Verkondiging Gemeente in de Heer Jezus Christus, Als het volk dan toch een koning wil, laat het dan een jongen zijn die vasthoudend zoekt naar wat verloren is. Een koning die zich – ondanks de vele gebeurtenissen waarin hij verzeild raakt – blijft afvragen of zijn vader zich misschien geen zorgen over hem maakt. Zo’n bezorgde boerenjongen – die in zijn zoektocht naar de ezelinnen steeds meer de trekken van een herdersjongen begint te krijgen – zo’n bezorgde boerenjongen, die jongen Saul, die met kop en schouders boven de rest uitsteekt, is misschien dan toch het meest geschikt als vorst over Israël. Als het dan toch moet… Het is, al met al, nog een hele route naar dat koningschap. De bijbelschrijvers nemen er uitgebreid de tijd voor. Een subtiel spel wordt gespeeld met de thematiek van zoeken en gevonden worden. Saul gaat op zoek naar verloren ezelinnen maar vindt uiteindelijk Samuel. Die ontmoeting wordt overigens nog als heel spannend voorgesteld. Samuel gaat de poort van de stad uit terwijl Saul en zijn knecht nu juist de poort binnenkomen. De drukte in de poort is niet onvergelijkbaar met de Kalverstraat op zaterdag. Maar Saul spreekt uitgerekend Samuel aan met de vraag waar de ziener woont. Hij was op zoek naar ezelinnen maar vindt de profeet. Daar spreken zij uitgebreid met elkaar. Eerst bij een offermaaltijd waar Saul tot zijn verbazing het beste van het vlees krijgt. Vervolgens in de koelte van de avond op het dak van het huis van Samuel. Waarover zij spraken, bij het nachtelijk fonkelen van de sterren die niemand tellen kan, wie zal het zeggen? Kwamen de teleurstellingen van 1 Samuel ter sprake? Dat het volk een koning wilde terwijl de Heer zelf van meet af koning over zijn volk wilde zijn? Dat mogelijk ook Samuel zelf gekwetst was omdat het volk zijn zonen niet bliefde? Omdat zij het recht bogen en steekpenningen aannamen? Omdat het richterschap in Israël klaarblijkelijk niet erfelijk is. Gaf Samuel Saul een kalme catechese? Over wat het koningschap naar Gods hart inhoudt? We weten het niet en later in ons verhaal zal Saul er ook geen verslag van doen als iemand ernaar vraagt. Vroeg in de morgen staan zij op want het wordt een lange dag. Vroeg in de morgen, als ooit eerder Abraham en zijn zoon Izaäk. Want er moet een koning gekroond worden, al staat van meet af ook dat andere vast: deze koning zal geofferd worden. Ongetwijfeld ter wille van een hoger en beter doel. Maar als bij Izaäk destijds, ligt onze sympathie hier bij Saul. Die jongen, die steeds maar niet goed weet wat hem nu weer overkomt. Hij was eenvoudigweg naar ezelinnen op zoek. Maar het zal niet lang meer duren of de hele wereld lijkt op hem uit te zijn. Samuel neemt het flesje olie, giet dat over het hoofd van Saul. Hij kust hem en zalft hem tot hertog, tot vorst over het volk. Het is tamelijk uniek wat hier gebeurt. Tot dusverre werden alleen priesters op deze manier gezalfd. Maar nu vindt het ook plaats buiten het bestek van het sacrale: in de wereld van alledag. In de wereld van de politiek en de politieke manoeuvres. Het volk heeft immers om een koning gevraagd. Een koning zoals alle andere volkeren die ook hebben. Nu, zo geeft God toe, laat het volk dan een koning krijgen. Maar laat het toch iemand anders zijn: een messiaanse vorst. Een messiaanse gestalte. Een gezalfde des Heren. Deze zalving wordt nimmer ongedaan gemaakt. Ook als Saul reeds lang gevallen is zal zijn opvolger David deze zalving blijven erkennen. Gevallen of niet en ver van God verwijderd, Saul blijft wat hij was: een messiaanse vorst! 2 In Saul, en met name in deze vreemde figuur van een messiaanse vorst, wordt iets nieuws uitgeprobeerd. Het is, om het zo te zeggen, de veranderende samenleving die daarom vraagt. De Filistijnen zijn in het land. En zo zal blijken in het volgende hoofdstuk, ook nog wel andere volkeren zoals de Ammonieten met hun sluwe en slangachtige koningen. En je kan niet meer volstaan met vertrouwen op de Heer alleen, al blijft dat wel het enigszins onbeholpen profetisch ideaal. Israël groeit naar een vorm van volwassenheid. Er is de noodzaak van enige vorm van organisatie. Het volk wil een koning. Zichtbaar leiderschap. En de Heer is zo’n Heer die dat erkent. Er zal een nieuwe leidersfiguur komen waarvan Saul de eerste is. Een overgangsfiguur tussen de Richter van weleer en de koning die komt. Saul draagt nog veel trekken van die eerste figuur, van de Richter. En daarom wordt hij ook nagid, hertog, prins genoemd. Hij zetelt nog niet in paleizen. Heeft niet echt een vaste woon – en verblijfplaats. Zwerft door het land zoals hij ook is geïntroduceerd, zoekende zijn ezelinnen. Blijft ook nog hecht verbonden met de boerderij van zijn vader, zoals ook de richter Gideon destijds. Saul is in alles een nieuwe figuur. Hij wordt – zo zullen wij zien – door de Geest Gods bezeten maar zal ooit ook evenzeer door een kwade Geest Gods bezeten worden. Het lijkt eigenlijk gedoemd te mislukken: deze combinatie van messiaans koningschap. In ieder geval Saul zal eraan te gronde gaan. In ieder geval zal voortaan de koning van Israël steeds een profeet tegenover zich weten en dat wordt hier ook wel duidelijk ook. Al zegt Samuel nog wel dat de koning verder zal doen wat zijn hand vindt om te doen, zijn uitgebreide instructies laten daar bijna geen ruimte voor. Eerst zullen twee mannen Saul vinden bij het graf van Rachel en vervolgens 3 zullen drie mannen met hem hun offergaven delen. Zou Saul zijn vader nog hebben willen meedelen dat de ezelinnen gevonden zijn, zoals Samuel hem terloops heeft gezegd, Saul wordt geen enkele tijd gegund om zijn vader dat nog te vertellen. Drie gebeurtenissen zullen zijn koningschap bevestigen, zoals ook destijds de richter Gideon onomstotelijke bewijzen kreeg van zijn roeping tot richter. Het graf van Rachel roept in herinnering dat ooit Rachel bij haar sterven een kind had gebaard: ‘Noem het Ben Oni, had zij gezegd: kind van mijn ongeluk. Een naam die door Jakob was veranderd in Benjamin. De stamvader van deze Saul, uit de stam van Benjamin. Bij uitstek dit zorgenkind van Israël zal nu Israels koning zijn. Hij weet van het leed. Weet van wat verloren is en heeft het dus in zich om het verlorene te vinden. In de ontmoeting met de drie mannen die hun brood met hem zullen delen en hem vrede zullen wensen, lijkt iets van een priesterlijke bevestiging van zijn koningschap te zijn gegeven. Het is overigens opvallend dat deze twee voorzegde ontmoetingen in het vervolg van het verhaal niets meer gezegd wordt. Hebben ze uiteindelijk niet plaats gevonden, zoals het uiteindelijk ook niet zo zal zijn dat Saul bij Gilgal aankomt waar hij zeven dagen op Samuel moet wachten. Dat zal gebeuren, aan de vooravond van de slag met de Filistijnen. En dat zal nu precies het begin van de ondergang van Saul zijn. Dat hij niet zolang wachten durft. Door dat nu al te melden en ook die andere ontmoetingen niet te noemen, lijkt het al vanaf het begin een beetje mis te gaan tussen koning en profeet. Zoals dat in het verloop van het verhaal steeds het geval zal zijn. Als Saul zijn schouder van Samuel heeft gewend –een mooie toespeling op het lengteverschil tussen Saul en Samuel, dan zal eigenlijk alleen het derde deel van de voorzegging van Samuel: de ontmoeting van Saul met een stel charismatische profeten alle aandacht krijgen. Daar krijgt Saul een ander 4 hart en wordt de Geest van God over hem vaardig. Saul zal altijd gevoelig blijken voor de Geest van God. Al is hij dan weer eens met hem. Dan weer eens stort hij Saul in duistere ellende. Later in het Samuelboek zal exact dezelfde scene met charismatische profeten nog eens herhaald worden. Maar dan staat Saul voor zijn ondergang. Een mens kan de Geest krijgen maar deze Geest kan blijkbaar ook weer van je afgenomen worden. En soms net zo makkelijk en onverhoeds als je de Geest kreeg. En wat blijft, als wij dit lange verhaal op ons in laten werken, is een Saul die heen en weer geslingerd wordt tussen twee werelden: een messiaanse en een politieke, de wereld van een koning. Hij wordt geacht een messiaanse koning te zijn maar dat is waanzin. Cynisch klinkt het al bij zijn begeestering: Wat doet deze zoon van Kiesj onder de profeten van wie wij weten dat zij geen vader hebben dan hun hemelse vader. Wie immers, zo vraagt een omstander, is hun vader. Van wie zijn zij er eentje. Maar zij zijn er eenvoudigweg eentje en zij zijn gek. Het geeft geen pas met hun grollen mee te doen, zoals Saul dat doet. Het is iets als dansen voor de Ark, waar nog wel eens een koning zich aan zal bezondigen volgens lieden die weten hoe koningen zich moeten gedragen. Waar Saul voor staat, is een mission impossible: de schier onmogelijke taak om zijn gezalfde staat en zijn koningschap met elkaar te verbinden. Dat is waanzin. Zeer terecht het thema van de Boekenweek en van vandaag. Wie kan het Saul werkelijk verwijten, dat, als het zijn lot blijkt te zijn, hij wegduikt in het pakgoed? Maar de Heer haalt hem daar vandaan en Samuel spreekt zoete woorden als de eerste, beste spindoctor. Had hij het altijd niet gezegd? Steekt hij niet met kop en schouders boven de rest uit? In Israël, welnee, in heel Europa is er niemand zoals hij? Het zal niet de laatste keer 5 zijn dat Samuel zich vergist in de gestalte van de koning overigens. Saul zal er wel vaker alleen voor staan en met zijn opkomst is ook zijn ondergang steeds zeer nabij. Reeds melden zich Belialszonen die zich afvragen of hij de redder van Israël zal zijn? Dat zijn geen puristen die nooit een koning hadden willen hebben maar hierin meldt zich al dat toekomstig hofgekonkel, de achterkamertjespolitiek, de mannetjesmakers en de spindoctors waaraan blijkbaar geen koning zich onttrekken kan. Nee, Saul zal het niet zijn. Hij zal ten prooi vallen tussen tempel en tijd. Tussen ideaal en werkelijkheid. Misschien moet inderdaad een tempel eerst afgebroken worden voordat het weer iets worden kan. Toch verzamelen zich in hem – wild en ongeordend – elementen waaraan wij een messiaanse koning herkennen: zoekend, speurend naar wat verloren is. Een mens met een ander hart. Saul. Met moeite laten wij hem gaan. Dit zorgenkind was geen zondagskind. Maar in hem licht toch de mogelijkheid van de Messias op. De mens in wie hemel en aarde terecht komt. Amen. 6
© Copyright 2024 ExpyDoc