RVA no. RA/31-13-LV - BearingPoint Caribbean

RVA no. RA/31-13-LV
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 7 oktober 2013, ontvangen op 14 oktober 2013, om het
oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de
vergadering van de Raad van Advies d.d. 20 januari 2014, bericht de Raad u als volgt.
Bestudering van het ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het
adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
I. Algemeen
1. Het onderhavige ontwerp en de toetsing daarvan
1°. Het doel van de op 27 december 2011 aan de Raad voorgelegde ontwerp-landsverordening bevordering
openbare orde en bescherming gemeenschap
De Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)
(hierna: EBOOBG) staat op de zogenoemde “negatieve lijst” van de Algemene overgangsregeling wetgeving
en bestuur Land Curaçao (A.B. 2010, no. 87). Dit betekent dat deze eilandsverordening per 10 oktober 2010
is vervallen en geen gelding heeft in het land Curaçao. Hierdoor is Curaçao wat dit onderwerp betreft in een
rechtsvacuüm terecht gekomen.
Op. 18 april 2012, RvA no. RA/44-11-LV, heeft de Raad advies uitgebracht over een
ontwerplandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap voor Curaçao, die op
27 december 2011 ter advisering aan de Raad was voorgelegd door de regering.
Volgens de memorie van toelichting (tweede pagina) bij die ontwerplandsverordening was het de bedoeling
om de per 10 oktober 2010 vervallen EBOOBG zoveel als mogelijk opnieuw vast te stellen. In de memorie
van toelichting was uitdrukkelijk gesteld dat de modernisering van dit onderwerp in een latere fase aan de
orde zou komen, direct na de vaststelling van de betreffende landsverordening.
2°. Het doel van de onderhavige ontwerplandsverordening
Uit de memorie van toelichting (pagina 1, laatste tekstblok en pagina 2, eerste tekstblok) bij de onderhavige
ontwerplandsverordening (hierna: ontwerp) blijkt dat, na ongeveer twee jaar nadat de eerste
ontwerplandsverordening over een regeling over dit onderwerp aan de Raad voor advies is voorgelegd, de
eerste prioriteit van het ontwerp is het vergunningenstelsel voor het gebruik van de openbare ruimte opnieuw
in het leven te roepen en dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is de regeling te moderniseren, maar
wederom om zo spoedig mogelijk een tijdelijke regeling tot stand te brengen. Wel zijn ten opzichte van de
ontwerplandsverordening waarover de Raad d.d. 18 april 2012 advies heeft uitgebracht wijzigingen
aangebracht in het ontwerp, onder meer naar aanleiding van genoemd advies van de Raad (memorie van
toelichting, pagina 2, tweede tekstblok).
3 °. Algemeen oordeel van de Raad over het ontwerp en de toetsing van het ontwerp door de Raad
De Raad vindt dat het ontwerp zodanig verouderd is dat er binnen afzienbare tijd een gemoderniseerde
landsverordening dient te worden vastgesteld. De Raad wijst er onder meer op dat het toezicht- en
sanctiestelsel, zoals in het ontwerp is geregeld, ver achtergebleven is bij de ontwikkelingen op dat gebied. Er
kunnen bijvoorbeeld geen bestuurlijke boetes worden opgelegd bij overtreding van een verboden handeling.
De Raad is van oordeel dat bij de modernisering van de landsverordening voldoende aandacht moet worden
besteed aan dit onderwerp.
Hoewel er ruim drie jaar is verstreken na het vervallen van de EBOOBG moet vastgesteld worden dat er nog
steeds geen actualisering van deze landsverordening heeft plaatsgehad. Uit de memorie van toelichting is
evenmin op te maken binnen welke periode de regering de actualisering beoogt af te ronden.
1/8
De Raad is zich ervan bewust dat het eerdergenoemde rechtsvacuüm waarin Curaçao verkeert niet kan
voortduren. Ondanks de omstandigheid dat diverse aspecten die voor de modernisering van de LBOOBG
vereist zijn in het ontwerp ontbreken, waaronder de nodige toezicht- en sanctiemechanismen, heeft de Raad
ervoor gekozen om in beginsel, en als daar redenen voor zijn, slechts in detail in te gaan op de wijzigingen
ten opzichte van de eerste ontwerplandsverordening waarover de Raad d.d. 18 april 2012, RvA no.
RA/44-11-LV, advies heeft uitgebracht.
2. Voorlichting
Het ontwerp heeft onder meer tot gevolg dat voor diverse handelingen en situaties met onmiddellijke ingang
een vergunning of ontheffing is vereist. Om die reden dient op brede schaal voorlichting te worden gegeven
aan de bevolking zodat deze daarnaar kan handelen.
De Raad adviseert de regering om de datum van inwerkingtreding van de onderhavige landsverordening
zodanig te kiezen dat er voldoende tijd is om de bevolking te informeren over de gevolgen van deze
landsverordening.
II. Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp
1. Het ontwerp
a. Definitie “stedelijk gebied” (artikel 1 van het ontwerp)
Nieuw in het ontwerp is de definitie van het begrip “stedelijk gebied” (artikel 1, onderdeel g, van het ontwerp).
In dit artikelonderdeel staat dat “stedelijk gebied” nader aangeduid wordt bij landsbesluit, houdende
algemene maatregelen.
Aangezien diverse handelingen en situaties in het stedelijk gebied verboden zijn zonder vergunning, zie
bijvoorbeeld artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van het ontwerp, adviseert de Raad de regering bedoeld
landsbesluit op dezelfde datum als de onderhavige landsverordening in werking te doen treden.
b. Verschuldigdheid retributies en leges (artikel 3 van het ontwerp)
Ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid, van het ontwerp is een retributie verschuldigd voor “het in
behandeling nemen van een aanvraag” en zijn leges verschuldigd voor “de afgifte van een vergunning of
ontheffing”.
De Raad stelt vast dat de verschuldigdheid van de leges in artikel 80 van het ontwerp wordt gebaseerd op de
Eilandsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao 1992 (hierna: Legesverordening). Artikel 1,
onderdelen a en c, van de Legesverordening kent definities van de begrippen “leges” en “retributie”. Deze
definities komen niet overeen met het gestelde in artikel 3, eerste en tweede lid, van het ontwerp. Volgens de
Raad dienen artikel 1 van de Legesverordening en artikel 3 van het ontwerp op elkaar te worden afgestemd.
De Raad vindt artikel 3 van het ontwerp overigens overbodig naast de artikelen 1 en 2 van de
Legesverordening. Artikel 2 van de Legesverordening bepaalt dat ten bate van het land Curaçao leges,
precariorechten en retributies worden geheven naar de grondslagen en tarieven vermeld in de in de
Legesverordening opgenomen artikelen, hetgeen de wettelijke grondslag is voor het heffen van de
betreffende leges. Bovendien vraagt de Raad zich af of er naast het heffen van leges op grond van de
Legesverordening nog ruimte is voor het opleggen van een retributie, zoals is bepaald in artikel 3, eerste lid,
van het ontwerp. Het is namelijk niet duidelijk in welke gevallen ingevolge het ontwerp een retributie
verschuldigd is.
De Raad adviseert de regering artikel 3, eerste en tweede lid, van het ontwerp te heroverwegen met
inachtneming van het bovenstaande.
c. Ministeriële regeling met algemene werking en welstandseisen (artikel 16 van het ontwerp)
In artikel 16, derde lid, van het ontwerp staat dat de welstand niet op ontoelaatbare wijze mag worden
2/8
geschonden volgens bij ministeriële regeling met algemene werking vast te stellen regels. Ook in het tweede
lid van artikel 16 en in artikel 2, tweede lid, wordt verwezen naar de welstand.
De Raad adviseert de regering bedoelde ministeriële regeling met algemene werking op dezelfde datum als
de onderhavige landsverordening in werking te doen treden.
d. Het plaatsen of hebben van afval in verband met het ophalen door de reinigingsdienst (artikel 40)
De reinigingsdienst van Curaçao, Selikor N.V., maakt regelmatig publiekelijk bekend dat het afval op een
andere dag dan het normale schema aangeeft, zal worden opgehaald. Dit doet zich voor ter gelegenheid van
feestdagen.
Om die reden adviseert de Raad de regering aan artikel 40, onderdelen b en c, het volgende toe te voegen :
“tenzij de reinigingsdienst dat publiekelijk heeft aangekondigd”.
e. Gronden tot weigering, intrekking of wijziging van een evenementenvergunning (artikel 45, vierde lid, van
het ontwerp)
1°. Onderverdeling weigeringsgronden ten opzichte van intrekkings- en wijzigingsgronden
In artikel 45, vierde lid, van het ontwerp worden de gronden genoemd voor een weigering, intrekking of
wijziging van een evenementenvergunning.
De Raad vraagt zich af of het voldoende duidelijk is welke gronden gelden voor een weigering van een
evenementenvergunning en welke voor de intrekking of wijziging daarvan. De Raad wijst bijvoorbeeld op
artikel 45, vierde lid, onderdeel a, dat slechts als weigeringsgrond kan dienen maar niet als intrekkings- of
wijzigingsgrond. Daarnaast zijn de gronden, genoemd in de onderdelen e en g van genoemd artikellid,
slechts geschikt om een evenementenvergunning in te trekken of te wijzigen.
Voor de duidelijkheid over de vraag welke bepalingen dienen als weigeringsgrond en welke als intrekkings- of
wijzigingsgrond moeten deze naar het oordeel van de Raad in het ontwerp gescheiden worden vermeld.
De Raad adviseert de regering in het ontwerp de weigeringsgronden voor een evenementenvergunning apart
te vermelden van de intrekkings- en wijzigingsgronden.
2°. De verhouding tussen de artikelen 45 en 2 van het ontwerp
In artikel 2, tweede lid, van het ontwerp dat geheel nieuw is, zijn de weigeringsgronden genoemd voor een
vergunning. Naar het oordeel van de Raad vallen hier ook evenementenvergunningen onder omdat die
daarvan niet zijn uitgesloten. Omdat artikel 45, vierde lid, van het ontwerp eveneens weigeringsgronden
bevat voor een evenementenvergunning is het aan te bevelen om, met verwijzing naar aanwijzing 66 van de
Aanwijzingen voor de regelgeving, in het ontwerp de verhouding tussen artikel 2, tweede lid, en artikel 45,
vierde lid, aan te geven.
De Raad adviseert de regering het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.
f. Evenementenvergunning voor buitenlandse artiesten (artikel 47 van het ontwerp)
1°. Artikel 47 van het ontwerp en de toelichting daarop
Het verbod om een buitenlandse artiest die geen ingezetene van Curaçao is, te laten optreden of daartoe de
gelegenheid te geven (artikel 47, eerste lid), wordt in de memorie van toelichting (pagina’s 1 en 2) als volgt
toegelicht.
In de inleiding van de memorie van toelichting (pagina 1) staat dat van de gelegenheid gebruik is gemaakt
om vooralsnog het geldende beleid omtrent evenementen waarbij artiesten optreden die geen ingezetenen
zijn, wettelijk te verankeren. Er zal een restrictief beleid worden gevoerd voor wat betreft optredens van
buitenlandse artiesten gedurende de periode van 1 december tot en met de Aswoensdag (pagina 2, derde
tekstblok, memorie van toelichting).
Verder staat er dat een nadere precisering van de verdeling van bevoegdheden tussen de ministeries ertoe
leidt dat de verantwoordelijkheid hiervoor wordt gelegd bij de minister belast met arbeid, omdat het optreden
van de artiesten een vorm van arbeid is en de toelating tot Curaçao afhankelijk is van de toestemming van
3/8
het bevoegde gezag om te werken. Dit is volgens de memorie van toelichting (pagina 3, voorlaatste
tekstblok) gelijk als bij het proces van regulering van arbeid door vreemdelingen als bedoeld in de
Landsverordening arbeid vreemdelingen (hierna: LAV). De verantwoordelijkheid voor regulering is
neergelegd bij de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (hierna: SOAW) in het verlengde van
de LAV.
2°. Opmerkingen van de Raad op artikel 47 van het ontwerp en in relatie met de toelichting op artikel 47
- In artikel 47, eerste lid, staat dat de Minister van Justitie bevoegd is tot verlening van een
evenementenvergunning voor optredens door buitenlandse artiesten. In de toelichting op artikel 47 (pagina
11 van de memorie van toelichting) staat echter dat de evenementenvergunning wordt afgegeven door de
minister belast met arbeid. De memorie van toelichting en het ontwerp moeten naar het oordeel van de Raad
in overeenstemming met elkaar worden gebracht.
- In de artikelsgewijze toelichting op artikel 47 van het ontwerp (pagina 11 van de memorie van toelichting)
staat dat het verboden is op te treden zonder een vergunning van de minister belast met arbeid en dat
genoemd artikel onverminderd de bepalingen van de LAV geldt. Volgens de toelichting is deze beperking
ingevoegd ter verduidelijking van de relatie tussen beide landsverordeningen.
De Raad stelt vast dat er in artikel 47 geen beperking zoals bedoeld is opgenomen.
- Uit artikel 47 en de gegeven toelichting daarop kan de Raad niet eenduidig opmaken welke artiesten onder
het verbod van artikel 47, eerste lid, vallen. In dat artikellid gaat het om buitenlandse artiesten die geen
ingezetenen zijn.
Gezien de hierboven aangehaalde tekst van de memorie van toelichting, dat van de gelegenheid gebruik is
gemaakt om vooralsnog het geldende beleid omtrent evenementen waar artiesten optreden die geen
ingezetenen zijn wettelijk te verankeren, gaat de Raad ervan uit dat het in artikel 47 gaat om artiesten die
geen ingezetenen zijn van Curaçao, ongeacht of zij een landskind, de zogenoemde “yu di tera”, (hierna:
Curaçaose artiest) dan wel een vreemdeling (hierna: niet - Curaçaose artiest) zijn. Hiervan uitgaande merkt
de Raad het volgende op.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel e, van de LAV jo artikel 1 van de Landsverordening toelating en
uitzetting is de LAV slechts van toepassing op niet - Curaçaose artiesten. Omdat de Curaçaose artiest die in
het buitenland woont dan niet wordt getroffen door het verbod van artikel 47, eerste lid, is het noemen van de
LAV als instrument om optredens van buitenlandse artiesten te reguleren naar het oordeel van de Raad niet
geheel juist. De aan de Minister van SOAW gegeven verantwoordelijkheid voor de regulering van een en
ander is naar de mening van de Raad dan ook onterecht.
De Raad is bovendien van mening dat de LAV niet als instrument kan dienen voor de regulering van
evenementen in het kader van de LBOOBG omdat daarbij aspecten van openbare orde een rol dienen te
spelen en geen arbeidsrechtelijke.
De Raad vindt artikel 47, eerste lid, van het ontwerp en de toelichting daarop niet duidelijk wat betreft de
doelgroep waarvoor het verbod geldt.
- In de toelichting op artikel 47 (pagina 11 van de memorie van toelichting) leest de Raad dat de lokale
artiesten in de betreffende periode het leeuwendeel van hun inkomsten verdienen voor een jaar en dat de
regering in die periode het optreden van buitenlandse artiesten wil beperken.
In zijn advies d.d. 18 april 2012, RvA no. RA/44-11-LV (pagina 6, eerste tekstblok), heeft de Raad er al op
gewezen dat uit deze motivering voor het opnemen van artikel 47 blijkt dat dit artikel geen betrekking heeft op
de bescherming van de belangen waar de onderhavige landsverordening op ziet, maar op de bescherming
van de lokale arbeidsmarkt. Daarbij heeft de Raad aangegeven dat bescherming van de lokale arbeidsmarkt
niet behoort tot de belangen die de onderhavige landsverordening dient te beschermen. Dat de
verantwoordelijkheid voor de nadere precisering van de verdeling van bevoegdheden tussen de ministeries
wordt gelegd bij de minister die belast is met arbeid is naar het oordeel van de Raad ook om deze reden niet
juist. Naar het oordeel van de Raad hoort deze thuis bij de Minister van Justitie.
4/8
Indien er redenen zijn om het aantal evenementenvergunningen te beperken in de periode 1 december tot en
met de dag na Aswoensdag, dan adviseert de Raad de regering te bezien of het aantal uit te geven
evenementenvergunningen gemaximeerd kan worden om redenen die wel te maken hebben met de
openbare orde. Een reden voor maximering zou kunnen zijn dat de beschikbare capaciteit op Curaçao van
onder meer de politie en hulpverleningsdiensten beperkt is waardoor aan het aantal evenementen een
bovengrens zou moeten worden gesteld.
3°. Advies van de Raad
De Raad adviseert de regering artikel 47 van het ontwerp te heroverwegen met inachtneming van het
bovenstaande.
g. Wijziging van de Legesverordening (artikel 80 van het ontwerp)
De Raad adviseert de regering artikel 80, negende lid, van het ontwerp te herformuleren, omdat hieruit niet
opgemaakt kan worden wat er gewijzigd wordt in de Legesverordening.
2. De memorie van toelichting
a. Pagina 2 (Tijdelijke regeling)
Op pagina 2 staat in het eerste tekstblok dat het ontwerp niet de strekking heeft om de regeling over de
openbare orde en veiligheid op moderne leest te schoeien maar om zo spoedig mogelijk een tijdelijke
regeling tot stand te brengen.
Mocht het de bedoeling zijn daadwerkelijk een tijdelijke regeling vast te stellen dan zal dit volgens de Raad
moeten blijken uit de tekst en de vorm van het ontwerp. In dat geval adviseert de Raad de regering
aanwijzingen 143 en 144 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht te nemen. De Raad adviseert de
regering overigens om in de memorie van toelichting aan te geven binnen welke termijn beoogd wordt een
geheel nieuwe regeling ter zake vast te stellen.
b. Pagina 4
In de tekst in “Onderdeel a” onder “1° Buitenlandse artiest” staat “Artikel 47 is verkort en de
verantwoordelijkheid voor regulering is neergelegd bij de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en
Welzijn in het verlengde van de Landsverordening arbeid vreemdelingen”.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven welke onderwerpen de regulering
betreffen waarvoor de Minister van SOAW verantwoordelijk wordt gehouden.
c. Pagina’s 2 en 5 (Onderdeel f)
In de tekst in “Onderdeel f” op pagina 5, van de memorie van toelichting staat dat de reikwijdte van de in die
tekst genoemde artikelen is uitgebreid naar het stedelijk gebied.
De Raad stelt vast dat dit niet het geval is wat betreft de artikelen 14, eerste lid, 40 en 42 van het ontwerp. In
deze artikelen zijn de verboden handelingen niet uitgebreid tot het stedelijk gebied maar tot het gehele
gebied van Curaçao.
De Raad adviseert de tekst in “Onderdeel f” op pagina 5 van de memorie van toelichting aan te passen met
inachtneming van het bovenstaande. Dit geldt tevens voor de voorlaatste volzin in het tweede tekstblok in
onderdeel “2. Hoofdlijnen van het ontwerp”, op pagina 2 van de memorie van toelichting.
III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en
worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de
Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.”
5/8
Willemstad, 22 januari 2014
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ ____________________
mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop mevr. mr. C. M. Raphaëla
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden.
De Raad noemt de volgende voorbeelden.
a. Het ontwerp
Artikel 9
De Raad adviseert in artikel 9 vóór het woord “politie” de woorden “ambtenaar van” te schrappen.
Artikel 14
De Raad stelt voor in artikel 14, tweede lid:
a. het woord “uitvoeringsorganisatie” te vervangen door “Uitvoeringsorganisatie”;
b. de zinsnede “daarvan kennis aan de minister” te vervangen door “daarvan kennis aan de minister,
genoemd in het eerste lid”.
Artikel 16
De Raad stelt voor in artikel 16:
a. in het derde lid de woorden “De minister” te vervangen door “De minister, genoemd in het tweede lid” en
het woord “bedoel” door “bedoeld”;
b. in het vierde lid het woord “propaganda” te vervangen door “ideële propaganda”.
Artikel 20
De Raad stelt voor in artikel 20, eerste lid, de zinsnede “of op aan de openbare weg” te vervangen door “op
of aan de openbare weg”.
Artikel 21
De Raad stelt voor de puntkomma aan het einde van de tekst van artikel 21 te vervangen door een punt.
Artikel 27
De Raad adviseert “het lucht” te vervangen door “de lucht”.
Artikel 30
De Raad stelt voor in het tweede lid de zinsnede “Het verbod onder c” te vervangen door “Het verbod,
bedoeld in het eerste lid, onder c,”.
Artikel 39a
De Raad stelt voor:
a. in het eerste lid de zinsnede “een bedreiging van de openbare orde” te vervangen door “een bedreiging
voor de openbare orde”;
b. in het tweede lid de woorden “zoals bedoeld” te vervangen door “als bedoeld”;
c. in het derde lid de zinsnede “als in het eerste lid bedoeld” te vervangen door “, bedoeld in het eerste lid”.
Artikel 45
De Raad stelt voor:
a. artikel 45 vierde lid, onderdeel f, te herformuleren omdat deze bepaling niet duidelijk is;
6/8
b. artikel 45, vierde lid, onderdeel b, toe te voegen aan artikel 45, vierde lid, onderdeel a, overeenkomstig de
formulering in artikel 45, vierde lid, onderdeel d, van het ontwerp.
Artikel 66
De Raad stelt voor in artikel 66 de zinsnede “artikel 26, tweede lid, onder d en e,” te vervangen door “artikel
26, eerste lid, onder d en e, en het tweede lid, onder c,”.
Artikel 70
De Raad stelt voor in artikel 70, onderdeel a, “Uitvoeringsorganisatie Publieke Zaken” te vervangen door de
“Uitvoeringsorganisatie Ruimtelijke Ordening en Planning”.
Artikel 74
De Raad stelt voor in artikel 74, vijfde lid, de zinsnede “aan de personen” te vervangen door “aan de
ambtenaren en personen”.
Artikel 78
Voorgesteld wordt in artikel 78, derde lid, de zinsnede “Bij veroordelen wegens overtreding” te vervangen
door “Bij een veroordeling wegens overtreding”.
Artikel 79
De Raad stelt voor in artikel 79:
a. het woord reclame te vervangen door “handelsreclame”;
b. de zinsnede “binnen drie maanden” te vervangen door “binnen drie maanden na de inwerkingtreding van
deze landsverordening”.
Artikel 80
a. De Raad stelt voor artikel 80 van het ontwerp in overeenstemming te brengen met aanwijzing 175 dat
handelt over de indeling van de wijzigingen van een regeling.
b. De Raad stelt tevens voor met artikel 80, derde lid, van het ontwerp het woord “eilandsverordening” in
artikel 35, aanhef, van de Eilandsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao 1992” te
vervangen door “landsverordening”.
c. Omdat de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap ingaande 10
oktober 2010 is vervallen, dienen alle verwijzingen daarnaar vervangen te worden door “de
Landsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap”. De Raad wijst hierbij onder
meer op artikel 40, aanhef, van de Legesverordening. De Raad stelt voor het ontwerp aan te passen met
inachtneming van het voorgaande.
Artikel 81
De Raad stelt voor:
a. de bepaling tot vaststelling van de citeertitel (artikel 81, eerste lid, van het ontwerp) in een afzonderlijk
artikel in het ontwerp op te nemen, overeenkomstig aanwijzing 73 van de Aanwijzingen voor de regelgeving;
b. de inwerkingtredingsbepaling (artikel 81, tweede lid, van het ontwerp) overeenkomstig aanwijzing 140,
eerste lid, onder C, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, aan te passen.
b. De memorie van toelichting
Pagina 4
Voorgesteld wordt in de tweede volzin van de tekst onder “Onderdeel e” de woorden “en overlaten” te
vervangen door “en over te laten”.
Pagina 9
Voorgesteld wordt:
a. in de derde volzin van het eerste tekstblok onder “Artikel 39a en 39b” de zinsnede “of ander
7/8
leidinggevende ambtenaar” te vervangen door “een andere leidinggevende ambtenaar”;
b. in de derde volzin van het laatste tekstblok onder “Uitgaanscentrum, binnenstad en stedelijk gebied” het
woord “gedraging” te vervangen door “gedragingen”.
8/8