Activiteit 2: `Klein, kleiner, kleinst`

KLEIN – KLEINER – KLEINST
Wat is de bedoeling?
Jullie gaan in de natuur op zoek naar heel kleine dingen.
Waar werk je aan?
Je ontdekt de wereld en alle taal die daarbij hoort. Je werkt aan de schoolse woordenschat
(bijvoorbeeld begrippen als klein en groot) van het kind.
Wat heb je nodig?




Het prentenboek Zip op avontuur
Een paperclip
De prent van de kinderen die naar Zip kijken.
Klik hier om de prent te downloaden.
Materiaal om te tekenen
Hoe doe je het?
1. Is Zip klein of groot? Ga in het boek op zoek naar prenten waarop je goed kunt zien dat Zip
klein is (bijvoorbeeld de prent waar Zip onder de toveraarshoed zit, pagina 18). Toon een
paperclip en verwoord dat de paperclip inderdaad erg klein is.
2. Ga naar buiten met de paperclip en zoek allemaal dingen die ook klein zijn: een worm, een
bloempje, een insect, een steentje… Bekijk dit aandachtig, zoals de kinderen op de prent
naar Zip kijken. Stel vragen of verwoord zelf wat je ziet: Wat is het allerkleinste? Is de worm
kleiner dan de steen? De steen is net zo klein als Zip. Vind jij iets dat nog kleiner is dan Zip?
3. Laat de kinderen de kleine dingen die ze buiten hebben gezien op de prent tekenen. De
oudste kleuters kunnen daarbij weergeven of iets groter of kleiner is dan Zip.
Uitbreiding voor de kinderopvang of de klas
Maak een toontafel met daarop allemaal kleine dingen. Welke dingen zijn kleiner dan de paperclip?
En welk ding is het allerkleinst?
©Centrum voor Taal en Onderwijs – Activiteit bij Zip op avontuur