235 DBO 16 Zondag 19 april 2015 Gods keuze en onze keuze

DBO 16 Zondag 19 april 2015 Gods keuze en onze keuze Genesis 25:27-­‐34 We lezen deze weken het levensverhaal van Jakob, de kleinzoon van Abraham. Jakob werd door God uitgekozen om de taak van Abraham en Izak over te nemen. Een verrassende keuze. God passeerde Esau. Al voor hun geboorte maakte God Zijn keuze bekend. God kiest. Heel anders dan mensen verwachten. Maar heeft een mens dan nog wat te kiezen? Als God toch al besloten heeft? Kun je je daar als mens maar beter bij neerleggen? En gewoon afwachten wat er gebeurt? We gaan verder met Jakob en Esau. De tweeling is groot geworden. Hoe gaan zij om met dit plan van God? Genesis 25 vertelt: ‘Toen de jongens opgegroeid waren, werd Esau een uitstekend jager, iemand die altijd buiten was, terwijl Jakob een rustig man was, die het liefst bij de tenten bleef’ (vers 27 NBV). Esau werd jager. Jakob herder. Bij dat herder zijn plaats ik nog een kleine kanttekening. Is het u wel eens opgevallen dat in de Bijbel, en dan vooral in het Oude Testament, de mensen die God dienden vaak herders waren? Abel was schaapherder. Abraham was een herdersvorst. Als Mozes door God wordt geroepen, is ook hij op dat moment herder. Wellicht heeft hij juist in dat vak geleerd om later herder en leider van het volk Israël te kunnen zijn. Ook David is herder als hij geroepen wordt om koning te worden. Nog een kanttekening. Genesis vertelt dat Izak en Rebekka elk een sterke voorkeur hadden voor één van hun kinderen. Izak was gek op Esau, omdat Esau heerlijk voor hem kon koken. Deze zoon zorgde altijd voor een lekker stukje vlees. Rebekka zal haar eigen redenen wel hebben gehad. Was het vanwege de raadselachtige spreuk die God uitgesproken had vóór Jakobs geboorte? Het zou best kunnen. Nu gebeurt dat wel vaker in gezinnen. Het ene kind ligt je beter dan het andere. Maar als ouders hun voorkeuren hebben en dat ook laten merken, kan dat grote gevolgen hebben. Kinderen leren bijvoorbeeld niet wat onvoorwaardelijke liefde is. Dat kan leiden tot gevoelens van onveiligheid. Bij Jakob en Esau heeft het ook grote gevolgen. Er gaan straks tussen de broers heel nare dingen gebeuren. De houding van Izak en Rebekka heeft daar alles mee te maken. Het zal grote gevolgen hebben voor hun gezin. 235 Een andere vraag die ik heb, is: In hoeverre heeft het woord dat Rebekka van God kreeg een rol gespeeld in dat gezin? Heeft Izak er niet in geloofd? Speelde eerstgeboren zijn eigenlijk wel een rol in een gezin met opgroeiende kinderen? Maar goed, Jakob en Esau waren geen kinderen meer, toen die verdrietige dag aanbrak. Toen Izak blind werd, zal dan niemand gedacht hebben: Wie neemt straks de leiding over? Ja toch! Ja, en dan zijn we automatisch terechtgekomen bij het eerstgeboren zijn. Wat hield dat in? Het zal duidelijk zijn dat dit veel meer inhield dan dat de oudste het meeste geld zou erven, als de vader zou overlijden. Je kreeg meer geld, maar wel met een bepaald doel. Je kreeg dat, omdat je daarmee de zorg op je kon nemen voor je andere ouder en/of broertjes en zusjes die nog thuis woonden. Je moest de plek van je vader innemen. Eerstgeboren zijn (in die tijd!) is de positie, waarin je bevoorrecht bent boven anderen. Maar die positie krijg je altijd om iets te kunnen betekenen voor anderen. Je kunt tot een zegen zijn. Je bent verantwoordelijk op alle gebieden van heel het leven. Het is een ereplaats, maar met grote verantwoordelijkheden. Je krijgt de indruk dat Esau daar nou niet al te veel waarde aan heeft gehecht. Daar paste zijn levenswijze ook niet bij. Esau was een jager, hij was vaak ver van huis. Maar nu snel naar die dag, waarop alles anders werd. Esau komt doodmoe thuis. Hij heeft gejaagd, is uitgeput en wil eten en drinken. Hij zegt tegen Jakob: ‘Man, ik ben doodmoe, ik sterf van de honger!’ De Bijbel gebruikt hier echt woorden met die strekking. Esau zal het niet redden als hij niet snel te eten krijgt. Hij is echt aan zijn eind. Hij zal heel ver gejaagd hebben en een lange, vermoeiende tocht achter de rug hebben. Jakob maakt grandioos misbruik van deze situatie. Hij reageert: ‘Daar ga ik voor zorgen, Esau. Maar voor wat hoort wat. Ik heb hier heerlijke linzensoep voor je, maar dan moet ik jouw eerstgeboorterecht hebben.’ Je wrijft bij het lezen van dit voorval je ogen uit. Is dit echt waar? Ongelooflijk wat Jakob hier doet. Onderhandelen over de plek die je van God in het leven gekregen hebt. Ongehoord, ook in die tijd. Iemand schreef: ‘Als er toen een verklaring van de rechten van de mens of een grondwet of zo geweest zou zijn, zou er in artikel 1 gestaan hebben: wij respecteren het eerstgeboorterecht. Dat was heilig, want het was heilzaam. Het was een stut onder de samenleving. En daar wil Jakob mee sjacheren, daar wil hij over onderhandelen en dan ook nog voor zoiets als linzensoep. Hoe is het mogelijk dat hij zo met zijn broer omgaat.’ Esau blijkt weinig waarde te hechten aan de rechten (en plichten) van het eerstgeboren zijn. Maar als Jakob op deze manier die rechten probeert te verkrijgen, krijg je ook weinig sympathie voor hem. Hier kom je eerder een man tegen die angstig is om tekort te komen dan een vrome die ernaar verlangt om 236 anderen tot zegen te zijn. Hij wil de plek van de eerstgeborene, maar blijkt er op dit moment nog lang niet aan toe te zijn. Jakob wordt beheerst door angst, door hebzucht, maar hij wordt niet gekenmerkt door vertrouwen op God. Nee, voor dit optreden van Jakob heb ik ook weinig goede woorden over. Het wordt nog erger, als Esau het allemaal wel prima vindt (als hij maar te eten krijgt). Maar Jakob vertrouwt hem toch niet. Hij vraagt Esau te zweren dat hij zich aan deze toezegging zal houden. En zo wordt de naam van God aangeroepen bij deze verschrikkelijke transactie. Zo ben je als Jakob nog lang niet op de plek die God jou in Zijn geschiedenis wil geven. Maar goed, ook Esau maakt geen goede beurt. Zo ga je niet om met je status van eerstgeborene. Je bent zelf verantwoordelijk voor je woorden en daden. Ook verzachtende omstandigheden nemen dat niet weg. Tijdens het schrijven van deze Bijbelstudie en ook die van vorige week, moet ik steeds weer denken aan dat woord van Paulus: ‘Jakob heb ik liefgehad en Esau heb ik gehaat’ (Romeinen 9:13). Is dat ten diepste niet de verklaring van dit trieste, beschamende gebeuren? Een stamvader van Israël, een geloofsheld uit Hebreeën 11, die zijn eerstgeboorterecht koopt voor een schotel linzensoep. Is dit de sleutel? Ik geloof van niet. Wat lees ik hier wel? Ik lees hier opnieuw dat, net zoals bij het lezen van de levensgeschiedenis van Abraham en Izak, de mensen die God verkoos, mensen waren zoals u en ik, met fouten en gebreken. Als God een mens verkiest, doet Hij dat uit pure genade. God koos Jakob niet omdat Jakob beter, geloviger of vromer was. Abraham, Izak en Jakob waren mensen die de HERE dienden, geloofden in Gods beloften, maar die in de praktijk allemaal moeite bleken te hebben om daar altijd op te vertrouwen. Abraham zocht naar alternatieve wegen, Izak kon moeilijk accepteren dat God zijn oudste, zijn lieveling passeerde. Jakob meende ook dat het kopen van dat eerstgeboorterecht een kans was die hij niet moest laten glippen. En Esau? Hij wordt neergezet als een ruige, onverschillige kerel, maar niet als onsympathiek. Maar wat God had gezegd en God wilde, liet hem koud. Esau koos zijn eigen weg. Trouwde met heidense vrouwen, vond zichzelf mans genoeg zijn eigen leven te bepalen. Weer blijkt uit deze geschiedenis dat een mens alleen behouden wordt uit pure genade. Maar aan de andere kant blijkt ook overduidelijk dat een mens verloren gaat door eigen schuld. God verkiest, maar tegelijk wil Hij dat alle mensen behouden worden en niet verloren gaan. Terug naar het begin van vanavond. Ik zei: God kiest. Maar heeft een mens dan nog wat te kiezen? Als God toch al besloten heeft? Kun je je daar als mens maar beter bij neerleggen? En gewoon afwachten wat er gebeurt? 237 Esau kan zich niet verschuilen achter God. Zo van: Ja, maar God heeft vroeger al gekozen. Wat heb ik dan nog te kiezen? U en ik kunnen ons ook niet verschuilen achter de HERE. De HERE God stelt elk mens verantwoordelijk voor zijn daden en zijn keuzes. Het slot van het hoofdstuk is tragisch: ‘Esau at en dronk, stond op en ging heen’ (vers 34). Je kunt het nog sterker vertalen: Esau at en dronk en was meteen weer weg. Esau dacht niet meer na. Hij schrokte de soep naar binnen. En loopt dan weg. Je ziet hem gaan. Hij keert Jakob de rug toe. Hij keert God de rug toe. Zijn eigen keuze. 238