! SCHOLEN AAN ZEE IN DEN HELDER

!
SCHOLEN AAN ZEE IN DEN HELDER
Scholen aan Zee uit Den Helder investeert al sinds 2006 in
digitalisering van het onderwijs en hebben een duidelijk beeld voor
ogen: van digitaal leren naar gepersonaliseerd leren met digitale
ondersteuning. Een gesprek met algemeen directeur Eugene
Kramer.
“In 2006 hebben we in ons strategisch meerjarenplan aangegeven dat we gaan werken aan maatwerk
leveren en leerlingen echt bieden wat ze nodig hebben. Digitaal leren is een vervoermiddel om
maatwerk te kunnen leveren. Individuele leerlingen komen hierdoor beter tot hun recht. In 2010 zijn we
gestart met wat we intern Flex-IT noemen, het flexibele leren aan de hand van IT.
Scholen aan Zee heeft drie locaties: een lyceum, een mavo en een beroepsonderwijs. Op elke locatie
zijn we in het eerste leerjaar begonnen met één-op-één gedigitaliseerd leren: iedere leerling kreeg een
eigen laptop. Vanaf toen is er ieder schooljaar een leerjaar bijgekomen. Nu zitten de eerste leerlingen
in de vierde klas: de hele VMBO werkt ondertussen met een laptop, en tot Havo 4 en VWO 4. Er zijn
vier terreinen waar je als school in moet investeren als je onderwijs op maat wilt bieden: visie, scholing
van je personeel, infrastructuur en content ontwikkeling. Het is belangrijk dat de sturing op integraal
niveau gebeurt, de ontwikkeling moet op elk terrein ongeveer gelijk lopen anders loopt het spaak.
Visie
In 2012 zochten we naar een manier om leerlingen beter tot hun recht te laten komen, door
interessedifferentiatie, tempodifferentiatie, niveaudifferentiatie en voorkeurstijl van leren. Wij zochten
een platform dat goed past bij onze visie: dat er een digitale ruggengraat is voor het leren die de
leerling altijd terug kan vinden, en dat vervolgens de docent aan de slag gaat. PulseOn sloot daar erg
goed bij aan.
Toen de keuze was gevallen voor PulseOn zijn we met een aantal docenten per school, vijf per
locatie, om de tafel gaan zitten met de vraag: ‘Hoe kunnen we onze visie op leren verder verrijken?’
Elke locatie richt zich sinds augustus 2013 op andere vakken en het idee is dat docenten tot de
kerstvakantie kleine eenheden lesmateriaal hebben klaargezet en dat er de komende periode gebruik
gemaakt wordt van het materiaal. De docenten bepalen zelf waar ze binnen hun lesprogramma,
leerjaar en periode, met PulseOn willen beginnen, dat ligt erg aan of de lesstof al helemaal klaarstaat
en of ze er al aan toe zijn.
ICT is en blijft een middel. Zet het in waar het versterkt, en hou het weg waar het niet helpt. Als je bij
geschiedenis een mooi verhaal wilt vertellen, doe dat vooral. Als een filmpje helpt, gebruik dat dan.
Infrastructuur
Om je school klaar te maken voor flexibel leren aan de hand van IT moet je drie vragen of problemen
oplossen. Ten eerste: heeft iedereen een device? Ten tweede, is de school voorzien van een goed
WiFi-netwerk? Toen wij in 2004 begonnen met de elo hadden we al een internetverbinding. We
werkten toen met vaste stations en hadden nog geen WiFi. Ten derde, heeft de school genoeg
internetbandbreedte? Je moet behoorlijk wat bandbreedte hebben om alle kinderen van internet te
voorzien. Deze zaken moet je allemaal gelijktijdig ontwikkelen: je kunt niet al met laptops gaan werken
als het internet nog niet geregeld is.
Het is ook van belang dat je als school genoeg bescherming hebt. Net als de ING loopt elke school
tegen problemen aan; er zijn wel incidenten geweest. Het internet was bijvoorbeeld vorig jaar even
niet beschikbaar door een DDoS-aanval (Distributed Denial of Service- aanval). Je blijft kwetsbaar ook
al heb je genoeg bescherming.
Content
Een aantal vakgroepen gebruikt materiaal van uitgeverijen; het probleem is dat content steeds duurder
wordt, digitaal en folio. We zijn lid van de stercollecties van VO-content waar veel gebruik van wordt
!
gemaakt. Een enkele vakgroep ontwikkelt zelf content. Zelf content ontwikkelen is heel lastig om twee
redenen. Om te beginnen is een leerlijn creëren enorm arbeidsintensief. Het kost een vakgroep
ongeveer een jaar om voor een leerjaar een leerlijn te creëren en op de elo te plaatsen. Daar is niet
altijd tijd voor. Ten tweede is het kwalitatief erg lastig om iets te maken wat opbokst tegen een
bestaande methode.
Devices
Voor welk device je als school kiest hangt af van of je wilt dat leerlingen ‘consumeren’ of ‘produceren’.
Consumeren, dus lezen en informatie volgen, kan goed op een tablet. Als je zelf meer moet
produceren kan dat beter op een laptop. Wij willen dat leerlingen zelf met het device gaan werken, dus
we hebben gekozen voor een laptop. Voor de aanschaf bieden we ouders drie opties:
1. Verhuurbedrijf The Rent Company verhuurt laptops voor 10 euro per maand. Na vier jaar is de
laptop afbetaald – tot die tijd hebben de leerlingen de laptop in hun bezit. 93% van de ouders
hebben daar gebruik van gemaakt.
2. BYOD (Bring your own device): mocht je al een laptop hebben die voldoet aan de criteria kan
deze gebruikt worden. Een voorbeeld van een criterium is een minimum accu capaciteit: we willen
niet dat een leerling halverwege de les zonder batterij zit.
3. Voor ouders die niet willen of kunnen is er een tegemoetkomingsregeling. De school biedt dan óf
een financiële ondersteuning zodat ze toch kunnen huren via The Rent Company, óf leerlingen
kunnen een laptop van school lenen, van die laatste optie maakt 4% van de leerlingen gebruik. Dit
is niet ideaal aangezien de laptops niet mee naar huis mogen.
Het moment dat we ouders laptops lieten kopen was een point of no return: de druk wordt groter als
e
ouders geïnvesteerd hebben. Vooral de ouders van het eerste cohort, die nu in de 4 klas en constant
in de ontwikkeling heeft gezeten, zitten er scherp op als de laptop niet voldoende is ingezet.
Financiële investering
Hoe dan ook is het een flinke investering. Je kunt een gedeelte van de stromen ombuigen, zoals het
scholingsbudget en leermiddelenbudget. Sommige investeringen moeten uitgesmeerd worden over
een paar jaar, zoals de infrastructuur. Andere investeringen worden afgewikkeld, zoals de kosten voor
de laptop die bij ouders geplaatst zijn. Er zijn ook kosten die we niet meer maken, zoals het
afschrijven van de kosten van computers.
De docenten
Een iPad of laptop klas starten is niet moeilijk. Je roept een aantal enthousiaste docenten bij elkaar en
gaat aan de slag. Het wordt pas spannend als je de breedte ingaat want dan moet iedereen mee. In
dat proces zitten we nu. De mate van enthousiasme van docenten loopt ongeveer via de
normaalverdeling. 20% omarmt de innovatie, 60% groeit langzaam mee en 20% is sceptisch: dat is de
groep die je moet overtuigen. Uiteindelijk moeten alle docenten meegroeien. Iedereen moet bijdragen
aan de kerndoelstelling van de school: leerlingen voorbereiden op de toekomst. Wij merken dat
vervolgopleidingen al verder bouwen op digitale vaardigheden die wij ze (moeten) geven, je moet daar
je leerlingen bij helpen.
Scholing van docenten is een doorlopend project waar we een aantal jaar in investeren. Er zijn twee
soorten cursussen die iedere docent moet volgen: één die zich richt op het gebruik van de elo (waar
zitten de knoppen, hoe werkt het) en een tweede die gericht is op het inzetten van digitaal leren. De
overige trainingen zijn op maat gemaakt voor vakgroepen of domeinen.
De leerlingen
Leerlingen vinden het over het algemeen leuk. Als leerlingen van de basisschool naar ons toekomen
zijn ze heel erg enthousiast. In het derde of vierde leerjaar merk je wel dat het nieuwe er vanaf is. Dat
is eigenlijk juist de bedoeling, je wilt dat ze gewend zijn aan het hulpmiddel en dat ze vaardig zijn
geworden. Dan zie je dat het werkt.
De volgende stap
Dat hangt af van je visie. De onze is het faciliteren van de verschillen tussen leerlingen. Misschien is
!
het een illusie om daar ooit te komen. Als school moet je je voortdurend aanpassen aan de
maatschappelijke werkelijkheid. Geen mens wat weet hoe die er in 2035 uitziet. Wat ik wel weet is dat
in het traditionele lesproces veel tijd verloren gaat en dat je op heel veel niveaus kunt differentiëren.
Als je daadwerkelijk op veel niveaus gaat differentiëren verandert het aanzien van de school
aanzienlijk. Misschien bestaat er over 10 jaar geen school meer met leerjaren of niveaus, maar één
school waar leren een heel andere rol krijgt. Er zijn natuurlijk hypes en mode, maar het kan ook altijd
beter voor leerlingen.
Om te beginnen willen we het volgend jaar grootschaliger aanbieden binnen één van de scholen. We
zijn daarvoor met PulseOn in gesprek, het moet van alle kanten kloppen.
Aanbevelingen
Met meer sturing en meer ontwikkeltijd voor docenten hadden we betere stappen kunnen zetten. Dat
zouden we anders hebben gedaan als we nu terugkijken. De olievlekwerking is geen vanzelfsprekend
mechanisme. Het gaat om een complete bewuste sturing: al je teamleiders, directeuren, iedereen
moet doorzien wat er aan de hand is. Het blijft een proces van al doende leert men. We hebben de
bouwstenen wel, maar nog weet je niet precies hoe het moet.
Zorg dat je je schoolgeschiedenis kent, je verandervaardigheid kent, ken je school. Zorg dat
leerlingen, ouders, docenten en schoolleiding zoveel mogelijk het contact aangaan. Scholen
verschillen heel erg. Het is belangrijk dat het een integraal onderdeel in de ontwikkeling van je hele
school is. Een tip zou zijn: werk met elkaar heel goed aan de visie op leren en de rol van digitalisering,
en werk die visie uit in een aantal vervolgstappen. Leer van de ervaring van andere scholen, ga
contact aan met andere scholen: dat stimuleert heel sterk.
Durf fouten te maken, je moet een risico durven lopen. Je gaat de plank een aantal keer misslaan, doe
je dat niet, dan kom je niet verder. Zorg wel dat je je onderwijskwaliteit in dat gehele proces altijd kunt
waarborgen.’’
Leerling2020 wordt uitgevoerd door Schoolinfo in opdracht van de VO-raad.
Kijk voor meer informatie op www.leerling2020.nl.