TRAININGSLEER Het begrip complex training wordt binnen de sportprestatietraining en de sportrevalidatie in toenemende mate gebruikt. In de praktijk ontbreekt het echter, mede door het verwarrende begrip ‘complex’, aan overeenstemming over wat deze manier van trainen nu precies inhoudt en op welk moment het kan worden toegepast binnen de training of revalidatie. Complex training: definitie en theoretische rationale Sil Kloppenburg, Jorrit Rehorst & Ron Beurskens Krachttraining gericht op een toe- voor complex training te ontstaan.3,4 name van het mechanisch vermogen Het begrip ‘complex’ geeft in de – en daarmee de sportprestatie – is sport- en revalidatiepraktijk nogal al decennia in gebruik.1 Trainers zijn eens onduidelijkheid en de training hierbij voortdurend op zoek naar het wordt daardoor op verschillende ma- optimale trainingsprotocol voor hun nieren ingevuld. De van toepassing atleten, vooral tijdens de latere fasen zijnde vertaling van de Engelse term van krachttraining, als een atleet zijn ‘complex’ is ‘samenhang’. We moeten ‘plafondniveau’ lijkt te bereiken. Het complex training dan ook verstaan lijkt erop dat het variëren van de be- als een training met samenhangende kende prikkelparameters weerstand, oefeningen, in plaats van dat het een snelheid, frequentie en rust in deze (coördinatief) ingewikkelde training fase niet meer voldoet. Zou complex zou betreffen. Wat ook meespeelt bij training wellicht wèl voor een aan- de bestaande onduidelijkheid zijn de houdende optimale trainingsprikkel verschillen in uitkomsten van we- kunnen zorgen, juist in deze latere fase tenschappelijk onderzoek.5 Dit komt van de periodisering?2 vooral door een ingewikkelde interactie van factoren die het trainingseffect Definitie kunnen beïnvloeden. Complex training wordt omschreven Dit artikel beschrijft de theorie achter als het uitvoeren van krachtoefeningen complex training en gaat kort in op de tegen zware weerstand met relatief korte- en lange termijn effecten die in lage snelheid, gevolgd door biome- wetenschappelijk onderzoek worden chanisch vergelijkbare oefeningen gerapporteerd. met relatief lage weerstand op hoge snelheid.3 Bijvoorbeeld: squatten met Een eenvoudige rekensom? een zwaar gewicht, gevolgd door De wetenschap heeft inmiddels wel snelle squat lunge sprongen. Hoewel aangetoond, dat complex training deze methode reeds in het begin van in sommige gevallen kan leiden tot de jaren 70 door Verhoshansky3 voor een direct optredende toename van het eerst werd beschreven, lijkt er pas de sportprestatie (bijvoorbeeld hoger vanaf 2000 een gefundeerde theorie springen). Sommigen verklaren dit op S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6 11 basis van de natuurkundige formule een hogere bewegingssnelheid, zo is Post Activation Potentiation (PAP) en voor vermogen (P = F x v), maar dit is het idee, leidt tot meer vermogen. Het High Frequency Initial Pulses (HFIP). te kort door de bocht. direct toegenomen prestatievermogen Waar het bij HFIP gaat om een oneven- Complex training beoogt de explosi- na complex training kan hier echter redige verdeling van actiepotentialen viteit van een sporter, gedefinieerd als niet mee worden verklaard, want door (veel in het begin) gedurende een de mogelijkheid om zo snel mogelijk de directe opeenvolging van beide contractie bij voornamelijk plyometri- kracht op te bouwen, te vergroten. Dit typen krachttraining binnen dezelfde sche bewegingen, wordt in de litera- wordt ook wel vermogen P genoemd (energie per tijdseenheid, Joule×s-1 = training is er geen gelegenheid voor tuur het effect van complex training het optreden van supercompensatie en toegewezen aan PAP.7 Hierbij lijkt een Watt). Een groter mechanisch vermo- adaptatie. grotere spierstimulatie cq. intensievere gen komt tot stand door een toename activiteit tot een sterkere potentiatie te van kracht F (N) en/of snelheid van bewegen v (m×s-1). In de klassieke pe- Potentiatie riodisering van krachttraining worden plex training direct het mechanisch Conclusie beide componenten los van elkaar, in spiervermogen laat toenemen? Een aparte trainingssessies, getraind. Hier- aannemelijke verklaring wordt recent bij gaat krachttraining die gericht is op gezocht in het fenomeen potentiatie.7 Het mechanisme achter het directe effect van complex training lijkt het principe van potentiatie te zijn. toename van F door fysiologische en/ Spieren generen als reactie op een of anatomische aanpassingen vooraf electrische prikkel een bepaalde kracht aan plyometrische training. In de plyo- of een bepaald vermogen. Potentiatie Intussen neemt het aantal onderzoeken metrische oefeningen (o.a. springen en veroorzaakt een toename van het sub- naar de werkzame fysiologie achter werpen) wordt gebruik gemaakt van maximale tot maximale spiervermogen PAP toe en lijken er drie (deel)verkla- voorrek van kapsel en pezen om de bij een eenzelfde elektrische stimulatie ringen te bestaan (zie kader). De eerste snelheid van bewegen te verbeteren.6 van de spier (figuur 1).7 Er bestaan verklaring is een toename in Myosine De combinatie van meer kracht en twee vormen van potentiatie, namelijk Light Chain fosforylase (MLC-f). De Hoe kan het dan toch zo zijn dat com- leiden.7 Drie theorieën over het mechanisme achter het verschijnsel Post Activation Potentiation (PAP) 1. Myosine Light Chain (MLC) is een onderdeel van het myosine filament (bouwsteen van een spiervezel) en heeft bindingsplaatsen voor het energierijke fosfaat ATP en voor het actine filament (een andere belangrijke bouwsteen van een spiervezel) (figuur 2a). Door de werking van het enzym MLC-fosforylase kan het myosine als het ware over het actine heenlopen, waardoor de spiervezel in elkaar schuift (figuur 2b). De werking van MLC-f wordt versneld door MLC-kinase, dat wordt geactiveerd door calcium (Ca2+) ionen die vrijkomen als de spier via de zenuwvezels wordt gestimuleerd. Een voorafgaande (sub)maximale contractie zorgt voor een (tijdelijke) toename van het MLC-f en voor een (tijdelijk) verhoogde gevoeligheid van de myosine–actine verbinding voor Ca2+. Dit verhoogt de mobiliteit van de ‘takjes’ die de bindingen tussen het myosine en actine tot stand brengen en dus voor een toename in krachtopbouw.8 2. Een tweede verklaring voor potentiatie is een toegenomen rekrutering van grote motor units.8 Tijdens een eerste spiercontractie na een periode van rust is de signaaloverdracht tussen de betrokken zenuwvezels nog niet optimaal doordat de ontvangende zenuwvezel op dat moment nog verminderd gevoelig is.8 Dit is vooral het geval bij de grotere motorische eenheden. Als meerdere contracties elkaar opvolgen – zo blijkt uit dierexperimenteel onderzoek - neemt de gevoeligheid (tijdelijk) toe. Dit effect is juist sterker bij de grotere motorisch eenheden.8 Zodoende zorgen (een) voorafgaande contractie(s) er voor dat de grotere, sterkere motorische eenheden gemakkelijker kunnen worden geactiveerd, waardoor het vermogen dat geleverd kan worden toeneemt. 3. Een derde oorzaak voor het PAP effect ligt mogelijk in een afname van de pennatiehoek van de spiervezels. Een kleinere pennatiehoek ten opzichte van de werklijn geeft namelijk een grotere overdracht van kracht (figuur 3). Onderzoek liet na een contractie een afname van de spiervezelpennatiehoek van ongeveer 2° zien, met daarbij een summiere krachttoename van 0,9%.8 Mogelijk draagt dit bij aan het praktijkrelevante effect van PAP, maar dit verdient verder onderzoek. 12 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6 lijn met resp. de y-as en de x-as representeren de maximale kracht (snelheid = 0) en de maximale verkortingssnelheid (weerstand = 0) van een spier. Beide veranderen niet door potentiatie. Maar het blijkt dat de curva- Figuur 2A tuur van de grafiek wel verandert: Figuur 1 de lijn vlakt af (van A naar B). tweede is een toename in rekrutering Dit betekent dat potentiatie zorgt van grote motor units. En de derde is voor een hogere verkortingssnel- een afname van de spiervezelpennatie- heid bij dezelfde kracht en dus (P hoek (de hoek die de spiervezels maken = F x v) voor een groter vermogen ten opzichte van de werklijn van de (van 1 naar 2). Wanneer je in de spier).8 grafiek naar links gaat, richting de piekkracht op de y-as, is er steeds Potentiatie en de kracht-snelheid relatie minder verschil tussen de lijnen A PAP leidt volgens de huidige inzichten tussen 1 en 2. De verkortings- niet tot een toename van de maximale snelheid neemt dus nog amper toe. kracht of van de maximale verkor- Met andere woorden: PAP treedt niet empirische onderzoek dat er is verricht tingssnelheid van een spier.8 Immers, of nauwelijks op bij het leveren van bestaan er binnen de wetenschap nog één van de onderliggende oorzaken van PAP zou de toename in Ca2+ (bijna) maximale kracht en openbaart altijd onduidelijkheden. Zo blijft het zich sterker op submaximale krachtni- vooralsnog onduidelijk welke vorm gevoeligheid zijn. Bij een verzadiging van Ca2+ bindingsplaatsen, die veaus.8 van activiteit (oefening) leidt tot opti- en B. Dus is er ook minder verschil Figuur 2B male potentiatie.7 Daarnaast is zich voordoet bij stimulatief- onduidelijk welke combinatie requenties (±200Hz) die nodig van frequentie, intensiteit en rust zijn voor het bereiken van de optimaal is. Hierbij is het van maximale kracht, neemt het belang om zowel naar de effec- effect van deze gevoeligheid ten op korte als lange termijn te af (figuur 4).8 Dus de toename kijken. Zijn er (op korte termijn) in het mechanisch vermogen bijvoorbeeld verschillen in de moet worden gezocht in de sterkte van het directe effect en in ontwikkeling van kracht óver tijd (figuur 5). Vanaf het moment dat een spier wordt de tijdsduur waarover het effect Figuur 3 gestimuleerd (C in figuur 5) begint de Conclusie ontwikkeling van kracht. Het berei- het afvlakken van de kracht-snelheid relatie is een belangrijke weerspiegeling van het potentiatie effect. ken van hetzelfde krachtniveau (1 in figuur 5) in kortere tijd (van 3 naar 2 in aanhoudt? En zijn er (op langere termijn, bijvoorbeeld een periode van 6-8 weken) verschillen in de trainings effecten/adaptaties ten gevolge van klassieke krachttraining versus complex training? figuur 5) betekent een verbetering van Korte termijn effecten prestatie: bij de start van een sprint zal het snéller kunnen leveren van de- Trainingsprotocollen Met enige voorzichtigheid kan gecon- zelfde kracht je een voorsprong geven Hoe vertalen we deze fundamentele cludeerd worden dat er bij getrainde op je concurrenten. Deze toegenomen kennis over de fysiologie en biome- sporters (na ± >3 minuten) een direct ontwikkeling van kracht en vermogen chanica achter PAP nu in de ontwik positief bestaat van complex training is af te leiden uit de kracht–snelheid keling van optimale protocollen voor op explosieve activiteiten. De inter- relatie (figuur 6). De snijpunten van de complex training? Ondanks het goede actie van diverse factoren (trainings- S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6 13 volume, trainingsintensiteit, contrac- geleverd. Een andere studie liet bij on- maximale isometrische (statische) tietype, persoonlijke karakteristieken getrainde proefpersonen een afname contracties, geïsoleerde dynamische en type vervolgactiviteit) bepalen per van resp. 2% en 3% van de tussen- en contracties (kniestrekking) en bal- persoon wat het optimale volume en eindtijden op een 30 meter sprint zien listische vormen als CMJ’s en SJ’s. de optimale hersteltijd zijn voor het nadat er tien squats op 90% van de Het lijkt er op dat de voorafgaande beste potentiatie effect.8 Personen die maximale kracht waren uitgevoerd.7 activiteit zoveel als mogelijk overeen een grote absolute spierkracht met een Ook dit effect was pas zichtbaar na vijf moet komen met de te trainen explo- relatief groot aantal type 2a/x spier- minuten. sieve activiteit. Hierdoor zal de atleet vezels hebben èn een hoog niveau van Hoe minder vermoeidheid de ‘inlei- de juiste grote motorische eenheden weerstandtraining aankunnen zullen dende’ activiteit veroorzaakt (zo blijkt en spieren activeren. Het verdient het meeste voordeel hebben van PAP uit figuur 7), des te eerder de presta- verder onderzoek of een functionele tijdens complex training.8 tieverbetering zich zal openbaren. Dit krachtoefening ook leidt tot een directe Dat het potentiatie effect pas na enkele wordt ondersteund door een studie prestatietoename bij bijvoorbeeld minuten optreedt heeft te maken met van Gourgoulis et al.11 waarin bij sprinten of hardlopen.7 Een bepaalde vermoeidheid (figuur 7). De submaxi- getrainde proefpersonen binnen vijf oefening hoeft dus niet per se op alle male, maar intensieve spieractiviteit seconden na het uitvoeren van een aan- vervolgactiviteiten hetzelfde effect te (periode A in figuur 7) waarmee de tal squats een 4% toename in de CMJ hebben. Het blijkt dat het neurale en potentiatie wordt ‘opgebouwd’ ver- hoogte werd gevonden. Hierbij waren mechanische mechanisme voor een oorzaakt tevens vermoeidheid. Deze het volume en de arbeid-rust verhou- isometrische contractie nogal verschilt vermoeidheid is direct na afloop het ding van de squattraining zo gekozen, van dat van een dynamische contrac- sterkst en begint vervolgens af te ne- dat er nauwelijks vermoeidheid werd tie. Bij dynamische contracties hangt men. Deze afname gaat sneller dan de opgebouwd, namelijk series van 2 het rekruteringspatroon bijvoorbeeld maximaal snel uitgevoerde herhalingen met respectievelijk 20, 40, 60, 80, en 90% van het 1RM en een seriepauze van vijf minuten. Er is ook een duidelijke positieve samenhang tussen de absolute spierkracht en het piekvermogen tijdens explosieve activiteiten als de CMJ. Personen die in staat zijn absoluut meer kracht te leveren (sporters) hebben een Figuur 4 groter percentage krachtige type 2a/x afname van het potentiatie effect. Op spiervezels. Deze spiervezeltypen ver- een zeker moment zal het potentiatie tonen een grotere toename in MLC-f effect dus de overhand krijgen over de en zijn gemiddeld genomen georgani- vermoeidheid (periode B vanaf mo- seerd in grotere motorische eenheden. ment 3) en zal de positieve invloed op Er zou daardoor, zoals beschreven, een zijn.8 Figuur 5 af van de hoekpositie van een gewricht. Daarnaast kan een ballistische het vermogen zich openbaren. sterker PAP effect te zien moeten Een studie van Kilduff et al.10 naar Echter: type 2a/x spiervezels zijn ook contractie (hoogspringen of werpen) het potentiatie effect op een counter- sneller en dieper vermoeibaar (uitput- gebruik maken van het opslaan van movement sprong (CMJ) laat dit ook ting van de energievoorraad en opho- potentiële energie in peesweefsel. Dit zien. Bij de CMJ wordt diep ingeveerd ping van geproduceerde afvalstoffen). zal tot een toename van de prestatie om vervolgens zo hoog mogelijk Desalniettemin blijkt het PAP effect leiden zonder dat er een verandering op te springen. Bij een groep van 23 sterker te zijn bij getrainde personen. op fysiologisch niveau plaatsvindt. Tot getrainde mannelijke atleten werd Mogelijk hebben zij een betere weer- slot gaat het PAP effect niet op voor er twaalf minuten na drie maximaal stand tegen vermoeidheid. niet gerekruteerde spieren. Een sim- haalbare herhalingen van een dyna- Tot slot is het type vervolgactiviteit pele strekkingsoefening van de knie mische squat een significante toename mogelijk ook van invloed. In de litera- hoeft dus geen PAP effect te hebben op (p<0,05) van 8,0% gevonden op het tuur leidt dit tot verschillende resul- een CMJ. Tijdens een CMJ hangt moge- vermogen dat tijdens de CMJ werd taten. De beschreven activiteiten zijn: lijk veel meer af van de kracht vanuit 14 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6 andere spieren in de keten, zoals de pen op de gemeten variabelen gelijk len. Beide groepen hadden na 3 weken grote bilspier. Tijdens een ‘geïsoleerde’ toe (± 15 tot 17%). Het achterliggende training al een statistisch significante kniestrekking is de bilspier niet geacti- mechanisme (techniek, EMG of vermo- toename in spronghoogte en vermo- veerd.8 Mogelijk wordt daarom in on- gen) verschilde wel per groep. In een gensproductie. Na vier weken was de derzoek van French et al.12 geen direct studie van Mangine et al.14 vond men spronghoogte van zowel de complex effect van een voorgaande leg exten- bewijs dat 8 weken complex training als de compound groep toegenomen sion oefening op een CMJ gevonden, voor zowel boven- als onderlichaam met respectievelijk ±5% (2,7cm) en ±9% maar wel op een drop jump. het 1RM van het bovenlichaam (11,6%) (4,77cm). De mate van toename over en het vermogen (squat jump) voor de tijd verschilde niet tussen de beide het onderlichaam (5,4%) liet toenemen. groepen. Deze resultaten suggereren, Sommige studies hebben ook gekeken in overeenstemming met de hiervoor naar het effect van complex training op beschreven literatuur, dat de combi- functionelere activiteiten als hardlo- natie van krachttraining en plyometri- pen en fietsen.5 Ook daaruit blijkt dat sche training effectief is, maar dat de complex training een positief effect trainingsopzet of –verdeling (complex heeft op prestaties tijdens dergelijke versus compound) waarschijnlijk niet activiteiten. van invloed is. Conclusie Het potentiatie effect openbaart zich pas vanaf ± 3 minuten na de krachtoefening en is sterker bij een grote overeenkomstigheid in oefeningen en bij getrainde atleten. Lange termijn effecten De vraag blijft echter of de gevon- Het directe voordeel van complex den positieve resultaten nu het effect Conclusie training is in de literatuur goed uiteengezet.2,7,8 Daaruit volgt natuurlijk zijn van de combinatie van intensieve de vraag of complex training op de feningen binnen één training, of van Er is tot op heden onvoldoende bewijs dat complex training op de langere termijn een superieur effect heeft ten opzichte van andere krachttraining methodes. krachttraining en plyometrische oeeen periode van training waarin beide type training voorkomen. Zou bijvoorbeeld een periode van Figuur 6 drie weken krachttraining Conclusie gevolgd door drie weken In dit artikel over complex training is plyometrische training beschreven vanuit welke definitie er hetzelfde effect hebben? in de praktijk zou moeten worden ge- Of een zogeheten com- werkt en welke mechanismen hieraan pound (samengesteld) ten grondslag liggen. Er is toenemend programma waarin iedere bewijs dat het directe effect positieve week krachttrainingen effect van complex training gebaseerd en plyometrische ses- is op post activation potentiation, een sies worden gecombineerd? In een langere termijn ook superieur is ten studie van Milhalik et al.15 opzichte van traditionele kracht- of werd het effect van een korte plyometrietraining? periode (4 weken, 2 trainin- Onder het lange termijn effect ver- gen per week) van complex staan we de invloed van een aantal of compound training op de weken (6 tot 8) complex trainen op verticale spronghoogte en diverse variabelen ten opzichte van het leverbare vermogen bij één of meer andere (kracht)trainings- getrainde volleyballers ver- methoden. Het aantal studies hiernaar geleken. De totale hoeveel- is beperkt. Recent is in een onderzoek heid te leveren arbeid per van Arabatzi et al.13 gekeken naar het week was voor beide groepen effect van 8 weken complex training gelijk. Er was geen verschil in in vergelijking met alleen kracht- en de gemeten uitkomstvariabe- verschijnsel dat veroorzaakt wordt plyometrietraining op onder andere spronghoogte. Hierbij namen alle groe- Figuur 7 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6 15 door een toename in myosine light chain fosforylase, een toegenomen recrutering van grote motor units en een afname in de spiervezel pennatie hoek. Hierdoor ontstaat na een serie van submaximale krachtoefeningen, waarbij extreme vermoeidheid wordt voorkomen, een direct positief effect op het vermogen dat een sporter kan produceren. Dit is echter wel nadrukkelijk afhankelijk van meerdere factoren, zoals soort en rekrutering van spiervezeltype, soort krachttraining, rust en krachttrainingervaring. Het directe effect kan door atleet en coach bijvoorbeeld worden benut tijdens wedstrijden in explosieve sporten. Voor de langere termijn is er tot op heden geen superieur effect van complex training ten opzichte van andere vormen van krachttraining aangetoond. Literatuur Voor een volledige referentielijst kan contact worden opgenomen met Sil Kloppenburg 9. Leeuwen D van (2008). Beter presteren door PAP. Sportgericht, 62 (3), 24-27. 10. Kildulf LP et al. (2007). Postactivation potentiation in professional rugby players: optimal recovery. Journal of Strength and Conditioning Research, 21 (4), 1134-1138. 11. Gourgoulis V et al. (2003). Effect of a submaximal half-squats warm-up program on vertical jumping ability. Journal of Strength and Conditioning Research, 17 (2), 342-344. 12. French DN, Kreamer WJ & Cooke CB (2003). Change in dynamic exercise performance following a sequence of preconditioning isometric muscle actions. Journal of Strength and Conditioning Research, 17 (4), 678-685. 13. Arabatzi F, Kellis E & Saèz-Saez De Villareal ES (2010). Vertical jump biomechanics after plyometric, weight lifting, and combined (weight lifting + plyometric) training. Journal of Strength and Conditioning Research, 24 (9), 2440-2448. 14. Mangine GT et al. (2008). The effects of combined ballistic and heavy resistance training on maximal lower- and upperbody strength in recreationally trained men. Journal of Strength and Conditioning Research, 22 (1), 132-139. Sil Kloppenburg is bewegingswetenschapper en werkzaam als docent aan de Hogeschool Utrecht en in de (sport)fysiotherapeutische praktijk. E-mail: [email protected]. Jorrit Rehorst is sportfysiotherapeut en master orthopedisch manueeltherapeut binnen de fysiotherapiepraktijk. Hij is inspanningsfysioloog, bewegingswetenschapper en hoofd van de Master Fysiotherapie, specialisatie Sportfysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht. E-mail: [email protected]. Ron Beurskens is als sportfysiotherapeut werkzaam bij fysiotherapiepraktijk Jeurissen en Van den Ingh en is inspanningsfysioloog in opleiding. E-mail: [email protected]. 15. Mihalik JP, Libby JJ, Battaglini CL & McMurray RG (2008). Comparing short-term complex and compound training programs on vertical jump height and power output. Journal of Strength and Conditioning Research, 22 (1), 47-53. (Advertentie) 1. Kraemer WJ et al. (2002). Progression models in resistance training for healthy adults. Medicine & Science in Sports & Exercise, 34: 364–380. 2. Bevan HR et al. (2009). Complex training in professional rugby players: influence of recovery time on upper-body power output. Journal of Strength and Conditioning Research, 23 (6): 1780-1785. 3. Verkhoshansky Y & Tatyan V (1973). Speedstrength preparation of future champions. Legkaya Atletika, 2: 12-13. 4. Baker D (2003). The acute effect of alternating heavy and light resistances upon power output during upper body complex power training. Journal of Strength and Conditioning Research, 17 (3), 493-497. 5. Rahimi B & Behpur N (2005). The effects of plyometric, weight and plyometric-weight training on anaerobic power and muscular strength. Physical Education and Sport, 3 (1), 81-91. 6. Goolberg T vd (2005). De Rehaboom. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. 7. Chatzopoulos DE et al. (2007). Postactivation potentiation effects after heavy resistance exercise on running speed. Journal of Strength and Conditioning Research, 21 (4), 1278-1281. 8. Tillin NA & Bishop D (2009). Factors modulating post-activation potentiation and its effect on performance of subsequent explosive activities. Sports Medicine, 39 (2), 147-166. 16 Over de auteurs S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 2 – j a a r g a n g 6 6
© Copyright 2024 ExpyDoc