Maïs: hoogste efficiëntie, laagste kostprijs Drones helpen

Maïsteler
De
jaargang 13 • nr 41 • april 2015 • Periodiciteit: 4 maal per jaar
Hét vaktijdschrift voor de maïsteler
Maïs: hoogste efficiëntie, laagste kostprijs
Drones helpen teelt verbeteren
Succesvol samenwerken door akkerbouwer en varkenshouder
Geen discussie...
KWS maïs nr. 1 in korrelopbrengst/ha!
Millesim
RICARDINIO
Juvento
Ambrosini
Rivaldinio
Amagrano
Genialis
Torres
Kroissans
RONALDINIO
Agropolis
Kiparis
Claudinio
Kompetens
Kajuns
Coryphee
Grosso
Amadeo
Daarom komt de meeste melk uit deze zakken
Deze rassen geven:
• De hoogste korrelopbrengst/ha
•
•
•
•
De meeste voederwaarde opbrengst/ha
De hoogste zetmeelopbrengst/ha
Zeer goede tolerantie bladvlekkenziekten
Het beste financiële rendement
Alléén van de korrel krijgen...
Alle maïskennis
binnen handbereik.
Download gratis de App
www.kws-maismanager.nl
www.kws-maismanager.be
stieren dikke billen en koeien grote uiers!
Voor meer informatie:
Tel. B +32-(0)3-449 02 20
Tel. NL +31-(0)76 50 23 517
www.kwsbenelux.com
Voorwoord
Inhoud
We leven in een dichtbevolkte wereld, zeker in
de Benelux. De grond is schaars en dus duur.
Mede om die reden moet de grond zo efficiënt­
mogelijk benut worden, anders stopt de
economie. Bovendien moeten we con­curreren
tegen de wereldmarkt, want de grenzen staan
open. Steeds strengere regels en wetten
beperken de mogelijkheden en zorgen voor
oplopende productiekosten, waardoor onze
internationale concurrentiepositie sterk
wordt ondergraven. In veel andere landen
gelden de strenge regels en normen niet
zoals wij die kennen. En de producten komen
zonder ­controle en heffingen onze afzet­
markten ­binnen. Politiek gecreëerde valse
concurrentie­noemen we dat.
Wanneer de regels die men stelt correct en
technisch effectief zijn en de invoering ervan
omgeven wordt door additionele compen­
serende reguleringen op financieel vlak waar­
door deze economisch dragelijk en fair zijn,
dan kan men daar nog respect voor opbreng­
en. Wanneer dat niet het geval is, worden we
op de duur gedwongen de werk-overall aan de
kapstok te hangen.
Zover is het gelukkig nog niet. Uit de Maïs­
scan, ingevuld door ruim 1.110 telers, blijkt
dat deze nog vol goede moed het komende
jaar tegemoet zien. Ondanks alle beper­
kingen zal het maïsareaal slechts heel licht
dalen. Maïs is namelijk een prachtige teelt,
zeer ­efficiënt en zo zorgt het voor een lage
kostprijs. De rassenkeuze moet zich dan
wel toespitsen op voederwaardeopbrengst.
Steeds meer telers realiseren zich dat
­korrelopbrengst hét criterium is, zo blijkt ook
uit de MaïsScan. Zorg ervoor dat u tijdig het
zaad bestelt, met de juiste ontsmetting. Veelal
moet die uit het buitenland komen en als de
grondtemperatuur boven de 12 graden komt
kan er gezaaid worden. Vraag daarom niet
alleen de mengvoerleverancier om advies,
maar vooral de plantenteeltdeskundige.
Die heeft ervaring met topopbrengsten per
­hectare. Ook de zaad- en gewasbescherming­
specialist en de loonwerker zijn belangrijke
gesprekspartners. Ze helpen u het beste van
uw land te halen!
Nieuws Ritnaalden kunnen flinke schade veroorzaken en tot
wel 50% opbrengstdaling geven. Behandeld zaad kan problemen
voorkomen. Ook het areaal maïs wordt tegen het licht gehouden.
Zowel Europees als in eigen land lijkt er een hele lichte krimp
in hectares. ‘Maize: a green bridge’ laat zien hoeveel ‘bewoners’
een perceel maïs heeft.
We wensen u een prachtig seizoen.
De redactie.
Colofon
Hoofdartikel Wet- en regelgeving maken
het de maïsteelt niet makkelijk. Onterecht,
want maïs is een zeer efficiënt gewas dat
met relatief lage bemesting hoge
opbrengsten levert en dus een gewas is
met een lage kostprijs. Accountants geven
advies hoe te voldoen aan derogatie en GLB.
Beeldverhaal Met het nieuwe seizoen voor de deur is het goed
om alvast aandacht te besteden aan een aantal punten die de
maïsteelt in voorjaar en zomer verder verbeteren.
Resultaten Maïstelers willen massa, én kwaliteit. Meer voer van
eigen land en het streven meer koeien te gaan melken maakt
dat er nog aandachtiger gekeken wordt naar het maïsras.
Resultaten van proefvelden geven een hele goede indicatie van
de beste rassen.
4
6
10
12
Interview Moderne technieken kunnen helpen de maïsteelt te
verbeteren. Herman Krebbers van DLV Plant heeft met netwer­
ken al ervaring opgedaan met drones. “20% meer opbrengst van
het maïsland halen is mogelijk. Maar dan moet je als teler wel
wat doen met de data die slimme technieken opleveren.”
14
Bedrijf in beeld De één wil CCM, de ander vruchtwisseling.
Varkenshouder André Tenhagen en akkerbouwer Erik Snijders
hebben gemeenschappelijke belangen bij de teelt van maïs. Ze
wisselen grond uit en ook kennis en ervaring zodat ze samen tot
topopbrengsten komen: op het land en in de stal.
16
Artikel In de gewasbescherming is er meer aandacht voor gras­
achtigen die uit bijvoorbeeld bermen en gemeenteplantsoenen
komen overwaaien naar het maïsland. Ze gerichter aanpakken
is één, maar hoe moet het in combinatie met gras onderzaai?
Plus aandacht voor een opkomende trend: bladbemesting.
Oplage: Editie België:
12.650 ex.
Editie Nederland: 19.850 ex.
Layout, druk
Drukkerij Leën
www.leen.be
Afgifte kantoor BelgiëHasselt
NederlandSittard
Coördinatie
Comevent
Schoolstraat 20
2240 Massenhoven
www.comevent.be
Redactiesecretariaat
Alice Booij
tel 0031 (0)6 532 564 56
e-mail [email protected]
Redactie en fotografie
Alice Booij
Rob van Ginneken
foto’s: Belchim,
Syngenta Crop Protection
18
“De Maïsteler” wordt gratis op
naam verstuurd aan alle telers
met meer dan 5 ha maïs en de
loonwerkers in Ne­derland en
Vlaanderen. Gelieve bij onjuiste
­adressering of bij verhuizing
ons hiervan per post, of per fax of
e-mail op de hoogte te brengen.
Nieuws
Gebruik tegen ritnaalden behandeld maïszaad
op gescheurd grasland
Ritnaalden kunnen zeker de eerste drie jaren
van maïsteelt op gescheurd grasland een
behoorlijke opbrengstschade veroorzaken.
Met name het 2e en 3e jaar na scheuren zijn
beducht en opbrengstderving tot wel 50% is
bekend.
Ritnaaldschade zorgt voor plantwegval, dus open plekken in het maïsperceel
Ritnaalden, ook wel koperwormen genoemd, kunnen
zich succesvol ontwikkelen in gescheurd grasland
omdat er veel jong organisch materiaal of sterk
verteerd organisch materiaal aanwezig is.
De nog jonge maïsplant wordt net boven de stengel­
voet door de ritnaald doorboord en sterft af.
De zichtbare schade in maïs uit zich in plantwegval
in het voorjaar.
Gevallen van wel 50% opbrengstderving door
ritnaalden na zaai van onbehandeld maïszaad zijn
geen uitzondering! Om die reden is het gebruik van
maïszaad wat behandeld is tegen ritnaalden sterk aan
te bevelen. Hoewel niet gegarandeerd kan worden
dat er op percelen waar behandeld maïszaad is
gezaaid geen schade door ritnaalden optreedt, is niet
bestrijden helemaal geen optie.
Op dit moment kunnen nog de maïsrassen Coryphee,
Ricardinio, Genialis en Millesim, behandeld met het
anti-ritnaaldmiddel Force 20 CS, besteld worden.
Belangrijk is dat met Force 20 CS behandeld maïszaad
wat niet in het jaar van ontsmetting gezaaid wordt,
zeker niet nog een jaar bewaard kan worden. Dit in
verband met de aantasting van de kiemkracht van het
zaad. Alle aangekocht en behandeld maïszaad moet
dan ook echt in hetzelfde jaar opgebruikt worden.
Wanneer er reden is om gebruik te maken van
­behandeld maïszaad, is voorzichtigheid altijd geboden.
Hoewel zaadbehandelingsproducten zoals de eerder
genoemde Force 20 CS, maar ook Mesurol tegen
vogelvraat en TMTD tegen kiem- en bodemschim­
mels in de Benelux gebruikt mogen worden, gaat het
hier wel om chemische stoffen. Het is daarom zeer
belangrijk voor die persoon die direct in aanraking komt met het maïszaad, zoals bijvoorbeeld de
chauffeur van de trekker met maïszaaimachine,
om passende persoonlijke beschermingsmaatregelen te nemen. Te denken valt hierbij aan het
gebruik van passende rubberen handschoenen, een
beschermende­overall en een gelaatsmasker ter
bescherming van de mond- en luchtwegen. Was na
gebruik ook altijd goed de handen. Er is geen garantie
dat er helemaal geen reactie kan optreden, maar het
risico erop wordt na het nemen van deze preventieve
maatregelen wel sterk verkleind. Volg de aanwijzingen
op verpakkingen en aanwijzingen van leveranciers dan
ook goed op. Een gewaarschuwd mens telt immers
voor twee!
Wereldwijde maïsareaal krimpt licht in 2015
Volgens voorspellingen van de International Grains
Council (IGC) zal het wereldwijde maïsareaal het
komende jaar licht krimpen. Het totale areaal zal
dan ongeveer 173 miljoen hectare bedragen, waar­
door ook de totale maïsoogst lager zal uitvallen. De
organisatie gaat uit van een daling van 1,1 procent die
veroorzaakt wordt door een inkrimping van het areaal
in Latijns-Amerika en China. In de Verenigde Staten
vermindert het areaal met 2 procent, waardoor ook
4
|
|
april 2015
de Amerikaanse ethanolproductie mogelijk een
terugval zal kennen.
Ook in Europa zal naar verwachting het maïsareaal
krimpen en dan onder andere in Frankrijk, Duits­
land en Polen. Het opvallendste cijfer noteren we
in Oost-Europa: mede door de politieke onrust (o.a.
in Oekraïne) zal het maïsareaal er met minstens 4
procent inkrimpen.
Bron: Pleinchamp.com
Maize: a green Bridge
De Engelstalige film ‘Maize: a green bridge’, gemaakt
in opdracht van het Duitse MaisKomitee e.V. (DMK),
toont met indrukwekkende beelden dat maïs gedurende de teelt veel dieren een veilig ‘tehuis’ biedt.
En niet, zoals door sommige critici wordt beweerd,
vijandig is voor dieren.
Interessante Engelstalige film over het leven in en op maïs
Een filmteam, dat in opdracht van DMK gedurende de groei­
periode het leven op Duitse maïspercelen gedocumenteerd
heeft, kwam talloze kleinere en grotere levende wezens op
het spoor. Vooral insecten, spinnen, mijten en andere geleed­
potigen voelen zich thuis in maïs. Meer dan 1.000 verschil­
lende soorten zijn door wetenschappers in talrijke onder­
zoeken in maïs gevonden. De documentaire toont ook dat
maïs veel dieren doet overleven, omdat het als een soort van
‘groene overbrugging’ fungeert wanneer andere ­omliggende
gewassen reeds afgerijpt en geoogst zijn.
De spectaculaire detailopnamen van de kleinste levende
wezens die aanwezig zijn in en op de maïs tijdens de teelt,
maken dat ‘Maize: a green bridge’ een zeer i­nteressante docu­
mentaire is om te bekijken. Dit kan op: www.youtube.com en dan
zoeken op: Maize: a green bridge.
Bron: Deutsches MaisKomitee e.V. (DMK),
vertaald door Arjan Lassche, KWS Benelux
Marktonderzoek:
maïsareaal daalt in
2015 maar beperkt
Om naar de toekomst toe nog beter
te kunnen inspelen op bepaalde
behoeftes en belevingen in de maïs­
markt is door agrarisch markton­
derzoeksbureau Geelen Consultancy
uit Wageningen de zogenaamde
‘Maïsscan 2015’ uitgevoerd. Ruim
1.100 maïstelers verspreid over heel
Nederland hebben aan de enquête
meegewerkt, wat betekent dat er
betrouwbare conclusies getrokken
kunnen worden die tot meerwaarde
zijn voor de teler, loonwerker en
maïszaadhandel.
Een belangrijke conclusie en tege­
lijkertijd ook enigszins verrassend
gelet op de beperkingen door wet- en
regelgeving is dat uit het onderzoek
is gebleken dat volgens de geën­
quêteerden op basis van hun eigen
bedrijfssituatie het maïsareaal maar
licht (1 tot 2%) gaat krimpen.
Tot de belangrijkste informatiebronnen
om te komen tot de maïsrassenkeuze
behoren de mengvoerleverancier, de
regionale (maïs)zaadleverancier en
de loonwerker. Bij ruim 40% van de
­geïnterviewde telers wordt de keuze
van het maïsras aan de loonwerker
overgelaten, terwijl bijna de helft zelf
beslist. Eigenschappen waaraan het te
zaaien maïsras aan moet voldoen zijn
als meest genoemd de voederwaarde­
opbrengst en gevolgd door voeder­
waarde per kg droge stof, vroegrijpheid
en stevigheid. Het maïsras Millesim
was het meest gezaaide ras in 2014.
Millesim is ook het maïsras wat het
vaakst genoemd wordt als antwoord op
de vraag wat men in 2015 gaat telen.
De rassen Torres en Ricardinio komen
achtereenvolgens op plaats 2 en 3.
Bron: Geelen Consultancy
april 2015
|
|
5
Hoofdartikel
Eén hectare maïs produceert ongeveer 7.500 kilo zetmeel per jaar
Maïs is meest efficiënte en
economische gewas
Met relatief gezien een lage bemesting is maïs in staat hoge
­opbrengsten per hectare te leveren. Combineer dit met het gegeven
van een arbeidsvriendelijke, gemakkelijke teelt en een lage kostprijs
per kg drogestofopbrengst, wat betekent dat de teelt van maïs al
snel ­interessant is. Het is wel zaak de regels rond derogatie en GLB
­sluitend te maken.
Een groot gedeelte van de beschik­
bare landbouwgronden wordt direct
of indirect gebruikt voor de productie
van veevoeders. Belangrijk voor de
economie en ecologie is dat dit zo
efficiënt mogelijk gebeurt. Hoge
producties per hectare beperken de
vaste kosten en de basis operationele
kosten (grondbewerking, teelt­
maatregelen en oogstwerk­
zaamheden) per kg product.
Daarnaast beperkt het op
veehouderijbedrijven
de aanvoer van
krachtvoer met alle
milieu­aspecten
van dien, zoals
extra energie­
gebruik en
mineralen­
aanvoer.
De koeien, de grootste verbruikers
van de voedergewassen, hebben
voor een optimale productie in hun
rantsoen behoefte aan een zekere
balans van eiwit, energie, mineralen,
vitamines en structuur. Een koe van
10.000 kilo melk/jaar heeft ongeveer
600 kg eiwit en 7.000 VEM (=5.000 kg
zetmeel) per jaar nodig. Een
sterke onbalans daarvan
in de op het bedrijf
geproduceerde voeders
vraagt om compensatie
van buitenaf. Het gevolg
is meer aanvoer van
voeders van buitenaf maar
ook dat men eigenlijk meer
productie op het bedrijf zou
moeten realiseren. Echter wel
met het gevolg dat er een over­
schot aan mineralen (dierlijke
mest) optreedt op het bedrijf.
Dit moet worden afgevoerd en
is daarom milieutechnisch minder
interessant.
Eiwit silomaïs en gras gelijk
Waar nauwelijks aandacht aan
besteed wordt, maar niet onbelangijk
om te melden is dat maïs per hectare
net zoveel eiwit produceert als een
hectare gras. Daarnaast produ­
ceert maïs nog om en nabij 7.500 kg
zetmeel per hectare en gras niets.
Een koe van
10.000 kilo melk/
jaar heeft
ongeveer 600 kg
eiwit en 7.000 VEM
(=5.000 kg zetmeel)
per jaar nodig
Daarnaast produceert silomaïs nog
700 kg aan vetten per hectare, terwijl
in gras dit niet aanwezig is. De totale
productie van een hectare maïs is wel
ongeveer het dubbele van dat van gras.
Daarmee is de financiële opbrengst/ha
of anders gezegd de kostprijs per kilo
voer en de bijdrage tot de voederbalans
Verschillende opbrengsten en onttrekking (kalium/fosfaat)
van gras, silomaïs en korrelmaïs
opbrengst
gras
ton ds/ha
kg eiwit/ha
korrelmaïs
10
18-24
10-14
1.200-1.600
1.250-1.700
1.000-1.4000
0
6.500-8.500
6.500-9.500
700-1.000
200-300
0-200
kg zetmeel/ha
kg suiker/ha
silomaïs
kg vet/ha
0
600-800
500-700
kg celwanden/ha
4.500-5.000
7.000-9.000
500-1.000
kg ruwe celstof/ha
2.000-2.500
3.000-4.000
200-300
kg kalium/ha
380
260-320
50-60
kg fosfaat/ha
90
100
80
6
|
|
april 2015
Grond en natuurlijk grasland in
relatie tot derogatie en gebruiksruimte in Nederland.
Bedrijven die in 2015 gebruik willen
maken van de ruimere stikstofge­
bruiksnorm, hebben zich voor 1
februari aangemeld voor derogatie.
De norm van 230/250 kg stikstof is
volgens de geldende regelgeving
alleen van toepassing op ‘de tot
het bedrijf behorende oppervlakte
landbouwgrond die voor het op of
in de bodem brengen van dierlijke
meststoffen beschikbaar is’.
Natuurterrein binnen het
mestbeleid
Voor de berekening van de gebruiks­
ruimte en de derogatie telt alleen
de beteelde oppervlakte landbouw­
grond in Nederland mee. Het stelsel
van gebruiksnormen hanteert
andere definities voor grasland en
natuurterrein dan het Gemeen­
schappelijk LandbouwBeleid (GLB).
Percelen die binnen het GLB wel in
aanmerking komen voor het uitbe­
talen van betalingsrechten, tellen
voor het mestbeleid niet altijd mee
om de gebruiksruimte te bepalen.
Voor het mestbeleid vallen onder de
definitie van natuurterrein: gronden
met een SN-beheerbeschikking,
terreinen van Staatsbosbeheer en
percelen die gepacht worden van een
natuurbeschermingsorganisatie.
Percelen die voor het mestbeleid
binnen de definitie van natuurter­
rein vallen, mogen niet meegeteld
worden voor de gebruiksruimte. Als
er beheerafspraken zijn gemaakt,
staat daarin vermeld of er bemest
mag worden en hoeveel. Zijn er geen
beheerafspraken, dan zijn de regels
over de hoogte van de bemesting uit
het Besluit gebruik meststoffen van
toepassing.
Grond beschikbaar voor bemesting
Eén van de voorwaarden voor dero­
gatie is dat minimaal 80% van de
totale oppervlakte landbouwgrond,
die voor het op of in de bodem
brengen van dierlijke mest beschik­
baar is, bestaat uit grasland voor
ruwvoerteelt. Dit betekent dat de
grond daadwerkelijk bemest moet
kunnen worden. Gronden waarop
geen mest mag worden gebracht,
of gronden die praktisch gezien niet
bemest kunnen worden, kunnen
dan ook niet meetellen voor de
totale oppervlakte landbouwgrond
in het kader van derogatie. Bewei­
ding wordt hier gezien als het op de
bodem brengen van meststoffen.
Landbouwgrond met een agra­
risch natuur- of landschapsbeheer,
waarop volgens het beheersregime
niet mag worden bemest en beweid,
telt niet mee voor derogatie. Hier
geldt de reguliere gebruiksnorm
van 170 kg stikstof.
Berekening percentage grasland
Het percentage grasland, mini­
maal 80% om in aanmerking te
komen voor derogatie, is de totaal
opgegeven oppervlakte grasland
gedeeld door de totaal opgegeven
oppervlakte landbouwgrond.
De totale oppervlakte grasland is
het totaal van de oppervlakte van:
- blijvend grasland (gewascode 265)
- tijdelijk grasland (266)
- faunaranden grasland (333, 334,
370 en 372)
- natuurlijk grasland met hoofd
functie landbouw (331)
De totale oppervlakte landbouw­
grond is de totale oppervlakte
grond verminderd met de opper­
vlakte van:
- natuurlijk grasland met hoofd
functie natuur (gewascode 332)
- overige natuurterreinen, inclusief heide (335)
- bos, blijvend, met herplantplicht (1936)
- alle grond met gebruikscode 11, natuurpacht
- teeltvrije zones
- niet-grondgebonden teelten,
zoals substraatteelten en containerteelten
Bron: Jeroen van den Hengel, Alfa Accountants en Adviseurs
zowel economisch alsook technisch
gezet. Bij voornamelijk gras is er veel
te weinig energie voor de voederbalans
en veel te weinig opbrengst voor de
economische balans. En op basis van
de onttrekking zouden maïs en gras
hetzelfde bemest kunnen worden voor
wat betreft stikstof en fosfaat. Voor
kalium zou dat voor gras wat hoger
mogen zijn.
Met silomaïs
is net zoveel
eiwit van het
land te halen
als met gras
Gras mag meer bemest
De bemestingsregels voor de
gewassen laten echter andere
waarden zien. Op gras mag volgens de
gebruiksnorm meer stikstof en fosfaat
bemest worden dan op maïs. Dit staat
haaks op de doelstelling om het milieu
te sparen, haaks op de economie en
dus een goede efficiënte landbouw.
Als er, zoals in derogatie en het GLB
beleid, naar meer gras wordt gestuurd
en minder maïs, met eventueel een
additioneel alternatief gewas, wordt
het milieu belast met wellicht meer
uitspoeling op basis van input-output
door gras ten opzichte van maïs. Ook
komt er meer transport van voeders
en mest op afstand. Daarnaast worden
de bedrijven belast met hogere krachten ruwvoerkosten vanwege de lagere
opbrengsten van eigen land en verdere
daling van de energievoorziening
van de dieren. Voor een bedrijf met
100 koeien en 50 ha grond spreken
we al snel over een extra kostenpost
per bedrijf per jaar van € 10.000.
Veehouder zijn zonder of met een
tekort aan maïs (silomaïs of korrel­
maïs) is bijna niet mogelijk. Maïs telen
met te weinig nutriënten komt niet tot
topopbrengsten of een rendabele teelt.
De potentie om 10 tot 14 ton drogestof
uit de korrel te produceren is er. Maar
daarvoor zijn er wel nutriënten nodig.
april 2015
|
|
7
Hoofdartikel
Denk aan private overeenkomst bij grondverkoop en -verhuur!
Met het ingaan van het nieuwe GLB
verdient de gecombineerde opgave
extra aandacht. Naast het invullen
van de gecombineerde opgave moet
bij grondverkoop en grondhuur in
veel gevallen een private overeen­
komst opgesteld worden.
Hoe wordt dit correct gedaan?
In private overeenkomsten dienen de
volgende zaken geregeld te zijn:
1. Het overdragen van het recht op
betalingsrechten.
2. Het overdragen van de referentie­
waarde door verkoop.
3. Het overdragen van de referentie­
waarde door verhuur.
Wanneer een private overeenkomst
is aangegaan met een andere onder­
nemer, moet dit voor Nederland aan
RVO gemeld zijn in de gecombineerde
opgave. Een basismodel van de private
overeenkomst is te downloaden op de
site van RVO. Daarnaast wordt gead­
viseerd nog een aantal zaken vast te
leggen in de private overeenkomst.
Denk hierbij onder andere aan het
overzetten van de betalingsrechten bij
beëindiging van de verhuur. Ook het
verplicht aanvragen van de betalings­
rechten door de huurder in 2015 kan
beter vastgelegd worden.
Bron: Jolmer de Vries,
Alfa accountants en Adviseurs
Puzzelen met betalingsrechten en derogatie in Nederland
De veranderingen in de GLB-wetge­
ving in combinatie met de derogatie­
regels zorgen ervoor dat maïstelers
dit jaar naar oplossingen moeten
zoeken. Rien Huisjes, a
­ grarisch speci­
alist bij Accuraat Accountants legt de
dilemma’s uit en reikt oplossingen aan.
“Elke bedrijfssituatie is anders, praat
er met een accountant over wat het
specifiek voor uw bedrijf betekent.”
Dit jaar worden de toeslagrechten
omgezet naar betalingsrechten en
daarvoor is het belangrijk dat iedere
landbouwer alle hectares grond op
de gecombineerde opgave vermeldt.
Maar hoe moet dat wanneer het land
geruild wordt met akkerbouwers?
En wat als de loonwerker de teelt van
de maïs verzorgt? Rien Huisjes van
Accuraat Accountants herkent de
vragen. “Als ­eigenaar en verhuurder
van de grond is het wel belangrijk dat
je de compensatie bij je bedrijf houdt.
Wanneer je grond verhuurt kun je dat
met een persoonlijke overeenkomst,
een PO, vastleggen.”
In een aantal gevallen zal er grond
geruild worden, en ook dan is het
zaak met elkaar het gesprek aan
te gaan wat het betekent voor het
vernieuwde GLB en de aanvraag van
de derogatie. Huisjes ervaart dat de
meeste bedrijven in zijn regio voor
die derogatie kiezen. “Dat levert een
stikstofvoordeel op. Zoveel dat het nog
niet interessant is zonder derogatie te
doen.” Het houdt echter in dat maar
8
|
|
april 2015
20% van het grond­areaal als maïsland
benut mag worden. “We hebben dit het
afgelopen jaar al ervaren. Toen is het
areaal maïs licht gedaald. Ik verwacht
dat dit jaar de hectares maïs gelijk
zullen blijven aan vorig jaar.’ Maïs is
een mooi gewas, voegt Huisjes nog
toe. “Het is een makkelijke en over­
zichtelijke teelt met een constante
opbrengst.”
Een optie is de teelt aan de loonwerker
uit te besteden om aan het eind van het
seizoen maïs terug te kopen. “De loon­
werker wordt dan als het ware akker­
bouwer. Ook dan is het van belang
alles op papier vast te leggen.”
Maïsareaal in België onder druk
Voor de grotere bedrijven in België
betekent het nieuwe GLB ook zoeken
naar een derde gewas in het kader
van de vergroeningspremie. Bij meer
dan 30 hectare akkerland volstaan
alleen de teelten van maïs en gras
niet. Veel melkveehouders en akker­
bouwers kiezen als derde gewas voor
een graangewas, signaleert Regio
Manager KWS Jan De Rijck. “Graan is
een gemakkelijke teelt. Voor degenen
die nog geen wintergerst hebben
gezaaid kan zomergerst nog.” Land
verhuren voor aardappelteelt is ook
een optie, dat vraagt echter wel om
degelijke afspraken rondom de beta­
lingsrechten. Informeer hiernaar bij
uw accountant.
Ook de derogatie komt op de Belgische
telers af. Bij het ter perse gaan van
deze maïsteler is de derogatie nog
niet toegekend. Een 80% grasland,
maximaal 20% maïsteelt, zoals in
Nederland, is (nog) niet van toepassing
voor de Belgische telers. Wel is het
voor de afzet van de mest op het eigen
bedrijf voor veel maïstelers belangrijk
om de derogatie ook binnen te halen.
Deze geeft namelijk het recht om 250
kilo stikstof per hectare op grasland
te mogen bemesten. Zonder dero­
gatie ligt dat op 170 kilo. “Daarmee
komen veehouders in de knel omdat
ze de mest niet op het eigen land
kwijt kunnen”, schat De Rijck in.
Hij komt in praktijk al knelgetallen
tegen. Zoals een varkenshouder die
75 hectare maïs teelt om zijn varkens
te kunnen voeren. “Die moet nu drie
gewassen gaan telen. Het betekent dat
hij mest moet gaan afzetten en voer
terugkopen.”
Ook in Wallonië zal er een vervang­-­
ing komen van korrelmaïs naar
graan om zo aan de verplichting van
drie gewassen te voldoen. Al met al
schat De Rijck in dat het maïsareaal
in België licht onder druk zal komen
te staan dit jaar.
Meer info
Voor informatie over de consequenties
van het GLB-beleid in België verwijzen
we voor Vlaanderen graag naar het
e-loket van het Departement Land­
bouw en Visserij: http://lv.vlaanderen.
be/nl. Voor Wallonië: http://agriculture.
wallonie.be.
Laat maïs zaaien ...
... en toch rijpe maïs geoogst!
C o ry p h e e
H Y PERION
A M AG R A N O
k a juns
A M BRO S I N I
COLISEE
JU V ENTO
KO M P E T E N S
GENI A LIS
Toppers in de korrelopbrengst en
voederwaardeopbrengst
Coryphee
Hyperion
Amagrano
Kajuns
Ambrosini
Colisee
Juvento Kompetens
Genialis
Voor meer informatie:
Tel. B +32-(0)3-449 02 20
Tel. NL +31-(0)76 50 23 517
www.kwsbenelux.com
Zeer vroege dubbeldoelmaïs - FAO 180
Vroege dubbeldoelmaïs – FAO 190
Vroege dubbeldoelmaïs - FAO 210
Vroege dubbeldoelmaïs - FAO 215
Vroege dubbeldoelmaïs - FAO 215
Vroege dubbeldoelmaïs – FAO 215
Vroege dubbeldoelmaïs – FAO 220
Vroege dubbeldoelmaïs – FAO 230
Vroege dubbeldoelmaïs – FAO 230
Alle maïskennis
binnen handbereik.
Download gratis de App
www.kws-maismanager.nl
www.kws-maismanager.be
Beeldverhaal
Een goede voorbereiding is het halve werk voor een geslaagd maïsgewas
Tips voor een goede start
Het moment van maïs zaaien komt weer dichterbij. Het is nu
dan ook de tijd om aandacht te besteden aan de teelt in voorjaar
en zomer. Een goed teeltmanagement betaalt zich terug, als de
weersomstandigheden ook meewerken, in de vorm van een goede
opbrengst en kwaliteit. Een aantal duidelijke aandachtspunten
helpen om de teelt verder te optimaliseren.
1. Genoeg kalium voorkomt
opbrengstverlies en
kwaliteitsproblemen
Kaliumgebrek in maïs
goede water- en luchthuishouding
en stimuleert een snelle opwarming
van de zaaihorizont. Dit is door het
in Nederland ingevoerde fosfaat­
bemestingsverbod op derogatie­
bedrijven nog belangrijker. Door
het ontbreken van de zogenaamde
‘startfosfaat’ is een snelle opwar­
ming van de grond, een daardoor
vlotte kieming van het zaad en een
goede beginontwikkeling van het
jonge plantje cruciaal! Deze zaai­
horizont dient los en kruimelig en de
ondergrond zonder verdichtingen te
worden klaargelegd (zie afbeelding).
2. Een goed zaaibed geeft
een vlottere opwarming
en kieming
.
Een goede kaliumvoorziening
vermindert ondermeer de gevoelig­
heid voor legering en droogte en is
belangrijk voor een goede kolfvor­
ming. Als gevolg van de mestwetge­
ving is de bemesting met organische
mest en daarmee ook de voorziening
in kalium aan het teruglopen. Daar
komt nog eens bij dat ook de kalium­
gehaltes in de mest afgenomen zijn.
Op basis van een bemestingsbalans
voor maïs kan dan ook al snel wor­
den geconcludeerd dat kalium de
zwakke schakel is in de ‘nutriënten­
ketting’ en dat dit dan ook aangevuld
moet worden.
In welke vorm, hoeveelheid en of er
verder sporenelementen meegege­
ven moeten worden, is afhankelijk
van het advies op basis van de bo­
dem- en mestanalyse. Het toepas­
sen van de kalium kan best kort voor
tot kort na de zaai plaats vinden.
Voor een snelle beginontwikkeling
dient een goede zaaibedbereiding
plaats te vinden. Een zaaibedberei­
ding kan alleen dan starten, wan­
neer de grond ‘bekwaam’ is, dat wil­
len zeggen: als het maken van een
goed zaaibed niet ten koste gaat van
de structuur van de grond. Ook hier­
voor geldt weer dat geduld bewaren
en een goede organisatie/planning
van de grondbewerkingswerkzaam­
heden een hoop problemen tijdens
de groeiperiode kan voorkomen.
Een goed zaaibed zorgt voor een
3. Zaai niet te vroeg
en niet te laat
Zaai vanaf
een bodemtemperatuur
van 10-12 °C
Kieming van maïs
Een te vroege zaai van de maïs
geeft kans op een slechte en trage
kieming door de te koude grond en/
of kans op schade door nachtvorst
begin mei. Een te late zaai geeft een­
voudigweg een korter groeiseizoen
Kruimelig zaaibed en vast wortelbed voor een vlotte start
10 |
|
april 2015
en daarmee kans op een gebrekkige
afrijping en dus kwaliteitspro­
blemen. Het beste zaaitijdstip ligt
tussen 20 april en 10 mei en bij een
bodemtemperatuur vanaf 10-12 �C.
Is late zaai, bijvoorbeeld bij zaaien
na gras, een bewuste keuze, pas
daar dan de rassenkeuze op aan. Het
is dan beter om te kiezen voor zeer
vroege tot vroege rassen, in plaats
van middenvroege maïsrassen.
4. Let op de juiste zaaidiepte
en zaaiafstand
korrels/ha
van de beginontwikkeling is zinvol.
Stikstof uit een rijenmeststof in de
rij toegepast werkt tussen de 1,25 en
1,5 keer beter dan bij een volveldse
toepassing. Bij fosfaat is de efficiën­
tie zelfs het dubbele in vergelijking
met breedwerpig. Zoals eerder in dit
artikel gesteld, is in Nederland het
gebruik van fosfaat, dus ook fosfaat in
rijenmeststoffen, niet meer toege­
staan. Er zijn verschillende formule­
ringen en vormen in de handel (vast,
vloeibaar, fijngranulaten, en met of
zonder coating) voor een juiste op de
85.000
90.000
95.000
zaaiafstand in cm
15,8
14,9
14,1
13,3
12,7
12,1
eenheden/ha
1,68
1,79
1,89
2
2,11
2,21
Het is belangrijk om tijdens het
zaaien de zaaidiepte en –afstand in
de rij te controleren. Op de zwaar­
dere klei-/leemgrond en met een fijn
zaaibed moet een zaaidiepte van 3-4
cm worden nagestreefd. Liefst niet
veel dieper in verband met de tra­
gere opwarming van de zaaihorizont
bij diepere zaai. Omdat op lichtere
(zand/löss) grond deze zaaidiepte
een te groot risico op uitdroging
en een slechtere verankering in de
grond geeft, moet op een dergelijke
grond 5-6 cm als zaaidiepte aange­
houden worden.
De zaaiafstand in de rij tussen 2
korrels is afhankelijk van de vroeg­
rijpheidsklasse (FAO) waarin het te
zaaien ras valt en het gebruiksdoel
(silomaïs, korrelmaïs of energie­
maïs). Voor gebruik als korrelmaïs
mogen er 5.000 korrels per hectare
minder gezaaid worden.
5. Gebruik altijd een rijenmeststof, ook op derogatie bedrijven in Nederland
Het gebruik van een rijenmeststof bij
het zaaien van maïs ter bevordering
100.000 105.000
110.000
specifieke situatie afgestemde be­
mesting op maat. Ook zijn er formu­
leringen met hulpstoffen verkrijgbaar
die de opname van de in de bodem
aanwezige fosfaat kunnen verbeteren.
6. Onderzaai van gras voor behoud
van bodemvruchtbaarheid
Onderzaai van gras na de oogst van silomaïs
in de herfst
In de praktijk wordt het steeds meer
toegepast: onderzaai met gras in maïs.
De redenen daarvoor zijn meer dan be­
grijpelijk. Voor het effectief vastleggen
van mineralen direct na de oogst van
de maïs is een op dat moment reeds
ontwikkeld vanggewas zeer wense­
lijk. Tevens zorgt gras als onderzaai
voor bevordering van de structuur en
productie van organische stof.
Beeld van een goed geslaagde veldopkomst
7. Controleer de veldopkomst
De veldopkomst (opkomst van alle
gezaaide korrels) is eenvoudig te
controleren door willekeurig op
een aantal plaatsen in het gezaaide
perceel in een rij 13,3 meter uit te
passen, het aantal planten over deze
afstand te tellen en dit te vermenig­
vuldigen met 1.000. Als er sprake is
van wegval van planten en/of zaden
die niet ontkiemd zijn, dan hoeft dat
nog geen probleem te zijn zolang het
gaat om een ‘regelmatige onregel­
matigheid’. Oftewel het beeld waarbij
er hier en daar een plant mist. Er
moet niet te snel overgegaan worden
op overzaai of bijzaai omdat dit extra
kosten met zich brengt en het niet
gezegd is dat dit terugverdiend wordt
door een hogere opbrengst en/of
betere kwaliteit. De gemiddelde
veldopkomst kan heel eenvoudig be­
rekend worden met de handige tool
‘Veldopkomst’ op de KWS-maïsma­
nager App, die gratis is te downloa­
den op een smartphone of tablet.
Raadpleeg bij twijfel over de veld­
opkomst uw regionale KWS-adviseur
of uw maïszaadleverancier!
april 2015
|
| 11
Resultaten
Ervaringen laten grote verschillen tussen rassen in dezelfde vroegrijpheid­
klasse zien
Kies voor (voederwaarde) opbrengst
Voorbereiding op het nieuwe teeltseizoen betekent ook een maïsras
kiezen. Het verschil in dezelfde vroegrijpheidklasse kan zo oplopen
tot 10% en de genetische vooruitgang is ook nog eens ruim 1% per
jaar. Reden genoeg om kritisch op zoek te gaan naar een ras uit de
juiste vroegrijpheidklasse met de hoogste zetmeelopbrengst.
zoek en veredelen liggen daaraan ten
grondslag. Het is een misvatting om te
denken dat er niet of nauwelijks ver­
schil zou bestaan in opbrengst tussen
maïsrassen. Onder gelijkwaardige
teeltomstandigheden worden er kor­
rel- en drogestofopbrengstverschil­
len gehaald tot meer dan 10%. En dat
tussen maïsrassen die zich in dezelfde
vroegrijpheidklasse bevinden.
In de praktijk blijken deze verschillen
niet altijd zichtbaar. Dit is simpelweg
omdat iedere grondsoort weer anders
is, de bodemvruchtbaarheid niet gelijk
is en/of een ander bemestingsregime
wordt gehanteerd. In de praktijk
vergelijken blijkt vaak het welbekende
Op dit moment is al op veel bedrijven
een keuze voor het te zaaien maïsras
gemaakt. Voor een heel groot deel
op basis van de goede ervaringen,
opgedaan in 2014. Opbrengst en kwa­
liteit, wat met name tot uiting komt
in zetmeel, in combinatie met goede
landbouwkundige eigenschappen
spelen daarbij veelvuldig een door­
slaggevende rol.
Meer dan 10% verschil
Onder optimale groeiomstandigheden,
zoals die zich op de meeste plaat­
sen hebben voorgedaan, zijn goede
maïsrassen in staat gebleken om het
verschil te maken. Jarenlang onder­
Maïsrassen
geïntroduceerd
in 2015 zijn al
gauw 10%
beter dan 10
jaar oude
maïsrassen
appels met perenverhaal te zijn. Toch
is onder andere in 2014 in de praktijk
aangetoond dat wanneer het juiste
maïsras is gekozen in combinatie
met een goed teeltmanagement, de
verwachtingen snel uitkomen.
KORRELOPBRENGST (= voederwaardeopbrengst) van KORREL- EN SILOMAISRASSEN in relatie tot KORRELRIJPHEID
110
LEESINSTRUCTIE
GENIALIS
108
SUCCESSOR
+7%=
+ 925 kg/ha
104
JUBILARIS
RICARDINIO
KIPARIS
RAMSES
104
102
laat rijp
100
vroeg rijp
98
96
TELL
SMC0192
LZM163/72
Alle rassen boven deze lijn
zijn het meest interessant
106
KOMPETENS
106
VAGANT
hoge opbrengst
110
MILLESIM
KORRELOPBRENGST rel
KORRELOPBRENGST (= voederwaardeopbrengst) rel
KXB3013
ES CROSSMAN
108
94
92
lage opbrengst
102
P8261
LG30.215
100
90
ES CIRRIUS
RIANNI CS
KWINNS
92
94
96
98
AMBALL
100
102
104
106
108
DS-GEHALTE rel
SUNSHINOS
AMBROSINI
AMADEO
EMBELIXX
98
ES DARIHNA
HYPERION
LAPROMESSA
BARMAN
96
RODRIGUEZ
SY KOKINO
ES MARCO
94
CORYPHEE
100 = 13,2 t/ha (16% vocht)
100 = 72,5%
100 = A & N-rassen
92
95
96
97
98
Bron: CSAR Aanbevelende Rassenlijst korrelmaïs 2015
(Aanbevelend en meerjarig onderzocht)
12 |
|
april 2015
99
100
101
102
DS-GEHALTE (= vroegrijpheid korrel) rel
103
104
105
110
1% genetische vooruitgang per jaar
Het neemt niet weg dat, zeker voor die
telers die niet geheel tevreden waren
over hun maïsras in 2014 of gewoon
willen profiteren van de voordelen van
de allernieuwste generatie maïsras­
sen, het de moeite loont om zich hierin
te verdiepen. De genetische vooruit­
gang die geboekt wordt door verede­
ling op opbrengst is al gauw meer
dan 1% per jaar. Met andere woorden,
maïsrassen geïntroduceerd in 2015
zijn al gauw 10% beter dan 10 jaar
oude maïsrassen. Het nieuwe maïsras
­Genialis is daar een mooi voorbeeld van.
Telers die voor dit seizoen nog voor de
maïsrassenkeuze staan, doen er goed
aan om hiermee rekening te houden.
Teler wil zoveel mogelijk kwaliteit én massa
Al enkele jaren
signaleert KSMer Henk Bos dat
maïstelers zoe­
ken naar maïs­
rassen met veel
massa. “Maar
dit jaar is het wel
heel erg ‘hot’.”
Kilo’s voer moe­
Henk Bos ten er van het
maïsland komen, de kuil moet vol,
want zoveel mogelijk tonnage van
eigen land betekent minder voer
aankopen. “Vooral nu de quotering
verdwijnt komen er meer koeien en
die moeten wel voer hebben en het
liefst zo goedkoop mogelijk gepro­
De kuil moet vol,
maar wel met
kwaliteit
duceerd, van eigen land dus.” Maar
de extra kilo’s mogen niet ten koste
gaan van de kwaliteit, noemt Henk
de voorwaarde die telers stellen.
“Ze willen ook veel zetmeel in de
drogestof en dus per hectare een zo
hoog mogelijke zetmeelopbrengst.”
Kolf = zetmeelopbrengst
Het gaat dus om de korrelop­
brengst, geeft collega Willem van
Gerven aan. “De kolf zorgt voor de
zetmeelopbrengst.” En dus moet
het gewas volledig afrijpen. “De
bewustwording van telers om een
ras te kiezen met de vroegrijpheid
die past bij de regio en de grond­
soort wordt steeds groter. Pas als
het gewas de tijd krijgt de suikers in
de kolf helemaal om te zetten naar
zetmeel haal je de hoogste zetmeel­
opbrengst.” Van Gerven noemt ook
een ‘staygreen’ gewas belangrijk.
“De plant moet gezond en vitaal
blijven om de kolf te kunnen vullen.
Een afgestorven plant is niet in
staat suikers naar zetmeel om te
zetten en dat kost dus opbrengst.”
kuiluitslagen in zetmeel per kilo
drogestof hoog”, weet Van Gerven.
Bos merkt op dat goedkoop bij
de keuze van een maïszaad vaak
duurkoop is. “Uit het buitenland
komt ook maïszaad. Dat is mis­
schien goedkoper, maar wanneer
je dan het afgelopen jaar maar 320
gram zetmeel haalt sla je jezelf
ook voor het hoofd.” Hij noemt vijf
belangrijke aandachtspunten bij het
halen van de maximale opbrengst:
voldoende stikstof, een zeer goede
pH, de kaliumvoorziening, de or­
ganische stof van de bodem en de
structuur van de grond. “Wanneer
je deze vijf in orde hebt, heb je geen
andere hulpmiddelen nodig en krijg
je een topopbrengst.”
Goedkoop is duurkoop
Beide KSM-ers hebben een top drie
van rassen waar veel vraag naar
is: Millesim, Ricardinio en Torres.
“Millesim wordt nu voor het vierde
jaar geteeld en heeft zich bewezen,
vooral het afgelopen jaar waren de
Willem van Gerven
april 2015
|
| 13
Interview
Maïs kan volgens Herman Krebbers van DLV Plant tot wel 20% meer
­opbrengst leveren
Met high tech maïsteelt verbeteren
Met drones en vliegtuigjes maïspercelen in beeld brengen lijkt
futuristisch, maar in het kader van
precisiebemesting en opbrengstverhoging maken telers en loonwerkers er gebruik van. Ook bij
maïs is de drone in opkomst. “Zo
kan je precies zien waar op het
perceel de opbrengst achterblijft”,
geeft DLV Plant adviseur Herman
Krebbers aan.
In de jaren ’80, nog voor de super­
heffing dus, stonden grondverbe­
tering en opbrengstverhoging hoog
op de agenda van landbouwers.
Herman Krebbers kan zich het
begin van zijn loopbaan nog herin­
neren. “In Friesland waren er melk­
veehouders die met diepploegen,
egaliseren van de onderlaag in de
grond en daarna weer diepploegen,
hun percelen verbeterden om zo
meer opbrengst te halen.” Het lijkt
erop dat deze oude tijden weer
herleven, maar nu wel met moderne
technieken. In verschillende prak­
tijknetwerken die Herman begeleidt,
heeft hij de afgelopen jaren drones
ingezet om per perceel inzicht te
krijgen waar de opbrengstver­
schillen voorkomen en wat er verbe­
terd kan worden. “Hoe en wat vraagt
dan wel nader veldonderzoek. Maar
je kunt wel snel de goede en slechte
plekken op een perceel vinden en
inzicht krijgen in de omvang.”
Waarom hebben telers hier
interesse voor?
“Uit opbrengstbepalingen van loon­
14 |
|
april 2015
Naam Herman Krebbers
Bedrijf DLV Plant
Functie adviseur mechanisatie en precisie
landbouw
Aanleiding In praktijknetwerken, begeleid
door Herman, is gezocht naar manieren om
opbrengst en teelt van maïs te verbeteren.
Het is wel opvallend dat er binnen
het perceel zoveel verschil kan zijn.”
werkers blijkt dat het verschil in
opbrengst niet alleen binnen het
perceel, maar ook bij vergelijkbare
percelen kan oplopen tot wel 20%.
In een tijd van ruwvoerkrapte en
hoge voerprijzen willen maïstelers
natuurlijk weten hoe ze van die 11
naar 18 ton droge stof per hectare
kunnen komen. Dat is een hele stap,
maar bij een meeropbrengst van 3
tot 4 ton drogestof praat je al gauw
over 500 tot 600 euro per hectare.”
Jullie hebben in de praktijknetwerk
ook naar een betere mestbenutting
gekeken?
“De bemestingsnormen dalen,
terwijl in het zuidoosten van Neder­
land de uitspoeling van stikstof naar
het grondwater niet onder de 50
blijft. Het betekent dat er kostbare
mineralen verloren gaan.”
Wat kunnen drones doen?
“Een drone met een camera kan
luchtfoto’s van het perceel maken
en met behulp van een computer­
programma is er een inschatting te
maken van de biomassa die op het
veld staat. Een speciale spectraal­
camera kan het in één keer zicht­
baar maken. De volgende vraag is
dan waardoor het verschil in massa
komt en wat je eraan gaat doen.
Het kan de pH zijn, vogelschade of
bijvoorbeeld structuur. De crux is
dat de data die via de foto’s komen
ook omgezet kunnen worden naar
advies om de teelt te verbeteren.
Wat zouden oplossingen zijn?
“In het buitenland doen ze ervaring
op met een tussentijdse mestgift,
dus ergens in juni wanneer de maïs
rond de 30 centimeter hoog is. Vaak
wordt deze bemesting uitgevoerd
met kunstmest, bewerkte mest
zoals digestaat of dunne fractie
waarvan de stikstof snel benutbaar
is. In Duitsland bleek de opbrengst
met 10-17% te stijgen. Ook wordt
daar op grote schaal digestaat
toegediend in het gewas in juni.
Wanneer je zo’n extra bemesting
toepast en combineert met schof­
felen en gras onderzaaien, kun
je in één werkgang de mineralen
veel efficiënter benutten. Ik heb
echter nog geen machinefabrikant
gevonden die met deze innovatie wil
meedenken.”
In Nederland is wel eerder onder­
zoek gedaan naar gedeelde mestgift
en toen bleek het effect minimaal.
“Dat klopt, maar ook dat is alweer
25 jaar geleden. Toen kon je nog
volop bemesten en het bleek dat je
meer kapot reed dan het opleverde.
Nu het krapper wordt, moeten
we zuiniger zijn en meer op maat
bemesten. Wanneer je bijvoorbeeld
begin juni nog mest in het gewas
brengt, kan het gewas dat allemaal
benutten. Je kan dan denken aan
dunne fractie, spuitloog of digestaat.
Dat zijn goedkope en sneller
werkende meststoffen.”
Over het succes van
gras onderzaaien
zijn de meningen
verdeeld.
“Maar er zijn
genoeg loonwer­
kers die hier al
jaren succesvol
mee zijn. Het
luistert natuurlijk
nauw. Wanneer je
te vroeg bent, gaat
gras concurreren
met maïs. Wanneer
het te nat is, krijg je
insporing en dat
is ook niet
goed.
Het is maar een korte periode
dat grasonderzaai kan. En wat de
gewasbescherming betreft, hoeft
het geen probleem te zijn. Aan de
andere kant is het een ontwikkeling
net als drijfmestrijenbemesting, het
heeft tijd nodig. Grasonderzaai blijkt
wel de beste garantie dat je na de
maïsoogst ook snel een goed gewas
hebt dat de stikstof in de grond op
kan nemen en een goede groen­
bemesting geeft.”
Drijfmestrijenbemesting neemt nu
toch een behoorlijke vlucht?
“Ja, maar weet dat we al in 1999 met
de eerste proeven zijn begonnen.
Het heeft dus wel 15 jaar geduurd
voordat de praktijk het nu op grote
schaal gaat toepassen. Het wordt nu
vooral ingegeven doordat er geen
fosfaat meer bij de maïs kan
op derogatiebedrijven. Uit
verschillende onder­
zoeken is naar voren
gekomen dat je bij
de rijenbemesting
geen kunstmest
meer nodig hebt.”
Maïs gaat zich
steeds meer
als een akkerbouwgewas
ontwikkelen.
“Inclusief gewasge­
stuurde bemesting. In
de praktijknet­
werken zijn
we het veld
ingegaan met plantsapmetingen
en sensormetingen bij maïs. In de
aardappelteelt is dat heel gebruike­
lijk, inclusief meerdere bemestingen
in het seizoen. Aan de sappen kan je
aflezen of de plant genoeg stikstof
heeft. Zo kun je bijvoorbeeld nog
voor in juli een bijbemesting doen op
gewasbehoefte en/of bij de kolfvul­
ling een extra bladbespuiting.”
Zijn maïstelers geïnteresseerd om
meer opbrengst te halen?
“De meeste maïstelers zijn veehou­
ders en die besteden het werk vaak
aan de loonwerker uit. Steeds meer
loonwerkers hebben een opbrengst­
bepaling op hun hakselaar of wagen.
En via de BEX berekening is er ook
meer duidelijk over hoeveel maïsop­
brengst er is en welke potentie erin
zit om het te verbeteren. Mijn advies
luidt dan: loonwerker, doe wat met
die informatie om de veehouder
te steunen in een betere teelt. En
veehouder: meet eens werkelijk wat
er aan massa en kolven van je veld
komt en doe op goede en slechte
plekken eens metingen.”
Welke technieken zijn er nog meer
onderweg?
“In Amerika werken ze al met
‘fieldscripts’. Dan krijgt de teler ook
al advies over de zaaidichtheid en
het ras. De zaaimachine met GPS
wordt dan eigenlijk gestuurd door
dit script. In het perceel kan het ras
dus variëren, passend bij de speci­
fieke grondsoort.”
Bedrijf in de kijker
André Tenhagen en Erik Snijders
André Tenhagen is varkenshouder met 2.600 vleesvarkens
in Neede (NL). Erik Snijders is akkerbouwer in Meddo (NL).
Akkerbouwer en varkenshouder werken samen aan top CCM opbrengst
Samen naar een hogere opbrengst
Akkerbouwer Erik Snijders en varkenshouder André Tenhagen trekken
deels samen op bij de teelt van maïs. Bij de pootgoedteler is het sluitgewas, terwijl het bij de varkenshouder een groot aandeel in het rantsoen vertegenwoordigt.
Met uiterste precisie schept André
Tenhagen dagelijks 1.800 kilogram
CCM in zijn kegelmenger. Samen met
gepelleteerd gerst is CCM een belang­
rijk bestanddeel van het rantsoen van
ruim 1.500 vleesvarkens op zijn 2.600
dieren tellende bedrijf. Tenhagen
kan dankzij de CCM besparen op zijn
krachtvoerkosten, zo blijkt uit de
boekhouding. “Ten opzichte van de
stal die geen CCM krijgt, bespaar ik
ongeveer €5 per afgeleverd varken”,
legt de varkenshouder uit, die dat
voordeel vooral ziet ontstaan dankzij
een betere voerconversie. Tenhagen
laat zich in zijn voerstrategie bege­
leiden door zijn mengvoerleverancier
AgruniekRijnvallei. “Zij adviseren mij
over het toevoegen van de juiste zuren
tijdens het inkuilproces en stellen het
aanvullend mengvoer samen dat voor
mij op maat gemaakt wordt.”
De CCM zit als een blok beton in de sleufsilo’s
16 |
|
april 2015
Smakelijk CCM
Maar kostprijs is niet de hoofdreden
dat de varkenshouder kiest voor CCM
in het rantsoen. CCM is als varkens­
voer bijzonder smakelijk en heeft
een zuurgraad die zorgt voor een
betere darmgezondheid. “De goede
zuurgraad wordt gecreëerd tijdens
het fermentatieproces in de kuil,
dat dankzij de juiste zuren optimaal
dient te verlopen”, vertelt Tenhagen,
die ook het voeren van varkens met
lokaal geproduceerde grondstoffen
hoog in het vaandel heeft staan.
“Naast het voervoordeel hangt er ook
een financieel voordeel aan gezonde,
lokaal geproduceerde grondstoffen.
Dat voordeel is echter niet tot twee
cijfers achter de komma uit te
rekenen. Maar ik denk dat het zeker
loont.” Tenhagen is zelfs zo overtuigd
dat hij in de andere stal een voer­
soort van AgruniekRijnvallei voert
waarin 10% CCM verwerkt zit.
Bij de stal met 1.500 dieren beslaat
CCM ongeveer 45% van het rantsoen,
wat uitzonderlijk is. Meestal ligt het
aandeel CCM op ongeveer 30-35%. Wie
succesvol met dergelijke vervanging
wil werken, moet er een secure werk­
wijze op nahouden. Bij Tenhagen loopt
nauwkeurigheid als een rode draad
door de bedrijfsvoering. Een weegin­
stallatie vertelt hem hoeveel kilogram
er in de menger zit en de CCM zit als
een blok beton in de sleufsilo’s.
Een freesmes aan de ploeg haalt de storende lagen uit de ploegvoor
Op zoek naar grote kolven
Om de teelt te optimaliseren werkt
de varkenshouder samen met akker­
bouwer Erik Snijders. De twee land­
bouwers opereren gezamenlijk op het
vlak van mechanisatie en vruchtwis­
seling. Snijders heeft als hoofdtak een
groot aardappelbedrijf, gespeciali­
seerd in de teelt van pootaardappelen
met internationale afzet. Tenhagen
en Snijders wisselen elkaars gronden
uit en Snijders teelt ongeveer 15 ha
maïs in opdracht van de varkens­
houder. Ook voert de akkerbouwer de
bespuiting uit, terwijl Tenhagen met
zijn materiaal elk jaar enkele hectares
maïs in opdracht van Snijders zaait.
Tenhagen neemt ook een gedeelte van
de raskeuze voor Snijders voor zijn
rekening. Tenhagen: “In de afgelopen
jaren hebben we vooral Ricardinio
en Millesim gezaaid. Die geven grote
kolven. Hoeveel ton er in de bak van
de combine komt, dát is voor mij het
belangrijkste.” Net als Tenhagen is
Snijders tevreden over Ricardinio en
Millesim. “Typisch dubbeldoelmaïs die
als hakselmaïs de markt op kan, maar
ook gedorst kan worden.” Dat laatste
loopt echter terug, volgens Snijders.
“De druk op de maïsmarkt is groot.
Veel rundveehouders zijn op zoek naar
extra ruwvoer, terwijl het stro op het
land wel van waarde is.”
Hoewel de varkenshouder streeft naar
een maximale opbrengst, verliest hij
niet het aandeel zetmeel uit het oog.
“Opbrengst en zetmeel staan met
elkaar in verband”, legt teeltadviseur
Henk Bos uit. “Een grotere plant heeft
meer en grotere bladeren, kent meer
fotosynthese en is dus in staat om
een grotere kolf te produceren”, aldus
Bos. Tenhagen vult aan: “Kolven die
meer dan 280 gram wegen, hebben
een opbrengst van meer dan 15 ton
per hectare.”
Lagere normen,
meer problemen
Binnenkort wordt weer de basis
gelegd voor de oogst van komend
jaar. Teelttechnisch laten Snijders en
Tenhagen niets aan het toeval over. In
de schuur van de varkenshouder staat
een mesttank met bouwlandinjecteur
werkloos. Tenhagen: “Een loonwerker
kan de hoeveelheden mest veel nauw­
keuriger toedienen. Met de huidige
bemestingsnormen is dat bijzonder
belangrijk.” Akkerbouwer Snijders is
enigszins bezorgd over de verlaagde
aanwendingsnormen: “Het verlagen
van de bemestingsnorm is de basis
voor andere problemen. Denk aan een
lagere pH en een lagere kalitoestand
van de bodem.”
Bos legt op basis van zijn ervaring
een link tussen de bodemtoestand en
vervroegde afrijping. “Het ontbreken
van nutriënten in de bodem zorgt
ervoor dat de plant eerder afrijpt.
Vooral bij dorsmaïs mag dat niet
gebeuren, omdat in de laatste 4 weken
de kolf volledig volzet wordt. Om de
hoogste korrelopbrengst te realiseren,
moet de plant zo lang mogelijk groen
blijven.” Tenhagen anticipeert daarop
door staygreenrassen te kiezen,
onderhoudsbekalkingen uit te voeren
en structureel Kali 60 bij te bemesten.
Eigen vinding
De nauwkeurigheid wordt ook door­
gevoerd in bewerkingen. Zo worden
storende lagen in de ploegvoor door­
broken door een freesmes als onder­
gronder te gebruiken, een handig­
heid die Tenhagen bij akkerbouwer
Snijders oppikte. Snijders: “Een pin
als ondergronder vraagt veel te veel
trekkracht. Met een freesmes merk
je wel dat je meer moet trekken, maar
vraagt in verhouding veel minder
brandstof. Wij ploegen op jaarbasis
meer dan 350 hectare. Dan leveren
zulke aanpassingen geld op.”
Na het ploegen gaat Tenhagen nog
maximaal drie keer het land op, soms
maar twee keer. “Als ik weet dat het
gaat regenen, durf ik gerust op de
bouwvoor maïs te zaaien, dus zonder
zaaibedbereiding. Ik doe dat niet als
ik weet dat het nog een paar weken
droog blijft. Dan heb je namelijk het
risico dat het zaadje indroogt en is een
zaaibedbereiding noodzakelijk. Wel
druk ik het zaadje altijd nog extra de
grond in met een cambridgerol.”
Dagelijks gaat er 1.800 kilo CCM
door de kegelmenger
Voorkom verdichting
Zo min mogelijk bewerkingen
uitvoeren is bijzonder belangrijk
bij de teelt van maïs. “Je verdicht
de grond alleen maar door berij­
ding”, aldus Bos. Snijders vult aan:
“Rassenkeuze is de minst voorname.
De manier waarop de grond bewerkt
wordt, is vele malen bepalender in
de opbrengst dan de rassenkeuze”,
zegt hij, net voor hij terug de schuur
in gaat. Op het aardappelbedrijf zijn
de voorjaarswerkzaamheden inmid­
dels alweer volop in gang. Tenhagen
heeft daarentegen nog tijd genoeg. “Ik
wacht eerst tot de bodem op tempera­
tuur is. Voor april begin ik niet.”
april 2015
|
| 17
Artikel
Nadruk in gewasbescherming sterker op bestrijding grassen
Zacht voor maïs, hard voor onkruid
Een schoon gewas zonder onkruid, dat is het streven van een goede
gewasbescherming, vooral bij continue maïsteelt. Zo min mogelijk
concurrentie maakt dat de maïs alle (beperkt beschikbare) nutriënten
zelf kan benutten. ‘Nieuwe’ grassoorten melden zich als probleemonkruiden, maar ook die zijn aan te pakken. Maar hoe moet het dan met
grasonderzaai?
Hoe herken je ze in een klein
stadium? Dan hebben we het over
de grasachtige onkruiden die de
competitie aangaan met maïs. “Er
komen steeds meer grassoorten bij
op het perceel met maïs”, signaleert
Ronald Deken, technical account
manager van Belchim Crop Protec­
tion. “Het is heel lastig om ze te
determineren, te herkennen dus,
maar het is wel belangrijk voor een
goede bestrijding. De bespuiting
moet je afstemmen op het lastigste
onkruid om effectief te zijn.” Vooral
op percelen met een continue
18 |
|
april 2015
maïsteelt kunnen de verschillende
grassoorten de kop opsteken, zoals
het bekende straatgras, hanepoot,
raaigrassen, kweek, vingergrassen
en naaldaren, maar ook nieuwe
soorten zoals kale gierst, Zuid-Afri­
kaanse gierst en geelrode naaldaar.
“Die zaden komen op het perceel
door mest, vogels, maar ook door
het gebruik van organisch mate­
riaal. Je ziet dat er input van nieuwe
grassen komt uit andere gebieden,
zoals vanuit gemeenteplantsoenen
en bermen.”
Succesvol mixen
Een succesvolle gewasbescher­
ming bestaat uit het maken van de
beste mix om, als het even kan, in
één werkgang het complete maïs­
gewas vrij te krijgen van onkruid.
“En dat is wel een hele opdracht
omdat je naast de grasachtigen ook
de breedbladigen wilt aanpakken.”
Voor de aanpak van de grassen is
nicosulfuron geschikt, de werk­
zame stof in bijvoorbeeld Samson.
Deken geeft aan dat Samson vanaf
dit jaar vernieuwd is en daarmee
de grasachtigen -en een aantal
breedbladigen- nog effectiever
aanpakt. “De Samson 6% OD heeft
een hogere dosering meegekregen,
60 gram per liter, waardoor een
lage etiketdosering van slechts
0,67 liter per hectare voldoende is”,
licht Deken toe. “De werking van
de Samson is sterker: heel zacht
voor de maïs en juist hard voor het
onkruid.” Voor een goede mix is het
middel met andere middelen met
een aanvullend werkingsspectrum
te combineren. Zo noemt Deken de
combinatie van 0,5 L Samson, 0,15
L Clio, 1,75 L Akris en 1 L Laudis
heel stabiel, en ook 0,5 L Samson, 1
L Calaris, 0,8 L Frontier Optima en
0,15 L Clio werkt. “De synergie van
deze middelen komt uit veldproeven
heel sterk naar voren.”
Eén of twee bespuitingen
De boodschap van Guus Bergmans
van BASF voor het schoon krijgen
van het maïsperceel is vooral op
tijd beginnen. “Dan hoeft het geen
probleem te zijn. Er zijn genoeg
mixen om alle onkruiden aan te
pakken.” Hij noemt als voorbeeld de
combinatie van Laudis, Akris en Clio
of Calaris, Frontier en Clio. “Je kan
dan nog finetunen op basis van de
energie boven de grond kan steken.”
Zijn advies voor een succesvolle
bespuiting: 1 Calaris, 0,75 Milagro,
0,75 Dual Gold en 20 gram Peak.
“Dit is een nagenoeg complete mix
voor alle onkruiden. Voor een extra
bestrijding van gladvingergras kan
eventueel Clio worden toegevoegd.”
Grasonderzaai
Onkruid zorgt voor concurrentie
Zo hoort het: een schoon maïsgewas zonder onkruid
onkruiden die er in een perceel staan
met Samson of Kart.” Ook noemt hij
de mogelijkheid om twee bespui­
tingen uit te voeren als een hele
goede optie. “Dan gebruik je bij de
eerste bespuiting een bodemherbi­
cide en dan kun je later toekomen
met een veel lichtere vervolgbe­
spuiting. Het voordeel is dat het
maïsgewas dan zo min mogelijk
schade ondervindt.” Wanneer je ziet
dat het gewas een terugslag krijgt
betekent het ook opbrengstverlies,
geeft hij aan. “Al is het maar 5%, je
laat opbrengst liggen en dat telt toch
door.” Ook André ten Heggeler, crop
advisor bij Syngenta Crop protec­
tion hamert op het belang van een
schoon maïsgewas. “Onderzoek
uit Canada geeft aan dat er bij een
schoon veld meer en betere bewor­
teling is van de maïsplanten.” Met
name voor jonge maïsplanten maakt
het extra wortelgewicht het verschil
om vlot te kunnen doorgroeien.
“Ook bij een krappere bemesting
of droogte maken die extra wortels
het verschil” aldus ten Heggeler.
“Dit Canadese onderzoek gaf ook
aan dat de plant hierdoor 12% meer
Een hekel punt bij het praten over
de beste gewasbescherming is de
combinatie met grasonderzaai.
Een goede bodemherbicide kan
zolang doorwerken dat het onder­
gezaaide gras geen kans krijgt. Aan
de andere kant is het wellicht een
uitkomst dat het gras juist ‘onder­
drukt’ wordt, omdat het dan minder
gaat concurreren met de maïsplant.
Beide mogelijkheden zijn vaak in het
seizoen heel moeilijk te voorspellen
en daardoor zijn gewasbescher­
mers terughoudend. Dekens visie:
“Het gewas moet schoon blijven tot
aan het hakselen toe, dan zet je de
concurrentie van het maïsgewas
compleet buitenspel.”
Vaker met de spuit door het gewas
Een fungicidebestrijding, bladbemesting, een extra gewasbescherming, in
de toekomst zal de spuit vaker door het maïsgewas gaan, is de inschatting
van André ten Heggeler. “Het is net als bij de aardappel- en bietenteelt, je
krijgt zo meer mogelijkheden om je gewas te sturen.” Guus Bergmans ziet
de ziektebestrijding in maïs toenemen. “Ja, de vraag wordt groter. Telers
realiseren zich dat ze hun opbrengst veilig kunnen stellen. Ze schrikken
wat ze laten liggen als ze niets doen en het gewas heeft last van bijvoor­
beeld bladvlekkenziekte.”
Ten Heggelaar is ervan overtuigd dat de extra bespuitingen ook rende­
ment opleveren. “Ik denk dat een maïsgewas wel 20 ton droge stof per
hectare kan opleveren, terwijl het gemiddelde nu bij 15 blijft steken.” Via de
veredeling wordt er veel aan gedaan om de potentie van de gewassen voor
opbrengst te verhogen, maar in de teelt valt ook nog veel te halen, geeft ten
Heggeler aan. “We zien in de bietenteelt ook dat we daardoor de afgelopen
jaren meer opbrengst hebben gekregen. Maïstelers zijn tevreden als het
gewas er goed voorstaat en het onkruid dood is, maar ze kijken echt te
weinig naar de hoeveelheid maïs die er van de percelen komt.” Dat wordt
pas duidelijk wanneer loonwerkers ook aan opbrengstbepaling kunnen
doen op hun hakselaars. “Dat is een techniek die aan belangstelling wint”,
geeft ten Heggeler aan. “Dan pas kun je ook daadwerkelijk zien wat die
akkerbouwmatige benadering oplevert in extra opbrengst.”
In volgende editie van
De waarde van kuiltoevoegmiddelen
voor behoud van (silo)maïskwaliteit
Het nieuwe groeiseizoen van maïs
start direct na de oogst
De ontwikkelingen rondom maïs en
maïsteelt staan niet stil: kom naar
de demodagen
april 2015
|
| 19
Maïs:
Wie de hoogste korrelopbrengst /ha wil…
Wie de hoogste voederwaardeopbrengst /ha wil…
Wie de hoogste zetmeelopbrengst /ha wil…
..die zaait alleen KWS!
KWS maïs: 10-20% meer korrelopbrengst /ha
(95% van de voederwaarde komt uit de korrel)
De absolute nummer één in korrelopbrengst /ha,
Ricardinio:
Deze
rassen
besparen
je tonnen krachtvoer!
10-15% meer dan alle andere in zijn vroegrijpheid
(Fao 220)
Coryphee, Hyperion, Amagrano, Kajuns, Ambrosini,
Al 8 jaar stabiele topopbrengsten. In 2013 voor de 6-de
Ronaldinio:
Colisee,
Ricardinio,
Genialis,
keer op rij de Juvento,
meest gezaaideAmball,
maïs van Europa.
(Fao 240)
Kompetens, Kiparis,
Torres, Ronaldinio,
Bevestigt zijn Rivaldinio,
sublieme korrelopbrengst
Millesim:
(=zetmeelopbrengst = voederwaardeopbrengst) /ha.
(Fao 240)
Millesim, Grosso,
Sebasto, Claudinio, Kroissans
In 2013 reeds de meest gezaaide maïs in de Benelux
(=300 – 500 Euro /ha)
KWSmaïs:
maïs:het
hetbeste
bestemelksaldo
melksaldo
KWS
Voor meer informatie:
Tel. B +32-(0)3-449 02 20
Tel. NL +31-(0)76-50 23 517
www.kwsbenelux.com
Alle maïskennis
binnen handbereik.
Download gratis de App
www.kws-maismanager.nl
www.kws-maismanager.be
KWS MAÏS
ME
ER
nd
M E Z E T M E E L va n h e t l a
ER E
N E RG I E i n d e s t a l
MEER
RENDEMENT