Lees meer - Hekkelman Advocaten & Notarissen

Nieuwsbrief Vastgoed/Zorg
12 februari 2015
Wet op het overleg huurders verhuurder
In een zaak die werd voorgelegd aan de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2014,
ECLI:NL:RBOBR:2014:8096 heeft een woningstichting (verhuurder) de berekeningsmethodiek
van de servicekostenpost ‘beheerder’ eenzijdig gewijzigd. De verhuurder heeft de voorgenomen
wijziging
eerst
voorgelegd
aan
het
Landelijk
Huurder
Platform
(LHP),
waarbij
de
bewonerscommissies van de verhuurde complexen waarvoor de servicekostenpost is gewijzigd,
zijn aangesloten. Het LHP heeft ingestemd met de wijziging, op voorwaarde dat minimaal
zeventig procent van de huurders instemt. Aan die voorwaarde wordt niet voldaan. Op de zaak
is de Wet op het overleg huurders en verhuurder (Wohv, ook wel Overlegwet genoemd) van
toepassing.
Overlegwet
Met de Overlegwet wordt beoogd dat huurders en verhuurder op een meer gelijkwaardige wijze
met elkaar overleggen (Memorie van Toelichting Overlegwet, p. 14). Hiermee wordt de positie
van de huurder verstevigd. De wet is van toepassing indien de verhuurder een toegelaten
instelling voor volkshuisvesting (woningbouwvereniging) is of indien de verhuurder eigenaar is
van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden (artikel 1, lid 1, onder d
Overlegwet). De verhuurder waarvoor de Overlegwet geldt, is verplicht de huurder, de
bewonerscommissie en de huurdersorganisatie te informeren over het door hem gevoerde
beleid en beheer. Het belangrijkste verschil tussen een bewonerscommissie en een
huurdersorganisatie is dat een huurdersorganisatie een vereniging of stichting (rechtspersoon)
is, terwijl het bij een bewonerscommissie ‘slechts’ gaat om een commissie. In vergelijking met
een bewonerscommissie heeft een huurdersorganisatie meer rechten. Zo heeft de
huurdersorganisatie een instemmingsrecht ten aanzien van de vaststelling van servicekosten
en de bewonerscommissie niet (artikel 5a Overlegwet).
pagina 2
Terug naar de zaak
In de zaak is het LHP ingesteld als huurdersorganisatie. Het LHP moet dan ook instemmen met
de gewijzigde hoogte van de servicekosten. De voorwaarde die de huurdersorganisatie verbindt
aan haar instemming wordt niet vervuld. Omdat het LHP niet heeft verzocht om het
voorgenomen beleid op te schorten totdat dit verzuim is hersteld, acht de kantonrechter zich
toch bevoegd om zich uit te spreken over het gehanteerde beleid. Uiteindelijk komt de
kantonrechter tot de conclusie dat de gehanteerde berekeningsmethodiek redelijk is en dus
mag worden toegepast. Het oordeel over de redelijkheid van het gehanteerde uurtarief wordt
aangehouden.
Conclusie
De conclusie is dat het raadzaam is om na te gaan of de Overlegwet van toepassing is, omdat
uit deze wet verplichtingen voor de verhuurder voort kunnen vloeien.
Wilt u meer weten over de Overlegwet, dan kunt u zich wenden tot:
Marieke Thijssen
Anne van Wijk-Driessen
Eline Aantjes-Breel
[email protected]
024 - 3 828 432
[email protected]
024 - 3 828 384
[email protected]
024 - 3 828 384
Disclaimer
De informatie in deze nieuwsbrief is bedoeld ter voorlichting van cliënten en andere relaties en kan niet worden gebruikt als advies in
individuele situaties. In die gevallen kan vanzelfsprekend een op de specifieke situatie toegesneden advies worden gegeven.
Hoewel deze nieuwsbrief met de grootst mogelijke zorgvuldigheid tot stand is gekomen, aanvaardt Hekkelman Advocaten N.V. geen
enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of andere onjuistheden (of de gevolgen daarvan).
© Hekkelman Advocaten N.V.