DALENE MATTHEE Saul Barnard is houthakker in het Zuid-Afrikaanse Knysnabos en weet maar al te goed wat dat inhoudt: arm en ongeschoold blijven en voor altijd een slaaf zijn van de Engelsen. Saul staat daarom op het punt zijn geboorteland te verlaten en zijn geluk elders te beproeven. Maar wanneer hij hoort dat er jacht gemaakt wordt op Oupoot, de leider van de woudolifanten, verandert hij van gedachten. Hij vindt dat als Oupoot gedood moet worden, hij dat moet doen; want het moet met respect gebeuren. Wanneer Saul dieper en dieper het bos in trekt, wordt hem hoe langer hoe duidelijker dat Oupoot hem met een reden het bos in lokt... KRINGEN IN EEN BOS De Zuid-Afrikaanse schrijfster Dalene Matthee (1938-2005) was een gevierd auteur; haar boeken, waaronder Fiela’s kind, werden in veertien talen vertaald. Kringen in een bos is het eerste deel in de trilogie over het Knysnabos. KRINGEN IN EEN BOS DALENE MATTHEE ISBN 978 90 8865 324 7 9 789088 653247 NUR 302 www.degrootgoudriaan.nl kringen TOT.indd 1 ROMAN 02-07-2014 13:48:53 Dalene Matthee MaryLu Tyndall Kringen eenparels bos Een sluierinvan Roman roman Vertaald door Lia van Aken _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 3 06-06-14 09:52 Het Knysnabos 6 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 6 06-06-14 09:52 1 Wanneer hij kort na zonsopgang aankomt bij de rand van het Bos, hoeft hij niet lang te zoeken om het schamele houten huisje te vinden. Hij klopt aan en wacht. De oude bruinman die komt opendoen, schrikt en staart hem ontsteld aan. ‘Baas Saul?’ ‘Ik kom het geweer lenen, Maska.’ ‘Het geweer?’ vraagt de oude man achterdochtig. ‘Waarvoor?’ ‘Ik heb besloten dat Terblans Oupoot niet mag neerschieten. Als al iemand dat moet doen, dan ben ik dat.’ Iets dat aan paniek doet denken, maakt dat de donkere kraaloogjes van de oude Maska door zijn hoofd rollen. ‘U? Gaat u hem doodschieten?’ ‘Ja.’ ‘Nee!’ Het is een smeken om genade; hij steekt zijn handen voor zich uit en schudt zijn hoofd. ‘U niet. Asjeblieft, baas Saul...’ ‘Leen me het geweer.’ ‘Maar ik heb maar twee kogels!’ zegt de oude man en hij krijgt opeens weer hoop. ‘En in dit Bos zal niemand u er ook nog maar één kogel bij geven. Ze zullen u niet helpen, baas Saul.’ ‘Twee kogels volstaan. Heb je kruit?’ ‘Volgens mij ben jij door het rijkeluisleven niet goed snik geworden!’ valt de oude Maska opeens tegen hem uit. ‘Volgens mij vergeet jij dat Oupoot Oupoot is! Dat alle slimheid van alle olifanten...’ Hij is een moment stil van verbijstering. In zijn wanhoop heeft hij de verboden benaming gebruikt. Hij probeert er snel overheen te praten. ‘... dat alle slimheid van alle grootvoeten bij elkaar in zijn kop zit. Laat Freek Terblans hem maar komen doodschieten en laat het daarmee afgelopen zijn.’ ‘Geef mij het geweer. Freek Terblans zal hem niet doodschieten.’ 7 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 7 06-06-14 09:52 ‘Baas Saul...’ De oude man slaat opnieuw een smekende toon aan. ‘Mijn handen hebben geweren gedragen voor de Engelsman die hier ooit op grootvoeten kwam schieten. Wij moesten met ons vieren alles dragen en terwijl het ene geweer leeggeschoten werd, laadden wij het andere, zodat het slechts hoefde te worden aangepakt...’ Saul weet dat de oude man met zijn gepraat tijd probeert te winnen. ‘Ik heb nog nooit van mijn leven iemand zien schieten zoals die man deed; hij had in een ander land ook al op grootvoeten geschoten... Maar toen draaide de wind, zodat we aan de verkeerde kant van de koe stonden, en kwam zij op ons afgestormd. Tijd om goed of slecht te richten was er niet; je kon alleen maar schieten! Weet u hoe een koe met een kwart pond lood in haar long eruitziet? Nee, dat weet u niet. Weet u hoe ze klinkt? Hoe zij alles om zich heen vernielt, terwijl ze verzuipt in haar eigen bloed? Nee. Maar mijn ogen hebben dat gezien. Mijn oren hebben dat gehoord. Toen het bloed uit haar slurf begon te spuiten, leek het wel of ze verblind raakte van woede. De Engelsman schreeuwde dat we weer een geweer moesten laden, maar dat kon niet...’ ‘... want jullie zaten allemaal in een boom en de geweren lagen op de grond,’ maakt Saul het verhaal voor hem af Als kind heeft hij Maska dat verhaal al dikwijls horen vertellen. Naderhand kreeg hij altijd de meest afschuwelijke nachtmerries, waarin hij voor de verblinde woede moest wegrennen en er niet toe in staat was. Iedere keer was hij doodsbang wakker geschrokken en had hij zichzelf getroost met de wetenschap dat het de Engelsman toch nog was gelukt de oude vrouwtjesolifant met een schot in het hart uit haar lijden te verlossen. ‘En zij was lang zo groot niet als Oupoot,’ voegt Maska er waarschuwend aan toe. ‘Leen mij het geweer.’ ‘U mag dit niet gaan doen!’ ‘Je verspilt mijn tijd, Maska!’ ‘U moet dit niet van me vragen, baas Saul. Toen iedereen hier in het Bos u wilde stenigen, heb ik een goed woordje voor u gedaan.’ ‘Nog bedankt. Jammer dat het niets heeft uitgehaald,’ zegt hij spottend. ‘Het is dat ze dat niet kunnen doen, anders zouden ze volgens mij Terblans vragen míj ook dood te schieten.’ 8 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 8 06-06-14 09:52 ‘Dit is niet het goede moment voor dat soort kletspraat! Ga terug en stap aan boord van dat schip – u bent al te lang niet meer een van ons, baas Saul.’ ‘Als jij mij dat geweer niet geeft, ga ik er een ophalen in het dorp. Maar ik zeg het je nu voor de laatste keer:Terblans zal Oupoot niet doodschieten!’ ‘U was altijd al eigenwijs en anders dan anderen!’ ‘Net als jullie.’ ‘Wat?’ ‘Laat maar. Leen je me dat geweer nu nog, of moet ik teruggaan naar het dorp om er één op te halen?’ ‘Als ik u het geweer geef,’ zegt Maska radeloos, ‘belooft u me dan dat u bij Gert Oog langsgaat om te proberen er nog een paar kogels bij te krijgen?’ ‘Dat is niet nodig!’ weert Saul ongeduldig af ‘Welke kant is hij opgegaan? Oupoot, bedoel ik.’ De oude man haalt langzaam het zakje met kogels en de bus met kruit van de haak. ‘Ze zeggen dat hij zich in de buurt van de rivier de Homtini schuilhoudt,’ zegt hij dan bijna onhoorbaar. En wanneer hij het geweer aanreikt, spreekt uit zijn houding een stille hovaardigheid. Even later loopt Saul Barnard het Bos in met een gevoel alsof hij achteruit zichzelf in loopt. Het feit dat hij op weg is om Oupoot, de koningolifant van het Bos, dood te schieten, komt hem onwezenlijk voor, maar lijkt tegelijkertijd de meest onvermijdelijke daad van zijn leven. De vorige dag was hij nog aan boord van de Pictor. De driemastbark van 450 ton lag met opgedoekte zeilen aan stuurboordzijde tegen de houten kade afgemeerd en hij stond aan bakboordzijde de oever aan de andere kant van het meer te bespieden. Was de onrust die hij niet van zich af kon schudden, een voorgevoel dat hem wilde waarschuwen dat het verleden voor hem nog niet had afgedaan? Nee. Dat kwam doordat hij zoveel haast had om weg te komen. Gisteren. Het briesje uit het zuidoosten was een verademing na 9 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 9 06-06-14 09:52 de bedomptheid van zijn kajuit. In het westen, waar de zee door de opening tussen de heuvels landinwaarts komt, braken de golven witschuimend boven het rif en drong het getij het uitgestrekte meer binnen, tot waar kleine golfjes tegen de houten romp van de Pictor kabbelden. Twee spierwitte zeevogels kwamen laag over het meer aangevlogen; hij volgde ze met zijn ogen tot ze in een grote cirkel begonnen rond te zweven boven de grote mast, als kleine witte zeilen die van de masten loskwamen. Hij volgde ze echter niet op hun vlucht noordwaarts; hij bleef met zijn rug naar de bedrijvigheid aan dek en op de kade toe staan. Het was een warme dag. Drie varkens, zes geiten, een stel kippen en een paar eenden stonden in een hok of vastgebonden op de kade te wachten om geladen te worden: voedsel voor de lange vaart naar Engeland. Sterke handen en rappe voeten rolden de vaten met vers water tegen de loopplank op; rechts van hem aan dek gooide een matroos zeewater over de vaten met boter en pekelvlees om ze koel te houden. Dat kon allemaal pas in het ruim worden neergelaten nadat het hout was ingeladen. Toen in de buurt van het dorp een zweep knalde, wist hij dat er nog een zwaarbeladen wagen met hout uit het Bos aankwam. Dwarsliggers van geelhout.Vlijmende woede welde in hem op en wakkerde zijn ongeduld aan. Ze waren nu al vier dagen van vroeg tot laat bezig met laden en de haast om weg te komen tastte zich in hem op zoals het hout in het ruim van het schip. Hij was de eerste passagier die aan boord was gestapt, en hij voelde de drang om tegen de boegreling te gaan staan wanneer het schip het aandurfde door de smalle, gevaarlijke spleet tussen de heuvels te varen, de open zee lag voor hen en het gevreesde rif onder hen. Het zou iets weg hebben van een geboorte. Wanneer ze er eenmaal doorheen waren, zou hij vrij zijn van alles wat hij ooit had liefgehad: het Bos, de mensen van het Bos, de dingen van het Bos.Van Kate. Van Oupoot. Op het moment dat de boeg van de Pictor. de open zee doorkliefde en de zeilen opbolden in de wind, zou hij negenentwintig jaren definitief achter zich laten. 10 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 10 06-06-14 09:52 ‘Baas Saul?’ Het was alsof hij in de rug werd gestompt en met een ruk draaide hij zich om. ‘Maska?’ ‘Middag, baas Saul,’ zei de gerimpelde Outeniekwa die onzeker achter hem stond. ‘Ik ben met de wagen meegekomen, en baas Gert zei dat volgens hem baas Saul hier op het schip was, en toen heb ik aan die man daar beneden gevraagd of ik met baas Saul een praatje mocht gaan maken. Om te horen of baas Saul het al gehoord had.’ ‘Wat gehoord had?’ vroeg hij kortaf Hij wilde door niets of niemand gestoord worden. ‘Wat er met Jozefs kind is gebeurd. Met Joram, de oudste.’ ‘Wat is er met hem?’ ‘Geschept. Eergisternacht. De grootvoeten liepen dwars door Jozefs schuilhut aan deze kant van Jim-Reid-se-Draai.’ Hij probeerde de schokgolf die door hem heen schoot te keren; waar een olifant door een schuilhut banjert, blijft er weinig van over. Maar hij wilde dat soort dingen niet meer weten. Niets van het Bos of uit het Bos kon hem nog bekoren. Zelfs het kind van zijn eigen broer niet. ‘Is het kind ernstig gewond geraakt?’ vroeg hij niettemin. ‘Dood. Ze zeggen dat de slagtand van voren zijn maag is binnen gedrongen en er op zijn rug weer uit kwam. Ze hebben hem vanmiddag op Groot Eiland begraven. Als het hout niet bij het schip had moeten worden afgeleverd, was ik er ook heengegaan.’ Omdat hij zag dat de ogen van de oude man iets in die van hem probeerden te ontdekken, wendde hij zich af. Niemand zou ooit nog in de ogen van Saul Barnard treurnis zien. Zelfs Maska niet. Het Bos had als vergelding een zoveelste offer geëist, meer niet. ‘Gaat baas Saul met dit schip mee?’ Het was een behoedzame, argwanende vraag. ‘Ja.’ ‘Ver weg?’ ‘Heel ver weg.’ Hij hield zijn ogen gericht op de donkergroene heuvels aan de andere kant van het meer. Het opkomend tij joeg 11 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 11 06-06-14 09:52 daar een zwerm moddervogels op uit een kleine zandbaai. Hij wist dat Maska achter hem stond te wachten om afscheid te nemen, maar hij wilde zich niet omdraaien voordat hij elk mogelijk teken van emotie onder controle had. ‘Ze zeggen dat Oupoot het heeft gedaan.’ Het was alsof hem opnieuw een stomp trof. Zijn eerste gedachte was dat dit een slimme zet was van de oude man. Hij keerde zich om en probeerde in zijn ogen te lezen of het waar was. ‘Wat zei je daar?’ ‘Ze zeggen dat het het werk is van Oupoot.’ ‘Dat liegen ze!’ ‘Met nog tien andere is hij volgens zeggen door de hut gebanjerd.’ ‘Dat liegen ze en dat weet jij net zo goed als ik! Oupoot neemt niet tien andere mee als hij kwaad in de zin heeft. Hij niet!’ ‘Ze zeggen dat ze zijn sporen daar hebben gezien.’ ‘Misschien is hij er eerder die nacht voorbijgekomen. Waar tien grootvoeten de boel plattrappen, kun je toch nergens zeker van zijn; dat weten Jozef en de anderen ook wel.’ ‘Ik geef alleen maar door wat baas Gert mij verteld heeft.’ Hij keek de andere kant op voordat hij hem de laatste slag toebracht: ‘Freek Terblans komt hem neerschieten.’ Die woorden kwamen hard aan. ‘Komt hij Oupoot neerschieten?’ ‘Ja. Volgens baas Gert vertrouwt Jozef alleen hem dat toe. Hij heeft iemand naar Noetzie gestuurd, naar Freek, en die heeft laten weten dat hij hem vrijdag komt neerschieten.’ Na het avondeten zaten Saul en Frank Jefferson, de kapitein van de Pictor, een paar rondjes te kaarten. De verbittering in zijn binnenste nam er niet door af, en evenmin het gevoel dat hij langzaam werd terug gesleurd naar een vuur, terwijl hij zijn leven lang had geworsteld om aan dat vuur te ontsnappen. ‘Je bent ongewoon stil,’ merkte Jefferson tegen negenen op. Zij kenden elkaar al heel wat jaartjes; de Pictor was van oudsher een van de schepen die regelmatig de rivier de Knysna aandeden, en zij 12 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 12 06-06-14 09:52 hadden altijd elkaars gezelschap gezocht. ‘Begin je soms te twijfelen of je er wel goed aan doet weg te gaan?’ ‘Nee, geen moment.’ Na nog twee rondes probeerde Jefferson het nog een keer. ‘Mag ik je een persoonlijke vraag stellen?’ ‘Ja, hoor.’ ‘Het is heel opvallend dat jij niet meer vecht.’ ‘Vecht?’ Die opmerking verbaasde hem. ‘Niet met je vuisten, met iets in je binnenste – nog sherry?’ ‘Nee, dank je. Ik geloof dat ik wel weet wat je bedoelt, en ik moet bekennen dat ik er versteld van sta dat je dat hebt waargenomen. Je hebt gelijk, ik vecht niet meer. Laten we maar zeggen dat ik in mijn eentje oorlog heb gevoerd en heb verloren,’ zei hij en hij voegde er cynisch aan toe: ‘Een oorlog die nooit heeft bestaan, over dingen die nooit hebben bestaan.’ ‘Jij wekte altijd de indruk dat je nergens bang voor was, Saul Barnard. Die indruk wek je nog steeds, alleen vecht je niet meer. Maar dat betekent niet dat je niet meer kwaad bent.’ ‘Jouw beurt om te delen,’ zei Saul, om het gesprek een andere wending te geven. Om tien uur gooide hij de kaarten erbij neer. ‘Het spijt me, ik kan me niet concentreren.’ ‘Dat vond ik de hele avond al.’ Hij stak de lamp in zijn kajuit niet aan, trok ook zijn kleren niet uit, maar ging zoals hij was in het donker op de bank liggen en bracht zich in herinnering wat Maska had gezegd: Freek Terblans heeft laten weten dat hij hem vrijdag komt neerschieten. Dit bleef maar door zijn hoofd malen, totdat de misnoegdheid en de verbittering hem weer aan dek joegen. Boven de heuvels van Belvidere, aan de andere kant van het meer dat blonk in de nacht, volgde het sterrenkruis met de top omlaag zijn baan: Alfa, Bèta, Gamma, Delta – hij had Kate op een avond de namen van de vier punten geleerd. De gedachte aan Kate maakte dat hij zich afwendde van de reling en in de richting van de fokkenmast liep. Door het want kon hij in het nachtelijk duister tegen de helling boven het meer het 13 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 13 06-06-14 09:52 stille dorpje zien liggen. Er blafte ergens een hond; een andere gaf antwoord. Kate. Zij was een droom die tegelijk met vele andere dromen vernietigd moest worden. Dat zou in het begin de pijnlijkste herinnering zijn die hij met zich mee moest dragen. Achter de bezaansmast kuchte de wacht van het schip en spoog aan bakboordzijde de duisternis in. Ergens in het uitgestrekte, dichte Bos tussen de bergen en het dorpje hield ook Oupoot de wacht. Verschool hij zich in Kom-se-bos? Ten noorden van Diepwalle? In een van Gouna’s kloven? Wist hij dat voor hem de zandloper was omgekeerd? Wist hij dat hij was uitgekozen om te boeten voor iets wat niet zijn schuld was? Oupoot zou nooit ook maar één dag zijn eenzaamheid hebben opgegeven om samen met een kudde onheil te stichten. Dat bestond niet. Daarvoor was hij te slim en té lang al de aanvoerder van de olifanten in het Bos. Jaren geleden had men ook zomaar aangenomen dat hij Marais had vermorzeld, ondanks het feit dat pas weken later bij toeval werd gevonden wat er van Marais was overgebleven, en niemand er meer een eed op kon doen welk dier voor die verminking verantwoordelijk was geweest. Oupoot kreeg er de schuld van omdat hij in die omgeving gesignaleerd was. En Jozef had Freek Terblans laten weten dat hij Oupoot moest komen neerschieten. Freek, een man die menige olifant met één schot op de knieën had gekregen. Die de slagtanden had losgehakt en tussen het hout op zijn wagen had verstopt om ze voor een schijntje in het dorp te verkwanselen. Een man die niet geloofde in een schot in het hart of de kop, maar die vanaf de zijkant schoot om de kolossale ruggengraat tussen de schouderbladen te verbrijzelen. Op dat moment had hij gezworen dat Freek Terblans Oupoot niet zou neerschieten. Terblans mocht niet met zijn bijl de slagtanden uit hun kassen hakken. Nee. Saul Barnard zou Oupoot neerschieten. Dat was hij Oupoot verschuldigd, om hem de vernedering te besparen door de knieën te moeten gaan voor Terblans’ geweer. 14 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 14 06-06-14 09:52 Hij heeft geen keus. Deze allerlaatste taak moet hij nog op zich nemen. Ze haten Oupoot al even sterk als ze hem haten en om genade smeken zal niets uithalen. Daarom betreden zijn voeten weer deze grond terwijl hij had gezworen deze nooit meer te betreden. Horen zijn oren weer de loeries, bevindt hij zich toch weer in de altijd schemerige wereld van het Bos, en zal Freek Terblans daar op hém moeten schieten voordat hij op Oupoot zal kunnen aanleggen. Het duurt nog vier dagen voordat het vrijdag is. De Pictor zal niet vóór maandag uitvaren. Saul Barnard, zoon van houthakker Joram Barnard, was in het Bos verwekt, geboren en opgegroeid. Op zeven januari 1860 werd hij aan deze kant van Krisjan-se-nek onder een witte els geboren, omdat zijn moeder op weg was naar Brandrug, waar haar familieleden aan het houthakken waren, toen onverwacht haar tijd om te baren aanbrak. Hij was de tweede zoon. Jozef was toen twee jaar oud, en zijn vader had met hem in het kreupelhout moeten gaan zitten totdat alles voorbij was. Zijn moeder kon lezen en schrijven. Ze hadden een Bijbel en zij had ook hem en Jozef leren lezen en schrijven. Zijn vader kon niet lezen. Hij beweerde dat een man niet hoefde te kunnen lezen en schrijven om hout te bewerken. En zoals een oude mannetjesolifant de jonge mannetjesolifanten wegwijs maakt, zo had hij hun in het Bos wegwijs gemaakt. Hun geleerd de bomen van elkaar te onderscheiden. Het verschil tussen een kalander en een opregte geelhout; de witpeer, de vlier, de rode els, de witte els; assegaai en hardepeer, ysterhout, kersenhout en kamassie.Van sommige kon je aan de bast zien wat voor een boom het was; van andere aan het blad. In het begin lijken een jonge stinkhoutboom en een saffraan eender, totdat je hebt geleerd aan de kant van de steel van het stinkhoutblad naar de twee harde knopjes te zoeken. Ze leerden de struiken van de ondergroei kennen, welke geneeskrachtig waren en welke niet. Welke bessen je kon eten en welke niet. Ze leerden de vogels kennen, Jozef en hij. Gedeeltelijk aan de roep, lang voordat zij ze in het dichte struikgewas van het Bos ont15 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 15 06-06-14 09:52 waarden.Van het kok-kok-kok van de grote loerie werd je zo ongeduldig, omdat dit een roepen bleef zonder lijf, dat je op een goeie dag met je ogen op het bladerdak gericht bleef zitten wachten totdat de grote groene vogel geruisloos omlaag kwam gezweefd naar een lagere tak en de bloedrode veren van zijn vlerken een moment glansden in de spetters zonlicht. De bosloerie is anders, kleiner dan de grote loerie, net zo mooi, maar dommer. Als jij je lippen tuitte om te fluiten maar in plaats van te fluiten tussen de lippen door hoet-hoet-hoet deed, lokte je hem van ver af naderbij, en als dat op een niet te dichtbegroeide plek was en Jozef goed mikte met de steen, hadden ze die avond loerievlees in de kookpot. Soms had je geluk met een bosduif.Van de kleine vogels leerde je geleidelijk aan de namen: lawaaimakertje, piet-mijn-vrouw, de pikzwarte bijenvanger met zijn zwavelstaart, bontrokje, kleinjantje, suikerbekje. De hele zwik. En dan de bokken. De bosbok met zijn bruine lijf en wit gespikkelde kraag – een oude ram wordt later bruin op het zwarte af, en als jij zo’n ram verwondde, moest je maken dat je wegkwam, want hij haalde je in en nam je op een ongemakkelijke plek met zijn horens te grazen. Ze zeggen dat de oude Anneries daarom nooit getrouwd is. Je leerde de grijze bok uit het kreupelhout kennen. En het mooiste bokje van allemaal: de blauwbok uit het dichte struikgewas. Zo klein, zo lichtvoetig is het, dat je zelden zijn stippelspoortjes ontdekte, behalve misschien wanneer het over drijfzand langs een beekje was gelopen of over een zanderige plek in een voetpad. Gevild zat er niet meer vlees aan dan aan een grote kip en strikken voor zo’n bokje moest je zorgvuldig afstellen, niet alleen vanwege het bokje zelf, maar ook vanwege de boswachter. ‘Jullie roeien de dieren uit!’ was het bericht dat op een dag het Bos in werd gestuurd.‘De man die we betrappen op het vangen van een blauwbokje, heeft een probleem!’ Maar zo makkelijk maakte je een houthakker niet bang. ‘De man die een blauwbokje vangt, raakt zijn vergunning kwijt!’ werd er als een beter dreigement achteraan gestuurd. Vanaf dat moment werden de strikken en de boswachter nauwlettend in de gaten gehouden. Zijn vader verbood hun nog strik16 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 16 06-06-14 09:52 ken voor blauwbokjes op een voetpad aan te brengen, al was dat mijlenver in de omtrek de beste plek. Je wist maar nooit wat voor dag de boswachter zou uitkiezen om te komen rondneuzen in de buurt waar jíj met je bijl in de weer was. Daarom zochten ze maar in het kreupelhout, totdat ze op een hoopje uitwerpselen zo groot als gerstekorrels stuitten of op een blauwbokpaadje. Zijn vader meende dat je het op de kop, niet op de poten voorzien moest hebben. Je boog een lekker jonge boom omlaag en bevestigde op zo’n manier een strop aan de boomtop dat deze twee handbreedten boven de grond hing, nadat je de boomtop zo licht mogelijk had verankerd. Het bokje kwam dan al grazend dichterbij en voor het wist wat het overkwam, stak zijn kop door de lus en werd die lus rond zijn hals aangetrokken doordat de boom weer omhoog zwiepte. De boswachter mocht nu gerust langskomen, want het bokje hing dan gewurgd boven zijn hoofd in het Bos en hij liep eronderdoor zonder iets in de gaten te hebben. En de grote mensen leerden jou nog iets over blauwbokjes: dat ze anders zijn dan alle andere bokken in het Bos omdat hun gal in hun kop zit. Echt waar. Daarom heten ze ook galbokjes. En het was ook een blauwbokje geweest dat Saul voor het eerst aan het denken had gezet. Maar eerst en vooral hadden Jozef en hij geleerd dat er in het Bos een grote griezel rondliep: de olifant. Hij was nog klein toen hij voor het eerst de enorme hoop mest zag; een jaar of vijf moest hij geweest zijn. Hij was met zijn vader, Jozef en oom Anneries op weg naar de plek waar ze met stinkhout aan de slag moesten – het was die eerste keer dat ze hem als volwaardig lid hadden meegenomen om de belangrijkste taken van een boskind te leren. Dat betekende: bezig zijn rond de schuilhut. Water halen, brandhout hakken, een vuur aanleggen, op het vuur letten, de pataten onder de as gaar laten worden en eronderuit halen voordat de olie eruit liep, koffiezetten. De hoop lag op het voetpad. Verschrikt bleef hij staan. ‘Is dat van één olifant, pa?’ vroeg hij. De hoop was zo groot als de kop van een jonge os! Zijn vader snoerde hem snel de mond. ‘Stil! Je mag hem hier in 17 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 17 06-06-14 09:52 het Bos niet bij de naam noemen! Dan hoort hij je en denkt hij dat je hem roept. Kom!’ Maar hij moest over de grote hoop heenstappen en was te bang om dat te doen. Oom Anneries had ooit tegen hem gezegd dat het lijf van een volwassen olifant zo groot was als dat van tien ossen bij elkaar. ‘Hij zal ons vertrappen, pa!’ huilde hij en hij deed een stap achteruit. ‘Doe niet zo dom, Saul. De hoop is minstens drie dagen oud; hij is intussen al in de buurt van Jonkersberg als je het mij vraagt. Kom!’ Over grootvoeten, dikpoten of onze voorouders mocht je het hebben, maar nooit over een olifant. Alleen vreemdelingen waren zo roekeloos dat ze in het Bos bij die naam noemden. Jozef en hij leerden wat het belangrijkste wapen was tegen de grote griezel van het Bos: de wind. Wanneer zich bij jou in de buurt geen blad roerde, moest je in het bladerdak boven je hoofd uitkijken naar een stukje blauwe lucht en wachten tot er een wolkje langs zweefde om te weten te komen welke kant je uit moest rennen wanneer ergens in het Bos takken kraakten. Hij was negen toen hij voor het eerst in zijn eentje tegenover die grote griezel kwam te staan. Ze waren intussen verhuisd naar Groot Eiland. Sara en Magdalena waren toen nog klein en Izak werd kort daarna geboren. Wanneer er ver van huis bomen gekapt werden, bouwden ze een schuilhut en bleven ze in het Bos totdat het hout kant en klaar was om vervoerd te worden. Soms duurde dat wel drie weken of nog langer.Wanneer ze niet al te ver van huis aan het kappen waren, stonden ze voor dag en dauw op om rond zonsopgang bij het hout te zijn, de hele dag door te werken en laat in de middag terug te keren. Hondsmoe. Die ene keer waren ze in het Witplekbos bezig hout voor wagens te kappen, en hoewel dat slechts een uur of twee lopen van huis was, besloot zijn vader aan het einde van de eerste week om een schuilhut te bouwen en daar te blijven tot het karwei geklaard was. De suiker was op, er was niet veel koffie en tabak meer in voorraad en thuis begon het meel ook op te raken. Het hout moest zo snel mogelijk weggesleept, op maat gezaagd en naar het dorp gebracht 18 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 18 06-06-14 09:52 worden. Saul was toentertijd nog nooit in het dorp geweest en kon zich er nog niet veel bij voorstellen. Tegen het eind van de derde week begon het echter te regenen en was het buiten te nat om te kappen of te zagen. Er zat niets anders op dan in de schuilhut te gaan zitten, in de hoop dat het snel opklaarde. Alleen oom Anneries was blij dat het regende. Dat bood hem de gelegenheid verder te werken aan zijn spaken. In ruil voor zes wielspaken kon je in het dorp een fles brandewijn krijgen – Cape Smoke – en de oude man kon uit een stuk assegaaihout de mooiste spaken hakken met zijn dissel. Naderhand vroeg Saul zich vaak af hoeveel wagens door dit land ratelden met in hun wielen brandewijnspaken van oom Anneries. De oude Anneries. Toen Saul er op een gegeven moment achter kwam dat hij eigenlijk Andries van Huysteen heette, klonk hem dat vreemd in de oren. Hij wist niet beter of de oude man had altijd bij hen ingewoond en deel uitgemaakt van de ploeg van zijn vader. Het regende vijf dagen achtereen, en toen het opklaarde, hadden ze zo goed als niets meer te eten. Een van hen moest daarom thuis levensmiddelen gaan ophalen. Hij of Jozef. Maar Jozef kon toentertijd al flink meehelpen met houthakken en alle hulp was welkom. De volgende dag werd Saul door zijn vader naar het dichtstbijzijnde voetpad gebracht. ‘Je neemt in geen geval een kortere weg,’ beval hij. ‘Je houdt dit voetpad aan tot je uitkomt bij het sleeppad en dan loop je door in westelijke richting – in de richting van de zonsondergang, tot je bij de oude schuilhut komt. Daarvandaan volg je weer het voetpad.’ ‘Ja, pa.’ ‘En je luistert de hele tijd of je grootvoeten hoort.’ ‘Ja, pa.’ Hij had zich toen al voorgenomen dat hij hun eens zou laten zien hoe snel hij met de levensmiddelen terug kon zijn. Het was overal in het Bos nat. Op sommige plekken liet hij zich snel omlaagglijden, op andere plekken klauterde hij omhoog. Waar dat kon, rende hij en ondertussen hield hij steeds zijn oren gespitst op het kraken van een tak, want daarmee kon een olifant zichzelf verraden. Olifanten zijn altijd actiever bij nat weer. Halverwege de 19 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 19 06-06-14 09:52 ochtend was hij thuis. Zijn moeder verwachtte een van hen – maar hem niet; ze wist dat ze vanwege het slechte weer niet met hun voorraad levensmiddelen zouden uitkomen, en had al pataten gekookt en askoek gebakken. Kort na de middag ging hij alweer op weg. In een zak op zijn rug droeg hij de gare pataten en askoek, een paar brouwsels koffie, en genoeg rauwe pataten om het te kunnen uitzingen tot het karwei geklaard was. Hij hoorde niets, geen gekraak van een tak of geritsel, niets. Maar hij was nog maar net het voetpad na het sleeppad opgelopen, of hij zag hem toen hij opkeek. Pal voor zich op het voetpad met zijn achterste naar hem toe stond een olifant en de wind kwam van de verkeerde kant! Het was alsof hij door de bliksem werd getroffen, zo schrok hij.Toen de slurf omhoogging om rond te snuffelen waar de mensengeur vandaan kwam, begon hij achteruit te strompelen, maar hij wist meteen al dat het hem niet zou lukken weg te komen. Het schurftige lichaam maakte een ommezwaai en de kromme gele slagtanden kwamen omhoog... ‘Als je achterna wordt gezeten door een grootvoet, trek je jas of je blouse uit en smijt hem op de grond,’ had zijn vader hun geleerd. ‘Hij denkt dan dat jij dat bent en zal die eerst vertrappen.Voordat hij erachter is dat hij zich vergist, maak jij dat je wegkomt of klim je in een boom!’ Saul gooide de zak met de levensmiddelen op de grond, koos snel een witte els uit en klom erin. Halverwege werd hij zo bang, dat hij zijn armen om een tak heen sloeg en zijn benen vastknelde om een andere tak. Toen hij naar beneden keek, stonden daar bij de boom twéé olifanten: de grote die hij daarnet had zien staan, en nog een jongere.Waar hij de zak had neergesmeten, waren zij bezig de ondergroei te vertrappen. In zijn angst bad hij dat ze hun woede zouden botvieren op de zak en hem vergeten. Maar de jongste olifant snoof als eerste de mensengeur op en begon tegen de boom te beuken om hem eruit te schudden. De grote kwam hem daar even later bij helpen. Men zegt dat een vuur op zijn heetst is als de vlammen wit zijn; jij bent het bangst wanneer de angst wit in je opvlamt. Daar 20 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 20 06-06-14 09:52 kwam hij die dag achter. Zolang de witte els standhield, zou hij ook standhouden, nam hij zich voor. Hij wilde niet doodgaan, hij wilde niet onder hun poten terechtkomen en met de levensmiddelen de grond in gestampt worden. Ze reageerden met hun kop hun woede af op de boom en trapten de vochtige bosgrond aan moes met hun poten, die voor iedere nieuwe aanslag op de stam van de witte els met een zuigend geluid werden opgetrokken uit de modder. En iedere keer dacht hij: nog één keer, dan beuken ze me eruit en ben ik er geweest! Telkens wanneer hij zijn ogen opendeed, had hij het idee dat de schurftige bochels zich weer iets dichter bij zijn voeten bevonden. Ze probeerden hem uit de boom te schudden totdat de schemering zich langzaam steeds verder begon uit te breiden over de bosgrond. Toen gingen ze er ineens vandoor, het dichte bos in. Hij kon niet zien hoever ze wegliepen; hij hoorde alleen het gezwiep van de struiken en toen werd het stil. Hij wachtte. Zijn armen waren stijf en pijnlijk, zijn benen tot bloedens toe geschaafd, en hij merkte nu pas dat hij in zijn broek had geplast. Toen het helemaal donker was geworden, zette hij zichzelf voorzichtig in een andere vork van de boom klem, zodat hij zich beter kon vasthouden wanneer ze terugkwamen. Maar ze kwamen niet terug. Toen het licht werd, kwam zijn vader eraan. Die was tegen de avond ongerust geworden en voor dag en dauw naar hem op zoek gegaan. Tot het karwei was geklaard, moesten ze genoegen nemen met pataten en het vlees van een blauwbokje. Zijn moeder had bij Magrieta, de vrouw van Gert Oog, voor hen een paar brouwsels koffie geleend. 21 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 21 06-06-14 09:52 Verklarende woordenlijst Blauwbokje – soort kleine antilope Grootvoet of dikpoot – olifant Hollands – hiermee wordt bedoeld het zogenaamde Kaaps-Hollands dat de basis vormt van het huidige Afrikaans Notsung – zwartebessendragende struik Pataat – zoete aardappel Riempjesstoel – stoel met een zitting van smalle repen leer Sikspens – verbastering van sixpence, een zesstuivermuntstuk Tiekie – munt ter waarde van ongeveer drie stuivers Verpistee – thee, gezet van het blad van een sterk riekend struikje 364 _437JS_VBK_Voorhoeve_his_140x215_Standaard_BK.indd 364 06-06-14 09:52 DALENE MATTHEE Saul Barnard is houthakker in het Zuid-Afrikaanse Knysnabos en weet maar al te goed wat dat inhoudt: arm en ongeschoold blijven en voor altijd een slaaf zijn van de Engelsen. Saul staat daarom op het punt zijn geboorteland te verlaten en zijn geluk elders te beproeven. Maar wanneer hij hoort dat er jacht gemaakt wordt op Oupoot, de leider van de woudolifanten, verandert hij van gedachten. Hij vindt dat als Oupoot gedood moet worden, hij dat moet doen; want het moet met respect gebeuren. Wanneer Saul dieper en dieper het bos in trekt, wordt hem hoe langer hoe duidelijker dat Oupoot hem met een reden het bos in lokt... KRINGEN IN EEN BOS De Zuid-Afrikaanse schrijfster Dalene Matthee (1938-2005) was een gevierd auteur; haar boeken, waaronder Fiela’s kind, werden in veertien talen vertaald. Kringen in een bos is het eerste deel in de trilogie over het Knysnabos. KRINGEN IN EEN BOS DALENE MATTHEE ISBN 978 90 8865 324 7 9 789088 653247 NUR 302 www.degrootgoudriaan.nl kringen TOT.indd 1 ROMAN 02-07-2014 13:48:53
© Copyright 2024 ExpyDoc