LES 10 1.Wie regeerden in het twee-stammenrijk Juda? 1.Het nageslacht van David. 2.Wat was de hoofdstad van Juda? 2.Jeruzalem, de stad waar de tempel van de HEERE stond. 3.Hoe ging het met het twee-stammenrijk? 3.Dat heeft een aantal goede en vrome koningen gekend: Asa, Josafat, Hizkia, Josia. 4.Waarom 'een aantal'? Waren niet alle koningen van Juda vroom? 4.Nee. Ook in Juda werd veel zonde gevonden. 5.Wat deed de HEERE daaraan? 5.Hij zond profeten om het volk te waarschuwen en tot bekering op te roepen. 6.Kun je de naam noemen van zo'n profeet? 6.Jesaja. 7.Luisterde Juda naar Gods profeten? 7.Nee. Het bekeerde zich niet. 8.Wat heeft God toen gedaan? 8.Hij heeft de koning van Babel laten komen met zijn legers. 9.Waar liep dat op uit? 9.Op de inname en verwoesting van Jeruzalem. 10.Wat gebeurde er met de bevolking? 10.Die werd in ballingschap naar Babel gevoerd. 11.Welke profeet trad in deze tijd op in Jeruzalem? 11.Jeremia. 12.Ken je ook profeten uit de ballingschap? 12.Ezechiël en Daniël. 13.Wat was het karakter van de ballingschap? 13.Het was voltrekking van de straf van Gods verbond. God had het Israël ook aangekondigd dat op ongehoorzaamheid Zijn straf zou volgen. 14.Wat leren we dus uit de ballingschap? 14.Dat God niet met Zich spelen laat. Niemand kan ongestraft raak leven. Ook de kerk niet. 15.Is Juda altijd in Babel gebleven? 15.Nee, de HEERE heeft een rest weer teruggebracht naar Juda en Jeruzalem. 16.Wie hadden de leiding bij die terugkeer? 16.De hogepriester Jozua en Zerubbabel, een nakomeling van David. 17.Ken je ook profeten uit die tijd? 17.Haggai en Zacharia. 18.Waar was toen het wachten op? 18.Op de komst van de Christus.
© Copyright 2024 ExpyDoc