Test interactievaardigheden kinderopvang

TEST Pedagogische
vaardigheden:
ALLE LEEFTIJDEN
Welke
voorkeur
heb jij?
Pm’ers maken in de omgang met de kinderen in
hun groep gebruik van verschillende pedagogische vaardigheden. Wat zijn jouw voorkeursvaardigheden en wat breng je de kinderen vanuit deze vaardigheden? Ontdek het in deze test.
TEKST MARLEEN KERSTENS
16 KINDEROPVANG | MAART 2015
Op deze pagina’s staan
zes situaties die op
jouw groep kunnen
voorkomen. Kies voor
iedere situatie de
reactie die het beste bij
je past. Omcirkel de
bijbehorende letter.
1
Je werkt in de groep met het thema 'Dieren op de boerderij'. Je leest een
verhaal voor over een lammetje dat op iedere bladzijde een ander boerderijdier tegenkomt. Peuter Elmar staart met open mond naar de plaatjes.
Mare en Casper zijn telkens even betrokken, maar dwalen regelmatig af.
Hoe zorg je ervoor dat alle peuters betrokken blijven bij het verhaal?
A) Ik laat Casper en Mare dichtbij mij zitten. Zo voelen ze meer dat ze erbij horen.
B) Ieder is op zijn of haar eigen manier betrokken. Zolang Elmar er geen last van
heeft, is het prima dat Mare en Casper soms even wegdwalen en dan weer
terugkomen.
C) Ik vertel Mare en Casper dat ik zie dat ze steeds even weggaan en dan terugkomen. Ik laat ze weten dat ik het fijn vind dat ze naar het verhaal willen
luisteren en dat ik graag wil dat ze rustig blijven zitten zodat ze het verhaal
goed kunnen horen.
D) Ik vraag Mare en Casper om rustig te blijven zitten. Na het boekje kunnen ze
weer spelen.
E) Ik zorg ervoor dat ik het verhaal zo voorlees, dat Mare en Casper nog meer
betrokken blijven. Ik kan ze bijvoorbeeld de bladzijden laten omslaan en het
geluid van het boerderijdier laten nadoen dat op die bladzijde staat. Zo help
ik Mare en Casper de aandacht bij het verhaal te houden.
F) Ik laat de kinderen om de beurt het boerderijdier nadoen dat op de bladzijde
staat. Ik vraag van de kinderen om bij ieder dier goed naar elkaar te kijken en
luisteren. Zo zijn de kinderen betrokken bij het verhaal en elkaar.
houdt
blaas. Hij
n
e
ll
e
b
n
t en hij
met ee
erin blijf
p
lt buiten
e
so
e
p
e
sp
e
r
z
a
3 ja
t blazen
at het
hij bij he
Jordy van
recht zod
t
a
e
d
d
t
n
e
ie
o
z
men
r vold
tje. Je
ijkt. Er ko
het ringe
de houde
ertijd in
houder k
p
jk
li
so
e
p
g
e
e
te
z
blaast
naar de
huin oog
met een sc
oe jij?
tbij
en. Wat d
jf ik dich
geen bell
t zo is, bli
a
d
m,
ls
h
A
t
.
s
naa e
heeft
ij plezier
rt, kniel ik
h
e
f
e
o
tr
t
s
h
u
ic
fr
rdy
n gez
.
Als het Jo
k naar zij
hulp aan
in zijn
ig heeft.
A) Ik kij
d
o
n
em mijn
h
e
d
m
houden
ie
t
ij
b
jf
h
li
n
ls
b
e
a
r
n
e
ie
z
e
h
voor
le
p
m
ij
he
of h
rdy frusarm om
te kijken
Als het Jo
.
m
n
o
e
t
sla mijn
o
.
h
d
ic
n gez
iets te
n blazen
hoef ik n
k naar zij
zou wille
n
a
n
e
d
,
ll
ee
e
is
m
b
o
t
B) Ik kij
z
ag de
lt nie
. Als dat
n. Het va
oe hij gra
e
h
z
la
activiteit
m
e
b
t
h
il
en w
n vraag ik
blazen.’
at je bell
treert, da
tegelijk te
: ‘Ik zie d
n
y
e
rd
n
zetten.
e
Jo
d
n
u
g tege
rond kan
p te ho
g
to
e
h
d
c
p
re
o
C) Ik ze
s
omen er
blaas
llenblaa
laas en k
de bellen
b
ij
n
e
h
om de be
ll
t
e
a
b
d
rdy
p de
g tegen Jo
richten o
.
D) Ik ze
andacht
a
n
ij
voor hem
z
ij
h
oefening
e
g
Dan kan
ti
ij
h
h
c
t
d da
n pra
en.
knap vin
, is dit ee
vast bell
het heel
zier heeft
ik
le
t
p
a
d
y
n
rd
g Jo
wete
E) Zolan
activiteit
en.
zen. Dan
m na de
e
h
t
an houd
a
k
la
p
bellenbla
n
to
Ik
e
h
c
m
o
re
k
l
m te
tig is om
blaas a
ters uit o
t best las
u
e
e
de bellen
h
p
t
a
re
d
e
e
nd
met z
zen. De
dig ook a
en te bla
spreek ik
ll
e
e
b
b
n
F) Ik no
e
jk
li
n
oe ze
tege
e belle
uden en
ar leren h
o
a
h
blazen w
lk
e
te
t
n
s
a
a
v
n en
blaas v
aar kijke
de bellen
en bij elk
n
n
u
k
n
kindere
zen.
bellen bla
2
KINDEROPVANG | MAART 2015
17
3
Milan van 10 maan
den ligt op de
commode. Hij lacht
bij het verschonen
van zijn luier. Mila
n reikt naar de
doos met billendoek
jes, maar kan er
liggend net niet bij.
Je zegt:
A) ‘Kijk, hier is ee
n doekje. Dat is fijn
,
zo kun je lekker vo
elen en spelen.’
B) ‘Hier is de doos
. Kijk maar eens wa
t
je kunt doen met de
doekjesdoos.
Dan ga ik je een sc
hone luier geven.’
C) ‘Jij wilt de billen
doekjes pakken, zie
ik.
Je handen kunnen
er bijna bij.’
D) ‘Ik geef je een do
ekje. Daarna pak ik
ook
een doekje, want da
armee kan ik je fijn
schoonmaken.’
E) ‘Toe maar, pak
ze maar.’ Ik zorg er
voor dat
hij vanuit zijn eigen
beweging de doek
jes
kan pakken.
F) ‘Ik pak de doos
voor je, dan kun jij
er een
doekje uithalen. Pa
k maar, dan houd ik
de
doos vast. Dat doen
we fijn samen.’
4
Je maakt fruit klaar als je achter je ineens veel lawaai hoort. Er
liggen puzzels op de grond. Je ziet dat Mara van 1,5 jaar lachend
nog een puzzel uit de kast op de grond laat vallen. Hoe reageer jij?
A) Ik kniel bij Mara neer en zeg rustig: ‘O, wat zie ik? Nu liggen er heel
veel puzzelstukjes op de grond.’ Ik ben benieuwd wat Mara nu gaat
doen.
B) Ik begrijp dat Mara het heel interessant vindt om te zien en te horen
wat er gebeurt als je speelgoed laat vallen. Ik geef haar iets waarmee
ze het laten vallen kan oefenen.
C) Ik zeg: ‘Boem, daar vallen de stukjes op de grond. Dat vind jij wel
leuk hè, Mara. Maar al die stukjes bij elkaar vind ik een beetje een
rommeltje.’
D) Ik zeg: ‘Mara, we gaan zo aan tafel. Nu moeten we eerst alle puzzels
maken en in de kast doen.’
E) Ik geef Mara verschillende materialen om haar te laten ontdekken hoe
iets valt. Een veertje valt bijvoorbeeld heel anders dan een tennisbal.
F) Ik leg samen met Mara de puzzelstukjes op tafel en nodig de andere
kinderen uit om samen de puzzels te maken. Daarna laat ik de kinderen de grootste puzzels met z’n tweeën naar de kast brengen.
l. Het gaat heel
n buiten met de ba
ele
sp
e
ett
M
en
s de bal wegrolt
De peuters Tobias
llen van plezier al
gi
l,
ba
de
en
teg
de bal. Hij is
fijn. Ze schoppen
Plots pakt Tobias
n.
aa
er
ht
ac
er
we
er met de bal
en rennen er dan
. Mette wil ook we
ten
la
te
s
lo
l
ba
halen.
niet van plan de
en van Tobias te
rt hem uit de arm
ee
ob
pr
en
n
ele
sp
reageer jij?
Op welke manier
e
heen en zeg: 'Julli
ijn armen om ze
m
sla
n,
.
te
jk
zit
ili
te
oe
s best m
as en Met
en spelen is som
A) Ik ga bij Tobi
bal hebben. Sam
de
g
aa
gr
i
be
le
willen al
bal bij pakken?'
?.... en wat wil jij
Zal ik er nog een
et de bal, Tobias
m
en
do
g
aa
gr
wil je nu
laten komen.
B) Ik vraag: 'Wat
t een oplossing te
to
lf
ze
na
ar
da
r ze
veel plezier.
Mette?' en probee
llen. Jullie hadden
ba
et
vo
en
m
sa
t
jullie ne
ook mee spelen'.
C) Ik zeg: 'Ik zag
l
vast. Mette wil er
l
ba
de
as
hier met deze ba
bi
To
t
Nu heef
bal spelen. Als jij
de
et
m
.'
i
te
be
et
le
M
,
al
e willen
bal spelen
D) Ik vertel: 'Julli
ze plek met deze
de
op
jij
.
n
en
ku
do
n
as. Da
de bal te
gaat spelen, Tobi
de spelletjes met
uit om verschillen
en
er
tere bal nodig
nd
ch
ki
za
de
of
g
E) Ik nodi
een kleinere
ist
ju
we
n.
or
vo
ar
t wa
even te gebruike
Ik kies een spel ui
vast heeft niet ho
as
bi
To
e
di
l
ba
z'n
de
we met
hebben, zodat we
etballen. Zullen
t zo fijn samen vo
ne
e
lli
ju
g
za
'Ik
F) Ik zeg:
l spelen?'
drieën met de ba
5
18 KINDEROPVANG | MAART 2015
Uitslag
6
el en reikt
Pelle van 9 maanden zit in een kindersto
er net niet
kan
Hij
ligt.
tafel
op
dat
naar een speeltje
e op tafel
hapj
fruit
een
zet
,
zitten
bij. Je komt bij hem
an
bana
heb
‘Ik
.
zicht
zijn
uit
en legt het speeltje
e’.
hapj
een
hier
,
Pelle
Kijk,
.
aakt
voor je klaargem
lgens
vervo
slaat
en
weg
htje
gezic
Pelle draait zijn
r voor
tegen het lepeltje. Pelle was er nog niet klaa
jij?
zeg
Wat
om te gaan eten.
maar jouw buik wil
A) ‘Ja, ik weet dat je graag wilt spelen,
aakt, zodat je
gem
je
voor
rs
vol zijn. Ik heb iets lekke
een lekkere
wat
eens
Kijk
n.
straks weer fijn kunt spele
banaan’.
met het speeltje
B) ‘Je wilt nog geen hapje. Jij wilt vast eerst
.’
weer
ltje
spee
spelen. Kijk, hier is het
hand komt tegen de
C) ‘Ik zie dat je je gezicht wegdraait. Je
hebt in je banaan.’
zin
geen
nog
je
lepel aan. Ik denk dat
je het speeltje.’
mag
na
daar
an,
D) ‘Kom Pelle. Eerst je bana
en, Pelle? Ja,
pakk
lepel
de
je
Wil
E) ‘Jij wilt zelf bezig zijn.
an.’
bana
je
doe de lepel maar in
wel? Jullie gaan
F) ‘Kijk Pelle, Farah eet ook fruit. Zie je
.’
allebei lekker fruit eten
Welke letter heb jij het meest omcirkeld? Met
deze test zie je vanuit welke interactievaardigheid jij het meeste handelt. Misschien gebruik
je wel meerdere interactievaardigheden bij je
werk. Kijk eens samen met je leidinggevende
welke interactievaardigheid bij jou meer aandacht zou mogen krijgen.
A. Je voelt en leeft met de kinderen mee. Met
jouw warme, begripvolle houding bied jij
de meeste kinderen een gevoel van emotionele veiligheid. De voorkeursvaardigheid
die het beste bij jou past is Sensitieve responsiviteit.
B. Je houdt rekening met de eigenheid van de
kinderen. Je stemt activiteiten en planning
zoveel mogelijk af op de wensen en voorkeuren van de kinderen. De voorkeursvaardigheid die het beste bij jou past is
Respect voor Autonomie.
C. Je geeft de kinderen graag uitleg en informatie over wat jullie zien, horen, voelen en
doen. Je vertelt en benoemt veel, waardoor
de kinderen je steeds beter leren begrijpen
en uitgebreide informatie krijgen over alles
wat erom hen heen gebeurt. De voorkeurvaardigheid die het beste bij jou past is
Praten & Uitleggen.
HOE GEBRUIK JE DEZE TEST?
Gebruik de test om te zien welke interactievaardigheden jij minder inzet op de groep en
overleg met je leidinggevende welke vaardigheden bij jou nog getraind kunnen worden.
Op 29 mei kun je deelnemen aan Bootcamp
Interactievaardigheden, waar je twee tot vier
interactievaardigheden gaat trainen. Zie
www.kinderopvangcongressen.nl/bootcamp
D. Je neemt de kinderen mee in het ritme en
de structuur van de dag. Kinderen weten
bij jou wat ze gaan doen en wat er van hen
verwacht wordt. De voorkeursvaardigheid
die het beste bij jou past is Structuur en
Continuïteit.
E. Je vindt het belangrijk dat de kinderen op
het dagverblijf begeleid en gestimuleerd
worden in hun ontwikkeling. Je nodigt de
kinderen uit telkens een stapje te zetten.
De voorkeursvaardigheid die het beste bij
jou past is Ontwikkelingsstimulering.
F. Je gebruikt de groepssituatie om kinderen
te begeleiden in hun sociale vaardigheden.
Je stimuleert en begeleidt de kinderen om
positieve relaties aan te gaan. De voorkeursvaardigheid die het beste bij jou past
is Begeleiden van Interacties.
MARLEEN KERSTENS IS PEDAGOOG EN HEEFT KIOPPE
BEWUSTE KINDEROPVANG OPGERICHT.
KINDEROPVANG | MAART 2015
19