Agenda en stukken ineen Algemeen Bestuur 25

Vergadering:
Algemeen Bestuur
Datum:
Locatie:
Agendapunt:
25 maart 2015
Gemeentehuis van
Oegstgeest
01
Kenmerk:
14/
Onderwerp: agenda
01
Opening en vaststelling agenda
02
Verslag regulier Algemeen Bestuur d.d. 17 december 2014
Voorstel: vaststellen conceptverslagen (bijgevoegd).
02 Concept-Verslag Algemeen Bestuur Holland Rijnland dd 17 december 2014
02a Toezeggingenlijst tbv AB
03
Mededelingen, ingekomen stukken en uitgegane brieven
04
Presentatie van de stand van zaken #Kracht15
Erik Kiers, projectleider van Kracht15 bij Holland Rijnland geeft een presentatie
over de stand van zaken.
05
Uitgangspunten opstellen begroting 2016
Beslispunten:
1. Uitgangspunt voor de begroting 2016: voor het jaar 2016 een nominale ontwikkeling
van plus 0,59% en een taakstellende bezuiniging van 0,34% door te voeren.
2. De bezuiniging ten opzichte van 2013 vast te stellen op 20,5%, waarin de
taakstellende bezuiniging van 0,34% een onderdeel is.
05 AB-voorstel uitgangspunten 2016
05a Bijlage 01 Kadernota 2016
05b Bijlage 02 Strijknorm Brief van werkgroep 2016
06
Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
Beslispunt: het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen
06 AB-voorstel Beleidsplan leerplicht en RMC 2015-2018
06a Bijlage I Beleidsplan leerplicht en RMC 2015-2018
07
Rondvraag en sluiting
Volgende vergadering van het Algemeen Bestuur is een extra vergadering op 24 juni 2015
1
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 1
Conceptverslag
Gemeente
Aanwezig
Alphen aan den Rijn
Alphen aan den Rijn
Alphen aan den Rijn
Alphen aan den Rijn
Alphen aan den Rijn
Alphen aan den Rijn
Hillegom
Hillegom
Kaag en Braassem
Kaag en Braassem
Katwijk
Katwijk
Katwijk
Leiden
Leiden
Leiden
Leiden
Leiden
Leiden
Leiden
Leiderdorp
Leiderdorp
Leiderdorp
Lisse
Lisse
Lisse
Nieuwkoop
Nieuwkoop
Nieuwkoop
Noordwijkerhout
Oegstgeest
Oegstgeest
Oegstgeest
Teylingen
Teylingen
Teylingen
Voorschoten
Voorschoten
Voorschoten
Zoeterwoude
Zoeterwoude
Afwezig
Alphen aan den Rijn
Hillegom
Leiderdorp
Lisse
Lisse
Naam
Functie in groep
dhr. M.H. du Chatinier
dhr. T. Hoekstra
mw. M. Kottenhagen
dhr. W.N. Roest
mw. J.W.E. Spies
dhr. R. Vrugt
dhr. I. ten Hagen
dhr. A. de Jong
dhr. H.P.M. Hoek
mw. K.M. van der Velde-Mentingh
dhr. K.J. van der Bent
dhr. W. van Duijn
dhr. J. Wienen
mw. R.A. van Gelderen
dhr. E. Krijgsman
dhr. H.J.J. Lenferink
dhr. W. van Peijpe
mw. M.A.C.M. van Sandick
dhr. R. Schalkwijk
dhr. D.J.G. Sloos
dhr. G.P. Schipaanboord
dhr. B. Vastenhoud
dhr. C.J.M.W. Wassenaar
dhr. A.G.M. Mesman
dhr. W. Slootbeek
dhr. C.P.M. van der Zwet
dhr. E.A.G.M. Egberts
dhr. P.M. Melzer
mw. G. Veninga
dhr. L.C.A. Floor
dhr. E. Bus
dhr. Simoons
dhr. J.B. Waaijer
dhr. R.M. ten Boden
mw. R.M. Keijzer
mw. Breuer
dhr. M. van der Meij
dhr. J.M. Staatsen
dhr. Zottemelk
dhr. P. Goossen
dhr. C. den Ouden
dhr. R. van Netten
bestuurslid
bestuurslid, lid DB
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid, lid DB
plv. bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid, lid DB
bestuurslid, lid DB
bestuurslid
bestuurslid, voorzitter AB
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
plv. bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
plv. bestuurslid
plv. bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid, lid DB
bestuurslid
bestuurslid
plv. bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
plv. bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
plv. bestuurslid
plv. bestuurslid
bestuurslid, lid DB
secretaris
dhr. G.P. van As
dhr. A. van Erk
dhr. J.A.M. van Boxsel
dhr. A.D. de Roon
mw. A.W.M. Spruit
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 2
Noordwijk
Noordwijk
Noordwijk
Noordwijkerhout
Oegstgeest
Voorschoten
Teylingen
Zoeterwoude
dhr. K. van Asten
dhr. W.M.J. Slats.
dhr. H.A.M. Zoetendaal
dhr. G. Goedhart
mw. N.E.H.W. Zwart-Hendrikx
dhr. S.W.C. van den Dool
dhr. L.J.P. van der Zon
mw. E.G.E.M. Bloemen
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
bestuurslid
1. Opening en vaststelling agenda
De voorzitter opent de vergadering om 20.00 uur. De Noordwijkse delegatie is afwezig
vanwege de installatie van de nieuwe burgemeester aldaar.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
2. Verslag Algemeen Bestuur d.d. 25 juni 2014
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
3. Mededelingen, ingekomen stukken en uitgegane brieven
De heer Waaijer deelt mee dat Oegstgeest rond de busverbinding Leiden, Katwijk,
Noordwijk afspraken heeft gemaakt met de provincie. Hoewel ze nog niet formeel zijn
bevestigd, gaat Oegstgeest ervan uit dat het goed komt.
4. Nieuwe bestuurlijke organisatie Holland Rijnland (Kracht15)
Beslispunten:
1. Her te bevestigen de richtinggevende uitspraken voor verdere regionale samenwerking
die gedaan zijn in de vergadering van het Algemeen Bestuur Holland Rijnland van
5 maart 2014, zijnde:
a. De bestuurlijke ambitie om in het ruimtelijke, economische en sociaal domein
samen te werken;
b. Het vernieuwen van de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland, met voor
wat betreft het fysiek domein een lichter takenpakket en voor wat betreft het
sociaal domein een aangepast takenpakket;
c. Het inzetten van Holland Rijnland voor gezamenlijke lobby en
belangenbehartiging (zoals gesprekken met andere overheden), waarbij ruimte
moet zijn om kansen voor de regio gezamenlijk op te pakken;
d. Het uitvoeren en afronden van Programma van Afspraken/RIF-projecten;
e. De ambitie om meer op het niveau van de clusters of individuele gemeenten
samenwerking te organiseren.
2. De voorkeur uit te spreken voor een nieuwe bestuurlijke organisatie met daarbij de
volgende voorstellen:
1. Een kleinere omvang van het AB door vermindering van het aantal leden tot 2 per
gemeente;
2. Een eenduidige samenstelling van het AB, te kiezen voor raadsleden, collegeleden
of een combinatie hiervan en aan te geven dat er commitment bestaat voor een
meerderheidsbesluit over de samenstelling van het AB, ook al heeft dat niet de
eigen voorkeur;
3. Een extra lid in het Algemeen Bestuur voor delegaties met een lid in het Dagelijks
Bestuur;
4. De frequentie van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur terugbrengen naar
minimaal 2 keer per jaar;
5. De frequentie van het aantal regionale congressen verhogen tot minimaal 2 keer
per jaar.
De voorzitter geeft een toelichting op de achtergrond van beide punten. Het eerste punt is
besluitvormend, het tweede is vooral opiniërend.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 25 juni 2014
20.00 uur
Paginanummer: 3
Mevrouw Veninga geeft een update over Kracht15. Het sociaal plan is bijna klaar en er
wordt hard gewerkt om mensen van werk naar werk te begeleiden, ook buiten Holland
Rijnland. Er wordt gewerkt aan het schrijven van het organisatieplan. Bij het verwerven
van personele capaciteit zal veel gebruik worden gemaakt van de flexibele schil bij de
gemeenten. Het is de bedoeling dat de nieuwe organisatie op 1 april van start gaat.
Mevrouw Keijzer laat weten dat de raad van Teylingen voor een tweepersoons
afvaardiging kiest, bestaande uit zowel een raads- als een collegelid. Iedere gemeente
moet zelf kunnen bepalen wie er naar het AB gaat. Men is niet bereid zich neer te leggen
bij een eventueel andersdenkende meerderheid. Het extra AB-lid voor gemeenten met een
DB-lid zou eigenlijk geen stemrecht moeten hebben. Bovendien is een extra lid in
tegenspraak met de wens tot verkleining van het AB. Wat betreft de herbevestiging van
de gemaakte afspraken: het werken in clusters zou tot een vijfde bestuurslaag kunnen
leiden. Er moet een manier worden gevonden om goed zicht te houden op de gewenste
krimp van de organisatie en de kostenbesparing.
De heer Bus geeft aan dat Oegstgeest de voor Holland Rijnland ingezette richting
onderschrijft. De vergaderfrequentie mag echter niet ten koste gaan van de inhoud en de
actualiteit en regiocongressen mogen geen doel op zich worden.
Een minimaal stemgewicht voor DB leden is een onduidelijk begrip. Hij stelt voor DB en
AB uit elkaar te trekken, met DB-leden zonder stem. De gemeenten moeten zelf de
vrijheid hebben om de samenstelling van hun delegatie te kiezen.
De heer Floor zegt dat Noordwijkerhout voorstander is van een mix van raads- en
collegeleden voor het AB, met daarbij twee vertegenwoordigers per gemeente. Men kan
zich vinden in de uitgezette lijnen voor Kracht15. Hij herinnert aan de afspraak, gemaakt
bij de radenconferentie, dat Holland Rijnland met betrekking tot de duurzaamheid kennis
zou kunnen delen met de gemeenten binnen Holland Rijnland. Die afspraak ontbreekt in
de stukken.
De heer Melzer laat weten dat de Nieuwkoopse raad zich volledig kan vinden in beslispunt
1. Daarnaast is men het niet eens met het voorstel voor een extra AB-lid als er al een DBlid is, met het daaraan verbonden stemgewicht en men is het ook niet eens met het
vereiste commitment aan een meerderheidsbesluit. De raad heeft daarom unaniem een
amendement aangenomen, met daarin een voorstel tot aanpassing van de beslispunten
2.1, 2.2 en 2.3. Hij verzoekt de drie voorstellen afzonderlijk in stemming te brengen.
Het amendement wordt ter vergadering uitgedeeld.
De heer Mesman zegt dat de gemeenteraad van Lisse zich kan vinden in de
uitgangspunten. Men kan echter niet instemmen met een eenduidige samenstelling van
het AB en ook wil men zich niet conformeren aan meerderheidsbesluitvorming. De heer
Mesman zou graag weten of er al richtlijnen zijn vastgelegd over de wijze waarop het DB
wordt samengesteld. Hij wijst op de toezegging om hiervoor een transparantere methode
te kiezen.
De heer Schipaanboord wijst op de door Leiderdorp vooraf ingediende zienswijze.
‘Aangepast takenpakket’ (onder 1b) zou gewijzigd moeten worden in ‘huidig takenpakket’,
omdat ‘aangepast’ te diffuus zou zijn. Punt 1.c wordt van harte onderstreept. Opvallend is
dat de kostenreductie bijna helemaal uit het verminderen van overhead en de
huisvestingslasten gehaald moet worden. De reductie van taken wordt minder vertaald in
de reductie van het aantal fte’s.
De heer Vastenhoud voegt daaraan toe dat reductie van het aantal AB-leden
vanzelfsprekend is. Twee of drie afgevaardigden is prima. Een eenduidige samenstelling
van het AB is niet wenselijk. Het is aan iedere gemeente zelf om dat te bepalen. Als de
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 4
delegatie wordt teruggebracht naar twee per gemeente, dan zou er een extra lid voor het
DB afgevaardigd moeten worden. Bij een vergaderfrequentie van tweemaal per jaar, moet
de informatievoorziening naar de raden toe actiever worden.
De heer Krijgsman is van mening dat Holland Rijnland geen coördinerende taak hoeft te
hebben wat betreft de clustersamenwerking. Dat kunnen de gemeenten zelf wel regelen.
De Leidse raad stelt voor ten minste vier raadsleden te benoemen voor de afvaardiging in
Holland Rijnland. Men is ook geen voorstander van eenduidige samenstelling.
Wanneer er sprake is van twee afgevaardigden met een lid in het DB, dan zou er een
extra lid bij kunnen komen. Terugbrengen van de vergaderfrequentie is prima, maar het
aantal regiocongressen hoeft niet in een gemeenschappelijke regeling te worden
vastgelegd.
De heer Vrugt (sprekend mede namens Kaag en Braassem en Nieuwkoop) verzoekt het
AB op de hoogte te houden van de kostenbesparing die de huisvesting bij de afzonderlijke
gemeenten oplevert. Holland Rijnland zou op clusterniveau meer samenwerking op inhoud
moeten stimuleren en minder een coördinerende taak uitoefenen. De samenstelling van
de afvaardiging moet iedere gemeente zelf bepalen. Een extra lid in het AB voor
delegaties met een lid in het DB is prima. Met betrekking tot frequentie van de
vergaderingen en congressen: daarbij gaat het om de inhoud, niet om het aantal.
De heer De Jong laat weten dat de raad van Hillegom met beslispunt 1 kan instemmen.
Voorts kiest de gemeenteraad principieel, gelet op de toekomstige organisatie, voor
raadsleden in het AB. Men wil nog terugkomen op het punt dat het DB ook uit
collegeleden zou kunnen bestaan.
De heer Van Duijn laat weten dat Katwijk het eens is met de keuze voor een uniforme
bezetting van het AB, waarbij de voorkeur uitgaat naar een bezetting door leden van B&W.
Als dat niet lukt, dan zal men niet instemmen met een meerderheidsbesluit, omdat de
deelnemende gemeenten hun eigen afweging moeten kunnen maken. Ten aanzien van de
reductie van de inwonersbijdrage van 25% heeft de raad een amendement vastgesteld,
waarin men het DB verzoekt zijn uiterste best te doen om die reductie vóór 2017 te
realiseren en daarmee de inwonersbijdrage te verminderen.
De heer Staatsen geeft het standpunt van de raad van Voorschoten dat tot stand kwam na
een discussie over strategische samenwerking.
De gemeenten zijn partners in diverse netwerken. Er moet niet in vaste en strakke
structuren worden gedacht, maar meer aan pluriformiteit in samenwerking. Binnen het
sociale domein werkt de gemeente Voorschoten veel samen met Wassenaar en
Leidschendam/Voorburg. Daarnaast kiest Voorschoten ook heel bewust voor deelname
aan de Leidse regio. Holland Rijnland ontwikkelt zich juist meer van het fysieke naar het
sociale domein. Voorschoten zou graag een accentverschuiving naar de deelgebieden zien.
Dat betekent dat de raad van Voorschoten de toegevoegde waarden van Holland Rijnland
voor Voorschoten wil analyseren en dat Voorschoten nog niet toe is aan de gevraagde
herbevestiging.
Men is akkoord met twee leden namens iedere gemeente in het AB. Het is aan de
gemeenten zelf om te bepalen wie dat zijn. Voorschoten kiest voor een mix van collegelid
en raadslid. Twee vergaderingen per jaar is waarschijnlijk te weinig.
De voorzitter constateert dat het voorstel rond het takenpakket in grote meerderheid
wordt gedragen en dat beslispunt 2.2. duidelijk niet wordt gedragen. Dat wordt dan ook
ingetrokken.
 De formulering ‘aangepast takenpakket’ dateert uit de periode dat daarover nog geen
duidelijkheid was. Het kan eventueel worden veranderd in ‘huidig takenpakket’, maar
inhoudelijk verandert het niet door de tekst te veranderen.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 25 juni 2014
20.00 uur
Paginanummer: 5





Holland Rijnland hoeft inderdaad de clusters niet te coördineren, maar kan
bijvoorbeeld wel de vertegenwoordiging vanuit verschillende gebieden organiseren als
er tussen de clusters op thema’s om externe representatie wordt gevraagd. Ook wat
betreft aansluiting op elkaar bij bijvoorbeeld structuurvisies kan Holland Rijnland een
rol spelen.
De voorkeur voor het aantal afgevaardigde AB-leden kan binnen de huidige regeling
worden geregeld. Daarbij is er dan een verzoek aan de leden om niet meer dan drie
afgevaardigden te sturen. Een andere mogelijkheid is de gemeenschappelijke regeling
te wijzigen door op te nemen dat men niet meer dan drie afgevaardigden mag sturen.
Als het voorstel van Nieuwkoop wordt aangenomen is het voorstel voor een extra lid
minder relevant.
Het voorstel om het extra DB-lid geen stem te geven is niet mogelijk omdat het DB
niet stemloos kan zijn.
Wat betreft de vergaderfrequentie wijst de voorzitter erop dat dat een reëel aantal is,
omdat in de afgelopen jaren al vaker een vergadering is afgezegd bij gebrek aan
agendapunten.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Floor over de rol van Holland Rijnland
als kennismakelaar met betrekking tot duurzaamheid, zegt de voorzitter zich niet te
kunnen herinneren dat daarover een toezegging is gedaan of dat dat een algemeen
gedeelde conclusie was. Hij verwijst naar de omgevingsdiensten West Holland en
Midden Holland die zich daar mee bezig houden. Op het gebied van de ruimtelijke
ordening en volkshuisvesting spelen overigens wel duurzaamheidaspecten, net als bij
het economisch beleid, bijvoorbeeld bij de biobased economy.
Mevrouw Veninga geeft aan dat er naast de bezuiniging op overhead en huisvestingslasten
ook heel erg bezuinigd gaat worden op het aantal taken. De organisatie verandert van
uitvoerend naar meer organiserend. De uitvoeringstaken worden ook vooral in de flexibele
schil van de gemeenten neergelegd. De reductie van taken vertaalt zich ook in een
vermindering van het aantal formatieplaatsen met elf. Ook het DB wil dat graag zo snel
mogelijk. De huisvestingslasten worden pas in 2016 minder omdat dan het huurcontract
afloopt.
Naar aanleiding van een opmerking vanuit Lisse zegt mevrouw Veninga toe schriftelijk te
zullen terugkomen op de wijze waarop het DB wordt samengesteld.
Wat betreft de informatievoorziening naar de raden laat ze weten dat de colleges
binnenkort weer worden geïnformeerd over de update op de website, inclusief het verslag
van deze vergadering. Ze wijst er wel op dat vooral de colleges verantwoordelijk zijn voor
de informatievoorziening naar de raad.
Tweede termijn
Ten aanzien van het amendement reageert de heer Bus als volgt:
2.1: akkoord
2.2: akkoord, maar over het aantal stemmen moet nog nagedacht worden.
2.3: akkoord
De heer Floor geeft aan dat Noordwijkerhout voorstander is van twee afgevaardigden,
maar zich niet zal verzetten tegen drie.
De heer Mesman sluit zich daarbij aan. Lisse ging uit van twee afgevaardigden, maar
heeft geen bezwaar tegen drie.
De heer Wassenaar zegt naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Veninga over de
informatievoorziening dat het DB toch echt een actieve rol heeft in de
informatievoorziening naar de raden. Hij gaat akkoord met het voorstel van Nieuwkoop.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 6
De heer Krijgsman geeft aan dat Leiden hecht aan een goede afvaardiging die een
afspiegeling is van oppositie- en coalitiepartijen en de verschillende vakcommissies. Wat
Leiden betreft hoeft de huidige regeling niet te veranderen. Het voorstel van Nieuwkoop
leidt niet tot beperking van het aantal AB-leden.
De heer Vrugt ziet eveneens als bezwaar dat met het voorstel van Nieuwkoop het AB niet
kleiner wordt. Hij is daarom voor het voorstel van het DB, maar als er anders wordt
besloten gaat men daarin mee.
De heer De Jong stelt dat Hillegom akkoord kan gaan met het voorstel nu punt 2.2.
ingetrokken is. Men is tegen het amendement, omdat gestreefd moet worden naar
verkleining van het AB.
De heer Van Duijn laat weten dat Katwijk het voorstel van het DB blijft steunen. Twee
vertegenwoordigers zijn meer dan voldoende.
De heer Staatsen wijst erop dat punt 1 een herbevestiging betreft van een
besluitvormingspunt en dat het bij punt 2 gaat om het uitspreken van een voorkeur. Er
worden geen beslissingen genomen, terwijl er gesproken wordt over een amendement
met beslispunten.
Mevrouw Keijzer steunt het amendement, waarbij opgemerkt wordt dat een afvaardiging
van twee vertegenwoordigers de voorkeur heeft.
De voorzitter constateert dat de heer Staatsen gelijk heeft en dat de huidige discussie niet
tot een formele wijziging van de regeling zal leiden. Het amendement kan worden gezien
als een middel om scherper te bepalen waar de voorkeur van de aanwezigen ligt.
Hij brengt punt 2.1 van het amendement in stemming, waarbij blijkt dat Oegstgeest en
Nieuwkoop voor zijn en de overige gemeenten tegen.
De voorzitter stelt vast dat het amendement daarmee is verworpen.
De voorzitter brengt vervolgens de herbevestiging van de richtinggevende uitspraken in
stemming en stelt vast dat de vergadering hier unaniem mee akkoord gaat.
Tot slot brengt de voorzitter de voorstellen voor de nieuwe bestuurlijke organisatie in
stemming:
2.1: Aangenomen, met een tegenstem van de delegatie van Leiden.
2.2: Dit punt is geschrapt
2.3: Aangenomen, met een tegenstem van de delegatie van Teylingen.
2.4: Unaniem aangenomen.
2.5: Unaniem aangenomen.
De voorzitter stelt tot slot vast dat de vergadering unaniem van mening is dat de kleinere
omvang van het AB in een regeling moet worden vastgelegd.
5. Begrotingswijziging 2015 en 2016 voor Opdrachtgeverschap Jeugdhulp 3D
Beslispunt:
1. De begroting van Holland Rijnland te verhogen voor een bedrag van € 1.300.819, zijnde 1% van de ‘Integratie uitkering sociaal domein’ volgens Meicirculaire 2014
€ 1.075.057, - en de BTW € 225.762, -. Volgens begrotingswijziging kenmerk….
De voorzitter stelt vast dat het voorstel met algemene stemmen wordt aanvaard.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 25 juni 2014
20.00 uur
Paginanummer: 7
6. Financiën Jeugdhulp
Beslispunten:
1. Het AB Holland Rijnland te adviseren in te stemmen met de begrotingswijziging
(nummer, 2014) voor de aanloopkosten inrichten opdrachtgeverschap jeugdhulp ad
€ 424.681 te weten € 350.976 directe bijdrage en € 73,705 voor de gemeenten
compensabele BTW.
2. Gemeenten te adviseren in te stemmen met vergoeding van BTW kosten bovenop
genoemde budget voor de aanloopkosten. Deze kosten zijn voor de gemeenten, via
het BTW compensatiefonds (BCF) compensabel.
De heer Melzer laat weten dat Nieuwkoop graag zou zien dat het Servicepunt 71 een
verplichtingenadministratie zou voeren.
Mevrouw Veninga zegt toe schriftelijk te zullen reageren, omdat dit een nogal technische
kwestie betreft.
De voorzitter stelt vast dat aldus wordt besloten.
7. Managementrapportage 2014
Beslispunten:
1. In te stemmen met de managementrapportage (Marap) van Holland Rijnland per 1
augustus 2014;
2. In te stemmen met aanpassingen binnen de begroting 2014 met betrekking tot:
a. Aanwending van de reserve Gebiedsfonds in 2014 met -/- € 99.454
b. Beëindiging Samenwerking Jongerenloket -/- € 197.500
c. Gebiedsfonds Groen blauwe diensten +/+ € 20.000, met dekking door de subsidie
van PZH
d. Bijdrage Simulatie HOV corridor +/+ € 16.557, gedekt door extra bijdrage
betreffende gemeenten
e. Transitiebudget +/+ € 129.073, zijnde het saldo van het opgenomen RAS budget
met het Transitiebudget, gedekt vanuit provinciale middelen
f. Talentcoaching voor een bedrag van +/+ € 345.000, met dekking door de
subsidie PZH
g. Zorg 16+ +/+ € 16.000, met dekking door de subsidie PZH
h. Aanpassen werkelijk beschikbaar gestelde bedrag voor Volwasseneneducatie -/€ 32.235
i. Positioneren naar Profileren +/+ € 20.000, met dekking door de subsidie van PZH
3. Onder voorbehoud van positief advies van het portefeuillehoudersoverleg Bestuur &
Middelen het Algemeen Bestuur in zijn vergadering van 29 oktober 2014 voor te
stellen de Marap en de daarbij behorende begrotingswijziging vast te stellen.
De heer Krijgsman vindt de managementrapportage erg beknopt en verzoekt deze de
volgende keer iets uitgebreider te maken. Met name met betrekking tot het verloop van
de bezuinigingstaakstelling.
Mevrouw Veninga zegt toe deze opmerking te zullen meenemen.
De voorzitter stelt vast dat aldus wordt besloten.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 8
8. Treasury Statuut 2014
Beslispunten:
1. Treasurystatuut samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2011 in te trekken
2. Treasurystatuut samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2014 vast te stellen, ingaande
1 januari 2015, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014
De heer Waaijer laat weten dat Oegstgeest akkoord gaat, met als kanttekening dat de
bevoegdheden van de controller iets explicieter vermeld zouden moeten worden.
De heer Melzer wil weten of de voorstellen tot wijzigingen die onlangs zijn gedaan ook zijn
overgenomen.
De heer Wassenaar wil weten of het geen probleem geeft als het treasurystatuut met
terugwerkende kracht wordt opgelegd.
Mevrouw Veninga antwoordt dat dat geen probleem is.
De voorzitter stelt vast dat het treasurystatuut aldus wordt vastgesteld. Met de heer
Waaijer volgt nog bilateraal contact.
9. Financiële Verordening 2014
Beslispunten:
1. Financiële verordening samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2011 in te trekken
2. Financiële verordening samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2014 vast te stellen,
ingaande 1 januari 2015, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.
De heer Waaijer gaat akkoord met het voorstel. Hij zou daarnaast graag bevestigd zien
dat er is gecheckt, of nog gecheckt zal worden, dat er geen economische activiteiten
onder de kostprijs zijn uitgevoerd.
De heer Hoek spreekt zijn dank uit dat in het definitieve document alle opmerkingen zijn
verwerkt, of beargumenteerd afgewezen.
Mevrouw Veninga geeft in antwoord op de opmerking van de heer Waaijer aan dat dit
helemaal in orde is.
De voorzitter constateert dat de verordening aldus wordt vastgesteld.
10. Regionale woonagenda Holland Rijnland
Beslispunten:
1. Nota van Beantwoording en wijzigingen met betrekking tot de (concept) Regionale
woonagenda Holland Rijnland vast te stellen;
2. De Regionale woonagenda Holland Rijnland vast te stellen met inbegrip van de in de
Nota van beantwoording (zie punt 1) voorgestelde wijzigingen;
3. De Regionale woonagenda Holland Rijnland ter instemming voor te leggen aan
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
4. Het besluit over de vaststelling van de Regionale woonagenda te publiceren.
De heer Wienen excuseert zich voor de niet geheel correct verlopen beantwoording van de
vragen van de gemeente Oegstgeest.
De heer Wassenaar uit namens de Leiderdorpse raad zijn ongenoegen over het feit dat dit
punt zo laat is toegevoegd. De raad meent verder dat er in de visie onvoldoende rekening
is gehouden met de vluchtelingenstroom. Het is jammer dat de zienswijze over Wonen en
Zorg nog niet tot aanpassing heeft geleid. Leiderdorp is het met Zoeterwoude eens wat
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 25 juni 2014
20.00 uur
Paginanummer: 9
betreft de indeling bij de regio west. Als het AB daarover een uitspraak moet doen, dan
wordt daarvoor een amendement ingediend.
De heer Melzer adviseert dringend om bij een volgende actualisatie van de nota de
problematiek van het scheefwonen nadrukkelijk mee te nemen. Met woningcorporaties
moet worden afgesproken dat zij daar gegevens over leveren.
De heer Van Peijpe zegt dat het voor Leiden en de regio belangrijk is dat het percentage
sociale huur bij nieuwbouw op peil blijft. In Leiden wordt het percentage van minimaal
15% verhoogd naar minimaal 20%. Leiden kan instemmen met het voorstel.
De heer Wienen beaamt dat dit voorstel erg laat op de agenda is gezet, maar wijst daarbij
op de uitgebreide voorbereiding die aan dit punt vooraf ging.
De vluchtelingstromen zijn niet apart genoemd, maar vallen onder de factoren die van
invloed zijn op de invulling opgave sociale woningbouw. Het gaat hier om de algemene
lijn. Het is inderdaad jammer dat visie en zorg hierin nog niet zijn uitgewerkt. De indeling
van Zoeterwoude is gebaseerd op een analyse van de verhuisbewegingen en de redelijk
gelijk functionerende woningmarktonderdelen. Er is geen bestuurlijke indeling gevolgd.
Deze pragmatische keuze leidt niet tot andere beleidskeuzes. Als daar aanleiding toe is
kan dat zonder amendement aangepast worden. Wat betreft het scheef wonen, gaat het
niet alleen om de aantallen, maar ook om de mogelijkheid daar iets aan te doen. De heer
Wienen zegt toe dit punt bij de volgende ronde expliciet aan de orde stellen.
De voorzitter stelt vast dat het voorstel is aangenomen.
11. Uitvoering aanbevelingen Rapport Gezamenlijke Rekenkamercommissies inzake
het RIF
Beslispunten:
1. Bespreking van de aanbevelingen/het rapport;
2. In te stemmen met de uitvoering van de aanbevelingen zoals het DB dat ter hand gaat
nemen.
De heer Vastenhoud verwijst naar de door de raad van Leiderdorp ingediende zienswijze
en noemt nogmaals de belangrijkste punten, omdat het DB de aanbevelingen slecht
onderbouwd naast zich neer heeft gelegd.
 De risicoanalyse is wel degelijk noodzakelijk. De risicoverdeling moet worden
vastgelegd en daarover moet verantwoording worden afgelegd via het AB aan de
raden.
 Het is belangrijk om vooraf een duidelijk kader te stellen betreffende het mandaat van
Holland Rijnland bij bepaalde projecten. Bij veranderingen moet er een nieuwe
procedure komen met een nieuw mandaat. Dat is zowel de verantwoordelijkheid van
het DB van Holland Rijnland maar ook van de raden zelf.
 Het hele rapport moet worden meegenomen als er nieuwe constructies zoals het RIF
worden aangegaan.
De heer Bus roept in aansluiting daarop het AB op het rapport en de aanbevelingen zeer
serieus te nemen. Oegstgeest kan zich vinden in de inhoudelijke beantwoording bij de
aanbevelingen. Daar moet in de toekomst zeker gebruik van worden gemaakt, met nadruk
op de risicoanalyse.
De heer Van der Zwet laat weten dat de raad van Lisse de conclusies heeft onderschreven,
maar niet de reacties op de aanbevelingen. Het is niet duidelijk waarom het DB
aanbeveling 1 niet overneemt. Bij de motivatie bij aanbeveling 3 merkt hij op dat juist de
integrale beoordeling van de projecten van het RIF voor het gemiddelde raadslid uiterst
lastig is, terwijl men daar toch verantwoordelijk voor is. Wat de risicoanalyse betreft, die
kán niet alleen, maar moet zelfs onderdeel zijn van de P&C-cyclus. Ten aanzien van de
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 10
beheersverordening merkt hij op dat degene die de besluiten neemt ook de rekening moet
betalen.
De heer Krijgsman geeft aan dat de Leidse raad de reactie van het DB op de
aanbevelingen steunt.
De voorzitter constateert een verschil in kennisniveau met betrekking tot dit onderwerp,
dat al langere tijd loopt. Hij geeft een toelichting op het traject en legt uit waarom de
gemeenten geen enkel risico lopen. Ten aanzien van aanpassing van de
beheersverordening legt hij uit dat daarmee het stelsel voor de raden eerder zwakker dan
sterker wordt gemaakt. Wat de informatievoorziening betreft zou het goed zijn als de
informatie voor de raden beter vindbaar zou zijn.
Tweede termijn
De heer Vastenhoud dankt de voorzitter voor zijn toelichting. Hij zegt af te zullen wachten
op welke wijze de informatievoorziening aan de raadsleden wordt aangeboden, zodat zij
beter zicht krijgen in wat er in het RIF gebeurt.
De voorzitter stelt vast dat aldus wordt besloten.
12. Jaarverslag Regionaal Bureau Leerplicht 2013-2014
Beslispunt:
Naar aanleiding van het jaarverslag RBL 2013-2014 meningsvormend te discussiëren over
de signalen die de uitvoering van de leerplicht- en RMC-functie opleveren voor het lokale
en regionale jeugd- en onderwijsbeleid, WMO en de participatiewet.
De heer Schipaanboord merkt op dat er een grote stijging is van het verzuim in het mbo,
waarbij wordt gezegd dat dat komt omdat er beter wordt geregistreerd. De raad van
Leiderdorp meent dat er meer aan de hand is. Hij pleit ervoor daar fundamenteler naar te
kijken.
De heer Floor stelt dat het verzuim een signaal kan zijn voor onderliggende problematiek.
Daarom moet er samenwerking zijn met de lokale Jeugd en Gezin-teams, ook wat betreft
de fysieke locatie. Het Regionaal Bureau Leerplicht zou dicht bij de Jeugd en Gezin-teams
gevestigd moeten worden. Voor Noordwijkerhout betekent dat dat de huidige afstand de
maximale is. Als er wordt gedacht aan andere vestigingsplaatsen dan Leiden, dan opteert
Noordwijkerhout voor een nevenlocatie in de Duin en Bollenstreek.
De heer Hoek meent dat het verslag niet los gezien kan worden van de plannen. In de
plannen kan worden bepaald wat de uitkomst van het verslag is. Hij pleit ervoor de
Sociale Agenda leidend te laten zijn voor de plannen.
Mevrouw Simoons merkt op dat bij alle Oegstgeestse scholen de registratie op orde is,
maar dat een aanzienlijk deel van de jongeren uit Oegstgeest onderwijs in Leiden en
omstreken volgt. Er is inderdaad een zorgelijke toename van verzuim op mbo-niveau
zichtbaar. Het advies om in de toekomst meer risicogestuurd te gaan werken en de
scholen daar een eigen verantwoordelijkheid in te geven, de focus te leggen op
risicogebieden, uitval op het mbo, aandacht voor de zorg in de regio, uitstroom naar vso,
praktijkonderwijs en naar vervolgopleidingen en arbeidsmarkt en de koppeling te leggen
met participatiewet Jeugd en Gezin-teams lijkt Oegstgeest goed. Het uitgangspunt voor
de komende jaren is dat de mensen van leerplicht en RMC zoveel mogelijk op de scholen
aanwezig zijn. De focus vooral moet liggen bij het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaters
en/of probleemgevallen. Dit wordt door mevrouw Van Gelderen beaamd.
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 25 juni 2014
20.00 uur
Paginanummer: 11
Mevrouw Van Gelderen geeft nogmaals aan dat de stijging van het verzuim in het mbo
zeker een gevolg is van betere registratie. Goede registratie is een belangrijke
voorwaarde. De komende jaren zal er veel aandacht gaan naar mbo- en zorgleerlingen. In
het PHO Sociale Agenda zal men ingaan op de in deze vergadering aan de orde gestelde
zaken. Daarna kan er in het daaropvolgende AB verder op ingegaan worden.
Over de locatie volgt nog nadere besluitvorming.
De voorzitter stelt vast dat men kan instemmen met het voorstel.
13. Benoeming nieuwe tijdelijke secretaris-directeur
Beslispunten:
1. Kennis te nemen van het terugtreden van de heer R. van Netten als secretarisdirecteur per 1 januari 2015
2. De heer F. van Ardenne te benoemen in de functie van secretaris-directeur van Holland
Rijnland met ingang van 1 januari 2015
3. De heer Van Ardenne opdracht te geven scenario 2 uit te werken (Holland Rijnland als
herkenbare zelfstandige organisatie gehuisvest bij en gehost door een gemeente)
Mevrouw Breuer wil weten of de vacature op termijn nog opengesteld wordt.
De heer Wassenaar geeft aan de Leiderdorp het voorstel steunt. Hij spreekt nadrukkelijk
zijn dank uit aan de heer Van Netten voor zijn jarenlange diensten en de wijze waarop hij
zijn werk heeft gedaan.
Mevrouw Van der Velden sluit zich aan bij de twee voorgaande sprekers. Ze wijst erop dat
in het besluit het woord ‘tijdelijk’ ontbreekt en wil weten wat daarvoor de reden is. Ze
stelt voor de secretarissen van de gemeenten te betrekken bij de definitieve procedure,
gezien hun inspanningen rond Kracht15.
De heer Melzer sluit zich eveneens aan bij de opmerkingen van de heer Wassenaar. Verder
zou hij graag kennis nemen van de condities waaronder de heer Van Netten terugtreedt in
verband met de mobiliteitskosten en het mobiliteitsfonds.
De heer Krijgsman zou graag weten wat de status van de tijdelijke functie is. Ook deze
spreker maakt gebruik van de gelegenheid om de heer Van Netten namens de raad van
Leiden te bedanken voor zijn inzet en werkzaamheden.
Mevrouw Veninga verduidelijkt met betrekking tot het woord tijdelijk dat het gaat om een
tijdelijke functie tot en met het einde van de transitieperiode halverwege 2016. De
tijdelijke secretaris krijgt opdracht om de nieuwe procedure in werking te zetten. De
suggestie betreffende de kring van gemeentesecretarissen wordt meegenomen.
De voorzitter geeft in algemene zin antwoord op de opmerking van de heer Melzer. De
heer Van Netten blijft in dienst van Holland Rijnland, maar niet meer in de functie van
secretaris. Hij constateert dat de vergadering unaniem instemt met het voorstel, zodat
aldus wordt besloten.
De voorzitter spreekt tot slot bewonderende woorden aan het adres van de heer Van
Netten en wenst hem veel succes met zijn verdere carrière. Het officiële afscheid volgt in
januari.
14. Rondvraag en sluiting
Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt, zodat de voorzitter de vergadering om 22.20
uur sluit. De heer Van Netten zegt tot slot terug te kijken op een periode, vanaf 2006, waarin
Vergadering:
Datum:
Algemeen Bestuur
Holland Rijnland
woensdag 17 december 2014
20.00 uur
Paginanummer: 12
veel inhoudelijke successen zijn behaald, dankzij de inzet van diverse gremia. De
complimenten aan zijn adres komen wat hem betreft voor een groot deel op het conto van de
ambtenaren van Holland Rijnland. Hij geeft het AB mee de huidige samenwerking te
koesteren en bedankt een ieder voor het in hem gestelde vertrouwen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur Holland Rijnland van 25
maart 2015
de secretaris,
de voorzitter,
F.W. van Ardenne
H.J.J. Lenferink
Toezeggingenlijst ten behoeve van de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 25 maart 2015
Portefeuillehouder
onderwerp
Beoogd tijstip klaar
stavaza
1.
Samenstelling Dagelijks Bestuur
Zo snel mogelijk
Een antwoord hierover is in voorbereiding
2.
3.
2.
Mevrouw Veninga
AB 17 december
2015
Mevrouw Veninga
AB 17 december
2015
Mevrouw Veninga
AB 17 december
2015
Mevrouw Veninga
AB 17 december
2015
Naar aanleiding van een opmerking vanuit Lisse zegt
mevrouw Veninga toe schriftelijk te zullen
terugkomen op de wijze waarop het DB wordt
samengesteld.
Managementrapportage
De heer Krijgsman vindt de managementrapportage
erg beknopt en verzoekt deze de volgende keer iets
uitgebreider te maken. Met name met betrekking tot
het verloop van de bezuinigingstaakstelling. Mevrouw
Veninga zegt toe deze opmerking te zullen
meenemen. Financiën Jeugdhulp
Deze toezegging is in
binnen de organisatie
Holland Rijnland
uitgezet.
Zo snel mogelijk
Deze toezegging is ambtelijk afgehandeld
Zo snel mogelijk
Deze toezegging is ambtelijk afgehandeld
De heer Melzer laat weten dat Nieuwkoop graag zou
zien dat het Servicepunt 71 een
verplichtingenadministratie zou voeren. Mevrouw
Veninga zegt toe schriftelijk te zullen reageren,
omdat dit een nogal technische kwestie betreft.
Treasury Statuut
De heer Waaijer laat weten dat Oegstgeest akkoord
gaat met treasurystatuut, met als kanttekening dat
de bevoegdheden van de controller iets explicieter
vermeld zouden moeten worden. Mevrouw Veninga
beaamt dat de voorstellen worden overgenomen. Ze
zegt nog schriftelijk te zullen terugkomen op de
Toezeggingenlijst ten behoeve van de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 25 maart 2015
bevoegdheden van de controller.
Toezeggingenlijst ten behoeve van de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 25 maart 2015
In Holland Rijnland werken samen:
Alphen aan den Rijn, Hillegom,
Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden,
Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest,
Rijnwoude, Teylingen,
Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel
1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
X DB
X PHO
X AB
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Uitgangspunten 2016
X Basistaak
Efficiencytaak
Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur
Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum:
Adviserend
Datum:
Besluitvormend
22-01-2015
13-02-2015
25-03-2015
Bijgaande uitgangspunten begroting 2016 vast te
stellen.
Op basis van de uitgangspunten wordt een reële
begroting 2016 en meerjarenbegroting 2016-2019
opgesteld met een breed draagvlak binnen de gemeenten van Holland Rijnland, zoals gecommuniceerd in de notitie “Naar een flexibele samenwerking”. De bezuiniging voor 2016 wordt 20,5% en
daarna wordt de bezuiniging van minimaal 25%
gehaald.
X Nee
Ja, door:
Wanneer:
Binnen begroting Holland Rijnland
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden
Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving:
Eerdere besluitvorming: In de vergadering van het
Algemeen Bestuur van 29 juni 2011 is bij de behandeling van de begroting 2012 ingestemd om de uniformering van de uitgangspunten voor gemeenschappelijke regelingen binnen het gebied van de
veiligheidsregio toe te passen voor de komende
begrotingen van Holland Rijnland.
Bijgesteld door middel van schrijven d.d. 31 oktober
2014
11.
Lokale context
(in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota AB
Vergadering:
Algemeen Bestuur
Datum:
Locatie:
25 maart 2015
05
Agendapunt:
15/
Onderwerp:
Uitgangspunten opstellen begroting 2016
Beslispunten:
1. Uitgangspunt voor de begroting 2016: voor het jaar 2016 een nominale ontwikkeling
van plus 0,59% en een taakstellende bezuiniging van 0,34% door te voeren.
2. De bezuiniging ten opzichte van 2013 vast te stellen op 20,5%, waarin de taakstellende bezuiniging van 0,34% een onderdeel is.
Inleiding
Jaarlijks worden door het Algemeen Bestuur de uitgangspunten voor het opstellen van de
begroting van het komende jaar vastgesteld. In de brief van 31 oktober 2014 over het Financieel gemeenschappelijke regelingen 2016 – 2019, wordt een taakstelling voorgelegd van
0,34% ten opzichte van de bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting 2015
van Holland. Deze kaders zijn in bijgaande “Kadernota 2016”,voor zover van toepassing, voor
Holland Rijnland verwerkt. Daarnaast is er een taakstelling van minimaal 25 % in het kader
van Kracht# 15.
Besluitvorming over de resultaten van Kracht#15 zal in uw vergadering van 25 maart 2015
plaatsvinden. Er zal rekening gehouden moeten worden met een bedrag aan frictiekosten
voor boventallig personeel.
Beoogd effect:
Op basis van de uitgangspunten wordt een reële begroting 2016 en meerjarenbegroting
2016-2019 opgesteld met een breed draagvlak binnen de gemeenten van Holland Rijnland.
Argumenten:
1.1
Breed draagvlak voor begrotingscijfers 2016
Door het laten vaststellen van de uitgangspunten begroting 2016 door het Algemeen Bestuur
wordt een breed draagvlak gecreëerd voor de cijfermatige begroting 2016 en de meerjarenbegroting 2016-2019.
1.2
Uniformiteit van uitgangspunten binnen alle gemeenschappelijke regelingen in de regio Holland Rijnland.
De financiële kaderstelling voor gemeenschappelijke regelingen in het gebied Hollands-Midden
leidt tot uniformiteit op het gebied van de accrespercentages, begrotingssystematiek binnen
de richtlijnen van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en
de op te leggen bezuinigingen.
1.3
Toepassen indexering en bezuinigingstaakstelling 2016
De uitgangspunten voor 2016 zijn een loon- en prijsindexering van plus 0,59% en een taakstellende bezuiniging van 0,34% Dit betreft een teruggang van inkomsten uit het Gemeente3
fonds en wordt een structurele bezuiniging hetgeen onderdeel zal uitmaken van het volgende
punt.
2.1
Nieuwe taakstellende bezuinigingen vanaf 2016
Vooruitlopend op de definitieve uitkomsten van Kracht#15 gaat Holland Rijnland veel verder
dan de bezuiniging van 0,34%. Voor 2016 wordt een bezuiniging van 20,5% ten opzichte van
2013 gerealiseerd, waarin de taakstellende bezuiniging van 0,34% onderdeel is.
Kanttekeningen/risico’s:
1.1
Holland Rijnland Naar een flexibele samenwerking (Kracht#15)
Dit besluit is kaderstellend voor het takenpakket van Holland Rijnland.
De resultaten van Kracht#15 zullen in uw vergadering worden behandeld en vastgesteld.
Financiën:
De begroting zal cijfermatig binnen de uitgangspunten worden opgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van bestaand beleid. Nieuwe beleidsvoornemens of noodzakelijke toename van de budgetten zullen in een apart voorstel ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.
Communicatie:
Evaluatie:
Vaststelling van de begroting 2016 door het Algemeen Bestuur op 24 juni 2015
Bijlagen:
- Kadernota voor begroting 2016.
- brief van 31 oktober 2014 van werkgroep financiële kaderstelling gemeenschappelijke
regelingen van gemeenten in Holland Rijnland
4
Kadernota 2016
1. Inleiding
Ten tijde van het schrijven van de kadernota 2016 wordt nog volop gewerkt aan de
uitwerking van het proces Kracht#15. Voor het besluitvormingsproces dient de Kadernota
2016 in januari 2015 door het Dagelijks Bestuur te worden behandeld en aan het Algemeen
Bestuur voor zijn vergadering worden aangeboden.
De uitgangspunten voor Kracht#15 zijn duidelijk. Een kleine organisatie waarbij de
ondersteuning gehost wordt. Daarnaast dient in 2016 een bezuiniging van 20,5% ten opzichte
van de begroting 2013 gerealiseerd te worden, zodat in 2017 de totale bezuiniging van
minimaal 25% wordt gerealiseerd.
Besluitvorming over de uitkomsten van Kracht#15 wordt eveneens in het Algemeen Bestuur
dit jaar verwacht. Het zal dan steeds duidelijker zijn welke taken Holland Rijnland specifiek zal
uitvoeren, wat de kosten van hosting van de ondersteunende taken zijn en welke middelen
(personeel en geld) daarvoor ingezet moeten worden. Ook zal rekening gehouden moeten
worden met een bedrag aan frictiekosten voor boventallig personeel.
In de kadernota wordt uitgegaan een bezuiniging van 20,5% voor 2016, zoals deze is
opgenomen in de notitie “Naar een flexibele samenwerking”. In de notitie staat daarover het
volgende:
“Te realiseren bezuinigingen
Doordat de ingeplande transitie per 1 april 2015 gaat plaatsvinden met daar bovenop de
contractuele verplichtingen die Holland Rijnland nog heeft t.o.v. haar huisvesting, is het niet
reëel het volledige bezuinigingspercentage van 25% op te nemen.
Reëler is dat in 2015 een percentage van 15,9% wordt bereikt, in 2016 een percentage van
20,5% en daarna de 25%.
Frictiekosten
De nu opgenomen maximale frictiekosten is het verschil van personeelskosten tussen de
primitieve begroting en de werkbegroting. In 2015 heeft dit betrekking op drie kwart jaar.
Deze maximale frictiekosten van € 443.000 voor 2015, kan snel minder worden door de inzet
van de samenwerkende gemeenten om het ‘boventallige’ personeelsleden van Holland
Rijnland over te nemen en een goede en adequate ‘hosting’ voor Holland Rijnland te
realiseren”.
In de kaders die hier voorgesteld zijn, waren die van de werkgroep financiële kaderstelling
gemeenschappelijke regelingen van gemeenten in Holland Rijnland reeds opgenomen. In
2014 is er door de werkgroep een extra taakstelling toegevoegd. Deze taakstelling zal
verwerkt worden in de programmabegroting 2016 en zichtbaar worden gemaakt in een aparte
paragraaf van de programmabegroting 2016 en zal onderdeel zijn van de 25% terugbrengen
van de gemeentelijke bijdrage. In deze begroting wordt wel Strijk-norm als uitgangspunt
gehanteerd.
2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden
Het bestuurlijk overleg financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen van gemeenten
in de regio Hollands-Midden hebben in de brief van 31 oktober 2014 “Financieel kader
gemeenschappelijke regelingen voor begrotingen 2016 -2019” de volgende financiële kaders
(indexering en taakstelling) benoemd:
25 maart 2015
Pagina 1 van 5
Kadernota 2016
1. De indexering vanaf 2012 te baseren op de publicatie van de nominale ontwikkeling
(gebaseerd op het BBP uit de MEV) in de septembercirculaire (T-2) van het nieuwe
begrotingsjaar. (zie pagina 33, septembercirculaire 2010) )
a. Voor 2015 bedraagt de verwachte nominale ontwikkeling plus 1,25%. (was bij het
opstellen van uitgangspunten 2015 1,41%)
b. Voor 2016 bedraagt de verwachte nominale ontwikkeling plus 0,75%. Vanwege het
verschil in taakstelling en nominale ontwikkeling in 2015 (0,16%) wordt deze in
2016 voor Holland Rijnland gesteld op plus 0,59%
c. Als gevolg van het hanteren van de nullijn een aanvullende structurele
bezuinigingstaakstelling van 0,59% door te voeren ingaande 2016.
d. Door teruggang van inkomsten uit het Gemeentefonds wordt een structurele
bezuiniging van 0,34% doorgevoerd in 2016. Zowel de extra bezuiniging 2015 van
5,31% als deze bezuiniging van 0,34% zijn onderdeel van de bezuiniging van
minimaal 25% uit Kracht#15.
2. De indexering toepassen op de bijdrage per inwoner en voor leerplicht op het bedrag per
leerling.
3. De indexering op basis van de vastgestelde index BBP voor begroting jaar T-0 op basis
van septembercirculaire jaar T-1 na te calculeren per bijdrage inwoner of een andere van
toe passing zijnde verreken grondslag en deze nacalculatie te verwerken in de begroting
T+1.
4. De Meerjarenramingen op te stellen op basis van constante prijzen.
5. Indien de meerjarenbegroting in lopende prijzen wordt opgesteld dient ter in formatie een
overzicht van de meerjarenraming te leveren op basis van constante prijzen. Dit is niet
van toepassing, want Holland Rijnland gaat uit van constante prijzen.
6. De Gemeenschappelijke Regelingen een uniforme bezuinigingstaakstelling mee te geven
ten opzichte van de meerjarenraming 2016 – 2019.
7. Door teruggang van inkomsten uit het Gemeentefonds wordt een structurele bezuiniging
van 0,34% doorgevoerd in 2016. Zowel de extra bezuiniging 2015 van 5,31% als deze
bezuiniging van 0,34% zijn onderdeel van de bezuiniging van minimaal 25% uit
Kracht#15.
8. Vanaf 2017 laat het Gemeentefonds o.b.v. de Septembercirculaire 2014 na jaren van
“trap-af” een periode van “trap-op” zien. Dit is een trendbreuk met het oog op de
grondgedachte achter dit instrument: gemeenschappelijke regelingen – onafhankelijk van
de indexering - een evenredige bijdrage te laten leveren aan de bezuinigingen die de
gemeenten moeten doorvoeren om de neergang van het Gemeentefonds op te kunnen
vangen.
Aldus voorzien we vanaf 2017 t.o.v. 2016 op basis van de huidige circulaires en de
voorliggende kaderstelling geen nieuwe taakstellingen.
De voor 2017 geplande evaluatie van deze Financiële kaderstelling gemeenschappelijke
regelingen wordt vervroegd naar 2015, om ten behoeve van de kaderstelling voor 20172020 binnen de regio aangepaste kaderstelling ter zake vast te kunnen stellen.
De gemeenschappelijke regelingen worden uitdrukkelijk bij deze evaluatie betrokken.
9. De taakstelling is van toepassing op de bijdrage per inwoner en voor leerplicht op het
bedrag per leerling.
10. Het gaat om een reële verlaging van de bijdrage, dus onder verrekening van de
prijsontwikkeling op basis van de index BBP en taakwijziging.
Het DB van 22 januari 2015 heeft de voorgestelde aanpassingen overgenomen en het
bestuurlijk overleg financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen van gemeenten in
de regio Holland Midden hiervan per brief op de hoogte gesteld.
25 maart 2015
Pagina 2 van 5
Kadernota 2016
3. Financiële vertaling taakstellingen
Onderstaande tabel en de grafiek geven helder weer welke financiële taakstellingen Holland
Rijnland tot en met 2016 heeft gerealiseerd. Omdat de bezuiniging van minimaal 25%
gerealiseerd dient te worden ten opzichte van 2013, is in het tabel uitgegaan van 2013 =
100.
De prijsstijgingen zullen niet binnen de begroting kunnen worden opgevangen. Daarnaast zal
gekeken worden of een deel van de in Kracht#15 voor te stellen aanpassingen vanaf 1 april
2015 gerealiseerd kunnen worden.
Taakstellingen vanaf 2013
Jaar
Compensatie Index
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
1,75%
1,41%
0,59%
0
0
0
100,00
101,75
103,18
103,79
103,79
103,79
103,79
Taakstelling Index HR
-1,54%
-5,31%
-13,92%
-5,41%
0,00%
0,00%
100,00
100,18
96,20
83,30
78,79
78,79
78,79
Bezuiniging
1,57%
6,98%
20,50%
25,00%
25,00%
25,00%
NB Taakstelling in 2015 is conform primitieve begroting. De taakstelling aan de hand van
notitie 31 okt 2014 is 15,9%
In onderstaand overzicht ziet u de gevolgen van de taakstellende bezuiniging
25 maart 2015
Pagina 3 van 5
Kadernota 2016
Overzicht Taakstellende bijdrage Gemeenten aan Holland Rijnland
Bijdrage 2013
L&P 2014
BTW
Toename Inw 2014
L&P 2015
Toename Inw 2015
Woon.verd. Rijnstreek
L&P 2016
1,40%
0,75%
0,43%
1,41%
0,01%
0,74%
0,59%
93.040
50.000
28.460
93.718
642
49.310
40.249
Bijdrage 2013 incl L&P tm 2016
Bezuinigingsdoel
Bijdrage gemeenten 2016
6.646.660
6.739.700
6.790.400
6.821.800
6.915.600
6.916.300
6.967.600
7.007.849
7.007.849
20,5%
-1.436.609
5.571.240
4. Voorbereiding op nieuwe taakstelling vanaf 2016
Voor wat betreft het beleid voor de periode 2015-2017 is er een grote mate van
afhankelijkheid van de uitkomsten van Kracht#15. Er is uitgesproken dat de agenda zich gaat
richten op het sociale domein, economie en duurzame leefomgeving. Door het AB op 17
december 2014 herbevestigd. In dit kader is ook uitgesproken dat er een taakstelling komt
van minimaal 25 %.
5. Begrotingsopzet Holland Rijnland
De begroting Holland Rijnland voor het jaar 2016 bevat twee onderdelen:
5.1 Programmabegroting 2016 en meerjarenbegroting 2016-2019
De begroting wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan
Holland Rijnland. De begroting 2016 is onderverdeeld in: Ruimtelijke Agenda, Sociale Agenda
en Bestuur en Middelen en Tijdelijke werkorganisatie.
Zo ontstaat de volgende indeling:
1. Algemene beschouwingen
2. Algemene financiële beschouwingen
3. Programma’s
4. Paragrafen
5. Financiële overzichten
5.2 Activiteitenboek 2016
De programma’s met de daaraan gekoppelde projecten en activiteiten liggen ten grondslag
aan het activiteitenboek 2016. Het activiteitenboek wordt vastgesteld door het
Managementteam en ter kennisname voor het Dagelijks Bestuur.
6. Uitgangspunten voor opstellen begroting Holland Rijnland
Uitgaande van de bij hoofdstuk 2 genoemde kaders worden bij het opstellen van de begroting
voor het jaar 2016 van Holland Rijnland de onderstaande uitgangspunten en richtlijnen in
acht genomen. Bij relevante afwijking van prognoses kan bijstelling plaatsvinden.
25 maart 2015
Pagina 4 van 5
Kadernota 2016
6.1 Algemeen
– Als gevolg van het feit, dat de ontwerpbegroting 2016 rond 1 april 2015 o.a. vanwege
de behandelingstermijn aan de raden van de deelnemende gemeenten dient te zijn
opgesteld, wordt in deze begroting een aantal aannames meegenomen.
– Voor het inwoneraantal van de samenwerkende gemeenten wordt als peildatum
1 januari 2015 (CBS voorlopige cijfers) aangehouden.
– Het ramen van inkomsten en uitgaven geschiedt op basis een taakstellend karakter
volgens scrum variabele 2, uitgezonderd langdurige contracten.
– De in de begroting opgenomen cijfers voor 2015 (vorig jaar) betreffen de primitieve
begroting 2015 en de begrotingswijziging 2015 als gevolg van de Marap 2014.
– De baten en lasten zijn inclusief btw geraamd.
6.2 Rentepercentages
Bij de berekening van de renten voor investeringen en reserves wordt in 2016 uitgegaan van
een percentage van 1,7. Dit is het afgeronde percentage (peil 31 december 2014) van de
rente voor langlopende leningen (Bank Nederlandse Gemeenten 25 jaar lineair).
Opgemerkt wordt dat de rentepercentages alleen van toepassing zijn voor interne
berekeningen en afwijkingen geen gevolg hebben op de bijdragen van de gemeenten.
6.3 Meerjarenraming
Uitgegaan wordt van:
• bestaand beleid zoals vastgesteld in de begroting 2016;
• basisjaren gelijk aan ontwerpbegroting + drie volgende jaren;
• gelijkblijvende inwonersaantallen;
• constante prijsniveau
• Afwijkende ramingen die binnen de planperiode vallen, worden toegelicht en onderbouwd.
6.4 Specifiek
De begroting van 2016 zal de eerste zijn waarin een groot deel van de te vormen nieuwe
organisatie, zoals deze is verwoord in Project Kracht#15, in uitgewerkt zal zijn. de begroting
van 2016 zal zichtbaar maken aan welke producten Holland Rijnland specifiek met en voor de
samenwerkende veertien gemeenten gaat werken. In het kader van de vernieuwde
samenwerking als gevolg van Kracht#15 wordt de SMART-ontwikkeling van de agenda, de
programma’s en projecten/activiteiten opnieuw ter hand genomen. In samenwerking met
ambtelijke vertegenwoordigers uit de gemeenten in Holland Rijnland zullen aanbevelingen om
de begroting zo SMART mogelijk te krijgen, gedaan worden.
7. Nieuw beleid
Voor de jaren na 2016 wordt uitgegaan van het bestaand beleid zoals vastgesteld in de
begroting 2016. Voorstellen voor nieuwe taken, niet onder te brengen bij het bestaand beleid,
vallen onder nieuw beleid. Voor het aanbieden hiervan worden de volgende richtlijnen
gehanteerd:
- er alleen nieuw beleid komt wanneer dat leidt tot aantoonbaar financieel voordeel bij de
gemeenten.
- de financiering voor nieuw beleid moet in principe komen uit financiering voor oud beleid
of uit bijdragen van derden.
- Als lopende weg dit niet mogelijk blijkt te zijn, zal expliciet moeten worden besloten dat
de bijdrage van de gemeenten worden verhoogd.
25 maart 2015
Pagina 5 van 5
.
1. Inkomende documenten - 5219
\
\
=
<:"
f~^?'
i
l
.msim
ï`^\>.<lir
"
Alphen aan denijn
er
"
`
fi,-"W'?
'
\Mw
Ter attentie van de Secretaris
E-mail: [email protected]|
Website: vwvvv.alphenaandenrijn.n|
regelingen in de
,/
Gemeenschappelijke
_/í//Z
regio Hollands-Midden
Stadhuisplein I
Postbus 13
2400 AA Alphen aan den Rijn
Telefoon: 14 Ol 72
Fax: (Ol 72) 465 564
Dagelijkse Besturen van de
/_,
."»~
1
\
\
l
Uw kenmerk
inlichtingen
Uw brief van
bij
Datum
2014/53947
31 oktober 2014
Doorkiesnummer
Afdeling
Tel: (Ol 72) 465786
Financiën
\\
\\l
J%__,""",
De heer M. Roelands
Ons kenmerk
Onderwerp
Financiële kaderstelling
gemeenschappelijke
__."-«-»/-""'^""
regelingen Hollands-Midden voor begrotingen
2016-2019
Geacht Bestuur,
Met de Financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen beschikken de gemeenten
de regio Hollands-Midden sinds 2010 over een gedragen instrument om met alle
in
gemeenschappelijke
regelingen waarin zij deelnemen uniforme afspraken te maken over
indexering en algemene taakstelling voor de op te stellen begrotingen.
l
K
l
Met deze algemene taakstelling
aan de bezuinigingsopgave
i
vragen de gemeenten
u een evenredige bijdrage te leveren
van de gemeenten,
die voortvloeit uit de krimp die de uitkeringen
uit het Gemeentefonds de afgelopen jaren kenmerken.
Deze brief informeert u over de financiële kaderstelling voor de begrotingen
deze op 29 oktoberjl.
zoals
Financiële kaderstelling namens
in regio Hollands-Midden is vastgesteld.
1
mi,
ßf.
15- 201 9
?"l1?0
ac
V
"
m
4
FP*
JE ie?faa ïtß 34%
"»
w
-M
~@
W
""
rw
"^
»
"
M
_
m
"
ff,
"
N
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 6
:M
0
mg
mi
vm
de gemeenten
door de bestuurlijke klankbordgroep
2016-2019
U
1. Inkomende documenten - 5219
I
Alphen aan
?.
jn
Ons kenmerk
Datum
Blad
2014/53947
31 oktober 2014
2
ln het vervolg van deze brief geven wij achtereenvolgens een volledige beschrijving van de
financiële kaderstelling, een toelichting op de totstandkoming van de hierin voor 2016
en procesafspraken
regelingen begrotingen 2016-2019
law
Financiële kade rstelling gemeenschappelijke
over nal eving en rapportage.
lm
percentages
mz
opgenomen
A. Indexering
De indexering te baseren op de publicatie van
de nominale ontwikkeling
2
Ongewijzigd.
,yß-»",'""
1
(gebaseerd op het
BBP uit de MEV) in de Septembercirculaire
De ontwikkeling
(t-2) van het nieuwe begrotingsjaar.
2016 van september 2014 bedraagt 0,75%.
De indexering toepassen
Ongewijzigd
BBPvoor
i
op de bijdrage per
inwoner of een andere van toepassing
van het indexcijfer
s
l
l
l
zijnde
l
verrekengrondslag.
3
De indexering
op basis van de vastgestelde
Ongewijzigd.
l
index BBPvoor begroting
l
jaar (t) op basis van de Septembercirculaire
De ontwikkeling
(t-1) na te calculeren per bijdrage inwoner of
2015 van september 2014 bedraagt 1,25%.
een andere van toepassing
van het indexcijfer
BBPvoor
zijnde
verrekengrondslag en deze nacalculatie te
verwerken in de indexering voor begroting
Voor 2015 is in de kaderstelling 2015-2018
een indexering toegepast van 1,41%.
(t+l).
De nacalculatie van 2015 leidt derhalve tot een
l
l
i
l
correctie van de index voor 2016 van
(1,25%
i
l
-/- 1,41% =) -0,16%
De indexering vanaf 2016 komt daarmee uit op
(0,75%
4
De meerjarenraming
bij voorkeur op te stellen
op basis van contante
5
l
-/- 0,16% =) 0,59%
l
Ongewijzigd
prijzen.
Indien de gemeenschappelijke regeling zijn
meerjarenraming
l
Ongewijzigd
in lopende prijzen opstelt, de
gemeenschappelijke
regeling te verzoeken ter
l
informatie ook een overzicht van de
meerjarenraming
te leveren op basis van
contante
l
prijzen.
l
B. Taakstelling
6
De gemeenschappelijke
regelingen een
uniforme taakstelling mee te geven ten
van de meerjarenramin g 2015-2018
opzichte
7
De taakstelling
bedraagt voor 201 5
O
5,31%
ten opzichte van 2014.
De gemeenschappelijke
regelingen een
uniforme taakstelling mee te geven ten
_
opzichte van de meerjarenraming
2016-2019.
De taakstelling bedraagt voor 2016
0,34% ten opzichte van 2015.
í//"_
í
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 6
T
1. Inkomende documenten - 5219
`\
\l.
Alphen aan
\.
denijn
\
l.
\
Ons kenmerk
Datum
Blad
2014/53947
31 oktober 2014
3
\\\
\
\
8
Vanaf 2016 nader te bepalen o.b.v. de
Meicirculaire 2014 (voorlopige indicatie 5%
t.o.v. 2015, totaal l0%, maar hou rekening met
verder oplopende kortingen, gezien de
discussies over bezuinigingen in Den Haag)
Vanaf 2017 laat het Gemeentefonds o.b.v. de
Septembercirculaire 2014 najaren van "trap- af'
een periode van "trap-op" zien.
l
Dit is een trendbreuk met het oog op de
grondgedachte achter dit instrument:
van de indexering
-
-
onafhankelijk
,",.-/4"/M
gemeenschappelijke regelingen
een evenredige bijdrage te
/__"",-/Z
laten leveren aan de bezuinigingen die de
gemeenten
moeten doorvoeren om de
neergang van het Gemeentefonds op te kunne l'1
__,«-/"A
vangen.
Aldus voorzien we vanaf 2017 t.o.v. 2016 op
basis van de huidige circulaires en de
voorliggende
kaderstelling geen nieuwe
taakstellingen.
De voor 2017 geplande evaluatie van deze
..._.~«»->-~*""`
Financiële kaderstelling gemeenschappelijke
regelingen wordt vervroegd naar 2015, om ten
behoeve van de kaderstelling voor 2017-2020
binnen de regio aangepaste kaderstelling
<_""_".__
terzake vast te kunnen stellen.
De gemeenschappelijke regelingen worden
De taakstelling
is van toepassing
op de
bij deze evaluatie betrokken.
W
uitdrukkelijk
9
Ongewijzigd
bijdrage per inwoner of een andere
verrekengrondslag
zoals kostprijs product of
l
uurtarief.
10
Het gaat om een reële verlaging van de
Ongewijzigd
bijdrage, dus onder verrekening van de
prijsontwikkeling
op basis van de
index BBP en taakwijziging.
C. Implementatie
il
& Rapportage
Aan de gemeenschappelijke
regeling te
Ongewijzigd
verzoeken zelf aan te tonen hoe de taakstelling
gerealiseerd
De bezuinigingslijn
is standaard.
Ongewijzigd
Indien een gemeenschappelijke regeling een
zwaarwegende reden heeft om deze
De uitzondering
vraagt
regeling.
dus om bewijsvoering.
,
Z//"_
í
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 6
vl
bestuur van de gemeen-schappelijke
_s_
taakstelling niet haalbaar of reëel te achten,
doet zij hiervan een actieve melding bij het
D?
12
kan worden.
1. Inkomende documenten - 5219
Alphen aan
\
Jn
Ons kenmerk
Datum
Bla
2014/53947
31 Oktober 2014
4
\
De gemeenschappelijke
regeling meldt uit eHUk
31 januari van (t-1) aan de deelnemers of zij de
taakstelling voor begroting jaar (t) gaat
realiseren in de komende begroting.
ln het geval dat de gemeenschappelijke
regeling de taakstelling geheel of gedeelte|"kU
niet kan realiseren, geeft zij dit gemotiveerd
l
aan.
Deze financiële kaderstelling
gemeenschappelijke
uitzondering
_"/f
Ongewijzigd
regelingen is zonder
op tenminste onderstaande
gemeenschappelijke
,.,",-»»«f-^""_"
13
regelingen in de regio
Hollands-Midden van toepassing:
Veiligheidsregio Hollands Midden
l
-
-
Samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland
lntergemeentelijk Samenwerkings-orgaan
Midden Holland
Omgevingsdienst
West-Holland
Omgevingsdienst
Midden-Holland
l
l
Regionale dienst Openbare gezondheidszorg/GGD
l
1
Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland
l
(BSGR)
l4
De algemene reserves van de
gemeenschappelijke
gemaximeerd
Ongewijzigd
regelingen zijn
l
l
l
op de standen
per 01-O1-2013
'a
(inclusief resultaat-
bestemming 2012).
Een positief rekeningresultaat
vloeit terug naar
de deelnemers.
De gemeenschappelijke
regelingen nemen in
Ongewijzigd
hun begrotingen en jaarrekeningen een
paragraaf op over de toepassing van het kader
en de ontwikkeling van het eigen vermogen.
De ambtelijke
i
l
werkgroep stelt jaarlijks in maart
een Samenvattend overzicht op over de
toepassing
van het kader bij de
gemeenschappelijke
regelingen.
í
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 6
1. Inkomende documenten - 5219
\
Alphen aan
Ons kenmerk
Datum
Blad
2014/53947
31 oktober 2014
S
\
\
\
\
Toelichting op de kaderstelling voor begrotingen 2016-2019
\
A. Indexering
De bruto-benadering
van e nerzijds een indexering en anderzijds een reële taakstelling blijven
we hanteren voor de be g roti ngen 2016-2019. Door een sterke volatiliteit in de
achtereenvolgende jaren ten aanzien van de samenstellende delen van de financiële
kaderstelling geeft de bruto-benadering meer inzicht en grip op de ben o d'ig d e bijstellingen
van de gemeentelijke
bijdra g e n aan de gemeenschappelijke
"
Septembercirculaire
2015 gebruiken we tabel 2.2.4 uit de
2014:
Tabel 2.2.4 Prijsontwikkeling
bruto binne nlands product
2014
Príjsontwikkelsng bbp
2015
2016
1'/4 %
`/:V0
2014-2019
201 7
2018
*/1%
'/2%
3/4%
Dit leidt tot de volgende berekeni ng van de indexering, waarin de
vastgestelde
l
'
regelingen.
",.f«/'
Voor het bepalen van de indexerin g vana f 2016 t.o.v.
\
indexerin g vana f 2015 verwerkt
van de eerder
nacalculatie
is.
'
`
V
2o1s|
2015
1
.1-25%
.
s
.
1.41%
-0,16%
.
1
'/z°Ib
'
indexl2016
Berekening
index°-b-v-PBBP.SePf@mb@rCif°.Ul=ifB
2014
Indexbegroting 2015 GR'en
1
2019
Verschil
Index 2016
0.75%;
-0,16%]
l
i
0,59%]
ll
B. Taakstelling
l
De uniforme taakstelling
2016-2019
`
is
als aandeel in de neer gang van het Gemeentefonds in de periode
vanaf 2016 bepaald op 0,34% t.o.v. 2015.
l
l
van het Gemeentefond
Pemontvyikkelin
s in d e periode 2016-2019
is hieronder weer g e QEVE fi
W
W
l
1. SamenTraüp en af, cumulatiefoverde periode2015 - 2018:
2. Dreigendekortingbezuinigingspakketzomer 2013 op basis van
Oranjeakkoord,
(voorlopigeinschatting)
Koning voor instandhouding BTW~compensatiefonds,
3.
4. Algemene
korting op het sub-cluster onderwijshuísvesting,
zonder
476
-174
141
278
232
273
0
0
0
0
0
0
-310
-310
0
0
Ol
0
255
256
0
-60
-60
~60
0!
0
-240
-60
0
48
0
taakmutatae,
5. Korting voor lagere agaaraatskostendoor opschalinggemeenten.
6.
Ontwikkelinguitkeringsbasisdoor toe- of afnamevan het aantal
uitkeringseenheden zoals inwoners, woningen, uitkeringsontvangers.
7. aanpassen BTW plafond
Het totaal van de kortingen bedraagt
_92
62!
360!
I
Omvang_gemeentefonds
bij begin van het jaar
nominale omwiuueiang
er
sap
Af. E.-_ç§i"ae><
Rem ontwikkeling
.z,zz-1.
l
GF
428
l
-0,51'/.
284
15.234
15.297
1.48%
3.71%
114
814
~47
15.604
.s,zzx
14.755
0,11%
0,13%
0,45%
0,41%
-0,09%
0,50%
-5,esv.l41,34%
1,00%
1,57°/.
3,21%
jaarschijf
2016
161
l
Met de taakstelling vanaf 2016 van 0,34% t _0 .v _ 2015 is de neer g an g
verwerkt in de gemeentelijke
1
s@ íï
-
bijdragen aan de gemeenschappelijke
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 6
'
in
~5
212
15.095
1,41%
regelingen.
11
567
l
1
,
l,
1. Inkomende documenten - 5219
Alphen aan den\e!n
Ons kenmerk
Datum
Blad
2014/53947
31 oktober 2014
6
C. Implementatie en rapportage
De gemeenschappelijke regelingen melden uiterlijk 31 januari 201 5 aan de deelnemers of zij
de taakstelling gaan realiseren in hun begrotingen 2016-2019.
In geval dat een regeling deze niet of niet volledig kan realiseren geeft zij dit gemotiveerd aan.
In de begrotingen en jaarrekeningen nemen de gemeenschappelijke regelingen een paragraaf
op over de toepassing van het financieel kader en de ontwikkeling van het eigen vermogen.
De bestuurlijke klankbordgroep Financiële kaderstelling zal in maart 201 5 aan de hand van de
begrotingen 2016-2019 beoordelen of de bezuinigingstaakstellingen gerealiseerd zijn.
Contactpersoon
Voor nadere informatie over deze brief kunt u terecht bij de heer M. Roelands van de
Gemeente Alphen aan den Rijn, telefoon: 06-46973375, email: [email protected]
Met vriendelijke grQ..et;
Namens het bestû~rlijk overleg Fi~~derstelling gemeenschappelijke regelingen van
gemeenten y<'de regio Hollanfi~n
~~~ti nier
~uder van Alphen aan den Rijn
Scan nu mmer 1 va n 1 - Scan paq ina 6 va n 6
In Holland Rijnland werken samen:
Alphen aan den Rijn, Hillegom,
Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden,
Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop,
Noordwijk, Noordwijkerhout,
Oegstgeest, Teylingen,
Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel
1.
Onderwerp
2.
3.
Rol van het
samenwerkingsorgaan
Holland Rijnland
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
Efficiencytaak
Datum:
Informerend
DB
Colleges
PHO
DB
Gemeenteraad
DB
AB
Gemeenteraad
Datum:
Adviserend
Datum:
Besluitvormend
5-2-2015
11-2-2015
25-3-2015
5.
Advies PHO
Het PHO adviseert het Algemeen Bestuur het
beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te
stellen.
6.
Reden afwijking eerdere
besluitvorming en wijze
afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel
(annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland
(RBL) voert voor 12 gemeenten de leerplicht,
kwalificatieplicht en rmc-functie uit. Het beleidsplan
leerplicht en rmc vormt hiervoor de grondslag. De
huidige beleidsplannen voor leerplicht en rmc lopen
tot en met 2014. Voor 2015-2018 is een nieuw
overkoepelend beleidsplan opgesteld voor alle taken
die door het RBL worden uitgevoerd.
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland
[email protected]
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
Postbus 558, 2300 AN Leiden
Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net
IBAN nr. NL87BNGH0285113992
KvK nr. 27365539
BTW nr. NL813768068B01
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving:
Het wettelijk kader voor de bestrijding van
schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten wordt
gevormd door de Leerplichtwet, kwalificatieplicht en
de RMC-regelgeving in de Wet educatie en
beroepsonderwijs (WEB), de Wet op de
expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet
onderwijs (WVO).
De uitvoering van de leerplicht- en RMC-taak is
opgenomen in artikel 5.7 lid b van de
Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland.
Eerdere besluitvorming:
Het beleidsplan leerplicht 2013-2014 is door het
Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld
op 19 december 2012.
Het beleidsplan RMC 2011-2014 is door het
Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld
op 23 maart 2011.
11.
Lokale context
(in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota AB
Vergadering:
Algemeen Bestuur
Datum:
25 maart 2015
Locatie:
Agendapunt:
Kenmerk:
Oegstgeest
06
15/
Onderwerp: beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
Beslispunt: het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen
Inleiding: Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland voert voor 12 gemeenten in
regio Holland Rijnland1 de leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie uit. De uitvoering van
deze taken is opgenomen in de gemeenschappelijke regeling artikel 5 lid 7b van Holland
Rijnland.
Het beleid voor de leerplicht en kwalificatieplicht waren opgenomen in een beleidsplan voor de
periode 2013-2014. Het beleid van voor de rmc-functie was vastgelegd in het beleidsplan
2011-2014. Voor de periode 2015-2018 heeft het RBL een overkoepelend beleidsplan
opgesteld voor leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie.
Beoogd effect: Het beleidsplan beoogt duidelijkheid (zowel voor de eigen medewerkers als
de onderwijs- en ketenpartners) over missie, visie, uitgangspunten en speerpunten van het
RBL bij de uitvoering van leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Dit moet leiden tot het
waarborgen van het recht op onderwijs van alle kinderen van 5-18 jaar en dat zoveel
mogelijk jongeren tot 23 jaar in het werkgebied van het RBL het onderwijs verlaten met een
startkwalificatie.
Argumenten:
I.
Overkoepelend beleidsplan RBL nu alle taken daar zijn ondergebracht. Tot 2014 werd
de rmc-trajectbegeleiding door het jongerenloket uitgevoerd; een
samenwerkingsverband tussen RBL en sociale zaken van gemeenten. Nu door het
stopzetten van het jongerenloket alle taken m.b.t. leerplicht-, kwalificatieplicht- en
rmc-functie worden uitgevoerd door het RBL is een overkoepelend beleidsplan
wenselijk. De rmc-functie wordt meer preventief ingezet (in aansluiting op de
verzuimaanpak 18+) waardoor een doorlopende beleidslijn voor leerplicht en de
aanpak van voortijdig schoolverlaten mogelijk wordt.
II.
Looptijd beleidsplan is afgestemd op de bestuursperiode van gemeenten. Het
beleidsplan leerplicht en rmc loopt van 2015 tot medio 2018. In 2018 zijn er
gemeenteraadsverkiezingen. Het volgende beleidsplan kan dan worden vastgesteld
door de nieuwe leden van het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland.
Kanttekeningen/risico’s:
I.
Effecten Passend Onderwijs voor leerplicht en gemeenten nog niet helder. Per
schooljaar 2014-2015 is de Wet op Passend Onderwijs ingevoerd. De
1
Dit betreft de gemeenten Hillegom, Kaag & Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk,
Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
3
II.
samenwerkingsverbanden voor primair- en voortgezet onderwijs hebben de
verantwoordelijkheid voor ieder kind dat in staat is onderwijs te volgen een passende
onderwijsplek te vinden. Het RBL handhaaft de leerplichtwet waarbij soms een
vrijstelling kan worden afgegeven wanneer een passend onderwijsplek niet
beschikbaar is. Hier zit een zeker spanningsveld, met name voor kinderen die een
(dure) aangepaste onderwijsplek nodig hebben of waar een
onderwijs/zorgarrangement nodig is. Regelgeving, beschikbaarheid en kosten zijn
variabelen die bepalen wat mogelijk is. Bij sommige gevallen kan discussie ontstaan
wie nu gelijk heeft en wat mogelijk of noodzakelijk is. Goede samenwerking tussen de
samenwerkingsverbanden en RBL (en gemeenten) is van belang om deze knelpunten
en daarmee thuiszitters te voorkomen.
Opdracht rmc-functie gaat mogelijk verbreden. De minister heeft een kamerbrief
gestuurd over toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren.
Mogelijk wordt de opdracht van de rmc-functie verbreed met deze doelgroep (met
name afkomstig uit speciaal- en praktijk onderwijs). Op het moment van opstellen van
dit beleidsplan is nog niet duidelijk of en hoe deze taakuitbreiding vorm zal krijgen. Er
is voor gekozen om in hoofdstuk 4 beleidspunten 2015-2018 vooruit te blikken op de
rol van het RBL met betrekking tot de gedecentraliseerde taken vanuit de jeugdwet,
AWBZ en participatiewet. Daar komt de toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt voor
kwetsbare doelgroepen inhoudelijk aan bod. Werkelijke taakuitbreiding van de rmcfunctie zal wanneer dit wordt doorgevoerd worden verwerkt in de werkplannen van
het RBL.
Financiën: De uitvoering van de leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie door RBL
Holland Rijnland maakt onderdeel uit van de begroting van Holland Rijnland. Vaststelling van
dit beleidsplan levert geen wijzigingen op voor deze begroting.
Communicatie: Het onderwijs en ketenpartners van het RBL dienen in kennis te worden
gesteld over de inhoud van het nieuwe beleidsplan. Met de afdeling communicatie van Holland
Rijnland zal geregeld worden dat er een digitale publieksversie van het beleidsplan wordt
uitgegeven. Deze zal met een begeleidend schrijven van de verantwoordelijk
portefeuillehouder aan onderwijs- en ketenpartners worden aangeboden en beschikbaar
komen op de website van het RBL en Holland Rijnland.
Evaluatie:
 Het RBL brengt jaarlijks een jaarverslag uit. In het jaarverslag wordt op basis van
monitor-, prestatie- en effectindicatoren verslag gedaan van de uitvoering van de
taken van het RBL. In het jaarverslag worden de effecten van het ingezette beleid in
cijfers weergegeven waaraan conclusies worden verbonden. Deze leveren
aanbevelingen op voor toekomstig beleid. Het jaarverslag wordt vastgesteld door het
Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Hiermee kunnen gemeenteraden van de
opdracht gevende gemeenten –die in het Algemeen Bestuur zijn vertegenwoordigdeen oordeel uitspreken over de uitvoering van de leerplichtwet en moties indienen
t.b.v. wijzigingen in beleid en/of uitvoering van de leerplicht-, kwalificatieplicht- en
rmc-functie.
 Het RBL voert jaarlijks een ‘service’-gesprek met de wethouders onderwijs en hun
beleidsmedewerkers van de opdracht gevende gemeenten om de uitvoering van de
leerplichtwet en de aanpak van voortijdig schoolverlaten te bespreken.
Bijlagen:
I
Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
4
Beleidsplan leerplicht en RMC 2015‐2018 Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland 1
1 Inleiding Alle kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs om zich te ontwikkelen en ontplooien.
Zo kunnen zij zich voorbereiden op de maatschappij en de arbeidsmarkt. In Nederland gelden
de leerplicht, de kwalificatieplicht en de RMC-wet. Dit betekent dat jongeren van 5 tot 23 jaar
naar school moeten tot zij een startkwalificatie hebben gehaald: een havo-diploma, vwodiploma of een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. De overheid ziet toe op de handhaving
door uitvoering van de leerplicht en kwalificatieplicht voor jeugdigen tussen de 5 t/m 17 jaar.
Jongeren tussen de 18 en 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten worden
door de RMC-functie1 in beeld gehouden en gestimuleerd terug te gaan naar school.
Werkgebied RBL Dit beleidsplan heeft betrekking op alle taken die door het RBL worden uitgevoerd voor de
twaalf gemeenten in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek. Hieronder valt naast de
leerplichtfunctie (5 t/m 15 jarigen) ook de uitvoering van de kwalificatieplicht (16 en 17
jarigen) en de rmc-functie t.b.v. voortijdig schoolverlaters (18-23 jarigen). In dit beleidsplan
wordt verder gesproken over de leerplichtfunctie (inclusief kwalificatieplicht). Daar waar het
enkel om de kwalificatieplicht gaat wordt dit expliciet genoemd.
RBL in Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland Het wettelijk kader voor de bestrijding van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten wordt
gevormd door de Leerplichtwet, kwalificatieplicht en de rmc-regelgeving in de Wet educatie en
beroepsonderwijs (WEB), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet
onderwijs (WVO). De twaalf gemeenten in het werkgebied hebben de uitvoering van de
leerling-administratie, leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie belegd bij het Regionaal
Bureau Leerplicht, welke onderdeel uitmaakt van de Gemeenschappelijke Regeling Holland
Rijnland. In de Gemeenschappelijke Regeling artikel 5 lid 7 is dit onder b en c als volgt
verwoord:
b.
De instandhouding van een Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL Holland
Rijnland) dat belast is met de uitoefening van de Leerplichtwet 1969
c.
Het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten door middel van de uitoefening van de
taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 8.3.2 en artikel 8.3.3 Wet educatie en
beroepsonderwijs, artikel 118h en artikel 118i Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel
162b en artikel 162c Wet op de expertisecentra;
Het Dagelijks Bestuur is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van de leerlingadministratie, leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Zij verantwoordt zich hierover met
het jaarverslag RBL.
Rmc‐contactgemeente bestuurlijk verantwoordelijk voor rmc‐functie Rmc-contactgemeente Leiden is bestuurlijk verantwoordelijk voor de rmc-functie. De rmcfunctie heeft tot doel het verminderen van voortijdig schoolverlaten en het daartoe bieden
van een sluitende aanpak voor alle jongeren tot 23 jaar2. De rmc-contactgemeente
verantwoordt in de SISA en middels een accountancy-verklaring aan het Rijk over de
besteding van de rmc-middelen voor uitvoering van de rmc-functie.
1
RMC-functie = Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten
De RMC-functie heeft tot doel het verminderen van voortijdig schoolverlaten en het daartoe bieden van een
sluitende aanpak voor alle jongeren tot 23 jaar. De rmc-functie omvat drie taken (vastgelegd in wetgeving):

een sluitende melding en registratie van alle jongeren tussen 18 en 23 jaar die niet op school zitten en
nog geen startkwalificatie behaald hebben.

benaderen en zorgdragen voor begeleiding van jongeren die zijn uitgevallen, gericht op terugleiden
naar school, naar werk of een combinatie daarvan.
 coördineren en initiëren van samenwerking tussen alle belangrijke partijen die te maken hebben met
deze jongeren en het onderhouden van dit netwerk.
2
2
Missie De missie van het Regionaal Bureau Leerplicht is het waarborgen van het recht op onderwijs
van 5-23 jarigen. Door onderwijs kunnen jeugdigen zich ontplooien en ontwikkelen. Door het
behalen van een startkwalificatie voldoen zij aan het minimale niveau dat nodig is om een
goede kans te maken op de arbeidsmarkt en in de samenleving te participeren.
Visie Het RBL voert haar missie uit door de leerling/student centraal te stellen, en spreekt vanuit
haar positie alle betrokkenen aan op hun verantwoordelijkheid. Het RBL heeft hierbij voor de
leerplicht, kwalificatieplicht en RMC-functie te maken met een stelsel van rechten en plichten.
We leveren maatwerk waarbij we binnen de kaders van de regelgeving zoeken naar
oplossingen voor (dreigend) schoolverzuim en voortijdig schooluitval. Die oplossing moet
passen bij de mogelijkheden van de leerling/student in zijn of haar specifieke context. Waar
samenwerking met de leerling, ouders, scholen en/of andere betrokkenen onmogelijk blijkt,
zetten we daarvoor beschikbare (dwang)maatregelen in.
2 Uitgangspunten en doelstellingen Hoofddoelstelling: alle jeugdigen tussen de 5-23 jaar die daartoe in staat zijn, volgen
onderwijs tot zij een startkwalificatie hebben gehaald. Het RBL hanteert ten behoeve van deze
hoofddoelstelling de volgende uitgangspunten en doelstellingen:
2.1 Geen ongeoorloofd verzuim Het moet met betrekking tot verzuim duidelijk zijn waar de verantwoordelijkheid van een
school begint en eindigt en waar die van het RBL. Partijen spreken elkaar hierop aan. Om dit
te bewerkstelligen moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan:
School heeft de deelnemer in beeld
Het RBL kan alleen effectief handelen wanneer het verzuim van leerlingen goed in beeld is.
Scholen zijn verantwoordelijk voor het volledig registreren en tijdig melden van verzuim.
Wanneer verzuim afgesproken (wettelijke) termijnen overschrijdt of wanneer er signalen zijn
dat er meer aan de hand is dan licht verzuim, dan meldt school dit bij het RBL. Het RBL
controleert de verzuimadministratie van scholen. Uitgangspunt is risicogericht toezicht3 in het
primair en voortgezet onderwijs tijdens de schoolbezoeken, bij de MBO-instellingen volgens
het protocol behorende bij het samenwerkingsverband met de onderwijsinspectie. Het RBL
controleert, de onderwijsinspectie sanctioneert zo nodig.
RBL heeft de deelnemer in beeld
Het RBL voert de leerlingenadministratie uit voor alle aangesloten gemeenten in haar
werkgebied. Hierdoor heeft het RBL voortdurend zicht op alle jeugdigen tussen de 5-23 jaar
die geacht worden naar school te gaan om een startkwalificatie te halen. Overstap naar een
andere school, verhuizingen, het behalen van diploma’s, verzuim of uitschrijving, het wordt
allemaal geregistreerd door het RBL. De scholen kunnen er van op aan dat 100% van de
meldingen van ongeoorloofd verzuim worden opgepakt door het RBL. Voorwaarde voor
effectief handelen is dat scholen al het ongeoorloofd verzuim tijdig melden.
Absoluut verzuim wordt direct opgepakt
Er is sprake van absoluut verzuim wanneer een kind tussen de 5-18 jaar niet ingeschreven is
op een school en geen vrijstelling heeft van leerplicht. Via de leerlingenadministratie en het
3
Tijdens de schoolbezoeken wordt de verzuimadministratie van scholen steekproefsgewijs gecontroleerd.
Intensiteit en frequentie is afhankelijk van het risico dat de verzuimadministratie naar oordeel van het RBL niet
op orde is.
3
GBA wordt onderzocht of de leerling nog in de regio woont, en daadwerkelijk niet staat
ingeschreven op een school. De leerplichtambtenaar onderzoekt de zaak, spreekt partijen aan
op hun verantwoordelijkheden en maakt zo nodig proces-verbaal op. Absoluut verzuim is
voornamelijk vsv-problematiek; het betreft vooral kwalificatie-plichtigen (16 en 17 jarigen).
Het aantal gevallen van absoluut verzuim fluctueert per schooljaar.
Vrijstelling
Ieder kind tussen de 5-18 jaar valt onder de leerplichtwet, heeft recht op onderwijs en gaat
naar school. Toch kunnen er omstandigheden zijn betreffende het kind of de ouders die
maken dat een leerling (tijdelijk) niet naar school kan. In die gevallen heeft de
leerplichtambtenaar volgens de leerplichtwet de mogelijkheid om vrijstelling van de leerplicht
te verlenen. Dit is in principe een tijdelijke vrijstelling totdat de redenen voor vrijstelling van
schoolbezoek zijn opgeheven. Vrijstelling wordt pas verleend als andere opties niet mogelijk
blijken te zijn.
RBL en Passend Onderwijs Het RBL registreert het aantal thuiszitters (wel ingeschreven, meer dan 4 weken
schoolverzuim) en zorgleerlingen (wel ingeschreven, meer dan 4 weken niet naar school op
basis van psychische of lichamelijke gronden). Gezamenlijk ging het in schooljaar 2013-2014
om 81 leerplichtige leerlingen. Uit het aantal thuiszitters/zorgleerlingen blijkt dat niet voor alle
kinderen in de regio Holland Rijnland een passende onderwijsplek is. Met de invoering van de
Wet op Passend Onderwijs per schooljaar 2014-2015 is het de opgave om voor ieder kind een
passende onderwijsplek in de regio te vinden. Het RBL en de samenwerkingsverbanden voor
primair- en voortgezet onderwijs streven daarbij naar uniforme beoordeling van casuïstiek. Of
een passende onderwijsplek beschikbaar is hangt niet alleen af van de inzet van de
samenwerkingsverbanden. Er zijn bijvoorbeeld jongeren die door tegenstrijdige wet- en
regelgeving geen aanspraak kunnen maken op onderwijs en zorg tegelijk. Ook kan het zijn
dat de kosten van een aangepaste onderwijsplek buiten het beschikbare budget vallen van
school en/of gemeente. In de ‘Handreiking schoolverzuim en voorkomen van thuiszitten’, die
het RBL met de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs heeft gemaakt,
staat opgenomen dat de ‘beleidstafel thuiszitters’ de opdracht heeft om ook voor deze
kinderen een passende onderwijsplek te zoeken.
Ook het middelbaar beroepsonderwijs is betrokken bij de Wet op Passend Onderwijs. Het
ministerie van onderwijs onderzoekt nog op welke wijze afstemming over het
ondersteuningsaanbod op het ROC tussen het middelbaar beroepsonderwijs en gemeenten
moet worden vormgegeven. In de dagelijkse praktijk werkt het RBL in het Instroomloket
hiertoe al samen met het middelbaar beroepsonderwijs. Doel is om plaatsing op een opleiding
met begeleiding op maat mogelijk te maken voor jongeren die niet vanzelf door de
intakeprocedure van het ROC komen.
Met de gemeenten en middelbaar beroepsonderwijs onderzoekt het RBL of er alternatieve
ontwikkeltrajecten kunnen komen voor jongeren (16-23 jaar) die niet (meer) in het reguliere
onderwijssysteem ‘passen’. Ondanks inzet van Instroomloket of Kansloket (casuïstiek overleg
voor WWB-jongeren) kunnen deze jongeren niet binnen een half jaar geplaatst worden op een
opleiding. Alternatief instrumentarium ontbreekt nog in de regio.
Doelstellingen: 

Iedereen die in staat is onderwijs te volgen vindt een passende onderwijsplek in de
regio. Het RBL streeft er naar om het aantal thuiszitters zo ver mogelijk terug te
brengen.
Het RBL wil het aantal vrijstellingen op basis van artikel 5 onder a (op basis van
psychische en/of lichamelijk gronden) de komende periode halveren van 123 in
schooljaar 2013-2014 naar 65 in 2017-2018.
4
2.2 Simpel verzuim? Lik‐op‐stuk‐beleid! Uitgangspunt is dat al het spijbel en luxe verzuim van onderwijsdeelnemers tussen 5-23 jaar
wordt door het RBL wordt opgepakt. Bij ‘simpele’ gevallen van verzuim voert het RBL een ‘lik
op stuk’-beleid. Dit is het geval bij spijbelverzuim en luxeverzuim. Recidive op verzuim moet
zo laag mogelijk zijn. Daar ligt immers de invloed van het RBL, met name in de leerplichtige
leeftijd wanneer het RBL sanctiemogelijkheden heeft voor handhaving.
Bij spijbelverzuim van leerplichtigen naar Halt
Bij spijbelen/veelvuldig te laat komen zonder achterliggende problematiek wordt voor
jongeren tot 18 jaar een Halt-straf ingezet om een duidelijk signaal te geven dat hij/zij op
school hoort te zitten. Jongeren worden aangesproken op het verzuim, en komen snel bij Halt
terecht voor een pedagogische straf. Hier gaat een duidelijke preventieve werking vanuit.
Door de verruiming van het aantal verzuimuren waarmee jongeren naar Halt gestuurd kunnen
worden, is het aantal jongeren met een Halt-afdoening in schooljaar 2013-2014 gegroeid en
zijn er minder verzuimprocessen afgedaan met een proces-verbaal.
Bij luxe verzuim van leerplichtigen volgt proces verbaal
Er is sprake van luxe verzuim wanneer er vakantie of verlof wordt genomen buiten de
schoolvakanties en zonder dat de school hier toestemming voor verleent. Bij luxe verzuim
wordt zo mogelijk (afhankelijk van de bewijslast) proces-verbaal opgemaakt. Deze zaken
worden door het Openbaar Ministerie meestal afgedaan met een boete.
Bij verzuim van 18+ deelnemers verzuimgesprek op school
Met de scholen en mbo-instellingen is afgesproken dat verzuim van deelnemers boven de 18
jaar op dezelfde wijze wordt opgepakt als verzuim van leerlingen onder de 18 jaar. Hiervoor
wordt dezelfde norm gehanteerd: melden bij meer verzuim dan 16 uur in 4 weken. RBL en de
onderwijsinstellingen maken duidelijke afspraken wie bij verzuim verantwoordelijk is op welk
moment. Wanneer er sprake is van schoolverzuim, is de school eerst verantwoordelijke om
hierop actie te ondernemen. Na melding van verzuim voeren Casemanagers MBO van het RBL
op school verzuimgesprekken met gemelde deelnemers.
Verzuim 18+ van deelnemers uit andere rmc-regio’s
De scholen voor middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Holland Noord hebben veel deelnemers
woonachtig in een andere rmc-regio. De helft van de verzuimmeldingen van ROC Leiden
bestaat uit jongeren die in regio Haaglanden wonen. Voor het oppakken van verzuim geldt in
eerste instantie het woonplaatsbeginsel: iedere rmc-regio pakt het verzuim van haar eigen
deelnemers op, ongeacht waar zij op school zitten. Voor de mbo-instellingen moet wel een
werkbare situatie bestaan. Daarom maakt het RBL in de bovenregionale verzuimagenda voor
rmc-regio Zuid-Holland Noord, -Oost en Haaglanden afspraken over het eenduidig oppakken
van verzuim18+ en uitschrijvingen. De case managers van de diverse regio,s werken samen
binnen een ROC. Voor de mbo’s ontstaat zo een uniforme werkwijze voor het melden van
verzuim en uitschrijvingen.
Kwaliteit verzuimmeldingen moet beter
Het RBL constateert dat het aantal verzuimmeldingen van leerplichtige leerlingen in schooljaar
2013-2014 met 33% is toegenomen tot 2382. Meldingen over 18+ verzuim zijn in dat
schooljaar zelfs verdubbeld tot 1595. Dit wordt veroorzaakt door de sterke toename van het
aantal meldingen van het mbo. Deze stijging komt niet door een toename van het verzuim,
maar door een verbeterde verzuimregistratie van scholen. De scholen hebben hun
verzuimregistratie en meldgedrag verbeterd als gevolg van inzet van het RBL, waaronder het
beter zichtbaar zijn op scholen en de strengere verzuimcontroles op basis van het
samenwerkingsverband met de onderwijsinspectie in het mbo. Het meldgedrag van scholen
behoeft wel een kwalitatieve verbetering m.b.t. gevulde meldingen. Scholen melden ook
verzuim wat niet gemeld had hoeven worden; van een aanzienlijk deel van de meldingen
5
wordt geen verzuim geconstateerd. Van ruim drie kwart van de meldingen van het primair en
voortgezet onderwijs is verzuim geconstateerd. Daarnaast moeten scholen om te voldoen aan
de inspectie eisen alle verzuim binnen de wettige afgesproken termijn melden. In het speciaal
onderwijs ligt dit percentage iets lager, maar dit wijkt niet af van het regiogemiddelde. In het
mbo duidt slechts een kwart van de meldingen daadwerkelijk op ongeoorloofd verzuim.
Doelstellingen:


2.3 Kwaliteit van verzuimmeldingen in het mbo moet even hoog zijn als op het voortgezet
onderwijs: bij 75% i.p.v. 25% van de meldingen wordt daadwerkelijk ongeoorloofd
verzuim geconstateerd.
het opvolgen van het verzuim18+ door rmc moet jongeren aantoonbaar behouden
voor voortijdig schooluitval.
Er is meer aan de hand: integrale aanpak Wanneer er bij leerlingen onder de 18 meer aan de hand is dan ‘simpel’ verzuim, dan voert
leerplicht de integrale aanpak van één leerling één gezin één plan. Hiervan is sprake bij
signaalverzuim en soms bij absoluut verzuim.
Signaal verzuim onder de 18 jaar: één leerling één gezin één plan
Er is sprake van signaalverzuim indien achterliggende problematiek één van de oorzaken van
verzuim is. Bij signaalverzuim wordt de methodiek van één leerling één gezin één plan
toegepast. Doel voor leerplicht is om het verzuim zo spoedig mogelijk te stoppen. Bij deze
methodiek maken partijen die betrokken zijn bij de leerling of het gezin sámen met de ouders
afspraken die worden vastgelegd in een gezamenlijk plan. Leerplicht praat niet óver maar mét
leerlingen en hun ouders. Door het schriftelijk vastleggen van afspraken kunnen partijen
elkaar aanspreken op het nakomen van die afspraken. Verzuim is vaak de ‘vindplek’ van
achterliggende problematiek. De ervaringen in de afgelopen twee jaar hebben geleerd dat
leerplicht zelden het best als trekker kan optreden, maar dat de zorgcoördinatie bij de meest
belanghebbende partij moet worden belegd. Wie dat is wordt afgestemd met het Jeugd- &
Gezinsteam. Wanneer meerdere kinderen in een gezin met leerplicht te maken hebben wordt
één leerplichtambtenaar als eindverantwoordelijke aangewezen. Als er grote zorgen zijn over
een kind kan er een melding worden gedaan in de verwijsindex JeugdMatch.
Handhaving bij signaalverzuim
Ook bij signaal verzuim kan het voorkomen dat ondanks interventie van het RBL het verzuim
voortduurt, en handhaving geboden is. Het RBL maakt proces-verbaal op wanneer
ouders/verzorgers en/of de leerling verwijtbaar niet meewerken aan het beëindigen van het
verzuim.
2.4 voortijdig schoolverlater: het RBL pakt je op Jaarlijks stopt ongeveer 2% van de onderwijsdeelnemers met een opleiding zonder dat zij een
startkwalificatie hebben gehaald. De grootste groep valt uit in het eerste jaar van het mbo.
Studiekeuzeproblematiek is vaak een achterliggende reden. Ook de grote overgang van de
schoolse veiligheid naar het grote ROC speelt voor sommige deelnemers een rol. Een kleine
groep valt al eerder uit, en komt na het voortgezet onderwijs niet aan bij het middelbaar
beroepsonderwijs. Het onderwijs heeft een verantwoordelijkheid voor begeleiding bij de juiste
studiekeuze en het bieden van een stimulerend onderwijsklimaat. Wanneer het in individuele
gevallen knelpunten oplevert die tot schooluitval leiden, heeft het RBL een
verantwoordelijkheid. Voor voorgenoemde groepen voortijdig schoolverlaters geldt dat zij
vaak nog leerplichtig zijn, en vanuit die wetgeving door het RBL opgepakt worden.
Onderwijsdeelnemers die tussen de 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie met onderwijs
stoppen vallen onder de rmc-wet.
6
Het RBL is vanuit die rmc-functie verantwoordelijk voor het registreren en oppakken van
voortijdig schoolverlaters. De rmc-functie wordt preventief ingezet door het voeren van
verzuimgesprekken bij gemeld verzuim van minimaal 16 uur in 4 weken. Door het oppakken
van verzuim 18+ zijn jongeren -als ze onverhoopt toch stoppen met hun opleiding- in
ongeveer 2/3de van de gevallen al bekend bij het RBL. Met de onderwijsinstellingen zijn
afspraken gemaakt over warme overdacht van de voortijdig schoolverlaters. Deze jongeren
worden door het RMC benaderd om te praten over de mogelijkheden om terug naar school te
gaan of werk te vinden. Het RMC werkt daarbij adaptief: de formatie wordt daar ingezet waar
de reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters het grootst is. Uitgangspunt richting
jongeren is: iedereen die trajectbegeleiding wil, krijgt dit ook.
De problematiek bij voortijdig schoolverlaten van deelnemers boven de 18 is vaak complexer
dan op jongere leeftijd. Studiekeuzeproblematiek is vaak niet de enige reden om met school
te stoppen. De praktijk wijst uit dat jongeren nadat ze zijn gestopt met school pas na een
aantal baantjes tot het inzicht komen dat een startkwalificatie de meeste kansen biedt op een
goede baan. Meestal zijn ze dan al langer dan een jaar van school en heten ze in rmc-jargon
‘oude voortijdig schoolverlaters’. Het RBL volgt alle jongeren tot 23 jaar zonder
startkwalificatie en benaderd hen jaarlijks om ze te wijzen op het belang van een
startkwalificatie en een aanbod voor trajectbegeleiding. Het RBL heeft in beeld wat de
inkomenspositie is van deze jongeren. Jongeren zonder inkomen of uitkering in de groep oude
voortijdig schoolverlaters worden door het RBL proactief benaderd om het gesprek aan te
gaan over de mogelijkheden voor scholing en/of werk. Het RBL werkt samen met het
actieplan jeugdwerkloosheid, het middelbaar beroepsonderwijs en andere partijen zoals
Pluscoach om deze jongeren in beweging te krijgen.
Doelstellingen:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in regio Zuid-Holland Noord bedraagt
maximaal het percentage zoals het ministerie van OCW die per doelgroep stelt. Dit
betreft voor schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 de volgende percentages:
Doelstelling nieuwe voortijdig schoolverlaters schooljaren 2014-
Maximale uitvalpercentages
2015 en 2015-2016




3 Voortgezet onderwijs onderbouw
max. 1,0% VSV
VMBO bovenbouw
max. 4,0% VSV
Havo/vwo bovenbouw
max. 0,5% VSV
Entreeopleiding (MBO1)
max. 22,5% VSV
MBO niveau 2
max. 10,0% VSV
MBO niveau 3 en 4
max. 2,75% VSV
Alle nieuwe voortijdig schoolverlaters worden direct na uitschrijving benaderd door het
RMC voor trajectbegeleiding.
Alle oude voortijdig schoolverlaters zonder werk of inkomen worden ieder jaar
proactief benaderd door het RMC voor trajectbegeleiding.
59% van de preventief ingezette rmc-trajecten werden in schooljaar 2013-2014 met
een positief uitstroomresultaat (onderwijs of werk) afgesloten. Dit moet omhoog naar
70%
40% van de curatief ingezette rmc-trajecten werden in schooljaar 2013-2014 met een
positief uitstroomresultaat (onderwijs of werk) afgesloten. Dit moet omhoog naar 60%
Uitgangspunten voor werkwijze RBL Voor wat betreft de organisatie van haar werk hanteert het RBL de volgende uitgangspunten:
Één aanspreekpunt per gezin, school en gemeente
7
Het RBL werkt met een vaste leerplichtambtenaar/Casemanager MBO per school en een vaste
leerplichtambtenaar per gemeente. Zo is het voor school, gemeente en ketenpartners altijd
duidelijk welke leerplichtambtenaar hun partner is.
Het RBL werkt outreachend
Outreachend werken betekent dat het RBL op locatie werkt als dit meerwaarde oplevert.
Verzuimgesprekken met deelnemers en ouders vinden plaats op school of op een locatie (bij
voorkeur) in de woonplaats van de deelnemer (bijvoorbeeld het gemeentehuis of het Centrum
voor Jeugd en Gezin). Indien nodig voert het RBL een huisbezoek uit. Ander onderdeel van
outreachend werken is het op locatie ondersteunen van de scholen om het verzuim een halt
toe te roepen. Preventieve inbreng van het RBL kan bestaan uit advies geven, meedenken
over oplossingen, of een bemiddelende rol spelen tussen ouders en school, om te voorkomen
dat een leerling door de ouders wordt thuisgehouden of wordt geschorst door de school.
RMC: nadruk op preventie
Het aantal voortijdig schoolverlaters is de afgelopen jaren afgenomen. Jongeren tussen de 18
en 23 jaar die gestopt zijn met school en geen startkwalificatie hebben kunnen bij het RMC
trajectbegeleiding krijgen en worden dan begeleid naar school, werk of een combinatie van
beide. Zonder sanctie- of stimuleringsmogelijkheden is het moeilijk jongeren over te halen
terug naar school te gaan nádat ze gestopt zijn met een opleiding. RMC-trajectbegeleiding
sluit daarom aan op de verzuimaanpak 18+. Het eerste contact met (dreigende) voortijdig
schoolverlaters vindt nu plaats wanneer deelnemers verzuimen. Bij verkeerde studiekeuze is
de overstap naar een andere opleiding de beste manier om uitval te voorkomen.
Ondersteuning van dit proces door een ‘neutrale’ partij als het RBL verhoogt de kansen op
succes. Mocht een jongere toch besluiten te stoppen met een opleiding dan is het RBL na
uitschrijving geen onbekende partij. De non-response op het aanbod tot trajectbegeleiding
moet op deze manier minder worden.
RMC: Regiefunctie aanpak voortijdig schoolverlaten
Naast de registratiefunctie en het bieden van trajectbegeleiding is de regiefunctie de derde
functie van het RMC. Dit betekent dat het RBL verantwoordelijk is voor de uitvoering van het
plan van aanpak, het organiseren van de regionale samenwerking en partijen aanspreekt op
hun verantwoordelijkheden en resultaten. De RMC-coördinator is uitvoerder van deze
regiefunctie. Daar waar de uitvoering knelpunten oplevert, zorgt de RMC-coördinator ervoor
dat het knelpunt op de juiste overlegtafel komt. De RMC-coördinator bespreekt de voortgang
met de portefeuillehouder van de contactgemeente en rapporteert aan de regiegroep VSV.
Bestuurlijk is de wethouder onderwijs van RMC-contactgemeente Leiden verantwoordelijk
voor de uitvoering van de RMC-functie. Voor de uitvoering van het plan van aanpak spreekt
de contactgemeente indien nodig partijen hierop aan.
Voor de uitoefening van de regiefunctie is een regie- en werkgroep ingericht, waarin het
voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, gemeenten en het RBL zijn
vertegenwoordigd. De regiegroep VSV is het bestuurlijk gremium waarin betrokken partijen
hun beleid afstemmen en waar de voortgang van de aanpak wordt gedeeld. In de werkgroep
VSV wordt beleid ontwikkeld en worden werkprocessen op elkaar afgestemd.
4 Beleidspunten 2015‐2018 4.1 RBL en Jeugd‐, WMO‐ en Participatiebeleid Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor het voeren van lokaal jeugdbeleid,
ondersteuning van 18+ vanuit de WMO en de Participatiewet. Door inbedding van het RBL in
de sociale agenda van gemeentelijk samenwerkingsorgaan Holland Rijnland sluit zij
beleidsmatig aan op het lokale en regionale beleid van gemeenten. Het RBL neemt op
8
regionaal en gemeentelijk niveau waar nodig deel aan de overleggen die in de
ketensamenwerking worden gehouden. Kennis over de doelgroep wordt door het RBL ingezet
om onderwijs, gemeenten en ketenpartners te ondersteunen bij het ontwikkelen van beleid en
instrumenten om de ontwikkelingskansen van jongeren zonder startkwalificatie te
optimaliseren. Het RBL signaleert de volgende uitdagingen:
RBL en decentralisatie jeugdzorg
Met de decentralisatie Jeugd worden gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor de
jeugdzorg. Gemeenten in Holland Rijnland hebben afgesproken de eerste twee jaar
gezamenlijk op te trekken bij de inkoop van jeugdzorg. Ook is er een gezamenlijk model
opgesteld om te gaan werken met Jeugd & Gezinsteams (JGT). De precieze invulling van een
JGT kan per gemeente verschillen en wordt bepaald door de specifieke problematiek in het
voedingsgebied van het JGT. Per gemeente wordt afgestemd op welke wijze het RBL aansluit
op de lokale uitvoering. Regionaal uitgangspunt is dat het RBL ketenpartner is van het JGT:
geen vaste partner in het team, maar (net als het onderwijs) op afroep of op eigen initiatief
aanwezig. De school is wat het RBL betreft eerst aangesprokene. Het RBL kan –indien school
dit op basis van de problematiek aangeeft- via het ondersteuningsteam van de school
aanhaken bij het JGT.
RBL en decentralisatie AWBZ
De uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt per 2015 onderdeel van
de Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO). Jongeren boven de 18 die naast school met
zorg- en ondersteuningsvraagstukken zitten kunnen een beroep doen op de WMO. Het RBL
zal met school en gemeenten duidelijkheid moeten krijgen welke ondersteuning binnen het
onderwijs kan worden geboden en welke ondersteuning onder verantwoordelijkheid van
gemeenten valt. Gemeenten in de regio Holland Rijnland voeren vooralsnog hun eigen WMObeleid. Wanneer (het ontbreken van noodzakelijke) ondersteuning een knelpunt is voor een
jongere om onderwijs te volgen zal dit op lokaal niveau afgestemd moeten worden.
RBL en de Participatiewet
Onderwijs is een voorliggende voorziening voor jongeren 18-27 jaar met een WWB-uitkering
die nog recht hebben op studiefinanciering. Dit betekent dat gemeenten de uitkering kunnen
weigeren of stopzetten wanneer de jongere nog studiefinanciering kan krijgen. De terugkeer
naar school is niet altijd zo eenvoudig als de Wet veronderstelt. RBL, gemeenten en ROC’s
werken in het Kansloket samen om deze jongeren weer naar school te begeleiden. Het
Kansloket is een gezamenlijk casuïstiek overleg waarin scholingskansen van WWB-jongeren
vast te stellen. Bij jongeren die nog niet plaatsbaar zijn wordt bekeken of binnen een halfjaar
de knelpunten en/of deficiënties weggewerkt kunnen worden om wel naar school te kunnen.
De benodigde ondersteuning die daarbij nodig is moet nog verder worden ontwikkeld. Deze
samenwerking tussen gemeenten, ROC’s en RBL is nog pril. De komende jaren moeten
worden benut om bij alle partijen duidelijk te krijgen wat er nodig is om zoveel mogelijk
jongeren vanuit de bijstand naar kwalificatie te leiden.
Een andere doelgroep van de participatiewet vormen jongeren die niet in staat zijn een
startkwalificatie te halen. Tot hun 18e4 volgen deze jongeren vaak leerwegondersteunend of
praktijkonderwijs. De wajong en sociale werkvoorziening worden in de nieuwe participatiewet
sterk ingekrompen. Onduidelijk is nog welke alternatieven voorhanden zijn. Formeel heeft het
RBL geen taak meer als jongeren niet in staat zijn een startkwalificatie te halen. Het
ministerie van onderwijs zinspeelt op een uitbreiding van de rmc-functie ten behoeve van
begeleiding van deze doelgroep naar de arbeidsmarkt. Het RBL zal gemeenten aansporen
beleid te ontwikkelen voor deze doelgroep.
Doelstellingen: 4
Deze leeftijd verschilt per samenwerkingsverband voortgezet onderwijs en is nog punt van gesprek tussen het
onderwijs en gemeenten.
9

5. Alle voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar met een WWB-uitkering die de intellectuele
capaciteiten hebben en waarbij geen belemmeringen gelden die –al dan niet met
ondersteuning- binnen een half jaar kunnen worden opgelost, benutten onderwijs als
voorliggende voorziening. De jaarlijkse evaluatie van het Kansloket wordt hierbij benut
om de resultaten te monitoren.
Rapportage en evaluatie Dit beleidsplan is de basis voor jaarlijkse werkplannen, waarin de aanpak voor het bereiken
van de doelstellingen en afspraken en waarin de inzet van de formatie en de inzet van
formatie wordt beschreven, Met het RMC-werkplan moet worden ingestemd door de
contactgemeente, op basis hiervan wordt de Rijksbijdrage voor RMC en kwalificatieplicht
ingezet. Schriftelijke rapportage van het RMC-werkplan is input voor het bestuurlijk overleg
tussen RMC en contactgemeente. (Financiering van de leerplicht vindt plaats vanuit de
jaarlijkse bijdrage van alle deelnemende gemeenten.) Evaluatie van het beleidsplan vindt
plaats voorafgaand aan het opstellen van een beleidsplan voor de periode vanaf 2019.
10