Klassenjustitie? Tim Declercq February 19, 2015 Abstract Af en toe horen we hoe rijken en grote bedrijven al eens deals sluiten met justitie, voornamelijk voor fiscale zaken, en duikt de term ”klassenjustitie” op. In dit artikel wil ik echter een stap verder gaan en de volgende stellingen verdedigen 1. Ons huidig boetesysteem vormt een fundamentele vorm van klassenjustitie. 2. De voorgestelde wijziging zou niet alleen een rechtvaardiger systeem cre¨eren, maar ook nog eens meer inkomsten bieden. Om deze stellingen te onderbouwen zal ik vanuit de volgende premisen vertrekken 1. Het fundamentele doel van een boete is correctioneel, het dient om die persoon er toe te bewegen in de toekomst niet meer die overtreding te begaan. 2. De methode daartoe stoelt zich in conditionering, door zogenaamde ”negatieve reinforcement”. In essentie maak je een persoon subjectief ”minder gelukkig” door een deel van zijn inkomen af te nemen, wat er toe leidt dat die persoon in de toekomst die overtreding zal vermijden. 3. De correctionele kracht van een boete (de kans dat een persoon in de toekomst diezelfde overtreding vermijdt) in termen van hoeveel ”ongelukkiger” die persoon wordt door een boete is de identiteitsfunctie. 4. Geluk in termen van inkomen is logarithmisch. 5. De kans dat iemand een overtreding begaat is onafhankelijk van zijn inkomen. Ik zal de volgende variabelen gebruiken • G is de maat voor subjectief geluk. • P is de kans dat iemand in de toekomst een overtreding vermijdt na een boete. • I is het inkomen van een persoon. • b is de grootte van de boete opgelegd na een overtreding. 1 De definitie van klassenjustitie die ik zal gebruiken is elke vorm van justitie waarvoor geldt P (I, b) 6= P (b) dus zodanig dat de kans dat een persoon na een overtreding en beboeting een nieuwe overtreding vermijdt niet onafhankelijk is van het inkomen van die persoon. Redenering voor het huidig bestaan van klassenjustitie. We hebben uit respectievelijk premise 4 en 3 G = ln I P = ∆G en dus ∆G = ln I − ln(I − b) P = ∆G = ln I − ln(I − b) = ln I I −b In het huidig systeem waar b een vast bedrag is, vinden we dan ∀I1 , I2 : I1 < I2 ⇒ P (I1 ) > P (I2 ) lim P (I) = 0 I→∞ Dus we zien dat hoe groter het inkomen van iemand is hoe kleiner het correctionele effect wordt, en dit effect gaat naar nul als het inkomen naar oneindig gaat. Of om het centrale idee in extremis uit te drukken, als een arme een overtreding begaat wordt hij gefolterd terwijl als een rijke dezelfde overtreding begaat er even kwaad naar gekeken wordt. Hiermee werd stelling 1 aangetoond. Om stelling 2 aan te tonen wil ik poneren dat een rechtvaardig boetesysteem de variabele P dient constant te houden over de bevolking in plaats van b (premise 1 en 2). Vertekkend van P = ln I I −b en dit uit te werken naar b vinden we b=I eP − 1 eP P en door de variabele f = e eP−1 in te voeren wordt dit b = If . Het tweede deel van stelling 2, dat zulk een rechtvaardiger systeem meer inkomsten oplevert, wil ik aantonen met behulp van enkele cijfers. Deze analyse en cijfers kunnen zeker verbeterd worden (de cijfers van inkomensverdeling stammen uit 2002, die van inkomsten uit verkeersboetes uit 2012, en er wordt bijvoorbeeld ook geen rekening gehouden dat de armsten minder over auto’s beschikken en dus minder verkeersboetes betalen). Ik zou dan ook de lezers willen vragen zich niet blind te staren op de specifieke cijfers, het is eerder ter illustratie en als aanzet tot betere berekeningen. De centrale stelling blijft overeind zolang het mediaan inkomen onder het gemiddelde inkomen ligt, en de winst uit meerinkomsten stijgt met grotere inkomensongelijkheid. Eerst de verdeling per deciel van netto-inkomens zoals vermeld in ”Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005” (jaarinkomen - belastingen). 2 1. 3298 euro 2. 8959 euro 3. 11179 euro 4. 12781 euro 5. 14420 euro 6. 16090 euro 7. 18408 euro 8. 21999 euro 9. 27801 euro 10. 47114 euro Het mediaan netto-inkomen, dus het bedrag zodat de helft van de bevolking minder heeft en de helft meer, is dan 15255 euro. De totale inkomsten uit verkeersboetes in 2012 bedroeg 382 miljoen euro, oftewel gemiddeld ongeveer 38 euro per persoon (premise 5). Als we het boetesysteem volgens b = If zouden inrichten kunnen we in dit geval f bepalen door de voorgestelde wijziging ”vast te pinnen” aan het mediaan inkomen, dus zodat in het nieuwe systeem de helft van de bevolking minder zou betalen en de helft meer. We vinden dan P = ln I I −b 15255 15255 − 38 P ≈ 0.0024941 P = ln f= eP − 1 ≈ 0.002491 eP Laten we de inkomensverdelingstabel hernemen met respectievelijk het bedrag van de boete in het huidige en in het voorgestelde systeem toegevoegd. 1. 3298 euro, 38 euro, 8 euro 2. 8959 euro, 38 euro, 22 euro 3. 11179 euro, 38 euro, 28 euro 4. 12781 euro, 38 euro, 32 euro 5. 14420 euro, 38 euro, 36 euro 6. 16090 euro, 38 euro, 40 euro 7. 18408 euro, 38 euro, 46 euro 8. 21999 euro, 38 euro, 55 euro 9. 27801 euro, 38 euro, 69 euro 3 10. 47114 euro, 38 euro, 117 euro Bekijken we de totale inkomsten dan vinden we in het huidige systeem ongeveer 380 miljoen euro en in het voorgestelde systeem ongeveer 453 miljoen euro, dus een meeropbrengst van ongeveer 70 miljoen euro. Ik zou echter nogmaals willen benadrukken dat deze berekening slechts dient ter illustratie. 4
© Copyright 2024 ExpyDoc