Lees meer

IN DE FOCUS Jolien Van Dessel
Kind + armoede =
K
inderarmoede krijgt veel aandacht. Al zeggen wetenschappers dat
‘kinderarmoede’ niet bestaat. Er zijn namelijk geen arme kinderen,
in de enkel
focuskinderen
Jolien Van
metDessel
arme ouders. Hoewel het dus theoretisch niet
kan, is de laatste jaren de aandacht verschoven van de bestrijding van
armoede naar de bestrijding van kinderarmoede.
De meest recente armoedecijfers zijn
schrijnend. Cijfers van armoede worden vaak gebaseerd op een vergelijking van de inkomens van alle burgers. In België ben je arm als je leeft
met een inkomen onder de Europese
armoededrempel. Deze drempel werd
vastgelegd op 60% van het mediaaninkomen.1 Volgens de laatste EU-SILC
studie (2012) leeft 10,9% van de
Vlamingen in armoede. Dit zijn ongeveer 680.000 mensen. Kind en Gezin
(2014) stelt dat 11% van de geboortes
in 2013 plaats vond in een gezin in
kansarmoede. Een verdubbeling in de
laatste tien jaar. 140.000 Vlaamse kinderen groeien op in een kansarm gezin (EU-SILC, 2012). Geen ver-vanons-bed-show maar een realiteit die
plaats vindt om de hoek.
Hoog op de agenda
De preventie van armoede is veel efficiënter en effectiever dan moeten optreden op latere leeftijd, stellen we-
tenschappers. Bovendien is het eenvoudiger om een breed maatschappelijk draagvlak te creëren en politieke
overeenstemming te bereiken over
kinderarmoede dan over armoede in
het algemeen. Heersende denkkaders
in onze samenleving spreken de verantwoordelijkheid van de burger
steeds vaker aan vanuit een individueel schuldmodel. Bij kinderen ligt dit
anders, niemand vindt dat kinderen
verantwoordelijk kunnen zijn voor de
armoede waarin ze leven. Gevolg: kinderarmoede wordt hoog op de agenda
geplaatst.
Structureel probleem
Armoede is breder dan enkel een
beperking van de financiële middelen. Het is ook een verhaal van een
gebrek aan ervaringen en kansen.
Onderwijs wordt hier vaak gezien
als een sociale hefboom, een middel
om de armoedecyclus te doorbreken. Alhoewel studies aantonen dat
Meer lezen?
◗ Een eerlijke kans. Basisonderwijs voor kinderen in kansarmoede, Albert Janssens
& Daniël Trimbos, LannooCampus, 2014,
160 p., 24,99 euro.
◗ Kleine kinderen, grote kansen. Hoe kleuterleraars leren omgaan met armoede en
ongelijkheid, Iris Roose, Reinhilde
Pulinx, Piet Van Avermaet, Koning
Boudewijnstichting, 2014, 161 p., downloadbaar via www.kbs-frb.be.
8
BASIS 7 FEBRUARI 2015
onderwijs het verschil kan maken
voor kinderen in een moeilijke
thuissituatie, kan het geen structurele oplossing bieden. Er zijn factoren waar het onderwijs simpelweg
geen vat op heeft. Een onderwijsbeleid kan maar succesvol zijn in het
creëren van gelijke kansen als de
samenleving in zijn geheel ook gebaseerd is op het principe van gelijke kansen. Toch betekent dit niet dat
onderwijs niets kan of moet doen
voor kinderen die leven in kansarmoede. Onderwijs kan vaardigheden
en technieken aanreiken die nodig
zijn voor het verdere leven en kan
inspelen op het gebrek aan ervaringen en kansen van deze kinderen.
Ongelijk onderwijssysteem
Kinderen in kansarmoede lopen vaak
al voor de schoolleeftijd een ontwikkelingsachterstand op. Ons onderwijssysteem lijkt er niet altijd in te
slagen de kloof tussen leerlingen te
verkleinen. Integendeel, er is wetenschappelijke evidentie dat ons onderwijs de ongelijke beginsituaties net
vergroot en zo op zijn beurt bijdraagt
aan ongelijkheid. Verder onderzoek is
nodig om na te gaan welke elementen
van ons schoolsysteem er voor zorgen
dat kinderen ongelijke kansen krijgen.
Er zijn een aantal zaken waar leerkrachten extra oog kunnen voor hebben. Het creëren van een kansrijke
school begint tenslotte in de klas, bij
de leerkracht.
Gelijke kansen bieden
Leerkrachten zijn belangrijke modellen voor al hun leerlingen. Een leer-
Onderwijs kan inspelen
op het gebrek aan
ervaringen en kansen
van kinderen in
armoede.
= kinderarmoede?
kracht toont een aantal vaardigheden
en attitudes door de manier waarop
hij/zij voor de klas staat. Dit zorgt voor
een zekere kwetsbaarheid. Een leerkracht moet zichzelf blootgeven en tonen wie hij is. Langs de andere kant
geeft een leerkracht ook de verwachtingen aan die hij heeft naar leerlingen. Als je als leerkracht leerlingen
benadert zoals je zelf graag benaderd
wil worden, ga je uit van een evenwaardige positie. Een evenwaardige
positie houdt niet in dat kinderen medezeggenschap moeten hebben in iedere beslissing of dat er geen verschillen kunnen zijn in leefwerelden.
Wel dat verschillende normen en
waarden als even waardevol behandeld worden. Bovendien betekent een
evenwaardige positie dat respect getoond wordt voor de eigenheid van het
kind. Kinderen hebben het recht om
zichzelf te zijn en dit ook te tonen. Een
individuele of ‘speciale’ behandeling is
niet nodig voor kinderen in kansarmoede. Overdreven of opzichtige hulp
wordt als betuttelend ervaren.
Kinderen in kansarmoede hebben
recht op en vragen minstens hetzelfde
van een leerkracht als andere leerlingen.
Armoede heeft invloed op de ruimte
waarin kansarme kinderen zich bewegen, de ervaringen die ze meemaken
en de kansen die ze krijgen. Ervoor
zorgen dat de kloof tussen leerlingen
niet kan groeien, is er dus ook voor
zorgen dat kinderen gelijke kansen
krijgen. Om gelijke kansen te bieden,
ben je je als leerkracht bewust van de
dagelijkse realiteit waarin het kind
zich bevindt en de gevolgen die dit
met zich meebrengt. Thuissituaties
van kinderen vinden hun weg tot in de
klas. Het zijn rugzakjes die kinderen
meebrengen naar de school maar die
ze niet voor het binnen gaan aan de
kapstok kunnen hangen. Kinderen gelijke kansen bieden is inzicht hebben
in hoe de thuissituatie het functioneren op school mee beïnvloedt.
Aandacht
voor de thuissituatie
Kansarme kinderen hebben vaak veel
bezorgdheden. Denk maar aan een
onveilige opvoedingssituatie, een
slechte huisvesting of een lege brooddoos. Al deze bekommernissen zorgen voor een mentale belasting. Er is
minder ruimte over voor de leerstof
en het wordt moeilijker om langdurig
de aandacht te houden. Het afwisselen van intensieve met minder intensieve momenten kan verhinderen dat
kansarme kinderen ‘overbelast’ worden.
Kinderen in armoede hebben, in vergelijking met andere kinderen, minder
kansen om (rijke) ervaringen op te
doen. Leerkrachten die er in slagen
om die kansen aan te reiken aan alle
kinderen, gaan eerst na of de kinderen over de vaardigheden en kennis
beschikken die nodig zijn om een taak
af te werken. Als dit niet het geval is,
besteden ze hier aandacht aan, voor
ze beginnen aan opdrachten of instructies geven. Kansarme kinderen
komen bovendien minder dan hun
leeftijdsgenoten in contact met taalrijke omgevingen. Het gevolg hiervan is
dat hun woordenschat beperkter is. In
de interactie met leerlingen, kan je
hiermee rekening houden. Aftoetsen
of kinderen al de woorden begrijpen
en er de juiste betekenis aan hechten,
komt al de kinderen ten goede. Een
andere manier om in te spelen op een
beperktere woordenschat is vaste
momenten voorzien voor het aanleren
van taal, bijvoorbeeld een woord van
de dag kiezen.
Het beperken van huisopdrachten is
een andere methode om gelijke kansen te garanderen. Kansarme kinderen hebben minder toegang tot begeleiding bij hun huiswerk.
Huisopdrachten vormen zo een mechanisme dat de kloof tussen klasgenoten kan vergroten. Als er toch huisopdrachten gegeven worden, mogen
deze niet essentieel zijn voor het leren
op school.
Deze voorbeelden zijn maar enkele
methodes om te gebruiken in de klas.
Ze vragen geen grote inspanningen of
ingrijpende veranderingen maar hebben wel invloed op de schoolervaringen van leerlingen en hoe zij hun
schooltijd beleven. We moeten vaker
stil staan bij de kleine dingen die wij
vanzelfsprekend vinden. Ze maken
voor iemand anders misschien een
wereld van verschil. n
n
1. Een gezin met twee kinderen heeft volgens deze drempel een inkomen van
minimaal 2.104 euro per maand nodig, een alleenstaande een inkomen van
1.002 euro per maand.
7 FEBRUARI 2015 BASIS
9