231 DBO 15 Zondag 12 april 2015 `De meerdere zal de mindere die

DBO 15 Zondag 12 april 2015 ‘De meerdere zal de mindere dienen’ Genesis 25:19-­‐26 In de komende weken nodigt het Bijbelrooster in het blad Visie ons uit om de geschiedenis van aartsvader Jakob te lezen. Het boek Genesis wijdt daar vele hoofdstukken aan, veel meer hoofdstukken dan die gaan over het leven van zijn vader Izak. Izak staat in het boek Genesis wat in de schaduw. Abraham en zijn kleinzoon Jakob staan volop in de schijnwerpers. Het zijn verhalen over hun vroomheid, maar óók over hun falen en over hun zonden. Zeker over Jakob worden dingen verteld die het liefst verzwegen zouden worden, als het een familiekroniek zou zijn. Maar dat doet Genesis niet. Genesis is geen gewoon boek. Het beschrijft geen gewone geschiedenis, maar de heilsgeschiedenis. De bijzondere weg waarlangs de HERE de wereld gaat redden. Na de torenbouw van Babel laat God de volken niet over aan hun ellendige lot, waarvoor ze zelf hebben gekozen. God besluit de wereld te redden. Hij kiest daarvoor een bijzondere weg. God roept Abraham om stamvader van het volk Israël te worden. Uit dit volk zal de redder van de wereld geboren worden. We staan dan aan het begin van een lange weg. Een weg, waarop God Zijn eigen gang gaat. God sluit een verbond met Abraham. Hij maakt aan Abraham bekend dat alleen het nageslacht van Izak en niet dat van Ismaël Zijn nageslacht genoemd mag worden (Genesis 21:12). Dat is een in onze ogen min of meer logische keuze: Ismaël was immers geen zoon van Sara, maar van Hagar, de slavin. Maar in het derde geslacht kiest God niet voor Esau, maar voor Jakob. En die hadden dezelfde vader en dezelfde moeder. Ja, het was zelfs een tweeling. Langs de zuiver biologische lijn heeft Jakob absoluut niets vóór op Esau. Toch wijst God Jakob aan. Een verrassende keuze. God gaat Zijn eigen gang. God heeft Zijn eigen redenen. De belofte van verlossing aan Abraham gaat via de lijn van Jakob verder naar de volken in de wereld. God houdt geen rekening met de voorkeur van mensen. God kiest een onverwachte weg. Dat is Zijn vrijheid. De vraag in dit kader is: hoe gaan wij daarmee om? De verleiding is groot om te zeggen: De Here kiest voor Jakob en niet voor Esau. Dus het is vóór de één en tegen de ander. Maar zo is God niet. God wil alle mensen behouden. Dus ook Esau. We gaan hier drie zondagavonden over praten. God koos voor Abraham, Izak en Jakob. De meest verrassende keuze is die voor Jakob. De man met die typerende naam: bedrieger, beetpakker. God maakte Zijn keuze voor deze man al voor zijn geboorte bekend. 231 Izak en Rebekka, de ouders van Jakob, hadden twintig jaar op zijn komst moeten wachten. Aan de pijn en het gemis van Izak en Rebekka wordt maar één vers gewijd. Het staat er heel beknopt: ‘Izak bad vurig tot de HEERE in het bijzijn van zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar. En de HEERE liet zich door hem verbidden, zodat zijn vrouw Rebekka zwanger werd’ (Genesis 25:21). Rebekka was onvruchtbaar. Dat was in die tijd een ander verdriet dan kinderloosheid bij ons vandaag. Het betekende dat je leven op niets uitliep. In een tijd, waarin men nog geen gedachten had over leven na de dood, gaven kinderen betekenis aan je leven door de dood heen. Dus kinderloosheid betekende toen dat je tevergeefs geleefd had, dat je leven doodliep, dat jouw leven geen zin had. Dat is het diepste verdriet dat een mens in Genesis kan treffen. En wat doet Izak? Hij bidt voor zijn vrouw. Dat is het kenmerk van het volk van God. En God verhoort dat gebed. Esau en Jakob zijn kinderen, die werden geboren na vele jaren wachten en bidden, net als bij Izak. Tijdens de zwangerschap gebeurde er echter iets heel bijzonders. Rebekka voelt iets raars in haar buik, een soort strijd. De baby’s stoten tegen elkaar aan. Ze is er bezorgd over en wordt er angstig van. Wat is er aan de hand? Ook Rebekka legt haar angst en pijn aan God voor. En dan krijgt zij van God een bijzonder woord, een profetie: ‘Er zijn twee volken in uw schoot. En twee naties zullen zich uit uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere. En de meerdere zal de mindere dienen’ (Genesis 25:23). De onrust in haar buik is blijkbaar nog maar het begin. Er gaat in de toekomst nog veel meer gebeuren. In haar buik draagt zij de stamvaders van twee volken. Volken die voortdurend met elkaar in conflict zullen zijn. Een conflict dat zal worden gewonnen door de kleinste, de jongste. Nergens staat of Rebekka deze raadselachtige spreuk heeft begrepen. Er staat ook niet dat zij deze woorden van God aan Izak vertelde. Een ding blijkt al snel: De komst van de jongens is een zegen, maar levert van meet af aan strijd op. Tussen de kinderen, maar ook tussen haar en haar man. Het werd dus een tweeling. Nou, een eeneiige tweeling was het beslist niet. Wat waren de twee jongens vanaf het begin verschillend. De eerste die geboren werd, was rossig en helemaal behaard. De tweede, die er heel snel achteraan kwam, juist niet. Het aparte was dat de tweede bij de geboorte de hiel van zijn broertje vasthield. Alsof hij hem in wilde halen. Apart is de nadruk die de schrijver legt op het feit dat Esau rossig was. Dat woord rossig, daar wordt in dit stukje vaker op gezinspeeld. Later gaat het over die linzensoep die rood is. En het woord rossig in het Hebreeuws lijkt heel erg op het 232 woord ‘Edom’. En de Edomieten woonden aan de Rode Zee. En de Edomieten waren de nakomelingen van Esau. De tweede zoon wordt Jakob genoemd. Jakob heeft een heel blanke huid, maar dat horen we pas veel later. De naam Jakob kan op verschillende manieren worden afgeleid. Het heeft zeker met hiel te maken. Maar Esau noemt later zijn naam als bedrieger. Dat kan ook. Eigenlijk betekent Jakob: ‘moge God beschermen’. Maar door de eeuwen heen staat hij bekend als ‘hielenlikker’, ‘beetnemer’. En dat allemaal vanwege die greep naar de hiel van Esau. Dat was ook typerend voor hun latere relatie. Wat zal het daar overigens in die tenten een feest geweest zijn. Wat zal de komst van de tweeling ook veel hebben betekend voor Abraham! Na de geboorte van de tweeling heeft ook hij de beide jongens nog vijftien jaar meegemaakt. Opa Abraham zal ook vast een aandeel hebben gehad in de opvoeding. Hij zal aan zijn beide kleinzonen verteld hebben over de wonderlijke weg die God met hun voorgeslacht was gegaan. De jongens werden groot. Zoals gezegd, ze waren heel verschillend, qua bouw, maar ook qua karakter. En dat botste. En pa en moe hadden elk hun eigen voorkeur. Esau werd de stoere zoon van vader Izak, terwijl Jakob het lievelingetje was van moeder Rebekka. Ik ga weer terug naar die raadselachtige spreuk: ‘Er zijn twee volken in uw schoot. En twee naties zullen zich uit uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere. En de meerdere zal de mindere dienen’ (Genesis 25:23). Twee stamvaders. Vaders van twee volken. Broedervolken en toch volken die tegenover elkaar zouden staan. Het gaat ten diepste om twee volken, om Israël en Edom, de Israëlieten en de Edomieten. Als je de geschiedenissen van die volken leest, in het Bijbelboek Koningen bijvoorbeeld, dan zie je dat daar heel wrede en vreselijke dingen gebeurd zijn. Dit vers maakt de lezers duidelijk ze geen verhaal gaan lezen over zomaar een man die heel lang geleden geleefd heeft, die rare Jakob en wat er met hem allemaal aan de hand was. Nee, de geschiedenis van Jakob, die veel later is opgeschreven, namelijk in de ballingschapstijd, is bedoeld als een spiegel. Het gaat om de geschiedenis van twee vólken. Het gaat om twee volken met een diepgaand conflict. Het ene zal machtiger zijn dan het andere. De oudste zal de jongste dienen, staat er. In de grondtekst staat het er eigenlijk wat algemener: meer zal minder dienen. Je kunt ook vertalen: de rijkste zal de armste dienen, of de sterkste zal de zwakste dienen. Langs die weg gaat God de wereld redden. Niet via de sterkste, de rijkste. Hij kiest eerder voor de zwakste. De nakomelingen van Jakob, het volk Israël, werd een klein volkje te midden van de volken. 233 Er zal strijd zijn om die weg van God te erkennen, te eerbiedigen, te volgen. Esau geloofde er niet in, en Jakob dacht: Daar moet ik het nodige aan doen. Daarover gaan we het de volgende keer hebben. 234