Belangrijkste wijzigingen van de Wet van 15 mei

Belangrijkste wijzigingen van de Wet van 15
mei 2014 in de Wet Overheidsopdrachten
Versie juni 2014
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................................... 3
1
Nieuwe uitsluitingsgrond ............................................................................................. 3
2
Energie-efficiëntieprestaties........................................................................................ 4
Belangrijkste wijzigingen van de Wet van 15 mei 2014 in de Wet Overheidsopdrachten
2
Inleiding
Op 28 mei 2014 werd de wet van 15 mei 2014 tot wijziging van de wet
overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten
van 15 juni 2006 en van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en
bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en
veiligheidsgebied gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wijzigingen treden in
werking op 7 juni 2014.
Deze bijdrage beperkt zich tot de bespreking van de belangrijkste wijzigingen van de Wet
Overheidsopdrachten van 15 juni 2006 en gaat niet in op de wijzigingen op defensie- en
veiligheidsbeleid.
1 Nieuwe uitsluitingsgrond
Artikel 4 van deze wet voegt (ter omzetting van artikel 7.1.b) van Richtlijn 2009/52/EG) aan
artikel 20 van de wet Overheidsopdrachten een §1/1 toe:
“ 1/1. Behalve om dwingende redenen van algemeen belang wordt in elk stadium
van de gunningsprocedure uitgesloten van de toegang ertoe, de kandidaat of
inschrijver van wie is vastgesteld dat hij als werkgever illegaal verblijvende
onderdanen van derde landen heeft tewerkgesteld als bedoeld in de wet van 11
februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Deze bepaling geldt op dezelfde manier ten aanzien van de entiteit waarop de
kandidaat of inschrijver een beroep doet, wanneer de draagkracht van die entiteit
bepalend is voor de selectie van de kandidaat of de inschrijver, al naargelang.
De uitsluiting van deelname aan overheidsopdrachten geldt voor ten hoogste vijf jaar.
De Koning kan uitzonderingen bepalen voor kleine opdrachten onder het bedrag dat
Hij vastlegt en kan een maximumduur opleggen gedurende dewelke de
uitsluitingsgrond zal gelden en ter zake de nadere regels bepalen. in geen geval mag
de uitsluitingsgrond langer gelden dan vijf jaar.”
Deze bepaling voert een nieuwe uitsluitingsgrond in. Kandidaten of inschrijvers waarvan
vastgesteld is dat zij illegaal verblijvende onderdanen van derde landen hebben
tewerkgesteld, moeten de toegang tot de gunningsprocedure worden ontzegd. Het betreft de
illegale tewerkstelling als bedoeld in de wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties
en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Bovendien zal ook een entiteit (een onderaannemer of een andere derde) waarop een
kandidaat of inschrijver een beroep doet om te voldoen aan de eisen inzake kwalitatieve
selectie, uitgesloten moeten worden wanneer is vastgesteld dat die entiteit het verbod op
illegale tewerkstelling heeft overtreden. Dit is wel enkel zo indien haar draagkracht bepalend
is voor de selectie van die kandidaat of inschrijver (naar analogie met artikel 74 KB
Plaatsing). Indien het een ‘gewone’ onderaannemer is waar geen beroep op wordt gedaan in
het kader van de kwalitatieve selectie, is de aanbestedende overheid niet verplicht om deze
te onderwerpen aan het onderzoek inzake het toegangsrecht.
De wetgever laat de Koning toe om uitzonderingen op deze uitsluitingsgrond te bepalen voor
kleine opdrachten. De koning moet wel het bedrag vastleggen waaronder deze
uitsluitingsgrond niet moet worden toegepast.
Ook mag de Koning de termijn bepalen gedurende dewelke de uitsluiting van
ondernemingen geldt. Deze termijn mag 5 jaar niet overschrijden.
Zolang de Koning ter zake geen nadere regels heeft bepaald, moet deze uitsluitingsgrond
ons inziens bij elke opdracht opnieuw worden gecontroleerd. De verplichte uitsluiting zal
desgevallend enkel gelden voor de specifieke opdracht.
De nieuwe uitsluitingsgrond is niet toepassing in de nutssectoren. Artikel 6 van deze wet
brengt een tekstuele wijziging aan in artikel 55 van de Wet Overheidsopdrachten: De
paragraaf 1/1 van artikel 20 wordt als uitzondering opgenomen in de opsomming van
toepasselijke artikels.
2 Energie-efficiëntieprestaties
Naast het invoeren van een nieuwe uitsluitingsgrond, zet de wet van 15 mei 2014 ook artikel
6 van Richtlijn 2012/27/EU, de Energie Efficiëntie Richtlijn (EER), om in Belgische
regelgeving. Artikel 5 van deze wet voegt hiertoe o.m. een artikel 41/1, §1 toe aan de Wet
Overheidsopdrachten:
“§ 1. De in artikel 2, 1’, a) bedoelde aanbestedende overheid alsook de in artikel 2, 1°, c)
bedoelde publiekrechtelijke instellingen waarvan ofwel de werkzaamheden in hoofdzaak
door de eerstgenoemde aanbestedende overheid gefinancierd worden, ofwel het beheer
onderworpen is aan het toezicht van die aanbestedende overheid, ofwel de leden van de
directie, van de raad van bestuur of van de raad van toezicht voor meer dan de helft door die
aanbestedende overheid zijn aangewezen, verwerven wat de door de Koning vast te stellen
producten, diensten en gebouwen betreft, uitsluitend producten, diensten en gebouwen met
hoge energie-efficiëntieprestaties.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “het verwerven van een gebouw” ook de huur
en het verwerven van zakelijke rechten op een gebouw verstaan.
De aanbestedende overheden waarop het eerste lid niet toepasselijk is, overwegen wat de
door de Koning vast te stellen producten, diensten en gebouwen betreft, uitsluitend de
verwerving van producten, diensten en gebouwen met hoge energie-efficiëntieprestaties.
Als voorwaarde voor de verwerving van producten, diensten en gebouwen met hoge
energie-efficiëntieprestaties geldt dat die in overeenstemming zijn met de kosteneffectiviteit,
de economische haalbaarheid, de duurzaamheid in een breder verband, de technische
geschiktheid, alsmede met de aanwezigheid van voldoende concurrentie.
Alle aanbestedende overheden overwegen bij het plaatsen van opdrachten voor diensten de
mogelijkheid energieprestatiecontracten voor de lange termijn te sluiten die
energiebesparingen op de lange termijn opleveren.”
Belangrijkste wijzigingen van de Wet van 15 mei 2014 in de Wet Overheidsopdrachten
4
De verplichting om uitsluitend producten, diensten en gebouwen met hoge energieefficiëntieprestaties aan te kopen (§1, eerste lid) is enkel van toepassing op de entiteiten van
de federale overheid en de publiekrechtelijke instellingen die onder een doorslaggevende
invloed staan van de federale overheid. Alle andere overheden, waaronder de entiteiten van
de Vlaamse overheid en ook de lokale besturen, vallen dus niet onder het toepassingsgebied
van de verplichting.
Art. 41/1, §1 bevat echter ook een duidelijke incentive t.a.v. overheden die niet onder de
verplichting vallen om in ieder geval te overwegen uitsluitend producten, diensten en
gebouwen met hoge energie-efficiëntieprestaties te verwerven. Rekening houdende met het
Vlaamse beleid rond duurzame overheidsopdrachten en in het bijzonder de actieplannen
duurzame overheidsopdrachten is het sterk aanbevolen om de minimumeisen, vastgelegd bij
Koninklijk Besluit, op te nemen in uw bestekken.
Hierbij zal u wel moeten nagaan of de opname van de minimumeisen in het bestek van een
bepaalde opdracht de kosteneffectiviteit, de economische haalbaarheid, de duurzaamheid in
een breder verband en de technische geschiktheid van de opdracht niet in het gedrang
brengt. Uiteraard mag het opnemen van de minimumeisen ook niet tot gevolg hebben dat de
concurrentie al te zeer wordt beperkt.
Het Koninklijk Besluit van 13 juli 2014 betreffende de energie-efficiëntie-eisen in het kader
van bepaalde overheidsopdrachten betreffende de verwerving van producten, diensten en
gebouwen voert art. 41/1 Wet Overheidsopdrachten uit en werd gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 18 juli 2014. Dit KB bevat in art. 4 minimumeisen voor opdrachten
betreffende bepaalde energiegerelateerde producten die onder het koninklijk besluit van 13
augustus 2011 vallen (gelabelde elektrische apparaten, bv vaatwassers, wasmachines,
koelkasten, …). Daarnaast bevat het in art. 5 ook minimumeisen voor kantoorapparatuur
(printers, kopieermachines), in art. 6 voor banden en in art 8 voor gebouwen. Het betreft dus
de productgroepen waarnaar ook de EER al verwees. Of er in de toekomst minimumcriteria
voor andere productgroepen zullen worden vastgesteld, is op dit ogenblik nog niet duidelijk.
Indien de regelgeving overheidsopdrachten niet van toepassing is op grond van de artikels
17 en 18 van de Wet Overheidsopdrachten (o.m. de diensten betreffende de verwerving of
huur van bestaande gebouwen), blijft de vereiste van hoge energie-efficiëntieprestaties toch
gelden. Daartoe werd de aanhef van deze artikels 17 en 18 herschreven met de
uitdrukkelijke vermelding van bovenvermeld artikel 41/1.
De vereiste van hoge energie-efficiëntieprestaties is niet toepassing in de nutssectoren.
Artikel 6 van deze wet brengt een tekstuele wijziging aan in artikel 55 van de Wet
Overheidsopdrachten: het artikel 41/1 is niet opgenomen in de opsomming van toepasselijke
artikels.
Belangrijkste wijzigingen van de Wet van 15 mei 2014 in de Wet Overheidsopdrachten
5