Deadline Arko Oderwald Ik heb deze bijdrage op zondag, twee dagen voor het uitspreken, geschreven. Ik moest wel, want ik had een deadline. Het was mooi weer buiten, de lente was eindelijk begonnen, de bloeiende tuin moet nodig gesnoeid, geknipt en geschoren worden. Op de televisie is Parijs – Roubaix en razen ze door het bos van Wallers. Maar dat moet allemaal wachten of voorbijgaan, ik heb namelijk een deadline. Mijn werk hangt aan elkaar van de deadlines, ik ben het wel gewend. Hoe zou het leven er uit zien zonder deadlines? Waarschijnlijk zoals mijn tuin op dit moment: ongesnoeid, ongeknipt en ongeschoren, maar waarschijnlijk ook rustig en relaxed. Een mogelijk oorsprong van de term deadline komt uit de 19e eeuw, zo lees ik in Wikipedia. Een deadline is een lijn die rond een gevangenkamp werd getrokken. Als een gevangene er overstapte werd hij doodgeschoten. Geen wonder dat deadlines werken. Het is even tijd voor een persoonlijk statement. Ik vind het een groot schandaal dat ik moet sterven, dat ieder mens een echte en onvermijdelijke deadline heeft. Daarbij vergeleken is de deadline van deze avond eigenlijk peanuts. Ik hoop dat ik U niet beledig. Maar toch: deadlines werken, of we het nu leuk vinden of niet. Tenminste, als we wat willen betekenen in het leven, dat is daarbij dan wel een aanname. Dat is wat mensen ook van dieren onderscheidt: wij weten van de deadline. Dat is heel anders dan voor mijn poes, die nu al de hele dag op de vensterbank ligt te slapen en er op vertrouwt dat ik dadelijk wel weer haar etensbakje zal vullen. Voor haar bestaan er nooit deadlines. Is het menselijke leven wel denkbaar zonde deadlines, inclusief de enige echte deadline? Simone de Beauvoir schreef in 1946 over die vraag Tous les hommes sont mortels. Hoofdpersoon is Fosca, een man die onsterflijk is. Hij heeft in de 13e eeuw een onsterflijkheidelixer gedronken. Fosca deelt dat lot met een muis, die als proefdier dienst deed. Als hij de drank inneemt zegt men tegen hem dat hij nu alle tijd van de wereld heeft. Hij is de man zonder deadlines. Nu is het de twintigste eeuw en Fosca ontmoet Régine. Zij is 28, toneelspeelster en erg vol van zichzelf. Zij raakt geïntrigeerd door Fosca, die net een periode van 60 jaar slaap en dertig jaar in een psychiatrische inrichting achter de rug heeft. Hoewel hij aanvankelijk dacht dat de wereld aan zijn onsterfelijke voeten zou liggen, is Fosca geleidelijk aan versomberd. Hij leert dat een sterfelijk mens dapper kan zijn, maar een onsterflijk mens niet, want die zet zijn leven niet op het spel. Al zijn geliefden sterven, terwijl hij altijd dezelfde blijft. Wat van waarde is in een mensenleven, is niet wat in de schoot wordt geworpen, maar wat verworven wordt, zo ontdekt hij. Fosca reist de hele wereld over, maar de wereld blijkt rond te zijn: je komt altijd weer terug waar je begonnen bent. Elke reis was al afgelopen voordat hij begonnen was. Daarna ontdekt hij de wereld van het microscopische, maar raakt ook daarop uitgekeken. Uiteraard gelooft Régine niet voetstoots dat Fosca onsterflijk is. Hij demonstreert dat aan haar door zichzelf de keel door te snijden en daar wonderbaarlijk snel van te herstellen. Régine wil hem uit zijn lethargie redden, niet in de laatste plaats omdat zij hoopt dat iets van zijn onsterflijkheid op haar af zal stralen. Het is tevergeefs, nadat hij aan haar zijn verhaal verteld heeft laat hij haar alleen achter. De zin van zijn bestaan is hem ontvallen omdat hij geen deadline heeft. Nu is Fosca niet alleen onsterfelijk, hij is ook onkwetsbaar en blijkbaar zonder Achilleshiel. Maar er zijn ook nog andere vormen van onsterfelijkheid. José Saramago schreef daarover in Het verzuim van de dood. Van de ene dag op de andere gaan er in een land helemaal geen mensen meer dood. Anders dan Fosca echter zijn ze niet onkwetsbaar. Mensen worden dus nog steeds ziek en blijven dat ook. Mensen in coma blijven in coma. Aanvankelijk gaat de vlag wel uit in dit land, maar al gauw ontwaart men ook nadelen. Een van de eersten die een nadeel ziet is de kardinaal van het land. Zonder dood is er immers geen verrijzenis en zonder verrijzenis geen kerk. De kerk bestaat immers om mensen die hun hele leven lang de angst voor de dood om de nek hebben hangen, de dood als een verlossing aan te bieden. Maar ook de ziekenhuizen en de verzorgingshuizen slaan alarm, want de economische grond van hun ondernemingen is gebaseerd op het feit dat er mensen dood gaan en plaats maken. Helemaal ontredderd zijn om begrijpelijke redenen de begrafenisondernemers. Er zijn echter ook winnaars, zoals de verzekeringsmaatschappijen die hun levensverzekeringen nu nooit meer hoeven uit te betalen. Maar, zoals gezegd, het sterven, maar niet het lijden is gestopt. Er ontstaat dan ook al snel een levendige handel in het transporteren van terminale patiënten naar één van de drie buurlanden, waar ze onmiddellijk overlijden als ze de grens over gebracht worden. Omdat dit mogelijkerwijs uitgelegd kan worden als moord is deze handel clandestien. Ook de buurlanden raken geïrriteerd omdat de doden zich aan hun grenzen opstapelen. Een oorlog dreigt. Na een maand of zeven echter krijgt de regering van het land een paarse brief waarin de dood (met een kleine letter) aankondigt van strategie te zullen veranderen. Iedereen die zal gaan sterven krijgt voortaan een week van te voren een paarse brief, zodat hij of zij in die week nog de nodige dingen kan gaan regelen. Ook dat brengt veel onrust met zich mee. Wat te denken van iemand die denkt in goede gezondheid te verkeren en een paarse brief krijgt? Uit deze twee romans wordt duidelijk dat de ultieme deadline weliswaar ook tot leven en actie oproept, maar tegelijkertijd dat het een zware opgave is voor de mens om weet te hebben van een deadline. Het is een werkelijkheid die maar nauwelijks te verdragen valt. En hoe begrijpelijk wordt opeens het bestaan van religie om ons te verzoenen met de deadline, alsof deze toch niet echt bestaat. De kardinaal van Saramago stelt het zo: We hebben vanaf het begin af aan niet anders gedaan dan de werkelijkheid tegenspreken en we zijn er nog steeds. En ook als we in onze moderne tijd deze religie vaarwel zeggen dan zijn er allerlei manieren om onszelf aan gene zijde van het graf toch levend te houden. Wat dacht U van testamenten, donorcodicillen, wilsbeschikkingen, allemaal manieren om ons definitieve verdwijnen symbolisch te ontlopen, of in ieder geval uit te stellen. Maar wat heb ik er aan dat mijn begrafenis verloopt zoals ik dat heb voorgeschreven? Ik ben er niet meer om er van te genieten. In alles wat wij over de ultieme deadline zeggen is vaak onze moeite met deze werkelijkheid te horen. En dan bedoel ik niet het vanzelfsprekende verdriet van de nabestaanden, maar iets taaiers. Zo stelt Roland Barthes in zijn rouwdagboek naar aanleiding van de dood van zijn moeder: Waarnaar verwijst ‘ze’ in de zin ‘Ze lijdt niet meer’? Wat betekent die tegenwoordige tijd? En tegelijkertijd is het ook duidelijk: zouden we nog uit ons bed komen als we geen deadline zouden hebben? Ik denk het niet, maar anders dan de deadline voor deze inleiding weten we niet wanneer de moeder van alle deadlines is. Er is natuurlijk af en toe nog een minister van volksgezondheid die er over klaagt dat er in de laatste drie weken van ons leven zoveel geld aan ons wordt besteed en dat dat eigenlijk voorkomen zou moeten worden. Vaak wordt dat ingefluisterd door een beleidsmedewerker, dus iemand die volgens Saramago niets weet van het werkelijke leven. Want in dat werkelijke leven zendt de dood gelukkig geen paarse brieven met een aankondiging, de blauwe, die dit jaar een andere deadline hebben, zijn immers al erg genoeg.
© Copyright 2024 ExpyDoc