Onderzoeksresultaten nulmeting Wij! The Future! Bevindingen

Onderzoeksresultaten nulmeting Wij! The Future!
Bevindingen Nulmeting Project Wij! The Future!
Opdrachtgever: Vrijwilligers Centrale Amsterdam
Onderzoeker: Femke Kaulingfreks, Palabras Research&Advice
Eerste enquête ingevuld door:
Tweede enquête ingevuld door:
226 leerlingen.
219 leerlingen.
Eerste enquête:
52 % jongens
48 % meisjes
Tweede enquête:
54 % jongens
46 % meisjes
Leeftijd:
13/14 jaar, 9 leerlingen van 15 jaar
Conclusies
Uit de nulmeting blijkt dat het project Wij! The Future! leerlingen bewust maakt van de
meerwaarde van vrijwilligerswerk en dat hun kennis over vrijwilligerswerk flink is
toegenomen. Leerlingen hebben geleerd wat een non-profit organisatie is, en hebben
duidelijk meer waardering gekregen voor het doen van maatschappelijk werk zonder dat je
daar voor betaald krijgt. Het blijkt dat leerlingen voldoening halen uit het helpen van anderen
en bij de maatschappelijke stage ook kennis opdoen die ze niet in de schoolbanken opdoen.
Daarnaast hebben ze meer mensen leren kennen die vrijwilligerswerk doen en beter leren
begrijpen waarom mensen vrijwilligerswerk doen.
- Het project draagt dan ook bij aan de bereidheid van leerlingen om zich
maatschappelijk in te zetten voor anderen.
Daarnaast ervaren leerlingen ook direct hoe het is om je maatschappelijk in te zetten voor
anderen. De leerlingen oefenen met sociale vaardigheden waar ze voorheen misschien wel
een duidelijk idee over hadden, maar die ze nog niet vaak in concrete situaties in de praktijk
hadden gebracht. Hierdoor maken leerlingen concreet mee hoe ze het beste kunnen
handelen in sociale situaties die niet vertrouwd voor ze zijn en krijgen ze een concreter beeld
van waar ze goed in zijn. Leerlingen hebben bijvoorbeeld geleerd hoe ze vreemde mensen
kunnen aanspreken en hoe ze duidelijke afspraken moeten maken.
- Door het project Wij! The Future! komen leerlingen op nieuwe plekken in contact met
nieuwe mensen en verbreden ze zo hun sociale horizon.
De lessen van Wij! The Future! helpen leerlingen in de voorbereiding op hun
maatschappelijke stage omdat ze leren wat verschillende sectoren inhouden, alvast
nadenken over hun talenten en leerpunten en mogelijke sociale situaties bespreken voordat
ze daarmee geconfronteerd worden tijdens de stage. De leerlingen herkenden dingen tijdens
de stage die in de les al waren besproken en konden daardoor in verschillende gevallen snel
bedenken wat ze moesten doen.
- De lessen van Wij! The Future! laten leerlingen al voor de stage op een tastbare en
speelse manier oefenen met sociale vaardigheden.
Onderzoeks-aanpak
Voor deze nulmeting hebben we op twee scholen, het Huygens College in Amsterdam West
en het Waterlant College in Amsterdam Noord, onderzoek gedaan voor en na de trainingen
van Wij! The Future! en de maatschappelijke stage van tweede klassers. Voorafgaand aan
de maatschappelijke stage en de daar aan verbonden lessen vulden alle deelnemende
leerlingen een enquête in met 31 vragen. De meeste vragen waren gesloten meerkeuze
vragen. De enquête bestond uit drie delen. Het eerste deel was gericht op kennis over
vrijwilligerswerk en de motivatie van mensen om vrijwilligerswerk te doen. Het tweede deel
was gericht op inzicht in de eigen talenten en eigenschappen van de leerlingen en de
sectoren waarbij hun interesse ligt. Het derde deel was gericht op het testen van de sociale
vaardigheden van de leerlingen in verschillende situatie die ze tijdens hun stage zouden
kunnen tegenkomen. De enquête werd online ingevuld. Na afloop van het maatschappelijke
stage traject vulden de leerlingen de enquête nogmaals in. De vraagstelling in de tweede
enquête werd waar nodig aangepast aan het latere stadium in het traject. Naast de enquête
werd op beide scholen een focusgroep gesprek gehouden voor en na het maatschappelijke
stage traject. Aan het focusgroep gesprek namen per school 6 tot 8 leerlingen deel, uit elke
klas één leerling. De gesprekken duurden en half uur tot drie kwartier per gesprek. In de
focusgroep gesprekken werden dezelfde vragen gesteld die ook aan bod kwamen in de
enquête. De focusgroep gesprekken dienden als aanvullend onderzoeksmateriaal naast de
enquête. In de gesprekken was meer ruimte voor persoonlijke anekdotes, kon doorgevraagd
worden naar de mening en motivatie van de leerlingen, en konden sociaal wenselijke
antwoorden worden gesignaleerd en geconfronteerd. De informatie uit de focusgroep
gesprekken zorgden zo voor extra verdieping en illustraties bij de algemene resultaten van
de enquête.
Beoordeling vrijwilligerswerk
Leerlingen hebben na het traject een beter idee van wat vrijwilligerswerk is. Ook hebben ze
een positiever beeld gekregen bij vrijwilligerswerk. Een grote meerderheid van de leerlingen
had al een positief beeld bij vrijwilligerswerk, maar dit aantal is toegenomen.
Bij de eerste enquête dacht 75% dat vrijwilligerswerk leuk is, bij de tweede enquête dacht 86
% dat vrijwilligerswerk leuk is. Bij de eerste enquête wist 7 % niet wat vrijwilligerswerk is, bij
de tweede enquête is dat nog maar 2 %. Bij de eerste enquête denkt 10% van de leerlingen
nog dat niemand vrijwilligerswerk wil doen, bij de tweede enquête is dat nog maar 1,5%.
Jaarverslag 2013 VCA
|2
Enquête voor het traject:
Enquête na het traject:
Op de vraag: “Waarom doen mensen vrijwilligerswerk?” Beantwoorden de meeste leerlingen:
“Om mensen te helpen.” Dit zegt 75% van de leerlingen in beide enquêtes. Bij de tweede
enquête denkt 36% dat mensen vrijwilligers werk doen om anderen te leren kennen, terwijl
dit bij de eerste enquête nog 26% was.
Jaarverslag 2013 VCA
|3
Enquête voor het traject:
Niemand wil toch vrijwilligerswerk doen? Je verdient er niks mee: 22
Ze geen baan kunnen vinden: 27
Ze graag andere mensen willen helpen: 173
Ze maar een paar uur per week willen werken: 28
Ze nieuwe mensen willen leren kennen: 51
Ze werk willen waarbij je niet altijd op tijd hoeft te komen: 11
Enquête na het traject:
Niemand wil toch vrijwilligerswerk doen? Je verdient er niks mee: 3
Ze geen baan kunnen vinden: 21
Ze graag andere mensen willen helpen: 171
Ze maar een paar uur per week willen werken: 23
Ze nieuwe mensen willen leren kennen: 78
Ze werk willen waarbij je niet altijd op tijd hoeft te komen: 14
Jaarverslag 2013 VCA
|4
Quote
“Meisje 13 jaar: Het is gewoon de keus die mensen hebben gedaan. Ze willen gewoon
mensen helpen maar ze verdienen er niks mee. Ze willen oude mensen helpen of kinderen
die het moeilijk hebben.”
De kennis over vrijwilligerswerk is toegenomen. Voor het project wist 45 % van de
leerlingen wat een non-profit organisatie is. Bij de tweede enquête was dit 80 %.
Enquête voor het traject:
Enquête na het traject:
Bij de eerste enquête kent 23 % procent van de leerlingen iemand die vrijwilligerswerk doet.
Bij de toelichting worden vooral familie en vrienden genoemd. Bij de tweede enquête kent 32
% iemand die vrijwilligerswerk doet. Nu worden bij de toelichting ook vaak mensen genoemd
die de leerlingen bij de stage hebben ontmoet. Door het traject hebben de leerlingen dus niet
Jaarverslag 2013 VCA
|5
alleen meer waardering gekregen voor vrijwilligerswerk, maar ook meer mensen leren
kennen die vrijwilligerswerk doen.
Enquête voor het traject:
Enquête na het traject:
Uit de eerste focusgroep gesprekken bleek dat bijna niemand vrijwilligerswerk zou
willen doen omdat je er niet voor betaald krijgt. Uit de tweede focusgroep
gesprekken bleek dat ongeveer 50 % van de leerlingen toch wel vrijwilligerswerk
naast gewoon werk zou willen doen.
Wel willen de leerlingen allemaal in de eerste plaats een gewone baan, om in het eigen
onderhoud te kunnen voorzien. De andere helft van de leerlingen ziet zichzelf geen
vrijwilligers werk doen.
Jaarverslag 2013 VCA
|6
Beoordeling Maatschappelijke Stage
De overgrote meerderheid van de leerlingen vond de Maatschappelijke Stage leuk om te
doen. Tijdens de focusgroep gesprekken op beide scholen waren alle leerlingen het met
elkaar eens dat de stage leuker was dan school.
Quote: Ik heb zeker wat aan de lessen en stage gehad. Ik wil een baantje bij de Albert Heijn
en nu weet ik al hoe het is om hard te werken en hoe ik moet solliciteren.
Ook werden aardige begeleiders, leuke collega’s en mede-stagiaires genoemd als
pluspunten. Het samenwerken met anderen beviel de leerlingen vooral.
Een grote meerderheid van de focusgroep leerlingen zou nog een keer stage willen lopen,
maar dan wel liever een beroepsstage in plaats van een Maatschappelijke Stage: “Omdat je
dan op meer plekken bij bijvoorbeeld bedrijven een stage kunt lopen, en je leert voor je
beroep waar je later geld mee kunt verdienen.”
Uit de enquêtes bleek ook een positieve beoordeling van de Maatschappelijke Stage.
Bij de eerste enquête wil 62% van de leerlingen leren wat voor werk ze later willen doen.
27% wil uit de praktijk leren en niet uit studieboeken. 22% wil nieuwe mensen leren kennen.
Ik wil ontdekken wat voor werk ik leuk vind om te doen: 141
Ik wil graag iets leren uit de praktijk en niet uit studieboeken: 62
Ik heb zin om nieuwe mensen te leren kennen: 50
Ik vind het eng om in een vreemde organisatie te gaan werken: 13
Ik denk dat ik dom of stom werk te doen zal krijgen: 5
Ik denk dat ik me heel erg zal vervelen: 7
Ik weet het niet: 33
Quote: De maatschappelijke stage lijkt me leuk om te doen, omdat je heel veel gaat beleven,
en heel erg veel ervaring gaat opdoen en dat heb je later wel heel erg nodig in de toekomst,
Jaarverslag 2013 VCA
|7
want eigenlijk maak je iemand blij. Je doet iets voor een bedrijf of een persoon en dat lijkt me
wel leuk.
Tussen de 2% en 5% van de leerlingen heeft negatieve verwachtingen: ze verwachten dat
de stage saai is of ze vinden het eng. 15% van de leerlingen weet het niet.
Bij de tweede enquête geeft 50% van de leerlingen aan dat ze leuke nieuwe
mensen leerden kennen, 30% heeft andere dingen geleerd dan op school. 28%
heeft geleerd waar hij/zij goed en slecht in is. 23% heeft een beter idee van welk
werk ze later willen doen.
8% kreeg dom of stom werk te doen. 4% verveelde zich of vond het moeilijk. 4% weet het
niet.
Ik weet nu beter wat voor werk ik later wil doen: 50
Ik vond het moeilijk om in een vreemde organisatie te werken: 8
Ik heb leuke nieuwe mensen leren kennen: 110
Ik heb andere dingen geleerd dan ik op school leer: 66
Ik kreeg dom of stom werk te doen: 17
Ik heb me heel erg verveeld: 9
Ik heb geleerd waar ik goed en slecht in ben: 62
Ik weet het niet: 8
Uit de aanvullende opmerkingen bij de enquête blijkt dat de meeste leerlingen die de
maatschappelijke stage positief beoordelen dit doen omdat ze het leuk vonden om mensen
te helpen, en omdat ze andere dingen hebben geleerd die ze op school niet leren. In de
focusgroep gesprekken werd bijvoorbeeld door vijf leerlingen genoemd dat ze
leeftijdsgenoten en kinderen leerden aanspreken op hun gedrag. Hiernaast vulden zes
leerlingen in de tweede enquête aan dat ze het leuk vonden om zelf dingen te doen en zelf
de stage uit te kiezen.
De meeste leerlingen die de maatschappelijke stage negatief beoordeelden en hun motivatie
hebben toegelicht stelden dat ze het niet leuk vonden omdat ze er geen geld mee
verdienden.
Jaarverslag 2013 VCA
|8
Terwijl de meeste leerlingen hoopten door de stage beter zicht te krijgen op hun
beroepskeuze, bleek het leren kennen van nieuwe mensen toch belangrijker. Deze conclusie
komt ook overeen met de geluiden uit de focusgroep. Het op doen van ander soort kennis
dan je op school leert, speelden een grote rol bij zowel de verwachtingen als bij de uitkomst
van het traject. Uiteindelijk beoordeelde maar 12% procent van de leerlingen de stage
negatief.
Quotes: “Ik liep stage bij De Schakel. Een plek waar mensen die op straat leven in de
ochtend kunnen ontbijten. In het begin vond ik het heel eng om met die mensen te praten. Ik
vond ze ook een beetje vies. Mijn stagebegeleider zorgde ervoor dat ik toch met ze ging
praten. Op een gegeven moment sprak ik met een meneer die alleen slippers droeg. Ik vroeg
hem of dat niet te koud was voor de winter. Hij zei dat hij dan gewoon nog een extra paar
sokken aan zou trekken. Juf, dat vond ik zo zielig. Ik ben na mijn stage gelijk naar de
schoenenwinkel gegaan en heb van mijn eigen geld schoenen voor die meneer gekocht.”
Meisje 14 jaar: “Ik liep stage bij de naschoolse en tussenschoolse opvang. Het leukste was
dat de kinderen het leuk vonden als ik met ze ging spelen. Het stomste was dat de kinderen
gingen huilen toen ik weg ging. Ik heb geleerd dat je andere mensen heel blij kunt maken
zonder dat je er veel voor hoeft te doen.”
Beoordeling trainingen voor de Maatschappelijke Stage
Uit de enquêtes bleek dat de meerderheid van de leerlingen de lessen leuk en nuttig vond.
47% van de leerlingen vond de lessen leuk, 24% heeft geleerd wat voor werk ze willen doen
en 24% weet nu waar ze goed in zijn. 8 % vond de lessen stom. 11% van de leerlingen koos
voor het antwoord “Ik wist alles al”.
107: leuk
18: Stom
52: Ik heb geleerd waar ik goed in ben
52: Ik heb geleerd wat voor werk ik leuk vind
24: Ik wist alles al
Jaarverslag 2013 VCA
|9
Ook uit de focusgroep gesprekken bleek dat de leerlingen de lessen leuk vonden
om te doen. Een aantal zeiden dat ze het meeste al wel wisten maar wel bepaalde
weetjes hadden geleerd, zoals wat een non-profit organisatie is. Ook gaven een
aantal aan een beter beeld te hebben gekregen van de verschillende domeinen.
Zo zei een jongen bijvoorbeeld: “Ik heb nooit geweten dat kunst en cultuur ook een domein is
waar je stage in kunt doen.” De focusgroep vond het stickers plakken de leukste opdracht.
Hierbij beantwoorden leerlingen vragen zoals : “Ik wil mensen helpen die het niet zo goed
hebben”, “Ik kan samen met anderen bedenken wat we gaan doen” of “Ik kan goed een
verhaal vertellen.” Deze vragen beantwoorden de leerlingen door rode Nee-stickers of
groene Ja-stickers te plakken. Hoe meer groen, hoe meer passende kwaliteiten en interesse
ze hebben in die specifieke sector.
Het nuttigst vonden de leerlingen om te leren waar je op moet letten bij solliciteren.
Bij de tweede enquête werd 34 keer het maatschappelijke stage-boekje genoemd
als iets om mee te nemen bij een sollicitatiegesprek, terwijl dit bij de eerste
enquête niet werd genoemd.
Quotes: Meisje 14 jaar: “Het was ook leuk om te kijken wat m’n eigenschappen waren. Ik heb
geleerd wat ik echt helemaal niet leuk vind. Dingen met natuur vind ik bijvoorbeeld helemaal
niet leuk. Zorg en welzijn vind ik wel heel leuk.”
Meisje 13 jaar: “We hebben stickers geplakt en geoefend met een sollicitatie gesprek. Dat
was best leuk omdat ze precies gingen uitleggen hoe je moet solliciteren. Hoe je een brief
moet schrijven bijvoorbeeld. Dat moet je gewoon netjes doen, met hoofdletters en punten
enzo.”
Vooraf waren er in de les situaties besproken waar je als stagiaire tegen aan kan lopen. Wat
doe je bijvoorbeeld als je te laat komt? Of wat doe je als het werk niet leuk is? Doordat er
van tevoren afspraken over waren gemaakt hadden de leerlingen al nagedacht over
bepaalde sociale situaties en hun eigen rol binnen zo’n situatie. Ze hadden al een idee van
wat ze het beste zouden kunnen doen en kregen daar in veel gevallen ook positieve
feedback op. Ongeveer een kwart van de focusgroep leerlingen gaf aan dat ze een situatie
hadden meegemaakt die in de les was besproken en dat er goed werd gereageerd op hun
houding door hun stagebegeleider.
Quote: Meisje 14 jaar: We hadden in de les besproken wat je moet doen als je gebeld wordt
tijdens je stage. Dat heb ik meegemaakt. Mijn broer had een epileptische aanval gehad en hij
moest naar het ziekenhuis. Mijn moeder zei ’s ochtends tegen me dat ze me zou bellen hoe
het met hem ging. Dus toen zei ik tegen m’n stagebegeleider dat ze zou bellen en vroeg ik of
ik dan op mocht nemen. Mijn begeleidster zei: tuurlijk je bent gewoon net een juf dus je mag
wel opnemen.
Meisje 13 jaar: Bij mij is ook iets gebeurd waar we het in de les over hadden. Een vriendin
van mij was klaar met haar stage en toen ging ze mij bellen. Toen zeiden ze tegen me je
mag heus wel oppakken hoor, wij doen dat ook gewoon. Ik had wel eerst gevraagd of ik de
telefoon mocht opnemen.
Jaarverslag 2013 VCA
| 10
Jongen 13 jaar: Ik moest op mijn stage bladeren vegen. Dat vond ik echt niet leuk om te
doen. Ik heb het toen toch gedaan, want dat hadden we in de les afgesproken. Toen mocht
ik van mijn stagebegeleider iets eerder naar huis, omdat ik zo hard had gewerkt.
Een aantal leerlingen in de focusgroep noemden het interviewen van mensen die zelf
vrijwilligerswerk deden als heel interessant.
Keuze stage-sectoren
Uit de focusgroep gesprekken blijkt dat de leerlingen na het traject een beter beeld hebben
gekregen van de verschillende sectoren waarbinnen je vrijwilligerswerk kunt doen en een
maatschappelijke stage kunt lopen. De focusgroep leerlingen gaven aan dat ze nieuwe
sectoren hadden leren kennen en ongeveer een kwart van de focusgroep leerlingen gaf aan
dat ze door de lessen hadden ontdekt dat een sector bij ze paste waar ze van tevoren nog
niet aan hadden gedacht. Het blijkt echter niet heel duidelijk in hoeverre de beroepskeuze
voor de leerlingen is verhelderd door het traject. Voor het traject gaf 62% van de leerlingen
aan te willen ontdekken wat voor werk ze later willen doen. Na het traject gaf 23% aan ook
daadwerkelijk een beter beeld te hebben gekregen van wat ze later willen doen. Ongeveer
hetzelfde percentage geeft aan dat ook de trainingen voor de stage hebben geholpen om te
leren wat voor werk ze willen doen. Uit de vragen over de MaS sectoren blijkt echter dat na
afloop van het traject meer leerlingen niet weten wat ze later willen doen dan voor het traject.
Bij de eerste enquête wist 38 % niet wat ze later wilden doen, bij de tweede enquête was dit
46%. Bij de eerste enquête had 24% geen idee welke sector voor een stage te kiezen, bij de
tweede enquête was dit 30%. In de toelichting gaven bij de tweede enquête een aantal
leerlingen aan dat ze twijfelde tussen verschillende opties, terwijl dit bij de eerste enquête
maar door één leerling werd aangegeven. Het zou kunnen dat leerlingen tijdens het traject
zich bewust zijn geworden van meerdere opties, en meer na zijn gaan denken over concrete
beroepsmogelijkheden dan voor het traject, en daardoor juist minder zeker weten wat ze
precies willen doen. Hier is echter niet expliciet naar gevraagd. De populairste sector was bij
beide enquêtes ‘mensen helpen’ met 36,5%, gevolgd door sport met bij de eerste enquête
31% en bij de tweede enquête 26%.
In de focusgroep gesprekken en in de toelichting bij de enquête gaven veel leerlingen aan
dat het heel nuttig was om meer te leren over solliciteren, en dat ze deze kennis ook later
wilden gebruiken bij het zoeken naar een baan.
Bij de focusgroep gesprekken stelde één leerling dat ze door de stage een duidelijker idee
had gekregen van wat ze later wilde doen, en stelde ongeveer een kwart van de leerlingen
dat ze bevestigd waren in hun vermoeden van wat ze graag wilden doen.
Quote: Meisje 14 jaar: “Ik wist helemaal niet dat ik zo goed was in Goede Doelen. Bij de
vragen daarover had ik meer ja-stickers geplakt dan nee-stickers.”
Jaarverslag 2013 VCA
| 11
Eigenschappen
Uit de eerste gesprekken met de focusgroepen blijkt dat leerlingen het moeilijk vinden om
van zichzelf te zeggen waar ze goed in zijn of juist niet goed in zijn. Sommige leerlingen
noemden dingen als “ik ben goed in sport” of ik “ik kan goed met kinderen werken”, maar
vonden het lastig om aan te geven waarom. Leerpunten vonden alle leerlingen tijdens de
eerste gesprekken moeilijk te benoemen.
Bij de tweede focusgroep gesprekken bleken de meeste leerlingen een beter idee te
hebben van waar ze goed in zijn, maar slechte eigenschappen of leerpunten blijven
moeilijk te benoemen. Ongeveer een kwart van de leerlingen gaf bij de tweede
focusgroep gesprekken aan dat ze tijdens de stage dingen hadden ontdekt waar ze
goed in waren die ze niet van zichzelf hadden verwacht. Ook konden de meeste
leerlingen bij de tweede focusgroep gesprekken meer concrete voorbeelden geven
om uit te leggen waar ze goed in zijn.
Alle leerlingen vertelden enthousiast over de complimenten die ze hadden
gekregen tijdens hun stage. Dit geeft aan dat het traject heeft bijgedragen aan het
positieve zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de deelnemende leerlingen.
De leerlingen konden in eerste instantie geen dingen bedenken die ze moeilijk vonden om te
doen. Pas na het doorvragen noemden ze wel wat moeilijke situaties. Tijdens de tweede
focusgroep gesprekken kon niemand kritiek noemen die de stagebegeleider had gehad
tijdens de stage. Na enig doorvragen bleek dat sommigen toch wel een waarschuwing of een
standje hadden gekregen van hun begeleider. Alle leerlingen die kritiek hadden gekregen
zijn gewoon doorgegaan met hun stage.
Uit de enquête bleek dat de verschillen niet erg groot zijn in wat leerlingen zeggen over hun
goede en slechte eigenschappen voor en na het traject. De belangrijkste variabelen: Na het
traject geeft 10% méér van de leerlingen aan op onbekende mensen af te durven stappen.
De meeste genoemde eigenschappen in verband met werk zijn: Ik kan goed samenwerken,
ik kan hard werken en ik ben creatief. De meest genoemde negatieve persoonlijke
eigenschappen: ik ben verlegen, ik ben ongeduldig en ik kan mijn mond niet houden.
Quotes
Jongen 14 jaar: “Ik moest bloemen geven bij het grote winkelcentrum. Tijdens de les met die
opdracht met de ja-nee stickers had ik ‘nee’ gezegd bij ‘Ik ga gewoon met mensen praten
ook al ken ik ze niet’. En toen moest ik mensen vragen of ze bloemen wilden in het
winkelcentrum. En dat heb ik wel gewoon gedaan! Sommige mensen hebben me afgewezen
en anderen niet. De meeste mensen waren wel aardig. Maar een vrouw niet. Ze zat te roken
en ik vroeg wilt u een bloem en toen zei ze donder op. Maar ik ben wel gewoon
doorgegaan.“
Meisje 14 jaar: “Ik ben er heel slecht in als iemand boos is dat ik die dan rustig maak. En bij
m’n stage was er een kindje en die werd boos en toen lukte het me wel. Dat kindje had ik
meegenomen naar een ruimte waar we met z’n tweeën waren en toen ben ik rustig gaan
praten. En toen werd dat kindje ook rustig.”
Jaarverslag 2013 VCA
| 12