Tobit, doopdienst, 30 nov 2014 Het deuterokanonieke bijbelboek Tobit. Eigenlijk zou u het thuis zelf even moeten lezen. Want al die kleine details die dit boek zo leuk en leesbaar maken, die hebben wij daarnet, in deze heel beknopte weergave, niet genoemd. De mussendrek die in Tobits ogen valt en die zijn blindheid veroorzaakt. Of de wonderbaarlijke vis met geneeskrachtige ingewanden die Tobias onderweg vangt. Of, nog zo’n klein maar opvallend detail, de hond die Tobias en zijn reisgenoot begeleidt… Van het boek Tobit wordt gezegd dat het een romanachtige leervertelling is, een leervertelling waarin onder meer gebruik wordt gemaakt van motieven uit sprookjes, om zo, op een heel onderhoudende manier, een bepaalde boodschap over te brengen. Wat is dan de boodschap van het boek Tobit? Kort samengevat luidt die boodschap: wie goed doet, goed ontmoet. Het verhaal van de voorbeeldige Tobit, die door zijn trouw aan de geboden in de problemen raakt, maar die uiteindelijk ervaart dat het allemaal goed komt, wil de lezer bemoedigen om net zo te handelen en om erop te vertrouwen dat wie goed doet goed zal ontmoeten, ondanks alle tegenslagen onderweg. Deze boodschap maakt het boek Tobit tot een verhaal over de voorzienigheid Gods. God zorgt, zo vertelt ons dit verhaal, dat het uiteindelijk goed komt. En dat doet God in het boek Tobit door middel van een engel, de engel Rafaël. Vader Tobit en zijn vrouw Anna spelen alleen aan het begin en aan het einde van het boek een rol. Sara zegt afgezien van haar gebed aan het begin bijna niets. Tobias is dus de hoofdpersoon. Hij gaat op reis, hij verjaagt de demon, hij geneest zijn vader. Tegelijkertijd is Tobias een opvallend bleek figuur, die alleen maar braaf doet wat anderen hem opdragen. Op deze manier onderstreept de verteller dat Rafaël, de engel, de eigenlijke actor is in het verhaal. Rafaël handelt. En daarmee handelt God. Deze voorzienigheid Gods is wel een punt waar jullie doopouders bleven haken. Want ook het kwaad dat Tobit overkomt, wordt in dit boek ingebouwd in de voorzienigheid Gods. Tobit wordt immers, zo vertelt ons het verhaal, door God op de proef gesteld. Net als in het boek Jop is deze beproeving een poging om een antwoord te geven op de pijnlijke vraag hoe het toch kan dat mensen zo moeten lijden. Een poging om antwoord te geven op de pijnlijke vraag waarom mensen die goed zijn, die het zo overduidelijk niet hebben verdiend, soms zo 1 moeten lijden. Alleen helpt het niet. Het antwoord van van het boek Tobit neemt onze pijn om het lijden van mensen niet weg en het neemt onze vragen niet weg. Met een God die mensen laat lijden om hen op de proef te stellen hebben wij op z’n zachtst gezegd moeite. En bovendien werkt het ook gewoon niet. Dat zien wij nu, maar dat wisten de eerste hoorders van het boek Tobit natuurlijk ook al. Het komt immers niet altijd goed. Wie goed doet goed ontmoet, dat gaat helaas niet altijd op. De grote en prangende vragen die ten grondslag liggen aan het boek Tobit, die blijven dus open. Maar misschien is het desondanks wel goede raad. De raad van het boek Tobit. De raad om in ons leven waar mogelijk goed te doen in het vertrouwen dat het wel goed komt. Als levenshouding. Leven vanuit het vertrouwen op Gods zorg. Leven vanuit het vertrouwen op Gods meegaan. Ook al is er onderweg maar weinig houvast en ook al heb je geen enkele harde garantie. Bij de voorbereiding van deze dienst hebben jullie doopouders erover nagedacht wat dit verhaal van Tobit voor jullie kan betekenen. Heel in het algemeen, maar ook toegespitst op de doop van je kind. En als ik kijk naar jullie reflecties, dan valt mij jullie innerlijke beweeglijkheid op. In het gesprek over dit bijbelboek hebben jullie telkens verschillende posities ingenomen en aan anderen toegekend om op die manier te zoeken naar betekenis. Aan de hand van dit verhaal van de engel Rafaël die als een mens met Tobias meetrekt, hebben jullie gesproken over de wijze waarop mensen soms engelen kunnen zijn. Engelen die je begeleiden. Die helpen. Die dingen terechtbrengen. En jullie merkten op dat je ook zelf engel kunt zijn voor anderen. Maar ook jullie kinderen kunnen deze positie van engel voor jullie hebben. ‘De glans is eraf’, dat zei één van jullie over de engel in dit verhaal. Om te vervolgen: ‘Jij bent een glansmensje, kind. In je gewoonheid en in je uniekheid.’ En dan: ‘Een engel is ook een gewoon mens.’ En ten slotte verplaatsten jullie je in de ouders van Tobias en van Sara. Deze ouders die hun kinderen los moeten laten. Deze ouders die hun kind met een vreemdeling naar een ver land moeten laten trekken. Wij spraken over vertrouwen. En jullie uitten de wens om je kind vertrouwen mee te geven. Vertrouwen in mensen. Ook al weten jullie dat niet altijd iedereen te vertrouwen is. Wij spraken over onze associaties als het gaat om engelen. Van de wattevleugeltjes en de commercie tot engelen als onzichtbare krachten die mensen in moeilijke tijden ondersteunen en engelen als positieve en lichte levensenergie en bescherming. Een van jullie zei in dit verband niet zo tussen God en Jezus en engelen en Geest te willen onderscheiden. ‘Ik ervaar 2 engelen niet als iets aparts van God of het goddelijke.’ Op deze opmerking wil ik hier nader ingaan. De engelvoorstellingen die wij tegenkomen in de Bijbel zijn heel divers. Dat heeft er mee te maken dat in de loop van de tijd het denken van mensen over engelen is veranderd. En dat daarmee ook de ervaringen van mensen van engelen zijn veranderd. In vroege Bijbelboeken zijn engelen vooral boden van God. Boden die niet los staan van hun boodschap en die verder geen eigenheid hebben. En ook bode en boodschapper lopen vaak door elkaar heen. Zo kan binnen een en hetzelfde verhaal afwisselend en zonder onderscheid God en een engel spreken. Engelen zijn hier niet echt van God onderscheiden. Later is het een hele tijd vrij stil als het gaat om engelen. In de meeste profetenboeken komen wij maar weinig engelen tegen. Kennelijk hebben nu de profeten de rol van boodschapper overgenomen. In late Bijbelboeken zijn er dan weer volop engelen. En nu krijgen de engelen ook steeds meer eigenheid. Nu krijgen zij namen en functies. Er ontstaat een hiërarchie van engelen en er ontstaat een hele engelenleer. In een tijd waarin Gods verhevenheid sterk werd benadrukt, maakt de voorstelling van engelen het mogelijk om te spreken over Gods nabijheid en om ervaringen van Gods nabijheid onder woorden te brengen. Het bijbelboek Tobit is zo’n laat geschrift. De ballingschap van het volk Israel onder de Assyriërs, waarover het boek vertelt, vond zo’n 700 jaar voor Christus plaats, maar het boek zelf is waarschijnlijk pas in de derde of tweede eeuw voor Christus geschreven. In het boek Tobit zien wij God op zijn troon. De engel Rafael brengt de gebeden van Tobit en van Sara voor God en hij bericht God ook over de goede daden van Tobit. En God stuurt Rafael om Tobit te beproeven en vervolgens stuurt Hij Rafael om Tobit en Sara te bevrijden. God lijkt in het verhaal van Tobit ver weg. Maar Zijn engel gaat met mensen mee. Als een mens. Heel nabij. Deze schets is grof en onnauwkeurig. De historische werkelijk was natuurlijk veel complexer. Verschillende voorstellingen lopen hier door elkaar heen en er zijn voorbeelden van verhitte discussies van verschillende groepen als het gaat over engelen. Mij helpt deze grove schets wel. Allereerst omdat het toch wel prettig is om een beetje orde aan te brengen in de diverse voorstellingen. Maar ook omdat deze schets laat zien hoe mensen in verschillende tijden en met heel verschillende denkkaders telkens beschikken over mogelijkheden om ervaringen van Gods nabijheid onder woorden te brengen. Voor mij is engel een woord voor de soms intense ervaring van Gods nabijheid. Een woord voor ons horen van Gods stem, een woord voor ons verstaan van God. Maar ook een woord voor ons verlangen naar Gods nabijheid en bescherming. Een woord voor het meegaan van God met ons mensen. Tegelijkertijd is engel 3 zeker niet het enige woord voor Gods nabijheid. Joden en christenen ervaren en beschrijven nabijheid van God op vele verschillende manieren. Zo spreken Joden bijvoorbeeld over de Schechina, de inwoning Gods. En voor christenen begint vandaag de advent. Een tijd van bewuste verwachting en van bewust verlangen. Op weg naar kerst. Het kind in de kribbe. God zo nabij. Mens geworden. Kind geworden. Afgelopen september opende hoogleraar Remonstrantse theologie Christa Anbeek het academisch jaar in de Ekklesia met het thema ‘Een nieuwe geboorte’. Gekscherend spraken wij bij de voorbereiding over ‘kerst in september’. Een van jullie doopouders zat toen in de kerk. Hoogzwanger. Christa Anbeek vergeleek de studentenekklesia en het studentenpastoraat in deze dienst met een geboortehuis. Een veilige ruimte waar mensen aan elkaar kunnen laten zien wat hen beweegt en raakt. Een oefenplaats waar zichtbaar kan worden wie wij werkelijk zijn. Een oefenplaats waar zichtbaar kan worden hoe leven ook kan zijn. Toen wij erover spraken wat jullie je kind mee hopen te geven met de doop, vertelde deze doopouder dat zij daar op hoopt. Dat de kerk, de Ekklesia, een geboortehuis zal zijn. Een veilige ruimte. Een ruimte voor inspiratie. Een ruimte voor gemeenschap. Iemand anders noemde de doop een basis die je je kind meegeeft en waar je kind op terug kan vallen. En jullie beschreven de doop ook als een manier om uitdrukking te geven aan je intense dankbaarheid. En aan je verwondering over het leven. En verschillenden van jullie beschreven de doop als het beginpunt van een weg. Een symbolisch beginpunt van een spiritueel pad. Met de doop zetten jullie je kind op een weg. Een weg die deze kinderen niet alleen kunnen gaan. Jullie spreken zo meteen de intentie uit om je kind op deze weg te begeleiden. En ook wij als gemeenschap spreken zo meteen de intentie uit om deze kinderen te begeleiden op hun weg. Als collectief, als gemeenschap willen wij ons ervoor inzetten dat de Ekklesia een plaats is waar kinderen en jongeren zich thuis voelen. Een inspirerende plaats waar zij ruimte en gemeenschap ervaren. Bij de voorbereiding spraken wij over verschillende doopbetekenissen. Ik wil er één mogelijke betekenis aan toevoegen. Dopen is ook het uitspreken en het uitbeelden van ons vertrouwen dat ook God deze kinderen zal begeleiden op hun weg. Ons vertrouwen dat God met deze kinderen mee zal gaan en hen nabij zal zijn. Welke naam wij aan deze nabijheid ook geven. 4 Met woorden van Dietrich Bonhoeffer: Door goede machten liefderijk geborgen verwachten wij getroost wat komen mag. God is met ons des avonds en des morgens is zeker met ons elke nieuwe dag. Amen 5
© Copyright 2024 ExpyDoc