. Inleiding
1.
De meeste hypothecaire kredieten worden beheerst door de Wet van 4 augustus
1992 op het hypothecair krediet 1, hierna “WHK”.
Deze wet vervangt het Koninklijk Besluit nr. 225 van 7 januari 1936, een
volmachtenbesluit dat werd uitgevaardigd in de nasleep van de financiële crisis
van het begin van de dertiger jaren van de vorige eeuw dat zowel een
toezichtsregeling als een regeling van de contractuele bedingen omvatte2, en
tracht tegemoet te komen aan de verwachtingen van zowel kredietverleners als
consumenten.
De WHK is zekere zin een concretisering van de bepalingen van de
Hypotheekwet van 16 december 1851 voor de particuliere kredieten. Zij beperkt
de contractuele vrijheid die uit de Hypotheekwet en uit de andere bepalingen van
het Burgerlijk Wetboek voortvloeit, en dit vooral met het oog op de bescherming
van de consument. In die zin kan worden gesproken van een consumentenwet,
zoals er de laatste decennia verschillende zijn tot stand gekomen, dikwijls met
Europese sturing (Wet Breyne, Wet op het consumentenkrediet (hierna “WCK”)
en de wetgeving inzake marktpraktijken en consumentenbescherming opgenomen
in de boeken VI en XIV van het Wetboek van economisch recht (hierna “WER”),
enzovoort).
2.
Sedert haar inwerkingtreding is de WHK reeds meermaals gewijzigd, met name
door de :
- Wet van 11 februari 1994 (invoering van art. 43bis met betrekking tot de
registratie van kredietinstellingen gevestigd in een andere EU-lidstaat);
- Wet van 6 juli 1994 (wijziging van art. 51 met betrekking tot de overdracht
van schuldvorderingen);
- Wet van 13 april 1995 (wijziging van art. 9 met betrekking tot de
veranderlijkheid van de rentevoet –nooit uitgevoerd of in werking getreden–,
aanvulling van art. 20 en wijziging van de artikelen 31 en 34 met betrekking tot de
uitgifte van wissels en de ondertekening van orderbriefjes, wijziging van de
artikelen 50 en 51 met betrekking tot de overdracht van hypothecaire en
bevoorrechte schuldvorderingen en, last but not least, invoering van art. 51bis met
betrekking tot de hypotheek “voor alle sommen”, zijnde een hypotheek tot
1
Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, B.S. 19 augustus 1992, in werking getreden op 1 januari
1993.
Zie o.m. C. BIQUET-MATTHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet, reeks Recht en onderneming,
deel 36, Die Keure, 2010; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair krediet in België, in Reeks Notariële
Praktijkstudies, Kluwer, 2008; D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair
Krediet, in Reeks Notariële Praktijkstudies, Kluwer, 1993.
2
H. COUSY, “Hypothecair krediet”, in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, XIII, deel I, volume B, Kluwer,
2011, 1952.
1
zekerheid van toekomstige schuldvorderingen 3 die men beter in de Hypotheekwet
had ingeschreven aangezien deze bepaling een algemene draagwijdte heeft);
- Wet van 13 maart 1998 (wijziging van art. 4 met betrekking tot de definitie
van het begrip “rentevoet”, wijziging van art. 9 met betrekking tot de
veranderlijkheid van de rentevoet, aanvulling van art. 14 met betrekking tot het
kredietaanbod, aanvulling van art. 21 met betrekking tot het aflossingsplan en
aanvulling van art. 47 met betrekking tot de verminderingen en vermeerderingen
op te nemen in het tarief en de afwijkingen buiten het tarief);
- Wet van 10 augustus 2001 betreffende de centrale voor kredieten aan
particulieren (opheffing van art. 46 i.v.m. de registratie van wanbetalingen in de
centrale gegevensbank van de Nationale Bank van België en invoering van een
positieve kredietcentrale);
- Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en
de financiële diensten (bevestiging in art. 81 van de opdracht van toezicht van de
CBFA op de ondernemingen en verrichtingen bedoeld in de WHK en wijziging
van de artikelen 43 en 43bis over het beroep bij de Raad van State);
- Wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de Wet van 12 juni 1991 op het
consumentenkrediet (uitbreiding van het toepassingebied van art. 1 tot de
gemengde –deels private, deels beroepshalve– kredieten aangegaan door
natuurlijke personen die hoofdzakelijk (in plaats van uitsluitend) handelen met het
oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan hun handels-, beroeps- of
ambachtelijke activiteiten).
- Wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter
vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële
sector (diverse wijzigingen aan de artikelen 50, 51, 51bis en 53 WHK en
invoering van de artikelen 51ter t.e.m. 51septies ter vergemakkelijking van de
mobilisering van hypothecaire schuldvorderingen).
- Wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen
(opheffing van art. 41 WHK i.v.m. de kosten van toezicht voor
hypotheekondernemingen, overbodig gelet op het bestaan van een regel met
algemene draagwijdte vervat in art. 56 van de wet van 2 augustus 2002
betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.).
Daarnaast werden ook uitvoeringsbesluiten, verordeningen en circulaires,
mededelingen en informatieve brieven van de CBFA4 uitgevaardigd / verstuurd.5
§2. Toepassingsgebied6
3
G. BLOCKX., “De hypotheek voor alle sommen”, in De gewijzigde hypotheekwet en de wijzigingen aan de wet
op het hypothecair krediet, Meulemans, D. (ed.), Kluwer, 1997, 27 e.v.; M. CABRILLAC; S. CABRILLAC, C.
MOULY en P. PETEL, Droit des sûretés, Litec, 2007, nr. 873; J. CATTARUZZA en I. PEETERS, Art. 80 Hyp.
W., De ‘‘allesommen’’-hypotheek, in Artikelsgewijze commentaar voorrechten en hypotheken, Kluwer, losbl.; P.
HEYMANS, o.c., 157 e.v.; V. SAGAERT en K. SWINNEN, “De hypotheek voor alle sommen”, in Hypothecair
krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010,
666 e.v.
4
Met ingang van 1 april 2011 is de benaming “CBFA” vervangen door “FSMA” (cfr. infra).
5
Voor een overzicht : zie P. HEYMANS, o.c., 6-8.
6
C. BIQUET-MATHIEU, “Le champ d’application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la
loi sur le crédit à la consommation”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.),
reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 27 e.v.; DE WULF, C., “De lening en de
kredietopening”, in Het opstellen van notariële akten, Kluwer, 2005, III, 205 e.v.
2
3.
De WHK is van toepassing op het hypothecair krediet bestemd voor het
financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten
toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk
dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke
activiteiten en die, op het ogenblik van het sluiten van het contract, zijn gewone
hoofdverblijfplaats in België heeft:
a) hetzij door een kredietgever die zijn hoofdzetel of hoofdverblijfplaats in
België heeft;
b) hetzij door een kredietgever die zijn hoofdzetel of hoofdverblijfplaats buiten
België heeft op voorwaarde dat de overeenkomst is voorafgegaan in België door
een bijzonder voorstel of publiciteit en dat de kredietnemer de voor de sluiting van
de overeenkomst noodzakelijke handelingen in België verricht heeft.7
4.
Voor de toepassing van deze wet wordt beschouwd als hypothecair krediet :
1. het krediet gewaarborgd door een hypotheek of een voorrecht op onroerend
goed of door de inpandgeving van een op dezelfde wijze gewaarborgde
schuldvordering;
2. de schuldvordering die voortspruit uit de indeplaatsstelling van één of meer
derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een
onroerend goed;
3. het krediet bedongen met het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs
indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is;
4. het garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg
wordt toegekend.8
5.
De WHK is dus niet alleen van toepassing bij het afsluiten van een krediet voor de
klassieke aankoop van een bouwgrond, woning of appartement, maar ook bij
kredieten bestemd voor het bouwen of verbouwen van onroerende goederen, voor
het verkrijgen van onroerende zakelijke rechten (opstal, erfpacht, vruchtgebruik,
gebruik en bewoning), voor de betaling van successierechten en voor het
herfinancieren van schulden om te vermijden dat een onroerend goed zou worden
uitgewonnen. Uiteraard vallen ook de herfinancieringen van bestaande
hypothecaire kredieten onderworpen aan de WHK onder haar toepassingsgebied. 9
Het heeft geen belang of de kredietnemer al dan niet zijn hoofdverblijfplaats heeft
in het onroerend goed waarop het hypothecair krediet betrekking heeft.
Particulieren die een onroerend patrimonium opbouwen genieten dus van de
bescherming van de WHK. De ligging van het onroerend goed heeft evenmin
belang; de WHK is dus ook van toepassing als het gaat om de financiering van
buitenlands onroerend goed door natuurlijke personen die hun hoofdverblijfplaats
in België hebben (tenzij het krediet in het buitenland wordt afgesloten natuurlijk).
6.
7.
De WHK is dus OOK van toepassing:
a) voor eenmalige verrichtingen van hypothecair krediet, zelfs door natuurlijke
personen (als men bijvoorbeeld aan vrienden of familie geld leent om onroerend
goed te kopen, te bouwen of te verbouwen);
b) voor kredieten gewaarborgd door een hypothecaire volmacht;
7
Art. 1 WHK.
Art. 2 WHK.
9
P. HEYMANS, o.c., 14.
8
3
c) voor buitenlandse kredietverleners, op voorwaarde dat de overeenkomst is
voorafgegaan in België door een bijzonder voorstel of publiciteit en dat de
kredietnemer de voor de sluiting van de overeenkomst noodzakelijke handelingen
in België verricht heeft;
d) als partijen vrijwillig overeenkomen de wet toe te passen (hoewel de
toepassingsvoorwaarden niet voldaan zijn). 10
8.
De WHK is NIET van toepassing:
a) voor rechtspersonen, met of zonder handelskarakter of winstoogmerk, wat
ook de uiteindelijke bestemming moge zijn van het onroerend goed dat met het
hypothecair krediet wordt gefinancierd;
b) voor kredieten die hoofdzakelijk bestemd zijn voor beroepsdoeleinden, zelfs
indien ze door een natuurlijke persoon zijn aangevraagd.
Een zelfstandige die een onroerend goed bouwt met een beroepsgedeelte en
een privé-gedeelte kan derhalve geen aanspraak maken op de bescherming van de
WHK tenzij het krediet hoofdzakelijk bestemd is voor het privé-gedeelte.
Voor kredieten aan rechtspersonen en natuurlijke personen die hoofdzakelijk
bestemd zijn voor beroepsdoeleinden bestaat enkel art. 1907bis BW dat bij de
vervroegde terugbetaling van een lening op interest een maximale
wederbeleggingsvergoeding van 6 maanden interest voorschrijft.
De wet van 21 december 2013 inzake de financiering voor kleine en
middelgrote ondernemingen heeft een recht op vervroegde terugbetaling
ingevoerd voor bepaalde kredieten die ontsnappen aan art. 1907bis BW (dat enkel
op leningen en dus niet op kredietopeningen van toepassing is), met name voor
alle kredietovereenkomsten van maximum 1.000.000 EUR afgesloten vanaf 10
januari 2014, aangevuld met een informatieplicht en een gedragscode.
Voor het overige geldt de algemene matigingsbevoegdheid van de rechter voor
overdreven schadebedingen op grond van art. 1231 BW of de leer van het
rechtsmisbruik. Zo stelde Cass. 6 december 2002 dat een rechter die vaststelt dat
een schadebeding overdreven de nietigheid ervan niet kan uitspreken (op grond
van art. 6, 1131 en 1133 BW) maar verplicht is het te matigen.
9.
Art. 5 WHK vermeldt 3 mogelijkheden van terugbetaling van het kapitaal, met
name :
1° aflossing van kapitaal;
2° reconstitutie van kapitaal;
3° andere wijzen van terugbetaling van kapitaal.
10. Doorgaans wordt het kapitaal terugbetaald via kapitaalaflossingen. Het betreft
stortingen die het kapitaal onmiddellijk met de overeenkomstige som
verminderen.11
11. Er zijn 2 varianten van kapitaalaflossingen :
1° via vaste mensualiteiten, waarbij iedere maand een vast bedrag wordt
terugbetaald bestaande uit kapitaal en interesten, waarbij het kapitaalgedeelte
stelselmatig verhoogt en het interestgedeelte stelselmatig vermindert
10
D. MEULEMANS, “Afbakening van de Wet op het Hypothecair Krediet ten opzichte van de Wet op het
Consumentenkrediet”, in De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, D. MEULEMANS en G. SCHEPERS
(eds.), Reeks Notariële Praktijkstudies, Kluwer, 1993, 40-42; P. HEYMANS, o.c., 14.
11
Art. 5, 1° WHK.
4
(aangezien de interesten worden berekend op het nog terug te betalen kapitaal).
Dit betekent dat men in de beginjaren relatief veel interesten betaalt. Als het
krediet dan vervroegd wordt terugbetaald na korte duur zal er nog zeer veel
kapitaal moeten terugbetaald worden;
2° via vaste kapitaalaflossingen, waarbij iedere maand een vast gedeelte van
het kapitaal wordt terugbetaald, zodat de maandelijkse terugbetalingen
afnemen (aangezien de interesten berekend worden op het nog terug te betalen
kapitaal). Deze formule, waarin het kapitaal sneller wordt terugbetaald, is op
lange termijn de goedkoopste maar impliceert een zwaardere last in het begin
van het krediet.12 Bij een vervroegde terugbetaling van het krediet zal men hier
wel beduidend minder moeten terugbetalen.
12. Er kan eventueel uitstel van kapitaalaflossingen worden overeengekomen13 in
bijzondere omstandigheden, zoals bij verlies van werk, ziekte, echtscheiding,
arbeidsongeschiktheid, overstroming, enzovoort.
Tevens wordt in de meeste kredieten voor het bouwen of renoveren van
onroerende goederen, hierna “bouwkredieten”, bepaald dat er geen kapitaal moet
worden terugbetaald gedurende de opnameperiode van het krediet (doorgaans 1
jaar, te verlengen met 1 jaar) ; in die periode worden dus enkel interesten betaald
alsook de contractueel overeengekomen vergoeding voor het ter beschikking
stellen van het kapitaal (zie hierna).
13. Reconstitutie van kapitaal wordt in art. 5, 2° WHK gedefinieerd als de
verplichting van de kredietnemer om tijdens de looptijd van het krediet stortingen
te doen die, alhoewel contractueel aangewend voor de terugbetaling van het
kapitaal, niet onmiddellijk een overeenkomstige bevrijding tegenover de
kredietgever meebrengen; zij komen slechts in mindering van het kapitaal op de
tijdstippen en in de voorwaarden die in het contract of door de wet bepaald
worden.
De reconstitutie moet gebeuren door middel van een aan het krediet
toegevoegd contract. Dit toegevoegd contract mag enkel bestaan uit een
levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm
van sparen.
Het gereconstitueerde kapitaal is op eender welk ogenblik de afkoopwaarde of
het verzekerd of gevormd kapitaal in geval van een levensverzekerings- of
kapitalisatieovereenkomst of het reeds gespaarde kapitaal in de andere gevallen
van spaarovereenkomsten.
Het zijn doorgaans verzekeringsmaatschappijen die deze kredieten aanbieden.
14. Er zijn in hoofdzaak 2 varianten van reconstitutiestortingen:14
1° via een klassieke individuele gemengde levensverzekering (met
gewaarborgde kapitalisatievoet) van tak 21. Via dergelijke verzekering wordt de
reconstitutie van het kapitaal gewaarborgd, hetzij op de contractueel voorziene
einddatum van de kredietovereenkomst, hetzij bij een voortijdig overlijden van de
12
P. HEYMANS, o.c., 19.
In de akte of de (aangehechte) algemene voorwaarden, of tijdens de duur van het krediet mits het akkoord van
de kredietgever.
13
14
P. HEYMANS, o.c., 20-22, die naast deze 2 varianten ook nog de “flexibele” verzekeringen vermeldt,
waarvoor wij de geïnteresseerde lezer verwijzen naar zijn bijdrage.
5
kredietnemer. De kredietnemer betaalt dus verzekeringspremies en interesten.
Premies zijn jaarlijks, zesmaandelijks, driemaandelijks of maandelijks betaalbaar,
en worden berekend in functie van de leeftijd, de gezondheidstoestand en de
levensverwachtingen van de kredietnemer (waardoor vrouwen lagere premies
betalen dan mannen);
2° via een klassieke groepslevensverzekering (met gewaarborgde
kapitalisatievoet) van tak 21. Met het akkoord van zijn werkgever kan de
werknemer een groepsverzekering aanwenden voor de reconstitutie van een
hypothecair krediet. De betaling van de premies geschiedt via toelagen (lastens de
werkgever) en bijdragen (lastens de werknemer via inhouding op zijn loon).
15. Andere wijzen van terugbetaling van het kapitaal worden in art. 5, 3° WHK
gedefinieerd als volgt : “wanneer het bedrag van het krediet verminderd wordt
hetzij op de eindvervaldag hetzij vervroegd, zonder dat in het laatste geval enige
verplichting van periodiciteit moet worden geëerbiedigd.”
Een voorbeeld hiervan is het overbruggingskrediet, waarbij de kredietnemer
een onroerend goed koopt in vervanging van een bestaand onroerend goed dat hij
nog moet verkopen. Hiervoor wordt doorgaans een krediet met een duur van 1
jaar afgesloten, gewaarborgd door een hypothecaire volmacht op beide goederen.
De bank laat dan meestal ook een onherroepelijke opdracht ondertekenen door de
kredietnemer en door de instrumenterende notaris om bij de verkoop van het te
verkopen onroerend goed het krediet terug te betalen, zowel in kapitaal als in
gelopen interesten.
Er zijn ook andere, meer speculatieve, toepassingsgevallen van dergelijke
kredieten, waaronder het krediet dat gepaard gaat met een tak-23levensverzekeringsproduct gekoppeld aan beleggingsfondsen, gewaarborgd door
wat in de praktijk genoemd wordt de beleggingshypotheek. Deze nieuwe
hypotheekconstructie is in 1999 uit Nederland overgewaaid. Het kan daarbij gaan
om een krediet op vaste termijn, waarbij het tak-23-product tot bijkomende
waarborg strekt of om een reconstitutiekrediet, waarbij het tak-23-product het
toegevoegde contract vormt of de eigenlijke beleggingshypotheek.15 In tijden
waarin de beurzen het goed doen is dit een zeer aanlokkelijk product, maar bij een
beurscrisis of crash kan dit rampzalige gevolgen hebben voor de kredietnemer die
hier immers alleen het risico van draagt. Rond de millenniumwisseling kende de
beleggingshypotheek in België een zeker succes ; thans wordt ze niet (meer)
gebruikt (om evidente redenen).
Een ander voorbeeld van een “andere wijze van terugbetaling van het kapitaal”
is het zogenaamde bulletkrediet. Dit krediet wordt doorgaans om fiscale redenen
afgesloten, met name bij aankoop van een onroerend goed waarvoor de
kredietnemer niet kan genieten van de neutralisering van het kadastraal inkomen
in de personenbelasting wegens eigen bewoning en er dus een belastbaar
onroerend inkomen gecreëerd wordt van (minstens) het geïndexeerd kadastraal
inkomen x 1,4. 16 Bij dit krediet worden er enkel interesten afbetaald die het aldus
gecreëerde onroerend inkomen neutraliseren, en wordt het kapitaal op het einde
van de contractueel voorziene termijn terugbetaald. De bank zal dergelijk krediet
alleen toestaan aan kredietnemers waarvan geweten is dat ze over voldoende
kapitaal beschikken (dat inmiddels kan belegd worden) of waarvan redelijkerwijze
15
16
P. HEYMANS, o.c., 24 e.v.
Art. 7 WIB 1992.
6
mag verwacht worden dat ze in de toekomst voldoende kapitaal zullen vergaren
om de terugbetaling op het einde van de termijn te doen.
16. Wij vermelden tot slot het omgekeerd woonkrediet, bij onze Noorderburen de
opeethypotheek genoemd. Het is een manier voor mensen met onroerend goed
maar zonder beschikbare geldmiddelen (de zogenaamde “house rich, income
poor”), een niche markt die (in België) niet mag worden overschat, om aan geld te
geraken door hun huis in hypotheek te geven in ruil voor een bepaald bedrag dat
dan wordt terugbetaald door de kredietnemer (bij eventuele verkoop), door de
erfgenamen (bij overlijden van de kredietnemer) of uit de opbrengst van het
onroerend goed dat de kredietgever kan laten verkopen wanneer hij niet werd
terugbetaald door de kredietnemer of de erfgenamen. Dit soort kredieten valt
doorgaans niet onder het toepassingsgebied van de WHK 17 (tenzij de ontleende
sommen dienstig zijn om bepaalde verbouwingswerken te doen) zodat ze in de
regel onder het toepassingsgebied van de Wet op het consumentenkrediet vallen.
Vermits deze wet onvoldoende flexibel is om deze kredietvorm aan te bieden en
er ook andere problematische wetsbepalingen zijn 18 bestaat het omgekeerd
woonkrediet in België (nog) niet, in tegenstelling tot bepaalde andere landen.
Vooraleer deze kredietvorm aan te bieden dient de wetgever zich ernstig te
bezinnen over de diverse eraan verbonden aspecten en haar opportuniteit.19 20
§5. De aangehechte contracten21
17. Art. 6 WHK definieert het aangehecht contract als een verzekeringsovereenkomst
die de kredietnemer moet onderschrijven of handhaven op straffe van
opeisbaarheid van het krediet.
Een aangehecht contract mag niets anders zijn dan :
- een schuldsaldoverzekering die het overlijdensrisico dekt teneinde
contractueel de terugbetaling van het krediet te waarborgen;
- een verzekering die het risico dekt van de beschadiging van het onroerend
goed dat in waarborg aangeboden werd;
- een borgtochtverzekering.
18. Het is de kredietgever verboden zich in de vestigingsakte het recht voor te
behouden in de loop van het contract een verhoging van de dekking op te leggen.
Het is de kredietgever ook verboden de kredietnemer rechtstreeks of
onrechtstreeks te verplichten het aangehecht contract te sluiten bij een door de
kredietgever aangewezen verzekeraar. Dit verbod wordt in de praktijk omzeild via
17
Het omgekeerd woonkrediet is ook uitgesloten uit het toepassingsgebied van het voorstel van Europese
richtlijn
inzake
woningkredietovereenkomsten
(http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/documents/com/com_com(2011)0142_/com_com(2011)01
42_nl.pdf).
18
Bijvoorbeeld art. 1154 B.W. (vermits er tijdens de duur van dit krediet geen terugbetalingen gebeuren zodat
ook de interesten gekapitaliseerd worden) en de artikelen 80, 83,4° en 90 Hyp.W.
19
E. TERRYN, “Het omgekeerd woonkrediet”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN
(eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 149 e.v.
20
Schriftelijke vraag nr. 4-1561 van de heer Wouter BEKE aan de vice-eersteminister en minister van Financiën
en Institutionele hervormingen, Senaat 2007-2008, 15 september 2008. In zijn antwoord zegt de minister dat,
indien een wettelijk initiatief wenselijk wordt geacht, dit initiatief zorgvuldig zal worden voorbereid “rekening
houdend met de nood aan een passende omkadering van de risico's ter bescherming van de consument.”
21
P. HEYMANS, , o.c., 50 e.v.
7
een korting die wordt toegekend op voorwaarde dat de kredietnemer een
verzekering afsluit bij een door de kredietgever aangewezen verzekeraar (die
dikwijls tot dezelfde groep behoort als de kredietgever). 22
19. Wanneer het aangehecht contract een schuldsaldoverzekering is, wordt op het
ogenblik van het overlijden van de verzekerde, het verzekerd kapitaal gebruikt om
het verschuldigd blijvend saldo terug te betalen en om, in voorkomend geval, de
lopende en niet-vervallen interesten te betalen. Wanneer het kapitaal van zulke
verzekering hoger is dan het verschuldigd blijvend saldo mag de kredietnemer op
elk ogenblik dat kapitaal doen verminderen tot het passend bedrag. Wanneer de
verzekering slechts op een gedeelte van het kapitaal van het krediet betrekking
heeft, worden dezelfde regels proportioneel toegepast.
20. De aanhechting van de verzekering geschiedt, ingevolge art. 2 van het algemeen
uitvoeringsbesluit 23 van de WHK, via een bijvoegsel dat door de partijen wordt
getekend.
21. Sedert de Wet van 17 mei 2000 24 is de aanhechting van de
schuldsaldoverzekering geen vereiste meer voor de fiscale aftrekbaarheid van het
krediet, wat voorheen wel het geval was.
De kredietgever kan dergelijke schuldsaldoverzekering nog steeds opleggen als
voorwaarde voor het toekennen van het krediet, wat meestal gebeurt. Het is
trouwens in het belang van de kredietnemer deze verzekering af te sluiten.
Als er meerdere kredietnemers zijn kunnen zij ieder een gedeeltelijke
schuldsaldoverzekering afsluiten, dan wel ieder een 100 % dekking (wat de
veiligste maar ook de duurste formule is).
De fiscale aftrek van de premies voor de schuldsaldoverzekering en de
daarmee samenhangende aanduiding van de begunstigde bij overlijden is een
hoofdstuk apart waarop wij in het bestek van deze bijdrage niet kunnen ingaan. 25
§6. De rentevoet26
22. Onder het oude recht (K.B. nr. 225 van 7 januari 1936) was het theoretisch gezien
niet mogelijk om een variabele rentevoet toe te passen. De Raad van State heeft
zich hierover uitgesproken in een arrest van 7 augustus 1975.
23. De kredietinstellingen hebben hieraan trachten te verhelpen door de invoering van
de fameuze “clausule van vijfjaarlijkse opeisbaarheid”, die men in bijna alle
hypothecaire kredieten kon terugvinden. Ingevolge deze clausule werd aan de
22
Zie hierover in detail : P. HEYMANS, o.c., 81 e.v.
Koninklijk Besluit van 5 februari 1993 houdende diverse bepalingen tot uitvoering van de Wet van 4 augustus
1992 op het hypothecair krediet, B.S. 24 februari 1993, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 4 juli 2001,
B.S. 26 juli 2001.
24
B.S. 16 juni 2000.
25
Wij hebben deze problematiek geanalyseerd in het raam van de aankoop van een onroerend goed door twee
kopers met een beding van aanwas, en verwijzen de geïntresseerde lezer dan ook naar : D. MICHIELS, Tontine
en aanwas, Kluwer, 2008, nrs. 73 e.v.
26
P. HEYMANS, , o.c., 61 e.v.; D. NOËL en R. DUVIVIER, “Les différentes formules du taux d’intérêt dans le
cadre d’un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU
en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 199 e.v.
23
8
kredietverlener de mogelijkheid geboden om het krediet om de vijf jaar op te
zeggen bij stijging van de marktrente. De kredietnemer had dan de keuze tussen
de terugbetaling van het krediet, zonder wederbeleggingsvergoeding, of de
verderzetting van het krediet tegen de dan geldende (hogere) marktrente.
De geldigheid van deze clausule werd erkend in een arrest van het Hof van
Cassatie van 15 februari 1991. Het Ministerie van Economische Zaken richtte,
mede gelet op dit arrest, een brief naar alle hypotheekondernemingen op 20
februari 1992, waarbij de geldigheid van deze clausule werd onderworpen aan drie
voorwaarden, met name:
a) de clausule moet betrekking hebben op periodes van minstens 3 jaar;
b) de clausule moet werken in twee richtingen (dus ook bij daling van de
marktrente);
c) de aangepaste rentevoet moet de marktevolutie volgen.
24. Eén van de meest fundamentele hervormingen van de WHK heeft betrekking op
de legalisatie van de variabiliteit van de rentevoet. Eén en ander was noodzakelijk
geworden om soepel te kunnen inspelen op de marktevolutie en de vraag van
zowel de kredietgevers als de kredietnemers om een variabele rentevoet in te
voeren.
Art. 7 WHK bepaalt uitdrukkelijk dat de rentevoet vast of veranderlijk is.
De kredietnemer kan dus nog steeds voor een vaste rentevoet kiezen. Zeker in
periodes waar de rentevoet laag is kan men de consument die een vaste rentevoet
vraagt goed begrijpen. In ruil voor een hogere rente heeft hij zekerheid naar de
toekomst toe, een terechte bekommernis.
Om iedere betwisting te vermijden bepaalt art. 8 WHK uitdrukkelijk dat, indien
één of meer vaste rentevoeten bedongen zijn, deze gelden voor de duur bedongen
in de kredietovereenkomst. Het is dus niet alleen mogelijk om te opteren voor een
vaste rentevoet voor de gehele duur van het krediet ; er kan ook geopteerd worden
voor een vaste rentevoet voor een bepaalde termijn, bijvoorbeeld 10 jaar, gevolgd
door een variabele rentevoet voor de resterende duur van het krediet. Een andere
formule is een rentevoet die bijvoorbeeld 10 jaar onveranderlijk blijft en dan om
de 5 jaar wordt aangepast aan te marktrente, wat voor een krediet van 20 jaar
resulteert in de formule 10+5+5.
25. De invoering van de variabele rentevoet maakt veel mogelijk maar betekent niet
dat de kredietgever volledig vrij is in de aanpassing van de rente.
Art. 9 WHK legt 5 dwingende voorschriften op :
1° de rentevoet moet zowel in meer als in min kunnen schommelen;
2° de rentevoet mag hoogstens 1 keer per jaar worden aangepast;
3° de verandering van de rentevoet wordt gekoppeld aan de schommelingen
van een referte-index (die maandelijks door de Federale Overheidsdienst
Economie in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd);
4° de oorspronkelijke rentevoet wordt bepaald op het ogenblik van het aanbod,
waarin tevens de tijdstippen, voorwaarden en modaliteiten van verandering van de
rentevoet moeten voorkomen. De vestigingsakte maakt hier melding van;
5° de vestigingsakte moet bepalen dat de verandering van de rentevoet beperkt
wordt, zowel in min als in meer, tot een bepaald verschil ten opzichte van de
oorspronkelijke rentevoet, zonder dat dit verschil in geval van stijging meer mag
bedragen dan het verschil in geval van daling. Indien de eerste periode een kortere
duur heeft dan 3 jaar, mag een verhoging van de rentevoet niet tot gevolg hebben
9
dat de rentevoet die van toepassing is gedurende het tweede jaar verhoogd wordt
met meer dan 1% tegenover de oorspronkelijke rentevoet, noch dat de rentevoet
van toepassing gedurende het derde jaar verhoogd wordt met meer dan 2%
tegenover de oorspronkelijke rentevoet.
Dit heeft tot gevolg dat de rente sowieso maximaal kan verdubbelen, wat
vooral in periodes van lage rentevoeten interessant is voor de consument ;
desgevallend zal toch voor een variabele rente worden gekozen ondanks de
onzekere economische vooruitzichten omwille van deze bescherming.
De verandering van de rente moet door de kredietgever aan de kredietnemer
worden meegedeeld ; in voorkomend geval (nl. bij een krediet met aflossing van
kapitaal) moet bij die mededeling kosteloos een nieuw aflossingsplan worden
gevoegd.
De wet is van dwingend recht en beschermt de kredietnemer. Wat niet kan, is
afwijken van de wet in die zin dat de kredietnemer hiervan nadelen ondervindt.
Het omgekeerde kan wel. Zo zijn er in de praktijk formules waar de rente
bijvoorbeeld maximum 3 % kan stijgen maar wel onbeperkt (tot 0) kan dalen.
26. De verandering van de rentevoet moet gebonden zijn aan de schommelingen van
een referte-index, genomen uit een reeks referte-indexen in functie van de duur
van de periodes van verandering van de rentevoet, te weten de tijdsduur tussen
twee data van verandering van de rentevoet of tussen een datum van verandering
van de rentevoet en de vervaldag van het krediet.27
Hierna volgen de periodes van verandering van de rentevoet met de
overeenstemmende referte-indexen :
1 jaar : referte-index A
2 jaar : referte-index B
3 jaar : referte-index C
4 jaar : referte-index D
5 jaar : referte-index E
6 jaar : referte-index F
7 jaar : referte-index G
8 jaar : referte-index H
9 jaar : referte-index I
10 jaar: referte-index J
Voor een krediet met formule 10+5+5 wordt referte-index E gebruikt.
Voor een krediet met formule 10+5+3 wordt referte-index E gebruikt bij de
eerste verandering (na 10 jaar) en referte-index C bij de tweede verandering (na
15 jaar).
27. De rente is zowat het enige (maar ook het belangrijkste) waaromtrent men kan
onderhandelen met een hypotheekonderneming. De kredietovereenkomst op zich
is immers een toetredingscontract, dat te nemen of te laten is, en waar de
kredietgever zich met bedingen van hoofdelijkheid en ondeelbaarheid, een
boekenbeding (om ook voor latere wederopnames een uitvoerbare titel te hebben),
een beding van eenheid van rekening, bedingen van voortijdige opeisbaarheid en
dergelijke wil veilig stellen als het misloopt, wat begrijpelijk is.
27
P. HEYMANS, , o.c., 71.
10
28. De prospectus moet het tarief van de rentevoeten bevatten, alle eventuele
verminderingen
en
vermeerderingen
van
rentevoet
en
alle
toekenningsvoorwaarden inbegrepen. De partijen kunnen van de prospectus
afwijkende verminderingen of vermeerderingen overeenkomen indien deze
voordeliger zijn voor de kredietnemer of op zijn initiatief onderhandeld werden.28
29. Vermeerderingen van rente worden door een hypotheekonderneming aangerekend
omwille van een verhoogd risico (zoals een hoog beleningspercentage, een
tweederangshypotheek of een hypothecaire volmacht in plaats van een hypotheek)
of een verlaagd rendement (zoals kredieten voor een klein bedrag, van korte duur
of terugbetaalbaar door constante kapitaalsaflossingen in plaats van constante
mensualiteiten). 29
Verminderingen kunnen worden toegekend omwille van een goede
commerciële relatie, een laag beleningspercentage, een 100 % hypotheekwaarborg
of anderszins. Zij kunnen ofwel permanent zijn, ofwel voorwaardelijk.
30. Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 30 maart 2001 geoordeeld dat uit de
geschiedenis van de Wet op de handelspraktijken blijkt dat de wetgever met het
verbod van het gezamenlijk aanbod geen afbreuk heeft willen doen aan de vrijheid
van onderhandelen tussen partijen. Partijen kunnen dus bijvoorbeeld geldig
bedingen dat, indien de kredietnemer zijn brand- of schuldsaldoverzekering niet
meer heeft bij een door de kredietgever aanwezen verzekeraar (dikwijls van
dezelfde groep), een (voorwaardelijke) rentevermindering wegvalt.
31. Er zijn spelers op de markt 30 die zich toeleggen op het vergelijken van de rente en
het tegen elkaar uitspelen van hypotheekondernemingen teneinde voor hun
klanten de beste voorwaarden te verkrijgen. Het gaat daarbij niet zozeer om platte
concurrentie, maar eerder om het zoeken naar een formule die voor een bepaalde
kredietnemer de meest aangewezen is.
§7. Kosten en vergoedingen31
32. De kosten en vergoedingen die aan de kredietnemer mogen worden aangerekend
zijn limitatief opgesomd in de artikelen 11, 12 en 13 WHK.
33. Behoudens de wettelijke kosten behorend bij de hypotheek en wat krachtens
andere wettelijke of reglementaire bepalingen kan verschuldigd zijn 32, mogen
slechts ten laste gelegd worden van de kredietnemer :
28
Art. 47 § 2 WHK.
P. HEYMANS, , o.c., 80.
30
Zie b.v. www.immotheker.be
31
J. CATTARUZZA, “Les frais et indemnités dus dans le cadre d’un crédit hypothécaire”, in Hypothecair
krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010,
219 e.v.; P. HEYMANS, , o.c., 89 e.v.
32
Het betreft hier de kosten van de notariële akte houdende hypotheekvestiging bestaande uit registratie- en
hypotheekrechten (1,3 % op het bedrag waarvoor inschrijving wordt genomen, in hoofdsom en toebehoren),
wettelijk getarifeerde erelonen van de notaris en de hypotheekbewaarder en diverse aktekosten voor de
administratieve formaliteiten vóór en na de akte (zoals de aanvraag van hypothecaire getuigschriften, kadastrale
uittreksels, stedenbouwkundige inlichtingen, fiscale verwittigingen, het recht op geschriften dat de vroegere
29
11
1° schattingskosten, op voorwaarde dat ze in een door de kredietnemer
ondertekend aanvraagformulier vermeld zijn en voor zover de schatting effectief
werd uitgevoerd en de kredietnemer een kopie van het schattingsverslag
ontvangt;33
2° dossierkosten, op voorwaarde dat ze in een door de kredietnemer
ondertekend aanvraagformulier zijn vermeld en voor zover er een (voor de
kredietnemer nuttig) aanbod is gedaan;34 35
3° een wederbeleggingsvergoeding van maximaal 3 maanden interest, op
voorwaarde dat deze in de vestigingsakte is vermeld, berekend aan de rentevoet
van het krediet op het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo, in geval van
volledige vervroegde terugbetaling van het krediet door de kredietnemer. Bij
gedeeltelijke vervroegde terugbetaling wordt deze vergoeding proportioneel
aangerekend;36
4° een vergoeding voor terbeschikkingstelling van het kapitaal, op voorwaarde
dat deze in de vestigingsakte is vermeld, berekend op het niet-opgenomen deel
van het toegestane krediet.37
34. Geen andere vergoeding dan deze voorzien in art. 12 WHK, noch een bezoldiging
voor bemiddeling, onder welke benaming of vorm en voor wie ook bestemd,
mogen ten laste gelegd worden van de kredietaanvrager of van de kredietnemer.38
35. In zijn circulaire HYP 24 van 23 november 2006 heeft de CBFA een aantal
punten verduidelijkt in dit verband. Zo mag een hypotheekonderneming
bijvoorbeeld geen kosten aanrekenen voor :
- briefwisseling, behoudens de werkelijke portkosten voor aangetekende
brieven;
- het afleveren van een afrekening, aangezien art. 26 WHK aan de
kredietnemer een onvoorwaardelijk recht toekent tot volledige en onder bepaalde
voorwaarden tot gedeeltelijke terugbetaling, ook niet voor kredietnemers die
zegelrechten heeft vervangen en dossier- en administratiekosten), alsook de kosten van de eventuele vernieuwing
en doorhaling van de hypotheek.
Bij een hypothecaire volmacht zijn er geen evenredige registratie- en hypotheekrechten verschuldigd maar een
algemeen vast registratierecht van 25 euro. De notariële erelonen bedragen hier ook maar 1/4de van de erelonen
voor een hypotheekvestiging en vermits er geen inschrijving genomen wordt zijn er geen erelonen aan de
hypotheekbewaarder verschuldigd. In de loop der jaren is er een gevoelige toename waar te nemen van
kredietovereenkomsten die deels door een hypotheek en deels door een hypothecaire volmacht worden
gewaarborgd, wat voor de hypotheekonderneming bepaalde risico’s inhoudt maar kostenbesparend is voor de
kredietnemer.
33
Art. 47 WHK.
34
Art. 47 WHK.
35
Voor details, zie : J. CATTARUZZA, l.c., 221 e.v.; P. HEYMANS, , o.c., 90 e.v.
36
De vervroegde terugbetaling is ingevolge art. 26 WHK een recht van de kredietnemer. Bovendien heeft hij het
recht om per kalenderjaar een vervroegde terugbetaling te doen, welk het bedrag ook weze, en om op om het
even welk ogenblik een terugbetaling te doen van minstens 10% van het kapitaal. Dit was onder het oude recht
niet het geval, tenzij bij toepassing van de clausule van vijfjaarlijkse opeisbaarheid.
Zie ook : D. BLOMMAERT en F. BONNARENS, “De wederbeleggingsvergoeding inzake hypothecair krediet :
vergelijking met andere gereglementeerde en commerciële kredieten”, in Hypothecair krediet, C. BIQUETMATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 501 e.v.
37
Er is geen maximum. In de praktijk verhoogt deze vergoeding doorgaans in de tijd met een vrijstelling voor de
eerste periode. Zo wordt er b.v. geen vergoeding aangerekend tijdens de eerste 6 maanden, en bedraagt de
vergoeding vervolgens 0,1 % per maand vanaf de 7de maand om te worden gebracht op 0,2 % per maand vanaf
de 13de maand. De kredietnemer heeft er dus belang bij het krediet zo snel mogelijk op te nemen.
38
Art. 13 WHK.
12
verschillende keren per jaar een afrekening zouden aanvragen (behoudens bij
rechtsmisbruik);
- duplicata (b.v. van fiscale attesten), behoudens indien ze zijn opgenomen in
het tarief .
§8. De vervroegde opeisbaarheid
36. De vervroegde opeisbaarheid van het krediet kan in eerste instantie worden
aanzien als een sanctie die de kredietnemer treft als hij zijn contractuele
verplichtingen niet nakomt.
Ingevolge art. 25 WHK mogen de oorzaken van vervroegde opeisbaarheid niet
voortvloeien uit het toedoen van de kredietgever. De vroegere clausules van
vijfjaarlijkse opeisbaarheid zijn dus niet meer toegelaten. Met de mogelijkheid
van variabele rente hebben deze clausules hun bestaansreden trouwens verloren.
De oorzaken van vervroegde opeisbaarheid moeten volgens zelfde art. 25
WHK contractueel worden vastgelegd in de kredietovereenkomst. Het betreft hier
doorgaans :
- wanbetaling;
- onvermogen (beslag, faillissement, collectieve schuldenregeling 39, …);
- schending van de contractuele verplichtingen anders dan wanbetaling (niet
betaling van brand- of levensverzekeringspremies, …);
- waardevermindering van het in hypotheek gegeven goed (verval, slechte staat
van onderhoud, afbraak, verhuring aan een abnormaal lage huurprijs, …).
37. Mits eerbiediging van het proportionaliteitsbeginsel 40 behoren de gevallen van
vervroegde opeisbaarheid tot de contractsvrijheid van partijen ; in de praktijk
maken ze deel uit van de algemene kredietvoorwaarden (toetredingscontract).
38. Bij laattijdigheid in de terugbetalingen (die al dan niet leidt tot vervroegde
opeisbaarheid van het krediet) mag de kredietgever de rente met hoogstens 0,5 %
verhogen. Deze beperking, vervat in art. 1907 BW, kan niet worden omzeild door
een artificieel hogere rentevoet te bedingen die bij stipte betaling met meer dan
0,5 % wordt verminderd ; in beide gevallen kan de verhoging niet meer dan 0,5 %
bedragen.41
§9. De informatieverplichtingen42
39. De WHK bevat, in tegenstelling tot de WCK, geen specifieke
informatieverplichtingen. De informatieplicht van de kredietgever resulteert uit de
rechtspraak en de rechtsleer en wordt hoe langer hoe meer in de verf gezet. 43
39
Inzake collectieve schuldenregeling oordeelde het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke
Federatie van het Belgisch Notariaat dat de clausule van vervroegde opeisbaarheid van een krediet bij collectieve
schuldenregeling perfect geldig is, en dit zowel voor kredieten onderworpen aan de WHK als bij andere
kredieten (D. MICHIELS, “Collectieve schuldenregeling – Verbintenis om geen verzoek in te dienen”, Dossier
6338, Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving, Bruylant, 2005, (456), 465).
40
Zie ook de bespreking in hoofdstuk XI van de onrechtmatige bedingen.
41
Cass. 9 maart 2012, JLMB 2013, 917.
42
F. DE PATOUL, “Le devoir d’information et de conseil du prêteur”, in Hypothecair krediet, C. BIQUETMATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 313 e.v.; P.
HEYMANS, o.c., 99 e.v.
13
De WHK legt aan de kredietgever wel een aantal verplichtingen op die met
informatieverstrekking te maken hebben. De wetgever is zich er, veelal onder
Europese impuls, meer en meer van bewust dat het adagium nemo censetur
ignorare legem minstens moet ondersteund worden door een reeks verplichtingen
die de consument daadwerkelijk toegang verschaffen tot de wettekst die hem
bescherming biedt en tot de informatie die voor het sluiten van het contract
daadwerkelijk relevant is.
Volgende bepalingen uit de WHK zijn hieraan gewijd :
1) ingevolge art. 47 § 1 WHK moet elke reclame voor de verrichtingen van
hypothecair krediet de identiteit of benaming van de hypotheekonderneming
vermelden. Indien de reclame uitgaat van een tussenpersoon, moet hij zulks
uitdrukkelijk vermelden met opgave van zijn adres;
2) ingevolge art. 47 § 2 WHK moeten de tarieven worden kenbaar gemaakt
onder de vorm van een prospectus die door de hypotheekonderneming wordt ter
beschikking gesteld. Wat betreft de kredieten die de hypotheekonderneming
aanbiedt moet deze prospectus het tarief van de rentevoeten bevatten, alle
eventuele verminderingen en vermeerderingen van rentevoet en alle
toekenningsvoorwaarden inbegrepen. Partijen kunnen van de prospectus
afwijkende verminderingen of vermeerderingen overeenkomen indien deze
voordeliger zijn voor de kredietnemer of op zijn initiatief onderhandeld werden;44
3) ingevolge art. 47 § 3 WHK moeten dossier- of schattingskosten die ten laste
gelegd worden van de kredietnemer uitdrukkelijk worden vermeld in een door
hem ondertekend aanvraagformulier;
4) ingevolge art. 14 WHK dient de kredietgever aan de kandidaat-kredietnemer
vooraleer de kredietovereenkomst wordt ondertekend een schriftelijk aanbod over
te maken dat alle contractvoorwaarden bevat en de geldigheidsduur van het
aanbod vermeldt. Ten laatste bij het overmaken van het aanbod dient de
kandidaat-kredietnemer ook het aflossingsplan te ontvangen;
5) ingevolge art. 15 WHK moet de kredietnemer bij de ondertekening van het
contract een kopie van de vestigingsakte ontvangen;
6) ingevolge art. 21 WHK dient bij aflossing van kapitaal een aflossingsplan te
worden gehecht aan de vestigingsakte; bij reconstitutie van kapitaal moet de
vestigingsakte de tijdstippen en voorwaarden bevatten van deze reconstitutie;
7) ingevolge art. 25 WHK moeten de oorzaken van vervroegde opeisbaarheid
in een afzonderlijke bepaling van de vestigingsakte voorkomen.
Daarnaast zal de kredietgever, zoals blijkt uit rechtspraak en rechtsleer, in het
raam van zijn informatieplicht de kredietnemer die niet vertrouwd is met
hypothecair krediet informeren over de verschillende modaliteiten die er bestaan,
bijvoorbeeld over de verschillende renteformules en terugbetalingswijzen. 45
43
Voor een recent overzicht, zie : E. WYMEERSCH, R. STEENNOT en M. TISON, “Overzicht van rechtspraak
privaat bankrecht (1999-2007)”, T.P.R. 2008, 1051 e.v.
44
Art. 12 van het algemeen uitvoeringsbesluit (Koninklijk Besluit van 5 februari 1993 houdende diverse
bepalingen tot uitvoering van de Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, B.S. 24 februari 1993,
gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 4 juli 2001, B.S. 26 juli 2001) bepaalt de nadere regels waaraan de
reclame, prospectussen en aanvraagformulieren moeten voldoen.
45
Bergen 26 september 1994, T.B.H. 1995, 1035, noot.
14
40. Ingevolge de kredietcrisis werden verschillende wetsvoorstellen inzake
hypothecair krediet ingediend, onder meer teneinde de kredietgever en de
kredietbemiddelaar een informatie- en adviesplicht op te leggen. 46
41. De invoering van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren47, hierna “CKP”,
zijnde de uitbreiding van de bestaande negatieve centrale gegevensbank bij de
Nationale Bank van België met een positieve kredietcentrale, met verplichte
voorafgaande consultatie door kredietgevers sedert 1 juni 2003 48, heeft ertoe
geleid dat de kredietgevers thans over meer relevante informatie beschikken dan
in het verleden (toen enkel wanbetalers gemeld werden) en dus ook sneller
aansprakelijk gesteld kunnen worden als zij een krediet toestaan dat zij in feite
niet hadden mogen toestaan.
Aan de CKP dienen immers, naast de wanbetalingen, ook de gegevens
betreffende elke kredietovereenkomst te worden meegedeeld, en dit binnen de 2
werkdagen na het verlijden van de notariële akte of, desgevallend, de datum
waarop de hypotheekonderneming het gebruik van de fondsen heeft toegestaan. 49
Op 7 maart 2005 werd een protocolakkoord ondertekend tussen de
vertegenwoordigers van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat,
BVK/Febelfin en Assuralia, met aanbevelingen voor notarissen en
hypotheekondernemingen bij het verlijden van kredietakten. Daarin werd onder
meer overeengekomen dat de notaris binnen de 24 uur na het verlijden van de
hypotheekakte de “goed voor grosse”, volgens een gestandaardiseerd model, per
fax overmaakt aan de hypotheekonderneming, dan wel een fax met de melding dat
de akte niet werd verleden op de afgesproken datum. Dit protocolakkoord werd
nog geactualiseerd (verfijnd en uitgebreid) op 13 maart 2007. 50
42. De verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen staat
uitdrukkelijk
ingeschreven
in
de
Europese
richtlijn
inzake
51
woningkredietovereenkomsten van 4 februari 2014. Volgens art. 18 van deze
richtlijn moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat de kredietgever het krediet
uitsluitend aan de consument ter beschikking stelt indien het resultaat van de
kredietwaardigheidsbeoordeling uitwijst dat de uit de kredietovereenkomst
voortvloeiende verplichtingen waarschijnlijk op de krachtens die overeenkomst
vereiste wijze zullen worden nagekomen. Art. 20 koppelt hier een informatieplicht
van de consument aan, die kredietgever volledige en correcte informatie over zijn
financiële informatie en persoonlijke omstandigheden moet bezorgen, bij gebreke
waarvan de kredietgever hem waarschuwt dat hij niet in staat is een
46
Wetsvoorstel nr. 1860 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet teneinde de
kredietgever en de kredietbemiddelaar een informatie- en adviesplicht op te leggen, en houdende diverse
maatregelen, neergelegd op 6 maart 2009 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
47
Wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor kredieten aan particulieren, B.S. 25 september 2001.
48
Als sanctie kan de rechter ambtshalve de kredietnemer ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de
nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de
dienst of tot het ontleende bedrag wanneer de kredietgever deze verplichting niet heeft nageleefd (art. 16 Wet op
de CKP).
49
Voor meer details, zie : P. HEYMANS, , o.c., 134 e.v.
50
Zie bericht nr. 4054 verschenen op het e-notariaat op 12 april 2007.
51
Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees parlement en van de Raad van 4 februari 2014 inzake
kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en
tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb. L 60/34,
28 februari 2014.
15
kredietwaardigheidsbeoordeling uit te voeren zodat het krediet niet kan worden
toegekend.
43. Ook op de notaris rusten een aantal informatieverplichtingen, die hun wettelijke
grondslag vinden in art. 9 van de Notariswet.
Een gebrek aan informatie kan tot een aansprakelijkheidsvordering leiden.
De informatieverplichtingen van de notaris inzake hypothecair krediet
verschillen naargelang:
1) het krediet al dan niet door een professionele kredietgever wordt toegekend;
2) het krediet wordt toegekend aan een kredietnemer die al dan niet
hoofdzakelijk privématig leent;
3) de persoon : de lener, de derde-waarborgverstrekker of de ontlener;
4) de notaris al dan niet bij de onderhandelingen betrokken was of enkel tot
authenticatie van de vooraf gesloten kredietovereenkomst overgaat.52
44. Als raadgever zal de notaris de kredietnemer informatie verschaffen over de
belangrijkste clausules bij de hypotheekakte; zijn raadgevingsplicht reikt in
bepaalde gevallen zelfs verder.53
Zo zal de notaris onder meer :
a) als er meerdere kredietnemers zijn die hoofdelijk en ondeelbaar gebonden
zijn maar onderlinge afspraken hebben omtrent ongelijke aflossingen de
invoeging van een “clausule voor orde” in de akte (of een onderhandse
overeenkomst buiten de akte) adviseren om dit te preciseren;
b) de derde-waarborgverstrekker wijzen op de draagwijdte van zijn
verplichtingen; de eventuele bevrijding van de kosteloze borg geldt niet voor de
zakelijke borg.54 Mogelijks kan de zakelijke borgstelling in tijd beperkt worden;
c) de medekredietnemer niet-eigenaar wijzen op de gevolgen van zijn
handtekening en het feit dat hij niet kan genieten van de bescherming van de wet
met betrekking tot de kosteloze borgtocht (zie ook verder in deze cursus);
d) de grondeigenaar die een opstalrecht verleent aan een promotor om
appartementen te bouwen en in het raam van het krediet aan de promotor
gevraagd wordt zijn grond mee in hypotheek te geven (of er een hypothecaire
volmacht voor te ondertekenen) wijzen op de gevolgen hiervan; desgevallend kan
aan de hypotheekonderneming een abstracte bankwaarborg op eerste verzoek
worden gevraagd in voordeel van de grondeigenaar voor het geval er tot
uitwinning wordt overgegaan zodat de grondwaarde hem vrij en onbelast toekomt.
45. Tijdens een hoorzitting georganiseerd naar aanleiding van het groenboek
hypothecair
krediet
door
de
Commissie
interne
markt
en
consumentenbescherming van het Europees Parlement te Brussel op 11 juli 2006
heeft de vertegenwoordiger van de Conseil des Notariats de l’Union Européenne,
hierna “CNUE”, gepleit voor een meer doorgedreven precontractuele informatie
52
Zie recent en zeer gedetailleerd : P. JOISTEN, “Le devoir d’information et de conseil du notaire en matière de
crédit hypothécaire”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en
onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 355 e.v.
53
DE WULF, C., “De lening en de kredietopening”, in Het opstellen van notariële akten, Kluwer, 2005, III, 175,
die citeert uit een vonnis van de rechtbank van Charleroi van 16 mei 2003, Rev. Not. B. 2004, 475 : “Qu’en effet,
le devoir de conseil ne se limite pas à la signification juridique des termes ou des formules mais également aux
conséquences financières et économiques de l’opération envisagée par les parties”.
54
Grondwettelijk Hof 25 januari 2006, met kritische commentaar van C. BIQUET-MATHIEU in Chroniques
notariales, 2006, nr. 43, 204-205.
16
ten behoeve van de consument over de wettelijke en fiscale verplichtingen in
verband met de aankoop van onroerend goed en de financiering via een
hypothecair krediet. Hij heeft daarbij ook een oproep gedaan voor een
harmonisatie van de berekening van jaarlijks kostenpercentage in de Europese
Unie, de wederbeleggingsvergoeding bij voortijdige terugbetaling en de kosten
overeenkomstig het standpunt van de CNUE met betrekking tot het groenboek van
de Europese Unie van 19 juli 2005. In het standpunt van de CNUE met betrekking
tot het witboek van de Europese Commissie over de integratie van de Europese
markt van het hypothecair krediet van 18 december 2007 vindt men dezelfde
bekommernissen terug. 55
46. In de Europese richtlijn inzake woningkredietovereenkomsten van 4 februari 2014
wordt een volledig hoofdstuk besteed aan informatie en praktijken voorafgaand
aan het sluiten van de kredietovereenkomst, met name :
- art. 10 : algemene bepalingen inzake reclame en marketing (die eerlijk,
duidelijk en niet misleidend mag zijn en waarbij geen bewoordingen mogen
gebruikt worden die bij de consument valse verwachtingen kunnen scheppen
betreffende de beschikbaarheid of de kostprijs van een krediet);
- art. 11 : in reclame op te nemen standaardinformatie (waaronder de
debetrente, met de vermelding of deze vast of variabel is, alsook nadere informatie
over eventuele kosten, het jaarlijks kostenpercentage, het bedrag van de
periodieke betalingen, het totale terug te betalen bedrag);
- art. 12: het verbod aangaande koppelverkoop;
- art. 13 : algemene informatie (die op een duurzame drager of in elektronische
vorm moet ter beschikking gesteld worden, omvattende onder meer de vormen
van zekerheid, de duur van de kredietovereenkomst, de beschikbare
debetrentevoeten met de vermelding of die vast of variabel zijn en de daaraan
verbonden gevolgen voor de consument, een representatief voorbeeld van het
totale kredietbedrag, de totale kosten van het krediet voor de consument, het totale
door de consument te betalen bedrag en het jaarlijks kostenpercentage, de
verschillende beschikbare opties voor het aflossen van het krediet, de vermelding
van de aan vervroegde aflossing verbonden voorwaarden alsook een algemene
waarschuwing betreffende de mogelijke gevolgen van niet-naleving van de aan de
kredietovereenkomst verbonden verplichtingen) ;
- art. 14 : precontractuele informatie (waaronder een termijn van ten minste 7
dagen waarin de consument de gelegenheid heeft om aanbiedingen onderling te
vergelijken, de gevolgen ervan te beoordelen en een geïnformeerd besluit te
nemen. De lidstaten mogen bepalen dat deze termijn hetzij een aan het sluiten van
de kredietovereenkomst voorafgaande bedenktijd is, hetzij een termijn is waarin
een herroepingsrecht kan worden uitgeoefend nadat de kredietovereenkomst is
ondertekend, hetzij een combinatie van beide).
- art. 15 : informatievoorschriften voor kredietbemiddelaars en aangewezen
vertegenwoordigers;
- art. 16 : adequate toelichtingen (zodat de consument in staat is te beoordelen
of de voorgestelde kredietovereenkomsten geschikt zijn voor zijn behoeften en
financiële situatie).
55
www.cnue.be, Thèmes Communautaires, Crédit Hypothécaire.
17
47. De krant Le Soir publiceerde op 28 februari 2008 een artikel met als titel
« L’emprunteur hypothécaire belge : à l’abri d’un crash budgétaire », waarbij de
aandacht gevestigd werd op het feit dat de Belgische kredietgevers veel
voorzichtiger zijn dan hun Amerikaanse collega’s bij de toekenning van
hypothecaire kredieten zodat de kredietnemers er bij ons veel beter aan toe zijn
dan bij de Amerikaanse subprimes die tot een vastgoedcrisis zonder voorgaande
hebben geleid in de Verenigde Staten waarbij miljoenen families hun woning en
daarbij heel hun vermogen hebben verloren. Het artikel vervolgt : « Sans doute le
consommateur belge est-il plus avisé que l’emprunteur américain ou anglais qui,
ne sachant plus payer les traites de sa maison, semble, avant de déclarer forfait, se
rabattre sur le crédit revolving (ou ouvertures de crédit permettant de disposer
d’une réserve d’argent) afin de payer les échéances du prêt hypothécaire. »
In zijn boek « The Subprime Solution »56 pleit de Amerikaanse professor
Robert J. SHILLER voor een verhoogde informatie voor de consument door de
notaris ; een opmerkelijk pleidooi voor de civil notary in een rechtsstelsel dat dit
instituut niet kent.
48. Tijdens het notarieel congres van 2009 heeft notaris Luc VAN CAMPENHOUT
een voorstel geformuleerd om de notariële tussenkomst te verplichten van zodra
een hypotheek gebruikt wordt om een nieuwe schuld te waarborgen teneinde de
burger beter te informeren omtrent al zijn verplichtingen.57 Bij de hervorming van
het Franse zekerhedenrecht van 2006 werd bij onze Zuiderburen de hypothèque
rechargeable ingevoerd 58 ; art. 2442 C. civ. voorziet er in de notariële
tussenkomst om dergelijke hypotheek weer op te laden, een goed evenwicht
tussen kostenefficiëntie en soepele kredietverlening enerzijds en
consumentenbescherming en behoorlijke voorlichting anderzijds.
§10. Verbodsbepalingen
49. Ter bescherming van de consument werden, zoals hiervoor uiteengezet, een aantal
verplichtingen opgelegd aan de kredietgever.
Tevens bevat de WHK een aantal verbodsbepalingen, te weten :
1° art. 15 WHK bepaalt dat de vestigingsakte niet mag bedingen dat de rechten
en verplichtingen van de kredietnemer eenzijdig kunnen worden gewijzigd;
2° art. 16 WHK bepaalt dat het kapitaal aan geen enkele index mag worden
gekoppeld, tenzij het krediet is toegestaan onder de vorm van een interestvrije
lening ; in dat geval mag alleen de index der consumptieprijzen gebruikt worden;
3° art. 18 WHK bepaalt dat het verboden is een hypothecair krediet
rechtstreeks of zijdelings afhankelijk te stellen van de verplichting effecten zoals
obligaties, aandelen, deelbewijzen of deelnemingen, in welke vorm ook, te kopen,
te ruilen of erop in te schrijven. Dit verbod geldt evenwel niet voor de inschrijving
op de deelbewijzen van de coöperatieve vennootschap of van de onderlinge
56
The Subprime Solution. How Today’s Global Financial Crisis Happened, and What to Do about It, Princeton
University Press, 2008, 134.
57
VAN CAMPENHOUT, L., “De hypotheek voor toekomstige kredieten – een herbruikbare akte met een hoge
risicograad”, in Zekerheid voor de toekomst, Verslagboek Notarieel Congres 2009, Larcier, 2009, 181-188.
58
M. CABRILLAC, S. CABRILLAC, C. MOULY en P. PETEL, Droit des sûretés, Litec, 2007, nrs. 863, 869,
874 en 884.
18
maatschappij die het krediet toestaat, voor zover het bedrag van de inschrijving of
de storting niet meer bedraagt dan 2 % van het kapitaal van het krediet;
4° art. 19 WHK bepaalt dat verstrekken van een hypothecair krediet noch
rechtstreeks noch zijdelings mag afhankelijk worden gemaakt van de verplichting
een verzekerings- of kapitalisatieovereenkomst te sluiten of van de verplichting te
sparen, tenzij bij wege van een toegevoegd of aangehecht contract bedoeld in art.
5 en 6 WHK. Wanneer een verzekerings-, kapitalisatie- of spaartegoed wordt
aangewend als bijkomende waarborg, anders dan op grond van een toegevoegd
contract, kan zulks niet verplichten tot het betalen van premies of het doen van
spaarverrichtingen;
5° art. 20 WHK bepaalt dat de uitgifte van wissels en de ondertekening van
orderbriefjes ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet verboden zijn,
behalve in de gevallen bepaald in dit artikel;
6° art. 22 WHK bepaalt dat, bij een krediet met reconstitutiestortingen van het
kapitaal, de reconstitutie geen betrekking mag hebben op een bedrag dat groter is
dan het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, het saldo hiervan.
§11. Onrechtmatige bedingen
50. Naast hogervermelde verbodsbepalingen vervat in de WHK moet men ook
rekening houden met het verbod van de onrechtmatige bedingen vervat in de
wetgeving inzake marktpraktijken en consumentenbescherming, opgenomen in de
boeken VI en XIV van het Wetboek van economisch recht 59, hierna “WER”,
waarvan de principiële toepasselijkheid op hypothecaire kredietovereenkomsten
buiten kijf staat.60 Hypothecaire kredieten zijn immers diensten in de zin van art.
I. 1, 5° WER, verstrekt door ondernemingen in de zin van art. I. 1, 1° WER aan
consumenten in de zin van art. I. 1, 2° WER.
Hierbij valt op te merken dat de WHK een ruimer toepassingsgebied dan het
WER hanteert, aangezien zij van toepassing is op hypothecaire kredieten
toegestaan aan natuurlijke personen die hoofdzakelijk handelen met een oogmerk
dat geacht kan worden vreemd te zijn aan hun handels-, beroeps- of ambachtelijke
activiteiten, terwijl het WER enkel van toepassing is op natuurlijke personen die
handelen voor doeleinden die buiten hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of
beroepsactiviteiten vallen. Een kredietnemer die dus niet uitsluitend voor nietberoepsmatige doeleinden handelt kan geen aanspraak maken op de bescherming
van het WER, terwijl de WHK toch op hem van toepassing kan zijn (met name
voor zover hij hoofdzakelijk voor privédoeleinden handelt).
De Belgische regeling inzake onrechtmatige bedingen is tot stand gekomen in
uitvoering van de Europese richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in
59
Wet van 21 december 2013 houdende invoeging van boek VI “Marktpraktijken en consumentenbescherming”
in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de
rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht
(BS 30 december 2013, ed. 3) en Wet van 15 mei 2014 houdende invoeging van boek XIV “Marktpraktijken en
consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep” in het Wetboek van economisch recht
en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XIV en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan
boek XIV, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht (BS 30 mei 2014, ed. 1).
60
H. COUSY, “Hypothecair krediet”, in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, XIII, deel I, volume B, Kluwer,
2011, 1964; H. SWENNEN, “Hypothecaire kredieten en onrechtmatige bedingen in consumentencontracten”, in
Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die
Keure, 2010, 431 e.v.
19
consumentenovereenkomsten van 5 april 1993.61 Ook in het voorstel van
Europese richtlijn betreffende consumentrechten van 8 oktober 2008 62, hierna
“VRCR”, vallen hypothecaire kredieten onder de regeling oneerlijke bedingen.
51. Onrechtmatige bedingen zijn verboden en nietig. De overeenkomst blijft wel
bindend voor partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan
voortbestaan (art. VI. 84, § 1 WER).
Ingevolge art. I. 8, 22° WER is een onrechtmatig beding elk beding of elke
voorwaarde in een overeenkomst tussen een onderneming en een consument die,
alleen of in samenhang met één of meer andere bepalingen of voorwaarden, een
kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten
nadele van de consument.
Art. VI. 83 WER bevat een lijst van bedingen die sowieso onrechtmatig, en dus
verboden en nietig zijn. In het VRCR zijn er twee lijsten van bedingen, met name
de “zwarte” lijst (met bedingen die altijd als oneerlijk worden aanzien) en de
“grijze lijst” (met bedingen die als oneerlijk worden aanzien tenzij de handelaar
bewijst dat ze niet oneerlijk zijn). Dit onderscheid vinden we in het WER niet
terug, aangezien de definitie van een onrechtmatig beding vervat in art. I. 8, 22°
de bewijslast niet omkeert.
Meerdere onrechtmatige bedingen uit het WER zijn reeds vervat in de
verbodsbepalingen van de WHK of kunnen zich niet voordoen gelet op de
verplichtingen die aan de kredietgever zijn opgelegd door de WHK (zoals de
verbintenis die de kredietgever louter van zijn wil afhankelijk zou maken,
verboden ingevolge art. VI. 83, 1° WER, wat ingevolge art. 14 WHK – de
verplichting van een schriftelijk aanbod – en art. 15 WHK – het verbod om de
rechten en plichten van de kredietnemer eenzijdig te wijzigen – onmogelijk is). 63
Wij verwijzen ook naar de algemene verplichting om de consument op
duidelijke en begrijpelijke wijze informatie te verstrekken, vervat in art. VI. 2
WER, waarmee rekening wordt gehouden voor de beoordeling van het
onrechtmatig karakter van een beding. De WHK bevat geen dergelijke algemene
regel. Toch zien wij niet onmiddellijk een toepassingsgeval in de praktijk, wat niet
betekent dat de kredietgever er geen belang bij heeft zorg te dragen dat akte en de
algemene voorwaarden die veelal worden aangehecht in begrijpelijke taal zijn
geschreven. De notaris speelt hier natuurlijk ook een rol via zijn toelichtingsplicht.
52. De Franse Commission des clauses abusives, hierna “CCA”, heeft geoordeeld dat
een beding dat de kredietnemer verplicht al zijn inkomsten op een rekening bij de
kredietgever te laten storten, zelfs al komt de kredietnemer stipt de betalingen na
van het krediet, zonder geïndividualiseerde tegenprestatie daarvoor in de
voorwaarden van het krediet onrechtmatig is. Dit verbod geldt ook in België (art.
VI. 83, 32° WER) maar wordt omzeild door het geven van een korting (wat wel
toegelaten is). 64
61
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende oneerlijke
bedingen in consumentenovereenkomsten, PB L. 95 van 21 april 1993.
62
63
http://ec.europa.eu/consumers/overview/cons_policy/index_en.htm
Voor een meer uitvoerige bespreking verwijzen wij naar H. SWENNEN, “Hypothecaire kredieten en
onrechtmatige bedingen in consumentencontracten”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E.
TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 442 e.v.
64
H. SWENNEN, “Hypothecaire kredieten en onrechtmatige bedingen in consumentencontracten”, in
Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die
Keure, 2010, 458 e.v.
20
Delicater zijn de clausules van vervroegde opeisbaarheid. Daar vond de CCA
verschillende exorbitante clausules. De zogenaamde cross default, die de
vervroegde opeisbaarheid van een lening toestaat omdat de kredietnemer op een
andere lening (of verplichting) in gebreke is, werd trouwens ook door het Franse
Hof van Cassatie onrechtmatig genoemd.65 Deze clausule komt standaard voor in
de algemene kredietvoorwaarden in België.
53. In het Verenigd Koninkrijk heeft de Financial Services Authority, afgekort
“FSA”, in 2005 een statement of good practices bekendgemaakt.66 In haar toezicht
op individuele hypotheekondernemingen werd onder meer ook aandacht besteed
aan de clausules van vervroegde opeisbaarheid.67
54. De Belgische Commissie voor Onrechtmatige Bedingen (art. 86 WER), op wie
een beroep kan gedaan worden door de minister, de consumentenorganisaties en
de betrokken interprofessionele en bedrijfsgroeperingen maar die ook ambtshalve
kan optreden, heeft zich nog niet uitgesproken over onrechtmatige bedingen
inzake hypothecair krediet. Het komt ons voor dat bepaalde bedingen in (de
algemene voorwaarden van) kredietovereenkomsten onderworpen aan de WHK
in strijd zijn met art. I. 8,22° WER. Zo kan bijvoorbeeld het in gebreke blijven van
de
kredietnemer
om
één
maandelijkse
aflossing,
levensof
brandverzekeringpremie te betalen niet de opeisbaarheid van het krediet tot
gevolg hebben. Bij de beoordeling hiervan dient het proportionaliteitsbegisel de
leidraad te vormen, wat hogervermelde casussen uit Frankrijk en het Verenigd
Koninkrijk aantonen.
§12. De bijkomende verplichtingen van de kredietgever
55. Buiten hetgeen voorafgaat bevat de WHK nog volgende bijkomende
verplichtingen voor de kredietgever :
1° ingevolge art. 16 WHK dient het ontleende kapitaal ter beschikking gesteld
te worden van de kredietnemer in gereed geld of op girale wijze. Gelet op de
bepalingen van de anti-witwaswet en de boekhoudkundige verplichtingen voor
notarissen worden de gelden in de praktijk ter beschikking gesteld via
overschrijving of bankcheque;
2° ingevolge art. 17 WHK dient de kredietgever op de gelden die hem door de
kredietgever worden in pand gegeven, bijvoorbeeld bij een bouwkrediet,
interesten uit te keren aan de rentevoet van het krediet (zodat er schuldvergelijking
optreedt).
§13. De hypotheek voor alle sommen
56. Art. 51bis WHK 68 stelt uitdrukkelijk dat "een hypotheek mag worden verleend tot
zekerheid van toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvor65
Cass. Fr., 27 november 2008, vermeld op de site van de CCA (www.clauses-abusives.fr).
http://www.fsa.gov.uk/pubs/other/good_practice.pdf
67
http://www.fsa.gov.uk/pubs/other/undertaking_nab.pdf
68
Voor een uitvoerige bespreking, zie : CATTARUZZA, J. en PEETERS, I., "W. Hyp. Kr. Art. 51 bis", in
Commentaar Voorrechten en Hypotheken, Kluwer Rechtswetenschappen België, alsook de bespreking van art.
80 Hyp.W. door zelfde auteurs in zelfde uitgave; CUYPERS, A., "De hypotheek voor toekomstige vorderingen.
De hypotheek voor "alle sommen". Het nieuwe art. 51bis van de wet op het hypothecair krediet : revolutie of
evolutie in het hypotheekrecht", T. Not. 1995, 322-362.
66
21
deringen bepaald zijn of bepaalbaar zijn op het ogenblik van de hypotheekstelling". Er wordt aan toegevoegd dat de rang van dergelijke hypotheek wordt
bepaald "naar de dagtekening van haar inschrijving, ongeacht de tijdstippen
waarop de gewaarborgde schuldvorderingen ontstaan."
De persoon tegen wie de hypotheek werd ingeschreven of de derde-bezitter van
het met hypotheek bewaarde goed kunnen de hypotheek steeds opzeggen (met een
opzegtermijn van minimum drie en maximum zes maanden; via aangetekend
schrijven met ontvangstmelding), waardoor toekomstige vorderingen niet meer
door de hypotheek kunnen gewaarborgd worden.
Deze bepaling is, ingevolge art. 50 WHK, van toepassing op "alle
schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek alsmede op alle
schuldvorderingen gewaarborgd door een voorrecht op een onroerend goed", en
beperkt zich dus niet tot de kredieten onderworpen aan voormelde wet.
De hypotheek "voor alle sommen", die men thans in quasi alle hypothecaire
kredietakten aantreft, werd aldus wettelijk erkend.
57. De notariële akte kan beperkt worden tot een zuivere hypotheekstelling, doch dit
heeft één groot nadeel : de schuldeiser bezit geen uitvoerbare titel.
In dit kader moet het boekenbeding 69 worden gesitueerd. Ingevolge zo'n
beding zal het verschuldigd saldo van het krediet blijken uit de boekhouding van
de schuldeiser, waarmee de schuldenaar zich ab initio akkoord verklaart.
In de gevallen besproken door BOUCKAERT en DIRIX 70 betrof het een pand
op handelszaak en een cessie van schuldvordering.
Inmiddels aanvaarde het Gentse Hof van Beroep uitdrukkelijk de
rechtsgeldigheid van het boekenbeding in een procedure van uitvoerend onroerend
beslag, door te oordelen dat het beding in de bij de notariële akte gevoegde
kredietvoorwaarden dat het bedrag van het door de kredietnemer verschuldigd
saldo mag bewezen worden door gegevens uit de boekhouding van de bank aan
die akte uitvoerbare kracht verleent. 71
58. Een aanverwant probleem is dat van de actualiteit van de titel.
Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat de beslagrechter bevoegd is om te
onderzoeken of de schuldvordering, vastgesteld in een uitvoerbare titel, al dan niet
is tenietgegaan. 72 Het betrof een dading afgesloten tussen partijen nà de uitspraak
van de rechter waarvan de uitvoering werd gevorderd. De voorziening tegen de
beslissing van de appelrechter die had gesteld dat hierdoor de titel was
tenietgegaan werd verworpen. De rechter heeft, met andere woorden, de
bevoegdheid om na te gaan of de titel, als die al uitvoerbaar is, nog wel
doeltreffend of actueel is om tot tenuitvoerlegging over te gaan.
§14. De poging tot minnelijke schikking
59. Art. 59 WHK bepaalt dat elke tenuitvoerlegging of beslag dat plaats heeft
krachtens een vonnis of een andere authentieke akte in het kader van deze wet op
straffe van nietigheid moet worden voorafgegaan door een poging tot minnelijke
69
F. BOECKAERT, noot onder Antwerpen, 26 februari 1992, T. Not. 1992, 388; E. DIRIX, "Het 'boekenbeding'
en de parate executie", noot onder Rb. Antwerpen, 2 december 1993, T. Not. 1994, 379.
70
Zie hierover ook : de LEVAL, G., Traité des saisies, nrs. 228 e.v.
71
Gent, 6 juni 2006, R.W. 2006-2007, 1531.
72
Cass., 15 januari 1999, R.W. 1999-2000, 148, noot DE WILDE, Rec. Cass. 2000, 1, noot BROECKX.
22
schikking voor de beslagrechter (van de ligging van het onroerend goed) die op
het zittingsblad wordt aangetekend.
Procedures van bewarend beslag zijn niet geviseerd door deze bepaling. 73
Wat de procedures van uitvoerend onroerend beslag betreft is er een
controverse in de rechtsleer.
Een minderheid is van oordeel dat deze poging verplicht is voor alle procedures waarvan het bevel (eerste fase van de uitwinning) werd betekend vanaf 1
januari 1993, datum van inwerkingtreding van art. 59 WHK, zelfs voor de
hypothecaire kredieten die onder de oude wetgeving werden afgesloten.74
De meerderheid van de rechtsleer is evenwel van oordeel, hierdoor gesteund
door de duidelijke bewoordingen van de wet, dat de poging tot minnelijke
schikking slechts verplicht is indien de kredietovereenkomst is onderworpen aan
de WHK.75 Dit betekent dat, ook in de toekomst, vele beslagprocedures nog
kunnen worden afgehandeld zonder deze poging te ondernemen, aangezien de
meeste hypothecaire kredieten toegestaan vóór 1 januari 1995 nog niet werden
geregeld door de wet op het hypothecair krediet.
In de praktijk blijkt dat de meeste professionele kredietverleners het risico niet
wensen te nemen en, zelfs voor kredieten die zijn toegestaan onder de oude
wetgeving, overgaan tot de poging tot minnelijke schikking.
60. De sanctie bij niet naleving van de poging tot minnelijke schikking is de
nietigheid van de tenuitvoerlegging.
Het betreft hier een relatieve nietigheid, die valt onder art. 861 Ger.W., en
waarop de kredietnemer zich slechts zal kunnen beroepen indien zijn belangen
hierdoor werden geschaad. Daarbij zal de rechter met alle elementen van de zaak
rekening houden en kan hij enkel de nietigheid uitspreken indien het doel
waarvoor deze poging werd ingesteld niet werd bereikt 76.
De notaris zal bij ontvangst van een beslagdossier nagaan of de poging tot
minnelijke schikking werd ondernomen. Als dit niet het geval is zal hij de
vervolgende schuldeiser hierop wijzen om hem de kans te geven deze poging
73
R. DE CORTE, "Wanbetaling bij hypothecair krediet", T.G.R. 1993, 5, nr. 37; E. DIRIX, "Wijzigingen aan het
beslagrecht", R.W. 1992-93, 893; D. MEULEMANS, "De poging tot minnelijke schikking", in De nieuwe Wet op
het Hypothecair Krediet, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, (365), 370.
Contra : I. MOREAU-MARGREVE, "L'article 59 de la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire, un texte
abscons", Rev. Not. B. 1993, 118.
74
G. de LEVAL, "Premières applications de l'article 59", in Chronique de droit à l'usage du notariat, vol. XVIII,
21 oktober 1993, 274. Deze auteur argumenteert dat art. 59 van de Wet op het Hypothecair Krediet een
procedureregel is waaraan onmiddellijke toepassing moet worden gegeven.
75
E. DIRIX, "Wijzigingen aan het beslagrecht", R.W. 1992-93, 893; C. ENGELS, "De voorafgaandelijke
minnelijke schikking en het overgangsrecht in de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet", noot onder
Beslagr. Brugge, 28 januari 1993, T. Not. 1993, 164; D. MEULEMANS, "De poging tot minnelijke schikking",
o.c., 367.
MEULEMANS stelt daarbij dat het voldoende is om deze formaliteit te respecteren vóór de betekening van het
eigenlijke beslagexploot. Het zou dus niet noodzakelijk zijn de poging tot minnelijke schikking te ondernemen vóór
de betekening van het exploot houdende bevel tot betalen voorafgaand aan uitvoerend onroerend beslag aangezien
voormeld bevel volgens deze auteur geen daad van tenuitvoerlegging is.
ENGELS is dezelfde mening toegedaan aangaande de draagwijdte van dit bevel (C. ENGELS, Het uitvoerend
beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, Kluwer, 1981, nr. 181).
DIRIX (l.c.) is het daar niet mee eens, en beschouwt dit bevel wel degelijk als een eerste daad van
tenuitvoerlegging.
76
G. de LEVAL, "Premières applications de l'article 59", l.c., 276-277; D. MEULEMANS, "De poging tot
minnelijke schikking", l.c., 372-374; Beslagr. Brussel, 1 februari 1994, T.B.B.R. 1994, 431.
23
alsnog te ondernemen 77 en hem wijzen op de mogelijke gevolgen bij afwezigheid
hiervan.
De gevolgen van de afwezigheid van voormelde poging zijn beperkt in de tijd,
in die zin dat de nietigheid van de handelingen verricht vóór de toewijzing op
straffe van verval moet worden opgeworpen binnen de acht dagen na de
aanmaning voorgeschreven door art. 1582, derde lid Ger.W. (art. 1622, tweede lid
Ger.W.). Eens die termijn is verstreken kan de schuldenaar er zich niet meer op
beroepen.
§15. De kredietovereenkomst op afstand78
61. Klik zei de muis, en weg was het huis.
Onder deze titel verscheen een monografie van professor VAN VELTEN
waarin hij kanttekeningen plaatst bij de toenemende invloed van het elektronisch
rechtsverkeer op het Nederlandse onroerend-goed-stelsel en hiervan de gevolgen
schetst voor de notariële praktijk.79
Via het internet kan men fortuinen verhandelen, maar hoe zit het met de
kredietovereenkomst op afstand ?
In de praktijk wordt enkel informatie ter beschikking gesteld via internet over
de diverse kredietvormen, de basistarieven, simulaties voor de berekening van de
maandelijkse terugbetalingen, de fiscale aftrekbaarheid en dies meer.
De WHK bevat geen bijzondere bepalingen inzake kredietovereenkomsten op
afstand, in tegenstelling tot het WER en de WCK.
Er is wel, zoals hoger besproken, een prospectusverplichting. Deze kan
eventueel via het internet worden ter beschikking gesteld als het krediet
uitsluitend via het internet wordt aangeboden, zo niet moet er een papieren versie
bestaan vermits niet iedere consument geacht wordt over een internetverbinding te
beschikken.80
De vestigingsakte van een hypothecaire kredietopening is de onderhandse
overeenkomst die tussen partijen wordt ondertekend met alle kredietvoorwaarden
zoals voorgeschreven door de WHK ; de authentieke akte is slechts vereist voor
de zakelijke zekerheid, de hypotheek of de hypothecaire volmacht hiertoe. Bij een
klassieke lening moet het ontleende bedrag bovendien in principe 81 volledig ter
77
Beslagr. Luik, 31 augustus 1993, geciteerd in en goedgekeurd door G. de LEVAL, "Premières applications de
l'article 59", l.c., 276, waarbij de poging tot minnelijke schikking was ondernomen na de overschrijving van het
beslagexploot op het hypotheekkantoor. De vervolgende schuldeiser had hiervan melding gemaakt in het
verzoekschrift tot aanstelling van de notaris, met de argumentatie dat dit de verdere procedure niet kon in de weg
staan, aangezien de schuldenaars de kans hadden gekregen om een minnelijke schikking te bereiken maar niet zijn
komen opdagen. De beslagrechter heeft de procedure geldig verklaard en de notaris aangesteld.
Zie ook : Luik, 1 oktober 1998, J.T. 1999, 330, Proces & Bewijs, 1999, 55.
In dezelfde zin zou een schuldeiser deze minnelijke schikking dus nog kunnen ondernemen nadat de notaris werd
aangesteld om een vordering tot nietigverklaring in het verdere verloop van de procedure te beletten.
78
R. STEENNOT, “Hypothecaire kredietovereenkomsten op afstand”, in Hypothecair krediet, C. BIQUETMATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 251 e.v.
79
A. VAN VELTEN, Klik zei de muis en weg was het huis, reeks Ars Notariatus, nr. 142, Kluwer, 2009.
80
M. TISON, “Virtuele financiële dienstverlening (e-banking en e-trading) : een transactionele benadering”, in
Privaatrecht in de reële en virtuele wereld. Postuniversitaire cylclus Willy Delva 2000-2001, Kluwer, 2001, 306.
81
Behoudens bij inpandgave van het kapitaal voor nog op te nemen bedragen bij bouw- of verbouwingswerken
overeenkomstig art. 17 WHK.
24
beschikking van de ontlener gesteld worden vermits de geldlening een zakelijk
contract is.82
62. Art. 14 WHK, dat stelt dat de kredietgever voor de ondertekening van de
kredietovereenkomst aan de kandidaat-kredietnemer een schriftelijk aanbod moet
overmaken dat alle contractvoorwaarden bevat en de geldigheidsduur van het
aanbod vermeldt, verzet zich niet tegen een elektronisch aanbod en het feit dat de
kredietovereenkomst op elektronische wijze (met name ondertekend via een
elektronische handtekening ; art. 1322, lid 2 B.W.) tot stand zou komen.83
De antiwitwaswetgeving, die aan kredietgevers de identificatieverplichting van
kredietnemers oplegt, belet evenmin dat er op elektronische wijze wordt
gecommuniceerd voor zover de klant zich met zijn elektronische identiteitskaart
kan identificeren.84
Toch manen wij aan voorzichtig te blijven. Een woonkrediet afsluiten is iets
anders dan een lottoformulier invullen of boodschappen doen via het internet.
Persoonlijk contact is belangrijk en laat toe indringende vragen te stellen waarop
men niet ontwijkend kan antwoorden van achter zijn computer. Lichaamstaal is
iets wat men niet kan vervangen door computers.
63. De wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen (1) 85 heeft de artikelen 12,
13, 20, 21, 26 en 29 van de Notariswet alsook art. 1317 van het Burgerlijk
Wetboek gewijzigd, waardoor er een wettelijke basis werd gecreëerd voor de
redactie van authentieke akte in gedematerialiseerde vorm.
Het heringevoerde art. 18 van de Notariswet houdt de oprichting in van een
notariële aktenbank, afgekort « NABAN », waarin de minuten van alle
gedematerialiseerde akten worden bewaard.
Al deze artikelen treden in werking op een datum bepaald door de Koning.
De NABAN wordt onder het bestuur geplaatst van de Nationale Kamer van
Notarissen, die er die de uitwerking en het operationele beheer van kan delegeren
aan de Koninklijke Federatie van het Belgische notariaat. Binnen de vijf dagen na
het verlijden van de akte moet hetzij de gedematerialiseerde akte, hetzij het
gedematerialiseerd afschrift van de akte die op papier is verleden, worden
gedeponeerd en opgenomen in de NABAN. Dit afschrift heeft dezelfde
bewijswaarde als de eerste uitgifte van de minuut op papier.
Van zodra de NABAN operationeel zal zijn wordt de notaris ontheven van de
verplichting tot materiële bewaring van de minuut van door hem verleden
gedematerialiseerde akten, en dit van zodra hij het ontvangstbericht van de
NABAN heeft ontvangen ; de NABAN is een authentieke bron voor deze akten.
Het is de bedoeling dat iedere burger online, via zijn elektronische
identiteitskaart, zijn eigen akten zal kunnen consulteren via de NABAN.
82
B. DU LAING verdedigt in dit verband een andere dan de traditionele opvatting in zijn proefschrift
(Geld)lening en krediet(opening) : Theoretische grondslagen en praktische gevolgen van de verbruiklening van
geld op interest als gemeenrechtelijke onmiddellijke thesauriekredietovereenkomst, Die Keure, 2005.
83
A. VAN INGELGEM, “Art. 14 Wet Hypothecair Krediet”, in Artikelsgewijze Commentaar Bijzondere
Overeenkomsten, Kluwer, losbl.
84
R. STEENNOT, “Hyothecaire kredietovereenkomsten op afstand”, in Hypothecair krediet, C. BIQUETMATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 259 e.v., die evenwel
praktische bezwaren aanhaalt (zoals het ontbreken van een kaartlezer bij de meeste consumenten, wat m.i.
minder en minder het geval is).
85
B.S. 19 mei 2009.
25
Dit dossier is prioriteit voor het notariaat. 86
Ook bij de gedematerialiseerde authentieke akte blijft de persoonlijke
verschijning voor de notaris essentieel ; het is enkel het instrumentum van de akte
dat verandert.
§16. Controle van de hypotheekondernemingen
64. Titel II WHC handelt over controle van de hypotheekondernemingen en de
tussenpersonen bij hypothecair krediet.
Hypotheekondernemingen worden in art. 37 WHC gedefinieerd als personen
die hoofdzakelijk of aanvullend hun gewoon beroep van hypothecaire
kredietverrichtingen zoals bedoeld in art. 1.
Op 1 januari 2004 werd de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV)
geïntegreerd in de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) onder de
nieuwe benaming Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen
(CBFA). 87
De financiële crisis heeft de noodzaak blootgelegd om de functionering van de
financiële markten, deze van de financiële instellingen en de architectuur van het
prudentieel toezicht te verbeteren. De autoriteiten, belast met de financiële
regelgeving in België, in Europa en overal ter wereld, hebben lessen getrokken uit
de crisis en belangrijke hervormingen doorgevoerd. De Belgische wetgever heeft
aldus beslist om de organisatie van het prudentieel toezicht te herzien en de
toezichtarchitectuur van de Belgische financiële sector in dezelfde richting te laten
evolueren als de hervormingen doorgevoerd in verschillende andere Europese
landen.
De wetgever heeft derhalve geopteerd om over te gaan van een geïntegreerd
toezichtmodel naar een bipolair model, het zogenaamde Twin Peaks-model,
teneinde de integratie tussen het micro- en macroprudentieel toezicht te versterken
met speciale aandacht voor het systeemrisico. Dit bipolaire model dient, op
structureel gebied, gestalte te geven aan de twee hoofddoelen van het financiële
toezicht en wordt vanaf 1 april 2011 als volgt uitgevoerd:
- de Nationale Bank van België (NBB) is verantwoordelijk voor de handhaving
van de macro- en micro-economische stabiliteit van het financiële stelsel. De
NBB is voortaan derhalve, naast het macroprudentieel toezicht, eveneens belast
met het individuele prudentiële toezicht op de actoren van het financiële stelsel die
cliëntengelden mogen aanhouden (het microprudentieel toezicht). De Bank ziet
aldus toe op het verzekeren van de financiële soliditeit van de financiële
instellingen onder haar controle, dankzij vereisten aangaande solvabiliteit,
liquiditeit en de rendabiliteit van deze instellingen in het bijzonder;
- de FSMA 88 (voorheen de CBFA) behoudt haar traditionele opdracht om toe
te zien op de goede werking, de transparantie en de integriteit van de financiële
markten alsook om het toezicht uit te oefenen op het onrechtmatig aanbieden van
producten en financiële diensten, en breidt haar actieterrein uit naar het relatief
86
E-notariaat, bericht nr. 6057 van 13 juli 2009.
Art. 1 K.B. 25 maart 2003 tot uitvoering van art. 45 § 2 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het
toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, B.S. 4 september 2002, tweede editie.
87
88
FSMA betekent “Financial Services and Markets Authority”, in het Nederlands “Autoriteit voor financiële
diensten en markten”, in het Frans “Autorité des services et marchés financiers”.
Zie : www.fsma.be
26
nieuwere gebied van het toezicht op de naleving van de gedragsregels waaraan de
financiële tussenpersonen onderworpen zijn teneinde een loyale, billijke en
professionele behandeling van hun klanten te waarborgen.
Deze nieuwe structuur werd ingevoerd door de wet van 2 juli 2010 tot
wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de
financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot
vaststelling van de organiek statuut van de Nationale Bank van België 89 en door
het koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtarchitectuur voor de
financiële sector van 3 maart 2011.90
65. Alle hypotheekondernemingen zijn onderworpen aan de controle van de FSMA:
a) a priori, bij de inschrijving (art. 43 WHK) of registratie (art. 43bis WHK)
van de onderneming of bij vragen tot wijziging van ingeschreven documenten
bestemd voor het publiek zoals prospectus, tarief, aanvraagformulier en
vestigingsakte ; deze controle slaat op de wettelijkheid, de duidelijkheid en de
ondubbelzinnigheid daarvan;
b) permanent, bijvoorbeeld op klacht van een kredietnemer of op eigen
initiatief, door te onderzoeken of de onderneming zich houdt aan de wet en haar
uitvoeringsbesluiten.91
66. Hypotheekondernemingen moeten zich vooraf inschrijven bij de FSMA. Sedert
26 maart 1994 is hierop een uitzondering voorzien voor ondernemingen uit een
andere EU-lidstaat. Ingevolge het beginsel van de vrije vestiging en het vrij
dienstenverkeer van de tweede Bankrichtlijn van 15 december 1989 voerde art. 1
van de Wet van 11 februari 2004 immers art. 43bis WHK in dat deze materie
regelt. Voor hypotheekondernemingen van een andere EU-lidstaat die in België
via een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten hypothecaire
kredietovereenkomsten willen sluiten is een registratie voldoende voor zover zij
in hun land van herkomst hypothecaire kredieten mogen verschaffen.
67. De CBFA, voorloper van de huidige FSMA, heeft in de loop der jaren via
verordeningen (art. 39 § 2 WHK), publicaties (art. 39 § 3 WHK) en
omzendbrieven of circulaires (niet bij wet geregeld maar uit de praktijk ontstaan)
aan de hypotheekondernemingen bepaalde verplichtingen en verbodsbepalingen
opgelegd om hun verrichtingen in overeenstemming te brengen met de wet, haar
uitvoeringsbepalingen en het algemeen belang. Daarnaast worden informatieve
brieven verstuurd, enquêtes uitgevoerd en informele contacten onderhouden met
de beroepssector. 92
§17. Overdracht van de hypothecaire schuldvorderingen93
89
B.S. 28 september 2010, met gefaseerde inwerkingtreding.
B.S. 9 maart 2011, met gefaseerde inwerkingtreding.
91
P. HEYMANS, , o.c., 114 e.v.
92
P. HEYMANS, , o.c., 122 e.v.
93
R. FRANSIS, “Het mobiliseren van hypothecaire schuldvorderingen”, in Hypothecair krediet, C. BIQUETMATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 725 e.v.; P.
HEYMANS, , o.c., 147 e.v.; I. PEETERS, “Overdracht van schuldvorderingen en effectisering. Raakpunten met
de notariële praktijk”, in Zekerheden, beslag- en faillissementsrecht in de notariële praktijk, Die Keure, 1998,
287 e.v.
90
27
68. Ingevolge art. 5 Hyp.W. dient de overdracht, de indeplaatsstelling, de
inpandgeving en de rangafstand van een ingeschreven bevoorrechte of
hypothecaire schuldvordering voort te vloeien uit de in art. 2 Hyp.W. bedoelde
akten en te worden gekantmeld om te kunnen worden tegengeworpen aan derden.
Daarnaast dient de kennisgeving aan de gecedeerde schuldenaar te gebeuren
overeenkomstig art. 1690 B.W.
Deze formaliteiten staan effectisering van hypothecaire schuldvorderingen in
de weg. Het betreft hier een techniek waarbij schuldvorderingen voortspruitend uit
hypothecaire kredieten worden overgedragen aan een daartoe speciaal opgericht
vehikel, het zogenaamde Special Purpose Vehicle, hierna “SPV”, dat zich op zijn
beurt financiert door de uitgifte van effecten die op de markt worden geplaatst.
Deze effecten vormen de tegenwaarde van de schuldvorderingen. 94
69. Naast het institutioneel kader, waarop hier niet verder wordt ingegaan, werd in art.
51 WHK een soepel, van het gemeenrecht afwijkend, regime voor de met de
effectiseringsoperatie
gepaard
gaande
overdracht
van
hypothecaire
schuldvorderingen ingevoerd, waardoor art. 5 Hyp.W. buiten spel werd gezet. De
overdrachtsakte hoeft niet authentiek te zijn en evenmin geregistreerd aan het
evenredig registratierecht van 1 %, en er is geen kantmelding op het
hypotheekkantoor. Er is een speciaal regime voor de overdracht van voorschotten
binnen een kredietopening en hun rangorde (art. 51 § 2 WHK). Tenslotte kan de
notaris overgaan tot het ondertekenen van de (eenzijdige) akte van (volledige of
gedeeltelijke) opheffing als hij over het akkoord van de overnemer beschikt samen
met een voor eensluidend verklaard woordelijk uittreksel van de onderhandse akte
van overdracht (art. 51 § 3 WHK).95
Deze door art. 5 Hyp.W. voorziene kantmelding is eveneens afgeschaft bij
fusie en splitsing van vennootschappen (art. 671 e.v. W. Venn.), alsook in geval
van fusie, overneming, splitsing, inbreng of verkoop van de hypothecaire
bedrijvigheid door een hypotheekonderneming (art. 53 WHK).
70. De uit de Verenigde Staten overgewaaide kredietcrisis had alles te maken met de
subprimes, rommelkredieten die onder meer door de Amerikaanse
overheidsinstellingen Fannie Mae 96 en Freddy Mac 97 werden verpakt in
obligaties die uiteindelijk waardeloos bleken te zijn. Er werd immers, onder
impuls van een verregaande liberalisering, historisch lage rentevoeten, een
toename van de hoeveelheid liquiditeiten in het financiële systeem, een beperkt
nazicht van de solvabiliteit van de kredietnemers 98 en de ontwikkeling van een
groot aantal nieuwe hypotheekvormen 99 massaal krediet verleend aan om het
94
P. HEYMANS, , o.c., 147.
Dit afschrift of uittreksel moet niet aan de akte van opheffing worden gehecht; het betreft loutere
stavingsstukken die niet moeten worden geregistreerd (I. PEETERS, “Overdracht van schuldvorderingen en
effectisering. Raakpunten met de notariële praktijk”, in Zekerheden, beslag- en faillissementsrecht in de
notariële praktijk, Die Keure, 1998, 351).
96
Een acroniem voor Federal National Mortgage Association, afgekort FNMA.
97
Een acroniem voor Federal Home Loan Mortgage Corporation, afgekort FHLMC.
98
De verificatie van inkomensgegevens van hypotheekaanvragers werd versoepeld, variërend van het hanteren
van summiere inkomensgegevens (low-doc loan) tot het geheel afzien van verificatie (no-doc loan).
99
Er werd massaal overgegaan tot het verstrekken van een hoger kredietbedrag in verhouding tot de waarde van
het onderpand, waarbij tevens de aankoopkosten werden gefinancierd (piggyback loan), tot het hanteren van een
lage aanvangsrente die na enige tijd zou stijgen (step-up loan) en het hanteren van de mogelijkheid gedurende
de eerste periode de rente slechts gedeeltelijk te betalen waarbij het niet-betaalde deel aan de hoofdsom werd
toegevoegd (negative amortization loan of pay-option loan). Verder werd, aanmerkelijk meer dan voorheen,
95
28
even wie, en als het krediet niet werd afbetaald verkocht de bank (zonder veel
blabla) het gehypothekeerde goed. Zolang de huizenprijzen in de lift zaten geen
probleem, maar van zodra de markt begon te sputteren ontplofte de ene zeepbel na
de andere, met het gekende gevolg.
In België is het nooit zo ver kunnen komen omwille van de dwingende
wettelijke regeling vervat in de WHK en de gezonde bankenpraktijk die steevast
een bepaald percentage aan eigen middelen eist alvorens een hypothecair krediet
toe te staan, wat in de Verenigde Staten niet het geval was. Bovendien bestaat er
bij ons een goed institutioneel kader inzake effectisering van hypothecaire
schuldvorderingen dat misbruiken voorkomt, aanvankelijk opgenomen in de Wet
van 4 december 1990 op de financiële markten en de financiële transacties en
thans vervat in de Wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van
collectief beheer van beleggingsportefeuilles.100
§18. Aspecten van familiaal vermogensrecht101
71. Hierna volgt een summiere opsomming van enkele bepalingen uit het familiaal
vermogensrecht die raakvlakken vertonen met de WHK :
a) art. 215 B.W. vereist de instemming van de partner niet-eigenaar waarmee
de kredietnemer gehuwd is of wettelijk samenwoont van zodra er over de
gezinswoning wordt beschikt of deze in hypotheek wordt gegeven, behoudens
machtiging door de rechtbank. De andere partner wordt hierdoor geen
contractspartij zodat deze instemming desgevallend ook onderhands kan gegeven
worden. De sanctie bij miskenning van deze bepaling is de relatieve nietigheid
(art. 224 § 1, 1° B.W.), die door deze partner moet gevorderd worden binnen een
termijn van 1 jaar na kennisname van de handeling (art. 224 § 2 B.W.);
b) art. 224 B.W. bepaalt dat persoonlijke zekerheden gesteld door één der
echtgenoten (wettelijk samenwonenden worden hier dus niet geviseerd) die de
belangen van het gezin in gevaar brengen vernietigbaar zijn op verzoek van de
andere echtgenoot, voor zover de vordering binnen 1 jaar na kennisname wordt
ingesteld (art. 224 § 2 B.W.). Zakelijke zekerheden, zoals de hypotheekstelling,
worden hier dus niet bedoeld;
c) art. 1418 B.W. bepaalt dat, onverminderd de eventuele toepassing van art.
1417 B.W. (noodzakelijke handelingen voor de uitoefening van een beroep), de
toestemming van beide echtgenoten vereist is om, onder meer, voor hypotheek
vatbare goederen met zakelijke rechten te bezwaren en een lening aan te gaan.
Deze bepaling geldt uiteraard niet voor echtgenoten gehuwd onder een stelsel van
scheiding van goederen en, a fortiori, ook niet voor wettelijk samenwonenden. De
sanctie bestaat erin dat de lening wordt aanzien als een eigen schuld (art. 1407,
derde lid B.W.) zodat het verhaalsrecht van de schuldenaar beperkt is tot het eigen
vermogen en de inkomsten van de echtgenoot-schuldenaar (art. 1409 B.W.);
bovendien kan de andere echtgenoot, op voorwaarde dat hij een wettig belang kan
aantonen, de nietigverklaring vorderen (art. 1422, 1° B.W.), en dit binnen 1 jaar
na kennisname (art. 1423 B.W.). Indien de schuld wordt aangegaan in het
gekozen voor een hypotheek met variabele rente (adjustable rate mortgage of ARM), waardoor de rente
gedurende een klein aantal jaren vast stond en daarna variabel werd (b.v. de "2/28" of "5/25" formules).
100
B.S. 9 maart 2005.
101
F. BUYSSENS, “Aspecten van familiaal vermogensrecht”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU
en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 869 e.v.
29
uitsluitend belang van het eigen vermogen is de toestemming van de andere
echtgenoot evenwel niet vereist (art. 1407, eerste lid en 1425 B.W.) ; in dat geval
blijft de verhaalbaarheid van de schuldeiser ook beperkt tot het eigen vermogen en
de inkomsten van de echtgenoot-schuldenaar (art. 1409 B.W.).
72. Voor echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel die in een
echtscheidingsprocedure zitten en reeds in eigen naam een (ander) onroerend goed
willen verwerven, al dan niet samen met een nieuwe partner, kan in de praktijk
een oplossing geboden worden via de tussenkomst van de andere echtgenoot in de
aankoop- en kredietakte, niet als koper en kredietnemer maar om te voldoen aan
de bepalingen van art. 1418 B.W., met dien verstande dat het aldus verkregen
goed geacht wordt een eigen goed te zijn en de schuld eveneens voor het geval en
van zodra de echtscheiding doorgang vindt. Voorwaarde is wel dat de vordering is
ingesteld (EOO) of partijen zijn verschenen voor de rechtbank (EOT), aangezien
de echtscheiding tussen echtgenoten, wat hun goederen betreft, terugwerkt tot op
dat moment.102
Hierna volgt een modelclausule voor dergelijke tussenkomst :
Artikel #.
De kredietnemer, de Heer/#Mevrouw #, in huwelijk met Mevrouw/#de Heer #,
voornoemd, verklaart het hierna beschreven goed in voordeel van de kredietgever
te hypothekeren tot waarborg van de terugbetaling van al de bedragen die aan
deze laatste verschuldigd zijn.
TUSSENKOMST.
Is hier tussengekomen:
Mevrouw/#de Heer #, #, geboren te # op #, wonende te #,
echtgenote/#echtgenoot van de Heer/#Mevrouw #, die bevestigt dat een procedure
echtscheiding door onderlinge toestemming werd ingeleid tussen haar/#hem en
haar/#zijn echtgenoot/#echtgenote bij verzoekschrift van # en dat een eerste
verschijning plaatshad voor de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te
# op # 201# en # (#ofwel: dat een vordering tot echtscheiding werd ingesteld door
# tegen # op # voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te #).
De Heer/#Mevrouw # verklaart overeenkomstig artikel 1418 van het Burgerlijk
Wetboek in te stemmen met het krediet dat bij onderhavige akte wordt aangegaan
door Mevrouw/#de Heer # en met de hypotheekstelling zoals hiervoor gemeld.
De Heer/#Mevrouw # verklaart te weten dat onderhavig krediet een eigen
schuld is van Mevrouw/#de Heer # en slechts op zijn/#haar vermogen kan
verhaald indien en van zodra de echtscheiding waarvan de procedure thans
lopende is wordt voltrokken.
Indien de echtscheiding, waarvan de procedure thans lopende is, niet zou
voltrokken worden, verklaart de Heer/#Mevrouw # te weten dat de ingevolge deze
akte door haar/#zijn echtgenoot/#echtgenote aangegane verbintenissen een
gemeenschappelijke schuld uitmaken.
§19. De woonbonus103
102
Bij de echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (EOO) is er terugwerkende kracht
tot op de dag waarop de (eerste) vordering is ingesteld (art. 1278, tweede lid Ger.W.). Bij de echtscheiding door
onderlinge toestemming (EOT) is er terugwerkende kracht tot op de dag van de (eerste) persoonlijke
verschijning van partijen (art. 1304, tweede lid Ger.W.).
103
P. HEYMANS, , o.c., 298 e.v.
30
73. De (federale) woonbonus of aftrek enige eigen woning, ingevoerd door de
programmawet van 24 december 2004 104 en op een aantal punten verduidelijkt
door de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (1) 105 heeft
vanaf aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) belangrijke impulsen gegeven aan de
hypothecaire kredietverlening in België, met een uniforme belastingaftrek voor
alle nieuwe kredieten dienstig voor de enige eigen woning.
Vanaf 1 januari 2015 worden de gewesten bevoegd voor de woonbonus, maar
kredieten die tot 31 december 2014 zijn afgesloten vallen (voor de volledige duur)
nog onder de federale regeling.
Voor de oude kredieten gold de klassieke, beperkte fiscale aftrek, weliswaar
verhoogd voor bouw- en bepaalde verbouwingswerken.
Nieuwe kredieten zijn hypothecair gewaarborgde kredieten 106 afgesloten vanaf
1 januari 2005 met betrekking tot de enige eigen woning van de belastingplichtige
op een moment dat er voor die woning geen bestaand krediet meer loopt dat
daarvoor werd afgesloten. Is er nog wel een dergelijk (bestaand) krediet, dan geldt
ook voor het nieuwe krediet dat voor verbouwingswerken zou zijn afgesloten de
oude regeling, tenzij de belastingplichtige definitief en onherroepelijk kiest voor
de woonbonus ; dit geldt ook voor wederopnames.107
74. De enige woning is de woning die op 31 december van het jaar van het krediet de
enige woning is van de belastingplichtige.
Met woning wordt iedere wooneenheid bedoeld, dus ook een appartement.
Men houdt geen rekening met andere woningen waarvan de kredietnemer
ingevolge erfenis mede-eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is.
Van zodra men blote eigenaar of vruchtgebruiker is van een andere woning
ingevolge aankoop of schenking, zelfs in onverdeeldheid (met b.v. broers en
zussen), kan men niet meer genieten van de woonbonus bij een later krediet.
75. In de praktijk moet men dus goed opletten met allerlei vruchtgebruikconstructies.
Als de ouders bijvoorbeeld een appartement kopen voor het vruchtgebruik
waarvan de blote eigendom wordt gekocht door de kinderen (omwille van
successieplanning), dan betekent dit dat de kinderen bij een later krediet dat zij
aangaan ter financiering van de aankoop van hun eigen woning niet meer kunnen
genieten van de woonbonus ! Verwerft men nadien een tweede woning, dan
behoudt men de bestaande woonbonus ; wel vervalt, vanaf het jaar van de
verwerving van de tweede woning, de extra aftrek (waarop men in de eerste 10
jaar van het krediet recht heeft). Om de basisaftrek te behouden is het niet nodig
om in de eerste woning te blijven wonen; men mag naar de tweede woning
verhuizen.
76. Een mildering is voorzien voor een kredietnemer die een tweede woning koopt in
afwachting van de verkoop van zijn eerste woning. Hij kan toch van de
woonbonus genieten indien kan bewezen worden dat de eerste woning op 31
104
B.S. 31 december 2004, tweede editie.
B.S. 30 december 2005, tweede editie.
106
Een hypothecaire volmacht is dus niet voldoende om van de woonbonus te kunnen genieten.
Merk het onderscheid op met het toepassingsgebied van de WHK, die ook betrekking heeft op kredieten
waarvoor slechts een hypothecaire volmacht werd verleend als waarborg.
107
In de praktijk wordt het oude krediet niet meer vermeld op de belastingaangifte.
Als er een gezamenlijke aanslag is (bij gehuwden of wettelijk samenwonenden) moeten beide partners dezelfde
keuze maken.
105
31
december van het jaar van het nieuwe krediet te koop is aangeboden (b.v. via
publiciteit op het internet of in advertenties) en uiterlijk op 31 december van het
volgende jaar is verkocht.
De tweede woning kan in België of in het buitenland gelegen zijn.
De voorwaarde van de enige woning wordt bij echtgenoten en wettelijk
samenwonenden afzonderlijk beoordeeld, wat kan betekenen dat één partner de
aftrek wel en de andere niet kan genieten.
77. De eigen woning is de woning die de belastingplichtige zelf bewoont, behoudens
beroepsredenen of redenen van sociale aard. 108
De belastingplichtige heeft evenwel de tijd tot 31 december van het tweede jaar
volgend op het jaar van het krediet om aan zijn bewoningsverplichting te voldoen
indien wettelijke of contractuele belemmeringen of de stand van de bouw- of
verbouwingswerkzaamheden hem dit onmogelijk maken. 109 Nadien geldt de
klassieke aftrek.
78. De woonbonus wordt toegestaan voor interesten en betalingen voor de aflossing
of wedersamenstelling van het kapitaal van een hypothecair krediet en bijdragen
voor een schuldsaldoverzekering, voor zover het krediet specifiek is aangegaan
voor het verwerven of behouden van een in België gelegen enige eigen woning,
met een duur van minimum 10 jaar, aangegaan bij een in de Europese
Economische Ruimte 110 gevestigde instelling.
Het verwerven of behouden omvat :
- de aankoop van een woning, desgevallend ook de overname bij een uit
onverdeeldheidtreding (b.v. na echtscheiding of einde relatie);
- het bouwen van een woning;
- het aangaan van een krediet om de successierechten (of schenkingsrechten)
van een geërfde of gekregen woning te betalen, met uitzondering van de
verwijlinteresten;
- het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van een woning of het verbouwen van
een gebouw tot woning, voor zover het werken betreft beschreven in rubriek
XXXI van tabel A van de bijlage bij het K.B. nr. 20 van 20 juli 1970 tot
vaststelling van de tarieven van de BTW en tot indeling van de goederen en de
diensten bij die tarieven.111
79. Men geniet dus géén aftrek voor een krediet om een bouwgrond te verwerven of te
behouden, zodat men hiervoor best eigen middelen gebruikt of een krediet
gewaarborgd door een hypothecaire volmacht (vermits het, vanuit fiscaal
oogmerk, geen zin heeft hiervoor kosten voor hypotheekstelling te maken). De
aftrek geldt voor de volle eigenaar, de vruchtgebruiker, de opstalhouder en de
108
Art. 12 § 3 lid 3 WIB 1992.
Art. 115 WIB 1992.
110
De EER bestaat uit de EU, Ijsland, Liechtenstein en Noorwegen.
111
Concreet gaat het om bijna alle mogelijke verbouwingswerken (inclusief binnen- en buitenschilderwerk en
behangwerken), met uitsluiting van de volgende werken :
1) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die geen betrekking hebben op de eigenlijke
woning, zoals bebouwingswerkzaamheden, tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;
2) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot voorwerp hebben de bestanddelen of een
gedeelte van de bestanddelen van zwembaden, sauna’s, midget-golfbanen, tennisterreinen en dergelijke
installaties.
109
32
erfpachter ; een blote eigenaar heeft geen recht op aftrek (omdat er ook geen
belastbaar inkomen komt uit dit onroerend goed bij de blote eigenaar; als het
eigendomsrecht wordt gesplitst tussen blote eigendom en vruchtgebruiker is de
vruchtgebruiker immers de belastingplichtige en heeft hij dus ook recht op aftrek).
80. Bij echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel volstaat het dat één der
echtgenoten eigenaar is opdat ze allebei de woonbonus kunnen genieten, op
voorwaarde uiteraard dat ze allebei kredietnemer zijn. Desgevallend kan een
echtgenoot die het krediet niet mee had ondertekend via een latere gemeenmaking
medekredietnemer worden zodat hij/zij ook recht heeft op aftrek. Is een
echtgenoot noch eigenaar noch medekredietnemer, dan is er geen recht op aftrek.
Wettelijk samenwonenden moeten allebei eigenaar zijn om beiden van de
woonbonus te kunnen genieten; dit kan desgevallend worden bewerkstelligd door
de inbreng in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (die slechts
onderworpen is aan het algemeen vast registratierecht van 25 euro).112
81. Tot en met aanslagjaar 2000 (inkomsten 1999) was het afsluiten van een
schuldsaldoverzekering een voorwaarde om van het belastingvoordeel inzake de
kapitaalaflossingen te kunnen genieten conform artikel 145-5 WIB 1992. Vanaf
aanslagjaar 2001 (inkomsten 2000) is dit niet meer het geval, gelet op de Wet van
17 mei 2000 tot wijziging van de artikelen 145-1 en 145-5 WIB 1992 113, ook
voor kredieten afgesloten vóór de inwerkingtreding van deze wet.
Vanaf aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) moet men niet langer de echtgenoot
of wettelijk samenwonende partner dan wel een bloedverwant tot in de tweede
graad aanduiden om de premies van de schuldsaldoverzekering fiscaal te kunnen
aftrekken (zoals dat voorheen het geval was) ; in hun plaats zijn de personen
gekomen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het
vruchtgebruik van de woning in kwestie verwerven. 114
Vermits de aflossingen voor kapitaal en interesten doorgaans voldoende hoog
zijn om de woonbonus te optimaliseren heeft men er dan ook maar uiterst zelden
belang bij ook nog premies voor een schuldsaldoverzekering af te trekken, tenzij
men op het einde van het jaar bijvoorbeeld nog een eenmalige premie zou betalen
(maar dat zal eerder de uitzondering zijn dan de regel).
De notaris kan kredietnemers die een woonkrediet afsluiten adviseren geen
aftrek toe te passen voor levensverzekeringspremies, en niet elkaar maar de bank
als begunstigde van de levensverzekering aan te duiden zodat er bij uitkering van
deze verzekering in hoofde van de langstlevende geen belasting moet betaald
worden (fictieve omzettingsrente ingevolge art. 169 WIB 1992 115).
82. De woonbonus geeft voor het inkomstenjaar 2014 (aanslagjaar 2015) recht op een
basisaftrek van 2.280 euro, verhoogd met 760 euro gedurende de eerste 10 jaar en
112
CSW – Dossier 6368 (Inbreng van een onroerend goed in een intern gemeenschappelijk vermogen van
wettelijk samenwonenden – Registratierecht), met verslag van Jozef DECUYPER, die verwijst naar de de
administratieve beslissing van 17 april 2009, nr. E.E./102.944, opgenomen in het Repertorium R.J., R.14/12-01.
113
B.S. 16 juni 2000, err. B.S. 12 augustus 2000.
114
Dit is o.m. een oplossing voor zij die (rechten in) een woning verkrijgen ingevolge een aanwasbeding.
115
Het bedrag van deze fictieve rente is afhankelijk van de leeftijd van de begunstigde: het bedrag van het
verzekerd kapitaal moet vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt die varieert van 1 tot 5 % conform art. 73
K.B. W.I.B. 1992 en moet aangegeven worden in de personenbelasting gedurende een termijn van 13 jaar
(behalve wanneer de coëfficiënt gelijk is aan 5, met name als de begunstigde 56 jaar of ouder is, in welk geval
deze termijn 10 jaar bedraagt) (art. 169 § 2 W.I.B. 1992).
33
met 80 euro voor het geval men 3 of meer kinderen ten laste heeft. Voor 2
kredietnemers betekent dit, gedurende de eerste 10 jaar, samen 6.080 euro fiscale
aftrek per jaar, wat toch niet te versmaden is.
De fiscus betaalt dus wel degelijk mee voor de woning die men verwerft of
behoudt, zonder van de andere fiscale aftrekmogelijkheden (bijvoorbeeld voor
energiebesparende uitgaven) te spreken.
In functie van het kredietbedrag en de duur van het krediet komt men, bij een
krediet met een duur van 25 jaar door 2 kredietnemers, aan de maximale aftrek
(van kapitaal en interesten) bij een hypothecair krediet van 80.000 euro. Gelet op
de jaarlijkse indexering van de aftrekbare bedragen kan men eventueel een marge
nemen, maar alles wat men boven de 90.000 euro hypothecair laat waarborgen
kan men fiscaal sowieso niet optimaliseren en laat men beter waarborgen met een
hypothecaire volmacht. Moesten de aftrekbare bedragen in de toekomst verhogen
kan deze volmacht nog in een hypotheek worden omgezet.
§20. De kosteloze borgtocht116
83. De Wet van 3 juni 2007 met betrekking tot de kosteloze borgtocht 117, hierna
“WKB”, heeft aantal stringente, dwingende bepalingen ingevoerd in het
Burgerlijk Wetboek die tot een betere bescherming en grotere bewustmaking van
de kosteloze borg moeten leiden, te weten de artikelen 2043bis tot 2043octies.
84. Art. 2043bis B.W. definieert de kosteloze borgtocht als de handeling waarmee een
natuurlijke persoon kosteloos een hoofdschuld verzekert ten gunste van een
schuldeiser. De kosteloze aard van de borgtocht slaat op het ontbreken van enig
economisch voordeel, zowel rechtstreeks als indirect, dat de borg kan genieten
dankzij de borgtocht.
Wij kennen allemaal het voorbeeld van jonge mensen die een woning kopen
maar daarvoor niet over voldoende middelen beschikken. De fiere ouders komen
dan over de brug, ofwel met een bepaalde som die wordt geïnvesteerd in de
woning (eigen middelen), ofwel via een persoonlijke borgstelling voor het
hypothecair krediet, ofwel via een combinatie van beiden.
Zijn daarentegen geen kosteloze borgen :
- de partner bij een koppel die niet mee koopt maar zich voor zijn (haar)
vriend(in) borg stelt om het krediet te kunnen verkrijgen aangezien de koperkredietnemer zelf over onvoldoende terugbetalingscapaciteiten beschikt en de
kredietgever een bijkomende (persoonlijke) waarborg eist. Vermits deze partner
een voordeel heeft uit de bewoning van het goed kan hij (zij) na een breuk in de
relatie geen beroep doen op de bescherming van de WKB;
- de zaakvoerder of bestuurder van een vennootschap die zich borg stelt voor
de schulden van zijn vennootschap.
116
E. DIRIX, “De kosteloze borgtocht”, R.W. 2007-08, 218 e.v.; P. HEYMANS, , o.c., 104 e.v.; M.
VANDENBOGAERDE, “Hoofdelijkheid (als zekerheid) versus (hoofdelijke) borgtocht”, in Hypothecair
krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010,
535 e.v.
117
B.S. 27 juni 2007, in werking getreden op 1 december 2007. De wet is enkel van toepassing op de na die
datum gesloten borgtochtovereenkomsten (art. 11).
34
85. De kosteloze borgtocht moet het voorwerp uitmaken van een geschreven
overeenkomst die verschilt van de hoofdovereenkomst, waarvan de duur 5 jaar
niet mag overschrijden, bevattende de handgeschreven vermelding « door me borg
te stellen voor ... voor de som beperkt tot ... (in cijfers) als dekking van de betaling
van de hoofdsom en interesten voor een duur van ..., verbind ik me ertoe aan de
schuldeiser van ... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en
inkomsten, indien, en in de mate dat, ... er niet zelf aan heeft voldaan » (art.
2043quinquies B.W.).
86. De omvang van de borgtocht wordt beperkt tot de som die is vermeld in de
overeenkomst, verhoogd met interesten tegen de wettelijke of conventionele rente
zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50 % van de hoofdsom.
Bovendien kan er op straffe van nietigheid geen borgtocht worden afgesloten
waarvan het bedrag kennelijk niet in verhouding is tot de
terugbetalingsmogelijkheden van de borg, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld
moet worden in het licht van de roerende en onroerende goederen en inkomsten
van deze laatste (art. 2043sexies B.W.).
87. In geval van regelmatige uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar
brengt de schuldeiser de borg daar op zijn minst een keer per jaar van op de
hoogte. Elke mededeling inzake niet uitvoering die wordt gedaan aan de
schuldenaar door de schuldeiser met betrekking tot de betaling van de schuld moet
gelijktijdig en in dezelfde vorm worden gedaan aan de borg. Bij gebrek daaraan
kan de schuldeiser zich niet beroepen op de aangroei van de schuld, vanaf de
datum waarop hij ter zake in gebreke blijft (art. 2043septies B.W.).
88. De verbintenissen van de erfgenamen van een borg inzake de borgtocht zijn
beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt. Niettegenstaande enige
andersluidende overeenkomst bestaat er geen hoofdelijkheid tussen de
erfgenamen van een borg voor de verbintenissen van de borg (art. 2043octies
B.W.).
89. Sedert de inwerkingtreding van de WKB stellen wij in de notariële praktijk vast
dat de kosteloze borgtocht bij kredietovereenkomsten onderworpen aan de WHK
is verdwenen of werd vervangen door de “borg” als “medeschuldenaar” te laten
tekenen, die dan hoofdelijk met de “hoofdschuldenaar” is verbonden. De
kredietovereenkomst kwalificeert daarbij alle partijen als kredietnemers.
Hoewel het niet aan de notaris toekomt om de aard van deze tussenkomst in de
kredietovereenkomst te herkwalificeren als een borgtocht (wat de rechter
eventueel wel kan doen bij een later geschil) dient hij de partijen te wijzen op de
gevolgen hiervan, met name het feit dat de medeschuldenaar niet-eigenaar zich
niet kan beroepen op de bescherming van de WKB. 118
In de rechtsleer is reeds gewezen op de mogelijke herkwalificatie van een
toegevoegde hoofdelijke medeschuldenaar die geen voordeel haalt uit het contract
als een zuivere borg ; dergelijke constructie kan als wetsontduiking worden
aangeduid.119 De gelijkschakeling van een zekerheidssteller met een
medekredietnemer is dan immers puur fictief.120
118
P. HEYMANS, , o.c., 109.
P. DUPICHOT, Le pouvoir des volontés individuelles en droit des sûretés, LGDJ, 2005, 317 e.v., nrs. 374
e.v.; M. MIGNOT, “Contrats et obligations – Obligations conjointes et solidaires – Solidarité passive”, Juriscl.
119
35
Soms blijkt uit de instructies van de hypotheekonderneming niet duidelijk wie
in welke hoedanigheid optreedt ; in dat geval zal de notaris het kredietaanbod
opvragen of om verduidelijking vragen, want het gaat natuurlijk niet op iedereen
als medekredietnemer te laten tekenen als dat niet de bedoeling was. Dit geldt ook
voor zakelijke borgen, waar men in de akte duidelijk het onderscheid zal maken
tussen het optreden als kredietnemer of als zakelijke borg ; bovendien zal de
notaris de zakelijke borg wijzen op het feit dat hij niet kan genieten van de
bescherming van de WKB.121
Soms is het nog wat verfijnder en zal de kredietgever eisen dat een
medekredietnemer niet-eigenaar ook mede-eigenaar is of wordt, al is het maar
voor 1 %, om een eventuele herkwalificatie door de rechter in een kosteloze
borgtocht te vermijden. Ook daar zal de notaris de partijen wijzen op de gevolgen
van de door partijen gestelde rechtshandelingen.
§21. De hypothecaire volmacht
90. Om de kosten van de hypotheek te drukken, kan de bankinstelling genoegen
nemen om een krediet of lening toe te staan tegen de ondertekening van een
onherroepelijke volmacht tot hypothekeren door de lener, in plaats van een
onmiddellijke hypotheekstelling. Bij een hypothecaire volmacht wordt er geen
dadelijke inschrijving genomen op het hypotheekkantoor. Het verschil met de
hypotheek zit hem hierin dat de lener wel de toelating geeft om een hypotheek te
nemen, maar de bankinstelling ze nog niet neemt en wellicht (als alles volgens
afspraak wordt betaald) ook nooit zal nemen. De bankinstelling zal maar overgaan
tot hypotheekstelling wanneer zij wanbetaling vaststelt, of als het vertrouwen in
de cliënt is zoek geraakt en zij vreest dat zijn kredietwaardigheid aan het
wankelen gaat.
91. Een hypothecaire volmacht is economisch veel interessanter dan een hypothecaire
kredietopening. Alzo zijn geen hypotheekrechten verschuldigd. Daarenboven
betaalt de lener op de volmacht slechts een vast recht en een ereloon, gelijk aan
één/vierde van het normaal ereloon bij hypothecaire leningen. Een tweede
voordeel is dat de hypothecaire volmacht niet wordt openbaar gemaakt, zodat de
kredietwaardigheid van de kredietnemer ten aanzien van derden onaangetast blijft.
Het nadeel voor de bankinstelling is dat zij over minder zekerheid beschikt: zij
heeft immers nog geen hypotheek en wanneer zij die meent te moeten nemen, kan
het te laat zijn omdat het goed reeds door iemand anders is bezwaard. Dit
veronderstelt dus een groot vertrouwen in de cliënt vanwege de bankinstelling. Zij
bekomt geen onmiddellijke zekerheid. Zo de kredietnemer het goed zelf heeft
vervreemd, kan de bankinstelling geen hypotheek meer laten vestigen. Aangezien
Civ. Code 2007, Fasc. 20, nr. 164-166, geciteerd door M. VANDENBOGAERDE, “Hoofdelijkheid (als
zekerheid) versus (hoofdelijke) borgtocht”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN
(eds.), reeks Recht en onderneming, deel 36, Die Keure, 2010, 593.
120
C. BIQUET-MATHIEU, “La protection des sûretés personnelles dites faibles”, in Sûretés et procédures
collectives, C. BIQUET-MATHIEU (ed.), Luik, 2008, 29, nr. 9.
121
R. VAN RANSBEECK, “De derdenhypotheek (zakelijke borg) in het licht van de wet op het hypothecair
krediet”, in Hypothecair krediet, C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), reeks Recht en onderneming,
deel 36, Die Keure, 2010, 601 e.v.
36
een hypotheek pas rang neemt vanaf haar inschrijving op het hypotheekkantoor,
zullen eerdere inschrijvingen de krachtens de volmacht te nemen hypotheek
primeren, zodat deze laatste in waarde zal verminderen of zelfs helemaal
waardeloos zal worden. De omzetting van de hypothecaire volmacht tijdens de
verdachte periode is ook niet tegenstelbaar aan een faillissement.122
In de praktijk werkt men vaak met een combinatie van een hypotheekakte en
hypothecaire volmacht, waarbij een klein bedrag hypothecair wordt gewaarborgd
en een hypotheekakte wordt verleden, en voor een groot bedrag een
onherroepelijke notariële volmacht wordt verleden. Op die manier is er een
inschrijving bekend op het hypotheekkantoor, doch heeft men uitgespaard op de
kosten van de akte door met een volmacht te werken voor het grootste deel van
het krediet. In de hypothecaire volmacht zal steeds een verklaring worden
opgenomen waarin de kredietnemer zich ertoe verbindt de in de volmacht
begrepen goederen niet te vervreemden of te hypothekeren zolang er
kredietverbintenissen bestaan.
92. Een hypotheekbelofte (waarbij de kredietnemer belooft om hypotheek te stellen
wanneer de bankinstelling hierom verzoekt) kan volledig zonder kosten worden
gedaan (bij eenvoudig geschrift). Het verschil met een hypothecaire volmacht
bestaat er echter in dat de bankinstelling niet onmiddellijk tot hypotheekstelling
kan overgaan, maar genoodzaakt is om opnieuw het akkoord van de kredietnemer
te bekomen. Bij weigering van de kredietnemer kan de bank het krediet opzeggen,
en eventueel schadevergoeding vragen, maar niet dwingen om tot
hypotheekvestiging over te gaan.
93. In een akte hypothecaire volmacht verleent de kredietnemer aan een mandataris
(in de praktijk meerdere personen) een onherroepelijke volmacht om desgevallend
in het voordeel van de bank tot een welbepaald bedrag hypotheek te verlenen op
één of meer van zijn in de akte beschreven goederen en dit tot waarborg van de
aangegane en nog aan te gane kredietverbintenissen onder de algemene
voorwaarden van de onherroepelijke volmacht. De akte moet notarieel worden
verleden, omdat hij als notariële volmacht moet kunnen gehecht worden aan de
eventuele latere hypotheekvestigingsakte.
94. Om de registratierechten van hypotheekvestiging te vermijden (ad 1% op het
hypotheekbedrag), moet de mandataris-volmachtdrager een derde zijn en niet de
bankinstelling zelf. Zou immers de volmacht tot hypothekeren rechtstreeks
gegeven zijn aan de ontlener, dan ziet de registratie hierin de vestiging van een
hypotheek zelf en rekent zij het evenredig recht123. Bovendien zou de bank – als
de volmacht aan de bank zelf zou worden verleend – in de mogelijke latere
hypotheekakte in twee hoedanigheden optreden, m.n. enerzijds ten persoonlijke
titel als schuldeiser, anderzijds als lasthebber van haar schuldenaar. Dit zou tot
gevolg hebben dat de bank twee tegenstrijdige belangen dient, wat de nietigheid
van de hypotheek met zich meebrengt.
Om deze redenen moet de volmacht aan een derde-mandataris worden
gegeven. Deze derde mag een bediende van de bank zelf zijn. In de praktijk wordt
de volmacht gegeven aan een aantal personeelsleden van de bank, die elk
afzonderlijk kunnen optreden, en waarvoor één verschijnt in de akte om het
122
Cass. 24 oktober 2002, T. Not., 2003, 536.
WEYTS, L., Notarieel Fiscaal Recht, I, 264, nr. 282.
123
37
mandaat te aanvaarden in naam van allen. De mandataris kan ook een
dochtermaatschappij van de bank zijn.
95. Een hypothecaire volmacht kan onherroepelijk worden bedongen. Onherroepelijk
volmachten zijn immers geldig voor zover ze beperkt zijn in de tijd (hier
gekoppeld aan de terugbetalingstermijn van het krediet) en gegeven zijn voor een
bepaald voorwerp (in casu terugbetaling van het krediet of lening). Daarenboven
moet de volmacht – om onherroepelijk te zijn – worden aanvaard door de
mandataris.
96. Voor een hypothecaire volmacht moeten geen fiscale opzoekingen worden
gedaan. Daarnaast vraagt de notaris een hypothecaire staat op om na te gaan of de
persoon nog wel eigenaar is.
Wanneer de notaris verzocht wordt om tot omzetting van de volmacht in een
hypotheek over te gaan zal hij zowel fiscale als hypothecaire opzoekingen doen.
Doorgaans zal de kredietmaatschappij in dat geval vragen de akte te verlijden
vooraleer de 12 werkdagen na het versturen van de fiscale verwittigingen
verstreken zijn. De notaris kan hierop ingaan, maar hij zal dan onmiddellijk de
fiscus contacteren en het bericht in uitvoering van art. 435 WIB 1992 versturen
(binnen de 24 u na de akte) ; de fiscus kan een wettelijke hypotheek nemen die de
rang van de kredietmaatschappij zal voorafgaan124.
97. Bij omzetting van de hypothecaire volmacht verwijst men naar de volmacht op
grond waarvan de inschrijving wordt genomen. De derde mandataris is
verzoekende partij in de akte. De lener verschijnt niet maar wordt
vertegenwoordigd door middel van de volmacht. De akte bevat de klassieke
inhoud van een hypothecaire leningsakte in verkorte vorm. De bankinstelling is
bij omzetting in principe niet verplicht om de cliënt te verwittigen.125
124
Zie meer WEYTS, L., Notarieel Fiscaal Recht, 245, nr. 259.
Cass. 23 maart 2006, RW 2006 – 07, 874, met noot van A. VAN OEVELEN, De interpretatie te goeder trouw
van overeenkomsten en de toepassing ervan op de omzetting van een hypothecaire volmacht.
125
38
§22. Bijlagen
1. Model hypothecaire kredietopening (WHK)
(alle namen in deze akte zijn fictief)
Nr. 26.022
Kredietopening
4 juli 2014
Heden, vier juli tweeduizend veertien, zijn voor mij, Dirk MICHIELS, notaris te
Aarschot, verschenen:
1. De naamloze vennootschap ABC Bank, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd
is te Lier, Grote Markt 25, ingeschreven in de kruispuntbank voor ondernemingen onder
nummer 0565.522.998.
Opgericht ingevolge akte verleden voor notaris Anny Liekens te Lier op 14 maart 1989,
bekendgemaakt bij uittreksel in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 28 maart daarna
onder nummer 225.
Hier vertegenwoordigd door de heer Jan VERMEIRE, notarieel medewerker, wonende te
Aarschot, Statiestraat 25, die zich sterk maakt.
Hierna genoemd "de bank".
2. De heer VISSENAEKENS Wim Jozef Maria, bediende, geboren te Leuven op 14
oktober 1972, rijksregister nummer 72.14.10 596-48, ongehuwd, en mevrouw JANSSENS
Hilde Andrea Jules, bediende, geboren te Leuven op 8 november 1974, rijksregister nummer
74.11.08 253-56, ongehuwd, wettelijk samenwonende te 3200 Aarschot, Schaluin 111.
Hierna genoemd "de kredietnemers".
De comparanten sub 1. en 2. hierna ook aangeduid als “de partijen”.
Die mij verklaard hebben, overeengekomen te zijn wat volgt:
VOORAFGAANDE UITEENZETTING:
Met toepassing van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en haar
uitvoeringsbesluiten heeft de bank op 18 februari 2013 de kredietnemers een kredietaanbod
gedaan dat deze laatsten hebben aanvaard. Aan genoemd kredietaanbod was een
aflossingstabel gehecht.
Met het oog op de vestiging van de bedongen hypotheek verschijnen de partijen thans
voor de notaris. Tevens wenst de bank over een uitvoerbare titel te beschikken. Hiertoe
herhalen de partijen thans alle kredietvoorwaarden die tussen hen beide zijn overeengekomen.
DEEL 1 : BIJZONDERE VOORWAARDEN KREDIETOPENING.
Artikel 1 : Kredietopening - kredietlimiet.
De bank staat aan de kredietnemers een kredietopening toe ten belope van
tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00). De kredietopening is opneembaar in de vorm van
één of meerdere voorschotten van bepaalde duur, hierna “woningkredieten” genoemd.
Artikel 2 : Waarborgen
2.1. Vestiging hypotheek
De kredietnemers en/of derden-hypotheekgevers verlenen aan de bank, die zulks
aanvaardt, hypotheek tot zekerheid van alle bedragen die aan de bank en/of haar eventuele
rechtsopvolgers onder welke titel ook verschuldigd zijn krachtens :
1) alle kredieten, onder welke vorm ook, die de kredietnemers, afzonderlijk of
gezamenlijk, al dan niet met anderen, thans reeds genieten of die zij nu of in de toekomst
bekomen of na rechtsopvolging onder welke titel ook zullen voortzetten, zulks ongeacht het
professioneel of privé oogmerk waarmee zij, of hun rechtsvoorgangers, zijn opgetreden of
zullen optreden; bovendien alle hiervoor bedoelde kredieten die, na rechtsopvolging onder
39
welke titel ook, geheel of gedeeltelijk zouden worden voortgezet of overgenomen door de
opeenvolgende rechtsopvolgers van de kredietnemers;
2) alle schulden van de kredietnemers of één van hen krachtens reeds verleende of
toekomstige bankdiensten, bankverrichtingen of aansprakelijkheden van welke aard ook,
alsmede krachtens van om het even welke reeds verleende of toekomstige persoonlijke
zekerheidsstelling; alle vorderingen die de bank zou verkrijgen ingevolge cessie of subrogatie;
3) alle kredieten en schulden van derden waartoe de kredietnemers, samen of
afzonderlijk, gehouden zijn of zouden worden, onder meer als medekredietnemers of als
borgen.
Wanneer een krediet wordt overgedragen of met derden wordt gemeen gemaakt, of
wanneer een krediet wordt voortgezet met de erfgenamen of rechtsopvolgers van de
kredietnemers, blijven de gestelde zekerheden onverminderd de kredietopening waarborgen.
Voormelde hypotheek wordt gevestigd op de hierna volgende onroerende goederen
en rechten :
BESCHRIJVING VAN DE GOEDEREN :
Stad AARSCHOT - Afdeling AARSCHOT.
Een WOONHUIS met aanhorigheden, op en met grond, gelegen aan de Elisabethlaan 22,
gekadastreerd volgens titel sectie C deel van nummer 340/G en volgens recent kadastraal
uittreksel sectie C nummer 340/G/2 voor een oppervlakte van 13 aren 74 centiaren.
EIGENDOMSOORSPRONG:
De kredietnemers verklaren eigenaars te zijn hierboven beschreven onroerend goed als
volgt :
Voorschreven onroerend goed werd aangekocht door de kredietnemers, ingevolge akte
heden verleden voor ondergetekende notaris, van de Heer MACKEN Frans Augustinus Maria,
geboren te Rillaar op 15 mei 1940 en zijn echtgenote Mevrouw VAN RILLAER Maria
Theresia Alphonsina, geboren te Rillaar op 6 februari 1942.
De echtgenoten MACKEN-VAN RILLAER hadden er de aankoop van gedaan bij akte
verleden voor notaris Godfried Van Kerckhoven te Aarschot op 26 januari 1974,
overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te Leuven op twee februari daarna, boek 542
nummer 30.
De hypotheekvestiging omvat eveneens al het huidig en toekomstig toebehoren dat als
onroerend of onroerend door bestemming wordt beschouwd, en alle huidige en toekomstige
verbeteringen, zo onder meer alle opgerichte of nog op te richten gebouwen.
De kredietnemers verklaren dat de overdrachtregels zoals vastgelegd in hoofdstuk VIII van
het Vlaams Bodemdecreet van 27 oktober 2006 bij de verkrijging van de hypotheekgoederen
stipt werden nageleefd.
Aangezien de hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van schuldvorderingen die over
een onbepaalde duur kunnen ontstaan, is de termijn van betaling van de gewaarborgde
schuldvorderingen onbepaald.
Iedere kredietnemer heeft het recht de hypotheek op zijn goederen éénzijdig te
beëindigen per aangetekende brief met ontvangstbewijs. Dit recht kan enkel worden
uitgeoefend met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, te rekenen vanaf
de ontvangstmelding.
Wanneer de hypotheek verstrekt wordt door personen die gehuwd zijn, en betrekking
heeft op gemeenschappelijke onroerende goederen, zal elk van beide echtgenoten de
hypotheek kunnen beëindigen met inachtname van voormelde formaliteit. Voor zoveel als
nodig machtigt elk van beide echtgenoten op onherroepelijke wijze de andere partner om
alleen de hypotheek te beëindigen. de ontvangst door de bank van een opzegbrief van één van
hen zal door de bank dan ook beschouwd worden als een opzegging door beiden.
40
De opzegging heeft uitsluitend uitwerking voor de toekomst en zal tot gevolg hebben dat
de hypotheek enkel nog zal strekken tot zekerheid van gewaarborgde schuldvorderingen die
bestaan bij het verstrijken van de opzeggingstermijn, ook als die pas later opeisbaar worden.
2.2. Hypothecaire inschrijving
2.2.1. Bedrag
De hypotheek wordt gevestigd, en inschrijving zal worden genomen, voor een bedrag
van:
a. een bedrag van tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00) in hoofdsom;
b. drie jaar intresten, waarvan de rang door de wet wordt gewaarborgd. De rentevoet
wordt voor het nemen van die inschrijving geraamd op een percentage van één komma
vijfenzeventig (1,75) procent per maand. Pro memorie.
c. een bedrag van tienduizend euro (€ 10.000,00) voor toebehoren als daar zijn
provisies, vergoedingen, subrogatie- en inschrijvingskosten, kosten en honoraria in verband
met de vervolging en invordering van de schuld, kosten en honoraria (exclusief honoraria van
advocaten) in verband met de vestiging, de uitwinning, de vrijgave en het behoud van de
waarborgen, de krachtens de algemene voorwaarden betaalde of voorgeschoten
verzekeringspremies, schattings- en dossierkosten evenals de bedragen in overschrijding op
de hierboven vermelde hoofdsom ingevolge inboeking van vervallen intresten, provisies of
onbetaald gebleven handelspapier.
2.2.2.Rang
De kredietnemers bevestigen dat de in hypotheek gegeven goederen en rechten vrij en
zuiver zijn van alle beslagleggingen, overschrijvingen, inschrijvingen, voorrechten,
kantmeldingen, volmachten tot hypotheekvestiging of lasten van welke aard ook.
De kredietnemers verbinden er zich toe de hypotheek zo spoedig mogelijk en uiterlijk
binnen de veertien dagen na ondertekening van deze akte in de bedongen rang op het
hypotheekkantoor te doen inschrijven.
De kredietnemers zullen er zorg voor dragen, zolang de gewaarborgde verbintenissen
duren, de hypotheekgoederen vrij en zuiver te houden van overschrijvingen, inschrijvingen,
kantmeldingen of lasten van welke aard ook, andere dan de in dit artikel vermelde.
Alle kosten waartoe de akte aanleiding geeft of zal geven, vallen ten laste van de
kredietnemers. Daartoe behoren onder meer de eventuele kosten van hernieuwing en
doorhaling van de hypothecaire inschrijving.
2.2.3. Verklaring BTW.
Partijen erkennen dat wij, Notaris, hen lezing en uitleg hebben gegeven van artikel 62,
paragraaf 2 en van artikel 73 van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde
Waarde.
De kredietnemers hebben mij verklaard geen belastingplichtige te zijn voor de toepassing
van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde.
Artikel 3 : Bevestiging identiteit
De ondergetekende notaris bevestigt dat de identiteit van de kredietnemers zoals
hierboven vastgesteld, overeenstemt met de door de wet voorgeschreven stukken.
Artikel 4 : Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
4.1. Ondergetekende notaris verklaart, bij toepassing van art. 5.2.1 van de Codex:
- dat voor het in hypotheek gegeven onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning
werd uitgereikt door het college van burgemeester en schepenen van de Stad Aarschot op 18
maart 2000 voor het bouwen van een woning;
- dat de meest recente stedenbouwkundige bestemming van het in hypotheek gegeven
onroerend is: woongebied (volgens het gewestplan Aarschot-Diest en het Ruimtelijk
Uitvoeringsplan “Elisabethlaan”);
41
- dat voor het in hypotheek gegeven onroerend goed geen dagvaarding werd uitgebracht
overeenkomstig de artikelen 6.1.1 of 6.1.41 tot en met 6.1.43 van de codex;
- dat op het in hypotheek gegeven onroerend goed geen wettelijk voorkooprecht rust
conform art. 2.4.1 van de codex;
- dat er geen verkavelingsvergunning van toepassing is voor het onroerend goed;
- dat er geen as-builtattest werd uitgereikt en gevalideerd;
4.2. Er werd geen stedenbouwkundig uittreksel afgeleverd vermits de stad Aarschot nog
niet beschikt over een plannen- en vergunningenregister.
4.3. Ondergetekende notaris verwijst naar artikel 4.2.1. van de codex.
4.4. De kredietnemers verklaren dat het krediet deels betrekking heeft op de financiering
van vergunningsplichtige werken, te weten voor een bedrag van twintigduizend euro (€
20.000,00), maar dat daarvoor nog geen stedenbouwkundige vergunning werd uitgereikt. De
notaris wijst er de bank op dat zij dit bedrag maar mag uitbetalen nadat haar de
stedenbouwkundige vergunning bezorgd is.
Artikel 5 : Woonstkeuze (in verband met de hypothecaire inschrijving).
Om te voldoen aan artikel 83.5 Hypotheekwet, doch alleen wat de hypothecaire
inschrijving(en) betreft, doet de bank woonstkeuze in haar kantoor te Aarschot, Grote Markt
24.
DEEL 2 : BIJZONDERE VOORWAARDEN WONINGKREDIETEN
Artikel 6. Woningkrediet 123-3230131-14.
6.1. Bedrag van het woningkrediet.
De bank staat in het kader van voormelde kredietopening aan de kredietnemers een
woningkrediet toe ten belope van tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00).
6.2. Bestemming van het woningkrediet
Het woningkrediet heeft als voorwerp de financiering van de aankoop en het verbouwen
van een huis.
De kredietnemers verklaren dat ter uitvoering van de werken een stedenbouwkundige
vergunning vereist is.
6.3. Aanvang en einde van het woningkrediet
Het woningkrediet begint te lopen van zodra de betalingsverplichtingen van de
kredietnemers starten en eindigt op het ogenblik van de volledige terugbetaling van het
opgenomen kredietbedrag (zie artikel 6.6).
6.4. Rentevoet van het woningkrediet
6.4.1.
De rentevoet van het woningkrediet bedraagt nul komma tweeduizend driehonderd en
vier procent per maand. Dit stemt overeen met een rentevoet van twee komma acht procent
(2,8 %) reëel per jaar.
6.4.2.
De rentevoet is bovendien veranderlijk. De eerste verandering van de rentevoet geschiedt
na het verstrijken van een eerste periode van één jaar te rekenen vanaf de aanvang van het
woningkrediet. De daaropvolgende veranderingen grijpen plaats na het verstrijken van
daaropvolgende periodes van telkens één jaar.
6.4.3
De verandering van de rentevoet geschiedt overeenkomstig de formule : de nieuwe
rentevoet is gelijk aan de oorspronkelijke rentevoet vermeerderd met(de nieuwe referte-index
verminderd met de oorspronkelijke referte-index)
De referte-indexen, waarvan sprake, worden maandelijks in het Belgisch Staatsblad
gepubliceerd. Meer bepaald is op het woningkrediet indextype referte-ïndex A van
toepassing.
Verder is in de voornoemde formule :
42
de oorspronkelijke rentevoet : de maandelijkse rentevoet bepaald in artikel 6.4.1;
de nieuwe referte-index : de index gepubliceerd in de kalendermaand voorafgaand aan de
datum bepaald voor de verandering van de rentevoet; de oorspronkelijke referte-index : gelijk
aan nul komma duizend achthonderd zeventien, zijnde de index gepubliceerd in de
kalendermaand voorafgaand aan de datum van de tarievenkaart van de bank.
6.4.4.
De verandering ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet is beperkt tot :
- 0,0830 procentpunten per maand in meer en 0,0830 procentpunten per maand in min
gedurende het tweede jaar ;
- 0,1652 procentpunten per maand in meer en 0,1652 procentpunten per maand in min
gedurende het derde jaar;
- 0,2304 procentpunten per maand in meer en 0,2304 procentpunten per maand in min
gedurende de resterende duur van het woningkrediet.
Voormelde periodes zijn te rekenen vanaf de aanvang van het woningkrediet zoals
bepaald in artikel 6.3.
6.4.5.
De bank zal de nieuwe rentevoet aan de kredietnemers mededelen ten laatste op het
ogenblik dat de nieuwe rentevoet van kracht wordt.
Op hetzelfde ogenblik zal zij gratis een nieuw aflossingsplan ter beschikking stellen van
de kredietnemers.
6.5. Opneming van het woningkrediet
Het kredietbedrag is opneembaar in één keer of in schijven van minimum tweeduizend
vijfhonderd euro (€ 2.500,00).
Is het kredietbedrag niet volledig opgenomen binnen een termijn van vijf maanden te
rekenen vanaf de aanvang van het woningkrediet, dan zijn de kredietnemers vanaf het
verstrijken van deze termijn een reserveringsprovisie verschuldigd. Deze reserveringsprovisie
bedraagt nul komma nul vijfenzeventig procent per maand en wordt berekend op het nietopgenomen gedeelte van het kredietbedrag. De reserveringsprovisie is betaalbaar op het einde
van elke maand.
Het kredietbedrag dient alleszins volledig opgenomen te zijn binnen een termijn van
twaalf maanden te rekenen vanaf de aanvang van het woningkrediet. Hebben de
kredietnemers het woningkrediet niet volledig opgenomen binnen de termijn van twaalf
maanden, dan wordt het bedrag van het woningkrediet herleid tot het opgenomen bedrag en
worden de betalingsverplichtingen van de kredietnemers (zie artikel 6.6.) herberekend met
behoud van de duur van het woningkrediet.
6.6. Betalingsverplichtingen van de kredietnemers
De kredietnemers zijn rente verschuldigd, pro rata temporis berekend op het verschuldigd
blijvend saldo van het opgenomen kredietbedrag en tegen de rentevoet bepaald in artikel 6 4.
Bovendien zijn de kredietnemers verplicht het opgenomen kredietbedrag integraal terug te
betalen.
De betalingsverplichtingen van de kredietnemers starten :
- in geval de bank een hypothecaire waarborg heeft bedongen : op de datum van de
vestiging van de hypothecaire waarborg, of op de datum van de laatst gevestigde hypothecaire
waarborg indien de bank meerdere hypothecaire waarborgen heeft bedongen;
- in geval de bank geen nieuwe hypothecaire waarborg heeft bedongen : op de datum van
aanvaarding van het kredietaanbod
Met het oog op de betaling van het kredietbedrag en de rente zijn de kredietnemers
verplicht aan de bank de volgende bedragen te betalen :
43
* driehonderd (300) gelijkblijvende maandelijkse betalingen, bestaande uit kapitaal
en rente, van elk negenhonderd vierentwintig euro veertien cent (€ 924,14), op de tiende
dag van de maand.
DEEL 3 : ALGEMENE BEPALINGEN VAN DE KREDIETOPENING
EN DE WONINGKREDIETEN
7.1. Totstandkoming van de overeenkomst
De overeenkomst komt tot stand door de tijdige aanvaarding van het aanbod door alle
kredietnemers.
Zijn de kredietnemers, of één van hen, minderjarig of om een andere reden
handelingsonbekwaam, dan wordt onderhavig aanbod gedaan onder de voorwaarde dat alle
vereiste toestemmingen en/of machtigingen bekomen worden met het oog op het rechtsgeldig
sluiten van de overeenkomst en het rechtsgeldig vestigen van de waarborgen.
7.2. Verplichtingen van de kredietnemers – algemeen
7.2.1. De kredietnemers verbinden zich hoofdelijk en ondeelbaar wat betreft alle rechten
en verplichtingen voortspruitende uit de overeenkomst.
Indien de bank één van de kredietnemers of rechtsopvolgers onder welke titel ook
ontslaat van zijn/haar verbintenissen, dan blijven de anderen in afwijking van artikel 1285
B.W. voor het geheel verbonden zonder dat zulks afbreuk doet aan de rechten en plichten
tussen de kredietnemers of rechtsopvolgers onderling.
7.2.2. De kredietnemers geven elkaar onherroepelijk volmacht om, alleen optredend, in
naam van alle kredietnemers om het even welke kennisgeving met betrekking tot onderhavige
overeenkomst te doen of in ontvangst te nemen, alsook om om het even welke wijziging of
aanvulling overeen te komen, of om het even welke rechtshandeling te stellen. Zij zullen de
bank zonder uitstel op de hoogte brengen van alle wijzigingen in de aan de bank verstrekte
inlichtingen en zij verbinden zich ertoe eventuele persoonlijke of zakelijke zekerheidsstellers
in te lichten over de voorwaarden en de totstandkoming van de overeenkomst, alsook over
alle eventuele toekomstige wijzigingen of aanvullingen.
7.3. Wederopneembaarheid
7.3.1 Tot de overeengekomen kredietlimiet is de kredietopening opneembaar door middel
van één of meerdere voorschotten van bepaalde duur, in deze overeenkomst
“woningkredieten” genoemd. Een toegestane kredietopening dient niet noodzakelijk van in
het begin integraal te worden opgenomen. Naar rata van de terugbetaling van opgenomen
bedragen is de kredietopening eveneens wederopneembaar.
In geval van overlijden van één of meerdere van de kredietnemers zal de kredietopening
met de overlevende kredietnemers en de erfgenamen worden voortgezet, onverminderd het
recht van de bank om de kredietopening op te zeggen overeenkomstig artikel 7.3.2.
7.3.2. De kredietopening is van onbepaalde duur, onverminderd het feit dat de
woningkredieten zelf van bepaalde duur zijn. Zij kan door zowel de kredietnemers als de bank
worden opgezegd door middel van een aangetekend schrijven en met inachtneming van een
opzeggingstermijn van één maand. Bovendien heeft de bank het recht de kredietopening
onmiddellijk te beëindigen in geval van overlijden van (één van) de kredietnemers of in geval
van vervroegde opeisbaarheid, schorsing of verbreking van één of meerdere woningkredieten
(zie artikel 7.11).
7.3.3. De kredietopening is (weder)opneembaar onder de volgende voorwaarden:
- het woningkrediet moet een minimum bedrag hebben van zevenduizend vijfhonderd
euro (€ 7.500,00);
- het woningkrediet moet kaderen buiten de eventuele zelfstandige beroepswerkzaamheid van (één van) de kredietnemers ;
- het woningkrediet moet bestemd zijn voor de verwerving of het behoud van
onroerende zakelijke rechten;
44
- de bank en alle kredietnemers moeten persoonlijk instemmen met de bijzondere
modaliteiten (bedrag, rentevoorwaarden, opname- en terugbetalings-modaliteiten, nieuwe
waarborgen) van het woningkrediet, zulks op basis van de bij de bank geldende
productmodaliteiten;
- de kredietwaardigheid van de kredietnemers alsook de waarde van de gevestigde
waarborgen en van de te financieren onroerende zakelijke rechten, moeten in voldoende mate
aanwezig zijn.
7.3.4. Met uitsluiting van de bepalingen van artikel 7.3.3. die voorrang hebben op
eventueel eerder overeengekomen, afwijkende bedingen, blijven de onderscheiden
woningkredieten beheerst door de contractuele voorwaarden die ter gelegenheid van het
toestaan van het woningkrediet werden overeengekomen.
7.4. Bestemming van het woningkrediet
Op het eerste verzoek van de bank zullen de kredietnemers aan de bank inzage verlenen
van de nodige administratieve en stedenbouwkundige vergunningen.
Wanneer het woningkrediet bestemd is voor de financiering van (ver)bouw(ings)werken
kan het enkel worden opgenomen naargelang de werken vorderen. De vordering van de
werken zullen de kredietnemers aantonen aan de hand van hetzij facturen, hetzij een attest van
de architect. Is voor de werken in kwestie een stedenbouwkundige vergunning vereist, dan
kan het (daarmee overeenstemmende gedeelte van het) kredietbedrag niet worden opgenomen
zolang de bank niet in het bezit is gesteld van die vergunning.
7.5. Variabele rentevoet – opties
7.5.1. Bij het verstrijken van een renteherzieningsperiode hebben de kredietnemers het
recht om de periodiciteit van de renteherziening te wijzigen, met dien verstande dat zij enkel
kunnen kiezen voor een renteherzieningsperiode die de bank op dat ogenblik op de markt
aanbiedt en dat zij hun keuze aan de bank schriftelijk moeten meedelen vóór het tijdstip van
de renteherziening. Maken de krediet-nemers gebruik van dit recht dan gelden voor de
resterende looptijd van het woningkrediet als rentevoorwaarden: deze die de bank op dat
ogenblik op de markt aanbiedt voor soortgelijke kredieten met een looptijd die overeenstemt
met de restlooptijd van het woningkrediet.
7.5.2. Bij het verstrijken van een renteherzieningsperiode hebben de kredietnemers het
recht om de duur van het woningkrediet te verlengen of te verkorten, met dien verstande:
- dat per renteherziening slechts een verkorting van maximaal één tiende van de
oorspronkelijke duur van het woningkrediet kan gevraagd worden;
- dat de duur van het woningkrediet nooit op méér dan dertig jaar of op minder dan tien
jaar kan gebracht worden;
- dat de restlooptijd van het woningkrediet nooit langer of korter mag worden dan de
looptijden die de bank op dat ogenblik op de markt aanbiedt voor soortgelijke kredieten;
- dat de wijziging van de duur van het woningkrediet schriftelijk aan de bank gevraagd
wordt vóór het tijdstip van de renteherziening.
7.5.3. Bij het verstrijken van een renteherzieningsperiode hebben de kredietnemers het
recht om de overeengekomen wijze van aflossing van het kapitaal te wijzigen: afnemende
maandelijkse betalingen in plaats van gelijkblijvende maandelijkse betalingen, of omgekeerd.
Dergelijke wijziging moeten zij schriftelijk aan de bank mededelen vóór het tijdstip bepaald
voor de renteherziening.
7.5.4. De opties bedoeld in artikel 7.5.2. en 7.5.3 zijn niet van toepassing wanneer het
kapitaal volledig terugbetaalbaar is op de eindvervaldag van het krediet of wanneer het
woningkrediet terugbetaalbaar is door reconstitutie van het kapitaal.
7.6. Waarborgen
7.6.1 Algemeen
45
Indien de bank waarborgen heeft bedongen, mag van het woningkrediet geen gebruik
worden gemaakt zolang alle waarborgen niet op afdoende wijze (d.w.z. volwaardig en
onbetwistbaar) tot stand zijn gekomen en behouden worden. Een eventueel door de bank
toegestane afwijking op deze regel mag niet tegen haar worden uitgelegd en doet geen
afbreuk aan de verplichting van de kredietnemers tot het onverwijld (doen) (her)stellen van de
waarborgen. De bank heeft het recht, doch niet de verplichting, om b.v. via schatting na te
gaan of de waarde van de onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van een hypothecaire waarborg, toereikend is.
Alle door de bank bedongen waarborgen strekken tot zekerheid van alle bestaande of
toekomstige schulden van de kredietnemers, ongeacht of deze hun oorzaak vinden in
onderhavige overeenkomst. Waarborgen meerdere zekerheden -persoonlijke en/of zakelijkede kredietopening dan vullen zij elkaar aan, zo mogelijk tot de gehele aanzuivering van de
schuldvordering van de bank.
7.6.2. Compensatie
De bank staat het woningkrediet toe rekening houdend met alle tegoeden die de
kredietnemers aanhouden bij de bank. Zodoende komen beide partijen overeen dat de bank
steeds, zelfs bij of na samenloop met andere schuldeisers, het recht zal hebben haar
schuldvordering op de kredietnemers te compenseren met de genoemde tegoeden.
7.6.3. Overdracht van inkomsten
Tot beloop van de limiet van de kredietopening en tot zekerheid van hun verbintenissen
doen de kredietnemers, binnen de wettelijke beperkingen, aan de bank overdracht van hun
bestaande en toekomstige rechten voortvloeiend uit het verrichten van (al dan niet
zelfstandige) arbeid, alsmede van hun bestaande en toekomstige rechten zoals bedoeld in
artikel 1410, §1 Gerechtelijk Wetboek. Naar analogie met het voorgaande zullen ook
eventuele borgen hun inkomsten aan de bank overdragen.
Betreft de overdracht het recht op loon, dan kan deze slechts uitgevoerd worden ten
belope van de bedragen die eisbaar zijn op het ogenblik van de betekening aan de werkgever.
De van de werkgever ontvangen bedragen moeten op het ogenblik van de inning aangewend
worden ter betaling van de alsdan eisbare bedragen.
De kredietnemers verklaren door de notaris in kennis te zijn gesteld van het
vermeerderingsmechanisme voor kind ten laste zoals bedoeld in de artikelen 34 en 34 bis van de
wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers. Zij
bevestigen van de notaris het aangifteformulier kind ten laste waarvan het model bepaald is door
de Minister van Justitie, ontvangen te hebben.
7.6.4. Hypothecaire waarborgen
In onderhavige overeenkomst moet onder “hypothecaire waarborgen” begrepen worden :
alle waarborgen vermeld in artikel twee van de wet op het hypothecair krediet. Alle
bedongen waarborgen moeten gevestigd zijn uiterlijk binnen de twee maand te rekenen vanaf
de datum van het kredietaanbod. Een bedongen hypothecaire waarborg slaat steeds op de
volle eigendom van het onroerend goed. De kredietnemers (en/of derden-hypotheekgevers)
staan ervoor in dat de eigendomstitels van die onroerende goederen geen bezwarende
elementen bevatten.
De kredietnemers (en/of derden-hypotheekgevers) zullen al hun rechten in de onroerende
goederen die het voorwerp uitmaken van een hypothecaire waarborg, ongeschonden bewaren.
Zulks betekent o.m. dat zij zonder instemming van de bank die goederen niet mogen
vervreemden, noch hypothekeren, noch bezwaren met een volmacht hypotheek of
hypotheekbelofte. De bank zal, in het geval van een volmacht hypotheek of een hypotheekbelofte, de uitvoering van voornoemd verbod mogen nagaan via een hypothecair onderzoek. De
kosten verbonden aan zo'n onderzoek door de hypotheekbewaarder vallen ten laste van de
kredietnemers a rato van maximum één onderzoek per jaar.
46
De kredietnemers geven aan de bank de toelating om vóór of samen met de verkoop van
de in haar voordeel gehypothekeerde goederen, de uitwinning na te streven van eventuele
andere onroerende goederen van de kredietnemers, zonder te moeten bewijzen dat de waarde
van de gehypothekeerde goederen ontoereikend is.
Indien de bank als waarborg een hypotheek heeft bedongen, verbinden de kredietnemers
er zich toe de woningkredieten notarieel en in een uitvoerbare titel te doen vaststellen.
7.6.5. Overbruggingskrediet
Wordt het woningkrediet toegestaan in afwachting van de verkoop van een onroerend
goed, dan verbinden de kredietnemers er zich toe aan de instrumenterende notaris een
onherroepelijke opdracht te geven om de verkoopprijs rechtstreeks te betalen in handen van
de bank, die het bedrag zal aanwenden als vervroegde terugbetaling van het woningkrediet.
7.7. Bewijs – betalingen – kosten
7.7.1 Het bedrag van de schuldvordering van de bank wordt tegenover de kredietnemers,
eventuele zekerheidsstellers en alle andere derden rechtsgeldig bewezen door een door de
bank echt en waarachtig verklaarde opgave.
7.7.2 De kredietnemers, die beschikken over een ABC-zichtrekening, geven aan de bank
de onherroepelijke opdracht om hun ABC-zichtrekening te debiteren voor alle bedragen die
zij krachtens de onderhavige overeenkomst verschuldigd zijn en zulks voor zover de rekening
voldoende dekking vertoont. Hebben de kredietnemers geen ABC-zichtrekening, dan dienen
zij alle verschuldigde betalingen te verrichten op het rekeningnummer dat hen door de bank
zal worden meegedeeld.
De bank behoudt zich het recht voor, doch is er niet toe verplicht, gedeeltelijke betalingen
te weigeren. Indien de bank een gedeeltelijke betaling aanvaardt mag deze naar keuze van de
bank worden toegerekend op wat de kredietnemers of hun rechtsopvolgers onder welke titel
ook verschuldigd zijn, zowel krachtens deze overeenkomst als krachtens eventuele andere
overeenkomsten met de bank. In afwijking van artikel 1908 van het Burgerlijk Wetboek zal
de eventuele aanrekening van gedeeltelijke betalingen op het kapitaal geen bevrijding van de
intresten doen vermoeden.
7.7.3 Alle kosten -zoals bedoeld in artikel 11 van de wet op het hypothecair kredietwaartoe de kredietopening of haar waarborgen aanleiding geven of zullen geven, vallen ten
laste van de kredietnemers. Eventueel door de bank gedragen kosten zullen door de
kredietnemers onmiddellijk worden vergoed. Voor de eventuele dossier- en schattingskosten
verwijzen de partijen naar hetgeen hieromtrent in het kredietaanvraagformulier is
overeengekomen.
7.8. Overdracht van de (rechten uit de) kredietopening
De bank mag de kredietopening (of haar rechten daaruit) geheel of gedeeltelijk
overdragen of zij mag een derde geheel of gedeeltelijk in haar rechten plaatsen.
7.9. Vervroegde terugbetaling en herbeleggings-vergoeding
De kredietnemers mogen het verschuldigd blijvend saldo van het woningkrediet op ieder
ogenblik volledig of gedeeltelijk vervroegd terugbetalen. Evenwel is méér dan één
gedeeltelijke vervroegde terugbetaling per kalenderjaar verboden wanneer het bedrag van de
vervroegde terugbetaling kleiner is dan 10% van het kredietbedrag. Indien de kredietnemers
het woningkrediet gedeeltelijk vervroegd terugbetalen, dan kunnen zij kiezen tussen de
aanpassing van de periodiek te betalen bedragen (met behoud van de duur van het
woningkrediet) of de aanpassing van de duur van het woningkrediet (met het behoud van de
periodiek te betalen bedragen). Deze keuze hebben zij alleen bij aflossing van kapitaal.
In geval van een volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling zijn de
kredietnemers een herbeleggingsvergoeding verschuldigd gelijk aan drie maanden intresten
berekend op het vervroegd terugbetaald bedrag en tegen de overeengekomen rentevoet. Een
47
analoge vergoeding zijn de kredietnemers verschuldigd bij gedwongen vervroegde
terugbetaling (zie artikel 7.11.1).
De kredietnemers zijn evenwel bij een volledige vervroegde terugbetaling geen
herbeleggingsvergoeding verschuldigd in de volgende gevallen:
- indien het woningkrediet werd aangegaan bij ABC Bank voor de aankoop van een
bouwgrond en volledig vervroegd wordt terugbetaald door middel van een nieuw
woningkrediet bij ABC Bank dat tevens bestemd is voor het bouwen van een woning op
diezelfde bouwgrond;
- indien het woningkrediet, toegestaan in afwachting van de verkoop van een onroerend
goed, een looptijd heeft van maximum vijftien maanden en het kapitaal bovendien volledig
terugbetaalbaar is op eindvervaldag met de opbrengst van de verkoop van het onroerend goed.
7.10. Wanbetaling
7.10.1. Bij niet-betaling van verschuldigde rente op haar vervaldag (of op de vervaldag
van de periodieke last waarin die rente begrepen is) wordt de rentevoet voor deze vervaldag
verhoogd met een half procent per jaar. Bij niet-tijdige aflossing van kapitaal op zijn
vervaldag (of op de vervaldag van de periodieke last waarin dat kapitaal begrepen is) of bij
niet-tijdige betaling van een reconstitutiestorting brengt deze aflossing of reconstitutiestorting
rente op berekend aan dezelfde verhoogde rentevoet en vanaf de vervaldag tot aan de dag van
betaling.
Verwijlintresten en/of vergoedende intresten, berekend aan de rentevoet van het
woningkrediet en verhoogd met een half procent per jaar, zijn voorts zonder uitstel
verschuldigd in alle andere gevallen van wanbetaling, zoals ondermeer bij niet-tijdige
terugbetaling van een vervroegd opeisbaar woningkrediet.
De kredietnemers zijn de in vorige alinea's bedongen rentes van rechtswege en zonder
ingebrekestelling verschuldigd. Anderzijds is de bank bij vertraging in de betaling van een
vervaldag verplicht om aan de kredietnemers binnen de drie maanden een aangetekende brief
te sturen waarin de gevolgen van de wanbetaling worden vermeld.
Ook de bank is jegens de kredietnemers verplicht tot betaling van verwijlrente, indien zij
in gebreke blijft het kredietbedrag ter beschikking te stellen. Deze rente is te berekenen aan
dezelfde rentevoet als deze die bedongen is lastens de kredietnemers.
7.10.2. Wanneer de kredietnemers een verschuldigd bedrag niet betalen binnen de drie
maanden na de vervaldag of binnen de maand na het aangetekend schrijven, waarvan sprake
in artikel 7.10.1, is de bank wettelijk verplicht de wanbetaling mede te delen aan de Nationale
Bank van België. Bij die gelegenheid zullen de kredietnemers door de Nationale Bank in
kennis worden gesteld van hun rechten van toegang, verbetering of verwijdering van
gegevens.
7.11. Vervroegde opeisbaarheid, schorsing en/of verbreking van het woningkrediet
7.11.1. Onverminderd de oorzaken van onmiddellijke eisbaarheid krachtens de wet of het
gemeen recht, zal het woningkrediet van rechtswege opeisbaar zijn indien:
a. Het woningkrediet niet de bestemming krijgt die aan de bank was medegedeeld;
b. De kredietnemers een contract bestemd voor de reconstitutie van het kapitaal niet aan
het woningkrediet toevoegen of een toegevoegd contract niet handhaven;
c. De verzekerde, aangeduid in een toegevoegd contract, overlijdt;
d. De kredietnemers in gebreke zijn de sommen (aflossingen, reconstitutiestortingen,
rentebetalingen, te betalen waartoe zij krachtens de overeenkomst verplicht zijn;
e. (Eén van) de kredietnemers hun eventuele andere verbintenissen jegens de bank, al
dan niet voortspruitend uit onderhavige kredietopening, niet nakomen;
f. (Eén van) de kredietnemers of (één van) de zekerheidsstellers, aan de bank onjuiste of
onvolledige informatie hebben verstrekt, zonder dewelke de bank niet aan dezelfde
voorwaarden zou hebben gecontracteerd;
48
g. De waarborgen, zoals bedongen door de bank niet op afdoende wijze tot stand komen
of geheel of gedeeltelijk verloren gaan of in waarde verminderen;
h. De kredietnemers of zekerheidsstellers ophouden eigenaar te zijn van de in waarborg
gegeven
onroerende goederen of gedeelten ervan;
i. De onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van een volmacht hypotheek of
een belofte tot hypotheekvestiging ten gunste van de bank, in strijd met artikel 7.6.4 met
hypotheek, volmacht of belofte tot hypotheek worden bezwaard;
j. De onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van een hypothecaire waarborg
of waarop het goed, voorwerp van de hypothecaire waarborg, rust, verontreinigd blijken te
zijn;
k. Ten verzoeke van de bank of van andere schuldeisers bewarend of uitvoerend beslag
op (één van) de goederen van (één van) de kredietnemers of (één van) de zekerheidsstellers
wordt gelegd;
l. (één van) de kredietnemers of (één van) de zekerheidstellers failliet worden verklaard
of een vordering instellen tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling of een
individueel uitstel van betaling;
m. In de hypothese van artikel 7.6.5. de instrumenterende notaris zonder de gepaste
instructies verblijft vanwege de kredietnemers.
Heeft de oorzaak van vervroegde opeisbaarheid betrekking op de wanbetaling van een
verschuldigd bedrag, dan kan de bank de vervroegde opeisbaarheid maar inroepen nadat de
kredietnemers geheel of gedeeltelijk in gebreke zijn gebleven gevolg te geven aan de
aanmaning van de bank bij een ter post aangetekende brief. In deze aanmaning wijst de bank
op de gevolgen van het in gebreke blijven van de kredietnemers en stelt zij de kredietnemers
in de mogelijkheid om binnen een termijn van veertien kalenderdagen, te rekenen vanaf haar
verzending, de achterstand volledig aan te zuiveren.
7.11.2. Zolang de kredietnemers het woningkrediet niet volledig zullen hebben
opgenomen, zal het van rechtswege en zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling verbroken
zijn in dezelfde gevallen als vermeld in artikel 7.11.1 en onverminderd de oorzaken van
verbreking krachtens de wet of het gemeen recht. Ook zal het woningkrediet van rechtswege
en zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling geschorst zijn in geval de kredietnemers (of
één van hen) een aanvraag doen tot het bekomen van een gerechtelijk akkoord.
Ten slotte zal het woningkrediet van rechtswege en zonder ingebrekestelling verbroken
zijn in geval:
- de hypothecaire waarborgen niet alle gevestigd zijn binnen de termijn van twee
maanden zoals vermeld in artikel 7.6.4.;
-de toegevoegde contracten niet alle gesloten zijn binnen de overeengekomen termijn
van twee maanden;
-geen enkele kredietopname werd gedaan binnen de overeengekomen opnemingstermijn
van twaalf maanden;
-van het overlijden van de kredietnemers of één van hen.
Wanneer de kredietnemers door een fout van de bank op definitieve wijze geen gebruik
zullen kunnen maken van het woningkrediet zal de bank een vergoeding verschuldigd zijn a
rato van deze begroot in artikel 7.9.
7.12. Bepalingen in verband met de persoonlijke levenssfeer.
De kredietnemers stellen de bank onherroepelijk aan als bijzonder gemachtigde om de
gegevens uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister die op hen betrekking
hebben te verkrijgen.
Inzake de toepassing van de wet op de privacy wordt verwezen naar de Algemene
Bankvoorwaarden.
49
De kredietnemers (en/of derden hypotheekgevers) geven aan de bank de uitdrukkelijke
toestemming om alle gegevens onder meer verkregen in verband met de kredieten alle andere
relevante gegevens met betrekking tot hun persoon, producten, diensten en verrichtingen te
verwerken. Deze toestemming houdt in dat de gegevens voor alle wettige doeleinden en voor
de doeleinden waarvoor de bank aangifte heeft gedaan bij de Commissie voor de
Bescherming van de Levenssfeer mogen worden gebruikt en in het bijzonder voor :
klantenbeheer, rekeningbeheer, kredieten, vermogensbeheer, relatiebankieren (direct)
marketing, controle van verrichtingen, makelaarsdiensten, enzovoort.
De toestemming houdt eveneens in dat de bank de aangegane verbintenissen en de wijze
waarop daaraan voldaan werd, mag mededelen aan alle belanghebbende derden.
Overeenkomstig de wet hebben de kredietnemers (en/of derden hypotheekgevers) het recht
van toegang tot, en verbetering van, de gegevens die op hen betrekking hebben. Zij
beschikken ook over het recht om er zich, kosteloos, tegen te verzetten dat hun gegevens
gebruikt worden voor direct marketing. Dit recht van verzet kan worden uitgeoefend bij elk
kantoor of bij de Afdeling Personenbeheer op het Hoofdkantoor van de Bank.
7.13. Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten
aan Particulieren overeenkomstig artikel drie, paragraaf één, 1° of 2°, van de wet van 10
augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. De registratie in de
Centrale voor Kredieten aan Particulieren heeft als doel de kredietgevers inlichtingen te
verstrekken betreffende de reeds lopende kredieten en eventuele achterstallige betalingen van
de kredietnemers. De kredietnemers hebben kosteloos recht op toegang, rechtzetting en
verwijdering van de geregistreerde gegevens. Zij oefenen dit recht uit op de wijze zoals
omschreven in artikel zeven van de wet van tien augustus tweeduizend en één en in artikel
dertien van het Koninklijk Besluit van zeven juli tweeduizend en twee.
Behoudens in geval van vervroegde verwijdering van de geregistreerde gegevens om
voormelde redenen, gelden de volgende bewaartermijnen :
- drie maanden en acht werkdagen na de datum van het einde van de kredietovereenkomst;
- in voorkomend geval, tot de datum waarop aan de Centrale voor Kredieten aan
Particulieren wordt meegedeeld dat het krediet is terugbetaald na de vervroegde beëindiging
ervan.
Ingeval van een wanbetaling van heet krediet in de zin van de wet van tien augustus
tweeduizend en één en het Koninklijk Besluit van zeven juli tweeduizend en twee, wordt de
registratie verlengd. De bewaartermijnen van de gegevens betreffende wanbetalingen zijn :
- twaalf maanden vanaf de datum van de regularisatie van de kredietovereenkomst;
- maximaal tien jaar vanaf de datum van de eerste registratie van een wanbetaling
ongeacht of de kredietovereenkomst al dan niet werd geregulariseerd.
7.14. Woonstkeuze
Voor de uitvoering van de kredietovereenkomst en de met de bank gesloten
zekerheidsovereenkomsten doen de kredietnemers, doch enkel wat betreft eventuele
betekeningen, rechtsvorderingen of vervolgingen, woonstkeuze zowel op hun hogervermeld
adres als in het in waarborg gegeven onroerend goed, onverminderd het recht voor de bank
om betekeningen, rechtsvorderingen en vervolgingen te doen op het aan haar laatst
medegedeelde adres.
7.15. Toepasselijke wetgeving en bevoegde rechtbank
Beide partijen verklaren het Belgisch recht, met inbegrip van de wet op het hypothecair
krediet en haar uitvoeringsbesluiten, van toepassing op de kredietopening en de tussen hen
gesloten zekerheidsovereenkomsten.
50
De kredietnemers die bij het ontstaan van de kredietopening of op een later tijdstip hun
gewone verblijfplaats in het buitenland hebben, aanvaarden de exclusieve bevoegdheid van de
Belgische rechters, onverminderd het recht voor de bank om beroep te doen op de rechters
van het land waar één van de kredietnemers zijn woon- of verblijfplaats heeft.
Verklaringen.
De kredietnemers en eventuele hypotheekstellers verklaren de nodige bekwaamheid te
hebben om deze handeling te stellen, niet te zijn geviseerd door een beschermingsmaatregel
of beschikkingsbeperking en evenmin een verzoekschrift te hebben ingediend met het oog op
een collectieve schuldenregeling.
CLAUSULE VOOR ORDE.
De kredietnemers verklaren dat het krediet aangegaan werd door de heer
VISSENAEKENS Wim voor zeventig procent (70 %) en door mevrouw JANSSENS Hilde
voor dertig procent (30 %).
Zij zullen in voormelde verhoudingen instaan voor de terugbetaling van het kapitaal en de
betaling van de interesten.
Onderhavig beding is echter niet aan de bank tegenstelbaar, tegenover wie alle
kredietnemers hoofdelijk en ondeelbaar verbonden zijn.
VERKLARING PRO FISCO.
Er is uitdrukkelijk overeengekomen dat de gevestigde zekerheden niet gecumuleerd
kunnen worden en dat zij maximum ten belope van tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00)
in hoofdsom en tienduizend euro (€ 10.000,00) in toebehoren kunnen worden gebruikt.
Partijen verzoeken dan ook om de toepassing van artikel 92/1 W. Reg. Deze verklaring geldt
ook voor het hypotheekrecht en het loon van de hypotheekbewaarder.
SLOTBEPALINGEN.
1. De partijen bevestigen dat de instrumenterende notaris hen naar behoren heeft ingelicht
over de rechten, verplichtingen en lasten die uit onderhavige akte voortvloeien en hen op
onpartijdige wijze raad heeft verstrekt. Zij verklaren deze akte met alle eraan verbonden
rechten en verplichtingen voor evenwichtig te houden en uitdrukkelijk te aanvaarden.
2. De instrumenterende notaris bevestigt dat de identiteit der partijen hem werd
aangetoond aan de hand van door de wet vereiste stukken.
3. Het recht op geschriften bedraagt 50 euro.
WAARVAN AKTE, verleden te Aarschot, op kantoor, op hogervermelde datum, en
na integrale voorlezing en toelichting, wat alle partijen erkennen, ondertekend door de
partijen en mij, notaris.
(volgen de handtekeningen)
Geregistreerd te Aarschot op 22 maart 2013, boek 33 blad 22 vak 6, ontvangen
tweeduizend honderd euro (2.100,00 €), de e.a. inspecteur (getekend) K. BOES.
2. Model hypothecaire volmacht (WHK)
(alle namen in deze akte zijn fictief)
Nr. 26.023
Mandaat tot hypotheekvestiging
4 juli 2014
Heden, vier juli tweeduizend veertien, zijn voor mij, Dirk MICHIELS, notaris te
Aarschot, verschenen:
Ter eerste zijde:
51
De naamloze vennootschap ABC Bank, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is
te Lier, Grote Markt 25, ingeschreven in de kruispuntbank voor ondernemingen onder
nummer 0565.522.998.
Opgericht ingevolge akte verleden voor notaris Anny Liekens te Lier op 14 maart 1989,
bekendgemaakt bij uittreksel in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 28 maart daarna
onder nummer 225.
Hier vertegenwoordigd door de heer Jan VERMEIRE, notarieel medewerker, wonende te
Aarschot, Statiestraat 25, die zich sterk maakt.
Ter tweede zijde:
De heer VISSENAEKENS Wim Jozef Maria, bediende, geboren te Leuven op 14
oktober 1972, rijksregister nummer 72.14.10 596-48, ongehuwd, en mevrouw JANSSENS
Hilde Andrea Jules, bediende, geboren te Leuven op 8 november 1974, rijksregister nummer
74.11.08 253-56, ongehuwd, wettelijk samenwonende te 3200 Aarschot, Schaluin 111.
Verder genoemd "de kredietnemers” en/of "lastgevers".
Ter derde zijde :
De naamloze vennootschap ABC Lastgevingsvennootschap, waarvan de
maatschappelijke zetel gevestigd is te Lier, Grote Markt 25, ingeschreven in de kruispuntbank
voor ondernemingen onder nummer 0565.432.888.
Opgericht ingevolge akte verleden voor notaris Anny Liekens te Lier op 8 oktober 1992,
bekendgemaakt bij uittreksel in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 28 oktober daarna
onder nummer 114.
Hierna genoemd "lasthebber", hier vertegenwoordigd door mevrouw Geertrui VAN
OMMEKEER, notarieel medewerker, wonende te Aarschot, Bekaf 4, die zich sterk maakt.
De kredietnemers verklaren, vóór de volgende aanwijzing van de gemachtigden, dat ze
heden van de ABC Bank, een kredietopening van honderdduizend euro (€ 100.000,00)
hebben bekomen.
Aangezien de ABC Bank de toekenning van het krediet inzonderheid afhankelijk hebben
gemaakt van de vestiging, op aar eerste verzoek, van een hypotheek op het onroerend goed te
#, hierna uitgebreider beschreven, met het doel de verbintenissen van de kredietnemers uit
hoofde van voormelde kredietopening, evenals de hierna vermelde huidige en toekomstige
verbintenissen te verzekeren, verzochten de lastgevers ons akte te nemen van wat volgt:
De lastgevers verlenen door onderhavige akte onherroepelijk volmacht aan de NV ABC
Lastgevingsvennootschap, hiervoor genoemd, de lasthebber, die aanvaardt, door tussenkomst
van haar bovenvermelde vertegenwoordiger.
De lasthebber kan één of meerdere personen die afzonderlijk mogen handelen in zijn
plaats stellen, alsdan ook “lasthebbers” genoemd, waarbij hijzelf zijn volmachten behoudt.
Elk van de genoemde lasthebbers bezit de nodige volmachten om afzonderlijk te
handelen, teneinde:
a. in naam van de lastgevers en ten gunste van de ABC Bank of van alle rechtsopvolgers
ten algemene titel of ten bijzondere titel, met inbegrip van een cessionaris van alle of een deel
van de door het hypothecair mandaat gewaarborgde vorderingen, de hierna vermelde
goederen en of zakelijke rechten, geheel of gedeeltelijk, in één of meer op elkaar volgende
akten met hypotheek te bezwaren zonder dat de lastgevers hiertegen ooit enig bezwaar zullen
kunnen vooropstellen, tot zekerheid van de terugbetaling van:
1) de kredietopening, toegestaan bij overeenkomst van heden;
2) alle andere bedragen waarvan de kredietnemers, alleen of met één of meer derden, uit
hoofde van hun zakenrelatie met de ABC Bank of haar rechthebbenden, schuldenaar zijn of in
de toekomst zouden worden, in het bijzonder alle bank-, verzekerings- of andere financiële
diensten zoals onder meer kredieten, borgtocht en garantieverbintenissen,
beleggingsverrichtingen, betalingsverrichtingen en adviesverlening, hetzij dat deze
52
verbintenissen door de kredietnemers zijn aangegaan in het kader van hun privé- activiteiten,
hetzij dat ze aangegaan zijn in het kader van hun handels -of beroepsactiviteiten;
3) van alle huidige of toekomstige schulden uit buitencontractuele verbintenissen van de
kredietnemers, alleen of samen met één of meer derden, tegenover de ABC Bank of haar
rechthebbenden, dit alles ten belope van:
a. een bedrag in hoofdsom van honderdduizend
euro
€ 100.000,00
b. drie jaar intrest, die de inschrijving in dezelfde
rang wettelijk waarborgt tegen een maximumtarief van
twintig ten honderd (20 %) per jaar.
c. een bedrag van tienduizend euro in toebehoren,
pro memorie
hetzij :
♦ de terugbetaling van de uitgaven die
ABC BANK of haar rechthebbenden voor rekening
van de kredietnemers hebben gedaan, inzonderheid
de kosten voor de vestiging en inschrijving van de
hypotheek, de premies van brand- en levensverzekeringen;
♦ de betaling van de intrest op al die sommen,
de verwijl-intresten, provisies, alsmede alle andere
vergoedingen waarop ABC BANK of haar
rechthebbenden kunnen aanspraak maken;
♦ de terugbetaling van de kosten van
€ 10.000,00
betekening en van aangifte van schuldvordering,
alsmede van de door de wet niet bevoorrechte kosten
€ 110.000,00
van uitwinning
Totaal : honderd en tienduizend euro.
b. gedwongen tenuitvoerlegging te bedingen en af te wijken van alle formaliteiten en
beperkingen waarvan de wet vrijstelling toelaat, alle verklaringen te doen betreffende de
hypothecaire toestand van de in waarborg gegeven onroerende goederen of zakelijke rechten
en namelijk verklaren dat deze vrij en zuiver zijn van alle schulden en hypotheken en van alle
andere zakelijke rechten; de lastgevers te verplichten tot voorlegging van alle certificaten van
doorhaling;
c. de schuld op naam van de kredietnemers, evenals de voorwaarden en de waarborgen
ervan, authentiek vast te stellen en in uitoefening van onderhavige volmachten, de authentieke
akte van hypotheekstelling te laten verlijden en inschrijving te vorderen ten bate van ABC
BANK of van haar rechthebbenden en dit zelfs zonder onderrichtingen of spijts eventuele
tegenstrijdige onderrichtingen van de lastgevers;
d. de kredietnemers te verplichten tot het betalen van de kosten en erelonen van elke akte
houdende herhaling van de verbintenissen van de lastgevers, van de akte van
hypotheekstelling en de vordering tot inschrijving en de akte van in de plaats stelling van de
volmacht;
e. tot voormelde doeleinden, alle akten en stukken te verlijden en te ondertekenen,
domicilie te kiezen, in de plaats te stellen en in het algemeen alles te doen wat nuttig en
noodzakelijk zal zijn voor de uitoefening van onderhavige volmacht.
De lastgevers verklaren :
a. dat zij nog geen dergelijke volmacht verleend hebben tot op heden en dat zij de
verbintenis aangaan er in de toekomst geen te verlenen zonder de voorafgaande en
schriftelijke toestemming van de ABC Bank of van haar rechthebbenden;
53
b. dat de onroerende goederen en/of zakelijke rechten, die het voorwerp zijn van
onderhavige volmacht, met geen enkel zakelijk recht belast zijn en vrij en zuiver zijn van alle
om het even welke schulden en lasten, behalve volgende inschrijving(en): #;
c. dat zij de verbintenis aangaan bedoelde onroerende goederen en of zakelijke rechten
niet verder met hypotheek te belasten, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming
van de ABC Bank of haar rechthebbenden;
d. niet te zullen overgaan tot verkoop of enige andere eigendomsovergang of
verbrokkeling van het geheel of van een gedeelte van bedoelde onroerende goederen en/of
zakelijke rechten, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de ABC Bank of
van haar rechthebbenden.
Deze volmacht, die geen einde zal nemen door één van de redenen, opgesomd in artikel
2003 van het Burgerlijk Wetboek, slaat op alle onroerende goederen of zakelijke rechten
waarvan de lastgevers eigenaar zijn of in de toekomst zullen worden, en onder meer op de
volgende onroerende goederen waarvan de lastgevers op dit ogenblik eigenaar zijn:
Beschrijving van de goederen.
Stad/#Gemeente # - Afdeling #.
#
Eigendomsoorsprong.
#
Verklaring.
De lastgevers verklaren dat zij lezing hebben gekregen van volgende artikelen uit het
Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde: artikel tweeënzestig paragraaf twee
en artikel drieënzeventig.
De lastgevers hebben bovendien verklaard #niet de hoedanigheid van btw-plichtige te
hebben.
Machtiging.
Voor het geval de akte van hypotheekstelling, waarop deze volmacht betrekking heeft,
wordt opgemaakt, machtigen de lastgevers vanaf nu de ABC Bank voor wie de heer Jan
VERMEIRE, voornoemd, aanvaardt bij sterkmaking, om:
1. de bevoegde btw-ontvanger het in artikel 93ter van het Wetboek van de belasting over
de toegevoegde waarde genoemde bericht te bezorgen, zelfs in geval de inlichtingen waarover
ze beschikken niet toelaten te besluiten dat de volmachtgevers de hoedanigheid van btwbelastingplichtigen bezitten;
2. de notaris, die belast is met het verlijden van de akte van hypotheekstelling, in kennis
te stellen van hun statuut ten aanzien van de btw-wetgeving, rekening houdend met de
wijzigingen die zich na de ondertekening van deze akte mochten voordoen en waarvan de
financiële instelling, op welke manier dan ook, kennis zou krijgen;
3. de betekening, waarvan sprake in artikel 93 quater van hetzelfde Wetboek te
ontvangen.
De kosten en erelonen van deze akte zullen door de kredietnemers worden gedragen.
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Ondergetekende notaris verklaart, bij toepassing van art. 5.2.1 van de Codex:
- dat voor het in hypotheek gegeven onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning
werd uitgereikt door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente # op # voor
het bouwen van een woning;
- dat de meest recente stedenbouwkundige bestemming van het in hypotheek gegeven
onroerend is: woongebied (volgens het gewestplan #);
- dat voor het in hypotheek gegeven onroerend goed geen dagvaarding werd uitgebracht
overeenkomstig de artikelen 6.1.1 of 6.1.41 tot en met 6.1.43 van de codex;
54
- dat op het in hypotheek gegeven onroerend goed geen wettelijk voorkooprecht rust
conform art. 2.4.1 van de codex;
- dat er geen verkavelingsvergunning van toepassing is voor het onroerend goed;
- dat er geen as-builtattest werd uitgereikt en gevalideerd;
Er werd geen stedenbouwkundig uittreksel afgeleverd vermits de gemeente # nog niet
beschikt over een plannen- en vergunningenregister.
Ondergetekende notaris verwijst naar artikel 4.2.1. van de codex.
De kredietnemers verklaren dat het krediet deels betrekking heeft op de financiering van
vergunningsplichtige werken, te weten voor een bedrag van # euro (€ #,00), maar dat
daarvoor nog geen stedenbouwkundige vergunning werd uitgereikt. De notaris wijst er de
bank op dat zij dit bedrag maar mag uitbetalen nadat haar de stedenbouwkundige vergunning
bezorgd is.
Verklaring van bekwaamheid.
De kredietnemers verklaren de nodige bekwaamheid te hebben om deze handeling te
stellen, niet te zijn geviseerd door een beschermingsmaatregel of beschikkingsbeperking en
evenmin een verzoekschrift te hebben ingediend met het oog op een collectieve
schuldenregeling.
Recht op geschriften.
Het recht bedraagt vijftig euro (€ 50,00).
Verklaring pro fisco.
Er is uitdrukkelijk overeengekomen dat de gevestigde zekerheden niet gecumuleerd
kunnen worden en dat zij maximum ten belope van honderdduizend euro (€ 100.000,00) in
hoofdsom en tienduizend euro (€ 10.000,00) in toebehoren kunnen worden gebruikt. Partijen
verzoeken dan ook om de toepassing van artikel 92/1 W. Reg. Deze verklaring geldt ook voor
het hypotheekrecht en het loon van de hypotheekbewaarder.
SLOTBEPALINGEN
1. De partijen bevestigen dat de instrumenterende notaris hen naar behoren heeft ingelicht
over de rechten, verplichtingen en lasten die uit onderhavige akte voortvloeien en hen op
onpartijdige wijze raad heeft verstrekt. Zij verklaren deze akte met alle eraan verbonden
rechten en verplichtingen voor evenwichtig te houden en uitdrukkelijk te aanvaarden.
2. De instrumenterende notaris bevestigt dat de identiteit der partijen hem werd
aangetoond aan de hand van stukken door de wet vereist.
WAARVAN AKTE, verleden te Aarschot, op kantoor, op hogervermelde datum, en
na integrale voorlezing en toelichting, wat alle partijen erkennen, ondertekend door de
partijen en mij, notaris.
55