Zuid-West 380kV verbinding Roosendaal - Tilburg

Zuid-West 380kV verbinding
Roosendaal - Tilburg
Verkenning naar alternatieve tracés
WB de Ruimte en Laborelec
18 maart 2015
Zuid-West 380kV verbinding
Roosendaal- Tilburg
Verkenning naar alternatieve tracés
Auteur
Datum
Kenmerk
Opdrachtgever
Versie
:
:
:
:
:
Wim Korf, Hans van Engelenburg en Jochem Dijkshoorn
18 maart 2015
WBR-2015-003
Regio West-Brabant
0.4
Opsteller:
Wim Korf en Jochem Dijkshoorn
Datum goedkeuring:
Handtekening:
Kwaliteitscontroller:
Hans van Engelenburg
Datum goedkeuring:
Handtekening:
Opdrachtgever:
Regio West-Brabant
Paul Vermeulen
Datum ontvangst:
Handtekening:
WB de Ruimte en Laborelec
18 maart 2015
ii
Bestuurlijk advies
[Zelfstandig leesbaar]
Op dinsdag 3 februari 2015 heeft een afvaardiging van de bestuurders uit de regio met
de minister van Economische Zaken gesproken over het voorgenomen besluit met
betrekking tot een tracéwijziging van de nieuwe hoogspanningsverbinding Zuid-West 380
kV tussen Roosendaal en Tilburg.
Tijdens dit gesprek is kenbaar gemaakt dat er op basis van deze besluitvorming en de
ontvangen informatie, zowel qua proces als qua inhoud, onvoldoende draagvlak is voor
het voorgenomen besluit. De minister van Economische Zaken heeft de regio en
bewoners(groepen) de mogelijkheid gegeven om op basis van de door het ministerie
geformuleerde uitgangspunten andere tracés (op hoofdlijnen) in te brengen. Vervolgens
besluit de minister van Economische Zaken welke ingediende tracé(s) ook nog worden
meegenomen in de procedure voor de Milieueffectrapportage (MER).
Tracé A17-EZ-A59-Noord en optimalisatie van het voorgenomen zuidelijk tracé
De afgelopen weken hebben de betrokken gemeenten in Midden - en West-Brabant, de
provincie Noord-Brabant en de Regio West-Brabant in een uiterst kort tijdbestek een
intensief proces doorlopen om te komen tot een tracé dat zo goed mogelijk recht doet
aan de verschillende belangen en dat nog niet in het huidige MER is opgenomen. De
regio ziet graag dat het volgende tracé wordt meegenomen in het MER: een combinatie
van de bundeling met A17, EZ tracé (zuidelijk tracé met optimalisaties), bundeling met
A59 en vervolgens aansluiting ten zuiden en westen van de bestaande 380 k V verbinding.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de gemeenten Loon op Zan d, Dongen en
Drimmelen op voorhand niet kunnen instemmen met (‘beMERring’ van) dit tracé A17-EZA59-Noord.
Naast bovenstaand nieuw tracé bestaat ook een nadrukkelijke voorkeur om in het kader
van een zorgvuldige afweging een optimalisatie van het zuidelijk tracé .
De voorliggende rapportage Zuid-West 380 kV verbinding Roosendaal - Tilburg,
Verkenning naar alternatieve tracés (WB de Ruimte en Laborelec, 16 maart 2015) vormt
de onderbouwing (zie ook onderstaand schema).
iii
A17-EZ-A59-
EZ tracé
Noord
Natuur
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Halderberge
windmolens
Oosterhout
Dongen
Tilburg
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
+/- 17,3 km
+/- 17, 3km
+/-17,3 km
+/- 2, 9 km
+/- 17,3 km
+/- 16,7 km
+/- 16, 9 km
22 km
47 km
- 4,1 km
+ 0,1 km
(Aantal km
doorsnijding EHS)
Landschap /
- 5,5 km
combineren-
nieuwe
bundelen
Bundeling
Geen
(nieuwe
met A59 en
bundeling
doorsnijding
doorsnijding)
bestaand 380
+4,5 km
kV
bundeling met
bestaand 380
kV
Gevoelige
30-35
14-20
+ 3-5
+ 2-3
+1
-
+5-7
Technische
Bundelen
Nieuw
Bundeling
-
-
-
Bundeling
complexiteit en
Buisleidingen
tracé
kosten
(Oosterhout)
bestemmingen
Afstand tot
woonkernen
iv
Alternatieve tracés
A17-EZ-A59-Noord tracé
Al
Optimalisaties EZ tracé
vi
Inhoudsopgave
Bestuurlijk advies
iii
1
1.1
1.2
Inleiding
Aanleiding
Opdracht
1
1
1
1.3
1.4
Aanpak
Verdeling verantwoordelijkheden
2
2
Deel 1: De brede verkenning
2
De plaats van deze verkenning in de planologische procedure
3
3
3.1
3.2
3.3
Scope en uitgangspunten
Scope en studiegebied
Uitgangspunten
Traceringsprincipes
5
5
5
5
4
4.1
4.2
4.3
4.4
Technische uitgangspunten
Algemeen
Nadere technische uitgangspunten
Buisleidingenstraten
380 kV en 150 kV verbindingen
7
7
9
11
12
5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
Onderzochte tracés
Methodiek
Mogelijkheden tracés
A17- EZ– A59-Noord tracé
Amertracé
Optimalisaties op het EZ-tracé
13
13
13
16
16
18
6
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
Afweging
Afwegingscriteria
Relatie tot de methodiek in het MER
EZ tracé
Amertracé
A17 – EZ – A59-Noord tracé
EZ tracé met optimalisaties
22
22
27
27
28
32
34
6.7
Matrix
43
Deel 2: Bestuurlijke selectie en advies
7
Selectie van te be-MER-ren alternatieven/varianten
44
8
Conclusie
47
Bijlage 1 Traceringsprincipes
48
Bijlage 2 Briefwisseling EZ
50
Bijlage 3 Beschrijving Rijkscoördinatieregeling
55
Bijlage 4 Te onderzoeken aspecten in de MER
56
viii
1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Concept-MER:
“Nut en Noodzaak
De vraag naar elektriciteit in Nederland neemt de komende jaren toe. Door de
liberalisering van de energiemarkt vindt het energietransport bovendien plaats over
langere afstanden, waardoor de vraag naar transportcapaciteit is toegenomen. Tenslotte
zijn er vergevorderde plannen voor een windpark voor de Zeeuwse kust. Het huidige net in
de regio Zuidwest zit echter aan haar maximum transportcapaciteit.
Hierdoor voldoet TenneT niet aan de eisen die gesteld zijn in de Elektricit eitswet 1998. Dit
geeft risico’s bij het transport van elektriciteit op momenten van onderhoud. Zonder de
nieuwe Zuidwest 380 kV hoogspanningsverbinding kunnen problemen met de
elektriciteitsvoorziening in Nederland ontstaan. Zonder nieuwe verbinding is er bovendien
geen transportcapaciteit beschikbaar om in de toekomst de stroom van nieuwe productie
af te voeren. Daarom is uitbreiding van het hoogspanningsnet nodig.”
Na aanvankelijke overeenstemming over het voorkeurstracé, het Noordelijke tracé, heeft
de minister van EZ kenbaar gemaakt dat dit tracé, door nieuwe net -technische normen,
technisch niet meer inpasbaar was. Hij wees alsnog het zgn. Zuidelijke tracé aan als VKA.
Bij brief van 26 januari 2015 en later in een overleg met de minister van EZ tekende de
gezamenlijke gemeentes in Midden- en West Brabant bezwaar aan tegen deze
handelswijze en keuze. In datzelfde overleg gaf de minister vervolgens ruimte aan de
regionale overheden om met eigen alternatieven te komen.
De minister zal deze vervolgens (extern laten) toetsen op de vraag of ze qua belangen en
effecten meerwaarde bieden ten opzichte van de alternatieven uit het MER
1.2
Opdracht
De samenwerkende overheden hebben WB de Ruimte gevraagd om een verkenning te
doen naar alternatieve tracés in het gebied tussen Roosendaal en Tilburg, inclusief een
quick scan van de effecten van de tracés. Deze tracés moeten niet alleen technisch
haalbaar zijn, ze moeten ook zoveel mogelijk bestuurlijk geaccepteerd zijn.
Pagina 1
1.3
Aanpak
De hiervoor geformuleerde opdracht heeft geleid tot een aanpak waarbij bestuurders en
ambtenaren gezamenlijk met WB de Ruimte het totale gebied gedetailleerd hebben
onderzocht al zoekend naar aanvaardbare routes voor de 380 kV verbinding, uiteraard
onder de voorwaarden die EZ stelt aan deze verbindingen (zie bijlage 1)
De volgende stappen zijn doorlopen
- Bespreking van de aanpak in het regio overleg op 3 februari 2015;
- Gezamenlijk vaststellen van de te hanteren criteria in het bestuurlijk overleg van
19 februari 2015;
- Locatiebezoek van de mogelijke tracés op 19 februari 2015;
- Overleg met de betrokken ambtenaren en wethouders over de aandachtspunten
in de deelgebieden. Deze overleggen zijn opgesplitst per deelgebied:
o Deelgebied West, daarin vertegenwoordigd de gemeente Halderberge,
Moerdijk en Etten-Leur;
o Deelgebied Midden daarin vertegenwoordigd de gemeente
Geertruidenberg, Oosterhout, Drimmelen en Breda;
o Deelgebied Oost daarin vertegenwoordigd de gemeente Dongen, Loon op
Zand en Tilburg;
- Bijwonen van de presentaties van de actiecomités;
- Bespreking van de eerste bevindingen op 9 maart 2015;
- Bespreking resultaten inclusief advies op 11 maart 2015;
- Opleveren concept rapport 16 maart 2015.
NB. De concept-MER is op 12 maart jl. gepubliceerd. Eerst toen was het mogelijk om de
reeds ontwikkelde tracés te toetsen aan het MER en om zoveel mogelijk consistentie aan
te brengen in methodiek, gebruikte definities, etc. Niettemin kunnen er verschillen zijn.
Deze kunnen in een bepleite aanvulling op het MER worden weggenomen.
1.4
Verdeling verantwoordelijkheden
In deel 1 van dit rapport is een groot aantal varianten voor deelgebieden geïdentificeerd,
beschreven en op effecten getoetst.
In deel 2 is door bestuurders een selectie gemaakt van die varianten die naar de mening
van de bestuurders specifieke belangen dienen. Voor dit deel heeft WB de Ruimte
gefaciliteerd maar de keuzes komen geheel voor rekening van de bestuurders.
Pagina 2
Deel 1: De brede verkenning
2
De plaats van deze verkenning in de planologische
procedure
In bijlage 4 is een zeer korte samenvatting opgenomen van de Rijkscoördinatieregeling.
Daaruit blijkt dat de MER pas een formele status krijgt wanneer er een
ontwerprijksinpassingsplan ligt dat is gebaseerd op het gekozen voorkeursalternatief.
Vanwege het feit dat het aanvankelijke door de minister bepaalde Voorkeursalternatief, nl
het Noordelijke tracé, later alsnog technisch is afgekeurd, is een aanpassing van het MER
toch al opportuun. Immers de technische uitgangspunten wijzigden!
De gepubliceerde Concept MER kent in deelgebied 4 (van Roozendaal naar Tilburg) na
aanpassing van de technische uitgangspunten feitelijk slechts twee alternatieve tracés:
het noordelijke c150b tracé en het zuidelijk c150n tracé.
De voorliggende analyse zoomt vrij gedetailleerd in op het gebied en brengt aan het licht
dat er binnen deelgebied 4 een beduidend aantal varianten voor kleinere deelgebieden
leiden tot verschillende ketens van varianten die genuanceerder omgaan met effecten op
natuur, milieu en leefbaarheid. Deze varianten zijn zo onderscheidend voor de
hoofdtracékeuze, dat ze niet kunnen worden afgedaan als optimalisaties van een gekozen
VKA. Ze bepalen mede de keuze van het VKA!
Een aanvulling op het MER is daarom zeer opportuun geeft de gelegenheid om de latere
afweging t.b.v. de bepaling van het VKA te baseren op een gelijkwaardige uitwerking van
alle relevante tracéalternatieven.
Geadviseerd wordt om nauwe betrokkenheid bij zowel de aanvullende MER als bij de
keuze van het VKA te bepleiten.
MER
In de concept-MER staat het volgende over redelijkerwijs in beschouwing te nemen
alternatieven:
“In artikel 7.7 Wm van de Wet milieubeheer staat dat in het MER de redelijkerwijs in
beschouwing te nemen' alternatieven moeten worden beschreven. Wanneer een
alternatief moet worden aangemerkt als ‘redelijkerwijs in beschouwing te nemen' is in de
wet zelf niet nader gedefinieerd, maar in de praktijk heeft dit inmiddels wel een
vastomlijnde invulling gekregen:
 Bijdrage aan de besluitvorming. Een MER wordt altijd uitgevoerd ten behoeve van
een te nemen besluit. Om een MER te kunnen laten bijdragen aan het maken van
Pagina 3





keuzes voor het formele besluit is het wenselijk om bij het ontwikkelen van
alternatieven rekening te houden met de relevante vraagstukken. In dit geval zijn
dat bijvoorbeeld vooral de magneetveldzones en woningen, de landschappelijke
doorsnijding en de aanwezige natuurwaarden.
Maakbaar, maar ook uitdagend. In principe moeten alternatieven door de
initiatiefnemer kunnen worden gerealiseerd; ook wel aangeduid als 'binnen de
competentie van de initiatiefnemer vallen'. Dat wil zeggen dat een initiatiefnemer
een alternatief ook daadwerkelijk moet kunnen realiseren en daarbij niet
afhankelijk is van andere partijen of overheden.
Technisch mogelijk en betaalbaar. De alternatieven in een MER moeten technisch te
realiseren zijn. In paragraaf 3.7 zijn de technische uitgangspunten beschreven die
relevant zijn bij het zoeken naar tracéalternatieven. Overigens speelt uiteraard de
betaalbaarheid van een alternatief een rol: onevenredig kostbare alternatieven zijn
weinig realistisch en worden om die reden niet onderzocht.
Relevant gezien milieugevolgen. Vanuit de doelstellingen van de
milieueffectrapportages is het van belang dat een alternatief ook relevant is
vanwege de mogelijk (ten opzichte van andere alternatieven) afwijkende
milieugevolgen. Als bijvoorbeeld in een plangebied heel veel gevoelige
bestemmingen aanwezig zijn, kan het wenselijk zijn alternatieven te ont wikkelen
die juist daarmee rekening houden. Een ander alternatief tracé kan als accent
bijvoorbeeld het vermijden van landschappelijke waarden of natuurgebieden
hebben.
Voldoen aan de doelstellingen. Uiteraard moet een alternatief zodanig zijn dat
daarmee de doelstellingen van het project kunnen worden gerealiseerd. Ook
hiervoor geldt dat de lat niet te hoog moet worden gelegd. Het kan immers zijn dat
een oplossingsrichting de doelstelling in belangrijke mate realiseert (maar net niet
helemaal) maar met beduidend minder milieugevolgen. In zo’n geval kan het
wenselijk zijn een dergelijk alternatief toch in het onderzoek te betrekken. Een
doelstelling van het project is bijvoorbeeld dat ZW380 een capaciteit heeft van ten
minste twee keer 2635 MVA.
Voorkomen en mitigeren. In het MER moeten maatregelen worden onderzocht die
belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voorkomen, beperken of teniet doen.
Dergelijke maatregelen kunnen worden benoemd als mitigerende maatregelen,
maar in sommige gevallen worden deze in een apart alternatief verwerkt.”
(Concept MER Zuidwest 380 kV Verbinding Oost).
Pagina 4
3
3.1
Scope en uitgangspunten
Scope en studiegebied
In deze verkenning is het studiegebied het gebied zoals weergegeven in de Startnotitie
lopend vanaf Roosendaal tot aan de aansluiting op de landelijke ring voorzien in Tilburg.
Figuur 1. Studiegebied
3.2
Uitgangspunten
In deze verkenning worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
 De verbinding wordt bovengronds aangelegd;
 Een mast met daarin 4x 380 kV draadstellen is niet mogelijk;
 De verbinding bestaat uit masten, lijnen en eventueel een nieuw station voor de
koppeling aan de landelijke ring;
 De verbinding wordt, indien mogelijk, gecombineerd of gebundeld met b estaande
hoogspanningslijnen en/of bovenregionale infrastructuur;
 De aansluiting op de ring vindt plaats in Tilburg, door middel van een nieuw te
realiseren 380 kV station.
3.3
Traceringsprincipes
In deze verkenning zijn bij de ontwikkeling van alternatieven de volgende principes
aangehouden:
• Technisch haalbaar (knock-out criterium)
• Zo min mogelijk doorsnijding Natura 2000 gebieden en EHS
Pagina 5
• Combineren en bundelen volgens traceringsprincipes EZ
• Zo min mogelijk in de buurt van gevoelige bestemmingen
• Zo veel mogelijk mijden van woongebieden
Voor de volledige lijst traceringsprincipes, zoals opgesteld door het ministerie van EZ
wordt verwezen naar bijlage 1.
Pagina 6
4
4.1
Technische uitgangspunten
Algemeen
Wat is combineren?
Onder combineren wordt verstaan dat 4 draadstellen met telkens 3 geleiders per draadstel
worden gemonteerd op één mast. Op deze manier kan men bijvoorbeeld 2 draadstellen
van 380kV en 2 draadstellen van 150kV monteren op dezelfde mast.
Wat is bundelen?
Bundelen houdt in dat het tracé van de hoogspanningslijn structuren van derden volgt, nl.
andere hoogspanningsverbindingen, autosnelwegen, et cetera. Dit levert geen extra
technische complexiteit op.
Bundelen en combineren in het concept MER:
Waarom is combineren complex?
De bestaande hoogspanningsmasten zijn vakwerkmasten (zie figuur hieronder). Op dit
type van masten kunnen slechts 2 draadstellen gemonteerd worden.
Op het nieuwe type van mast – de Wintrack mast – kunnen wel vier draadstellen
gemonteerd worden.
Pagina 7
Dit betekent concreet dat men de oude vakwerkmasten dient af te breken en te vervangen
door nieuwe Wintrack masten. Dit alles terwijl de elektrische bevoorradingszekerheid
gegarandeerd moet blijven.
Figuur 2 Vakwerkmast (2 draadstellen)
Figuur 3 Wintrack mast (4 draadstellen)
Voor de Wintrackmasten zijn twee mogelijkheden in de concept-MER beschreven:
 Solomast: Indien er niet gecombineerd wordt met een andere
hoogspanningsverbindingen zullen er twee 380kVcircuits in de nieuwe Wintrack -mast
komen. Dit is een zogenaamde solomast. De 380kV-geleiders zitten aan de binnenkant
van de palen (zie Afbeelding 10 links). De twee circuit 380kV -mast wordt aangeduid
als een W2 mast (zie Tabel 4).
 Combinatiemasten: Wordt er gecombineerd met een besta ande 150kV- of 380kVverbinding, dan komen de geleiders van de nieuwe 380kV-verbinding en de bestaande
150kV- of 380kV-verbinding samen op dezelfde Wintrackmasten: zogenoemde
combimasten. Bij een 380/150kV combimast (ook wel aangeduid met W4) zitten de
geleiders van de 380kV-verbinding aan de binnenzijde van de palen en de geleiders
van de 150kVverbinding aan de buitenzijde (zie Afbeelding 10 rechts). Bij een
380/380kV combimast (ook wel 4 circuits 380kV combimast, aangeduid met W6)
zitten zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant 380kVgeleiders.
Pagina 8
4.2
Nadere technische uitgangspunten
In de concept-MER (Concept-MER Zuidwest 380 kV Verbinding Oost) zijn de volgende
nettechnische uitgangspunten beschreven. Deze verkenning sluit daarbij aan.
“Het gaat hier om de volgende zes technische uitgangspunten:
a) Functionaliteit bestaande hoogspanningsnet blijft behouden.
b) Eerst bouwen, dan afbreken.
c) Bij voorkeur geen kruisende hoogspanningsverbindingen.
d) Afstand tot bestaande te handhaven verbindingen ('valcriterium').
e) 4 x 380kV hoogspanningsverbinding.
f) Ondergronds en bovengronds.
Ad a) Functionaliteit bestaande hoogspanningsnet blijft behouden
In het SEV III zijn de uitgangspunten combineren en bundelen genoemd. Omdat zich in het
zoekgebied voor de nieuwe hoogspanningsverbinding bestaande 150kV - en 380kVverbindingen bevinden, is het combineren van de nieuwe 380kV -verbinding met een
bestaande 150kV- of 380kV-verbinding in een nieuwe mast in principe de basis voor de
alternatieven en varianten omdat hiermee de ruimtelijke consequenties het meest beperkt
zijn Uitgangspunt bij het bekijken van een dergelijk alternatief is dat de functionaliteit van
de bestaande 150kV en 380kV hoogspanningsnetten als regionaal respectievelijk landelijk
netwerk tenminste moet worden gehandhaafd, zowel in de aanleg- als de gebruiksfase.
Ad b) Eerst bouwen, dan afbreken
Tijdens de bouw van de nieuwe verbinding moeten de bestaande
hoogspanningsverbindingen en hoogspanningsstations in gebruik blijven en moet worden
voldaan aan de eisen vanuit leveringszekerheid. Bij het toepassen van bijvoorbeeld het
combinatieprincipe betekent dat dat eerst de nieuwe verbinding moet worden gebouwd
voordat de oude verbinding uit bedrijf kan worden genomen en kan worden afgebroken.
De ruimtelijke consequentie hiervan is dat de nieuwe verbinding niet op dezelfde plaats
kan worden gebouwd als de bestaande verbinding: vervanging op exact hetzelfde tracé is
alleen mogelijk als ingrijpende tijdelijke maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van
tijdelijke nood- of hulplijnen) worden genomen. Daarom is een tweede uitgangspunt dat
de nieuwe gecombineerde verbinding in principe niet exact op een bestaand tracé wordt
gebouwd. De afstand wordt dan voornamelijk bepaald door de afstand die nodig is om in
de aanlegfase veilig te kunnen werken naast een in bedrijf zijnde
hoogspanningsverbinding.
Uitzonderingen: Zwaarwegende ruimtelijke beperkingen en 150kV -verbindingen
Van dit tweede uitgangspunt (eerst bouwen, dan afbreken) kan alleen worden afgeweken
als er zwaarwegende ruimtelijke beperkingen zijn (bijvoorbeeld in de vorm van een
beschermd natuurgebied, zoals de Brabantse Wal), als de netconfiguratie het toelaat en
als het gaat om een combinatie van de nieuwe verbinding met een bestaande 150kV verbinding. Noodzakelijke maatregelen zijn in dat geval tijdelijke noodmasten, een
tijdelijke kabel of het gebruik maken van andere hoogspanningsverbindingen (als die
aanwezig zijn, voldoende capaciteit hebben en als kan worden voldaan aan de
nettechnische randvoorwaarden). Op die manier wordt als het ware een tijdelijke
Pagina 9
omleidingsroute in het hoogspanningsnet gecreëerd. Bij combinatie met een bestaande
150kV-verbinding is het dus in sommige gevallen mogelijk om tijdelijke maatregelen te
nemen waardoor het nieuwe gecombineerde tracé op dezelfde plek geplaatst kan worden.
Bij een combinatie met een bestaande 380kV-verbinding zijn dergelijke tijdelijke
maatregelen bij langere lengtes praktisch niet mogelijk en/of zeer kostbaar. Dit heeft tot
gevolg dat, wanneer in een tracéalternatief gecombineerd wordt met een bestaande
380kV-verbinding, het nieuwe tracé nooit op exact dezelfde plaats teruggeplaatst kan
worden op de plek van de bestaande 380kV-verbinding. In dergelijke gevallen ligt het
nieuwe gecombineerde tracé dus altijd op enige afstand van het tracé van de bestaande
verbinding. Hierbij moet bij ‘enige afstand’ gedacht worden aan een orde van grootte van
enkele tientallen meters, de afstand die nodig is om de nieuwe verbinding veilig te kunnen
bouwen en vervolgens de oude verbinding veilig te kunnen afbreken.
Ad c) Bij voorkeur geen kruisende hoogspanningsverbindingen
Kruisingen van hoogspanningsverbindingen zijn ongewenst vanwege de risico's voor de
leveringszekerheid en vanwege de complicaties van kruisingen bij onderhoud. Dit geldt
met name voor kruisingen van bestaande 380kV-verbindingen met bestaande verbindingen
van het 380kV-net. Het gevolg daarvan is dat, bij toepassing van het SEV III-principe van
bundelen, het tracé van de nieuwe verbinding in principe over de gehele lengte aan
dezelfde kant van de bestaande verbinding wordt gebouwd. In gevallen dat kruisingen
onvermijdelijk zijn moeten speciale voorzieningen worden getrof fen om de risico's voor de
leveringszekerheid te minimaliseren. Kruisingen leiden daarnaast tot negatieve
landschappelijke effecten en zijn relatief duur.
Ad d) Afstand tot bestaande te handhaven verbindingen ('valcriterium')
In geval dat de nieuwe verbinding naast een bestaande verbinding wordt gebouwd (het
bundelingsprincipe uit SEV III) moet een dusdanige afstand tussen de verbindingen worden
aangehouden dat als een mast zou omvallen, deze de geleiders van de andere verbinding
niet kan raken. Dit wordt aangeduid als het valcriterium18. De minimale afstand tussen de
verbindingen wordt daarbij bepaald door de hoogte van de hoogste masten en de
maximale uitzwaai van de buitenste geleiders. Bij bouwen naast verbindingen die worden
gesloopt kan de afstand kleiner zijn. Maatgevend is dan de afstand die nodig is om veilig
te kunnen bouwen naast een verbinding die in gebruik is.
Ad e) 4 x 380kV-verbinding
Bij de ontwikkeling van de alternatieven kan er gekozen worden voor een 4 x 380kV verbinding. Er zijn een drietal voorwaarden voor het realiseren van een 4 x 380 kV
tracédeel:
 De belangrijkste voorwaarde is dat een 4 x 380kV-verbinding niet de enige mag zijn
die een gebied voedt (de additionele lijn mag ook een 150kV zijn). De complete lijn
moet uit bedrijf kunnen, zonder dat gebieden moeten worden afgeschakeld. Deze
voorwaarde geldt voor de landelijke ring in het elektriciteitsnetwerk en voor de
interconnectoren. Er moet een alternatief uitgewerkt worden zonder 4 -circuit
380kV buismast. De projecten moeten bij de tracé-uitwerking (planvormingsfase)
ook een alternatief uitwerken zonder 4-circuit 380kV buismast, zoals de Wintrack.
Bijvoorbeeld een nieuwe 2-circuit 380kV buismastverbinding naast de verbinding
Pagina 10

met de bestaande vakwerkmasten of het gebruik van een com bi Wintrack
verbinding van 2 x 380kV + 2x 150kV. Zo kunnen uiteindelijk alle consequenties,
zoals kosten en risico’s afgewogen worden. En kan men beoordelen of de 4 circuitmast daadwerkelijk prevaleert boven andere alternatieven.
Eerst moet ervaring opgedaan worden met een 2-circuit 380kV buismast, zoals de
Wintrack. De 4-circuit 380kV Wintrack verbinding mag pas worden gebouwd nadat
een 2-circuit 380kV Wintrackverbinding 1 jaar in bedrijf is geweest. Zo kunnen
eventuele verbeteringen meegenomen worden bij de doorontwikkeling naar de 4circuit 380kV-buismastverbinding. Bij de voorbereidingen van nieuwe 380kV projecten kan onder genoemde voorwaarden de 4 -circuit 380kV Wintrack als
alternatief in de beschouwingen worden meegenomen.
Ad f) Bovengronds
In Nederland lopen 380 kV hoogspanningsverbindingen meestal bovengronds via
hoogspanningsmasten. Het gaat hier om 380 kV verbindingen als onderdeel van het
Nederlandse hoogspanningsnet. Er is een maatschappelijke roep om de nieuwe
hoogspanningsverbindingen zoveel mogelijk ondergronds aan te leggen. Er is afgesproken
dat er nu voor het eerst 20 kilometer 380 kV verbinding ondergronds wordt aangelegd in
de Randstad. Hiervan is 10 kilometer inmiddels aangelegd. In 2017 komt daar 10 kilometer
bij. Op dit moment is ervoor gekozen om niet meer dan 20 kilometer ondergronds aan te
leggen. 20 kilometer is de lengte waarbij de risico’s voor de netstabiliteit en
leveringszekerheid nog aanvaardbaar zijn. Dit is gebaseerd op internationale ervaringen
met lichtere en kortere ondergrondse 380 kV verbindingen.”
Voor wat betreft ad c. heeft de minister aan de regio aangeven dat er geen kruisingen
dienen plaats te vinden. De invulling van ad e. is inmiddels aangepast.
4.3
Buisleidingenstraten
Hoogspanningsverbindingen zijn autosnelwegen van energie. Ze vervoeren grote stromen.
Grote stromen betekenen grote magnetische velden. Deze magnetische velden omvatten
de buisleidingen in de nabijheid van de hoogspanningsverbindingen, en induceren
stromen in deze buisleidingen. Omdat de buisleiding niet rechtstreeks aan de aarde gelegd
is, vertalen deze geïnduceerde stromen zich in geïnduceerde spanningen. Deze spanningen
kunnen dermate hoog zijn dat zij een veiligheidsrisico opleveren voor personen die
werken uitvoeren aan de pijpleiding. Bovendien kunnen zij de integriteit van de pijpleiding
aantasten door middel van AC corrosie.
De hoogspanningsverbinding heeft hier zelf geen last van. Bijgevolg levert dit geen
technische complexiteit op voor de bouw van de hoogspanningsverbinding. De buisleiding
heeft hier wel last van maar dit kan technisch opgelost worden door op precies gekozen
locaties langsheen de pijpleiding de pijpleiding aan massa te leggen via een AC coupler. De
AC coupler zorgt ervoor dat de geïnduceerde AC stroom op de pijpleiding afgevoerd wordt
zonder dat de pijpleiding rechtstreeks contact maakt met de aarde.
Pagina 11
4.4





380 kV en 150 kV verbindingen
Geen enkele 380kV lijn kan geamoveerd worden. Deze lijnen zijn immers
verantwoordelijk voor de grote energie-transits van Nederland. Dit is het uitgangspunt
bij de te ontwikkelen tracés.
De 150 kV lijn tussen de post van Geertruidenberg-Zuid en de post van Breda kan niet
geamoveerd worden. Deze lijn voedt namelijk de hele stad van Breda. Er is geen
alternatief omdat de kabelverbinding tussen de aftakking Elshoutweg en de post
Princenhage niet genoeg capaciteit heeft om de stad Breda te voeden.
De 150kV lijn tussen de post van Breda en de aftakking Elshoutweg kan eventueel wel
geamoveerd worden. De redundantie wordt hierdoor wel verminderd. Indien er zich
een incident voordoet op de 150kV lijn tussen de post van Roosendaal en de aftakking
Elshoutweg, kan het net niet herschakeld worden om de onderbroken gemeenten te
voeden vanuit de post van Breda. Het net wordt dus fragieler.
De 150kV lijn tussen de post van St-Tuidenberg-Zuid, Oost-eind, en Tilburg-Zuid kan
geamoveerd worden. De capaciteit kan overgenomen worden door de nieuwe 380kV
Zuid-West.
De 150kV lijn tussen de post van Roosendaal en St-Truidenberg-Zuid kan moeilijk
geamoveerd worden aangezien de centrale van Moerdijk aan dit net gekoppeld is.
(Momenteel ligt de centrale wel stil, aangezien deze gasgestookt is). Het amoveren van
deze lijn is ook nooit ter sprake gekomen aangezien deze parallel loopt m et een
bestaande 380kV lijn.
Pagina 12
5
5.1
Onderzochte tracés
Methodiek
Om te komen tot alternatieve tracés is het studiegebied opgedeeld in drie deelgebieden.
Door middel van intensieve werksessies zijn per deelgebied de aspecten,
(on)mogelijkheden en waarden van het gebied besproken.
De volgende gemeenten namen deel aan deze werksessies:
- Deelgebied 1: Gemeente Halderberge, Gemeente Moerdijk, Gemeente Etten-Leur
- Deelgebied 2: Gemeente Geertruidenberg, Gemeente Oosterhout, Gemeente
Breda, Gemeente Drimmelen
- Deelgebied 3: Gemeente Dongen, Gemeente Loon op Zand, Gemeente Tilburg.
Figuur 4: Deelgebieden studiegebied
5.2
Mogelijkheden tracés
Op basis van de werksessies met de gemeenten zijn een aantal alternatieve tracés
geformuleerd:
- Noordelijk tracé / Amertracé
- Snelwegentracé (A17 – A16 – A59)
- Bundeling met A17 t/m Zevenbergen, daarna aansluiting met A59
- Bundeling met A17 t/m Standdaarbuiten, daarna aansluiting met A59
- Bundeling met A17 tot Standdaarbuiten, daarna aansluiting met A59
- Optimalisaties op het EZ tracé
Pagina 13
-
Combinatie met 150kV Zuid, waarbij huidige ligging 150kV zo veel als mogelijk
wordt gevolgd.
Deze tracés zijn op pagina 15 weergegeven.
Pagina 14
Figuur 5: Mogelijkheden alternatieve tracés
Pagina 15
5.3
A17- EZ– A59-Noord tracé
Het A17-EZ-A59-Noord tracé is een tracé dat bundelt met de A17 bij Halderberge. Bij
Standdaarbuiten is het zinvol zowel een tracé ten noorden als ten zuiden van deze kern te
beMER ren om hier een goede afweging te kunnen maken. Het tracé volgt tot aan de A16
het EZ tracé, waarbij optimalisatie bij de windparken onderzocht moet worden.
Vanaf de A16 bundelt het tracé met de A59. Het tracé passeert de Linie van den Hout aan
de zuidkant waarna het weer bundelt met de A59. Daarbij loopt het tracé gedeeltelijk
parallel met de buisleidingenstraat. Het tracé passeert het bedrijventerrein door zo dicht
als mogelijk langs de A59 te lopen. Voorbij Oosterhout bundelt het tracé met de
bestaande 380 kV verbinding. Daarbij blijft de nieuwe 380 kV verbinding aan de zuidwest
kant van de bestaande 380 kV verbinding.
Als mogelijk alternatief op dit tracé is de variant onderzocht waarin het EZ tracé langer
wordt gevolgd en vervolgens wordt gecombineerd met de bestaande 150 kV verbinding
tussen Geertruidenberg en Breda. Van dit alternatieve tracé zijn ook op hoofdlijnen de
effecten weergegeven.
5.4
5.4.1
Amertracé
Inleiding
Het Amertracé is een optimalisatie op het door EZ onderzochte noordelijk tracé.
Uitgangspunt bij dit tracé is dat de nieuw aan te leggen Zuidwest 380 kV verbinding ten
zuiden blijft van de bestaande 380 kV verbinding , zodat er geen kruisingen hoeven plaats
te vinden met de bestaande 380 kV verbinding. Dit is te bereiken door de bestaande 380
kV verbinding op de locatie van de huidige 150 kV verbinding te realiseren en op de plaats
van de huidige 380 kV verbinding de nieuwe 380 kV verbinding aan te leggen. De
bestaande 150 kV verbinding kan zowel gecombineerd worden in de bestaande 380 kV
verbinding of in de nieuw te realiseren verbinding (zie tekeningen).
Het tracé wijkt vanaf Roosendaal af van het voorgenomen EZ tracé. Vanaf Roosendaal
bundelt het Amertracé met de A17. Op het punt waar de bestaande 380 kV naast de A17
bundelt, wordt het traject uitgewisseld: de bestaande 380 kV wordt ten westen van de
buisleidingenstraat gerealiseerd en de nieuwe 380kV verbinding ten oosten van de
buisleidingenstraat en ten westen van de A17.
Voor Geertruidenberg buigt het tracé af naar het zuiden. Vanaf dat m oment loopt de
nieuwe 380 kV verbinding ten westen van de bestaande 380 kV verbinding tot aan Tilburg.
Figuur 6: Passage Geertruidenberg
Pagina 16
Als mogelijk alternatief tracé is een variant onderzocht waarin ter hoogte van
Zevenbergschen Hoek de A16 wordt gevolgd en vervolgens de A59 om in het oosten weer
aan te sluiten bij het Amertracé. Van dit alternatief tracé zijn op hoofdlijnen de effecten
weergegeven.
5.4.2
Uitwerking van een noordelijk tracé zonder kruisingen
In deze verkenning is onderzocht of het mogelijk is een noordelijk tracé te ontwikkelen
zonder daarbij de huidige 380 kV verbinding te kruisen.
In onderstaande afbeelding is weergegeven hoe dit mogelijk is.
Pagina 17
5.5
Optimalisaties op het EZ-tracé
In de werksessies is naast de ontwikkeling van nieuwe tracés ook onderzocht of er
mogelijkheden zijn het EZ tracé te optimaliseren.
Er zijn op vijf trajecten optimalisaties mogelijk:
1. Optimalisatie Halderberge
2. Optimalisatie windmolenparken
3. Optimalisatie Oosterhout Zuid
4. Optimalisatie Dongen
5. Optimalisatie Tilburg
De effecten van deze deeltracés worden per optimalisatie beschreven.
Pagina 18
Figuur 7: Alternatieve tracés
A17-EZ-A59-Noord tracé
Pagina 19
Optimalisaties EZ tracé
Pagina 20
Amertracé
Pagina 21
6
6.1
6.1.1
Afweging
Afwegingscriteria
Inleiding
Bij het ontwikkelen van de alternatieven is gebruik gemaakt van de traceringsprincipes
zoals verwoord in Hoofdstuk 1. Op basis van de traceringsprincipes zijn de volgende
criteria geformuleerd:
- Natuur
- Landschap en bundelen of combineren (1)
- Gevoelige bestemming
- Afstand tot woonkernen
- Technische complexiteit en kosten (2)
(1) Door de invulling van het criterium Landschap en het criterium Bundelen en
combineren zijn beide criteria in deze verkenning samengevoegd.
(2) Er is een grote relatie tussen de technische complexiteit en de kosten van een tracé. In
deze verkenning zijn beiden in één criterium verwerkt.
6.1.2
Natuur
In het criterium Natuur worden de alternatieve tracés beoordeeld op de doorsnijding van
een tracé met Natura 2000 gebieden en EHS (Ecologische Hoofdstructuur).Het gebied
kenmerkt zich in het westen bij Bergen op Zoom door de Brabantse wal, verder oostwaarts
door het open landschap, de rivier de Mark en aan de oostzijde van Oosterhout en Tilburg
door een aantal bosgebieden.
Natura 2000
In de regio van Zuidwest 380 kV zijn natura 2000 gebieden aanwezig.
Pagina 22
Figuur 8 Natura 2000 gebieden
Het gaat om de volgende Natura 2000 gebieden:
1. 128 Brabantse Wal
2. 129 Ulvenhoutse Bos
3. 130 Langstraat
4. 131 Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen
5. 134 Regte Heide & Riels Laag
In deze verkenning naar alternatieve tracés wordt specifiek gekeken naar mogelijkheden
tussen Roosendaal en Tilburg. De beschreven tracés doorsnijden in dit gebied geen Natura
2000 gebieden. Natura 2000 is niet onderscheidend in deze verkenning.
Wel zal de 380 kV verbinding bij Roosendaal het Natura 2000 gebied de Brabantse Wal
doorkruisen. Dit is echter het geval voor alle tracés.
EHS gebieden
In de regio zijn meerdere EHS gebieden te vinden (zie figuur 9).
Pagina 23
Figuur 9: Overzichtskaart EHS-gebieden inclusief prioritering
Het gaat onder andere om de volgende gebieden:
1. Gastels Laag (grondwatergebonden systeem)
2. Kelsdonk (cultuurhistorisch, percelering)
3. Haagse Beemden (grondwatergebonden systeem)
4. Groene Schakel (recreatief)
5. Liesbos (recreatief, cultuurhistorische parel, grondwatergebonden systeem)
6. Weimeren (weidevogelgebied)
7. Rooskensdonk (weidevogelgebied, ganzenopvangterrein)
8. Bergboezem (recreatief)
9. Haagse Beemdenbos (recreatief)
10. Spinolaschans (recreatief)
11. Vuchtpolder (weidevogelgebied)
12. Boswachterij Dorst (recreatief)
13. Zonzeel (weidevogelgebied, ganzenopvangterrein)
14. Binnenpolder van Terheijden / Linies (grondwatergebonden systeem, linies
cultuurhistorische waarde).
De functies en waarde van de verschillende gebieden zoals hierboven aangegeven zijn
door het Staatsbosbeheer gegeven. Het Staatsbosbeheer Halderberge - Tilburg heeft ook
een kwalificering aan de kaart gegeven:
- Rood:
geen medewerking indien tracé het gebied doorkruist
- Rood geblokt: medewerking onder strikte voorwaarden
Pagina 24
-
Turquoise:
zo weinig mogelijk doorsnijdingen
Met bovenstaande kwalificering kan aangegeven worden welke gebieden een tracé
doorkruist en hoeveel meter. Ten aanzien van de aansluiting met Noord Tilburg is EHS niet
onderscheidend. Bij Noord Tilburg doorkruisen alle tracés hetzelfde EHS gebied met
dezelfde lengte.
Figuur 10: EHS gebied Noord Tilburg
6.1.3
Landschap
Voor het criterium landschap zijn voor deze verkenning de bepalende elementen:
- Zorgt het tracé voor nieuwe doorsnijding of
- Combineert het tracé met bestaande hoogspanningsverbindingen of
- Bundelt het tracé met bestaande hoogspanningsverbindingen of
- Bundelt het tracé met overige infrastructuur (zoals snelwegen).
Om dit criterium te objectiveren wordt het aantal kilometers dat een tracé combineert,
bundelt of zorgt voor nieuwe doorsnijding gemeten. Dit geeft op hoofdlijnen (maar
beperkt!) weer wat het effect van het tracé is op landschap. Deze invulling van het
criterium landschap betekent dat het gelijk is aan het criterium ‘combineren en bundelen’.
Met bovenstaande wordt verondersteld dat als een tracé combineert of bundelt met een
hoogspanningsverbinding of andere infrastructuur de verstoring op het landschap beperkt
is ten opzichte van een nieuwe doorsnijding.
Pagina 25
Wel moet daarbij opgemerkt worden dat bij bundelen met andere
hoogspanningsverbindingen het tracé en de doorsnijding verbreed wordt ten opzichte van
de huidige situatie.
Daarnaast moet opgemerkt worden dat bij bundeling met een snelweg er geen nieuwe
doorsnijding is, maar het effect van een snelweg op het landschap en een snelweg +
hoogspanningsverbinding op het landschap toch anders zijn.
Ook bij dit criterium wordt gemeten vanaf Roosendaal tot aan Tilburg.
6.1.4
Gevoelige bestemmingen
Bij het criterium gevoelige bestemmingen is onderzocht hoeveel gevoelige bestemmingen
het nieuwe tracé.
Hierbij is een magneetveldzone aangehouden van in totaal 160 meter (80 meter aan
weerszijde van het hart van de lijn). Deze maat is van toepassing bij een wintrack mast
waarbij een 380 kV verbinding en een 150 kV verbinding zijn gecombineerd. Dit is bij de
onderzochte tracés het geval.
Ten aanzien van de definitieve van gevoelige bestemmingen wordt aa ngesloten bij de
concept-MER:
“Het voorzorgsprincipe met betrekking tot de magneetveldzone en gevoelige
bestemmingen wordt in acht genomen bij het uitwerken van de tracéalternatieven voor
ZW380. Bij de tracering wordt geprobeerd zoveel mogelijk te voorkomen dat er nieuwe
situaties ontstaan met gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone. Wat zijn
gevoelige bestemmingen?
 WEL: Woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met de daarbij
behorende tuinen/erven met een verblijfsfunctie.
 NIET12: Sportvelden, speeltuinen, zwembaden, parken, hotels, campings etc.”
6.1.5
Afstand tot woonkernen
Om aan het criterium woonkernen invulling te geven is gekeken naar het zoekgebied dat is
weergegeven in de startnotitie. Daarin zijn witte vlekken opgenomen als het om
woonkernen gaat. Er is gekeken naar de minimale afstanden van het tracé tot de
woonkern (zoals opgenomen in de startnotitie).
6.1.6
Technische complexiteit
Voor wat betreft de technische complexiteit wordt gekeken naar de volgende aspecten:
- Bouwfasering
- Combineren met 150 kV
- Passage buisleidingen
Pagina 26
6.2
Relatie tot de methodiek in het MER
De bovenstaande criteria vormen een beperkt onderdeel van het MER. Het MER kent een
uitgebreider en gedetailleerder effectbeschrijving. In bijlage 3 zijn de criteria opgenomen
die voor wat betreft de Zuidwest 380 kV Verbinding worden gehanteerd.
6.3
6.3.1
EZ tracé
Natuur
Het EZ tracé is een tracé dat EHS gebieden doorkruist. Het EZ tracé doorkruist EHS
gebieden met de door Staatsbosbeheer alle drie de gegeven kwalificaties.
Om het effect op EHS zo objectief mogelijk weer te geven is gekeken naar het aantal
kilometers nieuwe doorkruising.
Kwalificatie
Rood
Rood geblokt
Turquoise
Totaal (circa)
6.3.2
Gebieden
6,8 km (gebied 6 t/m 10) + 1,6 km (gebied 12)
0,6 km (gebied 1) + 0,6 km (gebied 3)
0,5 km + 2,0 km
Landschap
Het EZ tracé in cijfers
Combinatietracé:
Bundelen met hoogspanningsverbinding:
Bundelen met snelweg:
Nieuwe doorsnijding:
6.3.3
Afstand
13,6 km
1,2 km
2,5 km
17,3 km
47 km (combineren met 150 kV Zuid)
47 km
Gevoelige bestemmingen
Het aantal gevoelige bestemmingen onder de nieuwe 380 kV verbinding worden op de
projectsite op circa 14 geraamd. In de MER rapportage is uitgegaan van 20 gevoelige
bestemmingen.
6.3.4
Afstand tot woonkernen
Minimale afstand tot woonkernen:
- Oudenbosch:
430 meter
- Standdaarbuiten:
650 meter
- Breda noordwest: 430 meter
Pagina 27
-
6.3.5
Oosterhout:
100 meter
Technische complexiteit
Aangezien dit tracé het principe van bundelen niet toepast, is dit het gemakkelijkst
uitvoerbare tracé. Bij dit tracé dienen geen bestaande hoogspanningsmast afgebroken te
worden en te vervangen door nieuwe Wintrack masten. Ook blijft de
bevoorradingszekerheid te allen tijde gegarandeerd.
6.4
6.4.1
Amertracé
Natuur
Het Amertracé is het tracé waarbij de huidige 150 kV verbinding en 380 kV verbinding
worden gecombineerd en op de bestaande 380 kV tracé de nieuwe Zuidwest 380 kV
verbinding wordt gerealiseerd. Kort gezegd houdt dit in dat tot Geertruidenberg er geen
nieuwe doorsnijding met EHS in vergelijking met de huidige situatie plaatsvindt. Vanaf
Geertruidenberg zal het nieuwe 380 Tracé gebundeld worden met de bestaande 380 kV
verbinding (ring). In dit gebied zijn met uitzondering van Noord Tilburg geen EHS
gebieden.
Het Amertracé doorkruist, net als in de huidige situatie, een aantal kleine stroken van EHS
gebieden. Dit zijn gebieden waaraan Staatsbosbeheer de kwalificatie ‘zo weinig mogelijk
doorsnijdingen’ heeft gegeven. Dit is de lichtste kwalificatie. Het Amertracé doorsnijdt
niet het EHS gebied Zonzeel (nr. 13).
Kwalificatie
Rood
Rood geblokt
Turquoise
Totaal (circa)
Gebieden
0,1 km + 0,1 km
Afstand
0,2 km
0,2 km
Concluderend kan gesteld worden dat het Amertracé in vergelijking met de andere tracés
het minste effect heeft op de Natura 2000 en EHS gebieden.
6.4.2
Landschap
Het Amertracé in cijfers
Combinatietracé:
32 km
Bundelen met hoogspanningsverbinding: 19 km
Bundelen met snelweg:
Nieuwe doorsnijding:
2 km (passage Noordergat)
6.4.3
Gevoelige bestemmingen
Het aantal gevoelige bestemmingen is circa meer dan 50.
Pagina 28
Het hogere aantal gevoelige bestemmingen ten opzichte van het EZ tracé wordt
veroorzaakt aan de oostkant van het studiegebied. Tussen Geertruidenberg en Tilburg
komen er circa 22 nieuwe gevoelige bestemmingen bij. Daarnaast zijn er clusters van
gevoelige bestemmingen bij de Oudendijk en de Blauwe Sluis.
Bij dit tracé moet opgemerkt worden dat voor het gedeelte tussen Roosendaal en
Geertruidenberg de gevoelige bestemmingen voor een aanzienlijk deel al bestaan de
gevoelige bestemmingen zijn. Deze gevoelige bestemmingen liggen op dit moment in de
magneetveldzone van of de bestaande 380 kV verbinding of de bestaande 150 kV
verbinding.
Figuur 11: Gevoelige bestemmingen Blauwe Sluis
Figuur 12: Gevoelige bestemmingen nabij knooppunt Noordhoek
Pagina 29
6.4.4
Afstand tot woonkernen
Minimale afstanden:
- Standdaarbuiten:
370 meter (bestaand)
- Noordhoek:
350 meter (bestaand)
- Zevenbergen:
900 meter (bestaand)
* Vooralsnog blijft bij dit tracé de bestaande 150 kV in Breda gehandhaafd. De 150 kV
verbinding loopt door het woongebied Haagse Beemden (0 meter).
6.4.5
Technische complexiteit
Bij dit tracé wordt ter hoogte van Halderberge gecombineerd met de bestaande 150kV
hoogspanningsverbinding tussen Roosendaal en Geertruiden berg-Zuid. Combineren is
zoals hierboven vermeld technisch complex. Deze 150kV verbinding kruist de 380kV
verbinding tussen Borssele en Geertruidenberg ter hoogte van de Pietseweg en de
Leidingenstraat Noord.
Het is niet wenselijk dat de nieuwe 380kV verbinding Zuid-West de 380kV verbinding
tussen Borssele en Geertruidenberg kruist. Een incident op deze kruising zou immers
kunnen leiden tot een nationale black-out met internationale gevolgen.
Om deze kruising te vermijden dient de bestaande 380kV verbinding tussen Borssele en
Geertruidenberg en de 150kV verbinding tussen Roosendaal en Geertruidenberg -Zuid
gecombineerd te worden (zie paragraaf 6.1). Dit kan enkel via een technisch complexe
procedure omdat op geen enkel moment noch de volledige 150kV verbind ing, noch de
380kV verbinding volledig buiten dienst genomen mogen worden. De 150kV verbinding is
immers aangesloten op de elektriciteitscentrale van Moerdijk. De 380kV verbinding is
aangesloten op de nucleaire centrale van Borssele.
Pas wanneer de bestaande 380kV verbinding en de 150kV verbinding gecombineerd zijn,
kan de bouw van de 380kV Zuid-West verbinding van start gaan. De voorbereidende
werken zijn technisch zeer complex maar uitvoerbaar.
6.4.6
Een mogelijk alternatief Amertracé
Een alternatief op het Amertracé is het zogenaamde snelwegentracé. Dit tracé is vanaf
Roosendaal tot aan Zevenbergschen Hoek en vanaf Geertruidenberg Zuid tot aan Tilburg
gelijk aan het Amertracé. In het tussenliggende gebied volgt dit tracé de A16 en
vervolgens de A59. Daarmee is dit gedeelte van het tracé gelijk aan het A17-EZ-A59 Noord
tracé.
Pagina 30
Effecten van het snelwegentracé
Natuur
Dit tracé doorsnijdt het EHS gebied Binnenpolder van Terheijden.
Kwalificatie
Rood
Rood geblokt
Turquoise
Totaal (circa)
Gebieden
1,7 km (gebied 14) + 0,1 km (gebied 14)
0,1 km + 0,1 km + 0,1 km (Wilhelminakanaal)
Afstand
1,8 km
0,3 km
2,1 km
Landschap
Combinatietracé:
20 km
Bundelen met hoogspanningsverbinding: 17 km
Bundelen met snelweg:
16,5 km
Nieuwe doorsnijding:
Gevoelige bestemmingen
Voor dit tracé is dit criterium minder gedetailleerd onderzocht. Wel bevat dit tracé grote
delen van wel onderzochte tracés. Daarom kan wel een goede inschatting gemaakt
worden van het totaal aantal gevoelige bestemmingen.
Voor wat betreft oostkant wordt verwezen naar paragraaf 6.5.3 van het A17 -EZ-A59-Noord
tracé. Daarnaast zijn er langs de A16 circa 5-7 gevoelige bestemmingen. Met de gevoelige
bestemmingen aan de westkant is de inschatting van het totaal aantal gevoelige
bestemmingen op circa 40-50.
Afstand tot woonkernen
Minimale afstanden:
- Standdaarbuiten:
- Noordhoek:
- Zevenbergschen Hoek
- Terheijden:
- Made:
- De Moer:
370 meter (bestaand)
350 meter (bestaand)
280 meter
480 meter
260 meter
300 meter (naast bestaand tracé)
Pagina 31
6.5
6.5.1
A17 – EZ – A59-Noord tracé
Natuur
A17-EZ-A59-Noord tracé
Het A17-EZ-A59 tracé is een nieuw tracé dat EHS gebieden doorkruist. Door het bundelen
met de A59 vermijdt dit tracé de EHS gebieden 6 t/m 10. Daarvoor in de plaats doorkruist
dit tracé onder andere de Binnenpolder van Terheijden inclusief Eendenkooi en de Linies.
Kwalificatie
Rood
Rood geblokt
Turquoise
Totaal (circa)
Gebieden
0,6 km (gebied 1) + 1,7 km (gebied 14) + 0,1 km
(gebied 14)
0,2 km + 0,2 km + 0,1 km (Wilhelminakanaal)
Afstand
2,4 km
0,5 km
2,9 km
A17-EZ met combinatie 150 kV en bundeling A59
Het tracé waarin het EZ tracé wordt gevolg en vervolgens wordt gecombineerd met de 150
kV Breda – Geertruidenberg en gebundeld met de A59.
Dit tracé vermijdt het EHS gebied ten zuiden van Oosterhout, vermijdt het EHS gebied
Binnenpolder van Terheijde (gebied 14) en vermijdt het gebied Boswachterij Dorst (gebied
12).
Kwalificatie
Rood
Rood geblokt
Turquoise
Totaal (circa)
6.5.2
Gebieden
6,8 km (gebied 6 t/m 10)
0,6 km (gebied 1) + 0,6 km (gebied 3)
0,5 km + 0,2 km
Afstand
6,8 km
1,2 km
0,7 km
8,7 km
Landschap
A17-EZ-A59 tracé
Combinatietracé:
Bundelen met hoogspanningsverbinding:
Bundelen met snelweg:
Nieuwe doorsnijding:
17 km
9,5 km
22 km
A17-EZ met combinatie 150 kV en bundeling A59
Combinatietracé:
5,5 km
Bundelen met hoogspanningsverbinding: 17 km
Bundelen met snelweg:
2,5 km
Nieuwe doorsnijding:
26,5 km
Pagina 32
6.5.3
Gevoelige bestemmingen
Het aantal gevoelige bestemmingen is circa 30-35.
Het hogere aantal gevoelige bestemmingen ten opzichte van het EZ tracé wordt met name
veroorzaakt aan de oostkant van het studiegebied. Tussen Geertruidenberg en Tilburg
komen er circa 22 nieuwe gevoelige bestemmingen bij.
Bij een westelijke ligging van de nieuwe 380 kV verbinding naast de bestaande 380 kV
verbinding (ring) leidt dat met name langs de Moersedreef tot veel nieuwe gevoelige
bestemmingen. Bij een oostelijke ligging zijn de nieuwe gevoelige bestemmingen meer
beperkt, maar dient er een kruising van twee 380 kV verbindingen plaats te vinden.
Bij de optie waarbij gecombineerd wordt met de 150 kV tussen Breda en Geertruidenberg
leidt dit tot enkele gevoelige bestemmingen. In deze optimalisatie kan echter de
bestaande 150 kV verbinding die door Den Hout loopt worden verwijderd. Hierdoor
verdwijnen een aantal bestaande gevoelige bestemmingen.
Figuur 13: Gevoelige bestemmingen aan de Moersedreef
Pagina 33
6.5.4
Afstand tot woonkernen
A17-EZ-A59 tracé
- Oudenbosch:
- Standdaarbuiten:
- Terheijden:
- Made:
- De Moer:
430 meter
650 meter
480 meter
260 meter
300 meter (naast bestaand tracé)
A17-EZ met combinatie 150 kV en bundeling A59
- Oudenbosch:
430 meter
- Standdaarbuiten:
650 meter
- Terheijden:
700 meter
- Den Hout:
480 meter
- De Moer:
300 meter (naast bestaande tracé)
6.5.5
Technische complexiteit
Hier wordt ter hoogte van Halderberge gebundeld met de bestaande 150kV
hoogspanningsverbinding. Bundelen is zoals hierboven vermeld technisch complex. Ten
noorden van Halderberge vervolgt het tracé van de nieuwe 380kV Zuid -West een andere
koers als het Amer-tracé, waarbij het technisch complexe huzarenstukje ter hoogte van de
Pietseweg vermeden wordt. Nadien wordt deze verbinding gecombineerd met de A59
snelweg en nadien met de 380kV verbinding tussen Geertruidenberg en Eindhoven Oost.
Zoals hierboven reeds vermeld, verhoogt het combineren de technische complexiteit niet.
6.6
6.6.1
EZ tracé met optimalisaties
Inleiding
In deze paragraaf worden de effecten per optimalisatie besproken. Het gaat om de
volgende optimalisaties op het EZ tracé:
- Optimalisatie Halderberge
- Optimalisatie windmolenparken
- Optimalisatie Oosterhout Zuid
- Optimalisatie Dongen
Bij de gepresenteerde kaarten is het EZ tracé aangegeven met een rode lijn en de
optimalisatie met een gele lijn.
Pagina 34
6.6.2
Optimalisatie Halderberge
Bij de gemeente Halderberge is geprobeerd het EZ tracé te optimaliseren zodat de nieuwe
380 kV verbinding op grotere afstand van de woonkern komt te liggen en zo veel als
mogelijk bundelt met bestaande infrastructuur ter voorkoming van een nieuwe
doorsnijding in het landschap.
Figuur 14: Optimalisatie Halderberge
In bovenstaande afbeelding is het geoptimaliseerde tracé te zien waarin of het tracé
bundelt met de A17 en net ten zuiden van Standdaarbuiten afbuigt of voorbij
Standdaarbuiten bundelt met de A17 en daarna afbuigt naar het oosten.
Effecten bij afbuiging ten zuiden van Standdaarbuiten
Pagina 35
-
-
Een bundeling met de A17 betekent geen doorsnijding van EHS gebied Gastels
Laag. Dit resulteert in 0,6 km minder doorsnijding EHS gebieden.
Voor wat betreft het criterium Landschap betekent de optimalisatie 5,5 km
bundeling en 1,6 km nieuwe doorsnijding (in plaats van 5,7 km nieuwe
doorsnijding bij het EZ tracé).
De afstand tot woonkernen (Oudenbosch) wordt met de optimalisatie vergroot tot
1,5 km. Bij het EZ tracé is de afstand tot Oudenbosch 430 meter.
Het aantal gevoelige bestemmingen neemt toe met circa 3 a 5 ten opzichte van het
EZ tracé.
Effecten bij afbuiging ten noorden van Standdaarbuiten
- Voor het criterium Natuur geldt ook voor deze optimalisatie dat het EHS gebied
Gastels Laag niet wordt doorsneden. Dit resulteert in 0,6 km minder doorsnijding
EHS gebieden.
- Deze optimalisatie betekent een 2 km langere bundeling met de A17.
- De afstand tot de woonkern tot Oudenbosch is het zelfde als bij de andere
optimalisatie. De afstand tot de woonkern Standdaarbuiten wordt daarentegen
verkleind tot circa 350 meter.
- Ten aanzien van de gevoelige bestemmingen leidt dit tracé tot circa 5 a 10 meer
gevoelige bestemmingen. Dit wordt met name veroorzaakt door de passage bij de
Oudendijk. Bij een nadere uitwerking van deze optimalisatie zou specifiek naar
deze passage gekeken moeten worden of verdere optimalisatie mogelijk is.
6.6.3
Optimalisatie Windmolens
Vanuit de gemeenten is de vraag gekomen te onderzoeken of het EZ tracé (al dan niet
gecombineerd met de A59) geoptimaliseerd zou kunnen worden, zodat er geen
doorsnijding van de windmolenparken plaatsvindt.
In het gebied zijn in totaal 5 windmolenparken van ieder 5 windturbines. Deze
windmolens zijn reeds gerealiseerd.
Mogelijkheden van noord naar zuid:
 Een gebogen noordelijk tracé;
 Het EZ tracé
 Badkuipvariant
Pagina 36
Figuur 15: Optimalisatiemogelijkheden windmolenpark
Criteria
 De criteria die zijn meegenomen:
 Aantal meter doorsnijding EHS (natuur)
 Aantal gevoelige bestemmingen
 Afstand tot woonkernen.
Ten aanzien van het criterium bundelen en of combineren zijn de mogelijke tracés in dit
deelgebied niet onderscheidend. Elk geoptimaliseerd tracé inclusief het EZ tracé leidt tot
een nieuwe doorsnijding en bundelt niet met overige infrastructu ur. Bij de badkuipvariant
zou aansluiting gezocht kunnen worden met de locatie van de bestaande 150 kV
verbinding. Dit betekent echter een nog langere route die dichter bij de woonkernen komt
te liggen. Eventueel zou nog gekeken kunnen worden naar het aantal meters nieuwe
doorsnijding. In dat geval zou de badkuipvariant enigszins negatiever zijn
vanwege het langere tracé.
Ten aanzien van de doorsnijding EHS is gekeken in het gebied lopend vanaf het punt waar
de tracés zich splitsen tot aan de A16.
N.B.1
De uitwerking van de criteria is niet op het niveau zoals in het MER wordt gehanteerd. In
een MER worden de tracés aan een veelvoud van criteria gedetailleerder getoetst.
N.B.2
Bij elk van de tracés moet nog specifiek de raakfrequentie en daarmee samenhangend de
faalkans van de verbinding doorgerekend worden. Dit kan mogelijk leiden tot aanpassing
van het tracé of aanpassing van de turbine(s). Bij de mogelijke alternatieven die hier zijn
gepresenteerd om de windmolenparken te passeren is uitgegaan van minim aal de afstand
tot de turbines zoals deze bij het EZ tracé zijn toegepast.
Pagina 37
Effecten
Gebogen noordelijk tracé:
 Natuur: circa 3 km doorsnijding EHS
 Gevoelige bestemmingen: circa 3 a 5
 Afstand tot woonkernen: Uitbreidingsgebied (wonen) Zevenbergen: circa 1 k m
 Overige effecten:
o Kruising met Mark
o Loopt voor een gedeelte parallel aan Mark
o Passeert bedrijventerrein Zwartenberg op circa 150 -160 meter.
EZ tracé
 Natuur: circa 3,5 km doorsnijding EHS
 Gevoelige bestemmingen: circa 0 a 1
 Afstand tot woonkernen: Uitbreidingsgebied (wonen) Zevenbergen: circa 1,8 km
 Overige effecten:
o Mogelijk conflict met een windmolen in een gepland windmolenpark.
Badkuipvariant:
 Natuur: circa 3,2 km doorsnijding EHS
 Gevoelige bestemmingen: circa 0 a 1
 Afstand tot woonkernen: Etten-Leur: circa 0,6 km.
Pagina 38
6.6.4
Optimalisatie Oosterhout Zuid
Hoewel de gemeente Oosterhout zich heeft uitgesproken tegen het EZ tracé te zijn, is
onderzocht of het EZ tracé ter hoogte van Oosterhout geoptimaliseerd zou kunnen
worden. Het belangrijkste negatieve effect van het EZ tracé is de zeer korte afstand tot de
woonkern van Oosterhout (Oosterheide).
Een optimalisatie van het EZ tracé is een zuidelijkere ligging van het tracé. Het
belangrijkste gevolg is een grotere afstand tot de woonkern. Een ander effect is mogelijk
een toename van gevoelige bestemmingen, gelegen aan de Bredaseweg.
Op 160 meter ten zuiden van het EZ tracé is een camping gevestigd (camping
Zonneweelde).
Figuur 16: Optimalisatie Oosterhout Zuid
Pagina 39
6.6.5
Optimalisatie Dongen Zuid
Bij de gemeente Dongen bestaat de wens om het tracé na het passeren van de
Dongenseweg eerder af te buigen naar het oosten richting Tilburg.
De effecten van deze optimalisatie zijn in termen van de criteria zeer beperkt. De
optimalisatie heeft geen effect op de doorsnijding EHS en Natura 2000, de gevoelige
bestemmingen en het landschap. Wel is er door deze optimalisatie meer afstand tot het
bedrijventerrein van Dongen.
Figuur 17 Optimalisatie Dongen Zuid
Pagina 40
6.6.6
Optimalisatie Tilburg
Bij de gemeente Tilburg bestaat de wens zo veel als mogelijk te bundelen met bestaande
hoogspanningsverbindingen of andere infrastructuur. Een mogelijke optimalisatie van het
EZ-tracé is om bij de aansluiting met het 380 kV station in Tilburg een gedeelte te
bundelen met de bestaande 380 kV Verbinding (zie figuur 18).
Effecten
- Voor wat betreft het criterium Natuur betekent zowel de optimalisatie als het EZ
tracé een doorsnijding van het EHS gebied. De optimalisatie betekent wel een
vermindering van 1,2 km doorsnijding van dit gebied (2,8 km versus 4 km van het
EZ tracé).
- Ten aanzien van het criterium Landschap betekent de bundeling met de bestaande
380 kV verbinding voor dat gedeelte geen nieuwe doorsnijding van het landschap.
Het EZ tracé zorgt op dit gedeelte voor 6,5 km nieuwe doorsnijding. De
optimalisatie betekent 2,4 km nieuwe doorsnijding en 4,6 km bundeling.
- De optimalisatie resulteert in 3 a 5 gevoelige bestemmingen meer dan het EZ
tracé.
- De optimalisatie heeft geen effect op de afstand tot woonkernen. Wel loopt de
geoptimaliseerde verbinding parallel met een hoogwaardig bedrijventerrein van de
gemeente Dongen.
Figuur 18: Optimalisatie Tilburg
Pagina 41
Pagina 42
6.7
Amertracé
Matrix
Amertracé met
A17-EZ-A59-
A17-EZ-150kV-
bundeling A16-
Noord
A59-Noord
EZ tracé
A59
Natuur
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Optimalisatie
Halderberge
windmolens
Oosterhout
Dongen
Tilburg
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
(tov EZ)
+/- 17,3 km
+/- 17, 3km
+/-17,3 km
+/- 1km
+/- 2,1 km
+/- 2, 9 km
+/- 8,7 km
+/- 17,3 km
+/- 16,7 km
+/- 16, 9 km
2 km
0-1 km
22 km
26,5 km
47 km
- 4,1 km
+ 0,1 km
(Aantal km
doorsnijding EHS)
Landschap /
- 5,5 km nieuwe
combineren-
doorsnijding
bundelen
Bundeling
Bundeling met
Bundeling
Geen
(nieuwe
met bestaand
bestaand 380 kV
met A59 en
bundeling
doorsnijding)
380 kV
of snelweg
bestaand 380
met bestaand 380
kV
kV
Gevoelige
+4,5 km bundeling
>50
40-50
30-35
30-35
14-20
+ 3-5
+ 2-3
+1
-
+5-7
Technische
Bundelen
Bundelen
Bundelen
Bundelen
Nieuw
Bundeling
-
-
-
Bundeling
complexiteit en
Buisleidingen
Buisleidingen
Buisleidingen Buisleidingen
kosten
(Oudenbosch)
Oosterhout
(Oosterhout)
bestemmingen
Afstand tot
woonkernen
tracé
Oosterhout
Pagina 43
Deel 1: Bestuurlijke selectie en
advies
7
Selectie van te be-MER-ren alternatieven/varianten
De vele mogelijkheden van tracés zijn in een sessie met de betrokken ambtenaren en
wethouders getrechterd tot een drietal alternatieve tracés. De volgende tracés zijn
afgevallen:
- Combinatie met 150 kV Zuid, waarbij het huidige tracé werd gevolgd. Dit tracé
resulteert bij de passage ten zuiden van Oudenbosch voor een grote hoeveelheid
gevoelige bestemmingen.
- Snelwegentracé (A17 – A16 – A59)
- Bundeling met A17 t/m Zevenbergen, daarna aansluiting met A59.
- Bundeling met A17 t/m Standdaarbuiten met een rechtstreekse koppeling naar de
A59. Dit tracé passeerde vlak langs een toekomstig uitbreidingsgebied (wonen) van
Zevenbergen en doorsneed een bestaand glastuinbouwgebied (met uitbreidin g).
Wel is een directe verbinding boven Standdaarbuiten naar de al dan niet
geoptimaliseerde EZ tracé meegenomen.
De volgende tracés zijn verder gespecificeerd ten behoeve van opname in het advies aan
de min van EZ:
- Amertracé
- A17-EZ-A59 tracé
- Optimalisaties EZ tracé
Daarbij is uiteindelijk besloten om het Amertracé niet meer bestuurlijk te bepleiten bij de
minister van EZ.
Pagina 44
A17-EZ-A59-Noord tracé
Pagina 45
Optimalisaties EZ tracé
Pagina 46
8
Conclusie
In een trechteringsproces in samenwerking met de betrokken gemeenten in Midden- en
West- Brabant en de provincie Noord-Brabant is het A17/EZ/A59/Noord tracé naar voren
gekomen als waardevol om in een aanvulling op het MER te onderzoeken en verv olgens te
betrekken in de keuze van het voorkeursalternatief.
Het tracé is technisch haalbaar, zij het op onderdelen technisch meer complex dan de
voorlopige voorkeursvariant. Het tracé bundelt bij Halderberge en in het oostelijke deel
met bestaande infrastructuur. Nieuwe doorsnijdingen van het landschap en EHS worden
daar dan vermeden. Natuur en landschap worden meer gespaard dan in het zuidelijke
tracé. Woonkernen komen op grotere afstand te liggen (behalve bij Made) dan in het
zuidelijke tracé. Op de gezamenlijk vastgestelde traceringsprincipes en
beoordelingscriteria, scoort het tracé daarmee op onderdelen beter dan het voorliggende
zuidelijke tracé.
Naast bovenstaand nieuw tracé bestaat ook een nadrukkelijke voorkeur om in het kader
van een zorgvuldige afweging een optimalisatie van het zuidelijk tracé, zoals aangegeven
in voorliggende rapportage, in de MER procedure mee te nemen.
Ten slotte bepleiten de gezamenlijke gemeentes een intensieve betrokkenheid bij de
opstelling van de aanvulling op het MER en bij het proces van besluitvorming over het
Voorkeursalternatief.
Pagina 47
Bijlage 1 Traceringsprincipes
Pagina 48
Pagina 49
Bijlage 2 Briefwisseling EZ
Brief Regio West-Brabant d.d. 26 januari 2015
Pagina 50
Pagina 51
Brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 februari 2015
Pagina 52
Pagina 53
Pagina 54
Bijlage 3 Beschrijving Rijkscoördinatieregeling
Fase
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Omschrijving
De initiatiefnemer maakt zijn plannen voor een bepaald energieproject
bekend aan de minister van EZ.
Indien het project niet past in het geldende bestemmingsplan, bereiden
de ministeries van EZ en IenM een ruimtelijk besluit voor in overleg met
de initiatiefnemer en de betrokken overheden. Daarvoor wordt vaak
een milieueffectrapport opgesteld.
Bureau Energieprojecten onderzoekt samen met de initiatiefnemer en
de betrokken overheden welke vergunningen en ontheffingen voor het
project nodig zijn.
De initiatiefnemer vraagt alle vergunningen en ontheffingen aan bij de
bevoegde overheden. De coördinerende minister spreekt met deze
overheden een gezamenlijke planning af.
De betrokken overheden maken in onderling overleg hun
ontwerpbesluiten. De ministers van EZ en IenM stellen, indien nodig,
ook een ontwerp-inpassingsplan op.
De ontwerpbesluiten liggen gebundeld ter inzage, samen met een
eventueel milieueffectrapport. In deze periode kan iedereen inspreken.
Vaak worden een of meer informatieavonden georganiseerd.
De overheden verwerken de adviezen en inspraak en maken hun
besluiten definitief.
De definitieve besluiten liggen weer gezamenlijk ter inzage.
Belanghebbenden kunnen tegen deze besluiten beroep instellen bij de
Raad van State.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uitspraak
op de beroepen. In geval van rijkscoördinatie mét een inpassingsplan
van het Rijk gebeurt dit in één uitspraak, binnen 6 maanden na het
einde van de beroepstermijn.
Pagina 55
Bijlage 4 Te onderzoeken aspecten in de MER
Pagina 56