leven en sterven van jezus - een geur van hoger honing

LES 12
1.Welk werk deed Christus?
1.Allereerst preken. Daarnaast deed Hij veel wonderen.
2.Wat voor wonderen bijvoorbeeld?
2.Zieken genezen en zelfs doden opwekken.
3.Wat vonden de mensen in Israël ervan?
3.Ze vonden Zijn wonderen geweldig, en liepen Hem na.
4.Geloofden ze ook in Hem?
4.Niet echt. Zijn wonderen vonden ze mooi, maar Zijn Woord
hoefden ze niet.
5.Wanneer bleek dat heel duidelijk?
5.Aan het eind van Zijn leven.
6.Wat gebeurde er toen dan?
6.Toen liet iedereen Hem in de steek en keerde zich tegen Hem.
7.Wie waren er altijd bij de Here Jezus?
7.Zijn discipelen.
8.Hoeveel waren dat er?
8.Twaalf.
9.Waarom twaalf?
9.Omdat Israël ook uit twaalf stammen bestond.
10.Noem eens een paar van die discipelen!
10.Petrus en Andreas, Johannes en Jakobus.
11.Had de Here Jezus ook vijanden?
11.Vele.
12.Wat voor mensen waren dat?
12.Mensen die dachten dat ze zichzelf wel konden redden en de
Here Jezus niet nodig hadden.
13.Hoe heette de belangrijkste groep van hen?
13.De Farizeeën.
14.Wat dachten die?
14.Dat ze zelf met goede werken het heil konden verdienen.
15.Konden ze dat?
15.Nee, dat kan niemand.
16.Wie kan dat alleen?
16.De Here Jezus.
17.Hoe heeft de Here Jezus dat gedaan?
17.Door aan God volkomen gehoorzaam te zijn en door te
sterven aan het kruis op Golgota.
18.Hoe heette de rechter die Hem tot het kruis veroordeelde?
18.Pontius Pilatus.