Smartphone in de klas leidt tot zelfoverschatting

Smartphone in de klas
leidt tot zelfoverschatting
In de strijd tussen
docent en slimme
telefoon delft de
eerste het onderspit.
Moet de smartphone
daarom uit de klas
worden verbannen?
Nee, zeggen Jan Bats
en Frank M eester. Maar
laat de leerlingen het
apparaat gericht
inzetten.
Jan B ats is docent
aan de Haagse Hogeschool en doet
voor het lectoraat
Designerly Innovation promotieonderzoek naar digitale
devices.
Frank Meester is
schrijver en is als filosoof verbonden
aan het Lectoraat
Filosofie en Beroepspraktijk van
de Haagse Hogeschool.
e smartphone zit in de klas.
Letterlijk. Zo’n 85 procent
van de scholen laat leerlingen hun smartphone in de
les gebruiken, blijkt uit onderzoek van de NOS. Het
gaat er dus al lang niet meer om óf scholieren hun smartphone in de klas moeten gebruiken, maar hóe.
De smartphone brengt algemene informatie, bijvoorbeeld wanneer de Eerste
Wereldoorlog plaatsvond. En hij brengt
‘intieme’ informatie, over de bezigheden
van je vrienden. Ten slotte zorgt hij voor
grip op je eigen leven; de smartphone is je
agenda, wekker, fotoalbum. Er is geen andere technologie die zowel jezelf, je vrienden als de publieke ruimte ontsluit en die
gewoon in je broekzak past.
De smartphone doet nog iets bijzonders: hij geeft de suggestie van controle.
Verschillende studies, onder meer van
Adrian F. Ward, laten zien dat wanneer
mensen een sterk gevoel van controle over
informatie hebben, zij de eigen cognitieve
vaardigheden systematisch overschatten
en het belang van kennis onderschatten.
Het gebruik van de smartphone maakt dat
mensen informatie en kennis als relatief
minder belangrijk ervaren, terwijl ze ook
denken dat ze zelf slimmer worden – ze
weten alles al voor ze het echt weten.
Zonder het zelf door te hebben leggen
ze de verantwoordelijkheid voor kennis
bij hun telefoon. Daarom reageren mensen zo paniekerig als ze even afstand moeten doen van hun telefoon. Pakken we die
af, dan ontnemen we iemand zijn gevoel
van controle.
In de strijd om aandacht tussen de docent en de telefoon, delft de eerste het onderspit. Moet de smartphone dan toch
weg? Nou, daar is het nu te laat voor.
Bovendien heeft het apparaat wel degelijk handige functies. Met de camera kun je
snel aantekeningen van het bord vastleggen en met de dictafoon kun je colleges
opnemen. Er bestaan programma’s waarmee je virtueel geeltjes kunt plakken op
het schoolbord, en dat is handig als de docent anoniem de mening in een klas wil
polsen.
Het is natuurlijk doodzonde om al die
mogelijkheden in de broekzak van de
scholier niet te benutten. Docenten zullen
dus per lesactiviteit moeten beslissen of
en hoe leerlingen hun smartphone gebruiken.
Voorstanders van de smartphone in de
klas noemen het opzoeken van informatie
het belangrijkste voordeel. Alleen is het
apparaat daar nu juist niet zo geschikt
D
voor – zeker niet als we kritische en bedachtzame jongeren met een hoge dosis
zelfkennis willen klaarstomen voor onze
maatschappij. Het internet geeft te veel informatie over te veel onderwerpen. Dat
geeft de suggestie van alwetendheid. Daar
komt bij dat die controle over informatie
het eigenlijke doel van de les kan verstoren, vooral wanneer de docent een verhaal probeert te vertellen met een kop en
een staart. Lesgeven is niet alleen feiten
reproduceren, maar ook die feiten in een
zinvol verband presenteren. De docent
heeft van tevoren een ordening gemaakt.
Wanneer scholieren die voortdurend verstoren door, goed bedoeld of niet, extra informatie toe te voegen, verdwijnt de ordening. Tijdens ‘college-achtige’ lessen moeten smartphones dus geen toegang hebben tot het internet – hooguit tot een afgeschermde digitale plek met een beperkte
hoeveelheid informatie die relevant is
voor de les.
Zet vooral in op het gebruik van de
smartphone waar deze echt voordeel oplevert. Tijdens het lesonderdeel waarbij
Tijdens ‘college-achtige’ lessen
moeten smartphones geen
toegang hebben tot het net
discussie een belangrijke rol speelt, zetten
docenten de telefoon nu minder vaak in,
terwijl hij daar juist van toegevoegde
waarde kan zijn. In een face to face gesprek
zoeken mensen al snel de consensus; bij
geschreven polemieken gaan ze vaker de
confrontatie aan. Een les kan soms wel
wat van die polemiek gebruiken.
D
aarom is het interessant om discussies via een Whatsappgroep te voeren. De mogelijkheden van het apparaat kunnen het leerdoel dan versterken.
Maar leren we scholieren zo wel verantwoord om te gaan met nieuwe technieken? Wellicht moeten we daar een apart
vak voor in voeren: media- of technologiewijsheid. Daar leer je bijvoorbeeld over de
suggestie van controle die een smartphone geeft. En over wat er kan gebeuren met
informatie die je op het net zet. Laten we
daarom van de media- en technologiewijsheid een apart vak maken, en laten we de
smartphone af en toe gericht gebruiken in
de les. Het zal leerling en docent goed
doen.